BESTEMMINGSPLAN
KERN EN PLASSEN
Vastgesteld 17 september 2009; Onherroepelijk bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 november 2011, met uitzonderling van de aangegeven rood gemarkeerde regels.
BESTEMMINGSPLAN
KERN EN PLASSEN
Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, bureau Bestemmingsplannen Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM
Vastgesteld 17 september 2009; Onherroepelijk bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 november 2011, met uitzonderling van de aangegeven rood gemarkeerde regels.
INHOUD I
Toelichting
II
Regels
III
Bijlagen
IV
Kaarten (apart bijgevoegd)
I TOELICHTING
INHOUDSOPGAVE TOELICHTING 1.
INLEIDING ................................................................................................................................... 11 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2.
Aanleiding en doel ................................................................................................................ 11 Gekozen planopzet............................................................................................................... 11 Vigerende bestemmingsplannen.......................................................................................... 11 Ligging en begrenzing plangebied ....................................................................................... 13 Leeswijzer toelichting ........................................................................................................... 15
BELEIDSKADER......................................................................................................................... 16 2.1 2.2 2.3 2.4
3.
Nationaal beleid.................................................................................................................... 16 Provinciaal / Regionaal beleid .............................................................................................. 17 Gemeentelijk beleid .............................................................................................................. 18 Deelgemeentelijk beleid ....................................................................................................... 20
GEBIEDSTYPERING................................................................................................................... 22 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
4.
ONTWIKKELINGEN .................................................................................................................... 38 4.1 4.2 4.3
5.
Beleidskader Water .............................................................................................................. 43 Samenwerking met de waterbeheerder ............................................................................... 44 Huidige watersysteem .......................................................................................................... 44 De wateropgave ................................................................................................................... 45
MILIEU ......................................................................................................................................... 47 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
7.
Ontwikkelingen buiten het plangebied.................................................................................. 38 Ontwikkelingsthema’s in het plangebied .............................................................................. 38 Ontwikkelingslocaties in het plangebied............................................................................... 40 WATER ....................................................................................................................................... 43
5.1 5.2 5.3 5.4 6.
Historie gebiedsontwikkeling ................................................................................................ 22 Huidige ruimtelijke structuur ................................................................................................. 23 Archeologie........................................................................................................................... 27 Stadsgezichten en Monumenten.......................................................................................... 30 Wonen .................................................................................................................................. 32 Verkeer ................................................................................................................................. 33 Groen en water..................................................................................................................... 33 Voorzieningen....................................................................................................................... 35 Bedrijvigheid en kantoren..................................................................................................... 36 Kabels en leidingen .............................................................................................................. 37
Beleid.................................................................................................................................... 47 Milieuzonering ...................................................................................................................... 47 Geluid ................................................................................................................................... 48 Luchtkwaliteit ........................................................................................................................ 59 Bodem .................................................................................................................................. 62 Externe veiligheid ................................................................................................................. 64 Flora en Fauna ..................................................................................................................... 71 Duurzaamheid en energie .................................................................................................... 73
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING ......................................................................................... 75 7.1 7.2
Inleiding ................................................................................................................................ 75 Verduidelijking juridische regelingen .................................................................................... 75
HANDHAVING ............................................................................................................................. 77
8.
8.1 8.2
Beleid.................................................................................................................................... 77 Legalisering illegale bebouwing op eilanden in Bergse Achterplas ..................................... 77
9.
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID............................................................................................ 78
10.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid .......................................................................................... 80
10.1 10.2
Vooroverleg ex artikel 10 BRO............................................................................................. 80 Inspraak................................................................................................................................ 85
1. 1.1
INLEIDING Aanleiding en doel
Dit bestemmingsplan is opgesteld op verzoek van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. Het geldende planologische regime voor het plangebied dat bestaat uit de kern van Hillegersberg, de Bergse Voor- en Bergse Achterplas en de Straatweg is verouderd en dient te worden geactualiseerd. Het doel van dit bestemmingsplan is vierledig: het actualiseren van de vigerende bestemmingsplansituatie; het vervangen van de vijftien nu geldende bestemmingsplannen door één overzichtelijk bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3); het verbeteren van het handhavingsregime; het planologisch bestendigen van de ruimtelijke visie op het gebied Kern en Plassen.
1.2
Gekozen planopzet
Het bestemmingsplangebied kent geen beschermde status (monument) maar heeft een onmiskenbare uitstraling en allure. Voornaamste uitgangspunt bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan is geweest om deze bestaande kwaliteiten planologisch te beschermen. Het plan is dan ook overwegend conserverend van aard, hetgeen betekent dat veelal sprake is van gedetailleerde bestemmingen. In navolging van de wens van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek is ten aanzien van de lintbebouwing aan de Straatweg een beperkte regeling opgenomen om de ter plekke aanwezige kwalitatief hoogwaardige woonfunctie te beschermen en nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de bestaande bebouwing. Binnen het plangebied wordt echter ook een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft een aantal wijzigingsbevoegdheden voor locaties waarvan is te verwachten dat binnen tien jaar een door de deelgemeente gewenste herontwikkeling zal plaatsvinden.
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt (deels) de bestemmingsplannen die van kracht waren in het plangebied voordat dit bestemmingsplan was vastgesteld (zie afbeelding 1): A.
Uitbreidingsplan “Hillegersbergse Plassen” (vastgesteld 21-03-1946 en goedgekeurd 21-04-1947);
B.
Groot uitbreidingsplan voor een gedeelte de ‘Gemeente Hillegersberg” (vastgesteld 09-02-1933 en goedgekeurd 09-01-1934);
C.
Uitbreidingsplan in hoofdzaak voor “gronden ten noorden van Honderd en tien Morgen” (vastgesteld 013-11-1958 en goedgekeurd 31-08-1959);
D.
Uitbreidingsplan in onderdelen “Hillegersberg Honderd en tien Morgen” (vastgesteld 17-06-1954 en goedgekeurd 05-07-1955);
E.
Groot uitbreidingsplan voor een gedeelte der “gemeente Hillegersberg” (idem B.) (vastgesteld 09-02-1933 en goedgekeurd 09-01-1934);
F.
Uitbreidingsplan in onderdelen “Hillegersberg ten noorden van de Bergse Voorplas” (vastgesteld 02-12-1960 en goedgekeurd 19-05-1961);
G.
Wijziging van het uitbreidingsplan in onderdelen “Hillegersberg ten noorden van de Bergse Voorplas Bergse Dorpsstraat – Weissenbruchlaan” (vastgesteld 11-04-1957 en goedgekeurd 03-02-1958);
11
H.
Wijziging van het d.d. 09-02-1933 vastgestelde plan tot herziening van het groot uitbreidingsplan voor een gedeelte der gemeente Hillegersberg “Straatweg - Bergse Dorpsstraat” (vastgesteld 29-10-1959 en goedgekeurd 21-03-1960);
I.
Bestemmingsplan “C.N.A. Looslaan nr. 9” (vastgesteld 17-09-1987, goedgekeurd 26-01-1988);
J.
Bestemmingsplan “Bijdorp” (vastgesteld 26-10-1978 en goedgekeurd 02-01-1980);
K.
Bestemmingsplan “Straatweg-Johan de Wittlaan 78” (vastgesteld 17-05-1979 en gedeeltelijk goedgekeurd 01-07-1980 en gedeeltelijk goedgekeurd bij Kroonbesluit 03-04-1984);
L.
Uitbreidingsplan voor “een terrein ten noorden van Buitenzorg” (vastgesteld 23-03-1967 en goedgekeurd 17-01-1968);
M.
Bestemmingsplan “Schiebroek-Zuid” (vastgesteld 21-08-1986 en goedgekeurd 18-12-1986);
N.
Herziening en aanvulling van het uitbreidingsplan in onderdelen “Schiebroek” (vastgesteld 01-09-1960 en goedgekeurd 11-09-1961);
O.
Uitbreidingsplan “gemeente Schiebroek” (vastgesteld 13-10-1933 en goedgekeurd 17-12-1934);
P.
Bestemmingsplan “Molenlaankwartier” (vastgesteld 05-09-2002 en goedgekeurd 15-04-2003).
Q
Uitbreidingsplan “Prins Alexanderpolder” (vastgesteld 09-02-1934 en goedgekeurd 10-07-1934)
R
Bestemmingsplan “Kleiwegkwartier” (vastgesteld 13-04-2006 en goedgekeurd 07-11-2006)
12
afbeelding 1 Vigerende bestemmingsplannen
1.4
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in het noorden van de gemeente Rotterdam in de deelgemeente HillegersbergSchiebroek. Het gebied wordt aan de westzijde omsloten door Rotterdam Airport en park Zestienhoven, aan de noordzijde door Berkel en Rodenrijs, aan de oostzijde door Het Lage Bergse Bos en aan zuidzijde door de Rijksweg A20. Het plangebied draagt de naam Kern en Plassen en is centraal gesitueerd binnen de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. Het gebied beslaat de kern van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (mede gevormd door het winkelgebied Hillegersberg), de Bergse Achterplas, de Bergse Voorplas, het bebouwingslint Straatweg en de woonwijk Oud-Hilligersberg. Het plangebied wordt in het westen begrensd door de Jasonweg en de Ringdijk, in het noorden door de Argonautenweg, de Streksingel en Strekkade, in het oosten door de Rotte en in het zuiden door de Prins Bernardkade, Johan de Wittlaan, Emmalaan en Arolsenplein (zie afbeelding 2 en 3).
13
De plangrens sluit aan op de grenzen van de bestemmingsplannen die gelden voor de aanpalende gebieden; het gaat om het vigerende bestemmingsplan “110-morgen” en het in de voorbereiding zijnde ontwerp bestemmingsplan Schiebroek Noord en het voorontwerp “Schiebroek Zuid”. Het bestemmingsplan “Molenlaankwartier”, uitbreidingsplan “Prins Alexanderpolder” en het bestemmingsplan “Kleiwegkwartier” worden voor een deel overlapt.
Afbeelding 2 Ligging plangebied in de omgeving
Afbeelding 3 Begrenzing plangebied
14
1.5
Leeswijzer toelichting
Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in het tweede hoofdstuk een beschrijving van het geldende beleidskader dat als randvoorwaarden is meegenomen bij het opstellen van dit bestemmingsplan. In het derde hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven en in het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. Voorts wordt in het vijfde hoofdstuk ingegaan op het aspect water en in hoofdstuk zes volgt een toelichting op milieuaspecten. In hoofdstuk zeven wordt uitleg gegeven over de juridische invulling van dit bestemmingsplan en in het achtste hoofdstuk wordt het aspect handhaving behandeld. In hoofdstuk negen en tien worden respectievelijk de financiële en de maatschappelijke haalbaarheid van dit plan uiteengezet.
15
2.
BELEIDSKADER
Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, regionale, en (deel)gemeentelijke nota’s. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening gehouden dient te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. In dit hoofdstuk is voor het plangebied Kern en Plassen relevant beleid beknopt samengevat. In voorkomende gevallen wordt het beleid dat meer is toegespitst op een bepaald inhoudelijk thema niet in dit hoofdstuk behandeld, maar op het moment dat betreffend thema nader wordt toegelicht in hoofdstuk 3.
2.1
Nationaal beleid
Nota Ruimte De visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ‘ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd. Als uitgangspunten van de Nota Ruimte gelden: ontwikkelingsplanologie; decentralisatie van verantwoordelijkheden; terugdringen van regeldichtheid en vergroten van transparantie door deregulering; de uitvoeringsgerichtheid van het beleidsstuk. Daar waar wordt gesproken over ruimtelijke kwaliteit gaat het in de visie van het Kabinet om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd. In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen.
16
Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Provincie en gemeenten moeten daarom voldoende ruimte reserveren en creëren voor ontspanningsmogelijkheden. Nota Belvedère (1999) Het beleid in de Nota Belverdere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en -planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Met het uitgangspunt 'behoud door ontwikkeling' wordt geprobeerd om beleidsmakers, marktpartijen, cultuurhistorische en ruimtelijke beroepsgroepen te overtuigen dat het laten samengaan van behoud en ontwikkeling een meerwaarde oplevert. Deze nota betreft geen wet, maar bedoeld als een bron van inspiratie voor provinciaal en lokaal beleid, voor concrete ontwerpopgaven en ruimtelijke plannen. In de Nota zijn zogeheten Belvedèregebieden aangewezen, het betreft de in cultuurhistorisch opzicht meest waardevolle gebieden van Nederland. In vervolg op de Nota Belvedère en de Nota Ruimte hebben het ministerie van OCW en het ministerie van VROM gezamenlijk het actieprogramma Ruimte en Cultuur (2005) uitgebracht. Dit actieprogramma bundelt het architectuur- en Belverebeleid en moet zorgen voor een meer consistente inbreng vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijk beleid. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is nauw verbonden met de Nota Ruimte in verband met de samenhang tussen ruimte, verkeer en vervoer en economie. Een belangrijk uitgangspunt is de betrouwbaarheid over de duur van de reistijd ten dienste van het maatschappelijk en economisch belang - binnen kaders inzake het milieu, de veiligheid en de leefomgeving. De hoofdverbindingsassen tussen de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden krijgen daarbij voorrang. Nota Wonen (2000) e De Nota Wonen heeft de ondertitel ‘wonen in de 21 eeuw’ en stelt de burger centraal. Er wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samenleving en de nota gaat uit van: meer keuzevrijheid, aandacht voor maatschappelijke waarden en een betrokken overheid bij beheerste marktontwikkelingen. Deze uitgangspunten zijn verder geconcretiseerd in de kernthema’s: vergroting zeggenschap over woning en woonomgeving kansen voor mensen in kwetsbare posities bevorderen wonen en zorg op maat verbeteren stedelijk woonklimaat faciliteren groene woonwensen Met de Nota Wonen wordt richting gegeven aan een veranderd woningbouwbeleid en ondersteunt de omslag van de kwantitatieve woningbouw insteek uit de vierde nota (extra) naar een kwalitatieve ontwikkelingsimpuls (Nota Ruimte). Voorts is in de nota de Woonwet gepresenteerd. Deze zal de komende jaren worden ingevoerd met als doel het woonbeleid integraal en wettelijk te verankeren. Beoogd wordt om de speelruimte tussen verschillende betrokkenen op basis van, van tevoren vastgestelde regels af te bakenen.
2.2
Provinciaal / Regionaal beleid
Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (2005) Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam is opgesteld in opdracht van de stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland.
17
Het betreft een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode van 2005 tot 2020. Het behelst enerzijds een herzien Streekplan Rijnmond van de provincie Zuid-Holland en anderzijds een uitvoeringsgericht Regionaal Structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. De binnen dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling past binnen de opgave die in het RR2020 is gesteld voor Rotterdam om een veelzijdig woonmilieu te creëren en te komen tot een differentiatie van de woningmarkt. Er wordt een trendbreuk voorgestaan ten aanzien van de herstructurering van de naoorlogse tuinsteden. Er staan daar veel kleine gestapelde huurwoningen en naar dit woningtype is weinig vraag meer, zo is gesteld. Het belang wordt benadrukt om deze wijken te verdunnen door het slooptempo te verhogen en eengezinswoningen in een stedelijk of urbane setting terug te bouwen. De beoogde herstructurering past bij de voorgestane ingrijpende transformaties en een rigoureuze aanpak van de naoorlogse wijken. Binnen dit plan krijgt het deelgebied B-driehoek/HS, waartoe deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek behoort alsook de gemeenten Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk, een meer centralere positie in de Zuidvleugel. Het kernpunt van het streefbeeld voor dit deelgebied heeft met name betrekking op het gebied ten noorden van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. Het gaat om structuurversterking en het ontwikkelen van een groene intermediaire zone tussen de regioparken Delfland en Rottemeren. Dit geeft tevens een positieve invloed op het recreatief gebruik van het plangebied, met name voor het plassengebied. Daarvoor geldt dat er middels fietspaden langs de Rotte op een aantrekkelijke wijze wordt aangetakt op deze regioparken. Nota Regels voor Ruimte De Nota Regels voor Ruimte (vastgesteld 8 maart 2005) vormt samen met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken. De Nota Regels voor Ruimte bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. In deze nota zijn de regels aangegeven die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn. In het zogenoemde Interimbeleid (vastgesteld door GS op 13 mei 2008) is het bestaande beleid zoals neergelegd in Nota Regels voor Ruimte bestendigd. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) De CHS (provincie Zuid Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historischstedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Op deze kaart zijn de historisch waardevolle structuren en gebieden in drie kwaliteitsniveaus aangegeven; zeer hoog, hoog en redelijk hoog waardevol. De kaart heeft een signaalfunctie bij het ontwerpen aan de stad.
2.3
Gemeentelijk beleid
Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030 De Stadsvisie Rotterdam 2030 is op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad vastgesteld en vormt daarmee het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, 18
waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners. Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen ‘sterke economie’ en ‘aantrekkelijke woonstad’, de ‘Very important Projects’, ofwel VIP-projecten. Groot-Hillegersberg kent een gewaardeerd woonmilieu, met het oude dorp en de Bergse Plassen als identiteitsdragers. Momenteel wortdt ontwikkeld aan het nabij gelegen Park Zestienhoven. Hiermee ontstaat in potentie een grootschalig, samenhangend groenstedelijk woonmilieu aan de noordzijde van Rotterdam. Water levert een belangrijke bijdrage aan gewilde woonmilieus in Noord rond de Bergse Plassen. De strategie voor Noord stuurt aan op versterking van de aanwezige (water) kwaliteiten. Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (2001) Het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) is het structuurplan van de Gemeente Rotterdam tot 2010. De twee belangrijke speerpunten uit het integrale gemeentelijke beleid uit 1999 ‘Sterke Stad’ en ‘Wijken van Waarde’, zijn in het RPR 2010 uitgewerkt. Om de centrale ambities en sectorale structuurbeelden waar te maken zijn er in het RPR 2010 zes strategische Wijk Aanpakgebieden, twee stedelijke strategische gebieden en een tiental extra impulsen gedefinieerd. Het onderhavige plangebied Kern en Plassen wordt in het RPR 2010 getypeerd als een (tuin)dorp/villawijk/suburbaan milieu. De plassen maken onderdeel uit van het netwerk van water in de stad. De eilanden in de plassen, het Prinsemolenpark, het Berg- en Broekpark, het Argonautenpark en de omgeving van tennispark Plaswijck behoren tot het bossen en plassen milieu. Het Plaswijckpark daarentegen behoort tot het parken en tuinen milieu. De Straatweg en de Weissenbruchlaan zijn onderdeel van de hoofdwegenstructuur. Woonvisie Wonen in Rotterdam (2003) De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. In 2007 is de visie geactualiseerd met “wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010”. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren. Het plangebied Kern en Plassen kan gezien haar aard en karakter van betekenis zijn voor de (door)ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig woonmilieu. Nota Horecabeleid Rotterdam 2007-2011 Horecavoorzieningen zijn van groot belang voor de economie en de kwaliteit van het leven in Rotterdam. Zij bepalen in belangrijke mate de aantrekkelijkheid van de stad, zowel voor bewoners als gasten. Het hoort bij een dagje winkelen, een avondje uit, een toeristisch bezoek of een cultureel evenement, al dan niet met een zakelijk motief. Horeca is bovendien een niet weg te denken ingrediënt bij de ontwikkeling van diverse strategische locaties. De horecanota heeft als doel om weloverwogen ruimte te bieden aan horeca en om (potentiele) conflicten met andere functies en de openbare veiligheid en orde te voorkomen. In de horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe bedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: minder regels en strakker toezicht; de markt bepaalt en de gemeente schept de condities; concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in de Horecanota vier concrete doelstellingen geformuleerd: stimuleren van de groei van de horecasector; verlichten van de lasten van de ondernemers;
19
-
beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde; creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit.
Monumentenverordening Rotterdam 2003 Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten. Een van de instrumenten voor de uitvoering van het monumentenbeleid is de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Overig relevant gemeentelijk beleid Verkeers- en Vervoersplan Rotterdam 2002-2020 (VVPR) (2003) Strategienota Stedelijk Parkeerbeleid (1998) Duurzaam Veilig (1998) Waterplan 2 Rotterdam 2007-2030 (2007) Koepelnota Welstand (2004)
2.4
Deelgemeentelijk beleid
Economische Visie 2004 t/m 2007 (2004) De hoofddoelstelling van het deelgemeentelijk economisch beleid is het bevorderen van de groei van de werkgelegenheid door het optimaliseren van de commerciële voorzieningenstructuur in al haar facetten. Een ruimtelijk goed vormgegeven samenspel tussen de genoemde functies moet zorgen voor aantrekkelijke woon-, werk- en verblijfsklimaat. De aanwezigheid van goed bereikbare en qua branchering aantrekkelijk samengestelde winkel- en horecavoorzieningen op buurt- en wijkniveau is een belangrijke factor voor de leefbaarheid van Hillegersberg-Schiebroek. Om de doelstelling te bereiken dienen de economische randvoorwaarden te worden verbeterd door beperkte ruimte (niet koste wat het kost) te geven aan nieuwe economische bedrijvigheid en bestaande bedrijvigheid te optimaliseren. Daarbij gaat het vooral om meer faciliterende of aantrekkende rol en de mate waarin met de stedelijke instellingen en de ondernemers zelf een samenwerkingsverband kunnen ontwikkelen (effectieve inzet van middelen en menskracht, doelmatig en marktgericht gebruik kunnen maken van de kansen, e.d.). Groenstructuurplan Hillegersberg-Schiebroek (1995) Het groenstructuurplan Hillegersberg-Schiebroek benoemt en waardeert de groene (hoofd)structuurdragers van de openbare ruimte en beschrijft de karakteristieke kenmerken en kwaliteiten daarvan. De structuur in het gebied wordt bepaald door elementen als de Rotte, het lint Straatweg/Dorpsstraat, Grindweg, De Ringdijk en de Plassen. Het rapport geeft aan waar aanvullingen en wijzigingen nodig zijn om deze hoofdgroenstructuur te optimaliseren. Kernpunten zijn: - verbeteren van de aansluitpunten van de oude lijnen met verkeerswegen (continuïteit en dominantie); - verbeteren van de zichtbaarheid, toegankelijkheid en bereikbaarheid van het Plassengebied; - vergroten van de onderlinge verschillen (differentiatie) tussen de verschillende parken. Het groenstructuurplan stelt dat er behoefte bestaat aan meer openbare oevers. Dit om de visuele beleving van het plassengebied te vergroten, alsook het (mede)gebruik door oeverrecreanten. Toename van privé-bezit van de eilandjes in de Bergse Achterplas wordt niet wenselijk geacht. Verder is in het groenstructuurplan geconstateerd dat de ruimtelijke relatie tussen de Voorplas en de zuidoosthoek van de winkelgebied Hillegersberg, hetgeen in potentie een aangename ruimtelijke kwaliteit heeft, is verslechterd als gevolg van de steeds drukker wordende Weissenbruchlaan. Visie Groen (2007) De deelgemeente Hilligersberg-Schiebroek heeft voor de gehele deelgemeente een Visie Groen opgesteld. Het Dagelijks Bestuur heeft de wens het groene karakter van de deelgemeente duurzaam in stand te houden. De Visie Groen vormt een ruimtelijk kader dat sturend is voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het openbaar groen en vormt de basis voor het te voeren beheerbeleid. De Visie Groen toont aan dat een meer gedifferentieerd en daardoor aantrekkelijker groen mogelijk is bij een gelijkblijvend beheerbudget. Door natuurlijk beheer waar het kan, verzorgd (basis)beheer waar het moet en op een aantal plaatsen waar allure en representativiteit gewenst zijn juist hel intensief (optimaal) te onderhouden ontstaat een groen dat meer tegemoet komt aan de wensen van de bewoners.
20
Beeldkwaliteitsplan (1999) Het Beeldkwaliteitsplan geeft een inventarisatie weer van een aantal ruimtelijke en stedenbouwkundige elementen, gebieden en ensembles weer. Het geeft de veranderingsdynamiek weer en komt uiteindelijk tot een aantal overall-thema’s voor de elementen, gebieden en ensembles. Zo wordt voorgesteld dat het streefbeeld voor de Bergse Achterplas “watertuinen” is. Voor de Bergse Voorplas zou juist de “natuur en architectuur” benadrukt dienen te worden. In de centrumdriehoek zou juist gestreefd dienen te worden naar “klassieke rust”. Tot slot zou de Straatweg deels als een “stadswoonstraat” en deels als een “parkstraat” moeten gaan fungeren. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de enclave “De Berg”, de verstilde oude dorpskern, met het oude raadhuis, de kerk en het kerkhof. Voorkomen dient te worden dat de “opdringerigheid” die eigen is aan het centrum hier zijn invloed krijgt. Dit zou ten kosten gaan van de monumentaliteit. Nota Horecabeleid Hillegersberg-Schiebroek (2004) en Nota ‘Horeca in Hillegersberg-Schiebroek, een toekomstperspectief’ (2005) In de algemene stedelijke Horecanota (2007) is het beleid en regelgeving verruimd om de ontwikkeling van horeca mogelijkheden te geven. Ook voor Hillegersberg is aangegeven wat de mogelijkheden voor groei en kwalitatieve versterking zijn inzake het horeca-aanbod. Het horecabeleid (2004) is een bijstelling van de horecanota uit 1996 waarin de nadruk lag op consolidatie van de bestaande horecafaciliteiten. De beleidsnota uit 2004 is in 2005 aangescherpt mede vanwege een op handen zijnde wijziging van de horecastructuur door de voorgenomen beëindiging van de (grotere) horecagelegenheid Van der Valk (C.N.A. Looslaan) en Lommerrijk (Straatweg). Beide gelegenheden liggen aan het water (Bergse Achterplas) en nemen daardoor een bijzondere positie in binnen het Rotterdamse horeca-aanbod. Beëindiging van betreffende functies ter plekke kan een verarming van het voorzieningenaanbod betekenen (alsmede een achteruitgang van de werkgelegenheid en economische impulsen). De beoogde herontwikkeling betreft voor beide locaties woningbouw. Ten aanzien van het ondersteunen van nieuwe horecavoorzieningen in met name het centrum van Hillegersberg wordt opgemerkt dat dit winkelondersteunende horeca zal moeten zijn en ter stimulans van het recreatief winkelen in het hoofd-detailhandelsgebied Hillegersberg Centrum.
21
3. 3.1
GEBIEDSTYPERING Historie gebiedsontwikkeling
Reeds in de prehistorie, gedurende het Mesolithicum en het Neolithicum, is het plangebied als verblijflocatie benut. Op de donk van Hillegersberg zijn prehistorische bewoningssporen aangetroffen. Dat geldt ook voor het gebied waar een gedeelte ligt van een met zand opgevulde geul van Calais-ouderdom. Deze opgevulde geul ligt in het zuiden van het plangebied en is later overgroeid met veen. Langs deze geul kunnen prehistorische bewoningssporen voorkomen die dateren uit het Neolithicum en de vroegere MiddenBronstijd. Vanaf het moment dat er op de hoger gelegen delen van de Hollandse rivierdelta mensen zich gingen vestigen, ca. 10.000 tot 15.000 jaar geleden, is Hillegersberg waarschijnlijk ook een vestigingsplaats geweest. In de ondergrond zijn twee voor de bewoningsgeschiedenis belangwekkende elementen aanwezig. Ten eerste het donkzandgebied dat deel uitmaakt van een van de westelijk gelegen rivierduinen in Nederland. Deze zijn 4.000 tot 12.000 jaar geleden gevormd. Ten tweede gaat het om het gebied terzijde van de geulen van Calais-ouderdom, en in het bijzonder langs de veenriviertjes (zie afbeelding 5 en 6). Het e gebied is vanaf de 10 eeuw meer definitief ontgonnen en bewoond. Toen zijn reeds de grove lijnen van de hedendaagse structuur van het gebied bepaald. Op de donk, de top van een oude rivierduin, staat de woonkern uit de periode van de Middeleeuwen (rond het jaar 1000). Door de ontwatering van het veengebied daalde het maaiveld en kwam de donk Hilligersberg relatief hoger te liggen in het landschap. Op de donk zijn de kerk en de donjon (kasteel/woontoren) van Hillegersberg gebouwd. De Hillegondakerk is in de 15e eeuw gebouwd als opvolger van een veel oudere kerk waarvan de ouderdom niet bekend is. Wel is bekend dat rond midden 12e eeuw deze kerk de kerkelijke functies overnam van het overstroomde Rotta. Later is de Hillegondakerk ook de moederkerk geworden voor de omliggende plaatsen als Rotterdam, Kralingen, Bleiswijk en Zevenhuizen. De eerste vermelding van de donjon dateert uit 1269. Het kasteel bestond uit een woontoren van tien bij tien meter en was gelegen op een 6 meter hoge motte van zand - opgeworpen op het rivierduin. Heden resteert enkel een ruïne vanwege de vernietiging van de donjon tijdens de Hoekse en Kabeljouwse twisten uit 1426. In het westen van het bestemmingsplangebied - tegen de ringdijk van de voormalige Schiebroeksepolder is een deel van de vermoedelijke bedding van een veenriviertje uit de periode van vóór de grote ontginningen van de 10e – 12e eeuw bewaart gebleven (voormalige Vlietsloot). Vanuit dergelijke riviertjes werd het veengebied ontgonnen en ontwaterd middels gegraven parallelle sloten haaks daarop. Het plangebied wordt gekenmerkt door de restanten van een veengebied met uitgeveende plassen. De belangrijkste oude verbindingsroutes zijn de Straatweg en de Kleiweg. Vanaf de Late Middeleeuwen concentreert de bewoning zich met name enerzijds langs de Rottekade en anderzijds op de donk van Hillegersberg (huidige dorpskern). Het veenmoeras werd drooggelegd en ontgonnen tot ongeveer 1600. In de periode 1600-1750 zijn door turfwinning weer grote waterplassen ontstaan. De veenwinningsactiviteiten hadden ingrijpende gevolgen voor het plangebied. Toen ontstonden de Bergse Achterplas en de Bergse Voorplas. Voorts is door inklinking bijvoorbeeld het Prinsenmolenpad (langs de Rotte en ooit de natuurlijke afwatering van het gebied) enkele meters hoger komen te liggen dan e het omliggende gebied. In de 19 eeuw worden de door turfwinning ontstane plassen grotendeels weer gedempt. De Bergse plassen zijn evenwel nimmer drooggelegd. Enerzijds vanwege de lintbebouwing die zich ontplooide aan de Straatweg, en anderzijds vanwege de geringe economische druk op de oostkant van Rotterdam op dat moment. Toen lag de focus op het havengebied. Hieraan heeft het gebied haar huidige (historisch-ruimtelijke) structuur te danken. Rond 1900 trad een veranderingsfase in. Het gebied raakte steeds meer verstedelijkt en wijzigt het overwegend landelijke omgeving. Tot die tijd was er sprake van een geleidelijke ruimtelijke intensivering en grote mate van continuïteit van het ruimtelijk beeld en structuur van het gebied. Aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de twintigste eeuw krijgen de ontwikkelingen een grotere dynamiek en intensiteit. Naast de bewoning van het oude kerkdorp Hillegersberg ontstond toen lintbebouwing langs de Straatweg (toen nog Berchweg geheten). In de jaren ’20 en ’30 ontstaan er nieuwe wijken rond de oude dorpskern zoals het Kleiwegkwartier en langs de Ringdijk.
22
Vanaf de jaren ’50 wordt Schiebroek verder uitgebouwd aan de zuidkant en wordt de wijk 110 Morgen ontwikkeld. Het plassengebied is hierdoor nadrukkelijker in een stedelijke omgeving komen te liggen.
Afbeelding 4 Historische ontwikkeling 1859 – 2004
3.2
+
Huidige ruimtelijke structuur
De huidige functionele structuur van het plangebied is te duiden op basis van een globale onderverdeling in vier gebieden (onderstaande afbeelding is overigens niet overeenkomstig betreffende vier gebieden). Van deze gebieden vormen de kern (paars en Berglust), het lint (rood) en de plassen (wit) het oude historisch gebied van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek.
Afbeelding 5 Elementen uit plangebied
23
De historische kern (gebied rond de kerk/huidig winkelgebied) Hillegersberg is ontstaan op een donk (zandheuvel) en heeft, binnen het veenlandschap, een compacte en duidelijk begrensde structuur. In Hillegersberg is men vanouds gericht geweest op de ontginning van het veen in de directe omgeving. Tijdens het hoogtepunt van de ontvening kende de kern een uitbreiding in noordelijke richting, maar toen de veenwinning geen inkomsten meer bood trok het dorp zich weer terug op zijn donk - ruimtelijk uitdrukkend wat zij in functionele zin was, namelijk een ietwat besloten geïsoleerde agrarische gemeenschap. De relatie met Rotterdam is tot de 19e eeuw van ondergeschikte betekenis. Na omstreeks 1900 verandert de kern van een agrarische nederzetting tot een centrum waarvan het verzorgingsgebied het wijkniveau overschrijdt. De Dorpsstraat heeft in die tijd een aanzienlijke uitbreiding van haar commerciële functies meegemaakt. De huidige bebouwing en inrichting zijn afgestemd op de ter plekke actieve winkelfuncties, hetgeen het straatbeeld bepaalt. De Kerkstraat geeft binnen de kern een bijna tegengestelde ontwikkeling te zien. Daar zijn een aantal representatieve functies die zij vroeger bezat verloren gegaan. Het Raadhuis is al in het begin van deze eeuw verplaatst naar de Straatweg/C.N.A. Looslaan en de kerk neemt tegenwoordig een veel minder centrale plaats in het sociale leven in dan vroeger. Door het uitblijven van ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen heeft de Kerkstraat een historisch aandoend karakter behouden. De Weissenbruchlaan is daarentegen heeft, als gevolg van een grootschalige stedenbouwkundige ingreep uit de periode 1950-1960, een andere sfeer gekregen. Hier is sprake van stedelijkheid, mede door de (winkel)centrumvoorziening. Ook is aan de Weissenbruchlaan de confrontatie van de stedelijke bebouwing met de open waterplas evident. Ruimtelijk en functioneel is sprake van een stedelijke omgeving.
Afbeelding 6 Historische kaart
24
De lintbebouwing langs de Straatweg (het “lint”) Tot de tweede helft van de 19e eeuw is de Straatweg een landweg dat als lint de veenplassen rond de Hillegersberg met Rotterdam verbindt. De historie van het lint als stedelijk element is relatief jong. Toen Rotterdam als handels- en industriecentrum belangrijker werd, werd de invloed van de stad Rotterdam op Hillegersberg sterker. Deze relatie heeft zich ruimtelijk gemanifesteerd aan de Straatweg in de vorm van lintbebouwing. Aan deze oorspronkelijke verbindingsweg met het centrum van Rotterdam zijn toen buitenhuizen verrezen voor gegoede burgers uit Rotterdam die de drukte van de grote stad wilde ontvluchten. Zo vestigde een relatief welgestelde bevolking zich binnen de grenzen van het oude boerendorp Hillegersberg. Daarbij heeft de behoefte aan een zekere statusvorming ook meegespeeld. Sinds het begin van de 20ste eeuw is het lint aan de Straatweg steeds meer dichtgebouwd door de aanhoudende bouw van buitenhuizen, villa’s en forensenwoningen. Door verschillen in bouwvolumes en stijlen heeft dit geleid heeft tot een interessant divers beeld. Het zicht op de plassen (tussen de huizen) is vrijwel geheel ontnomen en heeft zich steeds meer een stedelijk karakter gevormd. Heden vindt er in toenemende mate vestiging van kantoren plaats in voormalige villa’s en buitenhuizen, doch de woonfunctie is veruit nog de meest voorkomende functie, hetgeen ook zo dient te blijven. De Straatweg heeft inmiddels, ook onder invloed van het toegenomen verkeer, het karakter aangenomen van een lokale verkeersader (inclusief trambaan).
Afbeelding 7 Aanwezige bebouwing (donker gekleurd)
Door de aanwezigheid van het water (de plassen) en de parken heerst er - achter het stedelijk decor van het lint - een landelijke sfeer en zijn er mogelijkheden voor diverse vormen van recreatie. Binnen het plangebied is een reeks recreatieve voorzieningen, zoals uitspanningen, een speeltuin of botenverhuurbedrijfjes, tot ontwikkeling gekomen. Ook is er een aantal bescheiden werfjes en havens (m.n. zeilboten) ontstaan. De plassen
25
De plassen zijn ontstaan door afgraving van veen ten behoeve van brandstofwinning. De toentertijd als restruimte achtergebleven plassen hebben in het huidige ruimtelijk patroon grote landschappelijke en recreatieve waarden. Door de schaarsheid aan natuur in een stedelijke omgeving geeft het plassengebied alleen al door haar aanwezigheid ruimtelijke en landschappelijke waarde. Het plassengebied valt uiteen in twee gedeelten namelijk, de Bergse Voorplas en Bergse Achterplas. Elke plas kent een eigen ruimtelijke identiteit: - De Bergse Achterplas ligt ten westen van de Straatweg en omvat een rijk geheel aan eilanden, landtongen, verspringende oevers en open water. Het betreft ruimtelijk een gevarieerd gebied. Een groot gedeelte van de oevers is niet toegankelijk voor het publiek, mede vanwege toegenomen privé-bezit (ten behoeve van recreatief gebruik). Ook nagenoeg alle eilanden zijn in privé-bezit en in gebruik en bebouwd voor recreatieve doeleinden. Zo’n 200 percelen zijn in particulier bezit of gepacht van de gemeente Rotterdam. Om het groene karakter van de Bergse Achterplas te behouden is het niet gewenst dat het aantal en de omvang van de bebouwing op de percelen toeneemt. Daarom zijn er bebouwingsvoorschriften voor de eilanden vastgelegd in dit bestemmingsplan. De eilanden worden overigens ook gebruikt door verenigingen en clubs zoals jeugdscouting en roeiverenigingen. De achterplas kan maar op enkele punten vanaf de oevers beleefd worden en door haar versnipperde ruimte nooit in haar geheel overzien worden. De plas heeft daardoor enigszins een besloten karakter. - De Bergse Voorplas ligt ten oosten van de Straatweg en verschilt in ruimtelijk en functioneel opzicht op enkele belangrijke punten van de Achterplas. Er liggen vrijwel geen eilanden, de watervlakte is open, en vanuit diverse punten aan de kant vrijwel in zijn geheel te overzien. De Achterplas kent een meer ruim en open karakter en wordt los van gebruik voor watersport niet intensief gebruik. Aan beide zijden van de Straatweg liggen achter de lintbebouwing landtongen en oevers. Met name de landtongen aan de Achterplas zijn onbebouwd en in gebruik als tuin. De landtongen zijn vrijwel allemaal in privé-bezit. De andere oevers van de plassen zijn in principe toegankelijk. De Strekkade is langs privégronden omzoomd door een reeks heggen en daardoor visueel bijna geheel gescheiden van de plas. De Strekkade vormt daardoor met de Strekvaart en het Prinses Beatrixplantsoen ruimtelijk een geheel. De plassen vervullen verschillende recreatieve functies. In het begin van de ontwikkeling van de recreatieve functie bleef de recreatie op en aan de plassen beperkt tot het aanbieden van diensten voor dagrecreatie/toerisme. Later, met het stijgen van de gemiddelde welvaart, werden de gronden van de eilanden verhuurd alsook privaat aangekocht en werden er zomerhuisjes op gebouwd. Langs de Straatweg werden steeds meer landhuizen en villa’s permanent bewoond. Tegenwoordig vormen de plassen voor de bewoners van Rotterdam een verpozingsgebied voor dagrecreatie of het decor tijdens een fietstocht de stad uit/in. Ook functioneren de plassen als recreatieruimte voor bewoners van de direct aangrenzende wijken. Een geheel aparte functie vormt de waterrecreatie met alle voorzieningen die daarmee samenhangen. De 20ste eeuw complexgewijs gebouwde wijken In de 20ste eeuw wordt de relatie met Rotterdam steeds sterker en uiteindelijk overheersend hetgeen in 1941 leidde tot annexatie door Rotterdam. De wijk Berglust is in de periode tussen de beide wereldoorlogen tot stand gekomen en bevindt zich in het gebied ten westen van de kern. De wijk is volgens een bewuste, vooropgezette verkaveling gebouwd. Het stratenplan is vrij eenvoudig. De straten lopen evenwijdig aan of haaks op de oorspronkelijke kavelstroken. Er is sprake van gesloten en halfopen bouwblokken waarbij de straatwand vaak doorbroken is door de aanwezigheid van zij-ingangen en garages. Achter de tuinen loopt soms een sloot, een herinnering aan de waterrijkdom die dit gebied vanouds kenmerkt. Hier en daar verwijden deze sloten zich tot ruime singels met veel groen. Juist de aanwezigheid van het water en de op sommige plaatsen ruime groenaanleg verlenen deze wijk een eigen karakter. Later worden er nieuwe complexgewijs gebouwde wijken gerealiseerd (zoals Hillegersberg-Noord), en zijn het niet langer alleen de meer welgestelde burgers die zich vestigen in Hillegersberg. Hillegersberg transformeert zich dan van een agrarische gemeente in een buurt van de grote stad tot een wijk/stadsdeel van die stad. Ruimtelijk structureel sluiten de omliggende wijken grotendeels aan bij de op het oude cultuurlandschap geënte structuur van het plangebied. Uitzonderingen daarop vormen de uit 1950-1960 daterende wijken Schiebroek-Zuid en 110-Morgen. Deze wijken hebben een structuur die qua type en richting afwijken van die van de omliggende oudere wijken. Daar waar deze twee wijken grenzen aan het plangebied, wordt het overgangsgebied door een al dan niet
26
bewust vorm gegeven openheid gekenmerkt. Dit mede omdat de wijken min of meer georiënteerd zijn richting de spoorlijn en minder frontaal naar de waterplas.
3.3
Archeologie
Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; en (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam werkt momenteel aan een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zullen worden in de gemeentelijke monumentenverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld. Momenteel worden door de provincie bij de beoordeling van bestemmingsplannen met betrekking tot de archeologie de volgende beleidsinstrumenten geraadpleegd: de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Bewoningsgeschiedenis (zie deels ook paragraaf 3.2) Het bestemmingsplangebied wordt gekenmerkt door de restanten van een veengebied met uitgeveende plassen. In het westen van het bestemmingsplangebied, tegen de ringdijk van de voormalige Schiebroeksepolder is een deel van de vermoedelijke bedding van een veenriviertje uit de periode vóór de de de grote ontginningen van de 10 -12 eeuw bewaard gebleven (de voormalige Vlietsloot). Vanuit dergelijke veenriviertjes werden de veengebieden in de genoemde periode ontgonnen en ontwaterd door het graven van parallelle sloten haaks daarop. In de ondergrond zijn twee andere voor de bewoningsgeschiedenis belangwekkende fenomenen aanwezig: een gebied met donkzand en een deel van een met zand opgevulde geul van Calais-ouderdom. Het donkzand maakt deel uit van een van de meest westelijk gelegen rivierduinen in Nederland, die zo’n 14.00012.000 jaar geleden zijn gevormd en in de prehistorie (gedurende het Mesolithicum en Neolithicum) veelvuldig als verblijfplaats werden benut. Ook op de donk van Hillegersberg zijn prehistorische bewoningssporen aangetoond. De geul in het zuiden van het bestemmingsplangebied is in latere tijd overgroeid met veen, maar ook hierlangs kunnen prehistorische bewoningssporen verwacht worden, die dateren uit het Neolithicum en de Vroege of Midden-Bronstijd. Het gebied is vanaf de 10de eeuw definitief ontgonnen en bewoond. In grote lijnen is de structuur van het gebied toen bepaald. Door het ontwateren van het veen daalde het maaiveld en kwam de donk van Hillegersberg relatief hoger te liggen.Op het hoogste punt werden kerk en kasteel van Hillegersberg gebouwd. De ouderdom van de Hillegondakerk is niet bekend. Rond het midden van de 12de eeuw neemt Hillegersberg de kerkelijke functies over van het overstroomde Rotta en treedt later op als moederkerk voor de plaatsen Rotterdam, Kralingen, Bleiswijk en Zevenhuizen. De eerste vermelding van het kasteel dateert uit 1269. Het bestond uit een woontoren van 10x10 meter en was gelegen op een 6 meter hoge motte van zand, die opgeworpen is op het rivierduin. Vanaf de Late Middeleeuwen concentreert de bewoning zich vooral langs de Rottekaden en dorpskern met donk van Hillegersberg. Zeer ingrijpende gevolgen voor het gebied hadden de veenwinningsactiviteiten in de 18de eeuw. Door de veenwinning ontstonden toen de Bergse Achterplas en de Bergse Voorplas.
27
Afbeelding 8 Plangebied circa 1850
Afbeelding 9 Plangebied “Kern en Plassen”met daarin aangegeven de ligging van de gebieden met donkzand (1) en de geulafzettingen (2) in de ondergrond. Tevens is de loop van de voormalige Vliesloot aangegeven (3). Tenslotte is weergegeven de omvang van de kern van Hillegersberg in 850 (4) en het terrein van de kerk en de kasteelruïne (5).
28
Archeologische potentie Donken (Afb. 9) kennen vanwege hun intensieve bewoning in het Mesolithicum en Neolithicum een hoge archeologische verwachting. Ook langs de geulen van Calais-ouderdom zijn prehistorische bewoningssporen te verwachten. Op het veen, in het bijzonder langs de veenriviertjes, zijn sporen uit de IJzertijd te verwachten. Vanaf de 10de eeuw kunnen ook bewoningssporen in het veengebied voorkomen. De dorpskern van Hillegersberg in de omvang van 1850 is aangegeven op de AMK en CHS als gebied met een hoge archeologische verwachting. Bestemmingsregeling (aanlegvergunningstelsel) Voor de terreinen van de kerk, het kerkhof en de kasteelruïne, alsmede het terrein met aantoonbare prehistorische bewoningssporen in de ondergrond (gebied A en B) geldt dat ze opgenomen zijn op de gemeentelijke lijst van Beschermde Archeologisch Belangrijke Plaatsen en in die zin een (voorlopige) bescherming genieten op grond van de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Het bodemarchief ter plaatse dient behouden te blijven. Voor gebied A (kerk en terrein met prehistorische bewoningssporen) geldt derhalve een vrijstellingsbevoegdheid en aanlegvergunningvereiste voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld. Voor gebied B (kerkhof en kasteelterrein) geldt derhalve een vrijstellingsbevoegdheid en aanlegvergunningvereiste voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,0 meter beneden maaiveld. Voor gebied C (de dorpskern van Hillegersberg in de omvang van 1850) geldt een vrijstellingsbevoegdheid en een aanlegvergunningvereiste voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1 meter beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 100 m². Voor de rest van het plangebied (gebied D) geldt een vrijstellingsbevoegdheid aanlegvergunningvereiste voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m².
Afbeelding 10 Plankaart Kern en Plassen
29
3.4
Stadsgezichten en Monumenten
Algemeen De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die omwille van cultuur-historische waarden worden beschermd. De bescherming is er op gericht om de aanwezige waarden te behouden en in stand te houden. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn daarom geen nadere planologische regelingen opgenomen. Op Rijksniveau wordt de bescherming en instandhouding van monumenten en historische omgevingen uitgevoerd door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). De taak van de RACM is vastgelegd in de Monumentenwet (1988) en richt zich op rijksmonumenten, Beschermde Dorps- of Stadsgezichten en cultuurhistorisch waardevolle landschappen. De RACM ontwikkelt beleid voor een kwalitatief goede instandhouding van zowel het gebouwde als landschappelijke erfgoed. Gemeente Rotterdam voert eveneens beleid ten aanzien van monumenten en historische omgevingen op basis van de monumentenverordening. Dit beleid wordt iedere vier jaar vastgelegd in een beleidsnota. Er is een onderscheid tussen monumenten op rijks- en gemeentelijk niveau, en tussen gebieden en gebouwen: Beschermde stadsgezichten (BS) 1 Beschermde dorps- en stadsgezichten zijn groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar. Beschermde stadsgezichten worden door het rijk aangewezen (dit is vastgelegd in de Monumentenwet), de gemeente kan een verzoek indienen om bepaalde gebieden als zodanig aan te wijzen. Wederopbouwaandachtsgebieden Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden. Het zijn gebieden die na de oorlog zijn aangelegd. Zij kennen een waardevolle samenhang tussen de structuur van het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen moet bekeken worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Een aandachtsgebied heeft geen juridische of formele status, er kunnen dan ook geen rechten aan worden ontleend. Rijksmonumenten (RM) Een rijksmonument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat tenminste vijftig jaar oud is en van nationaal belang is vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Bij een rijksmonument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Een aanvraag (ingediend plan) voor een monumentenvergunning voor een rijksmonument wordt onafhankelijk getoetst door de Rotterdamse Commissie voor Welstand en Monumenten (cW&M) en de RDMZ. Op basis van beider adviezen, soms met een aanvullend advies van het gemeentelijke Bureau Monumenten, verleend het college van B&W al of niet de vergunning. Gemeentelijke monumenten (GM) Een gemeentelijk monument betreft een gebouw, object, water, terrein of ander object dat van algemeen belang is voor Rotterdam wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in de monumentenverordening Rotterdam 2003. Ook bij een gemeentelijk monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Een gemeentelijk monument kan jonger zijn dan vijftig jaar oud.
1
In de Wet Ruimtelijke Ordening is vastgelegd dat er, binnen twee jaar na een ministeriele aanwijzing van een gebied
tot stadsgezicht, een beschermend planologisch regiem moet vastliggen in een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt aandacht besteed aan de aanwezige historische kwaliteiten en de relatie daarvan tot eventuele toekomstige ontwikkelingen. Binnen een beschermd gebied is altijd een bouwvergunning nodig en toetsing richt zich naast bouwtechnische en welstandseisen, ook op de instandhouding van de monumentale waarde. Ook voor sloop is een vergunning nodig.
30
Een aanvraag voor een gemeentelijk monument wordt getoetst door de cW&M en op basis van hun advies, soms met aanvullend advies van het gemeentelijke Bureau Monumenten, verleend B&W al dan niet een vergunning. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde Beeldbepalende objecten. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Ten aanzien van beeldbepalende objecten en beeldbepalende gevelwanden zijn geen juridische consequenties verbonden in de voorschriften. Het plangebied Hieronder zijn, op basis van gegevens van het gemeentelijke Bureau Monumenten, de gebouwen en gebieden genoemd die van cultuurhistorische waarde zijn binnen het plangebied. Uitgangspunt is behoud van de aanwezige waarden. Beschermd stadsgezicht Naar aanleiding van een zogenaamd ‘Burgerinitiatief’ heeft de gemeenteraad op 12 juni 2008 besloten om burgemeester en wethouders van Rotterdam op te dragen bij de ministers van VROM en OCW het verzoek in te dienen om de oude kern van Hillegersberg en de aangrenzende Voor- en Achterplas als beschermd stadsgezicht aan te wijzen. Binnen het bestemmingsplangebied zijn nu geen als zodanig aangewezen gebieden aanwezig, maar grote delen van het plangebied kennen wel een onmiskenbare uitstraling en allure. Het bestemmingsplan is juist om die reden overwegend conserverend van aard, waarmee feitelijke het resultaat wordt bereikt dat ook bij een aanwijzing als beschermd stadsgezicht als voorwaarde wordt gesteld. Na de vaststelling van dit bestemmingsplan zal aan de gemeenteraad een aangepaste versie van de Koepelnota Welstand ter vaststelling worden aangeboden, waarin een geactualiseerde versie van het beeldkwaliteitsplan Kern en Plassen als gebiedsparagraaf wordt opgenomen. Monumenten en beeldbepalende objecten Binnen het bestemmingsplangebied liggen de volgende monumenten (RM) en/of beeldbepalende objecten (BO): RM:
- C.N.A. Looslaan 1-3 - C.N.A. Looslaan 15 - Oude Raadhuislaan 1 - Kerkstraat 10 - Kerkstraat 43 - Kerkstraat 43 - Kerkstraat 43 - Kerkstraat 43 - Bergse Rechter Rottekade 153 - Prinsemolenpad 72 - Straatweg 206
Villa Buitenlust, J.I. van Waning (1884) villa, J.A. Brinkman en J.H. van den Broek (1939) woonhuis (ca. 1775) raadhuis (1752) hekwerk (1626) toren kerkgebouw (ca. 1300) kerkgebouw (ca. 1300) kasteel ruïne (ca. 1300) sluisje (ca. 1880) poldermolen (1648) villa Margaretha (1894)
BO:
- Bergse Rechter Rottekade 152 - Buitenzorg 23 - C.N.A. Looslaan 6-8 - Grindweg 13 - Hilleniussingel 23 - Hilleniussingel 25-27 - Kerkstraat 15-29 - Kerkstraat 39-41 - Korteweg 8 - Ringdijk 14 - Straatweg 79 - Straatweg 101 - Straatweg 103-105 - Straatweg 121-123 - Straatweg 157-159
(ca. 1880) woonhuis (1921) woonhuis, Krijgsman (ca. 1925) Huis Bergsteijn(ca. 1880) schoolgebouw (1928) schoolgebouw, A.K. Kruithof & Zn. (1911) woonhuizen (ca. 1870) schoolgebouw (ca. 1920) woonhuis (ca. 1930) woonhuis (1926) (ca. 1880) woonhuizen (1839) woonhuizen (1903) woonhuizen (ca. 1885) woonhuizen (1915)
31
- Straatweg 171 - Straatweg 193 - Straatweg 219 - Straatweg 204 - Straatweg 224 – 226 - Straatweg 230 - Straatweg 274
boerderij (ca. 1800) woonhuizen (ca. 1880) woonhuis L.A. Godron (ca. 1905) woonhuis (ca 1915) school (1913) woongebouw villa Elizabeth (1866) woonhuis Irene (ca. 1905)
Naast voornoemde monumenten bevinden zich in het plangebied ook enkele gebouwen die mogelijk in de toekomst worden aangewezen als gemeentelijk monument en vallen in het (Gemeentelijke) Monumenten selectieproject ((G)MSP): - Bergse Dorpsstraat 98-106 woongebouw (1953) - Straatweg 125 woonhuis (ca. 1900) - Straatweg 244 Rozenberg (1866) - Weissenbruchlaan 10 – 146 woning/winkel, W.J. Fiolet/D.A. Vermeer (ca. 1960) Het is verboden hier genoemd(e) beschermd(e) monument(en) te beschadigen of te vernielen, zonder of in afwijking een vergunning af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
3.5
Wonen
Bevolking De onderstaande gegevens zijn aangeleverd door het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) en hebben betrekking op het plangebied “Kern en Plassen” (peildatum 1 januari 2004). Leeftijdsopbouw 0-3 4-12 13-19 20-34 35-54 55-64 65-79 80+ Totaal
Kern en Plassen (abs.) 168 313 209 563 996 452 472 229 3.402
Kern en Plassen (%) 4,9 9,2 6,1 16,6 29,3 13,3 13,9 6,7 100
HillegersbergSchiebroek (%) 5,7 10,7 7,3 18,0 28,8 10,4 11,7 7,4 100
Rotterdam (%) 4,9 10,0 8,3 24,8 27,7 9,9 10,1 4,3 100
Leeftijdsopbouw bevolking Kern en Plassen per 1 januari 2004, vergeleken met de leeftijdsopbouw van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek en geheel Rotterdam.
In het plangebied Kern en Plassen wonen per 1 januari 2004 3.402 mensen. Vanaf 1995 is het bevolkingsaantal met 118 mensen afgenomen. De bevolkingsopbouw van het plangebied komt overeen met het algemene beeld van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek en de gemeente Rotterdam. Evenwel, zoals in de gehele deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, is ook hier het aandeel 65+ aanmerkelijk hoger dan in Rotterdam: 20,6% in Kern en Plassen ten opzichte van 14,4% voor Rotterdam. Het grote aantal ouderen komt mede door de aanwezigheid van een woonvoorzieningen voor ouderen. Woningen Er staan 1.731 woningen in het plangebied waarvan 36% eengezinswoningen, 14% benedenwoningen, 29% appartement zonder lift en 20% appartement met lift. De woningvoorraad in het plangebied bestaat voorts voor 39,3% uit kleine woningen (t/m 3 kamers) en voor 60,7% uit grote woningen (4 en meer kamers). Van de woningvoorraad is 35,7% een huurwoning en 64,3% een koopwoning. De gemiddelde woningbezetting is 2,0 (bron Centrum voor Onderzoek en Statistiek, 2004).
32
3.6
Verkeer
Autoverkeer Het plangebied is vanaf het nationale autowegennet (A20) matig te bereiken. Het plangebied zelf wordt doorsneden door de Straatweg. De Straatweg maakt deel uit van het binnenstedelijke hoofdwegennet en verbindt het Kleiwegkwartier en het Oude Noorden met het centrum van Hillegersberg en het Molenlaankwartier. De Straatweg is in het Verkeer en Vervoersplan aangeduid als gebiedsontsluitende weg. Voor de Bergse Dorpsstraat en Freericksplaats (kern Hillegersberg) geldt een verblijfsfunctie in verband met het ter plekke functionerende winkelgebied (30 km/u zone). Andere wegen met een ontsluitende functie zijn de Argonautenweg en de Ringdijk. Deze wegen begrenzen het plangebied overigens in respectievelijk het noorden en het westen. Wegen met een stroomfunctie en wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie behoren tot de verkeersaders. Ten tweede de verblijfsgebieden waar de verblijfsfunctie de prioriteit heeft en, zonodig, de dominante positie van het gemotoriseerde verkeer zal worden teruggedrongen. De verkeersafwikkeling van het gemotoriseerde verkeer wordt ondergeschikt aan activiteiten als winkelen, lopen en fietsen en de inrichting van deze gebieden wordt daarop aangepast. Parkeren Parkeren wordt zowel bezien vanuit (de kwaliteit van) de buitenruimte als vanuit mobiliteit. Uitgangspunt voor nieuwe bouwplannen is dat parkeren opgelost dient te worden op eigen terrein. Daarbij gaat de voorkeur in eerste instantie uit naar een gebouwde parkeervoorziening. In en rond het winkelcentrum Hillegersberg is er sprake van een parkeervraagstuk. Met name op de drukke tijden als vrijdagmiddag en vrijdagavond en de zaterdag is er in de omgeving een tekort aan parkeerplaatsen. Bezoekers wijken uit naar de omliggende buurten hetgeen ongewenste overlast met zich meebrengt. Openbaar vervoer Per openbaar vervoer is het gebied redelijk bereikbaar. Een tramlijn doorsnijdt het gebied en verzorgt de verbinding tussen Hillegersberg via station Noord met het centrum van Rotterdam. Daarnaast rijden enkele stadsbuslijnen door en langs het gebied. Over de Straatweg en Bergse Dorpsstraat (laatste wordt Weissenbruchlaan) rijden ook regionale buslijnen die Rotterdam en de B-driehoek (Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk en Bergsehoek) met elkaar verbinden. Over het westelijk deel van de Argonautenweg en het zuidelijk deel van de Ringdijk is een busverbinding tussen Hillegersberg (via Schiebroek) naar station Noord, en (via de Molenlaan) met Ommoord en Zevenkamp. Fietsverkeer In het plangebied zijn diverse fietsroutes gelegen met een regionaal belang. Over de Straatweg loopt een doorgaande regionale route in zuidelijke richting die Zoetermeer verbindt met de Heinenoordtunnel. De fietsroute over de Jasonweg en de Ringdijk verbindt het plangebied met het centrum van de stad. Er zijn enkele fietsroutes met vooral een verdelende functie. Deze maken geen onderdeel uit van een doorgaande fietsroute. Daarnaast ligt er aan beide zijden van de Rotte over het Prinsemolenpad een verdelende route, dit is overigens voor recreatiedoeleinden een erg aantrekkelijke route. De drie regionale fietsroutes in het gebied zijn allen voorzien van fietsvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een vrijliggend fietspad. De Straatweg is aan beide zijden van de weg voorzien van fietsstroken. De Jasonweg en Ringdijk hebben aan de westzijde een vrijliggend fietspad in twee richtingen. Het Prinsemolenpad is uitsluitend bestemd voor fietsers. Naast de regionale routes is ook de Argonautenweg uitgerust met vrijliggende fietspaden aan beide zijden van de weg. De Johan de Wittlaan is halverwege voor het autoverkeer afgesloten.
3.7
Groen en water
Binnen een stedelijke omgeving is groen en water veelal schaars. De deelgemeente HillegersbergSchiebroek wijkt daarvan af en kenmerkt zich juist door de aanwezigheid van groen en uiteraard de waterplassen (zie afbeelding 12).
33
Ten aanzien van het aspect water wordt opgemerkt dat in deze paragraaf ingegaan wordt op ruimtelijkfunctionele kader. Aspecten inzake het waterbeheer worden behandeld in hoofdstuk 5. De Bergse Voor- en Achterplas De openheid van de plassen geeft het plangebied een specifieke ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke waarde. Door de centrale ligging van de plassen binnen de deelgemeente voelen, bijna alle wijken de aanwezigheid van de plassen, ondanks de relatieve beslotenheid van de plassen. De plassen en oevers vervullen op een aantal punten ook als wijkgroen. De Bergse plassen vormen een uniek landschappelijk gegeven binnen de stedelijke omgeving en zijn het landschappelijke hart van de deelgemeente. Het lint van de Straatweg splitst het plassengebied in twee delen en de plassen verschillen onderling sterk van karakter. Aan de Achterplas liggen een aantal (grotere) functies binnen de water- en groenelementen: het Plaswijckpark, Berg- en Broekpark met de kinderboerderij (zie voor beide ook: parken), Lommerrijk en (voormalig) restaurant Horecagelegenheid Van der Valk. De plassen tezamen met de plasranden en de parken kunnen overigens als een landschapspark worden beschouwd. Prinsenmolenpad Het Prinsenmolenpad betreft een dijklichaam aan de zuid(oostelijke) zijde van de Bergse Achterplas. Door inklinking is het Prinsenmolenpad enkele meters hoger komen te liggen dan het omliggende gebied. Het is een aantrekkelijke (recreatieve) route voor langzaam verkeer. Ook de bebouwingsconfiguratie bij de landtong tussen de Rotte en de Bergse Achterplas geeft het dijklichaam aan de westzijde een aantrekkelijk karakter. Lanen en Singels (Berglustkwartier) In het woongebied Berglustkwartier van Oud Hillegersberg is een aantal lanen en singels aanwezig. Deze zijn evenwel niet als consequent systeem doorgezet. Ze zijn als zodanig dan ook niet structuurbepalend. Echter, de lanen en singels hebben wel betekenis als verbijzondering van de woonomgeving.
Afbeelding 12 Landschappelijke kenmerken
Parken In het plangebied zijn de volgende vier parken te onderscheiden: 1. - Het Plaswijckpark, gesitueerd in het noordoosten van het plangebied, is een afgesloten park waar (tegen betaling) van attracties gebruik kan worden gemaakt (dierenpark, speeltuinen, rondvaartmogelijkheden en verhuur van roeiboten en waterfietsen). Het park heeft een intensieve inrichting, is vrij gesloten en heeft een min of meer stedelijk karakter. De ingang ligt aan de Ringdijk.
34
2. - Het Berg- en Broekpark, gesitueerd in het oosten van het plangebied, is een veenweidegebied aan de rand van de Achterplas. In het zuiden van het park ligt een kinderboerderij met een educatief centrum. Het park kent een ‘oorspronkelijke’ karakter en vormt naast het Schapeneiland het enige gebied langs de plas dat ruimtelijk nog open is en een relatief natuurlijke inrichting kent. Door het open karakter bestaat er vanaf de Ringdijk een herkenbare (visuele) relatie met de plas. Het gebruik van het park is extensief en de natuurwaarden relatief hoog. In opdracht van de deelgemeente is bij een aantal percelen de bovenlaag deels verwijderd (verschraling) om de aanwezige typerende natuurwaarden ten consolideren. In het Bergen Broekpark wordt het mogelijk om nabij de bestaande bebouwing (doch aan de waterrand) een bescheiden botenloods te realiseren in verband met de noodzakelijke bereikbaarheid van de eilanden voor hulpdiensten. Voor de rest zal het Berg- en Broekpark overeenkomstig deelraadbesluit van 23 september 2003 groen en onbebouwd blijven (voor zover de wet niet anders heeft bepaald). 3. - Het Argonautenpark, gesitueerd tussen de bebouwing van 110-Morgen en de bebouwing van Oud Hillegersberg, is opgebouwd uit twee driehoeken. De westelijke driehoek is vrij gesloten door dichte beplanting. De oostelijke driehoek is relatief open met een parkachtig beeld dat is opgebouwd uit een gazon met boomgroepen. Hier is alleen aan de zuidzijde, in aansluiting op de bebouwing, beplanting aanwezig. Een kwaliteit van het park komt voort uit het hoogteverschil waardoor Oud Hillegersberg uitkijkt over het lager gelegen groen. Het park heeft een buurtfunctie voor Oud Hillegersberg en vervult daarnaast een functie als groenbegeleiding van de Argonautenweg. 4. - Het Prinsemolenpark, gesitueerd in het zuidoosten van het plangebied, is een relatief smalle groene parkachtige strook en qua ligging bijzonder door de positie tussen de Rotte en de Bergse Voorplas. Door de hogere ligging van de Rotte oriënteert het park zich meer op de plas dan op de Rotte. De in het gebied aanwezige molen vormt een karakteristiek herkenningspunt in het park (landmark). Vanzelfsprekend is ter plekke sprake van een molenbiotoop. De Rotte dient vanouds als afwatering van het omliggende gebied (via de Boezem naar de Nieuwe Maas) en heeft een belangrijke functie voor de recreatievaart. De kaden van de Rotte zijn recreatief aantrekkelijk voor stad en ommeland, mede omdat het Prinsenmolenpad alleen toegankelijk is voor langzaam verkeer.
3.8
Voorzieningen
Detailhandel Het overgrote deel van de detailhandel in het plangebied is geconcentreerd in het winkelgebied van Hillegersberg. Dit gebied is het centrum van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek en wordt gevormd door de driehoek Bergse Dorpsstraat, Weissenbruchlaan en Streksingel. Daarbinnen is ook de Freericksplaats is gelegen. Het winkelcentrum bestaat uit circa 110 winkels (ongeveer 12.500 m² v.v.o.). Dit maakt het winkelcentrum tot een bescheiden stadsdeelcentrum. Het verkoopvloeroppervlakte niet-dagelijkse goederen is van gemiddeld niveau. Deelgemeenten zoals Overschie, Prins Alexander, Noord, Charlois en IJsselmonde hebben allen een hoger gemiddeld verkoopvloeroppervlak niet-dagelijkse artikelen. De branchering van het winkelcentrum Hillegersberg wijkt daarentegen af van andere stadsdeelcentra. Het huidige winkelaanbod kent een relatief sterke vertegenwoordiging van kwalitatief hoogwaardige zaken in de kleding- en mode-accessoires. De nadruk in het winkelcentrum Bergse Dorpsstraat/Weissenbruchlaan ligt op de niet-dagelijkse sector (85%). Vooral het wat luxer assortiment van veel winkels is opvallend. Horeca Het plangebied kent zo’n twintig horecavoorzieningen waaronder twee restaurants met een bovenlokale functie. Deze restaurants zijn gevestigd aan de C.N.A. Looslaan en aan de Straatweg (zuidelijk) - beide grenzend aan de Bergse Achterplas. Het merendeel van de horecavestigingen in het plangebied is geconcentreerd in het winkelcentrum Hillegersberg. De horecalocatie ten noorden van de Weissenbruchlaan geeft mogelijkheden voor versterking, mede vanwege de relatie met het water. De horeca in het winkelcentrum is vooral ondersteunend voor de detailhandel. Daarnaast is er sprake van horeca ter ondersteuning van de recreatievoorzieningen in het gebied zoals aan de Straatweg (noordelijk) en de horecagelegenheden in het Plaswijckpark. Het restaurant bij de jachthaven is alleen toegankelijk voor leden en om gebruik te kunnen maken van de voorzieningen in het Plaswijckpark dient entree te worden betaald. Onderwijs en kinderopvang
35
In het plangebied is een protestants christelijke basisschool gevestigd aan de Hilleniussingel. Het Albeda College (R.O.C.) heeft aan de Aleyda van Raephorstlaan een vestiging waar de afdeling techniek van de M.T.S. in is gevestigd. Aan de Ringdijk ligt Mytylschool “De Brug” (speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs aan lichamelijk- en meervoudig gehandicapte leerlingen van 3-20 jaar). In het plangebied zijn ook enkele kinderdagverblijven, crèches en peuterspeelzalen gevestigd. Aan de Kerkstraat is buitenschoolse opvang gevestigd. Ook is er een aantal peuterspeelzalen, bijvoorbeeld aan de Prinses Margrietlaan (peuterspeelzaal “De Malle Kikker”), de Johan de Wittlaan (peuterspeelzaal “Tarsientje”), de Burgemeester Le Févre de Montignylaan (peuterspeelzaal “Kabouter Puntmuts”) en ook aan de Emmaschool (Hilleniussingel) is naast basisonderwijs ook een peuterspeelzaal verbonden. Gezondheidszorg/ouderenvoorzieningen In het plangebied zijn vier huisartsenpraktijken, twee aan de Straatweg, één aan de Willem Nagellaan en één aan de Berglustlaan. Aan de Bergse Dorpsstraat is een apotheek gevestigd. Er zijn drie tandartsenpraktijken: Straatweg, Plasoord en Berglustlaan. Een praktijk voor fysiotherapie is te vinden aan de Freericksplaats, Kerstant van de Bergelaan (tevens manuele therapie) en de Straatweg. Aan de Berglustlaan is kinderpraktijk Hillegersberg gevestigd. Aan de Ringdijk is een poliklinisch revalidatiecentrum voor kinderen gelegen (revalidatiecentrum Adriaanstichting). Sinds 2003 is in Hoeve Vruchtenburg (aan de Straatweg) een centrum gevestigd voor ondersteuning van mensen met een terminale ziekte. Tevens is hier Stichting Saphir gevestigd (centrum voor persoonlijke groei en begeleiding aan individuen en groepen). In het noorden van het gebied aan de Argonautenweg/Adriaen van de Doeslaan bevindt zich een serviceflat voor ouderen, de Olympusflat. Sport en recreatie Centraal in het gebied liggen de Bergse Voorplas en Bergse Achterplas. Deze beide plassen zijn van stedelijk recreatief belang. De eilanden worden niet alleen gebruikt voor privaat verblijfsrecreatie maar ook voor bijvoorbeeld clubs voor jeugdscouting of roeiverenigingen. In het plangebied zijn ook enkele jachthavens te vinden, met name in de Bergse Voorplas. In het westen ligt aan de Bergse Achterplas het Berg- en Broekpark waar zich kinderboerderij “De Wilgenhof” bevindt. Bij de boerderij is ook een Natuur- en Milieu Educatief Centrum gevestigd. Ten noordoosten van het Berg- en Broekpark ligt het Plaswijckpark: een afgesloten park waar tegen betaling van allerlei attracties, zoals een dierenpark, speeltuinen, rondvaartmogelijkheden en verhuur van roeiboten en waterfietsen, gebruik kan worden gemaakt. Voorts ligt aan de oostkant van de Bergse Voorplas het Prinsemolenpark. Ook de oever van de Rotte, die de oostgrens van het plangebied vormt, worden met name tegen het Kleiwegkwartier aan gebruikt ten behoeve van recreatieve doeleinden, bijvoorbeeld door roeiverenigingen. Tevens loopt daar het Prinsemolenpad dat onderdeel uitmaakt van een recreatieve fietsroute. De overige recreatieve voorzieningen in het plangebied betreffen het openluchtzwembad ‘Het Zwarte Plasje’ in Oud-Hillegersberg (toegankelijk voor abonnementhouders) en een tenniscentrum aan de Plaswijcklaan (tennispark Plaswijck) en een tenniscentrum (tennispark Lommerrijk) op een landtong achter de Straatweg (aan de zijde van de Bergse Achterplas). Verder zijn er in de omgeving (Schiebroeksepark) meerdere sportaccommodaties gevestigd waaronder voetbalvelden, hockeyvelden, korfbalvelden, tennisvelden en een manege (het terrein is inmiddels heringericht tot een multifunctioneel sportpark). Maatschappelijke voorzieningen In het plangebied zijn de volgende maatschappelijke voorzieningen aanwezig: de gemeentelijke bibliotheek (Adriaen van der Doeslaan), de brandweerkazerne (Oude Raadhuislaan), het dorpshuis “Oud Hillegersberg” (Kerkstraat), de kerk (Kerkstraat) en het deelgemeentekantoor (C.N.A. Looslaan).
3.9
Bedrijvigheid en kantoren
In het plangebied zijn drie locaties met een bedrijfsbestemming. Het betreffen bescheiden terreinen die geschikt zijn voor kleinere bedrijfslocaties. Ten aanzien van de kantoren geldt dat het gaat om vooral kleine kantoren. Deze zijn voornamelijk gelegen langs de Straatweg en gehuisvest in voormalige woonvilla’s. Ten aanzien van de kantoorontwikkeling aan de Straatweg is het niet de bedoeling dat alle panden worden omgevormd tot kantoren. Het is de bedoeling dat de woonfunctie als dominerende functie aanwezig blijft. Daarentegen wordt een functiemening tussen wonen en een kantoorfunctie aan huis wel ondersteund.
36
De woonfunctie dient daarbij de hoofdfunctie te blijven. Voorts zijn er in het gebied verspreid enkele kleinschalige werkplaatsen voor zeiljachten aanwezig.
3.10
Kabels en leidingen
In het plangebied zijn rioolpersleidingen aanwezigen, deze hoeven evenwel niet getoetst te worden. Voor de rest zijn er geen relevante leidingen aanwezig (zie paragraaf 6.6.5).
37
4. 4.1
ONTWIKKELINGEN Ontwikkelingen buiten het plangebied
Ten noorden van het plangebied Het gebied ten noorden van het plangebied kent een aantal ruimtelijke ontwikkelingen. Naast de woningbouwopgave van Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek is ook een infrastructurele ingreep aan de orde namelijk, de HSL-verbinding tussen Rotterdam en Amsterdam. Daarnaast speelt de aanleg van de verbinding A13-A16 op grond van het nationale Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT). Het besluit is genomen om dit uit te stellen tot na 2010. Deze toekomstige wegverbinding dient ervoor om het wegennet op een duurzame wijze te completeren, waardoor de milieudruk niet verder toeneemt. De ruimtelijke en functionele elementen ten noorden van het plangebied zijn van invloed op de ontwikkeling van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vliegveld (gelegen tussen Schiebroek en Overschie) waar in aansluiting daarop ruimte nodig is voor werk-, woon- en ook recreatiemilieus. Voorts dient gebruik te worden gemaakt van de potentie om bestaande stadswijken als Schiebroek en Overschie beter te laten hechten in het stedelijk weefsel. Daarbij dient de groene kwaliteit zoveel mogelijk behouden te blijven, en dienen groene verbindingen te worden versterkt. Dit uitgangspunt wordt ook meegenomen bij de nadere invulling van de in het RR2020 opgenomen Intermediaire Zone, ook wel Groene zone Noordrand genoemd, waarmee de noordas binnen de regio Rotterdam mee wordt aangeduid (gebied tussen de regioparken Delfland en Rottemeren). Ten (noord)westen van het plangebied Ten (noord)westen van het plangebied is inmiddels het Schiebroekse Park heringericht tot een multifunctioneel sportpark. Door aanhoudende stedelijke ontwikkeling wordt het groen dat overblijft steeds belangrijker en daarmee de positie van het gebied Kern en Plassen. Voorts wordt ten westen van Schiebroek de RandstadRail binnen een termijn van vijf jaar gerealiseerd. RandstadRail moet als alternatief gaan functioneren voor het autogebruik op de middenafstanden tussen circa 10 tot 30 kilometer.
4.2
Ontwikkelingsthema’s in het plangebied
In het plangebied is een aantal beleidsvoornemens. In deze paragraaf worden betreffende voornemens themagewijs kort toegelicht. In de hierop volgende paragraaf 4.3 wordt voorts ingegaan op concrete locaties waar deze thema’s uitgevoerd worden. Thema 1: Ontwikkeling hoogwaardig woonmilieu lintbebouwing (Straatweg) Binnen de gemeente Rotterdam is er behoefte aan de ontwikkeling van meer hoogwaardige woningbouwlocaties om ook kapitaalkrachtige bewoners voor de gemeente te kunnen behouden. Binnen het bestemmingsplangebied Kern en Plassen zijn aan de Straatweg hoogwaardige woonlocaties aanwezig en zullen op enkele locaties nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden om deze kwaliteit van het plangebied verder te ontwikkelen. Om het huidige kenmerkende karakter van de lintbebouwing in het plangebied niet aan te tasten, is een beperkte bebouwingsregeling in het bestemmingsplan opgenomen die aansluit bij de huidige bebouwingssituatie. Hierbij wordt de kwaliteit van de plasoever van de Bergse Voor- en Achterplas gewaarborgd door een ruime bebouwingsvrije zone langs de plasoever. De nieuwe bestemmingsregeling ziet er kortweg als volgt uit: de voorgevel bouwgrens bevindt zich op vijf meter afstand tot de weggrens. Dit om het kenmerkende karakter van de lintbebouwing langs de Straatweg te behouden. De strook voortuinen, gelegen voor de voorgevel van de bouwgrens, garandeert het groene aanzicht vanaf de weg. Parallel aan de voorgevel bouwgrens ligt op 30 meter afstand de achtergevel bouwgrens. In deze 30 meter diepe bouwstrook dienen alle gebouwen gerealiseerd te worden, dus zowel het hoofdgebouw, als aanbouwen en bijgebouwen. Gebouwen dienen een afstand van tenminste 30 meter tot de plasoever aan te houden. Per bouwperceel is een vrijstaande woning of zijn twee aaneen gebouwde woningen toegestaan. De toegestane goothoogte bedraagt maximaal 7 meter, waarboven een kap is toegestaan van maximaal 7 meter hoogte. Deze flexibele bestemmingsregeling maakt het mogelijk om in de toekomst bij sloop- en nieuwbouwsituaties desgewenst anders terug te bouwen dan overeenkomstig de contouren van het bestaande pand, mits de
38
bebouwing binnen de gestelde grenzen blijft. Op de plankaart en in de voorschriften is deze regeling opgenomen onder de bestemming ‘woningen III’. De nieuwe bestemmingsregeling (Woningen III) geldt voor percelen van 65 meter en dieper. Percelen minder diep dan 65 meter vallen buiten de hierboven beschreven regeling. Deze percelen worden gedetailleerd bestemd overeenkomstig de bestaande situatie door middel van de bestemmingen ‘woningen’ en ‘tuin’. Straatweg 171 (hoeve ‘Vruchtenburg’) Een uitzondering op bovenstaande regeling betreft het perceel Straatweg 171. In het verleden heeft het deelgemeentebestuur Hillegersberg – Schiebroek afspraken gemaakt met de toenmalige eigenaar over sloop en nieuwbouw van de monumentale hoeve ‘Vruchtenburg’, in ruil voor extra bebouwingsmogelijkheden op het achterterrein. De afspraken kwamen er op neer dat de achtergevel bouwgrens op 75 meter afstand zou komen te liggen gemeten vanaf de diepste inham van de plas. Vertaald naar het onderhavige bestemmingsplan betekent dit dat de achtergevel bouwgrens op 120 meter afstand van de voorgevel bouwgrens ligt. Dit is door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Thema 2: Detailhandel a. - Het beleid ten aanzien van de winkelvoorzieningenstructuur in de deelgemeente HillegersbergSchiebroek is gericht op inkrimping of zelfs afbouw van buurtwinkelvoorzieningen, doch op het versterken van de voorzieningen op wijkniveau. Het wijkwinkelcentrum wordt steeds meer een basisvoorziening, behoud en versterking daarvan is van belang. Het wijkwinkelcentrum Hillegersberg dient het hoofd te kunnen bieden aan de toegenomen concurrentie door detailhandelontwikkelingen (in de regio) zoals Oosterhof (Alexandrium I), in de “B-driehoek” (met name in Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek) en in de binnenstad. b. - Ter versterking van het winkelcentrum Hillegersberg is op basis van de ruimtelijke mogelijkheden de keus gemaakt om detailhandel te ontwikkelen op de locatie Grindweg-Argonautenweg (nieuwe locatie supermarkt Albert Heijn), aanpalend aan het winkelcentrum Hillegersberg. Deze locatie is inmiddels gerealiseerd. Thema 3: Horeca Het horecabeleid van de deelgemeente is in 2005 geactualiseerd in verband met de onzekere toekomst van de twee relatief omvangrijke horecalocaties Lommerrijk en Van der Valk. Het restaurant Van der Valk is inmiddels gesloten. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk deze horecafunctie om te zetten naar een woonfunctie, eventueel gecombineerd met een (beperkte) horecafunctie. Op de locatie Lommerrijk blijft de horecafunctie behouden. Thema 4: Verkeer en parkeren a. - Om de verblijfskwaliteit van het winkelcentrum Hillegersberg te verbeteren is de Bergse Dorpstraat en de Freericksplaats ingericht als verblijfsgebied (30 km/u zone). Dit ook om conflicten en gevaarlijke situaties tussen de verschillende weggebruikers (fiets, auto, brommers en tram) te voorkomen. In dit bestemmingsplan is derhalve ter plekke de bestemming verblijfsgebied opgenomen. b. - In en rond het winkelcentrum Hillegersberg bestaat een parkeervraagstuk. Metname op de drukke tijden zoals de vrijdagmiddag en –avond, en op zaterdag wijken bezoekers uit naar de omliggende buurten. Dit brengt ongewenste last met zich mee voor de bewoners van deze wijken. Er zijn handreikingen gedaan om de parkeerproblematiek op te lossen. In dit bestemmingsplan wordt een ondergrondse parkeergarage mogelijk gemaakt op het Cosseeterrein. Het in het ontwerpbestemmingsplan voorgestelde parkeerdek op het binnenterrein tussen Freericksplaats en Streksingel is komen te vervallen. In het winkelgebied zijn de parkeerplaatsen langs de Bergse Dorpsstraat en de Weissenbruchlaan voorzien van parkeermeters. Onder de nieuwe Albert Heijn aan de Argonautenweg/Grindweg is een parkeergarage met enige overcapaciteit aan parkeerplaatsen. Dit om per saldo aan het winkelgebied extra parkeercapaciteit toe te voegen. Thema 5: Functiemenging wonen en werken Om de economische mogelijkheden in het plangebied te ondersteunen wordt de mogelijkheid geboden om binnen een woning een passende werkfunctie toe te staan.
39
De werkfunctie dient evenwel ondergeschikt te blijven aan de hoofdfunctie wonen. Voor alle woningen geldt de regeling dat ten hoogste 30% van een woning (tot een maximum van 70 m² voor laagbouw woningen) voor een beroep aan huis gebruikt mag worden.
4.3
Ontwikkelingslocaties in het plangebied
In het plangebied liggen locaties van welke bekend is dat er binnen een termijn van tien jaar een ontwikkeling te verwachten is. De locaties worden hieronder toegelicht (de nummers verwijzen naar de locatieaanduidingen in afbeelding 13):
Afbeelding 13 Ontwikkelingslocaties
Ontwikkeling nr. 1: Molenweide (parkeervoorziening en wegontsluiting) Het betreft een onbebouwd terrein (weide) achter de woningen aan de Straatweg 143 t/m 155, mede begrensd door de Molenwerf en de Achterplas. De aanleiding voor deze ontwikkeling is ingegeven door een uitbreiding van het aantal steigers in de Achterplas, alsmede de bereikbaarheid voor hulpdiensten alsook de vuilophaaldienst. De ontsluiting van de steigers via de uiterst smalle Molenwerf is niet optimaal. Door de uitbreiding van het aantal steigers is er meer behoefte aan parkeerruimte. Er bestaat een wens om de ontsluiting van en naar de steigers te verbeteren door een nieuwe ontsluitingsweg te creëren tussen Straatweg 151 en 153, en daaraan gekoppeld nieuwe parkeervoorzieningen te realiseren op het achterliggende onbebouwde gebied. Daarmee wordt de Molenwerf ontlast. Bij de oriëntatie naar deze nieuwe ontwikkeling, is ervoor gekozen dat de ter plekke aanwezige scouting locatie behouden blijft. Op de plankaart heeft het scouting terrein de bestemming ‘recreatieve voorzieningen II’ gekregen. De rest van het terrein is overeenkomstig de bestaande situatie bestemd als ‘groen’. Gelet op de weinige locaties langs de plasoever die openbaar toegankelijk zijn, is besloten hier geen woningbouw te laten plaatsvinden. Met het oog op de onzekerheid over de uitvoerbaarheid wordt de ontwikkeling mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid. Ontwikkeling nr. 2: Horecagelegenheid Van der Valk (woningbouw/horeca) De locatie Van der Valk aan de C.N.A. Looslaan 9 is in het bestemmingsplan conserverend bestemd. De locatie wordt via de Straatweg ontsloten. De huidige exploitant van het restaurant (Van der Valk) heeft de exploitatie beëindigd. Een projectontwikkelaar is voornemens hier woningbouw te realiseren.Op de locatie is sprake van een wijzigingsbevoegdheid die een combinatie van wonen en horeca met daarbij behorende voorzieningen mogelijk maakt. Aan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn in de regels een groot
40
aantal voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden zijn ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan aangescherpt om een kwalitatieve invulling van deze toplocatie in Hillegersberg te garanderen. Footprint Het bebouwde grondoppervlak mag in totaal niet meer dan 1750m² bedragen (exclusief ondergrondse parkeergarage). Het bebouwde grondoppervlak van elk afzonderlijk gebouw mag maximaal 750m² bedragen. Deze voorwaarde voorkomt dat een te massief bouwblok op de betreffende locatie kan worden gebouwd. Bouwhoogte De maximale bouwhoogte is 17 meter. Wij achten een bouwhoogte van 17 meter aanvaardbaar gezien de hoogte van en de afstand tot de omliggende bebouwing. Daarnaast is deze bouwhoogte in zekere mate te relateren aan de hoogte van het omliggende groen. Een bouwhoogte van 17 meter biedt de mogelijkheid om zeer kwalitatieve woningen te bouwen. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan ook gekozen worden voor een lagere bouwhoogte. Parkeren Parkeren vindt geheel ondergronds plaats en een ondergrondse parkeergarage voorziet in de parkeerbehoefte van het project. Een vrije plasoever Een strook van minimaal 10 meter breed langs de gehele noordzijde van het wijzigingsgebied en een strook van minimaal 5 meter breed langs de gehele zuidzijde van het wijzigingsgebied wordt bebouwingsvrij gelaten. De bebouwing komt daardoor niet direct aan het water te staan. Het bovenstaande geldt niet voor de ondergrondse parkeergarage. Openbaarheid van het terrein In de voorwaarden is opgenomen dat aan de zuidzijde van het wijzigingsgebied een strook van minimaal 5 meter openbaar toegankelijk moet zijn. Door deze voorwaarde kunnen omwonenden en andere recreanten gebruik blijven maken van de kwaliteiten van deze locatie aan de Bergse Achterplas. Een ondergeschikte aanpassing van de bestaande oeverlijn is toegestaan ten behoeve van de openbare toegankelijkheid. Horeca Op de locatie is op de begane grond een horecafunctie van maximaal 300m² toegestaan. Mocht in een wijzigingsplan geen sprake zijn van een nieuwe horecavestiging, dan blijft gezien het bovenstaande de openbaarheid van een gedeelte van het terrein gegarandeerd. Water Het huidige wateroppervlak blijft gehandhaafd en in het water bouwen is niet toegestaan, met uitzondering van steigers. Ontwikkeling nr. 3: Horeca aan de Weissenbruchlaan (horeca) Vervallen Ontwikkeling nr. 4: Weissenbruchlaan (extra woonlaag) Het betreft de bestaande woongebouwen aan de Weissenbruchlaan. De eigenaar van het noordoostelijke gelegen gebouw (tussen Freericksplaats en de Streksingel) is in samenwerking met de vereniging van eigenaren gekomen tot het plan voor een extra woonlaag op het bestaande complex (vergunning is verleend d.d. 23 november 2004 (art. 19.1 WRO). In het bestemmingsplan is deze extra woonlaag planologisch mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Op het noordelijk gelegen bouwblok is inmiddels de zesde bouwlaag gerealiseerd. Ook voor het zuidwestelijk gelegen gebouw is een dergelijke ontwikkeling verdedigbaar en in de toekomst goed denkbaar. Om te kunnen voldoen aan de geldende geluidsnormen, zal de extra woonlaag één meter terugliggend gerealiseerd moeten worden met een dove gevel aan de zijde van de Weissenbruchlaan. Een dove gevel is een gevel waar geen ‘geluidslek’ mogelijk is door bijvoorbeeld een te openen deur of raam. Ontwikkeling nr. 5: Bergse Dorpsstraat - Cosseeterrein (Atrium)(wonen/maatsch. voorzieningen) Het betreft een binnenterrein dat is gelegen ten noordwesten van de Bergse Dorpsstraat. De locatie is vernoemd naar het ter plaatse gevestigde metaalconstructiebedrijf Cossee & Zn. De locatie wordt globaal omzoomd door de Argonautenweg, Adriaen van der Doeslaan en de achtererfgrens van de percelen aan de
41
Oude Raadhuislaan en van de Bergse Dorpsstraat. Het particulier initiatief beoogt een stedenbouwkundige herstructurering van dit binnenterrein, waarbij het de bedoeling in de nieuwe situatie een menging van functies te realiseren, met de nadruk op winkelvoorzieningen. Er zal worden gestreefd naar een goede inpassing van de nieuwbouw tussen de bestaande bebouwing, zowel wat betreft bouwhoogte, als aan te houden afstand tussen oud en nieuw. Het maximum programma bedraagt: Winkels (4.000 m² bvo waarvan 1.000 m² in de dagelijkse sector) Maatschappelijke voorzieningen (1400 m² bvo) Recreatieve voorzieningen (1600 m² bvo) Kantoren (500 m² bvo) Horeca (750 m² bvo) Wonen (12.500 m²) Ondergrondse parkeergarage, in niet meer dan 2 bouwlagen. Het particulier initiatief voor de ontwikkeling van het Cosseeterrein/ Atrium vormt in meerdere opzichten een gewenste ontwikkeling. Ten eerste is het een stedenbouwkundige verbetering van het betreffende gebied. Daarnaast zal het project een bindende schakel gaan vormen tussen het bestaande winkelgebied van de Bergse Dorpsstraat en het project Bergsteyn aan de Argonautenweg. Door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst met de projectontwikkelaar streeft de gemeente naar een hoogwaardige winkelontwikkeling, waarbij de nadruk zal liggen op het segment mode en vrije tijd. Aangezien de uitvoerbaarheid van dit project afhankelijk is van de vraag of er voldoende economische ruimte is voor extra winkels, wordt dit project middels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Ontwikkeling nr. 6: Botenloods hulpdiensten in Berg- en Broekpark (voorziening) In verband met de bereikbaarheid van de eilanden voor hulpdiensten (over het water) wordt er in het bestemmingsplan een mogelijkheid opgenomen om een botenloods te kunnen oprichten in het Berg- en Broekpark direct achter de bebouwing van de kinderboerderij De Wilgenhof aan de Ringdijk. Deze voorziening wordt naast hulpdiensten (politie, ambulance-dienst, brandweer) ook gebruikt voor gezamenlijke surveillances met de dienst Sport en Recreatie, het Hoogheemraadschap en de boswachters (ondermeer voor milieuovertredingen). Het botenhuis zal direct aan de waterkant worden geplaatst zodat de boot via een hellingbaan te water kan worden gelaten. Het botenhuis zal een hoogte krijgen van ten hoogste 4,5 meter, een lengte van maximaal 12 meter en een breedte van maximaal 4,5 meter en is middels een aanduiding op de plankaart rechtsreeks mogelijk gemaakt. Ontwikkeling nr. 7: Woonbebouwing Straatweg 171 Het terrein aan de Straatweg 171 vormt een uitzondering op de in paragraaf 4.2 weergegeven regeling voor bebouwing langs de Straatweg. Het terrein aan de Straatweg 171 krijgt een woonbestemming. In het verleden zijn afspraken gemaakt met de toenmalige eigenaar over sloop en nieuwbouw van de monumentale hoeve ‘Vruchtenburg’. Deze afspraken kwamen er op neer dat er in ruil voor extra bebouwingsmogelijkheden op het achterterrein de hoeve Vruchtenburg herbouwd zou worden. Deze herbouw heeft inmiddels plaatsgevonden. Onderdeel van de afspraken was tevens dat er een bebouwingsvrije zone langs de plasoevers in acht zou worden genomen. Vertaald naar het onderliggende bestemmingsplan houdt dit in dat de achtergevel bouwgrens op 120 meter afstand van de voorgevel bouwgrens komt te liggen. Dit is mogelijk na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. In de huidige situatie bevindt zich hier een woning in een herbouwd monument. In de toekomstige situatie mogen op het terrein 2 á 4 panden gerealiseerd worden. Voor deze woningen geldt een maximale goothoogte van 7 meter.
42
5.
WATER
5.1
Beleidskader Water
Rijksbeleid Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen, zowel qua inhoud als financiering, beschreven. Er is een werknorm vastgelegd voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied). Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting op het bestemmingsplan en een uitbreiding van het vooroverleg. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Provinciaal beleid Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 – 2010. In dit plan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. In het beleidsplan is veel aandacht voor stedelijk waterbeheer met voldoende waterberging in stedelijk gebied. Voorts stelt de provincie Zuid-Holland in haar nota ‘Regels voor Ruimte’ het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden – bergen – afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden – scheiden – zuiveren. In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Regionaal beleid De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: - Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico’s op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; - Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig; - Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
43
Beleid hoogheemraadschap Het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) beschrijft de algemene principes, de doelen en de inzet van middelen op het gebied van waterkwantiteit en kwaliteit. Met betrekking tot de Watertoets hanteert het Hoogheemraadschap van Schieland een eigen notitie met procedurele en inhoudelijke uitgangspunten voor afstemming waterbeheer en Ruimtelijke Ordening.
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders. De beheerder van het oppervlaktewater in Kern en Plassen is het HHSK. Zij zijn verantwoordelijk voor zowel de waterkwaliteit alsmede de -kwantiteit. Op basis van de Keur verlenen de Waterschappen hun vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen, en van werken die de waterhuishouding beïnvloeden. Daarnaast is de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het beleid en beheer van de rioleringen. Het hoogheemraadschap heeft d.d. 30 januari 2003 schriftelijk bouwstenen aangeleverd ten behoeve van de waterparagraaf. Het betreft een beschrijving van het watersysteem, te verwachten ontwikkelingen (zie § 5.4) en richtlijnen bij eventuele nieuwbouwprojecten. Daarnaast heeft er op 2 juni 2005 een aanvullend overleg plaatsgevonden.
5.3
Huidige watersysteem
Oppervlakte- en grondwater Het plangebied ligt in twee bemalinggebieden met een eigen polderpeil; er komen verder twee boezempeilen voor. Het eerste bemalinggebied betreft 110 Morgen en is onderdeel van een droogmakerij. Het waterpeil wordt gehandhaafd op NAP -6,15 meter. Het tweede bemalinggebied is Bergse Plassen; het ligt op het hogere niveau van het oude bovenland en heeft een waterpeil van NAP -2,80 meter. De grens tussen beide peilgebieden loopt door de woonwijk Hillegersberg. Gemaal Berg en Broek, gelegen aan de Bergse Rechter Rottekade, zorgt voor de bemaling van de Bergse Plassen. De Prinsenmolen kan in noodgevallen worden ingezet als hulpgemaal. Deze molen heeft een biotoop, op basis van het windrecht. Dit betekent dat in een straal van 400 meter rond de molen, qua bouwhoogte, bebouwingsbeperkingen gelden. Op de plankaart is de molenbeschermingszone aangegeven. De afvoer van water vindt nu nog plaats via de Bergse Plassen naar de Rotte. In de nabije toekomst zal het HHSK werkzaamheden uitvoeren, die een afvoer via Polder Bleiswijk mogelijk maken; dit met het oog op de nagestreefde waterkwaliteit van de Bergse Plassen. De vaart langs de Strekkade is onderdeel van de Vaart Bleiswijk en ligt op een peil van NAP -2,12 meter. De Rotte ligt op NAP -1,00 meter. Andere hoofdwatergangen in het gebied zijn de singels langs de Jasonweg en de Argonautenweg, de Aleyda van Spangensingel en de Van Honaerdsingel. De Schiebroekse Ringvaart, de Strekvaart en de Rotte zijn boezemwateren. Langs deze watergangen is aan beide zijden sprake van vijf meter brede onderhoudsstroken, waarop het Keur van het HHSK van toepassing is. Het natuurzwembad ‘t Zwarte Plasje staat in verbinding met het overige water. Het eerste Waterplan van Rotterdam heeft de wateren in het plangebied het streefbeeld ‘Groene Wig’ toebedeeld. Dit streefbeeld heeft als uitgangspunt een watersysteem waarbij de natuur centraal staat. Het water moet een natuurlijke kleur hebben met een doorzicht van minstens 1 meter, waarbij de diepte passend is bij het watertype. Minimaal 50 % van de oevers moet natuurvriendelijk ingericht zijn. Om aan dit streefbeeld te kunnen voldoen is een integraal herstelplan opgesteld en reeds deels uitgevoerd.
44
Dit plan bestaat onder andere uit de sanering van de waterbodem, het omleiden van waterstromen van slechte kwaliteit, de aanleg van natuurvriendelijke oevers en de aanleg van riolering voor de huisjes op de eilanden in de plassen. Waterkering De kade van de Rotte, de Strekkade en de Ringdijk hebben een waterkerende functie en zijn als waterkering opgenomen op de bestemmingsplankaart. Naast de bestemmingsplanvoorschriften is met betrekking tot deze waterkeringen tevens het Keur van HHSK van kracht. Riolering Op het moment bevinden zich drie riooloverstorten in het bestemmingsplangebied. Deze zijn gelegen nabij de Methylschool en aan de waterloop Vanderdoesbrug ter hoogte van de Adriaan van der Doeslaan. De recreatiewoningen op de eilandjes in de Bergse Achterplas zijn in 2003 aangesloten op het rioleringsstelsel. Er is binnen het plangebied spraken van een gemengd rioolstelsel.
5.4
De wateropgave
Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming Water gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven als beschermingszone. De beschermingszone is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waterkering. Op grond van de Keur van het HHSK (artikel 67 lid 11) is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen. Een belanghebbende met bouwvoornemens in een beschermingszone wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd hoogheemraadschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur. Voor de uitvoering van werken binnen de voor “waterkering” bestemde zone zoals aangegeven op de plankaart, is onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan terzake, vergunning vereist van het Hoogheemraadschap. Waterkwaliteit De wateropgave voor de Bergse Plassen is grotendeel te vinden in het Integraal Herstelplan Bergse Plassen van 1997, een veelzijdig herstelplan voor een gezond milieu van het Bergse Plassen gebied. Een aantal van de daarin genoemde opgaven zijn al gerealiseerd, zoals het baggeren van de plassen én het saneren van ongezuiverde lozingen afkomstig van de vakantiehuisjes op de diverse eilanden in de plassen. Een tweede opgave voortkomende uit het herstelplan is dat het groenbeheer in en langs het water wordt geëxtensiveerd. Mogelijkheden voor een beheer afgestemd op de ecologische waarden zijn onder andere het langer vasthouden van water (seizoensberging) en het verminderen van de frequentie van maaien. Tevens wordt gestreefd naar een meer diverse, evenwichtige en gezonde visstand, die is afgestemd op het watersysteem. Hiervoor wordt nog een plan opgesteld voor visstandbeheer. Op de lange termijn wordt gestreefd naar een gehele isolatie van de Bergse Plassen. Hierbij gaat het onder meer om het afkoppelen van het singsysteem van Schiebroek en dat van de wijk 101 Morgen. In afwachting hiervan kan de hoeveelheid toestromend fosfaat worden beheerst door het water tijdelijk te defosfateren. Afkoppelen verhard oppervlak Andere wateropgaven die voortkomen uit het herstelplan zijn onder andere het afkoppelen van verhard oppervlak. In de rioleringsdistricten Hillegersberg en Schiebroek kan binnen de looptijd van dit plan respectievelijk zo’n 5% en 10% van het verhard oppervlak worden afgekoppeld van de riolering. Compensatie toename verhard oppervlak Het percentage oppervlaktewater dient per waterstaatkundige eenheid te worden bezien, in dit geval het oppervlaktewater bemalingdistrict Bergse Plassen (61). In dit bemalingdistrict is het percentage oppervlaktewater circa 45%.
45
Het verhard oppervlak is na realisatie van de vervangende nieuwbouwprojecten ongeveer gelijk aan de huidige situatie. Tevens heeft de waterbeheerder tijdens een overleg op 2 juni 2005 aangegeven dat compensatie van toevoeging van het verhard oppervlak niet noodzakelijk is. Het waterbergend vermogen van het plangebied is dusdanig groot, dat toevoeging van enig verhard oppervlak niet zal leiden tot problemen. Er zal derhalve in het kader van deze plannen geen nieuw oppervlaktewater worden gerealiseerd. Overkluizen van het water N.v.t. Zwemwaterkwaliteit Zwarte Plasje Voor het Zwarte Plasje geldt dat de gewenste zwemwaterkwaliteit moet worden gehaald. Om dit knelpunt op te lossen is bij de wijzigingsbevoegdheden voor de locaties Lommerrijk en Van der Valk voorgeschreven dat voor zover gebouwen in water worden gerealiseerd, dit niet mag geschieden door middel van overkluizingen.
46
6.
MILIEU
6.1
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen, dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is er op gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 – 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten: 1. Beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving; 2. Richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau; 3. Veilig stellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit; 4. Waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden. 5. Het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen; 6. Veilig stellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn; 7. De eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen. In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.
6.2
Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren ’50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren ’70 werkt de gemeente met de Rotterdamse ‘Staat van Inrichtingen’. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren ’90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering). De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar ‘afstandswaarden’ gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld. De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie.
47
In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder. De VNG-lijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten: ‘rustige woonwijk’; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2; ‘gemengde wijk’; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3; ‘industriegebied I’; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 4; ‘industriegebied II’; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 5; ‘industriegebied III’; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 6. Naast de gebiedstypen die bepaald worden door de mate van menging van bedrijfsactiviteiten en wonen, zijn er ook gebieden waarin géén dan wel nagenoeg geen bedrijfs- en woonfuncties voorkomen. Deze gebieden worden aangeduid als overgangsgebieden en worden gelijk gesteld met ‘gemengde wijk’. Dit houdt in dat ook hier activiteiten toegestaan zijn tot en met milieucategorie 3. Bedrijfsactiviteiten in of nabij het plangebied Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als rustige woonwijk. Dit houdt in dat binnen het plangebied activiteiten in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan, met dien verstande dat enige bestaande categorie 3 bedrijven zijn gehandhaafd, te weten aan de Bergse Dorpsstraat 132 (metaalconstructiebedrijf) en Kerstant van den Bergelaan 57c (aannemingsbedrijven van burgerlijke en utiliteitsbouw). Overige activiteiten in of nabij het plangebied In en nabij het plangebied zijn er het wegverkeer over de A20, het railverkeer over het spoor Rotterdam Gouda en vliegveld Rotterdam Airport, die van invloed zijn op het plangebied in verband met geluid (A20 en spoor Rotterdam – Gouda), lucht (A20) en externe veiligheid (A20, spoor Rotterdam – Gouda en vliegveld Rotterdam Airport). De invloed van de activiteiten komt aan de orde bij de paragrafen over geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid (§6.3, §6.4 en §6.6). De overige activiteiten in of nabij het plangebied vormen geen belemmering voor (nieuwe ontwikkelingen binnen) dit bestemmingsplan, anders dan die reeds in het bestemmingsplan zijn genoemd, en/of waarmee reeds rekening is gehouden.
6.3
Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. Gemeentelijk ontheffingsbeleid In het ontheffingsbeleid geldt een stelsel van voorkeurswaarden en grenswaarden voor geluid. Vanaf 1-12007 is niet de provincie, maar de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het ontheffingsbeleid. In het Rotterdamse beleid staat een goede leefomgevingkwaliteit voor bewoners voorop. Bij beperking van geluidhinder hanteert de gemeente een volgorde in prioriteit: eerst bronmaatregelen, daarna overdrachtsmaatregelen en dan ontvangersmaatregelen. Bij het beoordelen van ontheffingsaanvragen besteedt het gemeentebestuur aandacht aan de mate waarin het stedenbouwkundig ontwerp bijdraagt aan de beperking van geluidsoverlast. Zo wordt in ieder geval nagegaan of er minimaal één geluidluwe gevel mogelijk is. In een compacte stad blijven ontheffingen van de voorkeurswaarde geregeld nodig om nieuwbouw te kunnen realiseren.
48
Door beperking van geluidsoverlast vanaf het begin mee te nemen bij gewenste stedelijke ontwikkelingen, gaat de gemeente ervan uit dat de aantrekkelijkheid van de stad gewaarborgd blijft. Wegverkeer Bij wegverkeerslawaai onderscheidt men tramverkeerslawaai en lawaai afkomstig van auto’s en vrachtverkeer. Tramverkeer valt hieronder, aangezien tramlawaai wettelijk niet als spoorweglawaai aan te merken is. Tramlawaai wordt volgens het Rotterdamse ontheffingsbeleid niet getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh, maar de bijdrage dient wel inzichtelijk te worden gemaakt in het kader van wegverkeerslawaai. Zie § 6.3 (cumulatie wegverkeerslawaai). Als in een zone langs een weg nieuwe geluidsgevoelige situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. Wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt zijn niet zoneplichtig en hoeven niet te worden getoetst. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven. Breedte geluidszones langs wegen Soort gebied Stedelijk gebied Aantal rijstroken 1 of 2 3 of meer Zonebreedte 200 meter 350 meter
1 of 2 250 meter
Buitenstedelijk gebied 3 of 4 400 meter
5 of meer 600 meter
In nieuwe situaties is de voorkeurswaarde aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde besluit te nemen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, is tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidsberekeningen uitgevoerd voor de huidige situatie (2008) en voor 2018 (einde planperiode). Op 16 december 2008 is het hogere waarde besluit genomen door het College van Burgemeester en Wethouders. Het besluit is als bijlage opgenomen. De bijbehorende geluidkaart, met de nieuwe situaties, maakt eveneens onderdeel uit van het bestemmingsplan. Plangebied Ten aanzien van de geluidsinvloed van omliggende wegen op eventuele ‘nieuwe’ geluidsgevoelige situaties (de ‘nieuwe ontwikkelingen’) in het bestemmingsplan Kern en Plassen dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Binnen dit plangebied komt een aantal nieuwe ontwikkelingen hiervoor in aanmerking (zie figuur 6.1 en de plankaart), te weten: 1. Woonvlek Jasonweg (locatie is vervallen); 2. Cosseeterrein ([vervangende] nieuwbouw; deels geluidgevoelige bestemmingen); 3. Parkeerdek binnenterrein Streksingel (geen geluidgevoelige bestemming); (locatie is vervallen) 4. Horeca Weissenbruchlaan (geen geluidgevoelige bestemming); 5. Woningbouw van der Valk terrein (nieuwbouw, geluidgevoelige bestemming); 6. Botenloods en hellingbaan (geen geluidgevoelige bestemming); 7. Lintbebouwing Straatweg (vervangende nieuwbouw; geluidgevoelige bestemming); 8. Woonbebouwing Straatweg 171 (nieuwbouw; geluidgevoelige bestemming); 9. Molenweide, parkeerterrein (geen geluidgevoelige bestemming); 10. Lommerrijk (nieuwbouw; deels geluidgevoelige bestemmingen). (locatie is vervallen) Figuur 6.2 toont de ligging van de geluidgevoelige locaties (nummers 1, 2, 5, 7, 8 en 10). Tram 4 rijdt over de Straatweg, de Bergse Dorpstraat en de Burgemeester Le Fèvre de Montignylaan. Tramlawaai is berekend voor de meeste locaties. Rapportage vindt plaats in het kader van de cumulatie van verkeerslawaai (§ 6.3.5). De verkeersgegevens van tramlijn 4 van het jaar 2016 zijn aangeleverd door de RET. De bovenbouw van de lijn is in asfalt gestort. De snelheid varieert van 20 tot 55 km per uur. De daguurintensiteit bedraagt 11,2 trams, de avonduurintensiteit 7 trams en de nachtuurintensiteit 2,8 trams. De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied liggen binnen de toesingszones van de volgende te onderzoeken hoofdwegen: de Argonautenweg, de Bergse Dorpstraat (niet zone-plichtig), de Straatweg, de
49
Weissenbruchlaan, de Grindweg, de Burgemeester LF de Montignylaan en de A20. De overige (hoofd)wegen in het plangebied zijn niet relevant.
50
Figuur 6.1 Ligging van de ontwikkellocaties Kern en Plassen 2. 2
Ontwikkellocatie 1 (woningvlek aan de Jasonweg) is vervallen.
51
Figuur 6.2
Ligging onderzocht ontwikkellocaties.
De verwachte etmaalintensiteiten van de binnenstedelijke wegen voor het jaar 2018 zijn verstrekt door dS+V, afdeling Verkeer en Vervoer. De etmaalintensiteiten van de A20 voor het jaar 2018 zijn afkomstig van Rijkswaterstaat. In tabel 6.2 is een overzicht opgenomen van de gehanteerde etmaalintensiteiten voor alle hoofdwegen in Kern en Plassen. In het model is rekening gehouden met het geluidsscherm aan de noordzijde van de A20. De in tabel 6.2 genoemde binnenstedelijke wegen hebben een toetsingszone van 200 meter. De rijksweg A20 heeft een toetsingszone van 600 meter. Op de binnenstedelijke wegen in tabel 6.2 geldt een maximum van 50 km/uur (behalve de Bergse 3 Dorpstraat ). Op de A20 geldt deels een snelheid van 80 km/uur en deels 100 km/uur voor licht verkeer en 80 km/uur voor middelzwaar en zwaar verkeer. Het Cosseeterrein valt binnen de toetsingszone van de Argonautenweg. Het Cosseeterrein en de lintbebouwing langs de Straatweg liggen binnen de geluidzone van de (niet zoneplichtige) Bergse Dorpsstraat. De woningbouw op het Van der Valkterrein, de lintbebouwing (incl. de woonbebouwing Straatweg 161) en Lommerrijk (vervallen) vallen binnen de toetsingszone van de Straatweg. De lintbebouwing bevindt zich ook binnen de toetsingszone van de Weissenbruchlaan. Het Cosseeterrein ligt binnen de toetsingszones van de Grindweg en de Burgemeester LF de Montignylaan. Alleen Lommerrijk (nr. 10 in de lijst) valt binnen de toetsingszone van de A20.
3
De maximale snelheid op de Bergse Dorpstraat is 30 km/uur en valt daarmee buiten de toetsingscriteria conform de Wgh. Gezien de hoge verkeersintensiteit is deze straat conform het Rotterdams Ontheffingsbeleid wel meegenomen in het akoestisch onderzoek.
Tabel 6.2
Etmaalintensiteiten binnenstedelijke wegen 2018.
Straatnaam
Tussen
En
Etmaalint. Snelheid 2018
[km/h]
Wegdektype
Ringdijk
Melanchtonweg
Peppelweg
11.350
50
Klinkers
Ringdijk
Peppelweg
Adrianalaan
7.325
50
Klinkers
Jasonweg
Adrianalaan
Abeelweg / Argonautenweg
7.200
50
Klinkers
Argonautenweg
Jasonweg
Aleyda van Raephorstlaan
11.000
50
DAB
Argonautenweg
Aleyda van Raephorstlaan
Junostraat
8.525
50
DAB
Argonautenweg
Junostraat
Bergse Dorpsstraat
13.700
50
DAB
Bergse Dorpsstraat
Argonautenweg
Streksingel
9.350
30**
Klinkers
Bergse Dorpsstraat
Streksingel
Weissenbruchlaan
6.250
30
Klinkers
Bergse Dorpsstraat
Weissenbruchlaan
Berglustlaan
17.525
30
Klinkers
Straatweg
Berglustlaan
Prins Bernhardkade
19.575
50
DAB
Weissenbruchlaan
Burg. L F de Montignylaan
Streksingel
8.175
50
Klinkers
Weissenbruchlaan
Streksingel
Bergse Dorpsstraat
11.300
50
Klinkers
Grindweg
Argonautenweg / Burg. L F
A. Verbeek-Ohrlaan /
10.375
50
DAB
de Montignylaan
Molenlaan
Bergse Dorpsstraat /
Weissenbruchlaan / Burg. F M
7.700
50
Klinkers
Grindweg
van Kempensingel 10.350
50
DAB*
Burg. L.F.de Montignylaan
Jasonweg
Abeelweg / Argonautenweg Minosstraat
Abeelweg
Ringdijk / Jasonweg
Olijflaan
7.650
50
DAB
Straatweg
Prins Bernhardkade
Kleiweg
22.450
50
DAB
A20
Kleinpolderplein
Crooswijk
171.300
80 à 100***
ZOAB
A20 *) **) ***)
Crooswijk Terbregseplein 170.000 80 à 100 ZOAB DAB = Dicht Asfalt Beton; ZOAB = Zeer Open Asfalt Beton 30 km/h-wegen zijn in het kader van de Wgh niet zoneplichtig. Zie toelichting in de tekst. De maximale snelheid is deels 80 km/uur en deels 100 km/uur voor licht verkeer en 80 km/uur voor middelzwaar en zwaar verkeer.
In het akoestisch rapport is een overzicht gegeven van het gehanteerde rekenmodel. Het model is gemaakt met behulp van het programma WinHavik (versie 7.54) van DirActivity software. Het programma maakt bij de berekeningen gebruik van het Royal Haskoning rekenhart voor wegverkeerslawaai (versie 11) en railverkeerslawaai (versie 6). De rekenharten rekenen volgens SRMII conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. Voor dit bestemmingsplan is het onderzoek uitgevoerd door Gemeentewerken. Resultaten In tabel 6.3 is een samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten per locatie. Ad 1 Woningvlek Jasonweg Locatie is vervallen. Ad 2. Cosseeterrein Op het Cosseeterrein wordt de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden voor het verkeerslawaai van de Argonautenweg (met een maximale geluidbelasting van 60 dB), de Grindweg (51 dB) en de Burgemeester LF de Montignylaan (53 dB). De maximale geluidbelasting van de niet zonepichtige Bergse Dorpsstraat is 51 dB. Het Cosseeterrein betreft een ontwikkellocatie met voorheen een gemengde bebouwing.
53
Een deel van bebouwing blijft staan (woningen langs de Bergse Dorpstraat, aan de Oude Raadhuislaan en een appartementengebouw op hoek Adriaen van der Doeslaan-Argonautenweg). Op de rest van de locatie (het middenterrein, aan de noordkant langs de Argonautenweg en aan de zuidwestzijde langs de Oude Raadhuislaan en de Adraen van der doeslaan) vindt door sloop / nieuwbouw de ontwikkeling plaats. De Oude Raadhuisweg is een rustige weg. Op de Adriaen van der Doeslaan is het wegverkeer geblokkeerd ter hoogte van de Oude Raadhuislaan; in de nieuwe situatie komt het bezorgend verkeer voor het winkelcentrum over deze weg. De geluidbelasting van het Cosseeterrein waarvoor hogere waarden zijn aangevraagd komt van de wegen aan de noordzijde van de locatie, voor de rekenpunten aan noordzijde van de locatie. Er zijn geluidsluwe gevels in het midden en aan de west- en zuidzijde van het Cosseeterrein. De Bergse Dorpsstraat is een 30 kilometerweg. Daarnaast is bepaald in artikel 9 lid 5 (gebruiksregeling) dat er geen nieuw geluidsgevoelige functies zijn toegestaan op plekken waarvoor dit plan en/of bouwvergunning de mogelijkheid biedt. Verdere maatregelen ter reductie van de geluidbelasting op betreffende gevels zijn moeilijk en onvoldoende doeltreffend en vallen buiten het kader van het bestemmingsplan. E.e.a. is in overeenstemming met het ontheffingsbeleid. Voor deze locatie is voor de betreffende wegen een hogere waarden besluit genomen. Tabel 6.3
Samenvatting van de resultaten van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.
Locatie
Zoneplichtige weg
Hoogte (meter)
Lden (incl aftrek art 110 Wgh)
1
Woningvlek Jasonweg
2
Cosseeterrein
5
Van der Valkterrein
7
Lintbebouwing Straatweg
8
Straatweg 171
Vervallen Argonautenweg Grindweg Bergse Dorpsstraat (30 km/uur) Burg. LF de Montignylaan Straatweg Bergse Straatweg (30 km/uur) Straatweg Weissenbruchlaan Straatweg
n.v.t. 10,5 10,5 / 13,5 / 16,5 16,5 16,5 13,5 -4,5 / 7,5 -7,5
n.v.t. 60 51 51 53 44 42 65 / 65 48 52
Vervallen
n.v.t.
n.v.t.
10 Lommerrijk
<48
=< 48 dB
63
59 - 63 dB
53
49 - 53 dB
>63
>63 dB
58
54 - 58 dB
Ad 5 Van der Valkterrein Het Van der Valkterrein ligt binnen de toetsingszone van de Straatweg. De voorkeurswaarde hiervan van 48 dB wordt niet overschreden. Ad 7. Lintbebouwing Straatweg Bij de lintbebouwing lang de Straatweg wordt de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden voor het verkeerslawaai van de Straatweg (65 dB). De maximale geluidbelasting van de niet zonepichtige Bergse Dorpsstraat is 42 dB (dit is lager dan de voorkeurswaarde). De lintbebouwing ligt ook binnen de toetsingszone van de Weissenbruchlaan. De voorkeurswaarde hiervan van 48 dB wordt niet overschreden. Voor de vervangende nieuwbouw van de lintbebouwing dient een hogere waarde te worden aangevraagd van 65 dB voor de Straatweg. Zoals aangegeven betreft het hier vervangende nieuwbouw. De meeste panden staan in de huidige situatie pal langs de weg. Aan de achterkant van deze panden is een geluidsluwe gevel. Vervangende nieuwbouw van één gebouw wordt mogelijk gemaakt tussen de voorgevel bouwgrens en de achtergevel bouwgrens op 30 meter van de voorgevel bouwgrens (zie artikel 5 lid 3 van de voorschriften). Hiermee wordt stedenbouwkundig mogelijk gemaakt om eventuele vervangende nieuwbouw verder van de weg te realiseren, waardoor er ten aanzien de geluidbelasting een verbetering wordt bereikt.
54
Verdere maatregelen ter reductie van de geluidbelasting op betreffende gevels zijn moeilijk en onvoldoende doeltreffend en vallen buiten het kader van het bestemmingsplan. E.e.a. is in overeenstemming met het ontheffingsbeleid. Voor deze locatie is voor de betreffende weg een hogere waarde besluit genomen. Ad 8. Woonbebouwing Straatweg 171 In dit bestemmingsplan wordt de bouw van 4 woningen mogelijk gemaakt achter de monumentale boerderij en de bijbehorende schuur. De hoogte van de goot is 7 meter; de nok van de woning zit op 14 meter. In het akoestisch onderzoek is gerekend tot de nokhoogte (rekenpunt op 13,5 meter). De bovenkant van de bovenste woonlaag is echter 7 meter (de goot). Deze hoogte is maatgevend voor de evaluatie. Bij de woonbebouwing Straatweg 171 wordt de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden voor het verkeerslawaai van de Straatweg (52 dB). Voor eventuele nieuwbouw van woonbebouwing langs de Straatweg 171 dient een hogere waarde van 52 dB te worden aangevraagd voor de Straatweg. Aan de achterkant van de nieuwbouw is een geluidsluwe gevel. De nieuwbouw wordt mogelijk gemaakt tussen de achtergevel van de schuur achter de monumentale boerderij en de achtergevel bouwgrens op 120m van de voorgevel bouwgrens (zie artikel 32 lid 1.g – wijzigingsbevoegdheid G- in de voorschriften). Hiermee wordt stedenbouwkundig mogelijk gemaakt om eventuele nieuwbouw verder van de weg te realiseren, waardoor er ten aanzien de geluidbelasting een verbetering wordt bereikt. Verdere maatregelen ter reductie van de geluidbelasting op betreffende gevels zijn moeilijk en onvoldoende doeltreffend en vallen buiten het kader van het bestemmingsplan. E.e.a. is in overeenstemming met het ontheffingsbeleid. Voor deze locatie is voor de betreffende weg een hogere waarde besluit genomen. Ad 10. Lommerrijk Locatie is vervallen Railverkeer Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het ‘Besluit geluidhinder spoorwegen’. Voor de spoorverbinding ‘Rotterdam – Gouda’ (traject 601) ten zuiden en ter hoogte van het plangebied bedraagt de geluidszone 600 meter. Ten westen van het plangebied ligt de spoorverbinding (Randstadrail) ‘Rotterdam – Den Haag’ (traject 543) met een geluidszone van 100 meter. De geplande ontwikkelingen liggen niet binnen de geluidszones. Luchtvaart Het plan ligt niet binnen de 35 Ke-geluidscontour rond de luchthaven Rotterdam Airport, zoals vastgesteld door middel van het besluit “Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam Airport” op 17 oktober 2001, zodat voor dit aspect geen toetsing aan de Luchtvaartwet en de bij deze wet behorende besluiten nodig is. Industrielawaai Het plan ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industriegebied, zodat toetsing hieraan niet noodzakelijk is. Geluidbelasting zwembad ’t Zwarte Plasje Naar aanleiding van de (vervangende) nieuwbouw van woningen op Cosseeterrein is akoestisch onderzoek naar de geluidimmissie vanuit het natuurzwembad ’t Zwarte Plasje uitgevoerd. Sinds 1 januari valt ’t Zwarte Plasje onder het ‘Besluit regels voor inrichtingen milieubeheer’ (Activiteitenbesluit). De geluidsimmissieniveaus door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten mogen daarbij in de onmiddellijke omgeving niet meer bedragen dan de in tabel 6.4 aangegeven geluidseisen voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) conform artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. In artikel 2.19 wordt aangegeven dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschriften voor bepaalde activiteiten in een inrichting, anders dan festiviteiten andere normen voor het LAr,LT en LAmax vaststellen.
55
Norm \ tijdvak LAr,LT op de gevel van geluidgevoelige gebouwen
07.00 – 19.00 uur 50 dB(A)
19.00 – 23.00 uur
23.00 – 7.00 uur
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen LAmax op de gevel van geluidgevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dBA)
45 dB(A)
Tabel 6.4
Geluideisen geluidsimmissie uit Activiteitenbesluit.
’t Zwarte Plasje ligt aan de Oude Raadhuislaan. Op een mooie zomerdag wordt het zwembad bezocht door ongeveer 1.000 personen. Het zwembad is overdag open tot 19.30 uur (door de weeks) of tot 18.00 uur (in het weekend). Als geluidsbronnen worden vermeld: de ventilator op het dak van de keuken, met een gehanteerd bronvermogen van 70 dB(A); 3 maals daags komt een vrachtwagen goederen leveren. Het gehanteerd bronvermogen is 104 dB(A). vooral het ontluchten van het remsysteem heeft een geluidpiek tot gevolg; voor het omroepen van mededelingen is een omroepinstallatie aanwezig met een gehanteerd bronvermogen van 101 dB(A) per luidspreker. De installatie is in de dagperiode 30 minuten en in de avondperiode 3 minuten in gebruik. Vier maal ver jaar wordt een evenement georganiseerd. Ten behoeve van de muziek gedurende de dagperiode wordt 10 dB toeslag toegepast. Dit wordt apart in beeld gebracht. De gegevens die nodig zijn voor dit onderzoek zijn geleverd door de beheerder van het zwembad. Bij de berekeningen is gekozen voor de bepaling van de geluidsniveaus ter plaatse van de te realiseren nieuwbouw op het Cosseeterrein. De rekenhoogte is afgestemd op het ontwerp en het aantal woonlagen van het pand. Zie voor de ligging van de rekenpunten figuur 6.3. Voor de berekeningen van de geluidsoverdracht vanuit de inrichting naar het pand op het Cosseeterrein is gebruik gemaakt van het door DGMR ontwikkelde computerprogramma Geonoise, versie 5.41. De werkwijze van de programmatuur is gebaseerd op methode II.8 uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI) d.d. 1999. Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau Het hoogst berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) in de representatieve bedrijfssituatie bedraagt 44 dB(A) etmaalwaarde.Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de geluideis van 50 dB(A) etmaalwaarde conform het Activiteitenbesluit. Er wordt 4 maal in het jaar een evenement georganiseerd. Tijdens dit evenement bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten hoogste 68 dB(A) etmaalwaarde. Dit betreft een incidentele bedrijfssituatie en maakt geen deel uit van de representatieve bedrijfssituatie. Deze waarde hoeft niet te worden getoetst aan de 50 dB(A) van het Activiteitenbesluit. Dergelijke evenementen moeten worden geregeld met behulp van een evenementenregeling. Hierbij kunnen eisen worden gesteld aan de (maximale) geluidsniveaus.
Maximale geluidniveaus Het maximale geluidniveau ten gevolge van laad- en losactiviteiten hoeft niet te worden beschouwd conform het Activiteitenbesluit. De overige geluidbronnen die binnen de inrichting aanwezig zijn, zijn veelal continu van karakter. Het maximale geluidniveau van de inrichting bedraagt 55 dB(A) in dagperiode ten gevolge van de omroepinstallatie. De waarde voldoet ruimschoots aan de grenswaarde van 70 dB(A) in de dagperiode conform het Activiteitenbesluit.
56
Figuur 6.3
Waarneempunten natuurzwembad ’t Zwarte Plasje.
Cumulatie verkeerslawaai Naast het feit dat de verschillende geluidsbronnen apart zijn berekend, moet ook worden gekeken naar de cumulatie van het wegverkeer (gemotoriseerd vervoer en tramverkeer). Cumulatie wordt berekend voor de relevante geluidsbronnen waarbij de voorkeurswaarde wordt overschreden. De berekeningen zijn uitgevoerd volgens de rekenmethode zoals beschreven in het “Reken- en Meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002”. Voor het bestemmingsplangebied Kern en Plassen betekent dit dat de geluidbelastingen van het autoen vrachtverkeerslawaai gecumuleerd worden met tramverkeerslawaai over betreffende wegen. Een deel van de nieuwe geluidsgevoelige ontwikkellocaties bevindt zich in de geluidzones van de Straatweg, de Bergse Dorpsstraat en de Burgemeester LF de Montignylaan (zie § 6.3.1). Het tramverkeer is met de geluidsbelasting van die wegen gecumuleerd, die nabij de planlocatie zijn gelegen en de voorkeurswaarde overschrijden. De samenvattende (hoogste) resultaten zijn weergegeven in tabel 6.5.
57
Ontwikkellocatie
Bijdrage weg
2 Cosseeterrein
Waarneem- Bijdrage LDEN hoogte (m) tramverkeer (exclusief art. 110 Wgh) [dB] 16,5 Ja 57,2
Bergse Dorpsstraat (30 km/uur) Burg. LF de 16,5 Montignylaan 5 Van der Valkterrein Straatweg 13,5 7 Lintbebouwing Straatweg 1,5 4/4,5/7,5 8 Straatweg 171 Straatweg 7,5 10 Lommerrijk Vervallen Tabel 6.5 Cumulatie wegverkeerslawaai (met tramlijn 4).
Ja
58,5
Ja Ja Ja -
50,8 71,5/71,8/71,8 57,9 5 -
In alle gevallen is er een bijdrage van tramverkeer aan de cumulatie. Cumulatie geluid Voor de verschillende locatie worden de geluidbelastingen van de verschillende bronnen (wegen spoortrajecten) gecumuleerd. De locaties 2, 7 en 10 (vervallen) bevinden zich in verschillende geluidzones van wegen en railtrajecten. De geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer bevindt zich onder voorkeurswaarde. De geluidbronnen ten gevolge waarvan de voorkeurswaarde niet wordt overschreden zijn, conform Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006, niet meegenomen in de cumulatie 6. Alleen bij de locaties 2 en 10 wordt ten gevolge van minimaal twee geluidsbronnen de voorkeurswaarde overschreden. De samenvattende (hoogste) resultaten van de cumulatie van alle geluid staan vermeldt in tabel 6.6.
Ontwikkellocatie
Bijdrage weg
2 Cosseeterrein
Argonautenweg, Grindweg, Bergse Dorpsstraat (incl. tram) Burg. LF de Montignylaan (incl. tram) 10 Lommerrijk Vervallen Tabel 6.6 Samenvatting cumulatie alle geluid.
Waarneemhoogte (m) 10,5
LDEN Cumulatief [dB] 66,5
-
-
Conclusies Uit nadere berekeningen, gebruikmakend van de verkeersprognoses voor het jaar 2018, blijkt dat de ontwikkellocaties, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, niet voldoen aan de voorkeurswaarde voor het wegverkeerslawaai. De locaties voldoen wel aan de maximale hogere waarde. In het kader van dit ontwerp bestemmingsplan is het hogere waarden besluit door bij Burgemeester en Wethouders van Rotterdam genomen voor het Cosseeterrein, de lintbebouwing, Straatweg 171 en Lommerrijk (vervallen). In § 6.3.1 is per ontwikkellocatie de maatregelen genoemd gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting. Hiermee is gemotiveerd dat voldaan wordt aan de voorwaarden van het ontheffingsbeleid. Een overzicht van de vastgestelde hogere waarden ten behoeve van de ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan is in tabel 6.7 weergegeven.
4 5 6
Afstand tot trottoir 8,5 resp. 10 en 10 meter.
Hier zijn wederom de woonlagen tot aan de dakgoot (op 7 meter) beschouwd. Voor het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting wordt de aftrek conform artikel 110 g Wgh niet toegepast.
58
Tabel 6.7 Aanvragen van hogere waarde per wegvak Ontwikkellocatie Aan te vragen hogere waarde per wegvak wegverkeerslawaai Argonautenweg 2 Cosseeterrein Grindweg Burgemeester LF de Montignylaan Lintbebouwing 7 Straatweg Straatweg 8 Straatweg 171 Straatweg
52
10 Lommerrijk
-
Vervallen
dB 60 51 53 65
Als maatregel tegen het verkeerslawaai van de A20 zijn geluidschermen langs de A20 geplaatst. Met de toekenning van de hogere waarden voor verkeerslawaai vormt het aspect ‘geluid’ geen belemmering voor de ontwikkelingen die bestemmingsplan mogelijk maakt. Het besluit hogere waarden is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan.
6.4
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen. In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma’s de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Waarschijnlijk kan het NSL in het voorjaar van 2009 in werking treden. Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Als het NSL in werking is getreden, ligt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Tot die tijd geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen die niet meer dan 1% van de grenswaarde bijdragen aan de luchtvervuiling niet in betekenende mate bijdragen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als: 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden; 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft; 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect; 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling; 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.
59
Plangebied Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Als onderzoeksgebied zijn de wegen in en rondom het plangebied genomen waar de planontwikkeling mogelijk een merkbare invloed heeft op de verkeersintensiteiten. De luchtkwaliteit is zowel onderzocht bij alleen de autonome ontwikkeling (zonder realisatie van het bestemmingsplan, maar met overige toekomstige ontwikkelingen), als bij de autonome ontwikkeling inclusief de realisatie van het bestemmingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit dat sinds 27 november 2006 van kracht is. Binnenstedelijke wegen De concentraties in het plangebied worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer. De bijdrage van het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met het model CAR II versie 7.0 In tabel 6.8 staan de onderzochte wegvakken weergegeven. Tabel 6.8 wegvakken Nr.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Wegvak
tussen
en
Ringdijk Ringdijk Jasonweg Argonautenweg Argonautenweg Argonautenweg Bergse Dorpsstraat Bergse Dorpsstraat Bergse Dorpsstraat Straatweg Weissenbruchlaan Weissenbruchlaan Grindweg Burg. LF de Montignyln
Melanchtonweg Peppelweg Adrianalaan Jasonweg Aleyda van Raephorstlaan Junostraat Argon.weg/Montignyln Streksingel Weissenbruchlaan Berglustlaan Burg. LF de Montignyln Streksingel Argonautenwg/Montignyln Bergse Dorpsstraat/Grindweg
Peppelweg Adrianalaan Abeelweg/Argonautenweg Aleyda van Raephorstlaan Junostraat Bergse Dorpsstraat/Grindweg Streksingel Weissenbruchlaan Berglustlaan Prins Bernhardkade Streksingel Bergse Dorpsstraat A Verbeek-Ohrln/Molenlaan Weissenbruchln/Kempensngl
Voor de achtergrondconcentraties worden de door het RIVM vastgestelde waarden gebruikt, afkomstig uit de GCN-database. Door het RIVM zijn voorspelde achtergrondconcentraties gegeven voor de jaren 2008, 2010 en 2018. Bij de waarden voor fijnstof is in het onderzoek rekening gehouden met de aftrek van natuurlijke bestanddelen, de ‘zeezoutaftrek’. In de tabellen zijn de fijnstofwaarden weergegeven na aftrek van zeezout. De verkeersgegeven voor de berekening van de luchtkwaliteit zijn aangeleverd door de afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V van de gemeente Rotterdam. De verkeersgegevens zijn bepaald met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK). Uit de berekeningen kunnen de volgende conclusies getrokken worden (zie tabel 6.9): Jaargemiddelde NO2 concentraties In 2008 geldt voor de jaargemiddelde NO2-concentratie een plandrempel van 44 μg/m3. Deze wordt nergens overschreden. In 2010 en 2018 wordt de grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2-concentratie van 40 μg/m3 nergens overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage. De planbijdrage in 2018 bedraagt maximaal 0,1 μg/m3.
60
Tabel 6.9.a Nr.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Wegvak
Ringdijk Ringdijk Jasonweg Argonautenweg Argonautenweg Argonautenweg Bergse Dorpsstraat Bergse Dorpsstraat Bergse Dorpsstraat Straatweg Weissenbruchlaan Weissenbruchlaan Grindweg Burg LF de Montignyln
Tabel 6.9.a Nr.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Luchtkwaliteit ter plekke van de rekenpunten in 2018 bij autonome ontwikkeling en bij autonome ontwikkeling inclusief planbijdrage. Jaargemiddelde NO2 concentratie (µg/m3)1) autonoom autonoom + plan 26,9 26,9 24,1 24,1 24,0 24,1 24,8 24,7 25,4 25,4 25,1 25,2 25,1 25,1 24,4 24,4 26,0 26,1 27,8 27,9 23,9 23,9 25,2 25,3 24,9 24,9 24,4 24,4
Jaargemiddelde PM10 concentratie (µg/m3)1) autonoom
autonoom + plan 20,8 19,8 19,8 19,9 19,9 19,9 19,9 19,7 20,1 21,5 19,6 19,9 19,8 19,8
20,8 19,8 19,8 19,9 19,9 19,9 19,8 19,7 20,1 21,5 19,6 19,9 19,8 19,7
Aantal overschrijdingen PM10 dagnorm (dagen)2) autonoom autonoom + plan 14 14 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 11 11 12 12 16 16 11 11 12 12 12 12 11 12
Planbijdrage ter plekke van de rekenpunten in 2018. Wegvak
Ringdijk Ringdijk Jasonweg Argonautenweg Argonautenweg Argonautenweg Bergse Dorpsstraat Bergse Dorpsstraat Bergse Dorpsstraat Straatweg Weissenbruchlaan Weissenbruchlaan Grindweg Burg LF de Montignyln
Jaargemiddelde NO2 concentratie (µg/m3) 0,0 0,0 0,1 -0,1* 0,0 0,1 0,0 0,0 0,1 0,1 0,0 0,1 0,0 0,0
Jaargemiddelde PM10 concentratie (µg/m3) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1
Aantal overschrijdingen PM10 dagnorm (dagen) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0
* Deze negatieve planbijdrage wordt veroorzaakt door een relatieve afname van het middelzwaar- en zwaarverkeer van de plansituatie ten opzichte van de autonome situatie.
Jaargemiddelde PM10-concentratie De jaargemiddelde PM10-concentratie van 40 μg/m³ wordt in 2008, 2010 en 2018 niet overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage. De maximale planbijdrage bedraagt in 2018 maximaal 0,1 μg/m3. PM10 grenswaarde daggemiddelde concentratie In 2008, 2010 en in 2018 wordt de PM10 grenswaarde daggemiddelde concentratie van 35 dagen met een maximale concentratie van 50 μg/m³ niet overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage. De maximale planbijdrage bedraagt in 2018 maximaal 1 overschrijding van de maximale concentratie van 50 μg/m³. De verkeersintensiteit in het plangebied Kern en Plassen is laag en verkeerstoename door de bouwplannen is gering. Hierdoor worden in Kern en Plassen geen grenswaarden overschreden. Rijksweg A20 In opdracht van de Provincie Zuid-Holland wordt door TNO regelmatig een zonekaart gemaakt met daarop de grenswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide concentratie langs de snelwegen rond Rotterdam in 2010.
61
De zonekaart voor de luchtkwaliteit wordt door de Provincie Zuid-Holland gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke ontwikkelingen. Het scenario dat bij deze berekening wordt gebruikt is het ‘UitvoeringsNotitie Referentie Raming scenario’ (UNRR-scenario). Met deze kaart is vastgesteld dat het bestemmingsplangebied Kern en Plassen buiten de zones valt waar de grenswaarde voor de jaargemiddelde stikstofdioxide concentratie langs de A20 wordt overschreden. Conclusies In het luchtonderzoek zijn de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van het bestemmingsplan Kern en Plassen inzichtelijk gemaakt. Hieronder staan puntsgewijs de conclusies uit het onderzoek. De verkeersintensiteit in het plangebied Kern en Plassen is laag en verkeerstoename door de bouwplannen is gering. Hierdoor worden in Kern en Plassen geen grenswaarden overschreden; het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling (de planbijdrage blijft (ruim) binnen de 1 procentnorm). De ontwikkeling van de bouwplannen in Kern en Plassen draagt niet bij aan een overschrijding van een grenswaarde uit de Wet luchtkwaliteit. Het plan voldoet daarmee aan de Wet luchtkwaliteit. 3 Er liggen geen nieuwe ontwikkelingen binnen de 40 μg/m -contouren van NO2 en PM10 van de A20.
Luchtkwaliteit leidt volgens de gemeente niet tot een belemmering voor de bouwplannen in Kern en Plassen.
6.5
Bodem
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico’s voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheidsverklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota “Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad”. Plangebied e Tot in de 12 eeuw maakte het gebied deel uit van de rand van het omvangrijke veenmoeras van Midden-Holland. Vanaf circa 1530 tot in de 18e eeuw wordt er grootschalig en nat verveend, waarbij de Bergse Voor- en Achterplas ontstonden. De oude weg naar de donk van Hillegersberg, de latere Straatweg, diende als ontginningsbasis. Vanaf circa 1860 ontwikkelt zich langs de Straatweg steeds meer een lint van buitenhuizen, luxe herenhuizen en uitspanningen waar gegoede burgers gaan wonen. Ook rond de plassen doet zich iets dergelijks voor; in 1916 ontstaat landgoed Plaswijck, dat in 1923 wordt ingericht als park en theeschenkerij. De plasbodem raakt steeds meer vervuilt. Dit komt doordat er op en rondom de eilanden steeds meer volkstuinen, jachthavens en vakantiehuizen komen die lozen op het water. Daarnaast loost ook de rioolwaterzuivering aan de Hoge Limiet (± 1955-1983) haar effluent op de plas. Na de zestiger jaren wordt het nog resterende poldergebied tussen de Achterplas en de Ringvaart geleidelijk omgevormd tot het natuurlijk beheerde Berg- en Broekpark. Tevens worden er een kinderboerderij en heemtuin gerealiseerd. Ter plaatse van Hillegersberg is een donk in het landschap gelegen. Waarschijnlijk was er al voor de e e 10 eeuw sprake van bewoning; rond 1090 was er reeds een kapel op de donk aanwezig. In de 12 en e 13 eeuw werden er een kerk en kasteel gebouwd, die beiden in 1426 werden verwoest. De kerk werd in 1470 herbouwd. In de 17e tot en met de 19e eeuw ontwikkelt zich op de donk een dorpskern.
62
Het gaat hierbij om boerderijen, arbeidershuisjes, winkels en kleine ambachtelijke bedrijven. Tussen 1920 en 1935 worden ook de laatste veenpolders ten noordoosten van het dorp bouwrijp gemaakt en volgebouwd met grote luxe woningen. De voortuinen worden met zand en teelaarde opgehoogd. In de tuinen achter de woningen zijn de oorspronkelijke veenbodem en de vroegere poldersloten nog aanwezig. De bodem wordt door de bewoners aangevuld met zand, klei en koolassen. In de bodemkwaliteitskaart Rotterdam wordt aangegeven dat de contactzone van het plangebied sterk verontreinigd is (boven de interventiewaarde). De ondergrond daarentegen is schoner. Deze is geclassificeerd al zone III (kleiner dan de interventiewaarde). Op basis van aanvullende informatie van de DCMR kan worden gesteld dat rekening dient te worden gehouden met bodemverontreiniging door puntbronnen. Vrijwel steeds betreft de vervuiling de ophooglaag, doch soms gaat het ook om bedrijfsactiviteiten, zoals servicestations (minerale olie en vluchtige aromaten) en soms een chemische wasserij. In het plangebied zijn voor de locaties Straatweg 171 en de oprit naar de Molenwei bodemonderzoeken uitgevoerd, eventueel gevolgd door een saneringsplan en/of bodemsanering, 7 resulterend in de volgende TC-besluiten : 1. Straatweg 171: a. TC-besluit 95-38-06, b. TC-besluit 00-33-06; 2. Molenweide (oprit parkeerplaats): a. TC-besluit 97-29-07, b. TC-besluit 04-46-06. Ad. 1 Straatweg 171 Naar aanleiding van een melding is in 1992 door de Regiopolitie de aanwezigheid van bodemverontreinigende stoffen en bodemverontreinigende activiteiten geconstateerd en is in 1993 door Gemeentewerken Rotterdam een meldingsonderzoek uitgevoerd op de locatie Straatweg 171. Op de locatie zijn vaten afgewerkte olie en ander materiaal, ingestorte daken van schuren bestaand uit asbestcement en resten van behandelde scheepshuiden aangetroffen. Tevens bleek dat er reeds bodemonderzoek op de locatie was uitgevoerd. Op basis van het meldingsonderzoek heeft het bevoegd gezag geconcludeerd (TC-besluit 95-38-06) dat een oriënterend onderzoek conform het Draaiboek Bodemsanering Rotterdam noodzakelijk is. Op basis van het meldingsonderzoek en een later gerapporteerd nader onderzoek is een saneringsplan opgesteld. In het TC-besluit hierover (TC-besluit 00-33-06) wordt melding gemaakt van een sterke verontreiniging met lood, zink, koper, PAK en minerale olie vanaf maaiveld tot ongeveer 1 3 meter onder maaiveld met een bodemvolume van meer dan 25 m . Er is sprake van actuele humane risico’s. Het plan voorziet in een saneringsaanpak met een leeflaag in combinatie met gestimuleerde biologische afbraak. Het bevoegd gezag geeft aan dat er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging en dat het als urgent wordt beschouwd. Dit houdt in dat de (sanerings)werkzaamheden uiterlijk 4 jaar na dagtekening van de beschikking (dit was 12 oktober 2000) aangevangen dienen te zijn. Het bevoegd gezag stemt in met het saneringsplan en geeft aan dat de locatie onder voorbehoud geschikt is voor de bestemming wonen met siertuin. Op dit moment (anno 2008) had de sanering moeten zijn aangevangen. Er is nog geen saneringsverslag beschikbaar, zodat het voorbehoud van het bevoegd gezag betreffende de geschiktheid voor bestemming wonen met siertuin, nog steeds van toepassing. Gelet op de plannen uit dit bestemmingsplan voor deze ontwikkellocatie (achter de schuur van de monumentale boerderij mogen 2 à 4 panden worden gerealiseerd) dient eerst een saneringsverslag aan het bevoegd gezag te worden overhandigd alvorens met eventuele nieuwbouw wordt begonnen. Daarnaast dient ten behoeve van deze nieuwbouwplannen met grondverzet in dit kader rekening worden gehouden met de sanering.
7
Als bevoegd gezag in het kader van de Wet Bodembescherming heeft de gemeente Rotterdam een Technisch Commissie ingesteld (de “TC”) die aangeleverd bodemrapporten, saneringsplannen en –verslagen beoordeeld en daar een besluit neemt, het TC-besluit.
63
Ad 2. Oprit Molenweide Oorspronkelijk was het de bedoeling om op deze locatie enkele woningen te realiseren. In het kader van de inspraak is besloten om hiervan af te zien. Nu blijft het plan beperkt tot het realiseren van een oprit naar een parkeerterrein op de Molenweide. Toch worden hier de resultaten behandeld van het TC-besluit (en bijbehorend het onderzoek) naar aanleiding van de oorspronkelijke bouwplannen van woningen op de locatie Straatweg tussen 151 en 153 is in 1997. Het betreft hier een historisch, indicatief en aanvullend onderzoek. Er is een beperkte omvang van loodverontreiniging aangetroffen. Het bevoegd gezag beschouwde (TC-besluit 97-29-07) de locatie derhalve als geschikt voor de bestemming wonen. Tijdens een in 2004 uitgevoerd verkennend bodemonderzoek is sterke verontreiniging met lood, zink en PAK van meer dan 25 m3 aangetroffen op het zuidoostelijk deel van de locatie. De verontreiniging wordt aangemerkt als diffuse verontreiniging. Een saneringsplan is overlegd met als saneringsmaatregelen de verwijdering van de verontreiniging met isolatie van de restverontreiniging. Er is volgens het bevoegd gezag (TC-besluit 04-46-06) sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood, zink en PAK. De sanering is niet urgent. Ze stemt in met het saneringsplan. Indien de sanering niet is aangevangen binnen 5 jaar na dagtekening van de beschikking dient het saneringsplan voorafgaand aan de start van de sanering te worden geactualiseerd. De locatie is onder voorbehoud van uitvoering van de (sanerings)werkzaamheden conform het saneringsplan van 27 september 2004 geschikt is voor de bestemming wonen met tuin. Daarmee wordt zeker voldaan aan de eisen voor oprit naar de parkeerplaats. Indien de uitvoering van de sanering wordt aangepast aan de nieuwe bestemming (maar wel met dezelfde intentie) dan is verantwoording hiervan in het saneringsverslag voldoende. Conclusie Na het overleggen van een saneringsverslag voor bovengenoemde ontwikkellocaties aan bevoegd gezag op basis waarvan zij een definitieve geschiktheid verklaring kan afgeven, en indien voor de overige ontwikkellocaties met bouwplannen door bevoegd gezag geschiktheidverklaringen op basis van een bodemonderzoek zijn afgegeven leidt de bodemkwaliteit volgens de gemeente dan ook niet tot een belemmering voor de bouwplannen in plangebied Kern en Plassen.
6.6
Externe veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”. Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1 van de voorschriften is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn. In tegenstelling tot het plaatsgeboden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd.
64
Transport gevaarlijke stoffen over weg Over de rijksweg A20 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Gebruikmakend van de meest recente telcijfers [PZH 2002], is geïnventariseerd welke gevaarlijke stoffen over de A20 vervoerd worden. De voor externe veiligheid relevante categorieën stoffen en hun intensiteit zijn in tabel 6.10 weergegeven. Tabel 6.10 Transportintensiteiten vervoer gevaarlijke stoffen over de A20 voor huidige situatie Stof Aantal categorie [/jr] LF1 4.883 LF2 8.604 LT1 569 LT2 325 GF3 2.438 Met behulp van bovenstaande gegevens zijn door gemeentewerken risicoberekeningen uitgevoerd. Dit is gedaan door middel van het rekenprogramma RBM-II. De volgende uitgangspunten zijn voor de berekeningen gehanteerd: Ongevalsfrequentie is 8,3x10-8 (1/vtg.km, standaard voor RBM-II); verdeling van overige transport over dag / nacht: 70% / 30%; bezetting woningen over dag / nacht: 70% / 100%; bezetting kantoren, winkels en bedrijven, dag / nacht verhouding: 100% / 0%. Uit deze berekeningen komen de volgende plaatsgebonden risicocontouren naar voren, welke weergegeven zijn in tabel 6.11. Tabel 6.11 Plaatsgebonden risicocontouren voor huidige situatie vervoer gevaarlijke stoffen over weg Traject Plaatsgebonden risicocontour (afstanden tot de wegas in meters) 10-6/jr 10-7/jr 10-8/jr A20 0 91 171 Uit tabel 6.11 blijkt dat het plaatsgebonden 10-6 risicocontour voor de huidige situatie het plangebied niet raakt. Voor de toekomstige situatie van het plaatsgebonden risico is het transport van de categorie brandbare vloeistoffen (LF) maatgevend. Groei van deze transportstromen zal de grootte van de plaatsgebonden risicocontouren doen toenemen. De huidige [PZH-2002] maatgevende 10-6 plaatsgebonden risicocontour ligt op nul meter van dit deel van de A20. De afstand tussen de dichtstbij gelegen ontwikkellocatie in Kern en Plassen en de A20 is ongeveer 470 meter. Voor de risicoberekeningen is daarom de bestaande ruimtelijke omgeving gelijk aan de toekomstige ruimtelijke omgeving het externe veiligheidsrisico blijft gelijk. Het plaatsgebonden risico van transport van gevaarlijke stoffen over de A20 vormt geen belemmering voor dit ruimtelijk plan. De berekende groepsrisicocurve voor de huidige situatie is weergegeven in figuur 6.4.
65
Figuur 6.4
Groepsrisico A20 voor huidige situatie
Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A20 in de huidige situatie overschrijdt de oriënterende waarde niet. Van het toekomstig wegtransport zijn geen prognose gegevens beschikbaar. Verwacht wordt dat het gebruik van autogas (categorie GF3) op het zelfde niveau plaatsvindt als in de huidige situatie. Hierdoor zal het groepsrisico in de toekomstige situatie gelijk blijven. Het groepsrisico vormt geen belemmering voor dit ruimtelijk plan. Transport gevaarlijke stoffen over rail Over de spoorlijn Rotterdam CS – Gouda (Goudse lijn) worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Ook voor dit transport is door gemeentewerken een risicoanalyse uitgevoerd. Voor deze analyse is gebruikt gemaakt van de gerealiseerde transportintensiteiten van het jaar 2002 (bron: Prorail). Deze transportintensiteit wordt in tabel 6.12 weergegeven. Tabel 6.12 Transportintensiteit vervoer gevaarlijke stoffen over Goudse lijn in huidige situatie Stof categorie Type gevaar Transport intensiteit 2002 [aantal wagons/jaar] A Brandbaar gas 900 B2 Ammoniak Giftig gas 200 B3 Chloor Zeer toxisch gas 1300 C3 Zeer brandbare vloeistof 4750 D3 Giftige vloeistof 200 D4 Zeer giftige vloeistof 250 Met behulp van bovenstaande gegevens zijn door gemeentewerken risicoberekeningen uitgevoerd. Dit is gedaan door middel van het rekenprogramma RBM-II. De volgende uitgangspunten zijn voor de berekeningen gehanteerd: Chloor transport vindt alleen ‘s nachts plaats in bloktreinen. Er vindt geen chloortransport meer plaats, alleen incidenteel. Hiervoor heeft de overheid een convenant getekend met Akzo Nobel; verdeling van overige transport over dag / nacht: 33% / 67%; bezetting woningen over dag / nacht: 70% / 100%; bezetting kantoren, winkels en bedrijven, dag / nacht verhouding: 100% / 0%; baanvaksnelheid is hoger dan 40 km/uur; brandbaar gas wordt in bonte treinen (wagons met verschillende stofcategoriën) vervoerd; -8 ongevalsfrequentie is 3,65x10 (1/vtg.km, wissels standaard, geen overgangen). Door Prorail is tevens een prognose gemaakt van het toekomstige railtransport van gevaarlijke stoffen. Na de ingebruikname van de Betuwelijn (2007) zal het groepsrisico veranderen als gevolg van andere manieren van railtransporten. Deze transportintensiteit wordt in tabel 6.13 weergegeven.
66
Van dit transport wordt aangenomen dat het brandbaar gas in bonte treinen wordt vervoerd. Dit is een conservatieve aanname omdat voor de toekomst (2010-2020) sprake is van bloktreinen voor deze stof. Bij bloktreinen vervalt daarnaast het ongevalsscenario van de warme Bleve 8, waardoor het groepsrisico verkleint. Transportintensiteit vervoer gevaarlijke stoffen over Goudse lijn in toekomstige situatie. Stof categorie Type gevaar Transport intensiteit 2010-2020 [aantal wagons/jaar] A Brandbaar gas 700 B2 Ammoniak Giftig gas 0 B3 Chloor Giftig gas 200 C3 Zeer brandbare vloeistof 1100 D3 Giftige vloeistof 150 D3 Zeer giftige vloeistof 0
Tabel 6.13
Voor beide scenario’s (huidige en toekomstige situatie) zijn de plaatsgebonden risicocontouren weergegeven in tabel 6.14. Tabel 6.14 Plaatsgebonden risicocontouren vervoer gevaarlijke stoffen over Goudse lijn voor huidige en toekomstige situatie Traject Plaatsgebonden risicocontour (afstanden tot de wegas in meters) 10-6/jr 10-7/jr 10-8/jr Goudse lijn (huidige situatie) 0 131 855 Goudse Lijn (toekomstige situatie) 0 19 240 Uit bovenstaande tabel blijkt dat het plaatsgebonden 10-6 risicocontour voor de huidige en toekomstige situatie het plangebied niet raakt. De berekende groepsrisicocurve voor beide situaties is weergegeven in figuur 6.5. Uit figuur 6.5 is op te maken dat de oriënterende waarde van het groepsrisico voor beide situaties niet wordt overschreden. Het groepsrisico blijft globaal een factor 10 onder de norm. Dit lage groepsrisico vindt de gemeente Rotterdam zonder meer acceptabel.
8
Een warme Bleve (boiling liquid expanding vapour explosion) treedt op als een onder druk staande tankwagon met vloeibaar
brandbaar gas (bijvoorbeeld LPG) blootgesteld wordt aan vuur. In de tank stijgt de temperatuur en de interne druk neemt snel toe. Op hetzelfde moment zal de temperatuur van de tankwand stijgen en de sterkte van de tank afnemen. Als de tankwagon het begeeft, zal zeer snel oververhitte vloeistof vrijkomen die expandeert en verdampt in een zeer korte tijd. Ontsteking zal leiden tot een zeer snelle verbranding en een alles verwoestende explosie. Daarnaast bestaat er ook een koude Bleve. Deze wordt veroorzaakt door een mechanische impact.
67
Figuur 6.5
Groepsrisico Goudse lijn voor huidige situatie (links) en toekomstige situatie (rechts).
Het transport van gevaarlijke stoffen over de Goudse lijn leidt niet tot beperkingen voor de geplande ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied van het bestemmingsplan Kern en Plassen. Transport gevaarlijke stoffen over water De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader “Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas” vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Het bestemmingsplan Kern en Plassen ligt aan niet in de directe nabijheid van de Nieuwe Waterweg of Nieuwe Maas. Vandaar dat dit aspect van externe veiligheid niet nader is onderzocht. Luchtvaart Onder externe veiligheid van luchthavens wordt verstaan het risico van vliegtuigongevallen waaraan personen blootstaan die zich buiten de begrenzingen van het aangewezen luchtvaartterrein en eventuele ontheffingsgebieden in het gebied rond de luchthaven bevinden. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Tot nu toe bestaat er geen externe veiligheidsregelgeving voor regionale luchthavens. Momenteel wordt wetgeving voorbereid voor de regionale en kleine luchthavens. In een nieuw hoofdstuk van de Wet luchtvaart zal de decentralisatie van luchtvaarttaken naar de provincies worden geregeld en zal ook een normstelling voor geluid en externe veiligheid worden opgenomen. Om te voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen belemmerend werken op de introductie van de nieuwe wetgeving bestaat het voornemen om met de regionale overheden afspraken te maken over een te voeren ruimtelijk interim-beleid. Net als bij Schiphol zullen in overleg met de betreffende regio’s de mogelijke aanvullende ruimtelijke maatregelen ter beheersing van het groepsrisico worden bezien en zal een stand-still voor externe veiligheid worden uitgewerkt. In het MER van Rotterdam Airport zijn externe veiligheidsberekeningen uitgevoerd op basis van het in 1997 door de ministeries van V&W en VROM vastgestelde rekenmodel voor regionale velden. De nieuwe inzichten over de bepaling van de externe veiligheid rondom Schiphol zijn momenteel echter aanleiding om ook het model voor regionale vliegvelden aan te passen. Bij brief van 29 december 2000 kondigen GS van de provincie Zuid-Holland aan dat zij voornemens zijn tot het van kracht worden van een nieuw beleidskader een tijdelijk toetsingskader te hanteren voor nieuwe bouw- en bestemmingsplannen. Dit toetsingskader houdt in dat: -5 binnen de 10 plaatsgebonden risicocontour alleen bestemmingen zijn toegestaan waar personen niet langdurig verblijven, zoals groen, verkeersfuncties en dergelijke; tussen de 10-5 en de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren alleen niet-arbeidsintensieve bedrijvigheid en andere beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan; binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour geen nieuwe kwetsbare bestemmingen (woningen, scholen, zorginstellingen) zijn toegestaan. Voorts is er een motivatieplicht voor nieuwbouwplannen binnen het invloedsgebied (de 10-7 plaatsgebonden risicocontour) die het groepsrisico verder doet stijgen.
68
Plangebied Het plangebied ligt buiten de maatgevende 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het vliegveld Rotterdam Airport. Het plangebied ligt echter gedeeltelijk binnen de invloedzone voor groepsrisico (10-7- plaatsgebonden risicocontour) van het vliegveld. Het betreft hier het westelijk deel van het plangebied. Binnen de invloedzone worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Verdichtingen van ruimtelijke functies binnen de 10-7 plaatsgebonden risicocontour die gepaard gaan met een hogere personenaanwezigheid verhogen het groepsrisico. Bij het bepalen van dit groepsrisico speelt de verdeling van de bevolking rond de luchthaven een rol. Figuur 6.6 toont de groepsrisicocurve voor de situatie in 1999 en voor de autonome ontwikkeling. Figuur 6.6
Groepsrisico Rotterdam Airport.
FN: kans op N of meer slachtoffers (per jaar)
Groepsrisico: Rotterdam Airport 1,00E-02 1,00E-04 1,00E-06 1,00E-08 1,00E-10
1
10
100
1000
Aantal slachtoffers (N) Autonome ontwikkeling Huidige situatie Oriënterende waarde bij inrichtingen Bron: MER Nieuwe Inrichting Rotterdam Airport [IGWR, 1999].
In figuur 6.6 is te zien dat het groepsrisico bij autonome ontwikkeling lager ligt dan in de huidige situatie. Bestemmingsplan Kern en Plassen kent alleen ontwikkellocaties buiten het invloedgebied van de luchthaven 9. Het groepsrisico van luchtverkeer neemt daarom als gevolg van dit bestemmingsplan niet toe. Het opstellen van een CHAMP-document kan derhalve achterwege worden gelaten. Leidingen In het plangebied bevinden zich geen leidingen die getoetst moeten worden aan de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" d.d. 26 november 1984 en het sectordocument externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland van 1998. LPG-tankstations Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. Tegelijk met dit besluit is een ministeriële regeling van kracht geworden waarin afstandsnormen voor onder andere LPG-tankstations zijn vastgelegd. Welke afstandsnorm er geldt rond een vulpunt is afhankelijk 3 van de doorzet (verkoop) van LPG in m per jaar. De ministeriële regeling bevat de volgende afstandsnormen: als in de milieuvergunningen is vastgelegd dat er niet meer dan 1000 m3 LPG per jaar mag worden verkocht geldt een veiligheidscontour van 45 meter rondom het vulpunt (dit is een berekende 10-6-plaatsgebonden risicocontour); bij een doorzet tot 1500 m3 LPG per jaar geldt een veiligheidscontour van 110 meter rondom het vulpunt; bij een doorzet van meer dan 1500 m3 moet de veiligheidscontour worden berekend; 9
In het actualisatierapport externe veiligheid van april 2008 wordt nog gerefereerd aan een ontwikkellocatie binnen het invloedgebied van de luchthaven. Betreffende locatie is komen te vervallen.
69
-
voor een ondergronds of ingeterpt LPG-reservoir geldt een veiligheidscontour van 25 meter rondom deze tank. Voor een bovengronds LPG-reservoir geldt een afstand van 120 meter. Deze veiligheidsafstand is onafhankelijk van de doorzet van LPG; voor een LPG-afleverzuil geldt een veiligheidscontour van 15 meter rondom de zuil. Ook deze afstand is onafhankelijk van de doorzet van LPG. Daarnaast moet binnen een invloedsgebied van 150 meter (ongeacht de doorzet van LPG) rondom een LPG-vulpunt het groepsrisico in beeld worden gebracht. In het plangebied zelf en in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zicht geen LPGvulpunten. Er zijn dan ook geen contouren die het plangebied raken. Vandaar dat dit aspect van externe veiligheid niet nader is onderzocht. Inrichtingen Er liggen zowel binnen als buiten het plangebied geen activiteiten die relevant zijn voor de externe veiligheid van (beperkt) kwetsbare bestemmingen in het plangebied. Vuurwerkopslaglocaties Om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het opslaan en verkopen (in de laatste dagen van het jaar) van consumentenvuurwerk dient men te beschikken over een opslagruimte (kluis) die voldoet aan een aantal veiligheidseisen. Bij consumentenvuurwerk tot 10.000 kg mogen zich binnen een zone van 8 meter vanaf de deur van de kluis (veiligheidszone) geen gevoelige bestemmingen bevinden. Bij vuurwerkopslagen boven 10.000 kg moeten per bufferbewaarplaats – afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk - veiligheidsafstanden variërend van 20 tot 48 meter in acht genomen worden. Binnen de gemeente Rotterdam komen alleen vuurwerkopslagplaatsen tot 10.000 kilo voor. Bij het plannen van nieuwe gevoelige bestemmingen dient deze veiligheidsafstand in acht te worden genomen. Binnen het plangebied zijn geen locaties aanwezig waar vuurwerk in opslag ligt. De locatie aan de Straatweg die voorheen consumentenvuurwerk verkocht, is gestopt met zijn activiteiten. Conclusies externe veiligheid Het plaatsgebonden risico van de volgende bronnen speelt een rol in dit bestemmingsplan: 1. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour van het transport van gevaarlijke stoffen over de A20 is 0 meter. Deze risicocontour ligt buiten het plangebied Kern Plassen; 2. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor van de Goudse lijn is 0 meter. Deze risicocontour ligt buiten het plangebied; 3. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour afkomstig van het vliegveld Rotterdam Airport ligt buiten het plangebied. Het plaatsgebonden risico van bovengenoemde bronnen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Er zijn drie bronnen van groepsrisico voor Kern en Plassen: 1. Uit de berekening van het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de A20 blijkt dat het groepsrisico in zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie bij autonome ontwikkeling onder de oriënterende waarde ligt. De gemeente Rotterdam vindt dit lage groepsrisico zonder meer acceptabel; 2. Het berekende groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de Goudse lijn ligt in zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie bij autonome ontwikkeling onder de oriënterende waarde. De gemeente Rotterdam vindt dit lage groepsrisico zonder meer acceptabel; 3. Het invloedgebied van het vliegveld Rotterdam Airport ligt gedeeltelijk over het plangebied. Er worden binnen dit invloedgebied geen locaties ontwikkeld. Het groepsrisico blijft derhalve als gevolg van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan ongewijzigd. Het groepsrisico vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
70
6.7
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het ‘Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen’ in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen: categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd; categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden; categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de ‘uitgebreide toets’. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan. Plangebied Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is één ecologische onderzoek gedaan, te weten: Kern en Plassen. Implementatie Flora- en faunawet, verkenning ecologische waarden. Door de ligging van het plangebied, om en aan de Bergse voor- en achterplas, is het gebied zeer waterrijk. De Bergse voor- en achterplas hebben verschillende ecologisiche verbindingen met de omgeving. Met name de nabije ligging van het Kralingsebos, het Lage Bergse Bos en het buitengebied tussen Rotterdam en Berkel en Rodenrijs zijn belangrijk. De ecologische verbinding van het gebied met de omgeving bevat verschillende knelpunten, met name voor de landgebonden fauna. Daarom is de ecologische relatie van de plassen met de omgeving vooral van belang voor verschillende soorten (water-)vogels en vliegende insecten. De soorten vliegen simpelweg over de barrières heen naar de andere gebieden. Gebiedsbescherming In het bestemmingsplangebied is sprake van twee gebieden met beschermde natuurwaarden: oppervlaktewater van de Bergse Plassen Berg- en Broekpark. Het oppervlaktewater van de Bergse Plassen maakt onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Daarin is de laatste door GS vastgestelde versie van de PEHS weergegeven. Het Compensatiebeginsel Natuur en Landschap van Provincie Zuid-Holland geldt voor de bescherming van natuur in de PEHS. Tegen deze achtergrond bezien zou de toekenning van de functie natuur aan het oppervlaktewater van de Bergse Plassen gepast zijn, alhoewel dit volgens de Provincie geen verplichte opgave is. Dat is pas aan de orde als in het Streekplan de natuurfunctie is toegekend aan de Bergse Plassen. Dit is niet het geval.
71
Op basis van de landschappelijke en ecologische waarden is in het voorontwerp bestemmingsplan Kern en Plassen aan het Berg- en Broekpark de bestemming natuur toegekend. Specifiek voor dit gebied is naast het bestemmingsplan geen andere regelgeving van toepassing ter bescherming van natuurwaarden. Het Compensatiebeginsel Natuur en Landschap van Provincie Zuid-Holland is hier niet van toepassing, omdat het Berg- en Broekpark niet in het streekplan is vermeld als natuurgebied. Kleine zoogdieren Naar aanleiding van de bij het veldbezoek opgedane indrukken mag worden aangenomen dat in het projectgebied verschillende soorten beschermde zoogdieren voorkomen zoals muizen, woelrat, egel en mol. Verwacht wordt dat het projectgebied voldoende geschikte biotopen herbergt voor deze diersoorten. Deze dieren behoren tot de algemene soorten. Bij het uitvoeren van werkzaamheden op plekken waar kleine zoogdieren voorkomen is de kans groot dat deze dieren zullen worden verstoord of gedood. Wanneer de omgeving dit toelaat wordt verwacht dat de dieren zelf voldoende mogelijkheden hebben om te vluchten naar de delen van het projectgebied waar geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Vleermuizen Vleermuizen zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen omdat vleermuizen nachtdieren zijn. Desondanks is het aannemelijk dat verschillende soorten algemeen voorkomende (en wellicht ook minder algemeen voorkomende) vleermuizen het projectgebied als foerageergebied (foerageren =voedsel zoeken) gebruiken. De kans dat vleermuizen, zoals Ruige-, Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger het projectgebied als leefgebied gebruiken is gezien het uiterlijk van het projectgebied aanzienlijk. Deze vleermuizen zijn ook elders in Rotterdam gesignaleerd. Bomen met holtes of spleten kunnen onderdak bieden aan de vleermuizen. Zij kunnen deze bomen bovendien als plek gebruiken om hun winterslaap in door te brengen. Dergelijke bomen komen in het projectgebied voor. De diverse solitaire bomen en bomenrijen in het projectgebied kunnen voor vleermuizen bovendien fungeren als bakens in het landschap ter oriëntatie bij het foerageren (=voedsel zoeken). Door de grote hoeveelheid openwater in het gebied is te verwachten dat vleermuizen hier veel voedsel (insecten) kunnen vinden. De aanwezigheid van veel open water maakt het projectgebied bovendien tot een geschikte biotoop voor enkele minder algemeen voorkomende soorten vleermuizen (soorten als de watervleermuis en de meervleermuis). De wettelijke bescherming van vleermuizen met betekenis voor de ruimtelijke planvorming behelst de vaste verblijfplaatsen. Deze kunnen voorkomen in bomen met holtes en spleten, alsmede in gebouwen. Dergelijke plaatsen zijn niet bekend binnen het plangebied, alhoewel het voorkomen ervan niet is uitgesloten. Indien toch vleermuisverblijfplaatsen op ontwikkelingslocaties worden aangetroffen, dan dient er ontheffing aangevraagd te worden. Vogels Wat broedvogels betreft mag er vanuit worden gegaan dat in het broedseizoen verschillende soorten vogels op en om de Bergse voor- en achterplas hun nest maken. Waarschijnlijk is het gebied vooral waardevol voor watervogels. Tijdens het veldbezoek zijn bij de verschillende te ontwikkelen locaties geen vaste nesten (dit zijn nesten die jaarlijks worden gebruikt) aangetroffen van vogelsoorten met uitzondering van de blauwe reiger. Dergelijke vaste nesten zijn beschermd door de Ffwet. Dit houdt in dat zij niet mogen worden beschadigd, ook al worden op dat moment geen broedactiviteiten ondernomen. Bescherming van vogels in de ruimtelijke planvorming is toegespitst op vaste in gebruik zijnde nestplaatsen welke moeilijk vervangbaar zijn. Binnen het plangebied is één zo'n locatie bekend: de Blauwe reigerkolonie in Park Bijdorp bij de Straatweg. Dit park staat niet ter discussie. Bij het uitvoeren van rooiwerkzaamheden dienen vogels te worden ontzien. Daarom heeft het de voorkeur om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen (half maart tot half augustus) te laten plaatsvinden. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met broedende vogels dan zal deze groep dieren geen nadelige gevolgen ondervinden van de uitvoering. Amfibieën Omdat het projectgebied (en ook de verschillende te ontwikkelen locaties) zeer waterrijk is, biedt het een grote variatie aan leefgebieden voor amfibieën.
72
Aangenomen wordt dat in de nattere gedeelten van het plangebied alleen de meest algemeen voorkomende soorten (groene kikker, bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad) voorkomen. De aanname hiervoor is gedaan op basis van de geschiktheid van de habitat (het milieu is vrij voedselrijk waardoor meer kritische / zeldzame soorten niet worden verwacht). Te ontwikkelen locaties die grenzen aan het water en een natuurlijk ogende oeverzone hebben (bijvoorbeeld een oever met riet) vormen een geschikt leefgebied voor verschillende soorten amfibieën. Amfibieën zullen waarschijnlijk vooral hinder ondervinden van eventuele graaf- of dempwerkzaamheden aan bestaande watergangen. Hierin wordt in dit bestemmingsplan niet voorzien. Vlinders en libellen Omdat het uitgevoerde veldbezoek in de nazomer is gedaan en bovendien maar uit 1 bezoek bestond, is het niet mogelijk gefundeerde uitspraken te doen over het al dan niet voorkomen van beschermde soorten vlinders en libellen. Vooral voor libellen biedt het projectgebied vrij veel geschikte biotopen. Wanneer in de verschillende ontwikkellocaties vochtige biotopen aanwezig blijven (voor zover van toepassing) zullen libellen geen hinder ondervinden van de ontwikkelingen in dit plan. Flora Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Desondanks is niet met zekerheid te zeggen dat in het projectgebied geen beschermde flora voorkomt omdat de periode van het veldbezoek voor het bekijken van flora ongunstig was. In het najaar zijn veel soorten planten namelijk uitgebloeid. Om met zekerheid uitspraken te doen over het al dan niet voorkomen van beschermde flora, zijn meerdere veldbezoeken in de periode van april tot september noodzakelijk. Wanneer beschermde flora in één van de te ontwikkelen locaties wordt aangetroffen is het verplicht om deze planten zoveel mogelijk te beschermen bij uitvoeren van de werkzaamheden. Wanneer dit niet mogelijk is dient een ontheffing te worden aangevraagd en dienen in de toekomstige situatie geschikte groeiplekken voor de soort(en) te worden opgenomen. Conclusies Het vastgestelde Compensatiebeginsel Natuur en Landschap door GS van Zuid-Holland voorziet in de bescherming van biotopen van Rode lijstsoorten. Tot de mogelijk voorkomende Rode lijstsoorten binnen het plangebied horen soorten die tevens wettelijk beschermd zijn (Rietorchis, Gevlekte orchis, Bittervoorn). Reeds is aangegeven dat aantasting van biotoop van deze soorten niet aan de orde is. Andere Rode lijstsoorten die mogelijk in het plangebied aanwezig zijn, zijn met name te verwachten in grasland en oevers (hoogstens incidenteel voorkomen van plantensoorten zoals Rode ogentroost) en oppervlaktewater (een vissoort zoals het Vetje). Aantasting van de biotoop van deze soorten is niet in het geding als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Wel kan behoud van biotoop een aandachtspunt zijn in de uitwerking van inrichtingsplannen binnen het kader van het bestemmingsplan. Het is wenselijk dat tijdens ontwerp- en uitvoeringsfase van sloop / nieuwbouw en herinrichting rekening wordt gehouden met deze soorten in het kader van zorgplicht voor de genoemde soorten. Voor de soorten in het plangebied is geen ontheffing noodzakelijk, maar dient wel de zorgplicht nageleefd te worden. Flora en fauna vormen geen belemmerende factor voor dit bestemmingsplan.
6.8
Duurzaamheid en energie
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwen en energieprestatie-eisen.
73
Duurzaam bouwen Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daarnaast het document ‘De Rotterdamse Woningkwaliteit’ (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken. Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen in Kern en Plassen: o Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Zie hoofdstuk 5; o Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten; o Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is; o Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet; o Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen; o Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak. Energie Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx). Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien het bouwwerk niet verder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter. Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning.
74
7. 7.1
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING Inleiding
Het uitgangspunt bij de ontwikkeling van dit bestemmingsplan is geweest om de bestaande situatie in het plangebied zoveel mogelijk planologisch te bestendigen. Het betreft overwegend een conserverend plan. Als basis is gekozen om het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden gedetailleerd te bestemmen. In het plan worden ook een aantal ontwikkelingen voorzien waarvan verwacht wordt dat deze binnen een periode van tien jaar zullen worden gerealiseerd (voor een toelichting op deze beoogde ontwikkelingen wordt verwezen naar hoofdstuk 4).
7.2
Verduidelijking juridische regelingen
Het merendeel van de bepalingen in de voorschriften behoeven geen nadere toelichting. Dit geldt voor de wijze van meten en de begripsomschrijvingen, en ook voorschriften voor bijvoorbeeld woningen, groen, bedrijven en dergelijke zijn vanzelfsprekend. Daarentegen zitten er in het plan een beperkt aantal juridische regelingen die in deze paragraaf kort worden toegelicht . Bestemmingsregeling woningen III (art. 5) In artikel 5 van de voorschriften is een bebouwingsregeling opgenomen voor de lintbebouwing langs de Straatweg. Deze regeling is opgenomen om het kenmerkende karakter van de lintbebouwing, zowel vanaf de straatzijde als vanaf de waterzijde, te beschermen en geldt voor percelen van 65 meter en dieper. De voorgevel bouwgrens bevindt zich op vijf meter afstand tot de weggrens. De strook voortuinen, gelegen voor de voorgevel van de bouwgrens, garandeert het groene aanzicht vanaf de weg. Parallel aan de voorgevel bouwgrens ligt op een afstand van 30 meter de achtergevel bouwgrens. In deze 30 meter tellende zone dienen alle gebouwen gerealiseerd te worden, dus zowel het hoofdgebouw als eventuele aanbouwen en bijgebouwen. Bovendien moeten gebouwen een afstand van ten minste 30 meter tot de plasoever aanhouden. Voor percelen die minder diep zijn dan 65 meter geldt deze regeling niet. Percelen die minder diep zijn dan 65 meter worden gedetailleerd bestemd overeenkomstig de bestaande situatie De bestemming “woningen III” is gelegd op die percelen langs de Straatweg welke rechtstreeks ontsloten worden via de Straatweg en welke in het vigerende Groot-Uitbreidingsplan voor een gedeelte van de gemeente Hillegersberg; 1933 de bestemming ‘open bebouwing B” hebben. Gemengde bebouwing (art. 9) In artikel 9 van de voorschriften zijn drie categorieën gemengde bebouwing gedefinieerd. Dit is gedaan om op een adequate wijze planologische regelingen te kunnen treffen voor die situaties waar een mengvorm van functies bestaat. Omdat niet in iedere situatie een gelijke mengvorm gewenst is of mogelijk is, is gekomen tot meerdere categorieën. Molen(biotoop) (art. 11) In artikel 11 van de voorschriften is de bestemmingsregeling voor de molen opgenomen. De implicatie van de molenbiotoop komt binnen de plansystematiek tot uitdrukking in de algemene bepalingen (artikel 2) en in de op de plankaart aangegeven zonering. Recreatieve voorzieningen (art. 18) In artikel 18 van de voorschriften zijn meerdere categorieën recreatieve voorzieningen gedefinieerd. Dit is gedaan om op een adequate wijze planologische regelingen te kunnen treffen omdat niet in iedere situatie een gelijke recreatievorm gewenst is of mogelijk is. Tuin I (art. 21) In artikel 21 van de voorschriften is een aparte tuinbestemming opgenomen welke gelegd is voor de zeer grote tuinen behorende bij een gebouw met gestapelde woningen, hetzij een gebouw met de bestemming Bijzonder Woongebouw. In deze bestemming is (in afwijking van de gewone bestemming tuin) geen regeling opgenomen voor aanbouwen en bijgebouwen behorende bij grondgebonden woningen.
75
Gebouwde parkeervoorziening (art. 28) In artikel 28 van de voorschriften is een regeling opgenomen voor gebouwde parkeervoorzieningen welke geen onderdeel uitmaken van bebouwing met een andere functie. Het betreft de gronden aan de Aleyda van Raephorstlaan (bestaande voorziening). Wijziging van het plan (art. 32) Artikel 32 van de voorschriften geeft de bevoegdheid om het plan te wijzigen. Er zijn locaties gedefinieerd op de plankaart waarop een wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. Per locatie is in dit artikel de beoogde wijzigingsmogelijkheid juridisch omschreven. Een korte inhoudelijke toelichting op de beoogde ontwikkeling is opgenomen in paragraaf 4.3. Overgangsbepalingen (art. 33) Dit betreft het standaard overgangsrecht, zoals per 1 juli 2008 wettelijk is voorgeschreven.
76
8. 8.1
HANDHAVING Beleid
Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de Kadernota handhaving dS+V vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota is in 2002 door het dagelijks bestuur van Hilligersberg-Schieberg formeel onderschreven. In de nota is vastgelegd op welke wijze het handhavingsbeleid is georganiseerd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid. Plangebied In het plangebied is het een lastige zaak om alle bestaande situaties inzake illegale bebouwing en/of gebruik te inventariseren. In de praktijk is het niet altijd mogelijk om waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt. In het kader van de opstelling van dit bestemmingsplan is gekeken naar onregelmatigheden. Er zijn geen onregelmatigheden bekend. Het voert evenwel te ver om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard wordt altijd gereageerd naar aanleiding van klachten van omwonenden.
8.2
Legalisering illegale bebouwing op eilanden in Bergse Achterplas
Op de eilanden in de Bergse Achterplas zijn op grote schaal zomerhuisjes gebouwd. Het betreft circa 200 zomerhuisjes, waarvan circa 25 percelen in particulier eigendom zijn. De andere percelen worden door de gemeentelijke Dienst Recreatie Rotterdam verhuurd aan de watersportvereniging “Ons Buiten”. Veel van deze huisjes zijn reeds vele jaren aanwezig. Zij zijn veelal zonder bouwvergunning gerealiseerd. Tegen deze illegale bouwwerken is niet handhavend opgetreden. Op grond van vaste jurisprudentie kan illegale bebouwing en bebouwing welke reeds in strijd was met het vigerende plan, niet onder het overgangsrecht gebracht worden. Het overgangsrecht heeft namelijk een beperkte werking en dient ter bescherming van bestaande belangen (dat wil zeggen, de belangen van diegenen die met bouwvergunning hebben gebouwd), zolang de nieuwe bestemming nog niet is gerealiseerd. Dit in acht nemende is er voor gekozen om de huidige bebouwing positief te bestemmen (legaliseren). Omwille van behoud van de kwaliteit van het gebied is bepaald dat het huidige aantal zomerhuisjes niet mag toenemen. Krachtens het vigerende plan ’Uitbreidingsplan Hillegersbergsche Plassen’ uit 1946 hebben de eilanden de bestemming “park, plantsoen, speel- en sportterrein”, krachtens welke bestemming bebouwing van deze eilanden verboden is, behoudens in de bestemming passende bouwwerken (artikel 3 van de bebouwingsvoorschriften Hillegersbergsche plassen). Watersportvereniging “Ons Buiten” hanteert voor haar leden bouwregels. Per perceel mag niet meer dan 40 m² bebouwing worden opgericht (een zomerhuisje en één bijgebouw). Deze maat is beperkt gehouden, teneinde te voorkomen dat de huisjes voor permanente bewoning gebruikt worden. Deze maat is als algemene norm voor bebouwing op de eilanden in de Bergse Achterplas opgenomen in het plan. In de planvoorschriften is dit vastgelegd onder verwijzing naar de inventarisatielijst waarop de bestaande huisjes zijn aangegeven. Voor de huisjes welke op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan groter zijn dan 40 m² zal een generaal pardon gelden. Een lijst met de nummers van deze huisjes is aan de planvoorschriften toegevoegd, zodat ten behoeve van eventuele handhaving de nulsituatie duidelijk zal zijn.
77
9.
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID
Deze financiële paragraaf is gebaseerd op ontwikkelingen voor het ontwerp bestemmingsplan Kern en Plassen. Het bestemmingsplan is voor het grootste deel conserverend van aard. Veel grond waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden is particulier bezit. De rol van de gemeente zal hier voornamelijk faciliterend van aard zijn. Voor de ontwikkellocaties zijn vooral wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De ontwikkelingen mogen voor de gemeente niet financieel nadelig zijn en dienen minimaal budgettair neutraal te verlopen. 1.Van der Valk- C.N.A. Looslaan 9: Dit is een ontwikkeling op particulier initiatief en wordt als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Bij het indienen van een wijzigingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. 2. Theepaviljoen- Weissenburchlaan Vervallen 3.Bouwblok Weissenburchlaan , gelegen tegen Freerickplaats en Bergse Dorspstraat Dit is een ontwikkeling op particulier initiatief en wordt als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Bij het indienen van een wijzigingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. 4. Cossee terrein – Argonautenweg, Bergse Dorpsstraat Dit is een ontwikkeling op particulier initiatief en wordt als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Bij het indienen van een wijzigingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond worden. 5.Botenloods hulpdiensten in Berg- en Broekpark. Het betreft hier een ontwikkeling op initiatief van de hulpdiensten. De hulpdiensten dragen zorg voor alle te maken kosten. De gemeente loopt hier geen financieel risico. 6. Straatweg 171 Dit is een ontwikkeling op particulier initiatief en wordt als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Bij het indienen van een wijzigingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond worden. 7. Straatweg De woningbouw aan de Straatweg(Woningen III) betreft particuliere ontwikkelingen die door de gemeente haalbaar worden geacht. De gemeente zal het initiatief voor de ontwikkelingen aan de particulier overlaten. De gemeente verwacht als gevolg van deze bouwmogelijkheden geen kosten te maken. Voor de bouwmogelijkheden (Wonen III) aan de Straatweg wordt geen exploitatieplan vastgesteld omdat, als gevolg van het feit dat de gemeente geen kosten verwacht te maken, het verhaal van kosten van de grondexploitatie niet nodig is, het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, onder b van de Wro niet noodzakelijk is, en er geen aanvullende eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, onder c van de Wro noodzakelijk zijn. Exploitatieplan Het bestemmingsplan ‘Kern en Plassen’ is een plan dat bouwmogelijkheden schept en daarom dient te worden bezien of de gemeenteraad verplicht is een exploitatieplan vast te stellen of dat zij kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. De Wro vereist in beide gevallen een expliciet besluit. Een expliciet besluit geen exploitatieplan vast te stellen kan alleen indien: het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is; het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is. Ten aanzien van de bouwmogelijkheden die zijn vervat in een wijzigingsbevoegdheid dient de toets ten aanzien van het exploitatieplan eerst verricht te worden bij de vaststelling van het wijzigingsplan.
78
Voor de bouwmogelijkheid Botenloods hulpdiensten in Berg- en Broekpark wordt geen exploitatieplan vastgesteld omdat middels een (toekomstige) gronduitgifte, het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, onder b, van de Wro, niet noodzakelijk is en er geen aanvullende eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.12, lid 2, onder c van de Wro noodzakelijk zijn.
79
10.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
10.1
Vooroverleg ex artikel 10 BRO
Resultaten overleg ex artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 voorontwerpbestemmingsplan Kern en Plassen In het kader van het bovengenoemde overleg is het voorontwerpbestemmingsplan Kern en Plassen toegezonden aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM VROM-inspectie zuidwest Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten Ministerie van defensie, dienst Vastgoed Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Vrouwenbelangen Milieufederatie Zuid-Holland Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit K.P.N. Telecom Kamer van Koophandel Rotterdam Tennet Zuid-Holland N.V. Nederlandse Gasunie, district west Stadsregio Rotterdam Regionaal Economisch Adviesorgaan stadsregio Rotterdam Dir-Gen Energievoorziening Eneco energie Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Luchtverkeersleiding Nederland
1.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM
1.1 De geluidsparagraaf dient te worden geactualiseerd i.v.m. de gewijzigde Wet geluidhinder. De benodigde hogere grenswaarden dienen te zijn vastgesteld voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Commentaar Het akoestisch onderzoek is in het kader van het ontwerp bestemmingsplan geactualiseerd. Daarop volgend is ook de geluidsparagraaf geactualiseerd. Parallel met dit ontwerp bestemmingsplan is de hogere waarde aangevraagd bij B&W van Rotterdam. Het voorstel hogere waarde ligt tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage, zodat tegelijk met het vaststellen van dit bestemmingsplan de hogere waarden zijn vastgesteld. 1.2 Verzocht wordt het plan aan te passen op het Besluit luchtkwaliteit 2005 en de laatste versie van het CAR rekenmodel (versie 6.0). Ook dienen de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt in beeld te worden gebracht voor wat betreft de effecten op de luchtkwaliteit. Commentaar Het onderzoek naar de luchtkwaliteit in Kern en Plassen is uitgevoerd conform de Wet Luchtkwaliteit. Hierbij is CAR versie 7.0 gebruikt, op dit moment de laatste versie. De ontwikkelingen in het plan zijn daarbij vertaald naar verkeersprognoses, die weer de basis vormen voor de berekening van de planbijdrage. De planbijdrage is inzichtelijk gemaakt. 1.3 Verzocht wordt aan te geven wat het standpunt is van het hoogheemraadschap t.a.v. in de toelichting opgenomen waterparagraaf en welke gevolgen dit heeft gehad voor het plan.
80
Commentaar Door middel van een schrijven d.d. 3 februari 2003 heeft het hoogheemraadschap veel aangedragen aan de inhoud van de waterparagraaf. In een overleg dat in 2005 heeft plaatsgevonden zijn enkele aspecten benadrukt. E.e.a. is verwerkt in de toelichting. Tevens is de molenbeschermingszone en de diverse waterstaatkundige elementen op de plankaart aangegeven. 1.4
Op de plankaart ontbreekt langs de Strekkade de bestemming “waterkering”.
Commentaar De plankaart zal hierop worden aangepast. 1.5 In de toelichting wordt aangegeven dat de waterbeheerder geen voorstander is van het overkluizen van water. Uit de toelichting komt niet duidelijk naar voren hoe de gemeente omgaat met het overkluizen van water. De laatste 2 alinea’s van paragraaf 5.4 bieden hierover niet voldoende duidelijkheid. Commentaar Het overkluizen zal zo min mogelijk worden toegepast; in feite alleen d.m.v. steigers. De bezwaren van het hoogheemraadschap tegen het overkluizen van water worden onderschreven. In verband hiermede zal in het ontwerpbestemmingsplan worden geregeld dat voorzover gebouwen in het water zullen worden gebouwd dit niet mag geschieden d.m.v. overkluizingen. 1.6 De gronden begrepen in de wijzigingsbevoegdheden I, II en III omvatten ook gronden met de bestemming “water II”. Uit het plan wordt niet duidelijk wat hiervan de reden is. Verzocht wordt de eventuele gevolgen voor de waterhuishouding aan te geven. Commentaar De wijzigingsbevoegdheden (i.c. locatie Van der Valk, C.N.A. looslaan 9 en Lommerrijk, Straatweg 9799) strekken zich in beperkte mate uit over gronden met de bestemming “water II”. Dit is gedaan teneinde meer ruimte te bieden aan de betreffende bouwvoornemens. De gevolgen voor de waterhuishouding zullen klein zijn, omdat bij de betreffende wijzigingsbevoegdheden voorgeschreven is dat geen overkluizingen zijn toegestaan. Verder is de waterbergende capaciteit in het plangebied ruim voldoende (Bergse Voor- en Achterplas). 1.7 Het plan maakt de realisatie van ondergrondse parkeergarages mogelijk. Dergelijke garages kunnen vanwege de barrierewerking van invloed zijn op het grondwater en bijvoorbeeld grondwateroverlast veroorzaken. In de waterparagraaf dient te worden ingegaan op de effecten van het ondergronds bouwen op de waterhuishouding in het plangebied. Commentaar Het plan zal zodanig worden aangepast dat ondergrondse parkeergarages alleen na toepassing van een daartoe strekkende wijzigingsbevoegdheid mogelijk zullen zijn. In de betreffende wijzigingsbevoegdheid zal als voorwaarde voor toepassing worden opgenomen dat vooraf onderzoek moet worden gedaan naar de effecten op grondwaterpeil c.q. grondwaterstromen.
2.
VROM-inspectie , regio zuidwest
2.1 T.a.v. luchtkwaliteit is onderzoek gedaan met de CAR II versie 4.0 Inmiddels is versie 6.0 beschikbaar. Verzocht wordt in het ontwerpplan te werken met de laatste versie van het CAR model, de planbijdrage te vermelden en rekening te houden met het Meet- en Rekenvoorschrift 2006. Commentaar Er zal nieuw luchtonderzoek worden uitgevoerd aan de hand van het laatste rekenmodel. Tevens zal de planbijdrage worden vermeld. 2.2 In artikel 35 zijn 2 artikelen strafbaar gesteld; de overige gebruiksartikelen niet. Verzocht wordt ook de overige gebruiksbepalingen strafbaar te stellen.
81
Commentaar De strafbepaling is geschrapt, omdat de strafbaarstelling per 1 juli 2008 in de Wet ruimtelijke ordening geregeld is.
3.
Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
3.1 Merkt t.a.v. geluid op dat de gehele geluidsparagraaf in de toelichting, alsmede de milieukaart aangepast moeten worden aan de nieuwe Wet geluidhinder die per 1 januari 2007 van kracht is geworden. Omdat hierbij de nieuwe dosismaat Lden is ingevoerd , is het bestaande geluidsonderzoek niet meer bruikbaar. Het akoestisch onderzoek dient daarom ook te worden vernieuwd. Commentaar Zie 1.1. 3.2. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarden dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te worden gelegd. Commentaar Dit zal geschieden. 3.3 Het onderzoek luchtkwaliteit dient te worden aangepast aan de laatste inzichten. Op dit moment is de CAR II versie 6.0 het meest recente rekenprogramma. Binnen enkele maanden wordt echter een nieuwe versie van CAR II verwacht, waarmee betrouwbaarder berekeningen kunnen worden gemaakt voor de toekomstige situatie. Het verdient de voorkeur te wachten tot deze nieuwe versie is uitgebracht. Ook de planbijdrage dient inzichtelijk te worden gemaakt. Commentaar Zie 1.2. 3.4 In de derde alinea van de paragraaf Bodem wordt gesproken over een donk. Een donk is een geomorfologische term voor een rivierduin. Donken vindt men voornamelijk is Noord-Brabant en Gelderland. De DCMR vraagt zich af of sprake is van een rivierduin of dat een terp wordt bedoeld. Commentaar Het gaat volgens Bureau Oudheidskundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) inderdaad om een donk, ofwel rivierduin. 3.5 In tegenstelling tot de indicatieve bodemkaart Rotterdam aangeeft, dient wel degelijk rekening te worden gehouden met bodemverontreiniging door puntbronnen. Vrijwel steeds betreft de vervuiling de ophooglaag, doch soms gaat het ook om bedrijfsactiviteiten, zoals servicestations (minerale olie en vluchtige aromaten) en soms een chemische wasserij. De tekst van de toelichting dient op dit punt te worden aangepast. Commentaar Dit is gebeurd. Tevens is van enkele ontwikkellocaties de beschikbare bodeminformatie behandeld.
4.
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
4.1 T.a.v. de kwantitatieve wateropgave wordt opgemerkt dat delen van het tekstgedeelte onder het kopje “compensatie toename verhard oppervlak” anders geformuleerd of weggelaten moeten worden. De wateropgave is onduidelijk en deels onjuist omschreven. Verzocht wordt de tekst te herschrijven aan de hand van de door het hoogheemraadschap geleverde gegevens.
82
Commentaar Overbodige tekst is verwijderd. 4.2 Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid op diverse plekken het water te overkluizen, pontons en steigers aan te brengen. Het hoogheemraadschap benadrukt dat dergelijke werken niet zonder toestemming van hem gerealiseerd mogen worden. Verzocht wordt zowel in de toelichting, als in de voorschriften zoveel mogelijk te verwijzen naar de Keur. Commentaar In de toelichting zal vermeld worden dat voor overkluizingen en steigers mede toestemming nodig is van het hoogheemraadschap op grond van de Keur. In het ontwerpbestemmingsplan worden geen pontons (meer) toegestaan. 4.3
Onduidelijk is waar zich het onderheide terras bevindt.
Commentaar Hiermede wordt het bestaande terras bedoeld van het restaurant Plaswijck aan de C.N.A. Looslaan 9. 4.4 Verzocht wordt het gemaal Argonautenweg met een gepaste bestemming op de plankaart op te nemen. Commentaar Het gemaal aan de Argonautenweg is toegestaan in de bestemming “groen”, krachtens welke bestemming kleine bouwwerken voor openbaar nutsvoorzieningen tot 80 m3 zijn toegestaan. 4.5 Verzocht wordt in de molenbeschermingszone het aanbrengen en hebben van beplanting die een dusdanige hoogte kan bereiken dat de windvang van de molen kan worden belemmerd uit te sluiten. Commentaar De regeling in de planvoorschriften voor de molenbeschermingszone heeft zowel betrekking op bouwwerken, als op beplanting, zodat de windvang van de molen aldus voldoende beschermd wordt. 4.6 Verzocht wordt (waar nodig) de bestemming waterkering te leggen, ook ter plekke van de bestemming water. Het digitale bestand is bij dS+V aanwezig. Commentaar De plankaart is op dit punt aangepast.
7.
Ministerie van defensie, dienst Vastgoed
Deelt mede geen opmerkingen te hebben voor dit plangebied. 12 K.P.N. Telecom Verzoekt de straalverbindingspaden vrij te houden van hoge objecten Commentaar Er zijn in het gebied geen objecten aanwezig en evenmin maakt het plan objecten mogelijk die wat hoogte betreft van negatieve invloed zouden kunnen zijn op de straalverbinding Rotterdam-Gouda, die zich in het plangebied op circa 91 meter hoogte manifesteert. In de planvoorschriften van het ontwerpbestemmingsplan wordt desalniettemin een bepaling opgenomen die het verbiedt om hoger te bouwen dan 91 meter.
83
13 Kamer van Koophandel Rotterdam 13.1 Het plan biedt de mogelijkheid horeca te realiseren langs de Weissenbruchlaan (plaszijde), voor het geval de horeca aan C.N.A. Looslaan 9 (restaurant Van der Valk) resp. Lommerrijk ( Straatweg 97-99) zal verdwijnen. Gelet op de bestaande functies (restaurants, conferentiezalen, een bowlingbaan) en het vloeroppervlak van de bestaande horecavestigingen, is de geboden compensatie te gering. De Kamer zou graag zien dat er sprake is van een vergelijkbare compensatie. Commentaar Naar aanleiding van de inspraakprocedure is er in het ontwerpbestemmingsplan voor gekozen de horecafunctie (restaurant + zalenverhuur) van Lommerrijk te behouden. Aan de Weissenbruchlaan is onvoldoende ruimte om een horeca-inrichting te kunnen vestigen van vergelijkbare omvang als de onderneming van Van der Valk aan de C.N.A. Looslaan. Wel biedt het plan hier ruimte voor een kleine horeca vestiging, t.w. een theepaviljoen in de groenstrook nabij de winkels aan de Weissenbruchlaan. 13.2 In en rond het winkelcentrum Hillegersberg is sprake van een tekort aan parkeerplaatsen. De in het plan geboden oplossingen worden door de Kamer als onvoldoende beschouwt. Verzocht wordt de parkeerproblematiek serieus aan te pakken en in de directe nabijheid van de winkels te voorzien in meer parkeergelegenheid. Commentaar Door middel van een wijzigingsbevoegdheid biedt het plan de mogelijkheid een gebouwde parkeervoorziening (parkeerdek) te realiseren op het binnenterrein tussen Freericksplaats en Streksingel. Hiermee kan tegemoet gekomen worden aan het tekort aan parkeerruimte. 14 Tennet Zuid-Holland Deelt mede dat geen eigendommen van het bedrijf in het plangebied aanwezig zijn. 15 N.V. Nederlandse Gasunie, district west Deelt mede dat in het plangebied geen leidingen of stations van de Gasunie aanwezig zijn. 19 Eneco energie Deelt mede geen opmerkingen te hebben voor dit plangebied. 20 Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond 20.1 Merkt op dat het groepsrisico ten gevolge van Rotterdam Airport in de huidige situatie wordt overschreden. Door verdichting binnen de PR 10-7 contour zal het groepsrisico nog verder toenemen. Het bestuur zal zich hiervoor moeten verantwoorden. Commentaar Het invloedgebied van Rotterdam Airport ligt gedeeltelijk over dit plangebied. Er worden binnen dit invloedgebied geen locaties ontwikkeld. Het groepsrisico blijft derhalve als gevolg van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan ongewijzigd. Daarom is deze situatie zonder meer acceptabel. 20.2 De oriënterende waarde voor het groepsrisico ten gevolge van de A 20 en de spoorbaan Rotterdam - Gouda worden nu en in de toekomst niet overschreden. Commentaar Notificatie.
84
20.3 Het is de bedoeling de zomerhuisjes op de eilanden in de Bergse Achterplas voor zover zij zonder bouwvergunning zijn gebouwd te legaliseren. In dit kader dient een brandveiligheidstoets voor ieder huisje en in de onderlinge samenhang ervan plaats te vinden. Vooral omdat in de eerste fase van een incident de bewoners op zichzelf zijn aangewezen, moeten de brandpreventieve voorwaarden zo optimaal mogelijk zijn. Commentaar De afdeling Toezicht gebouwen zal de brandveiligheidstoets op zich nemen. 20.4 Onlangs heeft de deelgemeente een boot gekocht voor de politie en brandweer, o.a. ten behoeve van de brandbestrijding op de eilanden. Van belang is dat er aanlandpunten zijn bij de eilanden, als de huisjes niet rechtstreeks vanaf het water te benaderen zijn. Commentaar Dit zijn zaken die niet in een bestemmingsplan worden geregeld. 20.5 Bluswatervoorzieningen dienen vooraf in overleg met de brandweer bepaald en aangelegd te worden, conform de algemeen gemeentelijke richtlijnen. Commentaar Dit zijn zaken die niet in een bestemmingsplan worden geregeld.
21
Luchtverkeersleiding Nederland
Deelt mede dat de Luchtverkeersleiding Nederland geen bezwaar heeft tegen het voorontwerpbestemmingsplan Kern en Plassen.
10.2
Inspraak
Eindverslag inspraakprocedure voorontwerpbestemmingsplan “Kern en Plassen” Het voorontwerpbestemmingsplan “Kern en Plassen” heeft ten behoeve van de inspraak gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen met ingang van 21 mei 2007, na voorafgaande publicatie in de “Postiljon” op 16 mei 2007. Op 4 juni 2007 heeft het deelgemeentebestuur Hillegersberg – Schiebroek een inspraakbijeenkomst georganiseerd in restaurant “Lommerrijk”, aan de Straatweg 97-99, waarbij gelegenheid is geboden mondeling opmerkingen te maken over het voorontwerpbestemmingsplan. Bij dit eindverslag behoren de volgende bijlagen: -bijlage A het verslag van de inspraakbijeenkomst op 4 juni 2007; -bijlage B de adressenlijst van degenen die schriftelijk en/of mondeling hebben ingesproken; -bijlage C de formulieren waarop de mondelinge inspraakreacties zijn vastgelegd. De nummering van de diverse inspraakreacties correspondeert met die van de adressenlijst. Aangezien de meeste inspraakreacties betrekking hebben op kwesties als de bebouwingsmogelijkheden aan de Straatweg, de horecalocaties, de ontwikkelingen op de Molenweide en de eventuele herstructurering van het Cosseeterrein, zijn voor deze onderwerpen onderstaande teksten opgesteld, zodat bij de bespreking van de diverse inspraakreacties kortheidshalve hiernaar verwezen kan worden.
85
Tekst “Straatweg” In het voorontwerpbestemmingsplan was voor de grote percelen aan de Straatweg een bijzonder ruime regeling opgenomen voor extra woningbouw, t.w. de bestemming “woningen II”. De gedachte hierachter was nieuwe woonlocaties te bieden voor kapitaalkrachtige inwoners van deze stad. Veel insprekers hebben ons echter gewezen op het unieke karakter van de situatie langs de Straatweg met de zeer diepe tuinen tot aan de plas. Zij brachten naar voren dat deze nieuwe ontwikkeling voor de huidige bewoners aan de Straatweg onwelgevallig zou zijn en het gevaar niet denkbeeldig is dat projectontwikkelaars percelen zullen opkopen, de bestaande bebouwing slopen en vervolgens tot het maximum zullen dichtbouwen. Gelet op de vele negatieve inspraakreacties op dit punt hebben wij geconcludeerd dat voor bedoelde ruime bebouwingsregeling geen maatschappelijk draagvlak bestaat. In verband hiermede is voor bedoelde gronden een nieuwe bestemmingsregeling gemaakt (“woningen III“). Het betreft een flexibele regeling die het mogelijk maakt om in de toekomst bij sloop / nieuwbouw situaties desgewenst anders terug te bouwen dan overeenkomstig de contouren van het bestaande pand. Hierdoor kunnen in de toekomst veel artikel 19 WRO procedures / projectbesluiten voorkomen worden. De nieuwe bestemmingsregeling voor de Straatweg zal gelden voor percelen van 65 meter en dieper. De percelen die minder diep dan 65 meter zijn, worden gedetailleerd bestemd overeenkomstig de bestaande situatie, d.m.v. de bestemmingen “woningen” en “tuin”. Kenmerkend voor de nieuwe bestemming “woningen III” zal zijn dat vanaf de voorgevel bouwgrens (op 5 meter afstand van de Straatweg) een bouwzone van 30 meter diep geldt, waarin alle gebouwen dienen te worden gerealiseerd. Per bouwperceel is één vrijstaande woning of zijn 2 aaneen gebouwde woningen toegestaan. Wat de toegestane bouwhoogte betreft, wordt aangesloten bij het ter plaatse vigerende uitbreidingsplan, d.w.z. een goothoogte van maximaal 7 meter. Op het hoofdgebouw is een kap toegestaan van maximaal 7 meter hoogte. Bij een perceelsbreedte van 17 meter of meer dient een hoofdgebouw tenminste 2,5 meter afstand aan te houden tot de zijerfgens. Straatweg 171 (hoeve “Vruchtenburg”) Een uitzondering op het bovenstaande betreft het perceel Straatweg 171 (zie ook 28.1) In het verleden heeft het deelgemeentebestuur Hillegersberg – Schiebroek afspraken gemaakt met de toenmalige eigenaar over sloop en nieuwbouw van de monumentale hoeve “Vruchtenburg”. De afspraken kwamen erop neer dat er in ruil voor extra bebouwingsmogelijkheden op het achterterrein de hoeve Vruchtenburg herbouwd zou worden. Dit is inmiddels gebeurd. Onderdeel van de afspraken was tevens dat er een bebouwingsvrije zone langs de plasoever in acht genomen moest worden. Vertaald naar het onderhavige bestemmingsplan betekent dit dat de achtergevel bouwgrens op 120 meter afstand van de voorgevel bouwgrens ligt. Op dit perceel wordt een wijzigingsbevoegdheid gelegd, waarin geregeld wordt dat een maximum bebouwingspercentage van 15 % zal gelden voor de gronden gelegen tussen voor- en achtergevel bouwgrens. De achtergevel bouwgrens komt op 120 meter afstand van de voorgevel bouwgrens. De maximum toegestane bouwhoogte komt overeen met die van de bestemming “woningen III”, de bestemmingsregeling voor bebouwing langs de Straatweg. Tekst “horeca” Locatie Van der Valk (C.N.A. Looslaan 9) In het voorontwerpbestemmingsplan is voor deze horeca-inrichting een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor verandering van de horecabestemming in wonen. In deze wijzigingsbevoegdheid was onder andere de voorwaarde opgenomen dat zij slechts toegepast mag worden indien elders in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek een alternatieve horecalocatie ontwikkeld kan worden. Uit een nieuwe toetsing is ons gebleken dat deze voorwaarde juridisch moeilijk houdbaar is, omdat zij niet voldoende objectief begrensd is. Immers, wanneer kan gezegd worden dat een alternatieve horecalocatie elders ontwikkeld kan worden ? Is dat het geval als een bouwvergunning is verleend voor een nieuwe vestiging en moet vervanging even groot zijn als wat er verdwijnt ? Vele vragen kunnen hierbij gesteld worden. Deze voorwaarde vervalt derhalve. Bewust is ervoor gekozen om het instrument wijzigingsbevoegdheid te blijven gebruiken en niet te kiezen voor een directe woonbestemming voor deze locatie, omdat uitgangspunt is dat de huidige situatie voortgezet kan worden, mochten nieuwe ontwikkelingen geen doorgang vinden.
86
In het voorontwerpplan is voor deze locatie een maximum bouwhoogte van 14 meter opgenomen. Uit een studie van het stedenbouwkundig bureau West 8 is evenwel gebleken dat een maximum bouwhoogte van 16 meter ter plaatse in principe inpasbaar is gelet op de hoogte van de bomen tussen het restaurant en de woonbebouwing. Dit leidt tot het voorstel genoemde maximum hoogtemaat van 16 meter te hanteren. De groenstrook en weg worden als zodanig bestemd. In concreto wordt voor deze locatie voorgesteld een wijzigingsbevoegdheid op te nemen ten behoeve van 1750 m² bebouwd grondoppervlak voor woongebouwen (excl. gebouwde parkeervoorzieningen), alsmede 300 m² b.v.o. voor horeca op de begane grond. Het parkeren dient ondergronds plaats te vinden. Benadrukt wordt dat een bestemmingsplan toelatingsplanologie betreft, een lagere bouwhoogte dan 16 meter en uitvoering zonder horeca mag in principe ook. Het terrein is particulier eigendom. In verband hiermede is de bepaling geschrapt dat de plasoever voor voetgangers bereikbaar dient te blijven. Een bestemmingsplan is niet het geëigende instrument om de openbare toegankelijkheid van een particulier terrein af te dwingen. Locatie Lommerrijk (Straatweg 97- 99) Ook voor deze locatie was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het (voorontwerp)bestemmingsplan om de horecabestemming te vervangen door een woonbestemming. In deze wijzigingsbevoegdheid was onder andere de voorwaarde opgenomen dat zij slechts toegepast mag worden indien elders in de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek een alternatieve horecalocatie ontwikkeld kan worden. Uit een nieuwe toetsing is ons gebleken dat deze voorwaarde juridisch moeilijk houdbaar is, omdat zij niet voldoende objectief begrensd is. Immers, wanneer kan gezegd worden dat een alternatieve horecalocatie elders ontwikkeld kan worden? Is dat het geval als een bouwvergunning is verleend voor een nieuwe vestiging en moet vervanging even groot zijn als wat er verdwijnt? Vele vragen kunnen hierbij gesteld worden. Deze voorwaarde vervalt derhalve. Veel insprekers hebben ons er evenwel op gewezen dat er behoefte bestaat aan horeca, alsmede aan de daaraan gekoppelde zaalverhuurfunctie. Nu de grote horecalocatie aan de C.N.A. Looslaan verdwijnt, lijkt het bij nader inzien beter de horeca- / zaalverhuurfunctie van Lommerrijk te behouden. Aanvullend zou enige woningbouw mogelijk gemaakt kunnen worden. Bewust is ervoor gekozen het instrument wijzigingsbevoegdheid te blijven gebruiken en niet te kiezen voor een directe bestemming voor wonen en horeca voor deze locatie, omdat uitgangspunt is dat de huidige situatie voortgezet kan worden, mochten nieuwe ontwikkelingen geen doorgang vinden. Wat de inpassing in de omgeving betreft, zou in de nieuwe situatie meer de nadruk moeten liggen op doorzicht naar de plas. Dit betekent dat nieuwbouw minder massa langs de Straatweg moet krijgen en deels langs de landtong gesitueerd dient te worden, waarbij de bebouwing niet dieper dan 100 meter op de landtong mag reiken, gemeten vanaf de bestemmingsgrens met de Straatweg. Gedacht wordt aan een L-vormig gebouw. Langs de Straatweg en op de landtong zal een maximum bouwhoogte van 14 meter van toepassing zijn, terwijl in de knik maximaal 16 meter bouwhoogte is toegestaan over een oppervlak van 250 m². De gebouwde parkeervoorziening voor de woningen dient geheel ondergronds te worden uitgevoerd; hierdoor kan de bouwhoogte beperkt blijven. Het bezoekersparkeren kan plaatsvinden op het bijhorende erf. In concreto stellen wij voor d.m.v. een wijzigingsbevoegdheid hier maximaal 9000 m² b.v.o. mogelijk te maken, waarvan 4500 m² b.v.o. horeca (incl. zalencentrum). Weissenbruchlaan - pontons Het idee van pontons in het water van de Bergse Voorplas langs de oever van de Weissenbruchlaan is vrijwel unaniem afgewezen door de insprekers, zodat wij hieruit concluderen dat hiervoor onvoldoende maatschappelijk draagvlak bestaat en voorgesteld wordt deze mogelijkheid te schrappen uit het plan. Weissenbruchlaan - landtong Voor de landtong in de Bergse Voorplas is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan voor het realiseren van extra horeca. Dit voorstel wordt meer genuanceerd ontvangen door de insprekers, hoewel de meeste inspraakreacties hierover negatief zijn. Uit de inspraakreacties komt vooral de vrees naar voren dat horeca het zicht op de plas zal wegnemen.
87
Om deze reden kiezen wij ervoor geen nieuwe horeca mogelijk te maken aan de plaszijde van de Weissenbruchlaan, doch slechts de toevoeging voor te stellen van een kleine horecagelegenheid op het groentje nabij de winkels aan de Weissenbruchlaan, op de hoek met de Streksingel. In concreto gaan onze gedachten uit naar een theepaviljoen (niet groter dan 200 m² incl. terras) in één bouwlaag (maximum bouwhoogte 4,2 meter). Ons inziens komt het winkelondersteunende karakter van de horeca op deze locatie beter tot zijn recht dan aan de plaszijde. Tekst “Molenweide” In het voorontwerpbestemmingsplan is tussen de percelen Straatweg 151 en 153 een nieuwe ontsluitingsweg plus parkeergelegenheid geprojecteerd op de Molenweide. Tevens was enige woningbouw gedacht op dit terrein. Door aanleg van een nieuwe weg naar de steigers wordt de zeer smalle Molenwerf ontlast van verkeer, terwijl de aanleg van een parkeerterrein de Straatweg ontlast van parkerende recreanten (de bewoners van de zomerhuisjes op de eilanden in de Bergse Achterplas). Vooral voor de Molenwerf zal dit een verbetering betekenen, omdat de huizen aan deze straat niet onderheid zijn. De bewoners van de Molenwerf vrezen dan ook schade aan hun woningen ten gevolge van het vrachtverkeer dat de vuilcontainers ophaalt van het vuilnis dat afkomstig is van de eilanden. Uit de inspraakreacties blijkt dat de bewoners van de Molenwerf blij zijn met deze ontwikkeling, omdat er dan geen vrachtverkeer meer over de Molenwerf behoeft te rijden. Zij zien hier liever geen extra woningen, omdat die ook een parkeerbehoefte hebben. De bewoners van de aangrenzende percelen op de Straatweg zijn - zoals te verwachten was – in overgrote meerderheid tegen deze ontwikkeling. Zij wensen geen woningen op hun achtererf. De watersportvereniging “Ons Buiten” die de parkeerruimte zou willen huren heeft opgemerkt dat de realisatie van de parkeervoorziening afhankelijk zal zijn van de aanlegkosten en de jaarlijkse huurprijs die zij zal moeten betalen voor de grond. Gelet op de beperkte openbare toegankelijkheid van de oever van de Bergse Achterplas, leek het ons bij nader inzien beter op deze gemeentelijke gronden geen woningbouw mogelijk te maken. Met het oog op de onzekerheid die er thans nog bestaat over de uitvoerbaarheid ervan, wordt de nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Dit leidt ertoe dat het terrein overeenkomstig de bestaande situatie als “groen” bestemd zal worden, met uitzondering van het terrein van de scouting Hillegersberg dat de bestemming “recreatieve voorzieningen II” krijgt. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kunnen later desgewenst de ontsluitingsweg en het parkeerterrein gerealiseerd worden. Als voorwaarde bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal worden geformuleerd dat het parkeerterrein tenminste 5 meter afstand in acht dient te nemen tot de plasoever en tot gronden met de bestemming ‘tuin”. Tekst “Cosseeterrein / Atrium” In het voorontwerpbestemmingsplan is voor het “Cosseeterrein” (een binnenterrein gelegen ten noordwesten van de Bergse Dorpsstraat) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een gemengde bestemming. Bij de omvang van het gebied werd in het voorontwerpbestemmingsplan slechts rekening gehouden met het Cosseeterrein zelf, terwijl later de plannen bekend zijn geworden van een projectontwikkelaar voor het project “Atrium”, dat de herontwikkeling van een groter gebied beoogt. Thans wordt gedacht aan een terrein dat (globaal bezien) omzoomd zal worden door de Argonautenweg, Adriaen van der Doeslaan, de achtererfgrens van de percelen aan de Oude Raadhuislaan en van de Bergse Dorpsstraat. Het voornemen bestaat om hier een gebied met diverse voorzieningen mogelijk te maken, te weten winkels, horeca, praktijkruimten en eventueel een bibliotheek. Voorshands wordt aan niet meer dan 4000 m² b.v.o. winkels gedacht, waarvan maximaal 1000 m² b.v.o. in de dagelijkse sector, uitsluitend op de begane grond. De daadwerkelijke hoeveelheid te realiseren winkels zal afhankelijk zijn van een winkelonderzoek, waaruit zal blijken welke economische ruimte er zal zijn voor extra winkels aldaar. Kenmerkend voor deze ontwikkeling is dat de branchering gericht zal zijn op winkels in het
88
topsegment van de kleding- en modebranche. De parkeerbehoefte van deze voorzieningen wordt opgelost in een parkeerkelder. De bouwhoogte zal worden afgestemd op de te handhaven omringende bebouwing; de stedenbouwkundige randvoorwaarden d.d. maart 2008 van de dS+V, zoals vastgesteld door het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, zullen hierbij maatgevend zijn. Wij vinden dit om meerdere redenen een gewenste ontwikkeling. In de eerste plaats betekent het een stedenbouwkundige verbetering van het betreffende gebied. In de tweede plaats zal het project de verbindende schakel vormen tussen het bestaande winkelgebied van de Bergse Dorpsstraat e.o. en het project Bergsteyn aan de Argonautenweg. Aangezien de uitvoerbaarheid van dit project afhankelijk is van de vraag of er economische ruimte is voor extra winkels, wordt voor dit project in het ontwerpbestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
89
Samenvatting schriftelijke opmerkingen met commentaar 1.
Watersportvereniging Ons Buiten, Jan Prinshof 28, 3031 NK Rotterdam
1.1 Verzoekt de steiger aan de Molenweide de bestemming “haven” te geven ten behoeve van de overvaarboten, welke de leden gebruiken om naar de eilanden te varen. Commentaar Niet wordt ingezien waarom een bestemming “haven” beter zou zijn dan de bestemming “water II”. De bestaande situatie met betrekking tot het door de vereniging gehuurde terrein aan de 1.2 Molenwerf is niet goed weergegeven; er zijn steigers in de sloot naast de Molenwerf. Commentaar De plankaart wordt aangepast op de punt van de steigers. 1.3
De ontsluitingsweg zou niet de bestemming “erf” doch “verblijfsgebied” moeten hebben.
Commentaar Zie tekst “Molenweide”. 1.4 Zomerhuisjes in Bergse Achterplas zijn niet illegaal gebouwd, doch zijn sinds 1946 gedoogd. Verzocht wordt de tekst op pagina 41 toelichting hierop aan te passen. Commentaar Niet alle zomerhuisjes dateren van voor de vaststelling (in 1946) van het ter plaatse vigerende uitbreidingsplan “Hillegersbergse Plassen”. In genoemd plan zijn de zomerhuisjes onder het overgangsrecht gebracht en vervolgens tot op heden gedoogd. Met illegaal is in de toelichting bedoeld dat de huisjes zonder bouwvergunning zijn gebouwd. 1.5 De leden zouden tegen een financieel haalbare vergoeding parkeerruimte op de Molenweide willen hebben. Realisatie van de parkeervoorziening dient volgens inspreker afhankelijk te zijn van de hoogte van de aanlegkosten en de jaarlijkse huurprijs voor het gebruik van de grond. Zij pleiten voor een bestemming “groen met parkeerfaciliteiten”. Aangezien de vereniging geen ontwikkelende partij is, meent zij niet voor planschade aangesproken te kunnen worden. Commentaar De deelgemeente onderzoekt de mogelijkheid ter plaatse een parkeerterrein te realiseren, met ontsluitingsweg naar de Straatweg. Ingeval het project financieel haalbaar is, zal te zijner tijd met de vereniging contact worden opgenomen terzake van de vergoeding voor het gebruik van dit parkeerterrein. Beaamd wordt dat de vereniging geen ontwikkelende partij is. Zie tevens tekst “Molenweide”. 1.6 Een deel van de steigers zou de bestemming “laad en losplaats” moeten hebben. Gevreesd wordt voor overlast tussen de toekomstige bewoners en de gebruikers van de steigers. Commentaar De steigers hebben de bestemming “water II” gekregen, met de aanduiding “steigers toegestaan”. Aangezien het hier geen bedrijfsmatige activiteiten in het geding zijn, lijkt ons een aparte bestemming “laad- en losplaats” niet nodig. Verder is het plan voor woningbouw aldaar verlaten, zodat er geen sprake zal zijn van overlast voor bewoners door het gebruik van de steigers. Voorgesteld wordt lid 8.1 van artikel 18 (recreatieve voorzieningen IV) als volgt te redigeren: 1.7 “Per perceel is één zomerhuisje toegestaan en wel op die percelen die aanwezig zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.” .
90
Commentaar Dit voorstel nemen wij over. Bij lid 8.6 van artikel 18 wordt uitgegaan van een afstand van gebouwen ten opzichte van die 1.8 op een ander perceel . Om dit beter tot uitdrukking te brengen zou lid 8.6 als volgt kunnen luiden: “Gebouwen en overdekte terrassen dienen tenminste 3 meter afstand ten opzichte van de gebouwen en overdekte terrassen van de aangrenzende percelen aan te houden, waarbij de afstand tot de erfgrens tenminste 1.5 meter dient te bedragen.” Commentaar Dit voorstel nemen wij over. 1.9
Inspreker begrijpt het bepaalde in artikel 25 lid 4 sub a 2.1 resp. sub a 2.2. niet .
Commentaar Deze artikelen zijn inderdaad niet eenduidig te interpreteren. In verband hiermede wordt artikel 25 lid 4 sub a 2.2 als volgt geherformuleerd: “2.2 in de watergangen gelegen ten noordoosten van de brug van de CNA Looslaan mogen aanlegsteigers niet dieper dan 0,5 meter uit de oever reiken.” Gelet op het bepaalde in artikel 18 lid 8.10 vraagt inspreker zich af of botenloodsen wel boven 1.10 water zijn toegestaan. Commentaar Omwille van het behoud van het groene aangezicht van de plasoevers en de oevers van de eilanden worden de daarvoor in aanmerking komende bestemmingen zodanig aangepast dat botenloodsen niet zijn toegestaan.
2.
Vereniging Bergse Plassen, J.W. Frisostraat 11 B, 3051 EH Rotterdam
2.1 Vreest dat het groene karakter van de plasranden verloren gaat door de wijze van bestemmen zoals vastgelegd in artikel 5 (woningen II) . Woningen kunnen tot op 10 meter van de plasoever gebouwd worden , met een maximale goothoogte van 10 meter resp. nokhoogte van 21 meter. Verder kunnen op de landtongen carports.e.d. gebouwd worden. Inspreker heeft vanuit het oogpunt van behoud van de beeldkwaliteit van het Straatweggebied bezwaar tegen de globale bestemming; zijns inziens dient de goothoogte lager te zijn dan 10 meter en dienen de woningen grondgebonden te zijn. De mogelijkheid om hoger te bouwen dichter naar de plasoever wordt afgewezen. De huidige tuinen zouden als zodanig moeten worden bestemd. Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 2.2 Inspreker pleit voor handhaving van horeca aan de C.N.A. Looslaan 9. Ingeval van woningbouw aldaar dient de hoogte en overige maatvoering ervan aan te sluiten op de bebouwing in de omgeving. Een voorbeeld kan zijn de nieuwe bebouwing aan de Johan de Wittlaan. Commentaar Zie tekst “horeca”. 2.3 Uitbreiding van horeca aan de Weissenbruchlaan wordt afgewezen omwille van behoud van de openheid en toegankelijkheid van de plasoever. Gepleit wordt voor het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid. Commentaar Zie tekst “horeca”. 2.4
Aan de Weissenbruchlaan zijn noch de jachthaven, noch de steigers aangegeven.
91
Commentaar De jachthaven zal als zodanig bestemd worden; het oostelijke deel ervan valt evenwel in het bestemmingsplan “Molenlaankwartier”. De steigers zullen op de plankaart worden aangegeven. In de artikel 20 (tuin) resp. 21 (tuin I) is geen bouwvrije zone langs de plasoever 2.5 voorgeschreven, indien de tuin grenst aan de Bergse Plassen. Commentaar Dit is juist; gelet op de inhoud van vele inspraakreacties, waaruit het belang naar voren komt van het behoud van de groene plasranden, stellen wij voor deze tuinregelingen zodanig aan te passen dat op voor “tuin” bestemde gronden bijgebouwen tenminste 25 meter afstand tot de plasoever dienen aan te houden ingeval de afstand van hoofdgebouw tot plasoever 40 meter of meer bedraagt, terwijl bijgebouwen tenminste 10 meter afstand tot de plasoever dienen aan te houden ingeval de afstand van hoofdgebouw tot plasoever minder dan 20 meter bedraagt. Op de zeer diepe voor “tuin I” bestemde gronden zal voor bijgebouwen een minimum afstand van 40 meter tot de plasoever gelden. 2.6
Bij ondergrondse bouw is een gronddekking van 0,8 meter nodig voor bomen.
Commentaar Voor lage en middelhoge beplanting (bijvoorbeeld heesters en heggen) is 0,5 meter gronddekking voldoende. De bedoeling van deze regeling is beplanting mogelijk te maken op ondergrondse bouwwerken; deze beplanting behoeft niet per se uit bomen te bestaan. 2.7 Ta.v. artikel 25 (water II) zijn geen voorwaarden gesteld voor de afstand van botenloodsen tot de plasoever. Om het groene karakter van de plasoevers te beschermen, is inspreker tegen de bouw van botenloodsen op of in het water. Commentaar Zie 1.10 Door het bepaalde in artikel 25 lid 4 sub a 2.2. wordt het bepaalde in sub a 2.1. terzake van de 2.8 eis van een minimum doorvaartbreedte van 15 meter teniet gedaan. Commentaar Zie 1.9 2.9
Svp niet meer dan één steiger per kadastraal perceel.
Commentaar Dit voorstel nemen wij over; het betreffende voorschrift (artikel 25 lid 4 sub a.) zal worden aangepast. 2.10
Aan de Molenweide is het scoutingterrein niet als zodanig bestemd.
Commentaar Dit is juist; de plankaart wordt zodanig aangepast dat bedoeld terrein de bestemming “recreatieve voorzieningen II “krijgt; tevens zal in de bestemmingsomschrijving scouting expliciet worden genoemd. Aan de Molenwerf is een strook grond en water bestemd als groen, terwijl dit in gebruik is bij 2.11 de watersportvereniging (steiger). Commentaar Zie 1.2 2.12 Bezwaar bestaat tegen uitgifte van het deel van de gronden aan de Molenweide welke bestemd zijn als “woningen II”; inspreker wenst dit als groengebied te behouden met parkeerfaciliteit. Commentaar Zie tekst “Molenweide”.
92
3. J. Schipper en S. Lohof, Straatweg 153, 3054 AC Rotterdam (mede namens andere buurtbewoners) 3.1 Insprekers pleiten ervoor het groene karakter van de Molenweide te behouden en wijzen de ontwikkelingen zoals voorzien in het nieuwe bestemmingsplan af. Commentaar Zie tekst “Molenweide”.
4.
M. de Visser, Straatweg 147, 3054 AC Rotterdam
4.1 De bouwmogelijkheid op de Molenweide zal tot planschade leiden voor de percelen van de aangrenzende eigenaren. Commentaar Bedoelde bouwmogelijkheid vervalt; zie tevens tekst “Molenweide”. 4.2 Meent dat er nauwelijks sprake is van een parkeerprobleem bij de Molenweide; ook het ongemak op de Molenwerf van vrachtverkeer dat de vuilcontainers komt ophalen zou meevallen. Commentaar Deze reactie betreft de subjectieve beleving van inspreker; andere omwonenden denken hier anders over, zoals ons gebleken is uit hun inspraakreacties terzake. Het (deel)gemeentebestuur vindt het probleem ernstig genoeg om de mogelijkheden voor een oplossing ervan te onderzoeken. Zie tekst “Molenweide”.
5.
Scouting Hillegersberg, Leermos 29, 3069 AM Rotterdam
5.1
Verzoekt het scoutingterrein aan de Molenweide als zodanig te bestemmen.
Commentaar Zie 2.10.
6.
R. Krijthe, Straatweg 141, 3054 AC Rotterdam
6.1 Vreest voor waardevermindering van zijn woning aan de Straatweg 141 ten gevolge van de voorgestelde ontwikkelingen aan de Molenweide. Commentaar Bedoelde bouwmogelijkheid vervalt; zie tevens tekst “Molenweide”. Ingeval inspreker meent schade te (zullen) lijden te gevolge van de voorgestelde planologische ontwikkeling, kan hij te zijner tijd een beroep doen op artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening. 6.2 Is tegen verdichting met bebouwing aan de Straatweg, teneinde het groene karakter van het plassengebied te behouden. Commentaar Zie tekst “Straatweg”.
7.
Van Omme en de Groot, Heemraadssingel 223, 3023 CD Rotterdam
7.1 Inspreker is eigenaar van de horecalocatie Van der Valk aan de C.N.A Looslaan 9. Als projectontwikkelaar en bouwer wenst inspreker aldaar een woningbouwproject te realiseren.
93
Merkt op dat het voorontwerpbestemmingsplan voor wat betreft deze locatie niet aansluit op de stedenbouwkundige randvoorwaarden welke opgesteld zijn door dS+V. Met name de maximum bouwhoogte van 14 meter wijkt af van hetgeen dS+V aanvaardbaar vond (hoogten variërend van 14 meter tot 20,5 meter). Gelet op de studie van stedenbouwkundig buro West 8 verzoekt inspreker voor de 3 beoogde gebouwen uit te gaan van tenminste 17 meter bouwhoogte. Commentaar Zie tekst “horeca”. 7.2 Inspreker wenst geen kleine horecavoorziening in het project op te nemen, omdat dit de kans op overlast vergroot en niet acceptabel is voor de beoogde doelgroep van het project. Commentaar In de wijzigingsbevoegdheid voor de locatie Van der Valk is de mogelijkheid opgenomen voor een horeca-inrichting van maximaal 300 m² b.v.o in verband met de wens van het deelgemeentebestuur hiertoe. Het deelgemeentebestuur is bevoegd ten aanzien van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Aangezien een bestemmingsplan toelatingsplanologie betreft, is realisering van horeca niet verplicht. In overleg tussen het deelgemeentebestuur en de planuitvoerder kan bezien worden of al dan niet horeca in het bouwplan zal worden opgenomen. Merkt op dat in het plan er ten onrechte van uit is gegaan dat de locatie C.N.A. Looslaan 9 7.3 een openbaar terrein zou zijn. Het betreft echter een privé-terrein. Daarom zou de bepaling geschrapt moeten worden dat de plasoever bereikbaar dient te blijven voor voetgangers. Commentaar Zie tekst “horeca’. Verzocht wordt de koppeling te schrappen tussen het mogen toepassen van de 7.4 wijzigingsbevoegdheid voor de locatie C.N.A. Looslaan 9 en het elders in de deelgemeente kunnen ontwikkelen van een alternatieve horecalocatie. Commentaar Akkoord; zie tekst “horeca”. 7.5 Inspreker pleit ervoor geen wijzigingsbevoegdheid, doch een woonbestemming sec op te nemen in het bestemmingsplan, omdat dit kostbare proceduretijd scheelt. Van der Valk wenst de bedrijfsvoering zo spoedig mogelijk te beëindigen en inspreker wenst met de bouw te starten, zodra de bouwvergunning onherroepelijk is. Commentaar Bewust is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid en niet voor een directe bestemming voor wonen en horeca voor deze locatie, omdat van belang is dat de huidige situatie voortgezet kan worden, mochten nieuwe ontwikkelingen geen doorgang vinden.
8.
F. Kooning en P. Booms , Plasoord 29 A, 3054 LJ Rotterdam
Insprekers hebben plannen voor een theeschenkerij aan de Weissenbruchlaan met als 8.1 doelgroep de bezoekers van het winkelcentrum en bewoners uit de omgeving. Een bouwplan op het groentje voor de winkels is gestrand op tegenstand van de deelgemeente. Een nieuw initiatief aan de plaszijde past binnen de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen voor horeca nabij Cauchos. Zouden graag zien dat het bestemmingsplan ook het eerste initiatief mogelijk zal maken. Commentaar Ons voorstel is inderdaad op het groentje nabij de winkels aan de Weissenbruchlaan een bescheiden horeca-inrichting mogelijk te maken. Zie tevens tekst “horeca”.
94
9.
Tj. de Jong architecten, Adrianalaan 47, 3053 WC Rotterdam
9.1
Verzoekt de jachthaven Donkers aan de Weissenbruchlaan als zodanig te bestemmen.
Commentaar Zie 2.4
10
mr J. Kooijman, Wilgenoord 7, 3054 AW Rotterdam
Verzoekt het plan aan te passen aan de bouwvergunning voor het vergroten van de woning 10.1 Wilgenoord 7 met een serre en de bouw van een garage welke groter is dan de maximum maat welke het onderhavige bestemmingsplan voor bijgebouwen toelaat. Commentaar De plankaart wordt aangepast op het grotere oppervlak van de woning (woning + serre), zodanig dat de serre ook in het bouwvlak valt. De grote garage in de tuin, welke legaal tot stand is gekomen, doch groter is dan de maximum maat (18,5 m²) welke in de planvoorschriften is vastgelegd voor bijgebouwen in de bestemming “tuin”, mag na sloop geheel worden teruggebouwd. Tevens zal in de bestemming “tuin” worden geregeld dat bedoelde garage de bestaande maat mag hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Heeft bezwaar tegen de bestemming “woningen II” voor de landtong tussen Wilgenoord en 10.2 C.N.A. Looslaan. Meent dat ingeval toegestaan wordt op de Van der Valk locatie te bouwen, dit ook zou moeten gelden voor bedoelde landtong. Commentaar Naar aanleiding van deze inspraakreactie is ons gebleken dat in het voorontwerpbestemmingsplan ten onrechte de bestemming “woningen II” is gelegd op de landtong tussen Wilgenoord en C.N.A. Looslaan. Genoemde bestemming was bedoeld voor de percelen die reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan (Groot-uitbreidingsplan voor een gedeelte van de gemeente Hillegersberg; 1933) een woonfunctie (de bestemming “open bebouwing B”) hebben en direct ontsloten worden via de Straatweg. Dit geldt niet voor de landtong in kwestie, welke in het vigerende plan (Uitbreidingsplan Hillegersbergsche plassen; 1946) de bestemming “park, plantsoen, speel- en sportterrein” heeft. In het vigerende bestemmingsplan (C.N.A. Looslaan nr 9; 1987) heeft de locatie Van der Valk reeds een bouwbestemming (“cafe-restaurant”), terwijl dit niet geldt voor de landtong. Gelet hierop achten wij bij nader inzien voor de landtong een bestemming “groen” meer op zijn plaats dan een woonbestemming, omdat de bestemming “groen” het meest overeenkomt met de vigerende bestemming. De plankaart zal aldus aangepast worden.
11
Tennisclub Lommerrijk, postbus 34024, 3005 GA Rotterdam
11.1 Zou graag in het bestemmingsplan vastleggen dat voor het tennispark minimaal 16 parkeerplaatsen nodig zijn. Commentaar De Bouwverordening Rotterdam 1993 (en niet het bestemmingsplan) regelt de parkeereis. Gelet op de bestaande situatie waarin geparkeerd wordt op het deel van de landtong tot aan de slagboom, zal dit deel de bestemming “erf” krijgen . De plankaart zal hierop worden aangepast. 11.2 Verzoekt naast de recreatieve bestemming, tevens een horecabestemming op te nemen voor het tennispark.
95
Commentaar In de bestemming “recreatieve voorzieningen III” is voor bedoelde gronden geregeld dat een clubgebouw/ kantine is toegestaan. Dat achten wij voldoende voor de verzorging van de eigen clubleden.
12
Cauchos aan de plas, Weissenbruchlaan 149, 3054 LM Rotterdam
12.1 In de wijzigingsbevoegdheid voor extra horeca aan de Weissenbruchlaan is niet de voorwaarde opgenomen dat er voldoende parkeergelegenheid dient te zijn. Ondergronds parkeren lijkt dan de enige optie. Commentaar De wijzigingsbevoegdheid is vervallen. Zie tekst horeca. 12.2 Het idee van pontons ten behoeve van horeca is alleen praktisch uitvoerbaar in combinatie met enige bebouwing voor de verzorging van het terras. Nu het plan dit niet toestaat maakt inspreker bezwaar tegen dit voorstel in zijn huidige vorm. Commentaar Zie tekst “horeca”.
13
E. Ebert, Adriaen van der Doeslaan 30, 3054 EE Rotterdam
13.1 Verzoekt aanpassing van de plankaart zodanig dat op het terras bij zijn bistro een serre of aanbouw gerealiseerd kan worden. Commentaar Een aanbouw of serre kan desgewenst gerealiseerd worden aan de zij- en of achtergevel op gronden met de bestemming “tuin”.
14
C. Spindler, Burg. Le Fevre de Montignylaan 222, 3055 NJ Rotterdam
Inspreker is eigenaar van het appartement Streksingel 81. Maakt bezwaar tegen de 14.1 mogelijkheid een parkeerdek te realiseren op het binnenterrein tussen Streksingel en Freericksplaats. Commentaar Dit is een van de weinige plekken in het centrum van Hillegersberg waar iets gedaan kan worden aan vermindering van het parkeertekort. Aangezien er nog geen concrete plannen zijn voor dit project, geven wij er bij nader inzien de voorkeur aan bedoelde gronden als “erf” te bestemmen en voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, waarbij – onder voorwaarden – de bestemming “erf” omgezet kan worden in “gebouwde parkeervoorzieningen”. 14.2
Verwacht hierdoor een waardedaling van zijn woning.
Commentaar Ingeval inspreker meent schade te (zullen) lijden te gevolge van de voorgestelde planologische ontwikkeling, kan hij te zijner tijd een beroep doen op artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening.
15 Mevr. mr J. Vijlbrief - van der Schaft, p/a Simmons & Simmons, postbus 190, 3000 AD Rotterdam 15.1 Inspreekster woont aan Wilgenoord 1. De bestemming op dit pand laat maximaal 2 bouwlagen toe, terwijl er een volwaardige kapverdieping is, alsmede een kelderverdieping. Verzocht wordt dit te herstellen.
96
Commentaar Op grond van de planvoorschriften (artikel 2 lid 2 onder c.) wordt een kap niet als bouwlaag geteld. Bij het aantal toegestane bouwlagen, gaat het alleen om de bovengrondse bouwlagen; een kelder wordt dus niet meegeteld als bouwlaag (artikel 2 lid 2 onder g.). Niet duidelijk is waarom de parkeervoorziening slechts voor parkeren mag worden gebruikt; 15.2 gebruik voor opslag ten behoeve van de woning zou ook mogelijk moeten zijn. Commentaar Dit is juist; het voorschrift (artikel 3 lid 3) zal zodanig worden aangepast dat inpandige garages zowel voor parkeren, als voor opslag voor huishoudelijke doeleinden mogen worden gebruikt. 15.3 De inpandige keuken en inpandige garage maken op de plankaart onderdeel uit van de bestemming “tuin” in plaats van de woonbestemming. Daarmee is een deel van de woonbestemming wegbestemd. In de bestemming “tuin” is namelijk maar 18,5 m² toegestaan voor bijgebouwen. Verzocht wordt de bestaande bebouwing als woonbebouwing aan te geven op de plankaart. Commentaar Bedoelde inpandige keuken / garage is geen bijgebouw in de zin van dit bestemmingsplan, omdat een bijgebouw hier gedefinieerd is als een vrijstaand gebouw (artikel 1). De keuken/garage betreft derhalve een aanbouw. In de bestemming “tuin” zijn aanbouwen aan de zijgevel van een woning toegestaan, mits niet breder dan 3 meter. Een aanbouw is gedefinieerd als een uitbreiding van het hoofdgebouw, zodat dit deel van de woning niet is wegbestemd, doch is toegestaan op grond van de tuinregeling. Op de plankaart zijn de bestaande terrassen achter de keuken en achter de woning niet 15.4 aangegeven; tevens is het niveauverschil niet onderkend (circa 1,85 meter boven maaiveld). Aan de zijgevel is het terras 3 meter breed en 4,5 meter lang, terwijl het terras aan de achtergevel 7 meter breed en 2,35 meter lang is. Het voornemen bestaat deze terrassen met elkaar te verbinden en maximaal met 2 meter te verbreden. Verzocht wordt de bouwregeling zodanig aan te passen dat bedoelde uitbreiding mogelijk wordt (incl. trappen naar de tuin en afscheiding). Commentaar Inmiddels is een nieuwe ondergrond van de plankaart beschikbaar gekomen, waarop de bestaande terrassen zijn aangegeven. Het voorontwerpbestemmingsplan laat gebouwde terrassen toe in de bestemming “tuin”, mits niet hoger gelegen dan 0,2 meter boven maaiveld. Deze hoogte is enerzijds gekozen om droge voeten te kunnen houden, anderzijds is deze hoogte beperkt gehouden, omwille van privacybescherming van buurpercelen. Naar aanleiding van deze inspraakreactie en andere verzoeken om gebouwde terrassen, is evenwel besloten een uitzondering op te nemen voor gebouwde terrassen bij vrijstaande woningen, omdat hier het privacy aspect minder pregnant is dan bij aaneen gebouwde woningen; hiervoor wordt in de tuinbestemming een maximum hoogte van 0,75 meter boven maaiveld vastgelegd, mits het terras niet dieper is dan 3 meter gemeten uit de gevel van de woning. Voor inspreekster betekent dit dus dat geen medewerking verleend kan worden aan uitbreiding van de bestaande terrassen, omdat haar woning geen vrijstaande woning betreft. 15.5 Het perceel Straatweg 209 en 211 heeft de bestemming “woningen II” gekregen. Uit de plankaart blijkt niet dat het hier om twee aaneen gebouwde woningen gaat. Commentaar De bestemming “woningen II” in het voorontwerpbestemmingsplan betreft een globale bestemming, waarbij niet elke woning afzonderlijk wordt aangeduid op de plankaart. Zie tevens tekst “Straatweg”
97
De bestemming “woningen II” is ook gelegd op de percelen Straatweg 205, 207, 213, 215 en 15.6 217. Deze percelen voldoen evenwel niet aan de voorwaarden om meerdere woningen op deze percelen te bouwen. Verzocht wordt dan ook om hieraan de bestemming “woningen” en “tuin” te geven, net als gedaan is voor de woningen aan het Wilgenoord. Verzocht wordt op de percelen niet de functies ontsluitingswegen en –paden, kunstmatige vijvers en openlucht zwembad toe te kennen, ter voorkoming van hinder en het handhaven van privacy van de aanliggende percelen. Commentaar Het voornemen is om in het ontwerpbestemmingsplan de percelen aan de Straatweg die 65 meter en dieper zijn de nieuwe bestemming “woningen III” te geven, waarbij in de bestemmingsomschrijving als bijbehorende voorzieningen (bij het wonen) worden genoemd tuinen, erven, paden, watergangen en vijvers. Zie tevens tekst “Straatweg”. 15.7 Verzocht wordt artikel 2 A niet van toepassing te verklaren op bedoelde percelen aan de Straatweg, in ieder geval niet voor de percelen Straatweg 209 en 211. Commentaar Gelet op het gelijkheidsbeginsel kan hierop geen uitzondering worden gemaakt. Verzocht wordt lid 10.1 van artikel 5 niet van toepassing te verklaren op genoemde panden 15.8 aan de Straatweg, aangezien dit inbreuk zou maken op de woonomgeving. Commentaar Aangezien zich aan de Straatweg 129 geen categorie 3 bedrijf meer bevindt en er in feite geen bedrijfsactiviteiten meer plaatsvinden, zal de bedrijfsfunctie geschrapt worden voor dit adres.
16
Watersportvereniging Aegir, postbus 35032, 3005 DA Rotterdam
Attendeert erop dat de toegestane goothoogte in de voorschriften niet correspondeert met de 16.1 maximum bouwhoogte vermeld op de plankaart aan het Prinsemolenpad 4. Een maximum goothoogte van 4 meter is voldoende. Commentaar Dit is juist; op de plankaart zal maximum bouwhoogte aanduiding van zowel de bestemming “jachthaven” als van “recreatieve voorzieningen III” geschrapt worden. In de planvoorschriften van het voorontwerpbestemmingsplan is reeds geregeld dat de maximum goothoogte 4 meter mag zijn.
17
Watersportvereniging Uno, Beemsterhoek 263, 2905 XP Capelle aan den IJssel
17.1 Attendeert erop dat de toegestane goothoogte voor wat betreft het clubgebouw aan het Prinsemolenpad 12 in de voorschriften niet correspondeert met de maximum bouwhoogte vermeld op de plankaart. Een maximum goothoogte van 4 meter is voldoende. Commentaar Zie 16.1 Inspreker merkt op dat de naastgelegen boogschuttersvereniging zich in de nabije toekomst 17.2 elders zal gaan vestigen. De watersportvereniging zou dan het betreffende perceel willen huren voor de vestiging van het havenkantoor met botenloods. Maximale goothoogte van 4 meter is voldoende. Commentaar De maximum hoogteaanduiding H=3 op de plankaart voor bedoelde locatie (Prinsemolenpad 12) zal geschrapt worden, wegens strijd met de voorschriften. In de bestemming “recreatieve voorzieningen III” is een maximum goothoogte van 4 meter vermeld.
98
18
J. van Nieuwkasteele, Krulmos 3, 2661 ME Bergschenhoek
Inspreker is eigenaar van perceel 1929 als bedoeld in artikel 18 lid 8.1. Het zomerhuisje is 18.1 groter dan 40 m², t.w. 83 m². Verzocht wordt dit huisje op te nemen op de lijst “inventarisatie zomerhuisjes Bergse Achterplas groter dan 40 m²” Commentaar Het zomerhuisje zal op de lijst worden vermeld.
19
R. Allart, Fluitekruid 49, 3068 RP Rotterdam
Merkt op dat zijn zomerhuisje (H 284) op eiland nummer 8 45 m² meet. Verzoekt om notering 19.1 op de inventarisatielijst. Nadien heeft inspreker bij emailbericht d.d. 1 oktober 2007 aan de deelgemeente laten weten dat zijn huisje 43 m² meet. Commentaar Het zomerhuisje zal op de lijst worden vermeld met de maat van 43 m².
20 20 A 20 B 20 C 20 D 20 E 20 F 20 G 20 H
I van Rossum, Nieuwe Kerkstraat 25 A, 3054 ND Rotterdam J.Bijl, Kerstant van den Bergelaan 28 A, 3054 ES Rotterdam P. van de Laar, Kerstant van den Bergelaan 20 B, 3054 ER Rotterdam P. van Aalen van de Most Kerstant van den Bergelaan 20 A, 3054 ER Rotterdam G. Fahmel, Kerstant van den Bergelaan 16 A, 3054 ER Rotterdam Bergwerff, Nw Kerkstraat 21 B, 3054 ND Rotterdam Bijloo, Nw Kerkstraat 17, 3054 ND Rotterdam N. Langelaan, Nw Kerkstraat 19, 3054 ND Rotterdam A. Zevenbergen, Kerstant van den Bergelaan 26 A, 3054 ES Rotterdam
Deze insprekers hebben inhoudelijk bezien dezelfde opmerkingen, t.w.: Merkt op dat de bedrijfsgebouwen op het binnenterrein achter de Nieuwe Kerkstraat en 20.1 Adriaen van der Doeslaan niet hoger zijn dan 4 meter. Verzoekt de toegestane bouwhoogte hierop aan te passen. Commentaar De plankaart wordt zodanig aangepast dat de maximum toegestane bouwhoogte 4 meter zal zijn. 20.2 In verband met de hoogteverschillen in het terrein, zou aangegeven moeten worden vanaf welk peil gemeten dient te worden. Commentaar Op dit binnenterrein, waarbij de hoofdtoegang van het gebouw niet direct aan de weg grenst, dient gemeten te worden vanaf de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang tot het gebouw.
21
Bond Heemschut, Berkelselaan 17 B, 3037 PA Rotterdam
Benadrukt dat het plan onvoldoende inspeelt op bescherming van het cultuurhistorische 21.1 karakter van het gebied. Integendeel, de bebouwingsmogelijkheden langs de Straatweg en de wijzigingsbevoegdheden zullen het karakter van het gebied schaden. Zij verhouden zich op geen enkele wijze tot de bestaande waardevolle situatie en zullen tot een onomkeerbare inbreuk leiden. Er is onvoldoende oog voor de ensemblewaarde van het geheel (plassen, groene oevers en historische bebouwing). Commentaar Teneinde op dit punt tegemoet te komen aan insprekers wordt voor wat betreft de bebouwingsmogelijkheden langs de Straatweg meer aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan.
99
Hierdoor zullen grootschalige extra bouwmogelijkheden worden tegengegaan. Zie tevens tekst “Straatweg “. Daarnaast heeft de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek opdracht gegeven voor het vervaardigen van een beeldkwaliteitplan. Indien dit plan opgenomen wordt als onderdeel van de Koepelnota Welstand, kan het t.z.t. als toetsingskader dienen voor bouwplannen. 21.2 De regeling in het plan welke hoger bouwen toestaat naarmate men verder achter de rooilijn bouwt, kan één van de motieven vormen voor sloop van de bestaande bebouwing t.b.v. een optimaal economisch rendement. Commentaar Bedoelde regeling is vervallen; zie tevens tekst “Straatweg”.
22
C. Paardekamp, Oude Raadhuislaan 39 B, 3054 NN Rotterdam
22.1 Indien bij bouwwerkzaamheden drainage wordt toegepast, vreest inspreker dat paalrot zal optreden. Zal de gemeente dan aansprakelijk stellen voor schade. Commentaar Op grond van vaste jurisprudentie kunnen uitvoeringskwesties als (de wijze van) uitvoering van bouwwerkzaamheden en de (eventuele) gevolgen hiervan niet in een bestemmingsplan geregeld worden. Zie tevens 14.2 22.2 Beter geweest als bewoners rechtstreeks geïnformeerd waren over het bestemmingsplan i.p.v. d.m.v. een bekendmaking in de krant. Spreekt afschuw uit over de karakterverandering van Hillegersberg. Commentaar Er is geen wettelijke bepaling die voorschrijft dat bewoners persoonlijk, schriftelijk geïnformeerd dienen te worden over een (voorontwerp)bestemmingsplan. Overigens heeft de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek voldoende bekendheid gegeven aan dit plan op haar website en in de “Postiljon”.
23
E. den Hartog, C.N.A. Looslaan 56, 3054 BS Rotterdam
Wijst erop dat in artikel 30 geregeld is dat de gronden behalve voor behoud van de 23.1 archeologische waarden, tevens bestemd zijn voor alle andere bestemmingen. Dat lijkt inspreker onjuist. Beter zou zijn te zeggen dat de gronden mede zijn bestemd voor “de bestemming zoals die t.a.v. de betreffende gronden is vermeld op de plankaart”. Commentaar Dit is juist; het planvoorschrift (artikel 30 lid 1 onder b.) zal worden aangepast. Er wordt gesproken over een plankaart archeologie in de kleur geel, terwijl bijgevoegd is een 23.2 plankaart II, waarop de archeologische zones staan ingetekend, zonder kleur. Verzocht wordt dit te verbeteren. Commentaar Voortaan zal worden gesproken van plankaart-archeologie.
24
Schruer advocaten, Bergsingel 249, 3037 GW Rotterdam
Inspreker treedt op namens VvE Freerickplaats 37-75, Streksingel 221 t/m 259, Weissenbruchlaan 152 t/m 168
100
24.1 Insprekers hebben geen behoefte aan uitbreiding van horecavoorzieningen aan de Weissenbruchlaan. Zij vinden dat er voor de winkelfunctie reeds voldoende horeca aanwezig is. Insprekers voeren o.a. aan dat er onvoldoende parkeergelegenheid zal zijn voor bezoekers en tevens voor laden en lossen, dat horeca een zichtbeperking zal geven op de Bergse Voorplas; geluids- en stankoverlast, een negatief effect op natuurvriendelijke oevers zal hebben, en zal leiden tot waardevermindering van woningen en omzetschade voor winkels. Commentaar Zie tekst “horeca’. Ingeval insprekers menen schade te (zullen) lijden ten gevolge van deze ontwikkeling, kunnen zij te zijner tijd een beroep doen op artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening.
25
mr M. Middendorf, Straatweg 89, 3054 AB Rotterdam
25.1 Merkt op dat er in het plan geen duidelijk omschrijving is opgenomen hoe men bebouwing in het gebied ziet (bijvoorbeeld twee lagen met een kap). Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 25.2 plas.
Er zouden regels in het plan opgenomen moeten worden over het bouwen in het water van de
Commentaar In artikel 25 lid 4 zijn bedoelde voorschriften gegeven. Verder is bij de wijzigingsbevoegdheden als voorwaarde voor het bouwen in het water opgenomen dat geen overkluizing van water is toegestaan. Het plan geeft ruimte om dicht langs het water te bouwen; nieuwbouw zou maximaal 10 meter 25.3 van de oever verwijderd moeten blijven. Het groene karakter van de plassen zal hierdoor verdwijnen. Commentaar De bestemmingsregeling voor de gronden langs de Straatweg zal zodanig aangepast worden dat het groene aangezicht van de plasoevers meer recht wordt gedaan. Zie tevens 2.5 en tekst “Straatweg”. 25.4 Het plan geeft de mogelijkheid om voor zakelijk gebruik te bouwen. Inspreker vindt dat het algemeen gebruik in dit plangebied “wonen” zou moeten zijn. Commentaar Wonen is en blijft de hoofdfunctie in dit plangebied. Op grond van vaste jurisprudentie mag een (ondergeschikt) deel van een woning voor bedrijfs/beroepsactiviteiten worden gebruikt. Omwille van de rechtszekerheid over welk gedeelte het gaat, is dit in de planvoorschriften vastgelegd (artikel 2 A). Dit maakt eventuele handhaving van overtredingen gemakkelijker. Vindt dat het Johan de Wittpark geen goed voorbeeld is van hoogwaardige woonmilieus. De 25.5 gegevens die over dit bouwplan zijn opgenomen zijn sterk verouderd. Commentaar Van insprekers opvatting over het woonmilieu op het Johan de Wittpark nemen wij kennis. De toelichting zal aangepast worden op het punt van de bebouwing aldaar. 25.6 Vindt het onjuist te spreken van een wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot de locatie Lommerrijk. Er is nog geen officieel ingediende bouwaanvraag. Tot die tijd dient het bestaande gebruik bestemd te worden.
101
Commentaar In het voorontwerpbestemmingsplan is het bestaande gebruik van Lommerrijk (horeca) als zodanig bestemd. In een bestemmingsplan kan voor een bepaalde locatie een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen, voordat een bouwaanvrage is ingediend. 25.7 Vindt het onjuist te spreken over goothoogte. In eerder plannen zou van nokhoogte uitgegaan zijn. Een maximale bouwhoogte van 21 meter (14 meter goothoogte + 7 meter kap) is veel hoger dan de huidige bebouwing; is dus niet juist. Commentaar Opgemerkt wordt dat ook het aan de Straatweg vigerende Groot-uitbreidingsplan voor een gedeelte van Hillegersberg uit 1933 werkt met goothoogten. Zie tevens tekst “Straatweg”. 25.8 De bestemming “water II” maakt geen onderscheid tussen steigers in eigen water en steigers niet in eigen water. In eigen water zouden meer mogelijkheden voor steigers e.d. moeten zijn. Commentaar Een bestemmingsregeling voor bepaalde gronden mag geen onderscheid maken tussen gronden in particuliere eigendom en gronden in eigendom van de overheid. 25.9 Wenst de mogelijkheid te hebben naast zijn woning een garage te bouwen, alsmede om aanbouwen en bijgebouwen op zijn perceel te plaatsen. Een normale garage zou breder zijn dan 3 meter, terwijl het plan dit beperkt tot 3 meter. Commentaar In de bestemming “tuin” is het mogelijk een aanbouw aan de zijgevel van de woning te realiseren. Voor een normale auto is een maximum breedte van een garage van 3 meter voldoende. 25.10 Wenst de mogelijkheid te hebben om op eigen perceel een botenhuis te bouwen; dit laat het plan niet toe. Commentaar Onder punt 1.10 is voorgesteld deze mogelijkheid te schrappen uit het plan omwille van het behoud van de groene oevers van de plassen.
26
Stichting Berg en Broek, Larikslaan 221, 3053 LH Rotterdam
26.1 Het plan maakt bebouwing in de achtertuinen van de woningen aan de Straatweg mogelijk; dit zal ten koste gaan van het groene karakter dat het gebied nu heeft. Commentaar Zie tekst “Straatweg” en punt 2.5. 26.2 Inspreker betreurt het dat via wijzigingsbevoegdheden de omzetting mogelijk wordt van horeca naar wonen, specifiek voor Lommerrijk en Van der Valk. Woningbouw gaat ten koste van het karakter van het gebied. Bedoelde horecavoorzieningen zijn mooi gesitueerd aan de plas, zijn goed bereikbaar met openbaar vervoer en hebben voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Commentaar Zie tekst “horeca”. Horeca aan de Weissenbruchlaan kan Lommerrijk of Van der Valk wat oppervlakte betreft niet 26.3 vervangen. Bovendien zijn er te weinig parkeermogelijkheden.
102
Een gebouw van een grotere omvang dan het bestaande restaurant aldaar, vindt inspreker niet wenselijk omdat hierdoor het uitzicht op de Bergse Voorplas zal worden verstoord. Commentaar Thans wordt gekozen voor een meer bescheiden horeca gelegenheid aan de Weissenbruchlaan, teneinde het zicht op de plas zoveel mogelijk te behouden. Zie tekst ‘horeca”. Horeca op een ponton langs de Weissenbruchlaan zal eveneens ten koste gaan van het 26.4 unieke uitzicht op de Bergse Voorplas. Commentaar Zie tekst “horeca”.
27 Vereniging Stedenbouwkundig Wijkbehoud Hillegersberg, Schiebroek, Terbregge, postbus 35054, 3005 DB Rotterdam. 27.1 Kern van de bezwaren van inspreker vormt de voorgestelde verdichting van de bebouwing aan de Straatweg, waardoor het unieke woon-, natuur- en recreatiemilieu verloren dreigt te gaan, ten behoeve van een woonmilieu dat ook elders op grote schaal ontwikkeld wordt (Park Zestienhoven). Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 27.2 Bezwaar bestaat tegen de wijzigingsbevoegdheden die woonbebouwing in 5 lagen aan de oevers van de Bergse Achterplas mogelijk maakt. Hierdoor wordt de beeldkwaliteit van de plas ernstig aangetast. Het unieke groene karakter van de plassen moet gehandhaafd blijven. Commentaar De aanpassingen die voorgesteld worden naar aanleiding van de inspraakreacties zijn erop gericht het groene karakter van de plasoevers zoveel mogelijk te behouden. Of een bouwplan aanvaardbaar is in de omgeving ervan is niet alleen afhankelijk van de bouwhoogte, doch ook van de wijze van uitvoering van het plan. Het welstandstoezicht zal hierbij een belangrijke rol spelen. Zie tekst “horeca”. 27.3 Voor de dorpskern voorziet het plan in een verdere uitbreiding van het winkelcentrum: de super Albert Heijn wordt in het plan opgenomen, alsmede een parkeerdek achter de Freericksplaats, aanvullende detailhandel op het Cossee-terrein en nieuwe horeca aan de Weissenbruchlaan. Hoe de verkeersafwikkeling gedacht is en het parkeren staat niet in het plan. Commentaar Voor de super AH (+ parkeergarage) is reeds bouwvergunning verleend, zodat het noodzakelijk is dit in het bestemmingsplan op te nemen. Ten behoeve van de nieuwe invulling van het Cosseeterrein (+ parkeerkelder) wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, welke onder voorwaarden gebruikt mogen worden. De wijze van verkeersontsluiting zal hierin verwerkt worden. Gelet op het éénrichtingsverkeer op de Streksingel en Freericksplaats, zal de inrit naar het parkeerdek aan de Streksingel liggen en de uitrit aan de Freericksplaats.
28.
Mevr. C. de Ruiter – de Groot, Straatweg 167, 3054 AD Rotterdam
Verzoekt het plan zodanig in te richten dat de herbouw van de Hoeve Vruchtenburg 28.1 (Straatweg 171), alsmede de bouwmogelijkheid van enige woningen op het achterterrein mogelijk zal zijn. Commentaar In 1998 zijn met de toenmalige eigenaar (De Man) van het perceel Straatweg 171 afspraken gemaakt over extra bebouwingsmogelijkheden op het achterterrein als compensatie voor de kosten van sloop en nieuwbouw van de monumentale hoeve “Vruchtenburg” op dit adres.
103
Inspreekster is thans eigenaresse van bedoelde gronden. Op grond van een tekening van dS+V d.d. 14 november 1996 dient een zone van 75 meter diep, gemeten vanuit de plasoever, vrij van bebouwing te blijven. Dit komt overeen met een achtergevel bouwgrens op 120 meter afstand van de voorgevel bouwgrens. Gelet op de bestuurlijke afspraken die er indertijd zijn gemaakt, zijn wij bereid voor dit perceel een uitzondering te maken op de bestemmingsregeling voor de bebouwing langs de Straatweg in die zin dat maximaal 15 % van de gronden gelegen tussen voor- en achtergevel bouwgrens door gebouwen mag worden ingenomen. Zie tevens tekst “Straatweg”
29
H. Rijnsburger. Park Ypenburg 3, 2396 CR Koudekerk aan de Rijn
29.1 Verzoekt namens mevr. C. de Ruiter – de Groot om t.a.v. perceel Straatweg 171, de gemaakte afspraken zoals vastgelegd in een brief van de deelgemeente d.d. 12 februari 1998 op te nemen in het bestemmingsplan. Commentaar Zie 28.1
30
Bewonersvereniging Het Statenlaankwartier, Johan de Wittlaan 19, 3051 HE Rotterdam
30.1 De wijzigingsbevoegdheid voor Lommerrijk is te veel te ruim genomen; beslaat 2x de huidige grenzen van het complex. Dit doet afbreuk aan het beeld van lintbebouwing langs de Straatweg en tast de zichtlijnen over de plas aan. De wijzigingsbevoegdheid zou moeten vervallen. Commentaar Zie tekst “horeca”. Het terras in het water bij Lommerrijk dat nu op de plankaart is ingetekend bestaat in 30.2 werkelijkheid niet. Commentaar Inspreker doelt ons inziens op de arcering die op de plankaart is aangegeven achter de bebouwing van Lommerrijk. Hiermede is beoogd de bestaande steigers aan te duiden; abusievelijk is dit in het voorontwerpbestemmingsplan te ruimhartig gedaan, de bedoelde aanduiding van de steigers zal in omvang worden teruggebracht tot de bestaande situatie. 30.3 Het gestelde dat de maximum bouwhoogte van een woongebouw 14 meter bedraagt, laat ruimte om andere gebouwen hoger dan 14 meter te bouwen. Commentaar Voor Lommerrijk wordt thans een gemengde bestemming voorgestaan (horeca + wonen), met een maximum bouwhoogte van 14 meter, met dien verstande dat over 250 m² de maximum bouwhoogte 16 meter mag bedragen. 30.4 Verzocht wordt de 15 % norm van de bestemming “woningen II” voor bouwpercelen groter dan 2500 m² ook te hanteren voor Lommerrijk. Immer 2100 m² bebouwing zou neerkomen op een bebouwingspercentage van 21 %. Commentaar Zie 55.5 30.5
Gebouwde parkeervoorzieningen zouden geheel ondergronds dienen te komen.
Commentaar Dit is ook de bedoeling.
104
30.6 De maximale korrelgrootte zou vastgelegd moeten worden. De maat is nu die van een flinke villa van circa 10x20 meter in 3 lagen met kap. Er zou ruimte zijn voor 2 van dergelijke massa’s. Commentaar Zie 55.7 30.7 Als voorwaarde dient te worden gesteld dat de kastanjebomen op de landtong gerespecteerd dienen te worden. Commentaar Ingeval deze voorwaarde opgenomen zou worden, zou er niet gebouwd kunnen worden. Tegen een kapvergunning verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening kan een bezwaarschrift worden ingediend op grond van het bepaalde in artikel 6:4 Algemene wet bestuursrecht. 30.8 Als voorwaarde dient te worden gesteld dat op de locatie Lommerrijk een kleinschalige plasgerichte horeca gevestigd moet blijven. Commentaar Zie tekst “horeca’.
30 A
Bewoners Organisatie Kleiwegkwartier, Koraalstraat 19, 3051 VG Rotterdam Deze inspraakreactie is gelijk aan die van nummer 30.
31
H. Troost, Streksingel 125, 3054 HD Rotterdam
31.1 Er ontbreekt een totaalvisie op het gebied kern en Plassen. Volgens het beeldkwaliteitsplan zou het streefbeeld voor de kern van Hillegersberg zijn “klassieke rust” . Het bestemmingsplan heeft het echter over een “recreatief winkelcentrum”. Dit is gebaseerd op economische overwegingen. De ontwikkeling van het winkelbestand is zorgwekkend. Het aantal mode-, kleding en schoenenwinkels neemt sterk toe. De diversiteit verdwijnt. Commentaar De totaalvisie wordt geboden door het nieuwe bestemmingsplan. Onduidelijk is wat in het beeldkwaliteitsplan verstaan moet worden onder “klassieke rust”. Binnen de detailhandelsbestemming kan een bestemmingsplan niet differentiëren wat branche betreft. Het plan kan dus niet voorschrijven welke soort winkels toegestaan zijn. 31.2 Bij verlies van horeca bij Lommerrijk en Van der Valk, wordt gedacht aan compensatie op de landtong in de Bergse Voorplas op pontons ten westen daarvan. Inspreker merkt op dat het toch niet de bedoeling kan zijn om kleinschalige horeca rondom de Bergse Achterplas achterwege te laten. Commentaar Zie tekst “horeca’. 31.3 Bebouwing van de landtongen aan de Straatweg kan niet zonder de kwaliteit van de plassen aan te tasten. Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 31.4 Uitbreiding van horeca op de landtong is een goede keuze; het idee van pontons is gruwelijk vanwege het verlies aan visuele kwaliteit. Commentaar Zie tekst “horeca”.
105
31.5 Over de wijze van parkeren merkt inspreker op dat ondergronds parkeren (Cosseeterrein) de voorkeur heeft. De bouw van parkeerdekken op binnenterreinen, dient afgewogen te worden tegen parkeren op straat, waarbij dit laatste de voorkeur heeft. De tijdelijke parkeerplaats aan het Beatrixplantsoen heeft hij nooit als storend ervaren. Bij planontwikkeling op het Cosseeterrein ware rekening te houden met het karakter van het huidige winkelcentrum. Commentaar In de eerste plaats is van belang dat ieder bouwplan dient te voorzien in de eigen parkeerbehoefte; dit is geregeld in de Bouwverordening Rotterdam 1993. Bij eventuele herontwikkeling van het Cosseeterrein zal zeker rekening worden gehouden met een goede stedenbouwkundige inpassing ten opzichte van de omgeving en met voldoende parkeergelegenheid.
32.
C. Kok, Straatweg 268, 3054 AN Rotterdam
Maakt melding van aankoop van gronden aan de Straatweg, nader aangegeven op een 32.1 tekening bij de schriftelijke inspraakreactie. In het plan zijn de gronden bestemd voor jachthaven, erf en water II. Verzocht wordt de bestemming te veranderen in “woningen II”, overeenkomstig de andere gronden aan de Straatweg. Commentaar De plankaart zal zodanig aangepast worden dat de ontsluitingsweg naar de jachthaven en het parkeerterrein de bestemming “erf” krijgt, het water de bestemming “water II” krijgt, terwijl de rest van de aangekochte gronden de nieuwe bestemming “woningen III” krijgt. Zie tevens tekst “Straatweg”.
33
H. Vismans, Chabotlaan 181, 3055 AE Rotterdam
33.1 Adviseert het raadhuis (C.N.A. Looslaan 1) voortaan te gaan gebruiken voor culturele doeleinden. De kantoren van de deelgemeente zouden aan de Melanchtonweg kunnen blijven, dan wel op het voormalige Cosseeterrein kunnen neerstrijken. Commentaar Hiervan nemen wij kennis.
34
R. Mentzel, Nw Kerkstraat 20 B , 3054 NJ Rotterdam Mevr drs. A. Bonneur – Van de Vlist, Hilleniussingel 15, 3054 EX Rotterdam
De gelegde bestemming waarbij de gehele Straatweg tot bebouwingsgebied te verklaren gaat 34.1 voorbij aan de ecologische waarde van de nu onbebouwde stukken grond. De vele vogels in dit gebied hebben leefruimte nodig om te overleven. Commentaar De bebouwingsmogelijkheden voor de gronden aan de Straatweg worden sterk beperkt ten opzichte van de ruime regeling in het voorontwerpbestemmingsplan, zodat er voldoende leefruimte voor vogels blijft bestaan. Zie tevens tekst “Straatweg”. 34.2 De opgenomen wijzigingsbevoegdheden doen afbreuk aan de democratische inspraakmogelijkheden van de bewoners (Lommerrijk, Van der Valk, nabij jachthaven Donkers). Commentaar Voor toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kent het (voorontwerp)bestemmingsplan (zie artikel 32) een aparte bezwaarprocedure voor belanghebbenden. 34.3 Tengevolge van de bebouwingsmogelijkheden dreigt veel “plaswater” verloren te gaan, met als gevolg aantasting van de plassen en vermindering van de waterberging/buffer voor dit gebied.
106
Commentaar De begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid in het voorontwerpbestemmingsplan bij Lommerrijk is bewust ruim getrokken, teneinde meerdere invullingsmogelijkheden te hebben. Het te bebouwen oppervlak is evenwel in de voorschriften beperkt. Zie tevens 60.10. 34.4 Het in het ongewisse laten van de bestemming van het gebied achter de Bergse Dorpsstraat, leidt tot grote zorgen met betrekking tot verkeer en parkeren in dit gebied, waar de parkeerdruk reeds zeer hoog is. Commentaar Op grond van de Bouwverordening Rotterdam 1993 dient ieder bouwplan te voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Zie tevens tekst ”Cosseeterrein”.
35
F. Gompen, Straatweg 258, 3054 AN Rotterdam
35.1 Inspreker steunt de bebouwingsopzet voor de gronden aan de Straatweg, meent dat door de kleurstelling van de plankaart de suggestie gewekt wordt dat veel woningen extra gebouwd kunnen worden, terwijl het om circa 36 extra percelen gaat. Niettemin moet verstedelijking van de plasoevers voorkomen worden. Commentaar Hiervan nemen wij kennis. Zie tevens tekst “Straatweg”. 35.2 Wijst op het te hard varen door boten op de plas en de schade die dit aan de oevers teweegbrengt. Pleit voor intensiever toezicht. Commentaar Een bestemmingsplan kan geen invloed uitoefenen op kwesties als door inspreker bedoeld. Klachten hierover kunnen gericht worden aan de plaatselijke politie. 35.3 Merkt op dat op tekeningen die op een bijeenkomst d.d. 30 mei 2007 zijn uitgereikt de erfgrens tussen zijn eigendom (Straatweg 258) en dat van de buurman op Straatweg 260 onjuist is ingetekend. Commentaar Onduidelijk is wat dit voor tekeningen zijn. Op de kadastrale kaart behorende bij het bestemmingsplan is de erfgrens juist ingetekend.
36
C. Mast, Saffierstraat 19, 3051 XT Rotterdam
Wijst erop dat in de toelichting (pagina 51) de spoorverbinding Rotterdam Zoetermeer (traject 36.1 543) genoemd wordt. Bedoeld wordt waarschijnlijk de Randstadrail Rotterdam-Den Haag. Commentaar De toelichting zal worden aangepast.
37
F. Vroon, Straatweg 140, 3051 BN Rotterdam
37.1 De idee achter de bebouwingsmogelijkheden aan de Straatweg van het aantrekken van kapitaalkrachtige bewoners, kan ook averechts werken in die zin dat de huidige bewoners vertrekken. Dit zal dus niet leiden tot toename van de koopkracht, maar wel tot onherstelbare schade aan de oevers van de plassen. Overigens zijn in het Johan de Wittpark nog woningen te koop, terwijl de bouw in een vergevorderd stadium verkeert.
107
Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 37.2 Door wijziging van de bestemming wordt woningbouw mogelijk op Lommerrijk en bij Van der Valk. Deze woningen worden voor een te hoge prijs eenmalig verkocht aan te gering aantal mensen. Het handhaven van de horecabestemming op deze locaties, ontslaat het bestuur van de problematische opgave om elders in de deelgemeente vervangende ruimte te scheppen voor horeca. Commentaar Zie tekst “horeca”.
38
Active Real Estate, Stoomloggerweg 8 C, 3133 KT Vlaardingen
38.1 Inspreker treedt op namens de Hillegersbergse Passage B.V. die de ontwikkelaar is van het project Atrium”. Dit project beoogt herontwikkeling van het gebied dat globaal begrensd wordt door de Argonautenweg, Adriaen van der Doeslaan, Bergse Dorpsstraat en Oude Raadhuislaan. Verzocht wordt de locatie te bestemmen conform de plannen van de projectontwikkelaar die bij de deelgemeente bekend zijn. Commentaar Zie tekst “Cosseeterrein”.
39
Ondernemersvereniging Hillegersberg, Corkstraat 46, 3047 AC Rotterdam
39.1 Hebben op zich geen bezwaar tegen ontwikkeling van het Cosseeterrein, mits dit gedragen wordt door een onderzoek naar de economische draagkracht van het winkelgebied (incl. Bergsteyn). Aangezien dit onderzoek er niet is, heeft inspreker bezwaar tegen de wijzigingsbevoegdheid Cosseeterrein. Commentaar Zie tekst “Cosseeterrein”. 39.2
De mogelijkheid van een parkeerdek achter de voormalige AH locatie wordt gesteund.
Commentaar Hiervan nemen wij kennis. 39.3 Aanleggen van pontons voor horeca, zonder op- of aanbouw voor de verzorging van het terras, maakt dit idee praktisch onuitvoerbaar. Om deze reden heeft inspreker bezwaar tegen dit voorstel in zijn huidige vorm. Commentaar Zie tekst “horeca”. 39.4 Het idee om de horeca aan de Weissenbruchlaan uit te breiden tot maximaal 2000 m² kan alleen door inspreker gesteund worden, als hieraan de voorwaarde verbonden is dat de uitbreiding zelfvoorzienend is in de parkeervoorziening. Commentaar Zie tekst “horeca”.
40
W. Bouma, Oude Raadhuislaan 25 B, 3054 NM Rotterdam
40.1 Inspreker heeft geen behoefte aan extra winkels op het Cosseeterrein. De verkeersdrukte is al groot genoeg. Vraagt zich af of bewoners nog inspraak hebben op de grootte van de ontwikkeling. Is bang dat de (deel)gemeente teveel zal luisteren naar projectontwikkelaars.
108
Commentaar Zie tekst “Cosseeterrein”. 40.2 De flat aan de Oude Raadhuislaan heeft een poort ten behoeve van de bewoners, met recht van overpad voor de firma Cossee. Wat gebeurt hiermee na verkoop ? Inspreker vreest dat het een aanrij route wordt voor winkelende Rotterdammers. Commentaar Een concreet bouwplan / wijzigingsplan is er nog niet, zodat deze vraag thans niet beantwoord kan worden. Zie tekst “Cosseeterrein”. 40.3 Verder vraagt inspreker zich af wat de bouwhoogte wordt op het Cosseeterrein. Waarom stelt de gemeente geen maximum hieraan. Uitzicht op hoge flats vermindert haar woongenoegen. Commentaar De hoogte van een (eventueel) nieuwbouwproject op het Cosseeterrein, zal afgestemd worden op de omliggende bebouwing. De stedenbouwkundige randvoorwaarden Cosseeterrein d.d. maart 2008 zullen fungeren als toetsingskader voor de bouwhoogte. Zie tekst “Cosseeterrein”. 40.4
Geeft de deelgemeente garantie dat bij eventuele bouw geen verzakkingen ontstaan ?
Commentaar Dergelijke garanties kunnen niet worden gegeven. 40.5 Bij schade ten gevolge van de bouw of waardevermindering zal inspreker de deelgemeente aansprakelijk stellen. Commentaar Zie 14.2``
41
P. Peeters en M. Laakes, Oude Raadhuislaan 31 B, 3054 NT Rotterdam
41.1 Vindt t.a.v. de ontwikkelingen rond het Cosseeterrein dat omwonenden per brief geïnformeerd zouden moeten worden i.p.v. via een bekendmaking in de Postiljon. Veel bewoners van de Oude Raadhuislaan zitten niet te wachten op een winkelcentrum en parkeergarage tegenover hun woningen. Commentaar Hiervan nemen wij kennis. Er is geen wettelijk voorschrift waaruit de plicht voortvloeit voor de (deel)gemeente om omwonenden per brief in kennis te stellen terzake van nieuwe planologische ontwikkelingen. Overigens geeft de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek voldoende bekendheid aan dergelijke ontwikkelingen op haar website en in de “Postiljon”. 41.2 Is beducht voor veranderingen in het grondwaterpeil en paalrot ten gevolge van graafwerkzaamheden en de hiermee gepaard gaande kosten. Commentaar Zie 22.1
42
Mevr. H. Meijer, Oude Raadhuislaan 118, 3054 NT Rotterdam
42.1 Is tegen een hypermodern winkelcentrum op het Cosseeterrein. Vreest een blinde muur van 9 meter hoog in de achtertuin. Vindt dat Hillegersberg dorps moet blijven.
109
Commentaar Hiervan nemen wij kennis. 42.2 Vreest dat niemand meer de Bergse Achterplas kan bereiken, als Lommerrijk en Van der Valk verdwijnen en luxe flatgebouwen ervoor in de plaats komen. Waarschuwt dat deze veranderingen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Commentaar Zie tekst “horeca” en “Molenweide”.
43
R. Steens en C. Laarman, Oude Raadhuislaan 19 B, 3054 NM Rotterdam R. Dekker , Oude Raadhuislaan 27 B, 3054 NM Rotterdam
43.1 Vrezen paalrot aan de woningen van de Oude Raadhuislaan ten gevolge van de bouw van Atrium op het Cosseeterrein. Commentaar Zie 22.1
44
Country House Collections, Bergse Dorpsstraat 44/46, 3054 GE Rotterdam
44.1 Merkt op niet negatief te staan tegenover het voorontwerp, doch maakt bezwaar tegen de onduidelijkheden die er bestaan wat betreft de logistieke problemen en het aanzicht van het Atrium (hoogte). Commentaar Zie tekst “Cosseeterrein”. 44.2
Het idee van de pontons dient verder uitgewerkt te worden in verband met horizonvervuiling.
Commentaar Zie tekst “horeca”.
45
R. Klumpes, Straatweg 199, 3054 AE Rotterdam
Maakt als eigenaar van de panden Argonautenweg 4-8 bezwaar tegen de beperking van de 45.1 bouwmogelijkheden ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Commentaar De panden zijn in het voorontwerp overeenkomstig het huidige gebruik (winkel) bestemd. In het uitbreidingsplan in onderdelen “Hillegersberg – Honderd en Tien Morgen” uit 1954 hebben de panden de bestemming “bijzondere bebouwing” op grond waarvan functies als algemene culturele of sociale doeleinden zijn toegestaan. In verband hiermede wordt aan de winkelbestemming voor de panden Argonautenweg 4-8 toegevoegd de functie maatschappelijke voorzieningen, waarbinnen een breed scala aan functies mogelijk zijn t.w. onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Vindt dat omvang van de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het Cosseeterrein vergroot 45.2 zou moeten worden, zodat toekomstige ontwikkelingen beter ingepast kunnen worden. Commentaar Dit is inderdaad de bedoeling. Zie tekst “Cosseeterrein”.
110
46
Historisch Genootschap Roterodamum, Oostmaaslaan 676, 3063 DJ Rotterdam
46.1 Vreest voor aantasting van de ruimtelijk-historische kwaliteiten van delen van het plangebied, zoals het Cosseeterrein en omgeving (parcellering en kleinschaligheid van de Bergse Dorpsstraat), en te grootschalige bebouwing van de landtongen aan de Straatweg. Commentaar Zie tekst “Straatweg” en “Cosseeterrein”. 46.2 Bij de locatie Van der Valk dient volgens inspreker een substantieel deel van de oever onbebouwd te blijven en vrij zicht te geven op het water. Commentaar Zie tekst “horeca”. 46.3 Pontons in de Bergse Voorplas vindt inspreker een onwenselijk ontwikkeling, omdat dit het zicht op de plas aantast. Een winkelondersteunende daghoreca is een prima idee, doch op een minder kwetsbare plek. Commentaar Zie tekst “horeca”. 46.4 Het plan mist volgens inspreker beschermende maatregelen voor behoud van de ruimtelijkhistorische kwaliteit van het gebied en speelt te sterk in op de vraag van projectontwikkelaars naar locaties waar “het goed bouwen is voor een ruime markt”. Commentaar Zie tekst “Straatweg” voor wat betreft de voorgestelde vermindering van bebouwingsmogelijkheden. Daarnaast heeft de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek opdracht gegeven voor het vervaardigen van een beeldkwaliteitplan. Indien dit plan opgenomen wordt als onderdeel van de Koepelnota Welstand, kan het t.z.t. als toetsingskader dienen voor bouwplannen.
47
SRK Rechtsbijstand, postbus 3020, 2700 LA Zoetermeer
47.1 Behartigt de belangen van de heer K. Martens, Plasoord 3, die vanuit zijn woning zicht heeft op de Bergse Voorplas. Heeft om meerdere redenen bezwaar tegen de wijzigingsbevoegdheid voor een drijvend terras op de landtong, t.w.: aantasting van uitzicht, meer overlast in de avonduren, meer parkeeroverlast. Commentaar Zie tekst “horeca”. 47.2
Om genoemde redenen wordt gevreesd voor een waardedaling van zijn woning.
Commentaar Zie 14.2
48
J. van ’t Veer, Plasoord 16, 3054 LK Rotterdam
48.1 Vreest voor teveel bebouwing (door projectontwikkelaars) op de landtongen aan de Straatweg. Met name bestaat bezwaar tegen de mogelijkheid om hoger te bouwen, naarmate de woning verder naar achteren ligt. Zijn voorstel is deze regels uit het plan te schrappen en bouw in de achtertuinen van Straatweg 152 t/m 282 te verbieden. Commentaar Zie tekst “Straatweg”.
111
49
mr K. den Hartog, Burg. Lefevre de Montignylaan 37, 3055 LB Rotterdam
49.1 Vraagt aandacht voor de verkeers- en parkeersituatie op de Burg Lefevre de Montignylaan welke slechter geworden is door de herinrichting van de Bergse Dorpsstraat. De toekomstige afsluiting van de Grindweg voor verkeer komend vanaf de Molenlaan, zal de situatie nog verder achteruit doen gaan. Pleit voor het open houden van de Grindweg in beide richtingen, een verbod van vrachtverkeer op zijn laan, een verlegging van 2 buslijnen en permanente snelheidscontroles. Commentaar Het treffen van verkeersmaatregelen betreft een uitvoeringskwestie die buiten het kader van een bestemmingsplan valt. Terzake van gewenste verkeersmaatregelen kan inspreker desgewenst een beroep doen op het deelgemeentebestuur Hillegersberg-Schiebroek dat terzake bevoegd is. 49.2 Verzoekt om een milieuonderzoek, omdat met name de stofvervuiling zichtbaar is toegenomen. Commentaar De resultaten van het luchtkwaliteitsonderzoek zullen worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
50
J. Stoutjesdijk, Anjerdreef 14, 2651 XS Berkel en Rodenrijs
Inspreker treedt op namens 4 scoutinggroepen, t.w. Oranje Blauw, de Ruyter, Dr John Mott en 50.1 de Argonauten. De terreinen van de scoutinggroepen hebben in het plan verschillende bestemmingen gekregen, die evenwel niet goed aansluiten bij het gebruik ervan. Met name een clubgebouw van maximaal 100 m² en 3,5 meter hoog, biedt te weinig voor nu en de toekomstige situatie. Inspreker is bereid materiaal te leveren waarop is aangegeven waar de terreinen precies liggen en hoe die gebruikt worden. Commentaar In overleg met inspreker zijn de bedoelde scoutingterreinen ingepast in het ontwerpbestemmingsplan, alle met de bestemming “recreatieve voorzieningen II” , waarvan de bestemmingsomschrijving aangevuld zal worden met scouting. Dit betekent dat de scoutingterreinen aan het Prinsemolenpad 50 t/m 58 in plaats van de bestemming “recreatieve voorzieningen III” de bestemming “recreatieve voorzieningen II” krijgen. In deze bestemming zal geregeld worden dat gebouwen een maximum goothoogte van 4 meter mogen hebben, waarbij ten behoeve van scouting per perceel ten hoogste 200 m² grondoppervlak aan gebouwen is toegestaan.
51
Scouting SBN Doorman – Movo groep, Akkerwinde 32, 2906 XB Capelle aan den IJssel
Inspreker merkt op dat de scoutingterreinen op verschillende wijzen zijn bestemd. Graag ziet 51.1 inspreker dat scouting ook wordt genoemd in de planvoorschriften. Commentaar Zie punt 50.1 Het huidige clubgebouw op een eiland in de Bergse Achterplas meet 126 m². De wens bestaat 51.2 in de nabije toekomst het clubgebouw te vervangen door een groter (175 m²). Ook zou een overkapping voor onderhoud aan boten handig zijn. Verzocht wordt dit mogelijk te maken in het bestemmingsplan. Commentaar Gelet op het maatschappelijk belang van voldoende opvangmogelijkheden voor de jeugd, bestaat er geen bezwaar tegen de bebouwingsvoorschriften in die zin aan te passen dat de door inspreker gewenste bouw kan plaatsvinden. Zie tevens 50.1
112
52
J. Toetenel, Oude Raadhuislaan 37 B, 3054 NN Rotterdam Mevr. M. Steenkamer, Oude Raadhuislaan 39 A, 3054 NN Rotterdam
52.1 Insprekers vrezen dat de uitvoering van langdurige werkzaamheden op het Cosseeterrein in de directe nabijheid van hun woningen gevolgen zal hebben voor het grondwaterpeil, de bodemgesteldheid, waardoor paalrot en bodemverontreiniging kan optreden. Zij wensen inzicht (onafhankelijke rapporten) in hoe de situatie nu is ten behoeve van eventuele toekomstige rechtszaken. Commentaar Als voorwaarde voor toepassing van het wijzigingsplan voor het Cosseeterrein zal voorgeschreven worden dat onderzoek dient te worden gedaan naar aspecten als grondwaterpeil en grondwaterstromen, met het oog op het voorkomen van funderingsproblemen. In het plan wordt het Masterplan winkelcentrum Hillegersberg van 1997 genoemd. Insprekers 52.2 vragen zich af of dit plan wel van toepassing is; volgens hen heeft het geen enkele status. Commentaar Inderdaad is dit plan inmiddels gedateerd, zodat wij het in de toelichting niet meer zullen noemen als beleidsstuk. Zie tevens tekst “Cosseeterrein”.
53
Kon. Nederlandse Slagersorganisatie, postbus 1234, 2280 CE Rijswijk
53.1 Treedt op voor firma B. Tol en Zn, een slagerij aan de Bergse Dorpsstraat 98. Merkt op dat het Masterplan 1997 als gedateerd moet worden beschouwd en onvoldoende grondslag biedt voor de beoogde nieuwe ontwikkelingen in de directe omgeving van het bedrijf. Onderzoek naar de gevolgen voor de detailhandelsstructuur ontbreekt, zodat het gevaar dreigt van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Commentaar Zie 52.2 en tekst “Cosseeterrein”. 53.2 Bijzondere aandacht behoeft de parkeervoorziening. In de huidige situatie zijn deze onvoldoende. Commentaar Nieuwe bouwplannen dienen te voorzien in hun eigen parkeerbehoefte; dit is geregeld in de Bouwverordening Rotterdam 1993. 53.3
Het plan geeft onvoldoende duidelijkheid t.a.v. de gewenste ontwikkeling Atrium.
Commentaar Zie tekst “Cosseeterrein”.
54
J-W Tol, Bergse Dorpsstraat 98, 3054 GG Rotterdam
54.1 Merkt op dat Masterplan Winkelcentrum Hillegersberg niet ter beschikking was ten tijde van de inspraakprocedure. Commentaar Hiervan nemen wij kennis. 54.2 Wijst erop dat het Masterplan gedateerd is en niet toereikend als onderbouwing voor de nieuwe ontwikkelingen.
113
Commentaar Zie 52.2 en tekst “Cosseeterrein”. 54.3
De plankaart is niet volledig op het punt van Jachthaven Donkers.
Commentaar Zie 2.4 54.4 De hoek Streksingel / Bergse Dorpsstraat is als bebouwd ingetekend, terwijl er nog niets is gebouwd. Commentaar Op de plankaart is alleen de bestemming aangegeven. 54.5 Meent dat de Economische Ruimtelijke Visie Hillegersberg/Schiebroek van Goudappel /Coffeng nog niet is afgerond. Commentaar Inspreker heeft niet duidelijk gemaakt waarop hij dit baseert. 54.6 Verzoekt t.a.v. het project Atrium de (kadastrale) grenzen in het bestemmingsplan aan te geven. Commentaar De grens van de wijzigingsbevoegdheid is de grens van het project Atrium. 54.7 Uitbreiden van de kern van Hillegersberg met winkel- en woonruimte zal het bestaande parkeertekort doen toenemen. Een parkeeroplossing als voorgesteld bij AH is gelet op het leefmilieu op zo’n kleine ruimte niet wenselijk. Commentaar Nieuwe bouwplannen dienen te voorzien in hun eigen parkeerbehoefte; dit is geregeld in de Bouwverordening Rotterdam 1993. Zie tevens punt 14.1. 54.8 Verneemt graag welke juridische instrumenten uit de woonvisie “koers naar 2017 wonen in Rotterdam aanpak tot 2006” van toepassing zijn op de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Commentaar De wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. 54.9
Verzoekt om een bezwaarprocedure tegen de wijzigingsbevoegdheden.
Commentaar Deze is reeds opgenomen in de voorschriften van het (voorontwerp)bestemmingsplan (artikel 32).
55
Bewonersvereniging het Schiereiland, Emmalaan 59, 3051 JD Rotterdam.
55.1 Volgens insprekers zou de inzet van het plan moeten zijn behoud en versterking van het dorpse karakter van de kern van Hillegersberg, in zijn unieke samenhang met de plassen. In dat verband past geen verdere verstening. Het zou goed zijn de beide bestaande horecalocaties (Lommerrijk en Van der Valk) te behouden en geen nieuwe horeca ontwikkeling aan de Bergse Voorplas mogelijk te maken. Verzocht wordt de wijzigingsbevoegdheden voor Lommerrijk en Van der Valk te laten vervallen. Commentaar Zie tekst “horeca”.
114
55.2 Inspreker pleit ervoor de oevers van de plassen de status van beschermd stadsgezicht te geven en in samenhang hiermee de bouwhoogte te beperken in die zin dat bebouwing niet boven de bomen uitsteekt. Commentaar Besluitvorming terzake van aanwijzing als beschermd stadsgezicht dient plaats te vinden op basis van de Monumentenwet. De aanwijzingsprocedure is een zeer langdurig proces, dat niet afgerond kan zijn voor ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Mocht de aanwijzingsprocedure met succes afgerond worden , dan zal de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht in een volgende bestemmingsplan opgenomen moeten worden. Bij het bepalen van de maximum toegestane bouwhoogte bij Lommerrijk en locatie Van der Valk is mede rekening gehouden met de hoogte van de ter plaatse aanwezige bomen. 55.3 Voor Lommerrijk betekent dit niet hoger bouwen dan 3 bouwlagen, waarbij de bebouwing niet dieper de plas mag insteken dan thans het geval is. Commentaar Zie tekst “horeca”. 55.4
Het terras dat bij Lommerrijk is de plas getekend is, bestaat in werkelijkheid niet.
Commentaar De arcering op de plankaart geeft geen terras aan, doch de bestaande steigers. Aangezien dit te ruim ingevuld is, zal de plankaart op dit punt gecorrigeerd worden. 55.5 Bij de bestemming “wonen II” wordt voor een bouwperceel groter dan 2500 m² een maximum bebouwingspercentage van 15 % vastgelegd. Het toestaan van 2100 m² bebouwing op de locatie Lommerrijk, zou neerkomen op een maximum bebouwingspercentage van 21 %. Verzocht wordt ook hier 15 % als maximum aan te houden. Commentaar Inspreker gaat bij de berekening ten onrechte uit van het oppervlak van de omtrek van de aanduiding wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Bedoelde omtrek geeft slechts aan dat binnen dit gebied bestemmingswijziging is toegestaan, doch zegt niets over het toegestane bebouwingsoppervlak.` Overigens is de tabel waarin bedoeld bebouwingspercentage is vastgelegd vervallen, nu voor de gronden langs de Straatweg gekozen is voor de bestemming “woningen III”. 55.6
Verzocht wordt de monumentale kastanjebomen op de landtong te respecteren.
Commentaar Hieraan kan helaas niet worden voldaan omdat dan niet gebouwd zou kunnen worden. Voor eventuele kap van deze bomen is een kapvergunning nodig op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening. Tegen een verleende kapvergunning kan bezwaar worden gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 6:4 Algemene wet bestuursrecht. 55.7 De maximale korrelgrootte van de bebouwing zou moeten worden vastgelegd. Dit is nu 10x20 meter, in 3 lagen + kap. In het lint van Lommerrijk zou derhalve plaats zijn voor 2 van dergelijke bouwmassa’s, samen maximaal circa 2500 m² vloeroppervlak. Commentaar Niet duidelijk is hoe de door inspreker genoemde 2500 m² zich verhoudt tot 2 bouwmassa’s van elk 10x20 meter. 55.8 Ingestemd wordt met bevriezing van het huidige aantal zomerhuisjes op de eilanden in de Bergse Achterplas. Wel dient de bereikbaarheid gehandhaafd te worden vanaf de Straatwegzijde. Commentaar Dit is ook de bedoeling. Zie tekst “Molenweide”.
115
56
R. Voormolen, Dennenlaan 52, 7822 EL Emmen
56.1 Inspreker is eigenaar van de woning Weissenbruchlaan 36. Het idee van pontons langs deze laan tast het leefmilieu van de bewoners zozeer aan dat dit idee van tafel moet. Commentaar Zie tekst “horeca”. 56.2 Het idee om de horeca locaties Lommerrijk en Van der Valk op te geven en te vervangen door iets soortgelijks op de landtong in de Voorplas is werkelijk schokkend. Van der Valk en een zalencentrum horen langs de snelweg. Van een relatie met wonen en winkelen kan geen sprake zijn. Commentaar Zie tekst “horeca”. 56.3
Inspreker dreigt met een planschade claim als dit doorgaat.
Commentaar Zie 14.2
57
A. Rijswijk , Ceintuurbaan 165, 3035 KC Rotterdam
57.1 Inspreker is huurder van de Molenweide en bewoner van een zomerhuisje in de Bergse Achterplas. Vraagt of de legalisatie van de recreatiewoningen inhoudt dat de bewoners van de zomerhuisjes in de omgeving kunnen blijven parkeren, met parkeervergunning ingeval betaald parkeren wordt ingevoerd. Commentaar Bewoners van de zomerhuisjes kunnen juist als ieder ander gebruik maken van de openbare straat om te parkeren. Kwesties als al dan niet invoeren van betaald parkeren regardeert een bestemmingsplan niet. 57.2 Krijgen de recreatiewoningen een postcode en huisnummer (mede ten behoeve van een parkeervergunning indien betaald parkeren wordt ingevoerd) ? Commentaar Uitvoeringskwesties regarderen een bestemmingsplan niet. 57.3
Ten aanzien van de Molenweide ontbreekt de motivering voor enige bebouwing.
Commentaar Het idee van bebouwing is losgelaten; zie tekst “Molenweide”. 57.4 De motivering ontbreekt voor de behoefte aan parkeerplaatsen op het terrein van de Molenweide. Hulpdiensten en de vuilophaaldienst kunnen via het Berg en Broekpark hun diensten verlenen. Commentaar Zie tekst “Molenweide”. Het is de bedoeling het Berg- en Broekpark zoveel mogelijk te bewaren als natuurgebied; een regelmatige vuilophaaldienst ten behoeve van de eilanden hoort hier niet thuis. 57.5 De mogelijkheid in de bestemming “woningen II” en “water II” om een botenhuis te bouwen langs de plasoever, zal onherstelbare schade aanrichten aan de groene plasrand. Commentaar Zie 1.10.
116
57.6
Bij jachthaven Donkers zijn op de plankaart een deel van de steigers niet aangegeven.
Commentaar Zie 2.4 .
57 A
Mevr. M. Udding en E. van de Graaf, Aagje Dekenstraat 39, 3027 RA Rotterdam
De inhoud van deze inspraakreactie komt overeen met die onder nummer 57.
58
A. Schumm, Oude Raadhuislaan 29, 3054 NN Rotterdam
58.1 Inspreker wenst de huidige situatie in het plangebied te behouden. Ontwikkelingen als extra woningbouw langs de Straatweg en wijzigingsbevoegdheden op de locaties Lommerrijk en Van der Valk voor woningbouw betekenen aantasting van recreatie. Horeca aan de Weissenbruchlaan moet blijven zoals het is, zodat het uitzicht op de Bergse Voorplas behouden blijft. Commentaar Zie tekst “horeca”. 58.2 Een nieuw winkelcentrum op het Cosseeterrein is onlogisch, in verband met het opknappen van de Bergse Dorpsstraat, Kerkstraat, Streksingel en Weissenbruchlaan. Commentaar Niet wordt ingezien waarom het opknappen van genoemde straten in de weg zou staan van de herstructurering van bedoeld binnenterrein.
58 A
W. Bouma, Oude Raadhuislaan 25 B, 3054 NM Rotterdam
De inspraakreactie is nagenoeg gelijkluidend aan de vorige. Inhoudelijk is er nog aan toegevoegd dat een nieuw winkelcentrum ook niet past in de oude dorpskern en dat een parkeergarage overbodig is en overlastgevend, indien de aanrijroute door de Oude Raadhuislaan komt. Commentaar Zie tekst “Cosseeterrein”.
59
Dura Vermeer Bouw Rotterdam BV, postbus 1986, 3000 BZ Rotterdam
Inspreker deelt mede voornemens te zijn samen met Exploitatiemaatschappij Lommerrijk BV 59.1 het woningbouwproject Lommerrijk te realiseren. Bezwaar bestaat tegen de wijzigingsbevoegdheid I waarin geregeld is dat omzetting naar woningbouw pas is toegestaan indien elders in de deelgemeente horeca ontwikkeld kan worden. Bovendien blijkt uit wijzigingsbevoegdheid III dat die vervangende locatie de Weissenbruchlaan zou moeten zijn, alwaar horeca mag komen, nadat de horeca op Lommerrijk en/of Van der Valk locatie beëindigd is. Door de koppeling van deze wijzigingsbevoegdheden ontstaan volgens inspreker teveel onzekerheden. Theoretisch is het mogelijk dat vervangende horeca voor de Van der Valk locatie alle ruimte (maximum 2000 m²) opgebruikt, zodat onduidelijk is waar vervangende horeca voor Lommerrijk gerealiseerd kan worden. Meer algemeen is het altijd de vraag in hoeverre een bouwproject op een bepaalde locatie doorgang kan vinden. Commentaar Dit is juist ; zie tekst “horeca”. Pleit voor verhoging van de maximum bouwhoogte van 14 naar 15 meter , opdat een extra 59.2 bouwlaag haalbaar is. De extra financiële opbrengsten die hiermee gepaard gaan zijn nodig voor een opwaardering van de kwaliteit van de buitenruimte.
117
Commentaar Zie tekst “horeca”. Inspreker heeft de parkeervoorzieningen ten behoeve van het woningbouwproject ingepland in 59.3 een parkeerbak (deels) in de landtong. De voorwaarde dat gebouwde parkeervoorzieningen slechts geheel of ten dele ondergronds zijn toegestaan is te stringent. Commentaar Vanuit het oogpunt van beperking van de bouwhoogte, lijkt ons een ondergrondse oplossing ter voldoening aan de parkeernorm van het wonen het meest geschikt. Bezoekers parkeren (o.a. ten behoeve van horeca) kan plaatsvinden op het bijbehorende erf. 59.4 Inspreker meent dat het bestemmingsplan voldoende aanknopingspunten biedt om voor het woningbouwproject een directe bestemming toegespitst op het wonen mogelijk te maken. Dit maakt een aanvullende procedure ex artikel 11 WRO overbodig. Commentaar Zie tekst “horeca”.
60 Vereniging tot behoud kern en plassen Hillegersberg, Berglustlaan 9, 3054 BA Rotterdam 60.1
De visie op en onderbouwing van de beoogde ontwikkelingen ontbreken.
Commentaar In de plantoelichting is hierop voldoende ingegaan. Inspreker vindt de begrenzing van het plan niet logisch: de zone van de Strekkade tot 60.2 Beatrixplantsoen en het gedeelte van de plas achter de Emmalaan zouden in het plan moeten worden opgenomen. Commentaar Bedoelde terreinen maken onderdeel uit van de recentelijk onherroepelijk geworden bestemmingsplannen “Molenlaankwartier” (2003) en “Kleiwegkwartier” (2007) en zijn om die reden uit het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan gelaten. Wij hebben er evenwel begrip voor dat het planologisch gezien niet logisch is om de Bergse Voor- en Achterplas slechts ten dele in dit bestemmingsplan (getiteld “Kern en Plassen”) op te nemen, zodat hieraan tegemoet gekomen wordt door de plassen in hun geheel op de plankaart te zetten. 60.3 Omwille van het behoud van het groene karakter van de plasranden zouden de tuinen van de woningen langs de Straatweg als tuin gehandhaafd moeten worden. Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 60.4 Omwille van het behoud van het groene karakter van de plasranden zou bouwen in het water niet toegestaan moeten worden. Commentaar De verwachting is dat bouwen in het water slechts in beperkte mate zal geschieden bij Lommerrijk en de locatie Van der Valk. Verzocht wordt de bestaande rooilijn in het plan vast te leggen en geen afwijkingen voor 60.5 nieuwbouw mogelijk te maken. Commentaar Op de plankaart is langs de Straatweg de voorgevel bouwgrens aangegeven, welke niet door gebouwen mag worden overschreden.
118
De voorgestelde bouwzone van 30 meter diep, biedt een flexibele bouwmogelijkheid, zodat niet per se teruggebouwd moet worden volgens het grondplan van de huidige bebouwing. Op deze wijze kunnen in de toekomst veel artikel 19WRO / projectprocedures voorkomen worden. Zie tekst “Straatweg”. 60.6 Het valt inspreker op dat de uitbreiding van het deelgemeentekantoor volgens de plankaart archeologie uitgesloten is van het donkgebied. Commentaar Hiervan nemen wij kennis. 60.7 Verzocht wordt te onderzoeken of het mogelijk is een van de beide grote horeca locaties te behouden als restaurant, eventueel versterkt met een hotelfunctie. Commentaar Zie tekst “horeca”. 60.8 De wijzigingsbevoegdheden van horeca naar wonen, doen geen recht aan de wens van de deelgemeente om de horeca voor de deelgemeente te behouden. Voor verandering van de bestemming zou een planherziening nodig moeten zijn. Nu geeft de deelgemeente haar onderhandelingspositie weg. Commentaar Zie tekst “horeca”. 60.9 Voorgesteld wordt geen horeca aan de plas bij Cauchos mogelijk te maken, doch een kleine tearoom met terras toe te staan op het groentje nabij de winkels. Commentaar Zie tekst “horeca”. 60.10 De begrenzing van de wijzigingsbevoegdheden zijn te ruim getrokken: zouden niet het openbaar groen en de openbare weg moeten omvatten, evenmin de bestemming water. Commentaar De begrenzing van de ontwikkelingslocatie Lommerrijk wordt wat omvang betreft ingeperkt. Het gebied van de wijzigingsbevoegdheid bij Lommerrijk omvat mede water om een groter scala aan bouwmogelijkheden te scheppen. Bij Van der Valk zullen de openbare weg en het groen buiten de wijzigingsbevoegdheid vallen in het ontwerpbestemmingsplan. 60.11 Het project Atrium is een te zware, grootstedelijke ontwikkeling die afbreuk doet aan bestaande kwaliteiten. Commentaar Het huidige binnenterrein is stedenbouwkundig gezien van laag niveau. Upgrading ervan is gewenst. De inpassing in de omgeving van het winkelproject Atrium zal zorgvuldig geschieden aan de hand van de stedenbouwkundige randvoorwaarden Cosseeterrein d.d. maart 2008.. 60.12 Bij uitbreiding van het deelgemeente kantoor zou sprake zijn van een groene omgeving. Dit blijkt niet uit de bestemming erf en massaliteit van de uitbreiding. De parkeervoorziening is niet voorzien in dit plan. Commentaar De gronden met de bestemming “erf “ kunnen gebruikt worden voor parkeren , alsmede voor groenaanleg.
119
61
L. Verhoeven, Straatweg 101, 3054 AB Rotterdam
61.1 Een voorwaarde voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid Lommerrijk is dat elders in de deelgemeente horeca tot stand komt. Inspreker vindt dat daarbij ook een zalencomplex aanwezig moet zijn, geschikt voor denksportverenigingen en sociale activiteiten. Commentaar Zie tekst “horeca”, met name het onderdeel Lommerrijk. 61.2 Een maximum bouwhoogte van 14 meter valt langs de Straatweg niet uit de toon, doch aan het water liever niet hoger dan het huidige Lommerrijk. Commentaar Zie tekst “horeca”. 61.3 Meent dat ondergronds parkeren op de locatie Lommerrijk niet mogelijk is. Dat zou ten koste gaan van het beeldbepalende pand Straatweg 101. De bouw uit 1839 is niet bestand tegen een grootschalig nieuwbouw project naast de deur. Commentaar Niet wordt ingezien waarom op het terrein van Lommerrijk geen ondergrondse garage mogelijk zou zijn. De nieuwbouw zal niet direct grenzen aan het nabuurpreceel Straatweg 101. 61.4 Meent dat omwille van het behoud van een monumentale kastanjeboom op zijn perceel het huidige parkeerterrein van Lommerrijk niet bebouwd zou moeten worden. Commentaar Bij uitvoering van een bouwplan dient de bouwer de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen ten aanzien van personen en objecten in de omgeving; dit geldt ook voor de locatie Lommerrijk.
62
Mevr. W. van Harskamp-Rijntjes, Statenlaan 21, 3051 HJ Rotterdam
62.1 Inspreker vraagt zich af of onderzocht is wat de milieueffecten zijn van extra bebouwing op de landtongen langs de Straatweg. Dit staat haaks op de visie dat voor recreatie de woonomgeving het belangrijkste domein is. Het landelijk karakter van het plassengebied zou zoveel mogelijk behouden moeten worden. Commentaar Het oorspronkelijke plan voor extra bebouwingsmogelijkheden langs de Straatweg is vervallen. Zie tevens tekst “Straatweg”. 62.2 In alle plannen wordt te weinig rekening gehouden met speelvoorzieningen voor kinderen. Economische motieven spelen de belangrijkste rol. Voor kinderen zouden er speelvoorzieningen in de buurt moeten zijn. Commentaar In dit plan voorziet de bestemming “recreatieve voorzieningen II” in speelterreinen, alsmede terreinen voor scoutinggroepen. In de bestemming “groen” zijn kleinschalige speeltoestellen toegestaan ten behoeve van speelgelegenheden voor kleine kinderen.
63
drs M.Uunk en C den Hartog, Berglustlaan 12 B 3054 BG Rotterdam
63.1 Insprekers kunnen zich niet verenigen met het voorontwerp; dit plan draagt niet bij aan de leefbaarheid en groene zones van Hillegersberg. De economische belangen van de projectontwikkelaar worden boven de bewonersbelangen geplaatst. Zij verzoeken dit voorontwerp van tafel te halen.
120
Commentaar Zie tekst “Straatweg”.
64
A. Oostlander – van de Akker, Freerickplaats 63 , 3054 GL Rotterdam
Deze inspraakreactie gaat vergezeld van een handtekeningen lijst van medebewoners van de Freericksplaats. 64.1 Insprekers zijn gekant tegen meer horeca aan de Bergse Voorplas, vanwege de aantasting van het groen en het idyllische plasaanzicht, geluidsoverlast, parkeerproblemen en hangjongeren. Commentaar Zie tekst “ horeca”.
65. G. Tuijnenburg Muijs en A Tuijnenburg Muijs-Breugem, Prins Bernhardkade 12, 3051 AH Rotterdam 65.1 Verzoekt een datum vast te leggen waarop handhaving begint van het bevriezen van de bestaande toestand van de zomerhuisjes op de eilanden in de Bergse Achterplas. Commentaar Bedoelde datum is reeds vastgelegd in het voorontwerpbestemmingsplan , t.w. het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan Kern en Plassen. 65.2 Geen inbreuk mag worden gemaakt op het groene karakter van de tuinen en groenstroken aan de Straatweg. Behoud van de milieukwaliteit zou voorop moeten staan. Dit valt niet te rijmen met bebouwing van de landtongen die aan de Plassen grenzen. Het Bergse Plassengebied zou de status van stedelijk beschermd natuurgebied moeten krijgen. Commentaar Zie tekst “Straatweg”. Een aanwijzing van de plassen tot beschermd natuurgebied op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 staat los van de onderhavige bestemmingsplanprocedure en lijkt ons niet goed verenigbaar met het intensieve gebruik van de plassen en eilanden hierin voor recreatieve doeleinden. 65.3 De bestemming ’water II” laat teveel overkluizingen toe in de vorm van steigers (mogen tot 5 meter in de plas reiken) en botenhuizen( tot 2,5 meter boven de waterspiegel) Bij onderheide terrassen en pontons worden geen maximum maten aangegeven. Hiervan dreigt een te grote aantasting van het groene oeverbeeld. Commentaar De afmetingen van steigers zijn bewust beperkt gehouden, juist met als doel teveel overkluizingen te voorkomen. Reeds eerder hebben wij aangegeven botenhuizen niet (meer) toe te staan (zie 1.10). Er is in het plan slechts één onderheid terras in het water , t.w. dat bij restaurant Van der Valk; dit terras is op de plankaart van het voorontwerpbestemmingsplan aangegeven. In het voorontwerp zijn de pontons begrensd d.m.v. een lijn die op de plankaart is aangegeven in de Bergse Voorplas bij de Weissenbruchlaan. Overigens wordt het plan voor pontons verlaten. Zie t.a.v. de pontons tevens tekst “horeca”. 65.4 Insprekers wonen aan de Bergse Voorplas en verzoeken deze plas onder de bestemming “water I” te laten vallen. Commentaar Aan dit verzoek kunnen wij niet voldoen, omdat dan geen scheepvaartverkeer op de Voorplas zou zijn toegestaan.
121
66
A. Damen en G. van de Ven, Plasoord 7, 3054 LJ Rotterdam
66.1 Insprekers vrezen een toename van geluidsoverlast en milieuvervuiling van de plannen om een ponton in de Bergse Voorplas te leggen en aanvullende horeca te realiseren aan de Weissenbruchlaan. Commentaar Zie tekst “horeca”. 66.2 Maken bezwaar tegen de mogelijkheid woningen te bouwen in de diepe tuinen langs de Straatweg. De zal het mooie aanzicht van de tuinen vanaf de plassen sterk verminderen. Het gevaar dreigt dat projectontwikkelaars de bouwmogelijkheden fors zullen uitbuiten. Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 66.3 Insprekers vrezen waardevermindering van hun huis aan Plasoord 7 ; zij zullen indien deze plannen doorgaan een planschade procedure starten. Commentaar Zie 14.2
67
J. Verkaik, Kemperweg 168, 3052 VM Rotterdam
67.1 plas.
Adviseert geen pontons langs de plasoever te leggen met het oog op de zichtbaarheid van de
Commentaar Zie tekst “horeca”. 67.2 Is tegen woningbouw en parkeren op de Molenweide; extra bebouwing roept ook weer parkeerbehoefte op. De gebruikers van de steigers kunnen best op de Straatweg parkeren en naar de steiger lopen, of kunnen natuurvriendelijk op de fiets komen. Commentaar Zie tekst “Molenweide”.
68
Bewoners Plasoord p/a Plasoord 21 , 3054 LJ Rotterdam
Deze inspraakreactie is ondertekend door de bewoners van Plasoord nummers 28, 31, 32,30, 35, 21, 34, 23, 24, 26, 15, 17, 7, 9, 12, 14, 16, 18, 22 , 6, 13, 8, 11, 19, 3 , 21 , alsmede door bewoners van Bergse Dorpsstraat 7 en 11. 68.1 Maken bezwaar tegen de plannen voor pontons en een extra horecabestemming op de landtong van restaurant Cauchos. Hebben al genoeg overlast van eetcafé Facet en vrezen meer overlast van jongeren. Commentaar Zie tekst “horeca”. 68.2 Voorzien waardevermindering van hun panden als deze ontwikkelingen doorgaan. Zullen schade claimen bij de deelgemeente. Commentaar Zie 14.2
122
69
P. Verheggen, Strekkade 25, 3054 XN Rotterdam
69.1 Maakt bezwaar tegen uitbreiding van horeca (ponton en/of bebouwing) aan de Weissenbruchlaan; inspreker noemt vele redenen waarom dit niet wenselijk is. Commentaar Zie tekst “horeca”. 69.2
Zal planschade vorderen als de plannen doorgaan.
Commentaar Zie 14.2 69.3 Beter de huidige horecalocaties Lommerrijk en Van der Valk te handhaven . Mocht dit niet kunnen dan lijkt hem de locatie tussen Rotte en Voorplas, nabij het sluisje en roeiverenging Aegir een betere plek voor nieuwe horeca. Commentaar Hiervan nemen wij kennis. 69.4 Laat weten dat de Postiljon niet op zijn woonadres wordt bezorgd. Wist aanvankelijk niets van de plannen en informatieavonden. Heeft niets rechtstreeks van de deelgemeente vernomen, terwijl hij als bewoner direct belanghebbende is. Commentaar De (deel)gemeente is wettelijk niet verplicht bewoners persoonlijk te informeren over de terinzagelegging van een bestemmingsplan. Het is de eigen verantwoordelijkheid van inspreker om voor hem belangrijke publicaties van de (deel)gemeente in de gaten te houden. In dit verband wordt inspreker erop gewezen dat de officiële gemeentelijke publicatie terzake van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan te zijner tijd zal plaatsvinden in de “Maasstad”.
70
mr drs A. Schulten, Bergse Plaslaan 8, 3054 AR Rotterdam
70.1
Onderschrijft de bezwaren van de Vereniging Stedenbouwkundig Wijkbehoud
Commentaar Hiervan nemen wij kennis. 70.2 Vreest dat economische motieven leidend zijn bij de geplande bestemmingsverandering voor Lommerrijk en Van der Valk. De overheid hoeft daaraan niet mee te werken. Bestemming blijft volgens inspreker bestemming. Commentaar Zie tekst “horeca”. 70.3 Heeft bezwaar tegen een concentratie van horeca aan de Weissenbruchlaan (inclusief pontons), omdat dit extra verkeer aantrekt en meer overlast geeft. Commentaar Zie tekst “horeca”. 70.4 Ten aanzien van parkeren doet inspreker de suggestie een deal met AH te sluiten om hun parkeerterrein 24 uur te exploiteren of een parkeergarage onder de Bergse Voorplas mogelijk te maken.
123
Commentaar Aantasting van de Bergse Voorplas, in welke vorm dan ook, ligt erg gevoelig in Hillegersberg. Voorshands beperken wij ons tot het voorstel om de parkeercapaciteit te verhogen op het binnenterrein gelegen tussen Streksingel en Freericksplaats. Zie tevens punt 14.1
71
mr W. Luiten, Strekkade 29, 3054 XN Rotterdam
71.1 Is tegen vestiging van horecabedrijven langs de oever van de Bergse Voorplas, omdat dit aantasting van zijn uitzicht zal opleveren en geluidsoverlast. Natuurschoon direct grenzend aan stedelijk gebied is uniek en dit zou door de deelgemeente gekoesterd moeten worden. Commentaar Het oorspronkelijke plan voor extra horeca direct grenzend aan de Bergse Voorplas is verlaten. 71.2
Zal planschade vorderen als de plannen doorgaan.
Commentaar Zie 14.2 71.3 Wist aanvankelijk niets van de plannen en informatieavonden. Heeft niets rechtstreeks van de deelgemeente vernomen, terwijl hij als bewoners direct belanghebbende is. De informatiebladen worden niet op zijn adres bezorgd. Inspreker verzoekt op de hoogte te worden gehouden van verdere ontwikkelingen. Commentaar De (deel)gemeente is niet wettelijk verplicht bewoners persoonlijk te informeren over de terinzagelegging van een bestemmingsplan. Indien iemand te zijner tijd een zienswijze wil indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan, is hij /zij zelf verantwoordelijk voor het bewaken van deze publicatie. Aan het verzoek op de hoogte te worden gehouden van verdere ontwikkelingen wordt dan ook niet voldaan. Voor zover inspreker hiermee niet bekend mocht zijn, is voor hem van belang dat de (officiële) gemeentelijke bekendmaking van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan te zijner tijd in de “Maasstad” zal plaatsvinden.
72
Mevr. R. Spaan Klauss, Berglustlaan 27, 3054 BA Rotterdam
72.1 Is het niet eens met ontwikkelingen die erop gericht zijn dat de bestaande horeca langs de plassen verdwijnt en vervangen wordt door horeca (pontons) op minder goede locaties, zoals langs de Weisenbruchlaan. Commentaar Zie tekst “horeca”. 72.2 Zet ook vraagtekens bij de mogelijkheid extra woningbouw te plegen langs de Straatweg. Is bang dat projectontwikkelaars er gebruik van zullen maken. Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 72.3 In wat oorspronkelijk het winkelcentrum was, kun je vrijwel alleen nog kleding kopen; heeft de indruk dat het wordt ingericht naar de wensen van bezoekers van buitenaf. Commentaar Hiervan nemen wij kennis.
124
73
Bewoners Hillegondaflat, Chabotlaan 91, 3055 AC Rotterdam
73.1 Maken bezwaar tegen extra horeca langs de Weissenbruchlaan (ponton en bebouwing), omdat hierdoor het vrije uitzicht op de plas wordt weggenomen. Zal tevens nieuwe parkeerproblemen veroorzaken en extra overlast van leveranciers en vuilophalers. Commentaar Zie tekst “horeca”.
74
drs J. Hartong, Chabotlaan 269, 3055 AH Rotterdam
74.1 Maakt bezwaar tegen extra horeca langs de Weissenbruchlaan (pontons), omdat hierdoor het vrije uitzicht op de plas wordt weggenomen. Commentaar Zie tekst “horeca”. 74.2 Er blijkt geen visie te bestaan voor de ontwikkeling van de kern van Hillegersberg. Inspreker vraagt zich af waarom er in de Bergse Dorpsstraat 20 modezaken zijn, terwijl er nog eens 15 zijn op de Weissenbruchlaan en Freerickplaats. Commentaar Het is in een bestemmingsplan binnen de detailhandels/ winkelbestemming niet toegestaan te brancheren; met andere woorden: een bestemmingsplan kan niet voorschrijven welke branches van detailhandel gestimuleerd dan wel afgeremd moeten worden.
75
G. Gerritsen, Weissenbruchlaan 70, 3054 LP Rotterdam
Bij deze inspraakreactie is een handtekeningenlijst gevoegd van bewoners van de Weissenbruchlaan. 75.1 Maakt bezwaar tegen extra horeca langs de Weissenbruchlaan (pontons), omdat hierdoor het vrije uitzicht op de plas wordt weggenomen. Vreest ook extra parkeerproblemen en overlast van jongeren. Commentaar Zie tekst “horeca”.
76
M. Alblas, Chabotlaan 163, 3055 AE Rotterdam
76.1 Maakt bezwaar tegen extra horeca langs de Weissenbruchlaan (pontons en bebouwing bij Cauchos), omdat hierdoor het vrije uitzicht op de plas wordt weggenomen. Vreest ook extra parkeerproblemen en overlast van jongeren. Commentaar Zie tekst “horeca”.
77
Mevr. C. Schraudt, Breedveldsingel 29, 3055 PH Rotterdam
77.1 Maakt bezwaar tegen extra horeca langs de Weissenbruchlaan (pontons), omdat hierdoor het vrije uitzicht op de plas wordt weggenomen. Vreest ook extra parkeerproblemen en overlast van jongeren. Commentaar Zie tekst “horeca”.
125
78
ing. A. de Neef, Bergse Dorpsstraat 13, 3054 GA Rotterdam
78.1 Het scheppen van extra horeca langs de Bergse Voorplas zou niet alleen strijdig zijn met de belangen van de huiseigenaren en winkeliers aldaar, maar ook een inbreuk vormen op een van de laatste stukken natuur in deze stedelijke omgeving. Het kan niet de bedoeling zin om de oevers van de Voorplas te laten verworden tot een toeristische trekpleister van bedenkelijk allooi. Commentaar Zie tekst “horeca”.
79
R. Bornkamp, Mauvelaan 9, 3055 BL Rotterdam
79.1 Inspreker las over plannen voor een horecaponton van 2000 m² bij de Weissenbruchlaan in de Bergse Voorplas. Gezien de megalomane grootte van de ponton vreest hij dat het idee is: “laten wij veel vragen, als wij er dan wat van af doen is iedereen tevreden.” Commentaar Kennelijk worden hier 2 zaken verward; enerzijds laat het voorontwerpbestemmingsplan pontons toe langs de oever van de Bergse Voorplas bij de Weissenbruchlaan ten behoeve van onbebouwde horecaterrassen; anderzijds is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de hoeveelheid horeca langs de Weissenbruchlaan te vergroten tot in totaal 2000 m². Van supergrote pontons is in het voorontwerpbestemmingsplan geen sprake. Overigens is het niet meer de bedoeling pontons mogelijk te maken. Zie tevens tekst “horeca’. 79.2 Verder las hij over plannen om het fietspad langs het Prinsemolenpad 6 meter breed te maken Opknappen van het pad is voldoende, breder dan 2 meter hoeft niet. Commentaar Het opknappen van het fietspad betreft een uitvoeringskwestie, welke niet in een bestemmingsplan geregeld wordt.
80
mr M. Sips, Buitenzorg 1, 3054 KX Rotterdam
Merkt op dat Buitenzorg 33 bestemd is voor bedrijven t/m categorie 3. Reeds jarenlang 80.1 worden hier geen bedrijfsactiviteiten meer verricht. Er liggen alleen goederen opgeslagen in het pand. Het lijkt dan ook niet noodzakelijk bedrijfscategorie 3 mogelijk te maken. Commentaar Dit is juist; de aanduiding categorie 3 bedrijf zal derhalve van de plankaart verwijderd worden. Ook zullen de planvoorschriften (artikel 12 lid 1.1) hierop worden aangepast.
81
Th. Hoedemaker, Buitenzorg 25, 3054 KZ Rotterdam
De paden die toegang geven tot Buitenzorg zijn bestemd als erf. In die bestemming mogen 81.1 ook carports en fietsenstallingen gebouwd worden. De bestemming verblijfsgebied zou meer passend zijn. Commentaar Dit is juist; op de plankaart zal de bestemming “erf” veranderd worden in “verblijfsgebied”. 81.2 Inspreker vindt het verwarrend dat de bestemming “erf” is gelegd op gronden die in principe onbebouwd zouden moeten blijven, terwijl op gronden met de bestemming “tuin” gebouwd mag worden. Elders is dat veelal omgekeerd.
126
Commentaar In de Rotterdamse systematiek wordt het toegestaan op de bestemming “tuin” te bouwen; veelal gaat het om aanbouwen en bijgebouwen behorend bij woningen. De bestemming “erf” wordt in de Rotterdamse plannen vaak gelegd op binnenterreinen die open moeten blijven of op terreinen welke dienen voor de ontsluiting van aangrenzende bebouwing, voor parkeren e.d. Het bedrijf aan Buitenzorg 33 is ingedeeld in categorie 3, terwijl het huidige gebruik statische 81.3 opslag is. Indeling in categorie 1 is meer op zijn plaats Commentaar Zie 80.1 81.4 Om te bevorderen dat de bedrijfsactiviteiten op termijn volledig verdwijnen, verzoekt inspreker een wijzigingsbevoegdheid op te nemen om de bedrijfsfunctie om te kunnen zetten in woningen dan wel tuin. Commentaar Ingeval de eigenaar van de betrokken gronden de bestemming ervan zou willen veranderen, kan hij /zij een verzoek daartoe doen. In dat kader zullen wij bezien of hieraan kan worden voldaan en op welke wijze. Een “bestaande matenregeling” is gewenst, dit om te voorkomen dat bestaande afwijkende 81.5 maten die legaal tot stand zijn gekomen, onder het overgangsrecht vallen. Op grond hiervan worden alle bestaande afwijkingen van aangegeven minimale of maximale maten toelaatbaar geacht. Commentaar Verwacht wordt dat het ontwerpplan na 1 juli 2008 ter inzage zal worden gelegd; dan is het wettelijk voorgeschreven standaard overgangsrecht van toepassing. 81.6 Vraagt of botenhuizen ook in watergangen mogen worden gebouwd ? En hoe verhoudt de bouw van steigers en botenhuizen zich tot de Keur ? Commentaar Elders (zie 1.10) hebben wij aangegeven geen botenhuizen (meer) toe te staan. Voor een steiger is tevens toestemming van het waterschap nodig. 81.7
Vraagt nadere uitleg over het begrip “theoretisch profiel” van een kap
Commentaar Het “theoretisch profiel van een kap” is de ruimte binnen een kap met hellingshoeken van de dakvlakken van tenminste 20 graden en maximaal 60 graden. Wij zullen het begrip “bouwlaag” (artikel 1) op dit punt aldus verduidelijken. 81.8 Heeft bezwaar tegen de bestemmingsregeling voor de Straatweg. Zonder dat sprake is van een uitgewerkte stedenbouwkundige visie wordt in de regeling bij recht bouwmogelijkheden geboden aan particulieren. Er is geen enkele zekerheid dat dit tot een verantwoorde invulling zal leiden van het kenmerkende bebouwingslint langs de Straatweg. Commentaar Zie tekst “Straatweg”. 81.9 Meent dat de wijzigingsbevoegdheid voor CNA Looslaan 9 onvoldoende objectief is begrensd, omdat toepassing pas mogelijk is indien elders in de deelgemeente een alternatieve horeca locatie ontwikkeld kan worden. Vraagt zich af hoe invulling kan worden gegeven aan de voorwaarde dat elders een alternatief ontwikkeld kan worden. Commentaar Zie tekst “horeca”.
127
81.10 Merkt op dat het plan niet opgesteld is volgens de nieuwe landelijke standaarden voor digitale, uitwisselbare plannen. Vraagt of het de bedoeling is het ontwerpplan voor 1 juli 2008 ter inzage te leggen. Commentaar De landelijke standaarden voor digitale, uitwisselbare plannen zijn voorgeschreven vanaf 1 juli 2009.
82
De Jonge advocaten, postbus 4124, 3006 AC Rotterdam
Inspreker treedt op namens de Vereniging van Eigenaren Weissenbruchlaan 10 t/m 148 en Freericksplaats 24 t/m 36. 82.1 Vraagt zich af in hoeverre pontons een gepaste vervanging zijn van de restaurants Lommerrijk en Van der Valk. Pontons zonder een gebouw voor de bereiding van eten en drinken, alsmede sanitaire voorzieningen, zal niet exploitabel zijn. Een dergelijke opstal vormt een aantasting van het plasaangezicht. Dit geldt ook voor eventuele windschermen, parasols, hekken, tafels en stoelen op de pontons. Commentaar Het idee van de pontons is verlaten; zie tekst “horeca”. 82.2 Nieuwe horeca gelegenheden aan de Weissenbruchlaan zullen meer verkeer aantrekken, terwijl er nu als een parkeerprobleem is. Ook extra geluidsoverlast en milieuvervuiling zijn te verwachten. Dit zal het leefmilieu en de natuur niet ten goede komen. Commentaar Precies om die reden zal de mogelijkheid van toevoeging van extra horeca aan de Weissenbruchlaan sterk worden beperkt. Zie tevens tekst “horeca”. 82.3 Ingeval deze plannen doorgaan, zal inspreker de deelgemeente aansprakelijk stellen voor de waardevermindering van hun onroerende zaken. Commentaar Zie 14.2
83 A. van Muijen (Dorpskern bewoners Hillegersberg) , Freericksplaats 16 B, 3054 GM Rotterdam 83.1 Heeft bezwaar tegen ponton aan de Weissenbruchlaan, om redenen van minder zicht op de plas, extra parkeerproblemen en vervuiling. Commentaar Zie tekst “horeca”. 83.2 Verbreding van de landtong bij Cauchos alleen als hier een zalencentrum komt, ingeval Lommerrijk en Van der Valk verloren zijn als zalencentrum. Commentaar Zie tekst “horeca”. 83.3 Uitbreiding van het deelgemeente kantoor zou beter kunnen geschieden in het project Atrium (Cosseeterrein) , op de locatie Argonautenweg / Junolaan of op hun huidige plek aan de Melanchtonweg. Commentaar Hiervan nemen wij kennis.
128
83.4 Insprekers zijn tegen de mogelijkheid om een parkeerdek te bouwen op het binnenterrein tussen Streksingel en Freericksplaats. Zij hebben nu al veel overlast van geluid- en stankoverlast. Commentaar Zie 14.1
84
H. van Weel (vrienden van de Molenweide) , Molenwerf 2, 3054 AT Rotterdam
Inspreker treedt op namens de bewoners van de Molenwerf en Straatweg 157. 84.1 Merkt op in het verleden reeds regelmatig contact te hebben gehad met de deelgemeente over de overlast en gevaar van auto’s en vrachtauto’s ten behoeve van de bewoners van de eilanden. Het ophalen van de vuilcontainer van de watersportvereniging “Ons Buiten” geschiedt buiten het seizoen 1 x per week en tijdens het seizoen (april t/m oktober) 2 x per week. Dit gebeurt met een 10 tonner, hetgeen geen goed doet aan het wegdek en een gevaar vormt voor de niet-onderheide huizen aan de Molenwerf. Door het toestaan van steeds meer aanlegplaatsen aan de steiger van de Molenwerf, wordt de parkeeroverlast op de Straatweg nabij de Molenwerf groter. De bewoners van de Molenwerf juichen het toe dat de mogelijkheid wordt geopend om de vuilcontainer op de Molenweide te plaatsen en dat daar parkeerruimte komt. Bij de inspraakreactie zijn tekeningen gevoegd voor mogelijke wijzen van inrichting van het terrein. Commentaar Zie tekst “Molenweide”. 84.2 Insprekers zijn tegen het idee om woningen te bouwen op de Molenweide, omdat dit de parkeerbehoefte vergroot. Commentaar Zie tekst “Molenweide”.
129
Samenvatting mondeling gemaakte opmerkingen en commentaar: M 1.1 De heer Van Muijen is bevreesd dat indien de horeca beëindigd wordt bij Lommerrijk en bij Van der Valk er onvoldoende zaalruimte resteert voor recepties en vergaderingen. Verder protesteert hij tegen het idee van pontons langs de Weissenbruchlaan. Commentaar Ingeval beide grote horeca locaties zouden verdwijnen, is een tekort aan zaalruimte niet denkbeeldig. Vandaar het voorstel om Lommerrijk te behouden als horeca/zaalverhuur locatie. Zie tevens tekst “horeca”. M 2.1
De heer Damen wijst op de overlast welke de pontons met zich zullen brengen.
Commentaar Zie tekst “horeca”. M 3.1 De heer Den Arend heeft nu al overlast van de horeca aan de Weissenbruchlaan. Er is nu al een parkeertekort. Extra horeca zal dit alleen maar verergeren. Commentaar De bedoeling is slechts in beperkte mate nieuwe horeca mogelijk te maken aan de Weissenbruchlaan. Zie tekst “horeca”. Op grond van de Bouwverordening Rotterdam 1993 dient ieder bouwplan te voorzien in de eigen parkeerbehoefte. M 4.1 De heer Huising wil graag weten of de lopende artikel 19 WRO lid 1 en lid 2 procedures doorgezet worden. Commentaar Dit is een bevoegdheid van het deelgemeentebestuur Hillegersberg – Schiebroek. Het is juridisch gezien mogelijk artikel 19 WRO procedures parallel te laten lopen met een bestemmingsplan procedure. M 5.1 De heer Bol pleit voor uitbreiding van de horecavoorzieningen overdag. Tegen de mogelijkheid om Cauchos uit te breiden zegt hij geen nee. Commentaar In het ontwerpbestemmingsplan zal worden geregeld dat Cauchos een kleine uitbreiding kan ondergaan. M 6.1 De heer Endtz verzoekt het openbaar groen tegenover de Van der Valk vestiging aan de C.N.A.Looslaan niet onder de wijzigingsbevoegdheid te laten vallen, doch als openbaar groen te handhaven. Commentaar Zie 60.10. M 6.2 Verder verzoekt de heer Endtz het groene karakter van de Bergse Plassen te behouden in het bestemmingsplan. Hij maakt bezwaar tegen het volbouwen van Hillegersberg, waardoor kapitaalkrachtige inwoners juist zullen wegtrekken.
130
Commentaar Het is zeker de bedoeling het groene karakter van de plasranden te behouden. Daartoe is elders (zie 2.5 en tekst “Straatweg”) voorgesteld de bestemmingsregeling voor de gronden aan de Straatweg , alsmede de bestemmingen “tuin” en “tuin I” zodanig aan te passen dat gebouwen een grotere afstand tot de plasoever in acht dient te nemen dan geregeld is in het voorontwerpbestemmingsplan. Ook wordt de bouwmogelijkheid op de gronden langs de Straatweg drastisch beperkt ten opzichte van hetgeen voorgesteld was in het voorontwerpbestemmingsplan. M 7.1 De heer Van Doorn vraagt wat het algemeen belang is van een ontwikkeling die 2000 m² horeca mogelijk maakt op de landtong. Commentaar Het algemeen belang van enige extra horeca aan de Weissenbruchlaan is compensatie te bieden voor het verlies van horeca elders. De genoemde hoeveelheid van 2000 m² horeca zal niet worden gerealiseerd. Thans wordt een meer bescheiden invulling beoogd. Zie tevens tekst “horeca”. M 8.1 De heer De Hoogh merkt op dat de deelraad in 2005 de wens heeft uitgesproken dat de Van der Valk locatie beschikbaar blijft voor horeca en nu constateert hij dat er een wijzigingsbevoegdheid op deze locatie zit naar wonen. Hierover wil hij duidelijkheid. Commentaar De wens van de deelraad is in het voorontwerpbestemmingsplan vertaald in die zin dat een horecabestemming op de locatie Van der Valk is gelegd. Tegelijkertijd is het een maatschappelijke realiteit dat Van der Valk de horeca-exploitatie wenst te beëindigen en er inmiddels vergevorderde plannen zijn voor woningbouw ter plaatse. Vandaar dat bestemmingsverandering in beeld komt. Zie tevens tekst “horeca”. M 9.1 De heer Middendorf begrijpt niet dat 2 goede horeca locaties (Lommerrijk en Van der Valk) met goede parkeervoorzieningen niet gehandhaafd blijven. Aan die horeca is volgens hem behoefte. Hij vraagt waarom de deelgemeente voor de projectontwikkelaars kiest en niet voor haar inwoners ? Commentaar Zie tekst “horeca”, met name t.a.v. Lommerrijk. M 10.1 Mevrouw Van Westenbrugge vindt meer horeca in de Bergse Dorpsstraat een goed idee, bijvoorbeeld op de hoek bij cafe Lebbink. Dit prefereert zij boven pontons. Commentaar Zie tekst “horeca” M 11.1 Mevrouw Tol vraagt wat de meerwaarde is van een ponton. Commentaar Zie tekst “horeca”. M 12.1 Mevrouw Van der Cammen is tegen extra horeca. Zij vindt dat er al genoeg overlast is. Commentaar Hiervan nemen wij kennis. M 13.1 Het hoofdbezwaar van de heer Mani betreft de extra bebouwingsmogelijkheden in de tuinen aan de Straatweg. Hij vindt dat de tuinen niet verdicht moeten worden.
131
De grote percelen met de monumentale panden vormen juist de kwaliteit die vastgehouden moet worden voor de topinkomens van Rotterdam. Ook heeft hij gewezen op bouwvolumes in 5 lagen bij Lommerrijk en Van der Valk. Verder heeft inspreker opmerkingen gemaakt over de verkeersontsluiting en parkeerbalans bij herontwikkeling van het Cosseeterrein. Commentaar Zoals reeds eerder aangegeven worden de bebouwingsmogelijkheden aan de Straatweg beperkt. Niet alleen de bouwhoogte is bepalend voor het aanzien van een gebouw en de inpassing ervan in de omgeving. Ook de wijze van uitvoering van een bouwplan (de wijze van opbouw, geleding, materiaalgebruik, kleurstelling e.d.) is medebepalend voor de vraag of van een geslaagd plan kan worden gesproken. Zie teksten “Straatweg”, “horeca” en “Cosseeterrein”. M 14.1 Mevrouw Tuinenburg – Muijs-Breugem vraagt met name aandacht voor het behoud van de groene karakter van de tuinen langs de Straatweg. Commentaar Zie tekst “Straatweg” M 15.1 De heer Wiegers wijst erop dat zich nu al regelmatig gevaarlijke situaties voordoen op de Straatweg. Hij vraagt zich af hoe dat zal zijn na de verdichting. Commentaar De plannen voor verdichting van bebouwing langs de Straatweg zijn verlaten; zie tekst “Straatweeg”. M 7.2 De heer Van Doorn wijst op het belang van flora en fauna, welke betekenis dit heeft op de dorpskern; een visie ontbreekt volgens hem op dit punt. Commentaar In de toelichting is ingegaan op het aspect flora en fauna. M 1.2 De heer Van Muijen stelt voor geen huizen te bouwen achter de Straatweg, doch daar een mooi wandelpad aan te leggen. Commentaar Wij vrezen dat dit idee zal leiden tot aantasting van privacy en van het groene karakter van de plasranden. Nog afgezien van het feit dat het vrijwel geheel om particuliere grondeigendom gaat, lijkt ons dit om genoemde reden geen goed idee. M 17.1 De heer Vismans vindt dat er langs de Strekkade geen villa’s moeten komen. Commentaar De Strekkade valt niet in het plangebied van dit bestemmingsplan, doch in dat van het vigerende bestemmingsplan “Molenlaankwartier”. M 4.2 De heer Huising merkt op dat de grote tuinen aan de Straatweg privé-eigendom zijn. Hij vraagt zich af hoe de deelgemeente denkt daar bebouwing te kunnen realiseren. Commentaar Het is niet de bedoeling dat de (deel)gemeente daar bebouwing gaat realiseren. Een bestemmingsplan maakt bepaalde bestemmingen mogelijk die (desgewenst) door de grondeigenaar gerealiseerd kunnen worden. Zie tevens tekst “Straatweg”.
132
M 8.2
De heer De Hoogh merkt op dat de Strekkade geen onderdeel uitmaakt van het plan.
Commentaar Zie M 17.1 M 16.1 De heer Jannesen vreest voor aantasting van de groene oevers van de plassen . Ook de toegestane bouwhoogte op de percelen aan de Straatweg baart hem zorgen. De bebouwingsregeling voor de Straatweg houdt geen rekening met de beleving vanaf de plassen. Commentaar Meerdere insprekers hebben deze punten naar voren gebracht, hetgeen ons tot de voorgestelde aanpassing van de bebouwingsregeling voor de Straatweg heeft geïnspireerd, zoals verwoord in de tekst “Straatweg”. M 2.2 De heer Damen schetst het schrikbeeld van volgebouwde tuinen langs de Straatweg ingeval projectontwikkelaars hun gang kunnen gaan. Commentaar Zie tekst “Straatweg” M 4.3 De heer Huising sluit zich aan bij de voorgaande sprekers. Hij gaat ervan uit dat het deelgemeentebestuur achter dit bestemmingsplan staat, incl. de lintbebouwing. Commentaar Hiervan nemen wij kennis. M 18.1 De heer Toutenel merkt op dat er gewerkt wordt aan realisatie van een dak- en thuislozenopvang aan de Adriaen van der Doeslaan. Dat zou haaks staan op de onderhandelingen die de deelgemeente voert met projectontwikkelaars voor dit gebied. Commentaar Beaamt wordt dat ingeval van realisering van het project Cosseeterrein / Atrium, de dak- en thuislozenopvang een ander onderdak zal moeten krijgen. M 19.1 De heer Tol heeft gevraagd waarom er geen maatvoering voor het Atrium bepaald is. Commentaar In het voorontwerpbestemmingsplan is voor de herontwikkeling van het Cosseeterrein een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met een bepaalde maatvoering (omvang terrein + maximum bouwhoogte). In de aangepaste plannen voor het project Cosseeterrein / Atrium zal rekening worden gehouden met een goede inpassing in de omgeving. Zie tevens tekst “Cosseeterrein”. M 20.1 Mevrouw Bruijs vraagt zich af ingeval heel Hillegersberg volgebouwd wordt, hoe al die mensen Hillegersberg ooit nog kunnen bereiken, als nu de Molenlaan om 13.00 uur al vaststaat. Commentaar De intensieve bebouwingsmogelijkheid aan de Straatweg wordt teruggenomen. Zie tekst “Straatweg”.
133
M 9.2 De heer Middendorf meent dat t.a.v. de locatie Lommerrijk onduidelijk is waaraan het deelgemeentebestuur de voorgestelde ontwikkeling zou moeten toetsen. Commentaar In de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het bestemmingsplan zijn de randvoorwaarden opgesomd voor bedoelde toetsing. Zie tevens tekst “horeca”. M 21.1 Mevrouw Schumm merkt op dat na het opknappen van het winkelcentrum aan de Bergse Dorpsstraat enkele winkels verdwenen zijn, waarvoor kledingzaken terug gekomen zijn. Zij vreest dat bij realisering van een nieuw winkelcentrum op het Cosseeterrein, de Aldi zal verdwijnen. Commentaar Ingeval het nieuwe winkelcentrum op het Cosseeterrein er komt, is het de bedoeling dat een grotere Aldi er deel van zal uitmaken. M 8.3 De heer De Hoogh is bang dat in de winkelruimte aan de Streksingel na verplaatsing van de Albert Heijn een outletfactory zal verschijnen. Commentaar Inmiddels is bekend dat de Hema zich aldaar zal vestigen. M 23.1 De heer Oskamp merkt op dat de bebouwing op de eilanden in de Bergse Achterplas niet zozeer illegaal is, doch gedoogd is onder het uitbreidingsplan “Hillegerbergse Plassen”. De huurders hebben de eilanden onderhouden en van beschoeiing voorzien. Het zou prettig zijn als er bij Straatweg 151/153 een nieuwe ontsluitingsweg met parkeerterrein komt ten behoeve van de gebruikers van de eilanden. Dit is tevens positief voor de bewoners van de Molenwerf en leidt tot minder parkeerdruk op de Straatweg. Of dit plan werkelijkheid kan worden is mede afhankelijk van de betaalbaarheid ervan voor de vereniging Ons Buiten. Commentaar Inderdaad zijn de zomerhuisjes gedoogd tot op heden; met illegaal wordt bedoeld dat er huisjes zonder bouwvergunning zijn gerealiseerd. Zie tevens tekst Molenweide. M 24.1 Mevrouw Loohof heeft bezwaar tegen de gedachte ontwikkeling op de Molenwerf, omdat de bestaande landelijke kwaliteit op haar achtererf dreigt te verdwijnen. Zij is bang dat de bewoners aan de Straatweg de dupe worden van dit plan. Commentaar Het aanvankelijke plan voor woningbouw op dit terrein is verlaten. Ingeval de deelgemeente gebruik zal maken van de betreffende wijzigingsbevoegdheid, zal de ontwikkeling beperkt blijven tot de aanleg van een parkeerterrein (met ontsluitingsweg) voor de eilandbezoekers. M 4.4 De heer Huising bepleit om de lopende bouwaanvragen die van een artikel 19 WRO procedure zijn aangevraagd niet af te geven, voordat er een definitief bestemmingsplan is. Commentaar Zie M 4.1 M 23.2 De heer Oskamp merkt op dat Lommerrijk geen horecabestemming, doch een sociaalculturele bestemming heeft.
134
Commentaar. Dit is ons bekend. M 9.3
De heer Middendorf heeft bezwaar tegen de wijzigingsbevoegdheid voor Lommerrijk.
Commentaar Zie tekst “horeca” M 14.2 Mevrouw Tuinenburg Muijs-Breugem en de heer Tol constateren dat er weinig steun is voor het voorontwerpbestemmingsplan. Zij doen een beroep op de politiek om naar de bewoners te luisteren. Commentaar Ter tegemoetkoming aan de insprekers worden aanpassingen voorgesteld. Zie teksten “Straatweg”, “horeca” en “Molenweide”. M 8.4 De heren De Hoogh, Middendorf en Damen zetten vraagtekens bij het niet levensvatbaar zijn van de horecalocatie Lommerrijk. Commentaar Dit is wat de huidige exploitant van Lommerrijk aangeeft. De (deel)gemeente is voorstander van een horeca-exploitatie op het terrein in kwestie, doch heeft er geen bezwaar tegen indien er aanvullend enige woningbouw gerealiseerd wordt. M 25.1 Mevrouw Bax wijst op de initiatieven om een leefbaar Rotterdam te bevorderen. In dit verband begrijpt zij niet dat in Hillegersberg waar ruimte, groen en water zijn dit kapot gemaakt moet worden. Commentaar Het is zeker niet de bedoeling de leefbaarheid in het plangebied aan te tasten door de nieuwe ontwikkelingen; gestreefd wordt naar een goede inpassing van nieuwe ontwikkelingen. M 5.2 De heer Bol is blij met de plannen voor een parkeerdek op het binnenterrein tussen Freericksplaats en Streksingel. Hij hoopt dat er meer initiatieven komen voor oplossingen van het parkeerprobleem. Commentaar Naast het parkeerdek, zijn er plannen voor een parkeerkelder op het Cosseeterrein. M 20.1 Mevrouw Bruijs vraagt zich af of de Welstandscie nog bestaat. Zij vindt de bebouwing bij jachthaven Donkers een aanfluiting. Commentaar Bedoelde bebouwing aan de Strekkade valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. M 1.3 De heer Van Muijen bepleit de schuinparkeerplaatsen weer terug te brengen en parkeermeters te plaatsen op de Freericksplaats. Verder gaat het gerucht dat er een parkeerdek komt op het binnenterrein bij AH, alsmede dat er een nieuwe winkel komt op de hoek Streksingel / Bergse Dorpsstraat. Commentaar De wijze van het aanleggen van parkeerplaatsen en het plaatsen van parkeermeters betreft een uitvoeringskwestie welke niet geregeld kan worden in een bestemmingsplan.
135
Voor het parkeerdek wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan (zie 14.1). Bedoelde winkel is mogelijk gemaakt in de bestemming “gemengde bebouwing I “ langs de Streksingel. M0 De heer Swart oppert het idee van een referendum over de pontons, het Cosseeterrein, bebouwing in de achtertuinen aan de Straatweg e.d. Commentaar Indien inspreker een referendum wenst over genoemde onderwerpen dient hij hiertoe een verzoek aan de raad voor te leggen. M 4.5 De heer Huising wil weten of het DB achter het voorontwerp staat, nu gebleken is dat het overgrote deel van de insprekers ertegen is. Commentaar Uit het feit dat het voorontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht blijkt dat het DB hier achter stond. Dit neemt niet weg dat gelet op de inspraakreacties belangrijke voorstellen voor aanpassing gedaan worden. M 3.2 De heer Den Arend pleit voor meer parkeergelegenheid voor bewoners van de Weissenbruchlaan, Freericksplaats en Streksingel . Tevens pleit hij voor meer politiecontrole i.v.m. de overlast van hangjongeren langs de plas en geluidsoverlast van horeca. Commentaar Aangezien politieoptreden de openbare orde aangaat, betreft dit een kwestie die niet in het bestemmingsplan geregeld kan worden. Zoals reeds eerder aangegeven, wordt in het ontwerpbestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een parkeerdek op het binnenterrein Freericksplaats/Streksingel. Zie tevens punt 14.1 M 26.1 Mevrouw Oostlander woont aan de Freericksplaats, met uitzicht op de Weissenbruchlaan. Zij koos voor deze locatie vanwege het uitzicht en het groen. Zij hoopt dat dit zo blijft, zonder horeca. Commentaar Zie tekst “horeca”. M 29.1 De heren Rotmans en Hopmans merken op dat het gelukt is de hangjongeren weg te krijgen van Plasoord. Zij vragen zich af waar de hangjongeren naar toe moeten als Van der Valk verdwijnt. Commentaar Dit betreft een kwestie van openbare orde, hetgeen niet door een bestemmingsplan geregeld kan worden. M 7.3 De heer Van Doorn vraagt zich af wat er nu gaat gebeuren na deze avond waar zoveel tegenstand bleek tegen het voorontwerpbestemmingsplan. Commentaar Gelet op de inspraakreacties worden er voorstellen voor aanpassing gedaan; zie teksten “Straatweg”, “horeca”, “Molenweide”. M 8.5 De heer De Hoogh merkt op dat het voorontwerp niet compleet is, omdat de opmerking gemaakt is dat het luchtonderzoek niet compleet is.
136
Commentaar In het ontwerpbestemmingsplan zal in de toelichting ook de bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit meegenomen worden. Het ontwerpplan met bijbehorende stukken zal voor een ieder ter inzage worden gelegd. F1 Inspreekster geeft aan dat er al genoeg horeca is, te weinig parkeerruimte voor bewoners en dat het gevoel van onveiligheid toeneemt. Commentaar Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een gebouwde parkeervoorziening op het binnenterrein Freericksplaats / Streksingel. Voor het overige nemen wij kennis van deze reactie. F 2 t/m 13, F 16 t/m 19, F 21 t/m 30 Deze insprekers geven op hun formulieren aan dat zij tegen het plan voor pontons zijn, omdat er al genoeg overlast is van horeca, alsmede een parkeertekort. Commentaar Zie tekst “horeca” F 14 en F 15 Deze insprekers hebben bezwaar tegen het volbouwen van de deelgemeente; dit tast de leefbaarheid teveel aan. Commentaar Er is geen sprake van het volbouwen van de deelgemeente op basis van dit bestemmingsplan. Verder is het niet de bedoeling dat een bestemmingsplan gewenste ontwikkelingen blokkeert; zorgvuldige inpassing van nieuwe ontwikkelingen in de bestaande omgeving wordt beoogd en nagestreefd. F 20 Inspreekster wenst geen bebouwing langs de plas tussen restaurant Cauchos en het eerste huis aan de Straatweg. Commentaar Zie tekst “horeca”. F 31 Inspreker vreest hoge kosten ten gevolge van paalrot. Hij wenst garanties ten aanzien van de vraag wie opdraait voor deze kosten. Commentaar Ingeval belanghebbenden vrezen schade te lijden of te zullen lijden ten gevolge van de bepalingen van dit bestemmingsplan, kunnen zij te zijner tijd burgemeester en wethouders om schadevergoeding verzoeken op grond van het bepaalde in artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Conclusie Voorgesteld wordt het voorontwerpbestemmingsplan “Kern en Plassen” naar aanleiding van de inspraakreacties aan te passen op de wijze als hierboven bij het commentaar op de diverse inspraakreacties is aangegeven, alsmede zoals voorgesteld in de teksten “Straatweg”, “horeca”, “Molenweide” en “Cosseeterrein / Atrium”.
137
Bijlage A Samenvattend verslag van de inspraakavond voorontwerp Bestemmingsplan Kern en Plassen, gehouden op maandag 4 juni 2007 om 19.30h in Party- en Zalencentrum Lommerrijk. Aanwezig: Voorzitter: Verslag:
de heer H.P.L Cremers (portefeuillehouder Wonen en Buitenruimte) de heer P. van der Weijden (voorlichter deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek) de heer O.F. Matheijsen (OM-Notulisten, Leiden)
1. Opening. De heer Van der Weijden heet iedereen welkom en vertelt kort het programma van deze avond. De heer Cremers deelt mede dat vanavond de eerste formele bijeenkomst is. Van 21-5 t/m 1-7-2007 kunnen er inspraakreacties worden ingediend op dit voorontwerp bestemmingsplan. Vervolgens formuleert het DB daar een reactie op. Het DB vindt dit bestemmingsplan erg belangrijk; het is wellicht het meest belangrijke bestemmingsplan in de hele stad vanwege de kwaliteiten van het gebied. Die worden niet alleen door de bewoners, maar ook door het DB zeer gewaardeerd. Het is een moeilijk bestemmingsplan omdat er aan dit bestemmingsplan al 10 jaar gewerkt is. Daarover zijn wel allerlei beelden naar buiten gekomen en af en toe ook wel teksten, maar dat nooit gebeurde op basis van een formeel vastgesteld stuk. Het DB vond het dan ook van belang dat er een uitgebreide discussie met de belanghebbenden (VSW en andere organisaties in het Kern en Plassengebied) zou plaatsvinden buiten de kaders van de formele wettelijk geregelde inspraaktermijnen. Dat is gebeurd en dat zal ook nog blijven gebeuren. Deze discussies zullen blijven plaatsvinden totdat het bestemmingsplan uiteindelijk wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Dat zal naar verwachting in de loop van 2008 plaatsvinden. De planning is dat ergens in het najaar het traject van het voorontwerp bestemmingsplan wordt afgesloten. Daarin zullen alle inspraakreacties verwerkt zijn. Het DB geeft daarbij aan dat ze de belangrijkste afwegingen hoofdzakelijk in de periode tot de zomer wil maken. Het DB heeft ingestemd met dit voorontwerp bestemmingsplan maar het DB kent echter ook de belangrijke kwesties waarover discussie is. De inbreng van bewoners en organisaties zal dan ook meegenomen worden. Het DB zal de standpunten in de komende maanden serieus heroverwegen. Vervolgens kan eenieder zijn invloed bij de deelraad uitoefenen om de niet veranderde DB-standpunten alsnog te veranderen. Daarna gaat het naar de gemeenteraad die het bestemmingsplan zal vaststellen en zal uiteindelijk de Provincie het bestemmingsplan goedkeuren. Het DB heeft in het voortraject veel informatie over het voorontwerp bestemmingsplan gegeven zodat daarover een juist beeld zou bestaan. Zo heeft hij ervaren dat de beeldvorming omtrent de pontons aan de Weissenbruchlaan niet correct is. Het gaat daarbij niet om horecavestiging op de pontons, maar om het mogelijk maken van een terras. Daar kan geen nieuwe horecagelegenheid komen want dat terras kan alleen geëxploiteerd worden door een reeds bestaande horecagelegenheid uit het gebied. De heer Van der Weijden verduidelijkt dat het geen discussieavond of informatieavond is. De bedoeling is dat de aanwezigen hun zienswijzen mondeling in kunnen dienen. Van deze avond wordt een verslag gemaakt. De zienswijzen van deze avond en de schriftelijke zienswijzen worden uiteindelijk verwerkt in een zienswijzerapportage die ook aan de stad wordt aangeboden. Alle zienswijzen gaan straks deel uitmaken van de openbare beraadslagingen in commissie en deelraad. De zienswijzerapportage zal straks ook op de website van de deelgemeente te vinden zijn. 2. Horeca: Lommerrijk, Van der Valk, landtong Gauchos en ponton. Mevrouw Veeren heeft vernomen dat de plannen gemaakt worden door mensen die niet in Hillegersberg wonen. Is dat juist? De heer Van der Weijden antwoordt dat het plan gemaakt is o.b.v. veel verschillende documenten. Bovendien is het zo dat alle deelraadsleden en het DB sowieso woonachtig moeten zijn in dit gebied. De heer Van Muijen (voorzitter bewonersvereniging Hillegersberg) protesteert namens zijn vereniging tegen het afmeren van pontons op de Weissenbruchlaan. Hij vindt dat de
138
deelgemeente met twee monden praat. Immers was het argument van de deelgemeente om de parkeerplaatsen weg te halen dat het zicht op de plas zou verdwijnen en daarmee het unieke karakter van de Weissenbruchlaan zou worden aangetast. Het ponton zal het zicht op de plas zeker laten verdwijnen en ook het unieke karakter aantasten. Gauchos heeft spreker op 5-3 jl. te kennen gegeven geen belangstelling te hebben voor het ponton. Gezien het drukke verkeer op de Weissenbruchlaan lijkt het hem niet verstandig dat bedienend personeel dient over te steken. Hoe worden de sanitaire voorzieningen geregeld? Waar slaat de uitbater s’avonds zijn meubilair op? Wat gebeurt er als de uitbater ermee stopt omdat het niet rendabel is? Wordt de ponton dan verwijderd, of krijgt de uitbater subsidie om het beton te overkappen of zelfs te verwarmen? Met de realisatie van dit plan verdwijnt het zicht op de plas en de openheid. Ongedierte neemt toe door de etensresten en de kans is groot op het weggooien van lege glazen of terrasmeubilair. Er zal voorts een sterke toename van geluidsoverlast door muziek en luidruchtige personen ontstaan en het leidt tot nog meer parkeerproblemen en gevaarlijke situaties van veelvuldig overstekende personen tussen ponton en het restaurant. Ook levert het overlast van personen op zodra het ponton niet in gebruik is. Waarom mag de landtong Gauchos breder worden? Hij pleit ervoor dat zo te houden als het is vanwege de schoonheid. Wat zijn de gevolgen als daar een andere horeca bijkomt? De reuk is er nu al. Als het idee is om land te winnen, kan Gauchos beter naar achteren uitgebreid worden. Een goede suggestie is om daar een zaal voor bruiloften en partijen te maken. Als straks Lommerrijk en Plaswijck weg zijn, is een dergelijke locatie niet meer te vinden in de buurt van de secretarie. Hoe moet dat straks met recepties en vergaderingen? Waar laten de bezoekers hun auto? Van het kantoorpand achter de secretarie kan een mooie horecagelegenheid maken. Ook horeca op de begane grond van de secretarie is een goede optie. De Burgerzaal kan gebruikt worden voor huwelijksvoltrekkingen of officiële gelegenheden. De bovenste etage kan dienst doen als museum of tentoonstellingsruimte. De heer Damen merkt op dat alle oneven nummers op Plasoord problemen krijgen als er een ponton met een terras komt. Het zicht op de plas vermindert en de geluidsoverlast zal toenemen. Over geluidsoverlast door met name hangjongeren zijn nu al veel klachten terwijl de politie daar nu al matig tegenover optreedt. Voorts wordt de parkeeroverlast groter en worden de sluitingstijden ook een probleem. De komst van een ponton is slecht voor iedereen in de buurt. Vele omwonenden zullen van plan zijn een planschadeclaim in te dienen als dit idee in het volgende ontwerp terugkomt. De heer Den Arend heeft nu al veel geluidsoverlast van het terras van Facet. Hij vreest nog minder nachtrust te hebben als er horecagelegenheden bijkomen. Dat levert bovendien extra parkeeroverlast op. Het is nu al lastig als bewoner om de auto in de buurt te parkeren. De parkeerplaatsen moesten verdwijnen vanwege 1,5 meter groen. Nu komen er vele auto’s bij. Spreker pleit ervoor hier mee te stoppen. De heer Huising zegt dat er een aantal artikel 19 lid 1 en 2 procedures lopen. Is zijn indruk juist dat de bouwvergunningen voor deze zaken niet verstrekt zullen worden voordat dit bestemmingsplan definitief is? Dit wil hij graag van het DB horen. Voorts wil hij van het DB vernemen wat zij vindt van het voorontwerp bestemmingsplan. Het is immers door dS+V gemaakt. De heer Cremers antwoordt dat de DB’s in de afgelopen 10 jaar hebben aangegeven wat wel en niet acceptabel was. Dat is in het document opgenomen. Het is dus niet iets waar de deelgemeente geen invloed op gehad heeft.Vandaar ook dat het DB het voor haar verantwoording neemt. Tegelijkertijd staan er vraagstukken in waar het DB mee worstelt. Die zijn prominent onderwerp van gesprek op deze avond. Naar aanleiding van deze avond zal het DB zich opnieuw over een aantal zaken buigen. De heer Bol (franchisenemer Gauchos en voorzitter van de ondernemersvereniging Hillegersberg) meldt dat de ondernemers het recreatief winkelen oftewel de verblijfsduur in het winkelgebied willen verlengen d.m.v. terrasjes. De ondernemers hebben dat nodig en de consumenten vragen om goede daghoreca. Hij heeft uit het bestemmingsplan begrepen dat het om winkelondersteunende horeca gaat. Hij pleit derhalve voor meer horecamogelijkheden overdag om meer keuzeaanbod te hebben. Dat idee is uitgewerkt in de vorm van pontons. De ondernemersvereniging is blij dat er iets met haar suggestie is gedaan. Evenwel is hij wel benieuwd naar de exacte uitwerking. Tegen het idee van de heer Van Muijen om Gauchos uit te laten breiden kan hij als ondernemer geen nee zeggen. Of dat moet met 2000m² en met de bijbehorende infrastructurele en parkeerproblemen vraagt hij zich echter wel af.
139
De heer Endtz zegt dat een aantal documenten ten grondslag ligt aan het voorontwerp bestemmingsplan. Zo is er de Stadsvisie van Rotterdam die ervan uit gaat dat de groene hoofdstructuur van Rotterdam behouden dient te blijven. De Bergse Plassen maken deel uit van deze groene hoofdstructuur. Hij verzoekt de deelgemeente om deze groene hoofdstructuur helder vast te leggen in het bestemmingsplan zodat het niet teniet gedaan wordt. Hij stelt voor om het groene karakter van de Bergse Plassen te behouden door er geen pontons in aan te leggen, de tuinen van de woningen langs de Straatweg als tuin te handhaven en het bouwen in de tuinen en in het water niet toe te staan. Hier dient streng op gehandhaafd te worden. Het is schrijnend in de Postiljon van 16-5 jl. te moeten lezen dat op verzoek van wethouder Karakus wordt gekeken of 16 meter hoge bebouwing voor locatie restaurant Van der Valk geaccepteerd zou kunnen worden. Dat gebeurt op het moment dat de inkt voor 14 meter hoge bebouwing in het voorontwerp bestemmingsplan nog niet eens droog is. Hij verzoekt de deelgemeente krachtig stelling te nemen tegen dit verzoek van wethouder Karakus en ook de 14 meter hoge bebouwing niet toe te staan. De CNA Looslaan wordt in vele stukken omschreven als een groene zichtlijn. De openbare groenlocatie aan de CNA Looslaan tegenover het huidige restaurant Van der Valk valt onder de wijzigingsbevoegdheid. Hij verzoekt het DB dit niet te doen en de bestemming van dit gebied te betitelen als openbaar groengebied zonder wijzigingsbestemming. Rotterdam wil kapitaalkrachtige inwoners aantrekken binnen haar stadsgrenzen. In dat kader wil men meer bouwen in het thans aantrekkelijke Hillegersberg. Door dit bestemmingsplan wordt echter het tegenovergestelde bereikt. Door het volbouwen van Hillegersberg met nieuwe woningen zal Hillegersberg minder aantrekkelijk zijn en zullen daadkrachtige en kapitaalkrachtige mensen daar uiteindelijk wegtrekken. Het is beter om het succes van Hillegersberg in zijn huidige vorm te projecteren op probleemwijken elders in de stad en die wijken aantrekkelijk te maken voor financieel krachtige mensen. Op die manier bereikt de gemeente wel haar doel. Het succes van het huidige Hillegersberg gaat met het nieuwe bestemmingsplan te gronde. Daar neemt hij krachtig stelling tegen. De heer Van Doorn stelt dat het nog niet precies duidelijk is welke bestemming er aan de 2000 m² bij de landtong wordt gegeven. Als die landtong 2000 m² groot gemaakt wordt en daar een gebouw op komt, verdwijnen de totale zichtlijnen op de plas. Het mooie van Hillegersberg verdwijnt dan volledig. Wat is dan het algemeen belang? Hij begrijpt het belang van de ondernemers, maar welke klanten worden hierdoor aangetrokken? Een zalencomplex trekt slechts een grote groep die daar alleen voor een specifiek doel naartoe gaat. Die gaan niet winkelen. Wat is dus het algemeen belang om zo’n grote verandering op zo’n cruciaal punt van de dorpskern van Hillegersberg toe te passen? Groen is een essentieel onderdeel van Hillegersberg. Dat trekt ook veel publiek aan. Die komen ook om te winkelen. Het is daarom funest om toestemming te geven voor uitbreiding van de landtong. Het droogleggen van die 2000 m² zal voorts leiden tot een volgende stap. Het algemeen belang is vele malen groter dan de twee uitbaters van horeca, los van de totale overlast van parkeren en alles daar omheen. De heer De Hoogh (voorzitter van de Vereniging tot behoud van Kern en Plassen Hillegersberg) citeert uit de startnotitie tot het vervaardigen van een nieuw bestemmingsplan Kern en Plassen uit 1997. Daarin staat dat het vigerende bestemmingsplan Hillegersberg/Bergse Plassen onvoldoende mogelijkheden biedt om grootschalige ontwikkelingen tegen te gaan. Het karakter van het nieuwe plan zou overwegend conserverend van aard zijn, maar een behoedzame ontwikkeling van bepaalde locaties (Lommerrijk, Straatweg 94 en Hoeve Vruchtenburg) zou in overleg met betrokken partijen niet worden uitgesloten. In het voorontwerp bestemmingsplan dat nu ter inzage ligt staat echter dat de geldende planologische regimes van het plangebied ontoereikend zijn om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. De ambtenaren hebben in 10 jaar tijd gedaan wat ze niet hadden moeten doen. Het uitgangspunt bij de ontwikkeling van dit bestemmingsplan is immers geweest om de bestaande situatie in het gebied Kern en Plassen planologisch te bestendigen. De deelgemeenteraad van Hillegersberg-Schiebroek heeft op 15-2-2005 de wens uitgesproken tot behoud van de horecafunctie Van der Valk op die plek. Vanwege de wens van de nieuwe eigenaar om de huidige horeca om te zetten naar een woonfunctie, is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dat kan hij niet helemaal plaatsen. Hier wil hij graag duidelijkheid over.
140
Een combinatie van woonontwikkeling met een kleinschalige horecavoorziening behoort ook tot de mogelijkheden. Hij denkt dat niemand daarop zit te wachten. Of er moet goede woningbouw komen of het blijft zoals het is. De heer Middendorf begrijpt niet dat in het bestemmingsplan twee goede horecalocaties Lommerrijk en Plaswijck - met prima parkeervoorzieningen, niet gehandhaafd blijven. Aan die horeca is behoefte. Waarom kiest de deelgemeente voor de projectontwikkelaars en niet voor haar eigen inwoners? Daarnaast wordt gesteld dat de parkeerproblemen gedeeltelijk opgelost worden door de parkeergarage van Albert Heijn. Die is echter dicht na 20.00 uur. Dan is er ook weinig ruimte om elders te parkeren in de buurt. Dat is niet erg verstandig. Tot slot betreurt hij het dat dit voorontwerp niet op de website van de deelgemeente staat. Elders is dat wel mogelijk. Hij hoopt dat dit voor de sluitingsdatum gerealiseerd is. Mevrouw Van Westenbrugge vindt meer horeca in de Bergse Dorpsstraat een goed idee. Ze oppert de suggestie om die op de hoek bij café Lebbink te doen. Dat is beter dan de komst van een ponton. Mevrouw Tol vraagt wat de meerwaarde is van een ponton. Kan die worden verschoven zodat die zowel aan de oostelijke als westelijke zijde gebruikt kan worden voor concerten? Waarom wordt evt. horecabestemming uitgegeven aan de huidige horecaondernemer? Waarom geen openbare inschrijving? Mevrouw Van der Cammen is niet blij als er horeca bijkomt. Op vrijdag- en zaterdagavond is er al genoeg overlast. Ze roept het DB op daar dan eens te kijken. De politie laat zich nooit zien. 3. Lintbebouwing Straatweg. De heer Mani (voorzitter van de VSW) vindt dat dit voorontwerp bestemmingsplan de hoog gespannen verwachtingen niet heeft waargemaakt. De belangrijkste kritiek is het ontbreken van een visie op de kwaliteiten van dit gebied, hoe die beschermd worden en waar die mogelijk versterkt worden. Het gevolg is dus dat de marktontwikkelingen bepalen. Alles van waarde blijkt dan weerloos. Materiaal voor de ruimtelijke analyse is ruimschoots aanwezig. In 1987 en 1988 heeft de VSW al studies gemaakt van de dorpskern en de Straatweg. Die zijn aan de deelgemeente aangeboden. Ook het beeldkwaliteitsplan dat 10 jaar geleden door de deelgemeente is vastgesteld geeft vele nuttige uitspraken over de kwaliteiten van dit gebied. De Koepelnota Welstand uit 2004 wordt in dit bestemmingsplan niet eens behandeld maar slechts als overig stedelijk beleid aangeduid. In hoofdstuk 3.4 wordt gesteld dat dit plangebied geen beschermd stadsgezicht is en dat er daarom geen nadere planologische regelingen zijn opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat alleen de officiële rijksmonumenten in het gebied formeel beschermd zijn en alle andere zaken niet. Het bestemmingsplan geeft aan dat er 27 beeldbepalende en monumentwaardige panden zijn. In het hoofdstuk wordt gewezen op de inzet van de gemeente om beeldbepalende panden te behouden. Tevens wordt vermeld dat Rotterdam het belang ziet van monumentale gevelwanden voor de kwaliteit van de omgeving en dat ze daarom de instandhouding van dit soort gevelwanden stimuleert. In de uitwerking is te zien dat dit slechts bij een mooi voornemen blijft. De economische ontwikkelingen zijn wel ruimschoots opgenomen in het plan. Hier geldt dus kennelijk dat de economische waarde prevaleert boven behoud van cultuurhistorische waarde. Het zwaartepunt van de VSW-bezwaren geldt voor de wijzigingsvoorstellen m.b.t. het historisch gebied aan de Straatweg. De Straatweg met grote percelen met monumentale panden is een bepalend element. Dat heeft nu juist de kwaliteit waarmee de topinkomens in Rotterdam vastgehouden kunnen worden. Deze kwaliteit is elders in Rotterdam niet te vinden. Daarom moeten de tuinen niet verdicht worden. Er worden bouwvolumes mogelijk gemaakt met 5 bouwlagen direct grenzend aan de Bergse Achterplas, zowel bij Lommerrijk als bij Plaswijck. Waarom die wijzigingsbevoegdheid is opgenomen is niet duidelijk gemaakt. De VSW vindt dat ook niet nodig omdat het nu nog niet aan de orde is. Bestemmingsplannen zijn op dit moment van korte duur, dus kan hier altijd nog later of op andere wijze vorm aan gegeven worden. De aantrekkelijkheid van de plassen wordt bepaald door het groene karakter ervan. Dat is niet alleen van belang voor de mensen, maar ook van alle flora- en faunawaarden van de plas. De deelgemeente en voorheen de gemeente Hillegersberg heeft zich daar altijd voor ingezet. Het is aan de huidige politiek om deze kwaliteit te bewaken en waar mogelijk te versterken. Het zicht op de plassen wordt in het beeldkwaliteitsplan en in de Koepelnota als belangrijk element gezien. Ondertussen slibt de gehele gevelwand dicht en wordt dat nog verder verdicht. Dat zal de toegankelijkheid, de publieke bereikbaarheid en de zichtbaarheid van die plassen verder te niet doen. Daar is de VSW op tegen.
141
Het bestemmingsplan maakt verder de in aanbouw zijnde super Albert Heijn met bijbehorende parkeergarage mogelijk en een extra parkeerdek tussen Streksingel en Freericksplaats. Met de wijzigingsbevoegheden wordt ontwikkeling op het Cosseeterrein mogelijk gemaakt en horeca langs de plassen. Hiermee wordt de gebruiksdruk op dit gebied verder opgevoerd. Van een gedegen verkeerscirculatieplan en een parkeerbalans is niets terug te vinden in het bestemmingsplan. Ook daarin wordt tekort geschoten.
Kort samengevat ontbreekt het in het plan aan een ruimtelijke visie; er wordt vrijwel volledig voorbijgegaan aan de waarde van de historische context; er wordt de indruk gegeven dat de marktvraag hogere prioriteit heeft dan het behouden van gewaardeerde gebiedskwaliteiten; er worden in het plan wel erg veel randvoorwaarden omschreven maar er zijn geen duidelijke doelstellingen geformuleerd waaraan ruimtelijke ontwikkelingen van nu en straks kunnen worden getoetst; het voorontwerp bestemmingsplan voldoet niet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De VSW doet een sterk beroep op de politiek om het bestemmingsplan deze periode te verbeteren en te versterken. De VSW is bereid haar kennis en kunde daarvoor beschikbaar te stellen. Mevrouw TuijnenburgMuijs-Breugem zegt dat er in 1971 de dreiging was van hoogbouw in de Achterplas. Dat heeft half Hillegersberg op de been gebracht. De toenmalige wijkraad ging uiteindelijk onder druk overstag en zelfs de gemeenteraad heeft het plan toen van tafel geveegd. Dat was een enorm grote actie. Ze heeft het idee nu weer in dezelfde sfeer beland te zijn. Ook toen ging het om het behoud van het landelijke karakter van de Bergse plassen. Ze heeft weinig toe te voegen aan de woorden van de heer Mani over de bebouwing van de tuinen aan de Straatweg. Het is een rare tegenstrijdigheid dat enerzijds in het plan wordt gezegd dat dat een van de mogelijkheden zou kunnen zijn en dat daarbij gezegd wordt dat de kwaliteit van plassen niet te indringend mag worden aangetast. Ze vindt dat het plan moet worden afgeschoten. De tuinen zijn belangrijk voor het karakter maar ze hebben ook een visuele kwaliteit. Er ontbreekt een essentiële doelstelling, namelijk het behouden en verbeteren van de bestaande milieukwaliteit. Het beginnen met verkeerde doelstellingen leidt tot de problemen die de VSW heeft gesignaleerd. Het milieu wordt weliswaar geïnventariseerd op onderdelen maar niet uitgewerkt in het plan zelf. Tot slot doet ze de aanbeveling om de Voor- en Achterplas allebei onder de categorie Water 1 te brengen. Op een klein stukje na, hebben die allebei Water 2. Water 2 leidt tot teveel vrijheid van het bouwen op en aan het water. Haar overige zienswijzen zal ze schriftelijk indienen. De heer Wiegen merkt op dat er zich al regelmatig gevaarlijke situaties voordoen op de Straatweg. Hij vraagt hoe dat zal gaan als de verdichting daar doorgaat en het aantal bewoners toeneemt. Hij vreest dat daar een moeilijke en moeilijk te repareren situatie zal ontstaan. De heer Van Doorn heeft nooit een onafhankelijk onderzoek gezien over het belang van de flora en fauna in Hillegersberg en wat dat vanwege het aanzien doet in de totale dorpskern. Elke keer worden daar kleine elementen uitgehaald en daar wordt mee gespeeld. De visie daarover ontbreekt. Hij verzoekt die visie erin op te nemen voor de langere termijn, wat de rol daarvan volgens het DB is en hoe ze omgaat met het behoud van het mooie dorp. De heer Van Muijen merkt op dat niet alleen de Straatweg lintbebouwing heeft maar ook de Strekkade. Die is helemaal dichtgebouwd. Hij vreest dat Plaswijck en Lommerrijk straks weg zijn. Daarom stelt hij voor geen huizen te bouwen achter de Straatweg maar daar een mooi wandelpad aan te leggen. De heer Vismans is van mening dat er langs de Strekkade geen goed zicht is. Daar moeten geen villa’s komen. Daar moet aandacht aan besteed worden. De heer Huising merkt op dat al die grote tuinen privé-eigendom zijn. Hoe denkt de deelgemeente daar bebouwing te kunnen realiseren? Wat houdt dat in? De heer De Hoogh meldt dat de Strekkade geen onderdeel uitmaakt van dit plan. Verder is het zo dat alle percelen, op twee na, eigendom zijn van particulieren. Die mogen een schutting in hun tuin zetten. De heer Jannesen spreekt namens de Vereniging Bergse Plassen. Deze overkoepelende organisatie van de watersport verenigingen op en aan de Bergse plassen vindt dat de voorschriften veel te ruime bebouwingsmogelijkheden geeft. Men kan op vele percelen tot 10 meter van de plasoever een woning (hoofdgebouw) bouwen. Dit is een behoorlijke aanslag op de groene oevers. Daarom dient de afstand tot de plasoever veel groter te worden. Men kan hoger bouwen naarmate het hoofdgebouw dichter naar de plas wordt geplaatst, evenwel met een maximale goothoogte van 14 meter. Dan laat hij de kapconstructie nog buiten beschouwing.
142
Volgens de toelichting is deze regeling ter stimulering om het groene en de landelijke statigheid aan de Straatweg mogelijk te maken en het zicht op de plassen te verbeteren. Hij meent echter dat bebouwing en erfafscheidingen het zicht op de plassen toch zullen blijven beperken. Daarnaast wordt geen rekening gehouden met de beleving vanaf de plassen. Juist deze regeling zal de huidige landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit van het plassengebied verslechteren. Om genoemde redenen is de vereniging tegen deze regeling en ze pleit ervoor die in te trekken. De heer Damen schetst het toekomstbeeld van hetgeen hij denkt dat er gaat gebeuren. De huizen aan de Straatweg brengen het meeste op als die verkocht worden aan projectontwikkelaars. Dan zullen de huizen aan de Straatweg niet meer aan de plas zitten, maar de huizen achter in de tuin wel. Het einde van het liedje zal zijn dat over 10-20 jaar in elke tuin op 10 à 20 meter van de plas een huis staat. Hij stelt voor om een 3D-tekening te laten maken van hoe dat eruit gaat zien. Zeker is in ieder geval dat het totale zicht op beide plassen uiteindelijk volledig om zeep wordt geholpen. Het lijkt hem niet dat het DB dat als erfenis wil achterlaten. De heer Huising sluit zich aan bij de voorgaande sprekers. Daarom heeft hij ook in het begin van deze avond gevraagd hoe het DB omgaat met het bestemmingsplan. Daar hij niets hoort gaat hij ervan uit dat het DB het eens is met het bestemmingsplan zoals het nu ter visie ligt dus ook met de lintbebouwing. 4. Cosseeterrein. De heer Vismans heeft de laatste keer van de heer Cremers begrepen dat het terrein nog niet is ingedeeld maar dat de projectontwikkelaars ermee bezig zijn. Klopt het dat dat nog een open verhaal is? De heer Cremers antwoordt het nog een open verhaal is in die zin dat er geen definitief plan voor die locatie is. Er wordt echter wel ambtelijk meegewerkt om de plannen die er nu zijn, nader uit te werken. Het DB wacht totdat zij het goede materiaal heeft om een besluit te kunnen nemen t.a.v. de omvang van de winkeloppervlakte in het betreffende gebied. Dat is sterk bepalend voor de verdere planontwikkeling. De heer Vismans vraagt of de deelgemeente mogelijk toch een secretarie in die driehoek gaat creëren. Als hij hoort dat al die horeca omstreden is, zijn er toch nog een heleboel opties. De heer Cremers antwoordt dat de opties er niet echt zijn. T.a.v. de secretarie is de ruimtelijke ordeningprocedure zo goed als afgerond. Die procedure staat los van dit voorontwerp bestemmingsplan. Het DB-standpunt op dat vlak is helder. De inzet is nog de vestiging van de deelgemeente in het rijksmonument aan de Straatweg. Dat zal het standpunt blijven, totdat de rechter de deelgemeente evt. terugfluit. De heer Toutennel is verbaasd omdat er momenteel gewerkt wordt aan het realiseren van een dak- en thuislozenopvang aan de Adriaen van der Doeslaan voor onbepaalde tijd. Dat staat haaks op de onderhandelingen die de deelgemeente voert met projectontwikkelaars voor planontwikkeling in dat gebied. Daarmee wordt immers die voorziening in de toekomst weer om zeep geholpen. Wat zijn de criteria om een dak- en thuislozenopvang op die plek te willen gaan realiseren? De heer Tol heeft al eerder gevraagd waarom er geen maatgeving voor het atrium bepaald is. Zijn er duidelijke kadastrale gegevens? Dit winkelcentrum kent geen grens van de zijde van de Dorpsstraat naar de hoek van de Kerkstraat. Het zou prettig zijn als de grenzen wel bekend worden. Mevrouw Bruijs vraagt als heel Hillegersberg volgebouwd moet worden, hoe de mensen Hillegersberg ooit nog kunnen bereiken als momenteel de Molenlaan om 13.00 uur al vastzit. Mevrouw Schön merkt op dat na het opknappen van het winkelcentrum Bergse Dorpsstraat enkele winkels verdwenen zijn. Daar komen allemaal kledingwinkels voor in de plaats. Waarom gaan die ondernemers weg? Als er een groot winkelcentrum komt op het Cosseeterrein gaat de Aldi weg. Ze vindt dat ook tegenstrijdig met de daklozenopvang die daar komt. Die opvang is immers hard nodig. De heer De Hoogh leest in het bestemmingsplan dat er na de verplaatsing van de Albert Heijn een grote winkelruimte aan de Streksingel achterblijft die mogelijkheden biedt voor detailhandel. Het bestemmingsplan stelt voorts dat dit een gunstige ontwikkeling is voor het winkelcentrum om een grotere differentiatie aan detailhandel te verkrijgen en de mogelijkheid biedt om ontbrekende branches aan zich te binden. De praktijk wijst evenwel anders uit. Diverse winkels zijn verdwenen en daar zijn alleen schoenen- en kledingwinkels voor in de plaats gekomen.
143
Die differentiatie zal dan ook niet plaatsvinden op het Cosseeterrein. Hij denkt eerder dat daar een outletfactory zal verschijnen. 5. Overige onderwerpen. De heer Oskamp (voorzitter Watersportvereniging Ons Buiten) verwacht dat de zienswijzen serieus worden genomen en dat daar zonodig nog een discussie over gevoerd kan worden. Ons Buiten zal nog een schriftelijke inspraakreactie geven, maar wil alvast een aantal punten kenbaar maken. In punt 8.2 van de toelichting wordt de huidige bebouwing van de eilanden positief bestemd. Dit houdt in dat de bebouwing wordt gelegaliseerd. Dit maakt een einde aan een jarenlange onzekere periode van gedogen. Ons Buiten is daar bijzonder blij mee. Het beeld dat in het plan wordt gecreëerd dat er sprake is van illegale bebouwing is onjuist. In het bestemmingsplan “Uitbreiding Hillegersbergse Plassen” van 1946 werden de eilanden bestemd als ‘park en plantsoen’ en werd de toen reeds jarenlange bestaande bebouwing wegbestemd. Dat plan is echter nooit uitgevoerd, hetgeen inhoudt dat de bebouwing niet illegaal is maar dat het vanaf 1946 gedoogd is. Ons Buiten heeft in het contract met de overheid de verplichting om de eilanden te beschoeien en op hoogte te houden. Het onderhoud van de eilanden heeft de gemeente tot op heden niets gekost. Dat is uitsluitend door de huurders gerealiseerd. Het gevolg daarvan is dat er nu mooi begroeide eilanden zijn. Punt 4.3 van de toelichting geeft de wens aan tot een betere toegang naar het door ons Buiten gehuurde terrein en water aan de Achterplas. Deze ontsluiting zou plaats kunnen vinden vanaf de Straatweg tussen de woningen nr. 151 en nr. 153. Voor Ons Buiten en ook voor de bewoners van de Molenwerf is dat positief. Ook het aanleggen van parkeerplaatsen voor de leden van Ons Buiten is positief. Dat zal leiden tot een vermindering van de parkeerdruk op de Straatweg. De financiële haalbaarheid van de ontsluiting is afhankelijk van het onderhandelingsresultaat met ons Buiten. Dat is logisch maar daarbij moet niet vergeten worden dat de ontsluiting van de woningen die op het terrein zullen komen, ook via die toegangsweg zal moeten gebeuren. Ook die bewoners zijn gebaat bij die nieuwe ontsluiting. Op medewerking van Ons Buiten voor de plannen kan gerekend worden, maar het zal volledig afhankelijk zijn van de financiële haalbaarheid voor de vereniging. Mevrouw Loohof woont langs de weg die gepland is tussen Straatweg 153 en 155. Ze maakt bezwaar tegen de wijziging van de bestemmingen achter de Molenwerf omdat daardoor een weg, parkeren en extra bebouwing achter nr. 153 en 155 mogelijk wordt. Ze heeft bezwaar omdat: 1) de bestaande kwaliteit, een hele informele landelijke kwaliteit, ten dele verdwijnt; 2) ze weet niet wat ze daarvoor terugkrijgt. Immers is niet bekend wat dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Dat wordt gesust door de opmerking dat er een klein weggetje komt maar de bomen naast haar huis ziet ze daardoor wel verdwijnen. Daar is ze huiverig voor; 3) er is een belangenafweging gemaakt: enerzijds de belangen van de Molenwerf, anderzijds de belangen van de eilandbewoners. De rekening wordt echter betaald door de bewoners van de Straatweg die er dan op uitkijken. Ze wil dat alle zorg aan de uitwerking wordt gedaan. Nu is het moment om daar heel kritisch op te zijn om ongewenste situaties in de toekomst te voorkomen. De heer Huising mist bij de overige onderwerpen Plaswijck, Lommerrijk en de uitbreiding van het bestaande raadshuis. Hij benadrukt zijn pleidooi om de lopende bouwaanvragen die via art. 19 procedure lid 1 en 2 aangevraagd zijn, of de aanvragen die verstrekt gaan worden, niet af te geven voordat het bestemmingsplan gereed is. Hij weet dat het niet gepast is van het DB om daar vanavond een uitspraak over te doen, maar dat zou hij nu wel eens willen weten. Er zijn immers vele gemeenten die niets doen voordat er een definitief bestemmingsplan is. De heer Van der Weijden zegt dat dat antwoord allang bekend is. De deelgemeente zou nooit jaren in procedure gegaan zijn voor CNA Looslaan 1 als dit niet het voornemen van de deelgemeente geweest zou zijn. Die zaken staan los van elkaar. De ruimtelijke ordeningsprocedure t.a.v. de CNA Looslaan 1 is zo goed als afgerond. Dat betekent dat het daarmee voor dit bestemmingsplan een gegeven is. De heer Huising vraagt wanneer die bouwvergunning wordt afgegeven. De heer Cremers verzoekt deze discussie niet voeren want dat is niet het onderwerp van deze avond. Die discussie is bovendien al een aantal keer gevoerd. De heer Huising zegt dat zijn vraag niet geheel beantwoord is. De vraag is of de bouwprocedures van art. 19 lid 1 en 2 nu gerealiseerd gaan worden.
144
De heer Oskamp merkt op dat de bestemming van Lommerrijk nu geen horecabestemming is. Lommerrijk heeft namelijk een sociaal culturele bestemming. Dat is zo gedaan zodat Lommerrijk de mogelijkheid zou hebben om hier ooit een danszaal of een bioscoop te bouwen. De heer Middendorf wijst erop dat er wel het besef moet zijn dat er op de plaats van Lommerrijk bebouwing van 4 hoog komt. De bomen verdwijnen en er wordt zo’n 30 meter in de plas gebouwd. In dit bestemmingsplan wordt er nauwelijks over gesproken. Er wordt alleen aangegeven dat er een mogelijkheid tot wijzigingsbevoegdheid in opgenomen kan worden. Er wordt niet aangegeven waaraan het beleid getoetst zou kunnen worden. Dat betekent dat aanvragen voor ontwikkeling alle ruimte krijgen om daaraan vorm te geven. Noch het bestuur noch de bewoners kunnen die aanvragen op de juiste gronden toetsen en daarmee bepalen of die aanvraag valt binnen het kader dat wij graag willen. Mevrouw Tuijnenburg Muijs-Breugem stelt dat het voorliggende plan inhoudt dat de bewoners er tegenaan moeten. Ze doet een dringend beroep op de politiek om deze avond goed te luisteren. Niets is moeizamer dan alsmaar door te gaan met een bestemmingsplan dat de bewoners niet willen. Dan bedoelt ze niet de kleine dingen, maar de hoofdlijnen zoals de heer Mani die beschreven heeft. Ze roept de politiek op te luisteren naar de bewoners en hen die martelgang te besparen. De heer Tol proeft weinig positieve reacties voor het plan. Hij doet de suggestie om net als bij het Bergse Dorpsstraatproject, een groep belanghebbenden te vormen en daarmee te overleggen. De heer De Hoogh zegt dat voor Lommerrijk in het bestemmingsplan de mogelijkheid tot bebouwing is opgenomen vanwege de onzekerheid over de levensvatbaarheid van de huidige horecafunctie. Voor zover hem bekend is er al 10 jaar sprake van het plan om deze horecalocatie te sluiten en woningbouw te realiseren. Wie bepaalt er of een horecalocatie wel of niet levensvatbaar is en of die genoeg winstgevend is? Indien het daadwerkelijk zo is dat Lommerrijk niet levensvatbaar is, vindt hij dat de eigenaar van Lommerrijk de boeken moet openen en aan de deelgemeente moet laten zien dat dat zo is. Als het zover is moet de deelgemeente ingrijpen en niet eerder. Het moet geen drogreden zijn omdat iemand al 10 jaar aanvoert dat het onzeker is of die horecagelegenheid levensvatbaar is. De heer Middendorf merkt op dat de vorige eigenaar in het laatste jaar dat hij eigenaar was, het hele personeel had uitgenodigd om naar Eurodisney te gaan vanwege de gigantische omzet die ze gehaald hadden. Het is nu aan een projectontwikkelaar verkocht en dat is de enige reden. De heer Damen vraagt de aanwezigen wie er voorstander is van de bebouwing van de horecalocaties en de pontons. Hij constateert dat er slechts 2 voorstanders zijn. Hij verzoekt de voorzitter van het DB dit bestemmingsplan, gezien de stemming, niet op deze manier door te zetten en rustig na te denken. Mevrouw Bax ziet overal verzoeken van de Coolsingel aan burgers om mee te denken over een schoon en leefbaar Rotterdam. Dan moet niet een leefbaar deel van Rotterdam met ruimte, groen en water kapot gemaakt worden. Ze begrijpt die discrepantie niet. De heer Bol zegt dat de ondernemersvereniging blij is met het eventueel mogelijk maken van een parkeerdek. Er is immers een parkeerprobleem voor de bewoners en de ondernemers. Hij hoopt dat er meer initiatieven komen om dat parkeerprobleem en het bereikbaarheidsprobleem op te lossen. Mevrouw Bruijs vraagt of de welstandscommissie nog bestaat. Zo vindt ze de barakken die neergezet zijn bij Donker een enorme aanfluiting. De heer Endtz merkt op dat de deelgemeente over Plaswijck heeft gezegd dat ze daar graag de horecabestemming wil behouden. Dat terrein is inmiddels verkocht. Hij heeft gelezen dat er een sloopvergunning is aangevraagd en vervolgens is toegewezen door de deelgemeente. Hoe valt dat te rijmen met de wens van de deelgemeente om daar horecabestemming te houden en wellicht te continueren? Mevrouw Bekedam (DB-lid) legt uit dat er een sloopvergunning is gegeven voor een paviljoen in het Plaswijckpark. Dat is dus niet voor de locatie Van der Valk. De heer Van Muijen vraag of het parkeerbeleid ook geldt voor de bewoners. De bewoners hebben immers niets aan een parkeergarage of een parkeerterrein. Ze betalen namelijk al voor parkeervergunningen. Parkeerterreinen en –garages zijn s’avonds dicht en de overige parkeerplaatsen zijn dan bezet door horecabezoekers.
145
Hij smeekt daarom nogmaals om die schuinparkeerplaatsen terug te leggen en om parkeermeters op de Freericksplaats. De mensen die daar wonen kunnen daar niet parkeren. Het gerucht gaat dat er een dek komt op het oude parkeerterrein van Albert Heijn. Voor de omwonenden leidt dat tot overlast. Bovendien kan de brandweer niet meer aan de achterkant komen bij calamiteiten. Voorts gaat het gerucht dat het hoekje met de drie mooie bomen op de hoek Streksingel/ Bergse Dorpsstraat weggaat en dat daar een nieuwe winkel komt. Het zou mooier zijn om dat mooie stukje grond met die drie mooie bomen te behouden en daar bijv. een broodjeszaak met terrasje te plaatsen. De heer Oskamp vraagt hoe de aanwezigen de antwoorden krijgen op de vanavond gestelde vragen. De heer Cremers antwoordt dat er een verslag wordt gemaakt waarin alle vragen, opmerkingen en kanttekeningen genoteerd zijn. Die worden allemaal beschouwd als zienswijze. Dat houdt in dat het DB op al die zaken een reactie zal geven. Die komen terecht in de zienswijzenrapportage van het DB samen met de schriftelijke inspraakreacties. Het verslag en de zienswijzenrapportage wordt naar iedereen gestuurd die vanavond zijn naam en adres heeft genoemd. Het wordt ook gestuurd naar degenen die hun naam op de intekenlijsten hebben gezet. De zienswijzenrapportage wordt vervolgens in de Commissie RO van de deelgemeente behandeld en vervolgens in de deelraadsvergadering. Dan pas wordt het definitieve standpunt van het DB aan het college bepaald. Daarna komt de fase van het ontwerp bestemmingsplan en kan eenieder laten weten met welke veranderingen ze wel en niet tevreden zijn. De heer Swart heeft gehoord dat de procedure jaren duurt. Waarom geen snelle procedure door middel van een referendum over de pontons, het Cosseeterrein, de bebouwing in de achtertuin aan de plas en zo zijn er nog een paar onderwerpen? De heer Huising wil nu toch weten of het DB het eens is met dit voorontwerp bestemmingsplan, met name nu gebleken is dat de het overgrote deel van de aanwezigen het wil afblazen. Hoe gaat het DB daar mee om? De heer Den Arend vindt dat er echt een goede oplossing gevonden moet worden voor het parkeerprobleem van de bewoners van de Weissenbruchlaan, Freericksplaats en Streksingel. Een optie is een afgesloten parkeerterrein voor bewoners. Voorts vindt hij dat de deelgemeente meer politie moet gaan inzetten tegen de overlast door hangjongeren langs de plas. De geluidsoverlast later op de avond, zeker als er meer horecagelegenheid komt, zal alleen maar toenemen. Hij pleit voor meer politiecontrole. Mevrouw Oostlander is na haar verhuizing gaan wonen aan de Freericksplaats met uitzicht op de Weissenbruchlaan. Dat heeft ze gekozen vanwege de ruime zicht en het groen. Ze hoopt dat dat zo blijft zonder horeca. De heer Hopmans zegt dat het de bewoners van Plasoord is gelukt om de hangjongeren daar weg te krijgen. De heer Rotmans zegt dat als de locatie Van der Valk verdwijnt, er wederom een hangplek verdwijnt. Waar moet de hangjongeren dan naartoe? De heer Van Doorn maakt zich zorgen over wat er gaat gebeuren na afloop van deze avond. Gezien de hoeveelheid bezwaren van diverse mensen over verschillende onderwerpen lijkt het alsof de belangen van de bewoners onvoldoende zijn afgewogen. Daar is geen onderzoek naar gedaan. Er is ook geen rekening gehouden met de gevolgen van dit plan voor de infrastructuur en wat dat met zich meebrengt. Tevens is geen onderzoek gedaan naar de flora de fauna en hoe het historische karakter zich verhoudt tot het totale plan. Sowieso ontbreekt het integrale plan. Wat hem het meeste opvalt is dat er zoveel wijzigingsbevoegdheden op belangrijke punten zijn aangebracht zodat niemand in deze zaal weet wat er gaat gebeuren. Hij hoopt dat de deelgemeente dit zeer serieus neemt. Hij heeft vertrouwen in de deelgemeente dat ze dat zal doen. Mocht dat niet gebeuren dan zal hij met een aantal medestanders de procedure nog eens bestuursrechtelijk doorlopen om te kijken of het allemaal wel zorgvuldig is gebeurd. De heer De Hoogh merkt op dat het bestemmingsplan compleet ter inzage gelegd moet worden. Hij heeft geconstateerd dat het voorontwerp bestemmingsplan niet compleet is. De bijdrage van het plan op de luchtkwaliteit wordt momenteel onderzocht. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, zullen ze verwerkt worden. Dat ontbreekt, dus verzoekt hij de volledige procedure op te schorten totdat dit bestemmingsplan compleet is en eenieder dat heeft kunnen inzien.
146
De heer Cremers zegt deze avond herhaaldelijk uitgedaagd te zijn om standpunten te geven. Dat heeft hij heel nadrukkelijk slechts in zeer beperkte mate gedaan omdat hij de aanwezigen niet de kans wilde ontnemen hun inspraakreacties te geven. Dat de vragen vanavond niet beantwoord zijn, betekent niet dat er op die vragen geen antwoord te geven is. Zo is er bijvoorbeeld wel een beeldkwaliteitsplan en is bekeken hoe zich dat verhoudt tot dit bestemmingsplan. Ook komt het DB met een visie op de groenstructuur in deze deelgemeente. Natuurlijk wordt elk bouwplan getoetst aan eisen m.b.t. verkeersvoorzieningen, milieuoverlast etc. De wereld staat niet stil. Dit bestemmingsplan kan daarom niet alles bepalen en inhouden van wat in de toekomst moet gaan plaatsvinden zoals het al dan niet aanleggen van de verbinding A13/A16. Wachten totdat er over alles duidelijk zou bestaan, zou betekenen dat de deelgemeente de situatie die in dit gebied al tientallen jaren bestaat, zou continueren. Dan zou er voor ieder plan een tijdrovende en bijzonder onoverzichtelijke art. 19 lid 1 of 2 procedure gestart moeten worden. Dat is nooit in het voordeel van de bewoners omdat er dan geen kader is waaraan ze kunnen toetsen of bepaalde ontwikkelingen wel of niet mogelijk zijn. Het is niet alleen in het belang van het bestuur en haar wettelijk plicht, maar het is dus ook in het belang van de inwoners dat er een geactualiseerd bestemmingsplan voor dit gebied komt. Dat komt er ook. Het DB heeft voor een uitgebreide procedure gekozen omdat een aantal zaken dermate complex en moeizaam is dat het DB wilde weten wat de inwoners ervan vinden. Op basis daarvan kan het DB met een nieuw standpunt komen. Er zal dus heel serieus met de reacties worden omgegaan. 6. Sluiting. De Voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de bijeenkomst om 21.53 uur
147
Bijlage B Adressenlijst insprekers “Kern en Plassen” Schriftelijke inspraakreacties 1. Watersportvereniging Ons Buiten, Jan Prinshof 28, 3031 NK Rotterdam 2. Vereniging Bergse Plassen, J.W. Frisostraat 11 B, 3051 EH Rotterdam 3. J. Schipper en S. Lohof, Straatweg 153, 3054 AC Rotterdam. 4. M. de Visser, Straatweg 147, 3054 AC Rotterdam 5. Scouting Hillegersberg, Leermos 29, 3069 AM Rotterdam 6. R. Krijthe, Straatweg 141, 3054 AC Rotterdam 7. Van Omme en de Groot, Heemraadssingel 223, 3023 CD Rotterdam 8. F. Kooning en P. Booms, Plasoord 29 A, 3054 LJ Rotterdam 9. Tj. de Jong architecten, Adrianalaan 47, 3053 WC Rotterdam 10 mr J. Kooijman, Wilgenoord 7, 3054 AW Rotterdam 11 Tennisclub Lommerrijk, postbus 34024, 3005 GA Rotterdam 12 Cauchos aan de plas, Weissenbruchlaan 149, 3054 LM Rotterdam 13 E. Ebert, Adriaen van der Doeslaan 30, 3054 EE Rotterdam 14 C. Spindler, Burg. Le Fevre de Montignylaan 222, 3055 NJ Rotterdam 15 mr J. Vijlbrief - van der Schaft, p/a Simmons & Simmons, postbus 190, 3000 AD Rotterdam 16 Watersportvereniging Aegir, postbus 35032, 3005 DA Rotterdam 17 Watersportvereniging Uno, Beemsterhoek 263, 2905 XP Capelle aan den IJssel 18 J. van Nieuwkasteele, Krulmos 3, 2661 ME Bergschenhoek 19 R. Allart, Fluitekruid 49, 3068 RP Rotterdam 20 I van Rossum, Nieuwe Kerkstraat 25 A, 3054 ND Rotterdam 20 A J.Bijl, Kerstant van den Bergelaan 28 A, 3054 ES Rotterdam 20 B P. van de Laar, Kerstant van den Bergelaan 20 B, 3054 ER Rotterdam 20 C P. van Aalen van de Most, Kerstant van den Bergelaan 20 A, 3054 ER Rotterdam 20 D G. Fahmel, Kerstant van den Bergelaan 16 A, 3054 ER Rotterdam 20 E Bergwerff, Nw Kerkstraat 21 B, 3054 ND Rotterdam 20 F Bijloo, Nw Kerkstraat 17, 3054 ND Rotterdam 20 G N. Langelaan, Nw Kerkstraat 19, 3054 ND Rotterdam 20 H A. Zevenbergen, Kerstant van den Bergelaan 26 A, 3054 ES Rotterdam 20 I A. van Kralingen, Kerstant van den Bergelaan 12 A, 3054 ER Rotterdam 21 Bond Heemschut, Berkelselaan 17 B, 3037 PA Rotterdam 22 C. Paardekamp, Oude Raadhuislaan 39 B, 3054 NN Rotterdam 23 E. den Hartog, C.N.A. Looslaan 56, 3054 BS Rotterdam 24 Schruer advocaten Bergsingel 249, 3037 GW Rotterdam 25 mr M. Middendorf, Straatweg 89, 3054 AB Rotterdam 26 Stichting Berg en Broek, Larikslaan 221, 3053 LH Rotterdam 27 Vereniging Stedenbouwkundig Wijkbehoud Hillegersberg, Schiebroek, Terbregge, postbus 35054, 3005 DB Rotterdam. 28. C. de Ruiter – de Groot, Straatweg 167, 3054 AD Rotterdam 29 H. Rijnsburger. Park Ypenburg 3, 2396 CR Koudekerk aan de Rijn 30 Bewonersvereniging Het Statenlaankwartier, Johan de Wittlaan 19, 3051 HE Rotterdam 30 A Bewoners Organisatie Kleiwegkwartier, Koraalstraat 19, 3051 VG Rotterdam 31 H. Troost, Streksingel 125, 3054 HD Rotterdam 32. C. Kok, Straatweg 268, 3054 AN Rotterdam 33 H. Vismans, Chabotlaan 181, 3055 AE Rotterdam 34 R. Mentzel, Nw Kerkstraat 20 B , 3054 NJ Rotterdam Mevr drs. A. Bonneur – Van de Vlist, Hilleniussingel 15, 3054 EX Rotterdam 35 F. Gompen, Straatweg 258, 3054 AN Rotterdam 36 C. Mast, Saffierstraat 19, 3051 XT Rotterdam 37 F.Vroon, Straatweg 140, 3051 BN Rotterdam 38 Active Real Estate, Stoomloggerweg 8 C, 3133 KT Vlaardingen 39 Ondernemersvereniging Hillegersberg, Corkstraat 46, 3047 AC Rotterdam 40 W. Bouma, Oude Raadhuislaan 25 B, 3054 NM Rotterdam 41 P. Peeters en M. Laakes, Oude Raadhuislaan 31 B, 3054 NT Rotterdam 42 H. Meijer, Oude Raadhuislaan 118, 3054 NT Rotterdam 43 R. Steens en C. Laarman, Oude Raadhuislaan 19 B, 3054 NM Rotterdam
148
44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 57 A 58 58 A 59 60 61 62 63 64 65. 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84
R. Dekker, Oude Raadhuislaan 27 B, 3054 NM Rotterdam Country House Collections, Bergse Dorpsstraat 44/46, 3054 GE Rotterdam R. Klumpes, Straatweg 199, 3054 AE Rotterdam Historisch Genootschap Roterodamum, Oostmaaslaan 676, 3063 DJ Rotterdam SRK Rechtsbijstand, postbus 3020, 2700 LA Zoetermeer J. van ’t Veer, Plasoord 16, 3054 LK Rotterdam mr K. den Hartog, Burg. Lefevre de Montignylaan 37, 3055 LB Rotterdam J. Stoutjesdijk, Anjerdreef 14, 2651 XS Berkel en Rodenrijs Scouting SBN Doorman – Movo groep, Akkerwinde 32, 2906 XB Capelle aan den IJssel J. Toetenel, Oude Raadhuislaan 37 B, 3054 NN Rotterdam Mevr. M. Steenkamer, Oude Raadhuislaan 39 A, 3054 NN Rotterdam Kon. Nederlandse Slagersorganisatie, postbus 1234, 2280 CE Rijswijk J-W Tol, Bergse Dorpsstraat 98, 3054 GG Rotterdam Bewonersvereniging het Schiereiland, Emmalaan 59, 3051 JD Rotterdam. R. Voormolen, Dennenlaan 52, 7822 EL Emmen A. Rijswijk, Ceintuurbaan 165, 3035 KC Rotterdam Mevr. M. Udding en E. van de Graaf, Aagje Dekenstraat 39, 3027 RA Rotterdam Mevr. A. Schumm, Oude Raadhuislaan 29, 3054 NN Rotterdam W. Bouma, Oude Raadhuislaan 25 B, 3054 NM Rotterdam Dura Vermeer Bouw Rotterdam BV, postbus 1986, 3000 BZ Rotterdam Vereniging tot behoud kern en plassen Hillegersberg, Berglustlaan 9, 3054 BA Rotterdam L. Verhoeven, Straatweg 101, 3054 AB Rotterdam Mevr. W. van Harskamp-Rijntjes, Statenlaan 21, 3051 HJ Rotterdam drs M.Uunk en mevr. C den Hartog, Berglustlaan 12 B 3054 BG Rotterdam A. Oostlander – van de Akker, Freerickplaats 63 , 3054 GL Rotterdam G. Tuijnenburg Muijs en A Tuijnenburg Muijs-Breugem, Prins Bernhardkade 12, 3051 AH Rotterdam A. Damen en G. van de Ven, Plasoord 7, 3054 LJ Rotterdam J. Verkaik, Kemperweg 168, 3052 VM Rotterdam Bewoners Plasoord p/a Plasoord 21 , 3054 LJ Rotterdam P. Verheggen, Strekkade 25, 3054 XN Rotterdam mr drs A. Schulten, Bergse Plaslaan 8, 3054 AR Rotterdam mr W. Luiten, Strekkade 29, 3054 XN Rotterdam Mevr. R. Spaan Klauss, Berglustlaan 27, 3054 BA Rotterdam Bewoners Hillegondaflat, Chabotlaan 91, 3055 AC Rotterdam drs J. Hartong, Chabotlaan 269, 3055 AH Rotterdam G. Gerritsen, Weissenbruchlaan 70, 3054 LP Rotterdam M. Alblas, Chabotlaan 163, 3055 AE Rotterdam Mevr. C. Schraudt, Breedveldsingel 29, 3055 PH Rotterdam ing. A. de Neef, Bergse Dorpsstraat 13, 3054 GA Rotterdam R. Bornkamp, Mauvelaan 9, 3055 BL Rotterdam mr M. Sips, Buitenzorg 1, 3054 KX Rotterdam Th. Hoedemaker, Buitenzorg 25, 3054 KZ Rotterdam De Jonge advocaten, postbus 4124, 3006 AC Rotterdam A. van Muijen (Dorpskern bewoners Hillegersberg) , Freericksplaats 16 B, 3054 GM Rotterdam H. van Weel (vrienden van de Molenweide) , Molenwerf 2, 3054 AT Rotterdam
mondelinge inspraakreacties (verslag inspraakbijeenkomst) M1 De heer Van Muijen, Freericksplaats 16 B 3054 GM Rotterdam M2 De heer Damen, Plasoord 7 3054 LJ Rotterdam M3 De heer Den Arend, Weissenbruchlaan 22 3054 LN Rotterdam M4 De heer Huising, Berglustlaan 3, 3054 BE Rotterdam M5 De heer Bol, Weissenbruchlaan 149 3054 LM Rotterdam M6 De heer Endtz, Berglustlaan 85 3054 BE Rotterdam M7 De heer Van Doorn, Beatrixplantsoen 8 Rotterdam M8 De heer De Hoogh, Berglustlaan 61 A, 3054 BC Rotterdam M9 De heer Middendorf, Straatweg 89 3054 AB Rotterdam M 10 Mevr Van Westenbrugge, Verdilaan 29, 3055 SL Rotterdam
149
M 11 M 12 M 13 M 14 M 15 M 16 M 17 M 18 M 19 M 20 M 21 M 22 M 23 M 24 M 25 M 26 M 27 M 28 M 29 M 30
Mevr Tol, Weissenbruchlaan 10, 3054 LN Rotterdam Mevr Van der Cammen, Bergse Dorpstraat 7 3054 GA Rotterdam De heer Mani, postbus 35054, 3005 DB Rotterdam Mevr Tuijnenburg Muijs-Breugem, Prins Bernardkade 12 3051 AH Rotterdam De heer Wiegers, Park Bijdorp 23 3054 AX Rotterdam De heer Jannesen, p/a Jan Prinshof 28, 3031 NK Rotterdam De heer Vismans, Chabotlaan 181, 3055 AE Rotterdam De heer Toutenel, Oude Raadhuislaan 37B 3054 NN Rotterdam De heer Tol, Bergse Dorpstraat 98 3054 GG Rotterdam Mevr Bruijs, Lijsterlaan 90 3055 CJ Rotterdam Mevr Schumm, Oude Raadhuislaan 29 3054 NN Rotterdam De heer Jonker, Plasoord 32 3054 LL Rotterdam De heer Oskamp, Jan Prinshof 28 3031 NK Rotterdam Mevr Loohof, Straatweg 153 3054 AC Rotterdam Mevr Bax, Van Goghlaan 2/KG , 3055 PM Rotterdam Mevr Oostlander, Freericksplaats 63, 3054 GL Rotterdam De heer Terhardt, Plaszicht 3, 3054 AV Rotterdam De heer Hopmans, Plasoord Rotterdam De heer Rotmans, Zonnebloemstraat 4 B, 3051 SV Rotterdam Mevr Van Beelen, Weissenbruchlaan 42 3054 LN Rotterdam
mondelinge inspraakreacties (inspraakformulieren) F1 Mevr J.P de Wolf, Weissenbruchlaan 100, 3054 LR Rotterdam F2 Mevr Holderikx, Van Goghlaan 20, 3055 PM Rotterdam F3 Mevr Postema, Chabotlaan 203, 3055 AG Rotterdam F4 Mevr Westerbeeke, Floris Versterlaan 3, 3055 BM Rotterdam F5 Mevr M. de Jong, Beethovenlaan 60 3055 JD Rotterdam F6 Mevr Oostlander, Breitnersingel 33 3055 BA Rotterdam F7 Mevr Bosch, Prinses Beatrixplantsoen 28 3055 PV Rotterdam F8 De heer W. Vermeij, Jeroen Boschlaan 3055 NP Rotterdam F9 Mevr Meijer, Molenlaan 254 3055 GL Rotterdam F 10 De heer J. Schouten, Prinses Beatrixplantsoen 6 E, 3055 PT Rotterdam F 11 De heer/mevr Van der Cammen, Weissenbruchlaan 138 3054 LS Rotterdam F 12 Mevr Goedendorp, Van Ballegooijsingel 92 3055 PE Rotterdam F 13 Mevr Furman, Grindweg 22 3055 VA Rotterdam F 14 Mevr. Maagdenburg, Van Ballegooijsingel 92 3055 PE Rotterdam F 15 De heer Qwataal Von Weberlaan, 44 3055 HZ Rotterdam F 16 Mevr. Ledeboer, Burg. Le Fevre de Montignyplein 8 3055 NL Rotterdam F 17 De heer Van Heugten, Borchsatelaan 120 3055 ZN Rotterdam F 18 Mevr Heald, Weissenbruchlaan 140 3054 LS Rotterdam F 19 De heer Haak, Weissenbruchlaan 64 3954 LP Rotterdam F 20 De heer/mevr Schroten, Breitnersingel 56 3055 BD Rotterdam F 21 Dhr/mevr. Van Ommeren, Streksingel 225 3054 HH Rotterdam F 22 Mevr Speelman, Chabotlaan 157 3055 AE Rotterdam F 23 Mevr. Deutekom, Borchsatelaan 120 3055 ZN Rotterdam F 24 De heer Teng, Breitnersingel 5 3055 BA Rotterdam F 25 Mevr Vermeulen, Weissenbruchlaan 20 3054 LN Rotterdam F 26 De heer Janzen, Chabotlaan 273 3055 AH Rotterdam F 27 Mevr. Van der Plas, Chabotlaan 219 3055 AG Rotterdam F 28 Mevr. Van der Werf, Freericksplaats 37, 3054 GL Rotterdam F 29 Mevr. Struik, Van Ballegooijsingel 88 3055 PE Rotterdam F 30 Dhr. H. Vermeulen, Burg. Le Fevre de Montignylaan 21 3055 LB Rotterdam F 31 De heer J. Toetenel, Oude Raadhuislaan 37B 3054 NN Rotterdam
150
Bijlage C Formulieren waarop de mondeling inspraakreacties zijn vastgelegd.
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
II REGELS
INHOUDSOPGAVE REGELS Regels behorende bij het ontwerpbestemmingsplan “Kern en Plassen”, gemeente Rotterdam Inleidende bepalingen artikel 1 - begripsbepalingen artikel 2 - algemene bepalingen artikel 2A – gebruiksbepaling woningen / praktijkruimten bestemmingen artikel 3 - woningen artikel 4 - vervallen artikel 5 - woningen III artikel 6 - vervallen artikel 7 - maatschappelijke voorzieningen artikel 8 - winkels artikel 9 - gemengde bebouwing I / II / III artikel 10 - horeca artikel 11 - molen artikel 12 - bedrijven artikel 13 - achterbouw artikel 14 - garages artikel 15 - verkeersweg artikel 16 - verblijfsgebied artikel 17 - jachthaven artikel 18 - recreatieve voorzieningen I / II / III / IV artikel 19 - groen artikel 20 - tuin artikel 21 - tuin I artikel 22 - erf artikel 23 - voorzieningen van openbaar nut artikel 24 - begraafplaats artikel 25 - water I / II artikel 26 - natuurgebied artikel 27 - waterkering artikel 28 - gebouwde parkeervoorzieningen artikel 29 - leiding artikel 30 - archeologisch waardevol gebied overige bepalingen artikel 31 - algemene ontheffing artikel 32 - wijziging van het plan artikel 33 - overgangsbepalingen artikel 34 - naamgeving Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels Kern en Plassen. Stedenbouwkundige randvoorwaarden Cosseeterrein Hillegersberg november 2008 Lijst inventarisatie zomerhuisjes Bergse Achterplas groter dan 40 m².
Artikel 1 - begripsbepalingen Aan huis gebonden beroep/bedrijf Een beroep/bedrijf dat door de bewoner aan huis wordt uitgeoefend. Aanbouw (uitbouw) Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (een uitbouw wordt ook hieronder begrepen). Achtertuin Tuingedeelte gelegen achter de achtergevel bouwgrens (en de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde hiervan). Algemene wet bestuursrecht De Algemene wet bestuursrecht zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Archeologisch deskundige Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere op archeologisch gebied deskundige adviseur. Bebouwingsnormen De normen aangegeven in de regels en/of plankaart waaraan bebouwing dient te voldoen (zoals bebouwingsgrens, grens bouwhoogten, maximum hoogte in meters, maximum aantal bouwlagen, maximum bebouwingspercentage, plat afgedekt, e.d.) Bebouwingspercentage Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen. Bestemmingsgrens Een als zodanig verklaarde lijn op de plankaart die de grens vormt van een bepaalde bestemming. Bestemmingsvlek Een vlek met eenzelfde bestemming. Bouwgrens (bebouwingsgrens) Een als zodanig verklaarde lijn op de plankaart welke niet door gebouwen mag worden overschreden. Bouwhoogte/goothoogte a. bouwhoogte: de hoogte van een bouwwerk tussen peil en het hoogste punt van het bouwwerk (zie ook artikel 2, wijze van meten) ; b. goothoogte: de hoogte van een bouwwerk tussen peil en de horizontale snijlijn van gevel- en dakvlak. Bouwlaag Voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak). Een kap/schuin dakvlak, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap/schuin dakvlak, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. NB: onder het “theoretisch profiel van een kap” wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek tenminste 20 en maximaal 60 graden bedraagt. (Bouw)perceel Een perceel grond waarop - krachtens de erop gelegde bestemming - bebouwing is toegestaan.
Bouwverordening Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bruto vloeroppervlak (b.v.o.) Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend. Bijgebouw Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel. Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Dove gevel a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede , b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m². Erf Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, water en bouwwerken van lichte constructie, zoals carports, fietsenstallingen, slagbomen e.d. Tevens (in het kader van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken d.d.13 juli 2002) wordt voor wat betreft de gronden aan de Straatweg met de bestemming “woningen III” als erf aangemerkt het perceelsgedeelte gelegen tussen de voor- en achtergevel bouwgrenzen. Gebouw Een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Geluidsgevoelige functies ( in de zin van de Wet geluidhinder) Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen Gevaarlijke stoffen Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Grondgebonden woningen Woningen, met een bij de woning behorende tuin.
Hoofdgebouw Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel. Horeca Inrichtingen welke bedrijfsmatig logies verschaffen, dranken en spijzen voor gebruik ter plaatse verstrekken, zalen verhuren. Afhaalcentra worden mede hieronder begrepen. Kap De afdekking van een gebouw met schuine vlakken waarvan de hellingshoek tenminste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. Kantoren Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard. Kleinschalige speeltoestellen Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter Maaiveld De hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing. Maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Milieudeskundige De directeur van de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende adviseur. Niet-gestapelde woning Een woning welke niet gestapeld is met een andere woning en/of een andere functie dan woning. Openbaar nutsvoorzieningen Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het gebied van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen. Peil (straat-) voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. Plasoever De scheidingslijn tussen land en water (van de Bergse Voor-/ Achterplas). Praktijkruimte Een werkruimte in een gebouw, welke ruimte geen onderdeel uitmaakt van een woning (zie ook artikel 2A). Publieke dienstverlening Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.
Rijbaan Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. Rijstrook Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanig breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken. Souterrain Een gebruiksruimte in een gebouw, welke voor andere doeleinden dan wonen wordt gebruikt en zich gedeeltelijk ondergronds bevindt. Straatmeubilair Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d. Tuin Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen e.d.) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt. Uitstekende delen aan gebouwen Erkers, luifels, balkons, dakoverstekken, overkragende verdiepingen e.d. Vrije vloeroppervlakte Vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van tenminste 2,1 meter. Waterstaatsdoeleinden Voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de aan- en afvoer van oppervlaktewater, zoals dijken, duikers, dammen, beschoeiingen, kademuren, taluds, onderhoudswegen e.d. Wet geluidhinder De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Wet op de economische delicten De Wet op de economische delicten zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Wet ruimtelijke ordening De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Winkel Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belhuis wordt hier niet onder begrepen. Woningwet De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. Zomerhuisje Gebouw ten behoeve van niet-permanente bewoning van recreatieve aard, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. Zijtuin Tuingedeelte gelegen tussen de denkbeeldige lijnen getrokken in het verlengde van de voor- en achtergevel bouwgrenzen.
Artikel 2 - algemene bepalingen 1. a.
b.
c. d.
e. f. 2. a. b.
c.
d.
e. f.
g. h.
Wijze van meten De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf peil (tenzij elders in deze regels anders is bepaald) tot het hoogste punt van het bouwwerk. Technische voorzieningen voor het doelmatig functioneren van een bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, ramenwasinstallaties e.d., mits niet hoger dan 4 meter, worden niet meegerekend. Een en ander met die beperking dat niet meer dan 25 % van het grondoppervlak van het betreffende gebouw hiervoor mag worden gebruikt. De goothoogte wordt gemeten vanaf peil tot de horizontale snijlijn van het gevel- en dakvlak. Het grondoppervlak van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten tussen de verticale projecties van de buitenzijde van de gevels, dan wel het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en 1 meter boven peil. Dakoverstekken, luifels, niet aaneengesloten balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter; De inhoud van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks, dan wel uit het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en 1 meter boven peil; De breedte van een gebouw wordt gemeten van de buitenkant van de ene zijgevel tot de buitenkant van de andere zijgevel, dan wel van hart tot hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren. Indien de zijgevels niet evenwijdig aan elkaar lopen, dient de grootste breedte te worden aangehouden. Het meten van de afstand tussen twee gebouwen geschiedt van gevel tot gevel op 1 meter boven peil, op het punt waar de gebouwen het dichtst bij elkaar liggen. Het meten van de afstand van een bouwwerk tot een bepaalde grenslijn dient te geschieden op het punt waar het bouwwerk en bedoelde grenslijn het dichtst bij elkaar liggen. Bebouwingsnormen Ten aanzien van de toegestane bebouwing op een bepaalde bestemmingsvlek, gelden de bebouwingsnormen vermeld op de plankaart, tenzij in deze regels anders is bepaald. Ingeval voor gronden met een gedetailleerde bouwbestemming geen maximum bebouwingspercentage op de plankaart is ingeschreven, mogen bedoelde gronden geheel worden bebouwd, uiteraard met inachtneming van eventuele andere bebouwingsnormen voor de gronden in kwestie. Ingeval op de plankaart of in deze regels een maximum aantal bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte uitgegaan te worden van een maximum hoogte van 3,5 meter voor een bouwlaag voor een woonfunctie resp. 4,5 meter voor een bouwlaag voor een niet-woonfunctie. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap/ schuin dakvlak, hetzij met een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap met schuine zijden met een hellingshoek van niet meer dan 60 graden, tenzij elders in deze regels anders is bepaald. Een en ander met dien verstande dat voor woongebouwen het verschil tussen goot- en nokhoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen. Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil. Dakkapellen op schuine dakvlakken zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden: - Ingeval zij geplaatst worden op het voordakvlak of een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak, mogen zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak, waarbij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak aangehouden dient te worden. Niet meer dan één dakkapel mag in het voordakvlak worden gerealiseerd. - Ingeval zij geplaatst worden op een ander dakvlak dan de genoemde, geldt dat zij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak dienen aan te houden. - Op een aanbouw aan een niet-gestapelde woning is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak. In alle gevallen geldt dat: - de bovenzijde tenminste 0,5 meter onder de nok van het pand dient te blijven; - de voorzijde tenminste 1 meter dient terug te liggen ten opzichte van de gevel. De bebouwingsnormen vermeld op de plankaart en/of in de regels hebben betrekking op bovengrondse bouw, tenzij elders in deze regels anders is vermeld. Een overbouwde doorgang mag slechts worden gebouwd met inachtneming van een vrije doorgang waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien
verstande dat ingeval de doorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn. 3.
4. 4.1 4.2
5.
5.1
5.2
6.
Anti dubbeltel bepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Geluidhinder Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige functies alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. Wegen mogen niet meer dan 2 rijstroken tellen (voorsorteerstroken en parkeerstroken niet meegeteld). Molenbeschermingszone Rond de traditionele windmolen de “Prinsenmolen” (grondzeiler) geldt ten behoeve van de windvang van de molen en het zicht op de molen een beschermingszone, welke op de plankaart is aangegeven, met een straal van 400 meter gemeten uit de voet van de molen. Binnen de molenbeschermingszone is de volgende molenregeling van toepassing: Binnen een straal van 100 meter rond de molen mag bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan de onderste punt van de verticaal staande wiek (0,2 meter + NAP). Binnen een straal tussen de 100 en 400 meter mag de hoogte van bebouwing en beplanting niet meer zijn dan 1/100 van de afstand tussen bouwwerk en molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek. De bijzondere bouwhoogte regels op grond van de molenregeling gaan voor de algemene bouwhoogte regels voor gronden gelegen binnen de beschermingszone, voorzover de molenregeling een geringere bouwhoogte voorschrijft. Straalpad Ingeval voor de gronden welke nader aangeduid zijn op de plankaart als straalpad (vormende het beschermingsgebied van de straalverbinding van Rotterdam naar Gouda), uit deze regels of uit de plankaart een grotere bouwhoogte voortvloeit dan 91 meter boven N.A.P, mag op die gronden niettemin de genoemde bouwhoogte niet worden overschreden.
Artikel 2A – gebruiksbepaling woningen / praktijkruimten 1. a. b. c. d.
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % (met een maximum van 70 m²) wordt gebruikt voor werkactiviteiten; de woning niet wordt gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
2.
Praktijkruimten (elk niet groter dan 750 m² b.v.o.) mogen worden gebruikt ten behoeve van kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (m.u.v. geluidsgevoelige functies), alsmede voor categorie 1 bedrijven van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Detailhandel is niet toegestaan (tenzij als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsactiviteiten.
3
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke – gehoord de milieudeskundige – daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking
3.1
hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking. Artikel 3 - woningen 1. a. b. c. d. e. f. g 2. 2.1 2.2
3.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "woningen” zijn bestemd voor: woningen, incl. inpandige bergingen/stallingsgarages; gebouwde parkeervoorzieningen, geheel of ten dele ondergronds, uitsluitend waar zulks op de plankaart is aangegeven; gebouwde parkeervoorzieningen, op de begane grond, aan de Straatweg 1-42 (Park Bijdorp); overbouwde doorgang, waar zulks op de plankaart is aangegeven; horeca, kantoor, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, op de begane grond, uitsluitend waar zulks op de plankaart is aangegeven; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). bouwwerken, zoals vermeld onder de bouwregeling; Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Niet meer dan 2 bouwlagen zijn toegestaan, tenzij anders op de plankaart is aangegeven. (gebouwde) terassen aan de woningen Wilgenoord 1 t/m 6. Deze terrassen mogen aan de oorspronkelijke zijgevel niet breder zijn dan 3 meter en aan de oorspronkelijke achtergevel niet dieper dan 2,5 meter. Gebruiksregeling Inpandige stallingsgarages mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van parkeren en opslag voor huishoudelijke doeleinden.
Artikel 4 – vervallen
Artikel 5 woningen III 1. a.
b. c. 2.
3.1 3.2
3.3
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “woningen III” zijn bestemd voor: grondgebonden woningen, incl. de daarbij behorende inpandige bergingen en garages (al dan niet ondergronds), aanbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden, watergangen, vijvers, onoverdekte zwwembaden, e.d. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30); kantoor, uitsluitend ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart. Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Bouwgrenzen De achtergevel bouwgrens ligt op 30 meter afstand parallel aan de voorgevel bouwgrens, zoals aangegeven op de plankaart. De voor- en achtergevel bouwgrenzen (welke op de plankaart zijn aangegeven) mogen niet door gebouwen (hoofdgebouwen en bijgebouwen) worden overschreden. Een uitzondering hierop geldt voor uitstekende delen aan gebouwen (balkons, luifels e.d.), mits deze tenminste 2,2 meter boven maaiveld en niet dieper dan 2 meter uit de gevel reiken, alsmede voor gebouwen (hoofdgebouwen en bijgebouwen) welke buiten deze grenzen aanwezig zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Op de gronden gelegen tussen voor- en achtergevel bouwgrens mag niet meer dan één hoofdgebouw worden gebouwd, incl. de daarbij behorende inpandige bergingen en garages (al dan niet ondergronds), aanbouwen en bijgebouwen.
4.1 4.2 4.3 4.4
5.1
5.2 5.3 5.3
6.1 6.2 6.3 7.1 7.2 7.3
8.1
9.1 9.2
Hoofdgebouw Een hoofdgebouw mag bestaan uit één vrijstaande woning of twee aaneen gebouwde woningen. Een hoofdgebouw (incl. aanbouw(en) aan de zijgevel(s) mag niet breder zijn dan 25 meter. Een hoofdgebouw (incl. aanbouw(en) aan de zijgevel(s) dient bij een perceelsbreedte van 17 meter of meer tenminste 2,5 meter afstand tot de zijerfgrens aan te houden; de breedte van een bouwperceel wordt hierbij gemeten ter hoogte van de voorgevel bouwgrens. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 7 meter; hierop is een kap toegestaan van ten hoogste 7 meter. Aanbouwen Een aanbouw is slechts toegestaan aan de zij- en/of achtergevel van een hoofdgebouw. Een aanbouw aan de zijgevel is slechts toegestaan voor zover deze aanwezig was op de datum van ter inzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, of op die datum alsnog gerealiseerd kon worden op basis van een verleende bouwvergunning. Een aanbouw dient een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden. Een aanbouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel. Een aanbouw mag niet dieper reiken dan tot de achtergevel bouwgrens, zoals aangegeven op de plankaart. Een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau + 0,25 meter van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een kap/ schuin dakvlak, mits met dezelfde hellingshoek als de kap / schuin dakvlak van het hoofdgebouw. Bijgebouwen Bijgebouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden. De maximum toegestane goothoogte van een bijgebouw bedraagt 3 meter; een kap is toegestaan met schuine zijden onder een hellingshoek van ten hoogste 45 graden. Een bijgebouw mag niet groter zijn dan 35 m². Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Een gebouwd terras en een onoverdekt terras mogen niet hoger reiken dan 0,2 meter boven maaiveld; alleen bij vrijstaande woningen mogen gebouwde terrassen niet hoger worden dan 0,75 meter boven maaiveld, mits niet dieper dan 3 meter uit de gevel van de woning. Een aanlegsteiger is toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2. Erfafscheidingen in een voortuin mogen niet hoger zijn dan 1.20 meter, behoudens langs de Straatweg, waar de hoogte van erfafscheidingen in een voortuin maximaal 1.50 meter mag bedragen; erfafscheidingen in een voortuin die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig waren en die van het voorgaande afwijken, mogen gehandhaafd blijven Ondergrondse voorzieningen Ondergrondse bergingen en parkeergarages mogen, voor zover zij niet onder bebouwing zijn gelegen, niet hoger reiken dan 0,5 meter onder maaiveld. Gebruiksregeling Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt als huishoudelijke berging, stalling voor personen (motor)voertuigen, overdekt zwembad. Garages mogen uitsluitend worden gebruikt als stalling van personen (motor)voertuigen en huishoudelijke berging.
Aanvullendebouwregeling in geval van vervangende nieuwbouw 10.1 Een hoofdgebouw (incl. aanbouw aan de zijgevel(s)) dient bij een perceelsbreedte van minder dan 17 meter een afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen aan te houden van 15 % van de breedte van het bouwperceel. De breedte van een bouwperceel wordt hierbij gemeten ter hoogte van de voorgevelbouwgrens.
10.2 Het bepaalde in artikel 10.1 is niet van toepassing op de percelen Straatweg 109, 111, 168, 170, 248, 250, 252 en 254. 10.3 Als peil dient in afwijking van het het bepaalde daaromtrent in artikel 1 uitsluitend te worden aangehouden de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang.
Artikel 6 - vervallen
Artikel 7 - maatschappelijke voorzieningen 1. a. b. 1.1
2.
3.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "maatschappelijke voorzieningen" zijn bestemd voor: maatschappelijke voorzieningen, met het bijbehorende erf; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). De gronden als bedoeld in het eerste lid aan de C.N.A. Looslaan 1 zijn tevens bestemd voor kantoor. Bouwregeling Op de in lid 1 en 1.1. bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Gebruiksregeling Waar ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan geen geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder gevestigd zijn c.q. daarvoor geen bouwvergunning is verleend, zijn geen (nieuwe) geluidsgevoelige functies toegestaan.
Artikel 8 - winkels 1. a. b. c.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “winkels” zijn bestemd voor: winkels, met bijbehorende opslag- en administratieruimten; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30); maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend voor wat betreft de panden Argonautenweg 4-8.
2.
Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.
3.
Gebruiksregeling Voor zover de gronden in het eerste lid bestemd zijn voor maatschappelijke voorzieningen, zijn uitsluitend niet geluidsgevoelige functies toegestaan.
Artikel 9 - gemengde bebouwing I / II / III 1. a. b. c. d. e. f. 2.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "gemengde bebouwing I" zijn bestemd voor: woningen, uitsluitend op de verdiepingen; winkels, op de begane grond; horeca resp. verkooppunt motorbrandstoffen (zonder LPG), op de begane grond, waar zulks op de plankaart is aangegeven. overbouwde doorgang, waar zulks op de plankaart is aangegeven. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). een bedrijf (smederij, lasinrichting, bankwerkerij) aan Bergse Dorpsstraat 132 in categorie 3.1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorend bij deze regels. De gronden aangewezen voor "gemengde bebouwing II" zijn bestemd voor:
a. b. c.
woningen op alle bouwlagen; maatschappelijke voorzieningen of praktijkruimten, op de begane grond. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30).
3. a. b.
De gronden aangewezen voor "gemengde bebouwing III" zijn bestemd voor: woningen, op alle bouwlagen; winkels, op de begane grond, met de daarbij behorende technische, administratieve, magazijnen expeditieruimten en berging voor winkelwagentjes; gebouwde parkeervoorzieningen en bergingen (ondergronds), met de daarbij behorende hellingbanen, trappenhuizen, in- en uitritten; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30).
c. d. 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5.
6. 6.1
Bouwregeling Op de in het eerste t/m derde lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. Praktijkruimten, als bedoeld in het tweede lid onder b., mogen elk niet groter zijn dan 750 m² b.v.o. Een parkeergarage als bedoeld in het derde lid onder c. mag niet meer dan 370 parkeerplaatsen omvatten, in ten hoogste 2 bouwlagen. Niet meer dan 55 woningen, als bedoeld in het derde lid onder a., zijn toegestaan. Winkels, als bedoeld in het derde lid onder b., mogen totaal niet meer dan 5200 b.v.o. omvatten. Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen. Gebruiksregeling Ten aanzien van de functie maatschappelijke voorzieningen (als bedoeld in het tweede lid) geldt dat waar ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan geen geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder gevestigd zijn c.q. daarvoor geen bouwvergunning is verleend, geen (nieuwe) geluidsgevoelige functies zijn toegestaan. Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1.onder f. ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven die, gehoord de milieudeskundige, daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking.
Artikel 10 - horeca 1. a. b. 1.1
2.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “horeca” zijn bestemd voor: horeca (incl. dienstwoning), met het daarbij behorende erf; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is aan de Straatweg 107 tevens een dienstwoning toegestaan, ter plaatse van de daartoe strekkende aanduiding op de plankaart. Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.
Artikel 11 - molen 1.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "molen" zijn bestemd voor
a. b. c. 2. 2.1 2.2
een traditionele windmolen (type grondzeiler), alsmede de daarbij behorende bijgebouwen, groenvoorzieningen en paden; waterkering (als bedoeld in artikel 27), waar zulks op de plankaart is aangegeven. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. De hoogte van de onderzijde van de verticaal staande wiek mag niet minder bedragen dan 0,2 meter + NAP. Bijgebouwen mogen niet hoger zijn dan 3 meter.
Artikel 12 - bedrijven 1. a b c. 1.1
2 2.1 2.2 3. 3.1
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "bedrijven" zijn bestemd voor: bedrijven en praktijkruimten, met bijbehorend erf; waterkering (als bedoeld in artikel 27), waar zulks op de plankaart is aangegeven; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Onder bedrijven als bedoeld in het eerste lid worden verstaan bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met dien verstande dat aan de Bergse Dorpsstraat 132 een metaalconstructiebedrijf en aan de Kerstant van den Bergelaan 57C een aannemingsbedrijf is toegestaan in categorie 3.1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 750 m². Praktijkruimten mogen elk niet groter zijn dan 750 m². b.v.o. Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1.1., ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven die, gehoord de milieudeskundige, daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking.
Artikel 13 - achterbouw 1. a.
b. 2. 2.1
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “achterbouw” zijn bestemd voor: aanbouwen en/of bijgebouwen behorend bij een hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, met het daarbij behorende erf, opslag- en werkterreinen; (vernietigd bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 16 november 2011: de percelen achter Raadhuislaan 26-28 behoren niet tot een hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceeel; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. Een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau + 0,25 meter van de eerste verdieping van het bijbehorende hoofdgebouw. (vernietigd bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 16 november 2011: Op de achterbouw behorend bij Raadhuislaan
2.2 2.3 2.4
3.
26-28 is ter plaatse van de aanduiding “kap toegestaan” op de plankaart een hoogte van vloerniveau eerste verdieping + 0,15 meter toegestaan. Van een bijgebouw mag de goothoogte niet meer bedragen dan 4 meter. Op een aanbouw en/of bijgebouw mag een dakterras worden gerealiseerd tot maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel. De terrasafscheiding/borstwering mag niet hoger zijn dan 1.20 meter. (vernietigd bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 16 november 2011: De percelen achter Raadhuislaan 26-28 behoren niet tot het hoofdgebouw op het Gebruiksregeling Bouwwerken en terreinen als bedoeld in het eerste lid mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de functie van de begane grondlaag van het hoofdgebouw waartoe de achterbouw behoort.
Artikel 14 - garages 1. a. b. 2. 2.1 3.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “garages” zijn bestemd voor: garages voor de stalling van (motor)voertuigen, met het daarbij behorende erf. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. De goothoogte van garages mag niet meer bedragen dan 3 meter. Gebruiksregeling Garages als bedoeld in het eerste lid mogen uitsluitend gebruikt worden als stalling van (motor)voertuigen en als huishoudelijke berging.
Artikel 15 - verkeersweg 1. a.
b. c. d. e. 2. a. b. c.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "verkeersweg" zijn bestemd voor: voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, geluidswerende voorzieningen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen; alsmede voor: - voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; - groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d.; - bouwwerken ten behoeve van kleinschalige voorzieningen van openbaar nut, verkeer en vervoer, alsmede huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds); water II (als bedoeld in artikel 25), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “brug toegestaan”. waterkering (als bedoeld in artikel 27), waar zulks op de plankaart is aangegeven. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, abri’s, lichtmasten, geluidsschermen, bovenleidingmasten, portalen ten behoeve van trambanen, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d. ; kleine bouwwerken voor openbaar nut, verkeer en vervoer (niet groter dan 80 m3), alsmede huisvuilcontainers (niet groter dan 10 m3); bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de bestemming waterkering;
d.
uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld.
2.1
Gebouwen mogen niet hoger zijn dan 4,2 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 15 meter.
Artikel 16 - verblijfsgebied 1. a.
b. c. d.
2. a. b. c. d. e. 2.1
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "verblijfsgebied" zijn bestemd voor: voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; alsmede voor: - voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, geluidswerende voorzieningen; - groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d.; - bouwwerken voor kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, alsmede huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds); uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30); een winkel, waar zulks op de plankaart is aangegeven met de aanduiding “detailhandel toegestaan”; Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, abri’s, lichtmasten, geluidsschermen, bovenleidingmasten, portalen ten behoeve van trambanen, keerwanden, beschoeiingen, duikers e.d.; kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer (niet groter dan 80 m3), alsmede huisvuilcontainers (niet groter dan 10 m3); uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; een winkel, als bedoeld in het eerste lid onder d., niet groter dan 25 m². een horecapaviljoen, als bedoeld in het eerste lid, niet groter dan 200 m² b.v.o. en niet hoger dan 4,2 meter. Gebouwen mogen niet hoger zijn dan 4,2 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 15 meter.
Artikel 17 - jachthaven 1. a. b. c. 2. a. b. 2.1 2.2
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “jachthaven” zijn bestemd voor: jachthaven en jachtwerf, met bijbehorende bebouwing (incl. één dienstwoning), ontsluitingswegen en –paden, alsmede erf; waterkering (als bedoeld in artikel 27), waar zulks op de plankaart is aangegeven. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de functie jachthaven en jachtwerf passende bouwwerken, zoals een onderhoudsloods, berging, dienstwoning, clubgebouw, zeilmakerij, sanitaire ruimten, administratieve ruimten, botenloods, botenhelling en aanlegsteigers e.d.; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie "waterkering". Waar op de plankaart bouwgrenzen zijn aangegeven, mogen deze niet door gebouwen worden overschreden. De maximum toegestane goothoogte voor gebouwen bedraagt 4 meter.
2.3 2.4
2.5
3. 3.1 3.2
Een dienstwoning mag niet groter zijn dan 120 m² b.v.o. Voor wat betreft de gronden aan de Strekkade geldt dat ten hoogste 150 m² aan bedrijfsgebouwen is toegestaan; gebouwen zijn slechts toegestaan op de oostelijke helft van het terrein, met een maximum goot- resp. nokhoogte van 4,5 meter resp. 7,2 meter. De nokrichting dient haaks op de Strekkade te staan. Voor de gronden aan de Emmalaan / Arolsenplein geldt dat het maximum bebouwingspercentage 5 bedraagt. Gebruiksregeling Een clubgebouw als bedoeld in het tweede lid onder a., mag uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de gebruikers van de jachthaven. Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid als water in gebruik zijn, is het niet toegestaan dit water te dempen of anderszins te gebruiken voor de bouw van gebouwen, anders dan ten behoeve van een botenloods. De bedrijfsgebouwen aan de Strekkade mogen voor ten hoogste 50 m² mede gebruikt worden voor de verkoop van watersportartikelen.
Artikel 18- recreatieve voorzieningen I / II / III /IV 1. a. b. c. d. 2. a. b. 3. a. b. 4. a. b. c. 5. a.
b. c. 5.1 5.2 5.3
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor ”recreatieve voorzieningen I” zijn bestemd voor: een park met speelvoorzieningen, dierentuin, horeca, met de daarbij behorende bebouwing, ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en watergangen. een kinderboerderij aan de Ringdijk 40; voetgangers luchtbrug, waar zulks op de plankaart is aangegeven. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). De gronden aangewezen voor ”recreatieve voorzieningen II” zijn bestemd voor: scoutingterrein en speelterrein, met de daarbij behorende paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en watergangen; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). De gronden aangewezen voor “recreatieve voorzieningen III” zijn bestemd voor: onoverdekte recreatieve voorzieningen, te weten een zwembad, tennispark, met het daarbij behorende erf, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). De gronden aangewezen voor “recreatieve voorzieningen IV” zijn bestemd voor: groenaanleg en watergangen; zomerhuisjes, met het daarbij behorende bijgebouw, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en erf; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de gronden bestemd voor “recreatieve voorzieningen I” mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken ten behoeve van de functies genoemd in het eerste lid onder a. en b., zoals entree- / administratiegebouwen, dierenverblijven, bergloodsen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals speeltoestellen, bruggen, aanlegsteigers, een uitkijktoren e.d.; een horecagebouw als bedoeld in het eerste lid onder a., niet groter dan 275 m². een voetgangers luchtbrug, als bedoeld in het eerste lid. Het maximum bebouwingspercentage bedraagt 3. De maximum toegestane goothoogte voor gebouwen bedraagt 4 meter, terwijl de uitkijktoren niet hoger mag zijn dan 26 meter. Aanlegsteigers zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2.
6.
6.1 7.
7.1 7.2
Op de gronden bestemd voor “recreatieve voorzieningen II” mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals plankieren en vlonders (niet hoger dan 0,4 meter boven maaiveld), aanlegsteigers, alsmede gebouwen ten behoeve van scouting tot een maximum grondoppervlak van 200 m² per perceel en een maximum goothoogte van 4 meter. Aanlegsteigers zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2. Op de gronden bestemd voor “recreatieve voorzieningen III” mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken, zoals een entreegebouw, kleedruimten, een clubgebouw / kantine, onoverdekt zwembad e.d.; De maximum toegestane goothoogte voor gebouwen bedraagt 4 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 10 meter. Het maximum bebouwingspercentage bedraagt 7.
Op de gronden bestemd voor “recreatieve voorzieningen IV” zijn slechts bouwwerken toegestaan ten behoeve van de functies zomerhuisjes en groenaanleg (beschoeiingen, aanlegsteigers), met inachtneming van de volgende bepalingen: 8.1 Per perceel is één zomerhuisje toegestaan en wel op die percelen die voor dit doel in gebruik zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en zijn aangegeven op de tekening “percelen zomerhuisjes Bergse Achterplas”, welke onderdeel uitmaakt van dit plan. 8.2 Per zomerhuisje is één bijgebouw toegestaan. 8.3 Zomerhuisje plus bijgebouw mogen tezamen niet meer dan 40 m² grondoppervlak beslaan, met dien verstande dat de bebouwing welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter is dan genoemde maat, het oppervlak mag hebben dat vastgelegd is in de lijst “Inventarisatie zomerhuisjes Bergse Achterplas groter dan 40 m²”, welke als bijlage aan deze regels is toegevoegd. De oppervlakte op deze lijst mag betrekking hebben op het zomerhuisje en meerdere bijgebouwen. 8.4 Een aanbouw aan een zomerhuisje in de vorm van een overdekt terras en/of aangebouwde luifel dieper dan 0,5 meter uit de gevel van een zomerhuisje, alsmede een broeikas en prieel zonder wanden, mogen in totaal niet groter zijn dan 12,5 m². 8.5 Gebouwen en overdekte terrassen dienen tenminste 3 meter afstand aan te houden tot de plasoever, met uitzondering van bedoelde bebouwing op de percelen nummers 120, 124, 126, 128, 294, 298, 300 en 302 (zoals aangegeven op de tekening genoemd onder lid 8.1) die tenminste 1,5 meter afstand dienen aan te houden tot de plasoever. 8.6 Gebouwen en overdekte terrassen dienen tenminste 3 meter afstand ten opzichte van de gebouwen en overdekte terrassen van de aangrenzende percelen aan te houden, waarbij de afstand tot de erfgrens tenminste 1,5 meter dient te bedragen. 8.7 De maximum toegestane nokhoogte resp. goothoogte voor een zomerhuisje bedraagt 3,75 resp. 2,7 meter boven maaiveld; een bijgebouw mag niet hoger zijn dan 2,7 meter boven maaiveld. 8.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 2 meter, met uitzondering van vlaggenmasten die niet hoger dan 7 meter boven maaiveld mogen zijn, terwijl gebouwde erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 1 meter boven maaiveld, over een lengte van 1,5 meter gemeten uit de plasoever. 8.9 Een gebouwd terras/vlonder, alsmede de bovenzijde vloer van een zomerhuisje mogen niet hoger liggen dan 0,4 meter boven maaiveld. 8.10 Botenloodsen, uitkijktorens en dakterrassen zijn niet toegestaan. 8.11 Aanlegsteigers zijn toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2. 8.
9. 9.1.
Gebruiksregeling Het horecagebouw als bedoeld in het vijfde lid onder b. mag uitsluitend worden gebruikt als koffiehuis/ theeschenkerij als onderdeel van en ten dienste van bezoekers van het recreatiepark Plaswijck. Zomerhuisjes als bedoeld in het vierde lid onder b. mogen slechts voor recreatief woonverblijf worden gebruikt, doch niet voor permanente bewoning.
Artikel 19 - groen
1. a. b. c. d. e. f. g. 2. a. b. c. d. e. 2.1
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "groen" zijn bestemd voor: park, plantsoen, speelgelegenheden, fiets- en voetpaden, (berm)sloten en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden duikers en beschoeiingen; kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, alsmede huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds); uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; een brug aan de Jasonweg, ter ontsluiting van de gronden met de bestemming “woningen I”; waterkering (als bedoeld in artikel 27), waar zulks op de plankaart is aangegeven; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). terras, ter plaatse van de aanduiding terras op de plankaart. Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, abri’s, kleinschalige speeltoestellen. Terrasafscheidingen ter plaatse van de aanduiding terras op de plankaart (Weissenbruchlaan 149); kleine bouwwerken voor openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoer (niet groter dan 80 m3), huisvuilcontainers (niet groter dan 10 m3); uitstekende delen aan gebouwen, mits niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; een brug, als bedoeld in het eerste lid onder e., welke niet breder mag zijn dan 5 meter; bouwwerken welke toegestaan zijn krachtens de bestemming waterkering. Gebouwen mogen niet hoger zijn dan 4,2 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 15 meter.
Artikel 20 - tuin 1. a. b. c. d. e. f. 2. a.
. b. c. d.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “tuin” zijn bestemd voor: tuin, met de daarbij behorende paden, terrassen en vijvers; bouwwerken, zoals vermeld onder de bouwregeling; uitstekende delen aan gebouwen, welke toegestaan zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30); ondergrondse parkeervoorzieningen, waar zulks op de plankaart is aangegeven; ondergrondse parkeervoorzieningen, in niet meer dan één bouwlaag. Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de functie tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals, keermuurtjes, pergola’s, (gebouwde) terrassen, onoverdekte zwembaden, erfafscheidingen e.d., waarbij gebouwde terrassen en onoverdekte zwembaden niet hoger mogen zijn dan 0,2 meter boven maaiveld; alleen bij vrijstaande woningen mogen gebouwde terrassen niet hoger worden dan 0,75 meter boven maaiveld, mits niet dieper dan 3 meter uit de gevel van de woning, erfafscheidingen in een voortuin mogen niet hoger zijn dan 1.20 meter, behoudens langs de Straatweg, waar de hoogte van erfafscheidingen in een voortuin maximaal 1.50 meter mag bedragen; erfafscheidingen in een voortuin die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig waren en die van het voorgaande afwijken, mogen gehandhaafd blijven uitstekende delen aan gebouwen, mits niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2; één bouwwerk ten behoeve van de berging van fietsen in de voortuin van grondgebonden woningen, voor zover het aaneengebouwde woningen (geen hoekpanden) betreft, waarvan de
e.
achtertuin niet via een achterpad te bereiken is. Het oppervlak van deze berging mag niet meer dan 5 m² bedragen, terwijl de hoogte niet meer 1,5 meter mag zijn; aanbouwen en bijgebouwen in de achter- en/of zijtuin van grondgebonden woningen, met dien verstande dat: 1 2 3 4
5
6 7
8 9
3 3.1
niet meer dan 50 % van het oppervlak van de achtertuin bebouwd mag worden; een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw niet breder mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw; een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw niet dieper mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw; de goothoogte van een aanbouw niet hoger mag zijn dan het vloerniveau (+ 0,25 meter) van het eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw; een bijgebouw niet groter mag zijn dan 18,5 m², met dien verstande dat indien een tuin groter is dan 800 m² een bijgebouw ten hoogste 35 m² mag zijn; in afwijking hiervan mag de garage op perceel Wilgenoord 7 (57 m²) en het bijgebouw aan de Straatweg 103 (58m²) de bestaande maat hebben. van een bijgebouw de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen, gemeten vanaf maaiveld; bijgebouwen dienen een afstand van tenminste 25 meter tot de plasoever aan te houden, ingeval de afstand van de achtergevel van het hoofdgebouw tot de plasoever 40 meter of meer bedraagt, resp. tenminste 10 meter ingeval de afstand van de achtergevel van het hoofdgebouw tot de plasoever minder dan 20 meter bedraagt; aanbouwen/bijgebouwen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dienen aan te houden. aanbouwen/bijgebouwen een afstand van tenminste 1 meter tot de erfgrens moeten aanhouden aan de zijde waar de kavel grenst aan openbaar gebied.
Gebruiksregeling Bijgebouwen mogen slechts worden gebruikt als huishoudelijke berging en/of stalling van personenauto’s. Van de gronden als bedoeld in het eerste lid mag uitsluitend de oprit naar een garage / carport voor parkeren worden gebruikt.
Artikel 21 - tuin I 1. a. b. c. d. e. f. 2. a.
.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “tuin I” zijn bestemd voor: in de functie tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gebouwde terrassen, erfafscheidingen, keermuurtjes, pergola’s en onoverdekte zwembaden e.d., uitstekende delen aan gebouwen, welke toegestaan zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. bouwwerken, zoals vermeld onder de bouwregeling; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). ondergrondse parkeervoorzieningen, waar zulks op de plankaart is aangegeven; ondergrondse parkeervoorzieningen, in niet meer dan één bouwlaag. Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de functie tuin passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gebouwde terrassen, erfafscheidingen, keermuurtjes, pergola’s e.d., waarbij gebouwde terrassen niet hoger mogen zijn dan 0,2 meter boven maaiveld, erfafscheidingen in een voortuin mogen niet hoger zijn dan 1.20 meter, behoudens langs de Straatweg, waar de hoogte van erfafscheidingen in een voortuin maximaal 1.50 meter mag bedragen; erfafscheidingen in een voortuin die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig waren en die van het voorgaande afwijken, mogen gehandhaafd blijven
b. c. d. e. 3.
uitstekende delen aan gebouwen, mits niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; een aanlegsteiger is toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2; bijgebouwen, met een maximum goot- resp. nokhoogte van niet meer dan 2,7 resp. 3 meter; zij mogen elk niet groter zijn dan 35 m²; niet meer dan 2 bijgebouwen zijn toegestaan; bijgebouwen dienen een afstand van tenminste 40 meter tot de plasoever aan te houden. Gebruiksregeling Bijgebouwen mogen slechts worden gebruikt als huishoudelijke berging en/of ten behoeve van de stalling van personenauto’s.
Artikel 22 – erf 1. a. b. c. d. 2. a. b. c.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "erf" zijn bestemd voor: groenvoorzieningen, ontsluitingswegen en –paden, parkeerterrein en water; uitstekende delen aan gebouwen, welke toegestaan zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; bouwwerken zoals vermeld onder de bouwregeling; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken van lichte constructie, zoals een slagboom, carport, fietsenstalling (elk niet groter dan 20 m² en niet hoger 3 meter), erfafscheiding (niet hoger dan 2 meter), keermuren, e.d.; uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder b., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2.
Artikel 23 – voorzieningen van openbaar nut 1. a. b. c. 2. 2.1.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "voorzieningen van openbaar nut" zijn bestemd voor: openbaar nutsvoorzieningen; waterkering (als bedoeld in artikel 27), waar zulks op de plankaart is aangegeven; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. De goothoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Artikel 24 - begraafplaats 1. a. b. 2.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “begraafplaats” zijn bestemd voor: begraafplaats, met de daarbij behorende paden en groenvoorzieningen; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken.
Artikel 25 - water I / II
1. a. b. c. 2. a. b. c. d. e. f. 3. a. b. c. 4. a.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "water I" zijn bestemd voor: waterberging c.q. de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met de bijbehorende voorzieningen; een brug, waar zulks op de plankaart is aangegeven; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). De gronden aangewezen voor "water II" zijn bestemd voor: waterberging c.q. de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeersdoeleinden te water, met de bijbehorende voorzieningen; verkeersweg (als bedoeld in artikel 15), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “brug toegestaan”; een botenloods (incl. hellingbaan) ten behoeve van hulpdiensten, uitsluitend ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart; aanlegsteigers, uitsluitend ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart, alsmede in het water grenzend aan gronden met de bestemming woningen III, , recreatieve voorzieningen I, II, IV, tuin, tuin I, en erf; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). waterkering (als bedoeld in artikel 27) waar zulks op de plankaart is aangegeven. Bouwregeling Op de gronden bestemd voor “water I” mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals gemalen, keerwanden, beschoeiingen, meerpalen, duikers, aanlegsteigers; een brug, als bedoeld in het eerste lid, mag niet breder zijn dan 4 meter. een aanlegsteiger mag niet breder zijn dan 1,5 meter en niet meer dan 0,5 meter uit de oever reiken. Op de gronden bestemd voor “water II” mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te weten gemalen, bruggen, aanlegsteigers, meerpalen, keerwanden en beschoeiingen, met dien verstande dat: 1. 2. 2.1 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
2.6.
3.
b.
bruggen uitsluitend toegestaan zijn waar zulks op de plankaart is aangegeven; voor de bouw van aanlegsteigers de volgende voorwaarden gelden: in de Bergse Voor- en Achterplas mogen aanlegsteigers niet dieper dan 5 meter uit de plasoever reiken, mits een doorvaartbreedte van tenminste 15 meter resteert; in de watergangen gelegen ten noordoosten van de brug van de C.N.A. Looslaan mogen aanlegsteigers niet dieper dan 0,5 meter uit de oever reiken; de breedte van aanlegsteigers mag niet meer dan 1,5 meter bedragen in de Bergse Voor- en Achterplas, doch niet meer dan 1 meter in de watergangen als bedoeld in het vorige lid; niet meer dan één aanlegsteiger per (bouw)perceel is toegestaan; ter plaatse van het perceel Straatweg 103 is één steiger met een oppervlakte van 2 maximaal 30 m toegelaten; ter plaatse van perceel 382 (zie bijlage “Inventarisatiekaart perceelsindeling eilanden Bergse Achterplas bij voorschriften): één steiger van 4.05 x 0,85 m., één steiger van 3.10 m x 0.60 m en één steiger van 5.00 m x 0,65 m. ter plaatse van perceel 428 (zie bijlage “Inventarisatiekaart perceelsindeling eilanden Bergse Achterplas bij voorschriften): twee steigers van 0,75 m breed en 5,00 m lang; steigers welke aanwezig zijn op 1 juli 2008, en functioneel en intact zijn, mogen gehandhaafd blijven en mogen de grootte behouden die zij hebben op genoemde datum, met uitzondering van die steigers waartegen op 1 juli 2008 handhavend werd opgetreden. ter plaatse van perceel 214 (zie bijlage “Inventarisatiekaart perceelsindeling eilanden Bergse Achterplas bij voorschriften): het botenhuis zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegginng van het ontwerp-bestemmingsplan, is toegestaan
een botenloods (incl. hellingbaan) ten behoeve van hulpdiensten als bedoeld in het tweede lid, niet langer dan 12 meter, niet breder dan 4 meter en niet hoger dan 4,5 meter.
Artikel 26 – natuurgebied 1. a. b. c. 2. a. b. c.
a. b. c.
3.1 3.2
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “natuurgebied” zijn bestemd voor: behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen zijnde natuur en landschappelijke waarden, met bijbehorende watergangen en paden. een botenloods (incl. hellingbaan) ten behoeve van hulpdiensten, uitsluitend waar zulks op de plankaart is aangegeven; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen. een botenloods (incl. hellingbaan) als bedoeld in het eerste lid, met een maximum lengte van 12 meter, een breedte van 4 meter en een hoogte van 4,5 meter. een aanlegsteiger is toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 lid 4 onder a.2. Aanlegvergunning 3. Op de gronden als bedoeld in het eerste lid, is het verboden zonder schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren: het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven, alsmede door ophogen; het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen. het aanleggen van waterlopen, of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen. Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren. Aanlegvergunning wordt verleend, indien de natuur- en landschappelijk waarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van een deskundige van de DCMR (danwel een door de DCMR aan te wijzen deskundige) op het gebied van natuuren landschapsbeheer te overleggen.
Artikel 27 - waterkering 1. a. b. c. 2. 2.1
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor "waterkering" zijn bestemd voor: waterstaatsdoeleinden; voorzieningen van openbaar nut, molen, jachthaven, verkeersweg, verblijfsgebied, groen, water II en archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in resp. de artikelen 23, 11, 17, 15, 16, 19, 25, 30), waar zulks op de plankaart is aangegeven. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling In afwijking van de bouwregeling voor de bestemmingen genoemd in het eerste lid onder b., mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor waterkering zijn bestemd niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de waterkering. Ten behoeve van de functie waterstaatsdoeleinden als genoemd in het eerste lid onder a. mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d. Ontheffing
3.
3.1
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde functies, mits het waterstaatsbelang hierdoor niet wordt geschaad. Alvorens ontheffing te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het vrijstellingsbesluit, ter bescherming van genoemd belang. Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking.
Artikel 28 - gebouwde parkeervoorzieningen 1. a. b. 2.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “gebouwde parkeervoorzieningen” zijn bestemd voor: gebouwde parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende voorzieningen; archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 30). Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.
Artikel 29 - leiding 1. a. b.
2.
3.
3.1
4. a. b. c. d. e.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “leiding”, zijn bestemd voor: een ondergrondse rioolwaterpersleiding, met een diameter van 500 mm aan de Streksingel, 600 mm aan de Argonautenweg en 945 mm aan de Straatweg, met de daarbij behorende voorzieningen; de bestemmingen verkeersweg, verblijfsgebied, tuin en water II (als bedoeld in de artikelen 15, 16, 20 en 25), voor zover de gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. Bouwregeling Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in het eerste lid onder a. bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen van krachtens het eerste lid onder b toegestane bebouwing, ingeval het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens de ontheffing te kunnen verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de leidingbeheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing regels verbinden ter bescherming van de belangen van de leiding. Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking. Aanlegvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen; het aanbrengen van gesloten verhardingen; het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen;
f. g.
4.1
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin op werken en werkzaamheden welke ten tijde van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren. Aanlegvergunning wordt verleend, ingeval het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt of kan worden belemmerd. Alvorens hierover een besluit te nemen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen.
Artikel 30 - archeologisch waardevol gebied 1. a. b. 2.
2.1 a. b. c.
3.
a. b. c. d. e. f.
Bestemmingsregeling De gronden aangewezen voor “archeologisch waardevol gebied” zijn bestemd voor: behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden; de bestemming welke vermeld is op de plankaart. Bouwregeling In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager om een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de dieptematen en oppervlaktematen welke genoemd zijn in lid 3 voor de deelgebieden A t/m D. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. Aanlegvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die: - dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld (gebied A op de plankaart archeologie); - dieper reiken dan 2,0 meter beneden maaiveld (gebied B); - dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m² beslaan (gebied C); - dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan (gebied D): grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; Het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
3.1
Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.
3.2
Aan een aanlegvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden: - de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; - de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; - de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 31 – algemene ontheffing 1.
1.1
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bepalingen van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, uitsluitend ten behoeve van de bouw van technische voorzieningen op het dak van een gebouw, welke voorzieningen noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van een bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte meer dan 4 meter, doch niet meer dan 7 meter bedraagt (zie artikel 2 lid 1a). Van deze bevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt indien hierdoor strijdigheid zou ontstaan met de molenregeling, zoals opgenomen in artikel 2 lid 4.1. Alvorens ontheffing te verlenen, stellen burgemeester en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen kenbaar te maken. Hiertoe leggen zij de stukken welke betrekking hebben op het voornemen om ontheffing te verlenen gedurende 6 weken ter inzage, na voorafgaande bekendmaking.
Artikel 32 - wijziging van het plan Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen: 1.
in die zin dat de bestemming van de gronden van de hierna genoemde, op de plankaart aangegeven locaties gewijzigd kan worden, met inachtneming van de per locatie op de plankaart aangegeven grenzen en de hierna te noemen voorwaarden:
a.
Wijzigingsbevoegdheid A (Molenweide) Wijziging van de bestemming van de gronden gelegen aan de Bergse Achterplas (achter Straatweg 143/155), welke gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als wijzigingsbevoegdheid A, in de functies “verblijfsgebied”, “erf” en “groen” ten behoeve van de aanleg van een parkeerterrein en een ontsluitingsweg. Een en ander onder voorwaarde dat het beoogde parkeerterrein een minimum afstand van 5 meter dient aan te houden tot de plasoever en gronden met de bestemming “tuin”. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is slechts toegestaan onder voorwaarde dat de financiële uitvoerbaarheid van dit project verzekerd is.
b.
Wijzigingsbevoegdheid B (binnenplaats Freericksplaats – Streksingel) Vervallen
c.
Wijzigingsbevoegdheid C (Cosseeterrein / Atrium) Wijziging van de bestemming van het binnenterrein dat (globaal bezien) omzoomd wordt door de Argonautenweg, Adriaen van der Doeslaan, de achtererfgrens van de percelen aan de Oude Raadhuislaan en Bergse Dorpsstraat, welke gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als wijzigingsbevoegdheid C, ten behoeve van de realisering van een nieuw winkelcentrum, met daarbij woningen, kantoren, horeca, recreatieve voorzieningen en maatschappelijke
voorzieningen, alsmede een ondergrondse parkeergarage, ontsluitingswegen en –paden en groenvoorzieningen. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is slechts toegestaan ingeval: 1. het bestaande gebruik is beëindigd c.q. wordt beëindigd met het oog op de hier bedoelde nieuwe ontwikkeling; 2. uit een winkelonderzoek gebleken is dat er economisch gezien ruimte bestaat voor realisering van de geplande nieuwe winkelvoorzieningen. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid gelden de volgende voorwaarden: a. de stedenbouwkundige randvoorwaarden van dS+V d.d. november 2008, waarmee het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek heeft ingestemd, dienen gevolgd te worden voor de inrichting van het terrein, met uitzondering van het verplaatsen van de entree van de Olympusflat naar de Argonautenweg. Deze stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn opgenomen in de bijlage van deze regels. b. het maximum toegestane bruto vloeroppervlak bedraagt voor winkels 4000 m², uitsluitend op de begane grond; hiervan mag niet meer dan 1000 m² b.v.o. gebruikt worden voor winkels in de dagelijkse sector. Het maximale programma (exclusief horeca) op de 1ste verdieping is 3.000 m² b.v.o.; c. niet meer dan 12500 m² b.v.o. aan woningen is toegestaan; maximaal 1400 m² b.v.o. aan maatschappelijke voorzieningen, maximaal 750 m² b.v.o. horeca, maximaal 500 m² b.v.o. kantoren , maximaal 1.600m² aan recreatieve voorzieningen; d. in de parkeerbehoefte van het project moet worden voorzien door middel van een geheel ondergrondse parkeergarage, in niet meer dan twee bouwlagen; e. vooraf moet een onderzoek naar het grondwaterpeil en grondwaterstromen zijn gedaan ter voorkoming van eventuele nadelige gevolgen van de ondergrondse parkeergarage voor de fundering van de aangrenzende, te behouden bebouwing. f. vooraf moet een onderzoek worden gedaan naar mogelijke bodemverontreiniging. ` d.
(artikel 31, eerste lid, onder d, is vernietigd bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 16 november 2011) Wijzigingsbevoegdheid D (Van der Valk – C.N.A. Looslaan 9) Wijziging van de bestemming van de gronden aan de C.N.A. Looslaan 9, welke op de plankaart nader zijn aangeduid als wijzigingsbevoegdheid D, is toegestaan in de functies wonen en horeca, met de daarbij behorende voorzieningen zoals een ondergrondse parkeervoorziening, openbaar verblijfsgebied, water, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen en paden. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is toegestaan in geval het gebruik van het pand C.N.A. Looslaan 9 als horeca-inrichting is beëindigd c.q. de eigenaar van het terrein aan burgemeester en wethouders heeft meegedeeld dat het gebruik als horeca zal worden beëindigd. De wijzigingsbevoegdheid kan onder de volgende voorwaarden worden toegepast: a. het bebouwde grondoppervlak (footprint) mag in totaal niet meer dan 1750 m² bedragen (exclusief ondergrondse parkeergarage); het bebouwde grondoppervlak (footprint) van elk afzonderlijk gebouw mag maximaal 750 m2 bedragen; b. de maximale bouwhoogte mag maximaal 16 meter bedragen; c. de onderlinge afstand tussen de gebouwen dient ten minste 15 meter te bedragen; d. bovengrondse bebouwing is niet toegestaan op een strook van minimaal 10 meter breed langs de gehele noordzijde van het wijzigingsgebied; e. bovengrondse bebouwing is niet toegestaan op een strook van minimaal 5 meter breed, gemeten vanaf de bestaande oeverlijn aan de zuidzijde; f de strook als bedoeld onder e. moet openbaar toegankelijk zijn; g. het huidige wateroppervlak dient gehandhaafd te blijven; h. een ondergeschikte aanpassing van de bestaande oeverlijn ten behoeve van de openbare toegankelijkheid van de locatie is toegestaan; i. in het water mag niet worden gebouwd, met uitzondering van steigers; j. in de parkeerbehoefte van het project moet worden voorzien door middel van een geheel ondergrondse parkeergarage; 2 k. een horecafunctie verplichtend op te nemen van minimaal 300 m b.v.o., uitsluitend op de begane grond, met een terras aan het water;
l. m.
een gebouwd terras (geen dakterras zijnde) niet hoger mag reiken dan 0,5 meter boven maaiveld; een onderzoek naar het grondwaterpeil en grondwaterstromen is gedaan met het oog op eventuele nadelige gevolgen van de ondergrondse parkeergarage voor de fundering van de aangrenzende, te behouden bebouwing.
e.
Wijzigingsbevoegdheid E (Lommerrijk – Straatweg 97-99) Vervallen
f.
Wijzigingsbevoegdheid F (bouwblok Weissenbruchlaan, gelegen tussen Freerickplaats en Bergse Dorpsstraat) Wijziging van het maximaal aantal bouwlagen (5) van het bouwblok aan de Weissenbruchlaan (gelegen tussen Freerickplaats en Bergse Dorpsstraat) dat op de plankaart nader is aangeduid als wijzigingsbevoegdheid F in die zin dat 1 bouwlaag extra is toegestaan, onder voorwaarde dat de voorgevel van de 6e bouwlaag tenminste 1 meter terug dient te liggen ten opzichte van die van de lagere bouwlagen of dat deze wordt uitgevoerd als zogenaamde “dove gevel”. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is slechts toegestaan als de financiële haalbaarheid ervan is aangetoond en voldaan kan worden aan de parkeereis op grond van de Bouwverordening Rotterdam. Voor het bouwblok loopt een monumentenprocedure, zolang nog geen besluit is genomen over het toewijzen van de monumentenstatus moet een wijzigingsplan voor advies worden voorgelegd aan het bureau Monumenten van de dS+V.
g.
Wijzigingsbevoegdheid G ( Straatweg 171) Wijziging van de bestemmingsregeling “woningen III” (artikel 5) van de gronden aan de Straatweg 171, welke op de plankaart nader zijn aangeduid als wijzigingsbevoegdheid G is toegestaan in die zin dat: a. de achtergevel bouwgrens op 120 meter afstand parallel aan de voorgevel bouwgrens ligt; b. voor de gronden gelegen tussen voor- en achtergevel bouwgrens een maximum bebouwingspercentage van 15 % zal gelden; c. nieuwe bebouwing slechts opgericht mag worden achter het bijgebouw behorende bij de hoeve Vruchtenburg; Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is slechts toegestaan onder voorwaarde dat de parkeerbehoefte ten behoeve van de extra woningbouw opgelost kan worden op het terrein waarop deze wijzigingsbevoegdheid van toepassing is.
2.
in die zin dat de bestemmingen waarin gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan, zodanig gewijzigd kunnen worden dat ook geheel of ten dele ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen mogelijk zullen zijn. Een en ander onder voorwaarde dat: - niet meer dan één ondergrondse bouwlaag is toegestaan; - uit een onderzoek naar het grondwaterpeil en grondwaterstromen is gebleken dat een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd kan worden zonder nadelige gevolgen voor de fundering van de aangrenzende, te behouden bebouwing; - ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen niet hoger mogen reiken dan 0,5 meter onder maaiveld, voor zover zij niet onder bebouwing zijn gelegen.
3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een wijzigingsplan als bedoeld in dit bestemmingsplan, dat voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro, een exploitatieplan vast te stellen.
4.
De deelraad van de deelgemeente is bevoegd ten behoeve van een wijzigingplan als bedoeld in dit bestemmingsplan expliciet te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 33 - overgangsbepalingen 1. a. b. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Overgangsrecht gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 34- naamgeving Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam "regels Kern en Plassen".
Lijst van bedrijfsactiviteiten (Positieve lijst). Toelichting op de lijst van bedrijfsactiviteiten in Kern en Plassen Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI’93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering 2007”. Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Indicatie milieuhinder Om inzicht te krijgen in de toekomstige invloed die elk bedrijfstype op de woonomgeving heeft, is per type bedrijf de potentiële milieubelasting bepaald. Deze potentiële milieubelasting is een indicatie voor de hinder afkomstig van een bedrijf, wat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder geven, maar gebaseerd zijn op indicatieve gegevens uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf, representatief voor die specifieke bedrijfsvoering. De afstanden hebben derhalve een indicatief karakter. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. De afstanden zijn onder andere vastgesteld aan de hand van ervaringen in de praktijk. Hierbij is rekening gehouden met het karakter van het plangebied en de omgeving. Continu en zonering In de tabel is achter de afstand voor geluid - waar van toepassing - de letter C voor continu opgenomen. Hiermee is dan aangegeven dat de meeste bedrijven binnen het betreffende type continu in bedrijf zijn met die activiteiten die bepalend zijn voor het geluidniveau. Voorts is achter de afstand voor geluid - waar van toepassing - de letter Z van zonering opgenomen. Het gaat hier om bedrijven die zeer veel geluid produceren en als zodanig in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit bij de Wet milieubeheer zijn aangewezen. Als deze bedrijven in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dan moet door de Provincie rondom het betreffende bedrijventerrein een toetsingszone worden vastgesteld. Indices In de tabel zijn indices opgenomen voor verkeer en visuele hinder. De verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt van 1 tot 3, waarbij 1 staat voor geen of een geringe emissie of hinder, 2 voor aanzienlijke en 3 voor zeer ernstige emissie of hinder. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autovervoer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven. Opmerkingen In de laatste kolommen van de tabel zijn B, D of L geplaatst voor opmerkingen over Bodem, Divers en Lucht. De letter B is gegeven indien een gemiddeld bedrijf binnen dat type een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft. Daarmee is de index een hulpmiddel bij de selectie van toelaatbare bedrijven op gevoelige gronden. De letter D geeft aan dat het betreffende bedrijfstype zeer divers is en tot een grotere diversiteit in afstanden kan leiden. Dit geldt vaak voor chemische bedrijven. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is vaak niet te vertalen in een standaardafstand tot mensen of gevoelige bestemmingen. Als de letter L in de tabel is vermeld, kunnen er overwegingen zijn om de genoemde grootste afstand te verhogen. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: categorie 3.2: categorie 4.1: categorie 4.2: categorie 5.1: categorie 5.2: categorie 5.3: categorie 6:
afstand tot woningen 50 meter afstand tot woningen 100 meter afstand tot woningen 200 meter afstand tot woningen 300 meter afstand tot woningen 500 meter afstand tot woningen 700 meter afstand tot woningen 1000 meter afstand tot woningen 1500 meter
Plangebied In het plangebied zijn bedrijven toegelaten t/m categorie 2, met dien verstande dat enige bestaande categorie 3.1 bedrijven zijn gehandhaafd, te weten aan de Bergse Dorpsstraat 132 (metaalconstructiebedrijf, nummer 281 in de VNG-lijst) en Kerstant van den Bergelaan 57c (aannemingsbedrijven van burgerlijke en utiliteitsbouw, nummer 45 in de VNG-lijst). Strategische milieubeoordeling Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER(beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma’s tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig. E.e.a. is hier niet van toepassing.
Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2
1
30 C
10
30
2
1G
1
10 10 0
30 30 30 C
10 10 0
30 30 30
2 2 2
1G 1G 1G
1 1 1
10
10
30
10
30
2
2G
2
10
10
30
0
30
2
1G
1
10 0 30 30 30 0
0 0 0 0 0 0
30 10 30 10 30 10
0 0 0 10 10 0
30 10 30 30 30 D 10
2 1 2 2 2 1
1 1 2 2 2 1
P G G G G G
1 1 1 1 1 1
10
10
30
10
30
2
2G
1
10
10
30
10
30
2
1G
1
30
30
50
10
50
3.1
1G
1
30
10
30
10
30
2
1G
1
30
10
30
10
30
2
1G
1
30
0
30
0
30
2
1G
1
0 30 30 0
10 10 10 30
10 10 30 30
0 10 10 0
10 30 30 30
1 2 2 2
1 1 2 1
1 1 2 1
30
10
30 30 10
P G G P
LUCHT
1G
30
BODEM
2
0
VISUEEL
A 2
30
10
VERKEER
0 2 0 1 0 1a A -
CATEGORIE
A B
GROOTSTE AFSTAND
-
GEVAAR
-
INDICES
0
GELUID
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN - consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m² Vervaardiging van wijn, cider e.d. VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproductie en zetten Overige grafische activiteiten Reproductiebedrijven opgenomen media VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Farmaceutische productenfabrieken: - verbandmiddelenfabrieken VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW VERVAARDIGEN VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw, productieoppervlak < 200 m² VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Elektrotechnische industrie niet elders genoemd VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m² Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sociale werkvoorziening
STOF
2 0 1 0 3 6
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
15 1552 1581 1581 1584 1584 1584 1593 t/m 1595 18 182 20 205 22 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 24 2442 2442 26 262, 263 262, 263 28 281 281 30 30 31 316 33 33 36 361 362 363 3661.1
1/4
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
B
B B
L
B
Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2
VISUEEL
BODEM
30 C
10
30
2
1P
1
B
0 0
0 0
10 C 30 C
10 10
10 30
1 2
1P 1P
1 1
10
0
30 C
10
30
2
1P
1
0
0
30 C
10
30
2
1P
1
10 0
30 10
50 30
10 10
50 30
3.1 2
2G 1G
1 1
B B
10 0 10 0
0 0 0 0
30 10 30 30
10 10 0 10
30 10 30 30
2 1 2 2
2 1 3 1
P G P P
1 1 1 1
B
30
0
30
10
30
2
3P
1
B
10 0 10 10 30 10 10
10 0 0 10 10 10 10
30 30 30 30 30 30 30
0 0 0 0 0 10 10
30 30 30 30 30 30 30
2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2
G G G G G G G
1 1 1 1 1 1 1
0
10
30
10
30
2
1G
1
0
10
30
0
30
2
1G
1
0 30 10 0
0 30 10 0
30 30 30 30
30 30 30 30
2 2 2 2
1 1 2 2
1 1 2 1
0 30 R 10 0
G G G G
LUCHT
CATEGORIE
0
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
0 2 4 6 0 2
GEVAAR
0 3 -
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW BOUWNIJVERHEID Aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak > 1.000 m² - aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m² HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Autobeklederijen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires Benzineservisestations: - zonder LPG GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Groothandel in bloemen en planten Groothandel in dranken Groothandel in tabaksproducten Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen Groothandel in overige consumentenartikelen Groothandel in hout en bouwmaterialen: - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² zand en grind: - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m² Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m² Groothandel in kunstmeststoffen Groothandel in overige intermediaire goederen Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
INDICES
0
GELUID
B
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA Gasdistributiebedrijven: - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - blokverwarming
STOF
C0 C1 D0 D3 D4 E0 E2 B0 B1 2 3 -
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
40 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41 41 45 45 45 50 501, 502, 504 5020.4 5020.5 503, 504 505 505 51 5122 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5153 5153 5153.4 5153.4 5154 5154 5155.2 5156 517
2/4
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2
10
1
1P
10 10
0 0
10 C 30 C
10 10
10 D 30
1 2
1P 1 1 G/P 1
0 0
0 0
30 C 30 C
0 10
30 30 D
2 2
2P 1P
1 1
10
0
30 C
0
30
2
3P
1
0 0
0 0
30 C 10 C
0 0
30 10
2 1
2P 1P
1 1
0 0
0 0
0 C 0 C
10 10
10 10
1 1
1P 1P
2 2
0
0
10
0
10
1
1P
1
10 10
0 10
30 30
10 10
30 30 D
2 2
2P 2G
1 2
0 0
0 0
10 30
1 2
1P 1P
1 1
30
10
10 0
10 30 C
0 0
LUCHT
A B
10
BODEM
A0 B A0 A7 -
10
VISUEEL
-
0
VERKEER
A B -
CATEGORIE
A B0 B2 B3 A -
GROOTSTE AFSTAND
1 -
GEVAAR
-
INDICES
0
GELUID
-
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Kantines Cateringbedrijven VERVOER OVER LAND Taxibedrijven Pomp- en compressorstations van pijpleidingen DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Autoparkeerterreinen, parkeergarages POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven zendinstallaties: - FM en TV - GSM- en UMTS-steunzenders VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. Switchhouses SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d. MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: rioolgemalen Afvalverwerkingsbedrijven: - verwerking fotochemisch en galvano-afval OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
STOF
-
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
52 527 55 5551 5552 60 6022 603 63 6321 64 641 642 642 642 642 70 70 71 711 714 72 72 72 73 731 74 7481.3 7484.4 90 9001 9001 9002.2 9002.2 93 9301.2 9301.3 9301.3 9302
3/4
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
1
B L
30
30 R
30
2
1P
1
0 0
30 C 10
10 0
30 10
2 1
2G 2P
1 1
30
0
10 C
0
30
2
1P
1
10
10
30
30 R
30
2
1G
1
B
L
30 0 0 0
0 0 0 0
30 30 10 10
30 R 0 0 0
30 30 10 10
2 2 1 1
2 1 1 1
1 1 1 1
B
L
G G P P
B
Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2
1 1 1
LUCHT
2P 1P 1P
BODEM
1 2 1
VISUEEL
10 30 10 D
VERKEER
0 0 0
CATEGORIE
10 30 C 10 C
INDICES
GROOTSTE AFSTAND
0 0 0
GEVAAR
0 10 0
GELUID
B
Begrafenisondernemingen: - uitvaartcentra Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
STOF
0 1
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
9303 9303 9304 9305
4/4
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
Stedenbouwkundiger randvoorwaarden Cosseeterrein Hillegersberg november 2008
INVENTARISATIE BEBOUWING BERGSE ACHTERPLAS VERENIGING "ONS BUITEN" TOTALE VLOEROPPERVLAK MEER DAN 40M² EILAND Perceelnr. Tot. M² Vloeropp. NR. 1 70 57 72 45 74 45 76 44 80 52 84 47 2 90 44 4 134 51 136 47 142 48 146 55 150 45 154 45 160 42 162 44 164 46 180 46 182 43 7 204 46 212 42 214 54 218 48 226 50 228 46 234 42 236 44 238 45 240 42 242 42 250 43 252 49 262 52 272 42 274 46 8 280 57 282 46 284 43 292 54
Eilandnr. Perceelnr. Tot. M² Vloeropp. 9 348 43 354 50 356 63 358 52 368 42 10 300 49 304 49 306 48 308 54 310 46 316 42 318 42 320 46 325 56 328 44 338 48 344 44 345 42 11 380 49 382 42 394 42 400 47 402 55 404 59 410 46 414 50 416 41 422 45 424 60 426 53 428 53 430 60 436 47 437 42 440 56 441 67 12 409 43
Op recreatiepercelen 214, 224, 228 en 266 is de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande plantenkas toegestaan.
PARTICULIER EIGENDOM TOTALE VLOEROPPERVLAK MEER DAN 40M² EILAND NR. Perceelnr. Tot. M² Vloeropp. 5 Geen overschreiding van maximum bebouwd oppervlak 6 Geen bebouwing aanwezig 13 442 64m² 444 81m² 446 67m² 448 66m² 450 67m² 454 45m² 460 67m² 462 73m² 464 60m² 466 63m²
Inventarisatiekaart perceelsindeling eilanden Bergse Achterplas
III BIJLAGEN
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN - Besluit hogere waarden Wet geluidhinder
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder
IV KAARTEN
INHOUDSOPGAVE KAARTEN -
Bestemmingsplankaart Plankaart Archeologie Plankaart Milieu Kadastrale kaart met huisnummers
16-11-2011 16-11-2011 16-11-2011 16-11-2011