mansz. heeft overgedragen; onder bepaling dat indien Nicolaas, cu-
reit van Berchout de erflaester overleeft, hij de rente zal mogen gebruiken voor kerkelijke doeleinden'. Helemaal duidelijk is m.i. niet dat deze hofstede aan de kerk van Berkhout wordt vermaakt. Als parochie stond Berkhout onder de aartsproosdij van West-Friesland. Het hele westen van Europa was nog eensgezind katholiek. De proost woonde in Hoorn, aanvankelijk bij de Onze Lieve Vrouwe kerk op het Kleine Noord en later ter plaatse waar nu het Westfries Museum staat. De Proostensteeg herinnert daar nog aan. Deze aartsproosdij was een van de aartsdekanaten waarin -+- 1200 hct bisdom Utrecht verdeeld was. Het grootste deel van Nederland behoorde tot dat bisdom. Pas in 1559 kwam rily'est-Friesland onder het bisdom Haarlem, doch toen was er al grote verdeeldheid in de geloofsovertuiging van de bevolking ontstaan.
De parochiekerk werd op naam van de Heilige Georgius - St. Joris ingewijd. De pastorij werd door de Graven van Holland vergeven. De instelling van de pastoor geschiedde door de proost van West-Friesland.
Gezicht op de kerk van Berkhout. Waterverftekening 12-8-1791, H. de Winter,
R.A. Haarlem.
KERKEN IN BERKHOUT
De pastorij had vanouds 17 morgen land (uit Kerk hist. en Oudheden) cn trok jaarlijks 20 achelen gerst (een achel is het achtste deel van cen mud.) Het kosterschap, dat ook door de Graven van Holland begeven werd, bezat 11 morgen land. De koster was vroeger eveneens een geestelijkc doch van lagere orde. Hij gaf meestal ook onderwijs. Wat betekent nu het feit dat de Graven van Holland, de begevers waren van pastoors
en kosterambt? Wanneer de eerste kerk in Berkhout gebouwd werd, is niet bekend. Volgens de bundels van het Westfries Hist. Gen. staat vast dat Berkhout circa 1300 een kerkdorp was. Hoe ds. K. Schipper aan die gegevens komt, staat er jammer genoeg niet bij. Zou de eerste kerk of kapel, die vrij zeker van hout is geweest, gestaan hebben waar op de kaart van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland van 1683 een oud kerkhof wordt aangegeven? Zie hoofdstuk: Eerste Bewoning. Volgens het Rijksarchief in Den Haag is de eerste geschreven bron, waarin Berkhout voorkomt, de rekening van de baljuw van Medemblik, gedateerd 2l-8-131,1. De oudste akte waarin de kerk van Berkhout genoemd wordt, bevindt zich in het archief van Hoorn. Ze is van 24 juni 1381 en luidt:
'Hillegundis weduwe van Wille Backers vermaakt aan de fabriek (kerkvoogdij) van de Parochiekerk eene hofstede in de Oosterstraat welke zij blijkens ingevoegde schepenacte van 20 Juni I 367 heeft verhuurd aan Johannes Lowen die deze weer aan Jacob Har168
-
Daarvoor moet ik een ogenblik stilstaan bij de praktijk van de kerkc[>ouw in de vroege middeleeuwen. I{cel in het begin, tussen 700 en 800 na Christus, was het gewoonlijk zó, clat een groep gekerstende gezinnen onder leiding van een koninklijk lumbtenaar en de bisschop een kerkje bouwde' De bouwer of stichtcr van de kerk kreeg dan het recht de pastoor voor te dragen. Vaak was dat iemand uit de familie. De bisschop gaf dan de zegen. I)c Karolingische vorsten (huis van Karel de Grote) beschouwdcn zicll rnin of meer als eigenaar van deze kerken. Onder hun regeringcn ontwikkelde zich een adelstand, die op haar bezittingen sterktes, maar ook kcrken of kapellen bouwde. Zii waren er eigenaar van, in overeenstcmrning met de opvatting dat de stichter eigenaar werd. Men sprak van cigcn kerken. Onder de Hollandse gravenhuizen ging dat zo door. Tocn clo parochie-indeling tot stand kwam, werd het zo, dat mcn pas ccn kcrk mocht bouwen indien cr tcvens gezorgd werd voor voldocndc itt-
komstcn voor dc pastoor, cn hct kcrkondcrhoud. Mcn gaf claarvot>r vcclal lanclcrijcn, huizcn of bcpaal
goederen vicarieën of cappellerijen. De gevers kregen dan het zogenaamde patronaatsrecht (pastoorsbenoeming). In West-Friesland, waar zich door zijn afgeslotcn ligging geen eigenlijke adel ontwikkelde, bouwdcn de gezamenlijkc inwoners van een dorp hun eigen kcrkje, waaraan zij dan bepaalde landcrijcn vcrbonden, de oorsprong van de kerkelijke landerijen. Hierdoor ontstond in Wcst-Friesland de uitzonderlijke toestand, dat zij hun eigen pastoor mochtcn kiezen. De inzcgening geschiedde door de proost van Hoorn, de vertcgenwoordiger van hct Domkapittel van Utrccht, dus niet van dc bisschop. Ook dit laatstc was afwijkend van de rest van Nedcrland. West-Friesland vormde een eigen dckcnaat, met een deken die een Westfries moest zijn, waarvan de hoogstc rcchtspraak niet bij de bisschop berustte, maar bij de proost van West-Friesland, die in Hoorn woonde.
In
1280 wordt het dekenaat voor hct eerst genoemd, als Westeliglant. Toen nu West-Friesland na de dood van Floris V in opstand kwam en opnieuw door zijn zoon Jan I onderworpen werd, was een van de opgelegde voorwaardcn in 1299 dat dc Graaf in gcval van pastoorsvacatures in de dorpen, hct recht nam om de pricster voor te dragen, voorzover dat recht bij de parochianen bcrusttc en niet bij het Domkapittcl van Utrecht (in Medemblik) of bij de abt van Egmond (in Wognum).
I is dus de redcn gcwccst dat de begeving mct pastoor cn koster in Berkhout door dc Graaf van Holland geschiedde. Zij hebben dat recht gcusurpccrd. (zich toegeëigend.) Het beDeze opgelcgdc straf door Jan
tekcnt dus niet dat dc Graaf bouwcr van de Berkhoutcr kcrk was. Nog in 1524 vernieuwde Kcizcr Karel V zijn recht, als Graaf van Holland, om het in 1521 wcg tc schenken aan de abdij van Egmond. De benoeming tot pastoor of kostcr bctckende lang niet altijd dat de bcnoemden persoonlijk ter plaatse aanwezig waren. Hcel vaak lieten zij de dicnsten door onderpastoor
:
vice cureyt en kosters vcrrichten.
Zo was in 1514 Frederik Jansz. met het ambt van koster bcklecd, waarvan hij bij afwezigheid 2 Vlaamse ponden genoot. In hetzclfdc jaar bekleedde Philips de Busco, kanunnik in's-Gravenhage het ambt van pastoor, waarvoor hij een inkomen van 4 Vlaamse pondcn genoot. De functie zelf werd bekleed door een onderpastoor, Johan Hcndriksz., 40 jaar oud. In dat jaar waren er 400 500 communicanten. Volgens een perkament aanwezig in het gemeentehuis te Berkhout ver-
kopen de kerkmeesters op 14-8-1477 een lijfrentebrief van 12 Rijnse guldens aan Pieter Remmersz. Dit betekent dat Pieter Remmcrsz. een vaste som, waarschijnlijk 100 Rijnse guldens, stort waarvoor hij zolang hij leeft J 12.- rente per jaar krijgt. 14-2-1524 waren Thaems Jacob Nobcls cn Jacob Pictcr Jans kcrknrccs170
ters van de parochiekerk in Berkhout. Hier lijkt voor de eerste keer de naam Nobel al op te duiken. 1521 . De kerk van Berkhout wordt door de mccster van de rekeningcn van Hollant (grafelijk ambtenaar) aan de abt van Egmond afgestaan. J. I(. de Cock veronderstelt dat de abdij van Egmond zekere rechten op deze kerk uit kon oefenen. De graven van Holland hebbcn vcel bijgedragen tot de vorming van de abdij van Egmond, zodat cr eeuwenlang nauwe betrekkingen bleven bestaan:
20 Augustus 1527. bisschop die Henricus, hertog van Bavaria, elect van Traiectum bekrachtigt de schenking van -een rente groot niet gewijd was -, jaarlijks, gedaan door den abt van Egmond aan 100 gouden dukaten Cornelius Vincentiusz. en Jacobus Vincentiusz., zoons van Vincent Cornelisz. rekenmeester van Holland ieder voor de helft en gcdurende den duur van hun leven, aangezien Cornelius de kerkcn van Noortwijck en van Berchout aan den abt afgestaan heeft. In no 514 Rijksarchief.
l5 Sept. In 1539 reikt de kerk een rentebrief van 26 stuivers 's jaars uit, ten behoeve van het St. Joris altaar. Dus weer een som geld ontvangen, waarvoor 26 stuivers rente per jaar moest worden betaald. 2 Juni 1553 Een rentebrief van drie Carolusguldens's jaars t.b.v. het Lievevrouwenaltaar.
Met Hoorns overgang naar de Prins, zal ook Berkhout, dat immers sedcrt 1408 bestuurlijk bij Hoorn behoorde, kerkelijk omgezwaaid zijn, d.w.z. dat de kerk in bezit werd gcnomen door hen die de hervorming waren toegedaan. De Katholicken moesten hun toevlucht tot schuilkcr-
kcn nemen. Op 26-4-1606 geven de vredemakers en kerkhoofden van Berkhout ecn kwitantie af voor betaling van 134 Carolus-guldens ter zake van de vcrkoop van een deimt land (: 2,/:r morgen) toebehoort hebbende aan dc pastorij van Berkhout. De som is gebruikt voor het maken van een zckcr krabhoofd voor de dijk genaemd het Paperack (het stuk dijk door dc Paap te onderhouden) tot hunne pastorij en kosterij landen behorcndc, krachtens de keur van dijkgraaf en waarschappen. Vanouds berustte op iedere morgen land de verplichting ecn bepaald
stukje dijk
tc
onderhouden.
Op 18 Juli 1609 worden vier stukken land, de kerk toebchorend, verkocht. In 1628 verkoopt men een huisje staande op het kcrkhof. Al dczc gcgcvens bevindcn zich in de archieftrommel van Berkhout. In'Holland in Vrocgcr Tijd', voor het ecrst in 1142 uitgcgcvcn cn kortclings hcrdrukt, staat gcschrcvcn dat dc kcrk van Bcrkhout ccn vrij grtxrt gcbouw was. In l74B wcrcl zc aanmcrkclijk vcrnictrwcl. In rlc Ijransc tijcl kwanrcn clc torcns van clc kcrkcn in gcnrccntcöigcn-
t7l
goederen vicarieën of cappellerijen. De gevers krcgen dan het zogenaamde patronaatsrecht (pastoorsbenoeming). In West-Friesland, waar zich door zijn afgcsloten Iigging geen eigenlijke adel ontwikkelde, bouwden de gezamenlijke inwoners van een dorp hun eigen kcrkje, waaraan zij dan bepaalde landcrijen verbonden, dc oorsprong van de kerkelijke landerijen.
Hierdoor ontstond in West-Friesland de uitzonderlijke toestand, dat zij hun eigen pastoor mochten kiezcn. De inzcgcning geschiedde door de
proost van Hoorn, de vertegenwoordiger van het Domkapittel van Utrecht, dus niet van de bisschop. Ook dit laatste was afwijkend van de rest van Nederland. Wcst-Friesland vormde een eigen dekcnaat, met een dckcn die een Wcstfries moest zijn, waarvan de hoogstc rcchtspraak niet bij de bisschop berusttc, maar bij de proost van West-Friesland, dic in Hoorn woonde.
In
1280 wordt het dekenaat voor hct cerst genoemd, als Westeliglant. Toen nu West-Friesland na de dood van Floris V in opstand kwam en opnieuw door zijn zoon Jan I onderworpen werd, was ccn van de opgelegde voorwaarden in 1299 dat de Graaf in gcval van pastoorsvacatures in de dorpen, het recht nam om de priester voor te dragen, voorzover dat recht bij de parochianen berusttc cn nict bij het Domkapittel van Utrecht (in Medemblik) of bij de abt van Egmond (in Wognum). Deze opgelcgdc straf door Jan I is dus de redcn gcweest dat de bcgcving
ters van de parochiekerk in Berkhout. Hier lijkt voor de eerste kecr clc naam Nobel al op te duiken. 1527. Dc kcrk van Berkhout wordt door de meester van de rekeningcn van Hollant (grafelijk ambtenaar) aan de abt van Egmond afgestaan. J. I(. de Cock verondcrstelt dat de abdij van Egmond zekere rechten op deze kerk uit kon oefenen. De graven van Holland hebbcn veel bijgedragen tot de vorming van de abdij van Egmond, zodat er eeuwenlang nauwe betrekkingen bleven bestaan:
20 Augustus 1527. Henricus, hertog van Bavaria, elect van Traiectum bisschop die niet gewijd was bckrachtigt de schenking van -een rente groot -, jaarlijks, gedaan door den abt van Egmond aan 100 gouden dukaten Cornelius Vincentiusz. en Jacobus Vincentiusz., zoons van Vinccnt Cornelisz. rckenmeester van Holland ieder voor de helft en gcdurcnde den duur van hun leven. aangezien Cornelius de kcrkcn van Noortwijck en van Berchout aan den abt afgcstaan heeft. In no 514 Rijksarchief.
l5 Sept. In 1539 reikt de kerk een rentcbricf van 26 stuivers 's jaars uit, ten behoeve van het St. Joris altaar. Dus wcer een som geld ontvangen, waarvoor 26 stuivers rcnte per jaar moest worden betaald. 2 Jtni 1553 Een rentebrief van drie Carolusguldcns's jaars t.b.v. hct Lievevrouwenaltaar.
met pastoor cn kostcr in Bcrkhout door dc Graaf van Holland geschicdde. Zij hebben dat rccht geusurpecrd. (zich tocgcëigend.) Het betekent dus nict dat de Graaf bouwcr van de Berkhoutcr kerk was. Nog in 1524 vcrnieuwde Keizer Karcl V zijn recht, als Graaf van Holland, om hct in 1527 weg te schenkcn aan de abdij van Egmond. De benoeming tot pastoor of koster betckende lang niet altijd dat de benoemden persoonlijk ter plaatse aanwezig waren. Heel vaak lietcn zij
Met Hoorns overgang naar dc Prins, zal ook Berkhout, dat imnrers scdert 1408 bestuurlijk bij Hoorn behoorde, kerkelijk omgezwaaid zijn. d.w.z. dat de kerk in bezit werd genomen door hen die de hervorming waren toegedaan. De Katholieken moesten hun tocvlucht tot schuilkcrkcn nemen. Op 26-4-1606 geven de vredemakers en kerkhoofden van Berkhout ccn kwitantie af voor betaling van 134 Carolus-guldens ter zake van dc vcrtr:oop van een deimt land (- 2/n morgen) toebehoort hebbende aan clc
Zo was in
pastorij van Berkhout. De som is gebruikt voor het maken van ecn zckcr krabhoofd voor de dijk genaemd hct Faperack (het stuk dijk door rlc I)aap te onderhouden) tot hunne pastorij en kosterij landen bchorcndc, krachtens de keur van dijkgraaf en waarschappen. Vanouds berustte op iedere morgen land de verplichting ccn bcpaalcl
dc dicnstcn door onderpelstoor : vice cureyt en kosters verrichten. l5l4 Frederik Jansz. mct het ambt van koster bekleed, waarvan hij bij afwezigheid 2 Vlaamse ponden genoot. In hctzelfde jaar beklccddc Philips de Busco, kanunnik in 's-Gravenhage hct ambt van pastoor, waarvoor hij een inkomen van 4 Vlaamsc ponden genoot. De functie zelf werd bekleed door ecn onderpastoor, Johan Hendriksz., 40 jaar oud. In dat jaar waren er 400 500 communicanten. Volgens een perkament aanwezig in het gemeentehuis tc Bcrkhout ver-
kopen de kerkmecsters op 14-8-1477 een lijfrentebrief van 12 Rijnsc guldens aan Pieter Rcmmersz. Dit betekent dat Picter Rcmmcrsz. een vaste som, waarschijnlijk 100 Rijnse guldens, stort waarvoor hij zolang hij leeft f 12.- rente per jaar krijgt. 14-2-1524 waren Thaems Jacob Nobcls cn Jacob Pictcr .lans kcrknrccs170
stukje dijk te onderhouden. Op 18 Juli 1609 worden vier stukken land, de kcrk tocbchorcnd, vcrkocht. In 1628 verkoopt men een huisje staande op hct kerkhof . Al clczc llcgcvcns bcvindcn zich in de archieftrommel van Berkhout. Irr'Holland in Vrocgcr Tijd', voor hct ecrst in 1742 uitgcgcvcn cn k«rrtclings hcrclrukt, staat gcschrcvcn dat clc kcrk van Ilcrkhout ccrr vrij liroot gctrouw was. ln l74tl wcrcl zc aanmcrkclijk vcrnicuwcl. Iu clo liransc tijtl kwanrcn clc torcns van clc kcrkcn in gcnrccntclrigcn-
t7t
In 1855 bouwt men toch een nieuw portaal, maar nu aan de buitenkant aan de noordzijde van de kerk. Daardoor krijgt men ook meer zitplaatsen, waaraan toen grote behoefte bestond. Toen de oude school, die half voor de kerk stond, in 1875 was afgebroken en er een nieuw ijzeren hek was geplaatst, had de kerk een vecl beter aanzien gekregen. In 1878 werd ze nog voorzien van een petrolcumverlichting die het predikaat schitterend kreeg. Kerkvoogden laten in 1879 de kerk aan de noordzijde met nieuwe pannen beleggen. De gemeente doet hetzelfde met de toren. Vier jaar later zal, het ook aan de zuidzijde gebeuren. Of het er nog van gekomcn is voordat dc grote ramp van 3 dec. 1883 plaatsvond, is mij niet bekcnd. Op die dag brandden toren en kerk af. Volgens de verhalen ontstond de brand door een in de toren opgcslotcn arrestant. De veldwachter had vergeten hem zijn lucifers af te nemcn.
t.-l" ,;-". l,-'-a1
.;'.
WE I(crk Bcrkl.rout in
1738. Tckening
A D. Iiaan. R.A. Haallem.
Vond hicr ccn omwisscling van de datering plaats ir-r het
Rijksarchicf
gebruiktc H. dc Winter een veel oudere afbcelding als voorbecld? Onmiskenbaar is het kerkjc van l79l oudcr dan dat van 1738.
,
ol
dom. De gemeente moest dus voortaan ook voor onderhoud en vernieu-
wing zorgdragen. Uit de notulen van 17-6-1818 blijkt dat de toren voor 8.000 gulden bij de Utrechter Algemene Brandwaarborg Mij. verzekerd is.
De arrestant, Pieter Borst, verbrandde mee. Een commissie uit gemeenteraad en hervormde kerk kreeg opdracht kerken en torens in verschillende dorpen te gaan bekijken. Voor hct kerkbestuur gingen Jb. Clay en J. Nobel Dz. Zeven februari 1884 brengt de commissie verslag uit. Na bezoeken aan Zaandijk, Heer Hugowaard, Oudkarspel, Haringkarspcl, Dirkshorn en Nieuwe Niedorp komt de toren van Dirkshorn dc commissie het doelmatigst voor. Het front van dc kerk van Nieuwe Nicdorp getekend door ir. Stoutjcsdijk wordt als voorbeeld voor de kcrk zclf, goedgekeurd. De toren gaat 15.930 gulden kosten. I)e verzekeringspenningen voor de kerk worden volledig uitgekeerd tcn
In 1 843 is de toren in zo'n slechte toestand en zo scheefgezakt, dat men besluit een nieuwe te bouwen. Het geld, 4.000 gulden, heeft de gemeente niet in kas. Men zal het van particulieren lenen. In juli is er aanbesteding van de vernieuwingen en herstellingen, in de Ridder St. Joris. E. Klein mijnde voor 3.710 gulden. ln 1844 was de toren gereed. Tot aan de bouw van een raadhuis in 1865 vonden de raadsvergaderingen in de kerktoren plaats. Daarna gaf men er catechisatielessen in. Erg deugdelijk werd ze blijkbaar niet herbouwd, want in 1871 zijn er al weer belangrijke reparaties nodig. Het kerkgebouw zelf was ook al oud. In 1853 is het portaal dat zich aan de noordzijde in de kerk bevindt zo bouwvallig geworden, dat men voorstelt het af te breken. Men wil dan een nieuwe ingang door de toren maken, doch zal dan eerst toestemming aan de gemeenteraad moeten vragen.
De zuidermuur en het dak zijn ook erg vervallen en verzakt. Hct houtwerk is sedert onheuglijke tijden niet geverfd, wat dc kcrk van binncn een ongunstige en bouwvallige indruk verleent. 172
N.l
l.
l
vln
1886
cn plslolic van ltl6l
t7i
Y bcdrage van 32.000 gulden, onder aftrek van I 910.-- voor de ruïne. Bij de brand ging ook de oude luidklok verloren. Dominee K. Boon, die tientallen jaren predikant in Berkhout was geweest, spoedde zich na de brand naar ons dorp. Uit de ruïne diepte hij stiekem een stuk gesmolten mctaal van de luidklok op, en liet daarvan een tafelbel gieten, die
hij aan de kerkeraad schonk voor gebruik in de kerkekamer. Op de bel staat gegrift: 'Klokspijs van de ouden klok in 1479 gegoÍen en in 1883 door den brand der kerk teloor gegaan.' In de kerkckamer wordt ook een schilderij bewaard, weergevend een deel dcr kerk van Berkhout vóór de brand, benevens een tekening van hct vooraanzicht der kerk. Uit het bestek cn de voorwaarden van de nieuw te bouwen kerk, van 26-3-1884 zijn nog enkele aardige bijzonderheden te vermelden: De overblijfsclen afbreken en schoonmaken. Fundering oostzijde laten staan, de rest uitgraven en afzagen. Dc gemetselde doodsbccnderenkuil in de kerk ontruimen en de inhoud volgens orde begraven. De overblijfselen van lijken of kisten, die gevonden worden op bcstemde plaats bcgraven. (Laatste graf in kerk in 1829.) Zeldzaamhedcn van natuurlijk historische of ar-rdere voorwerpen van gcschiedkundige aard, zal de aannemcr aan de Directie ter hand stel-
Irr 1960 afgebroken Ned. Hcrv. pastorie. Rcchts, oudc boerderij met houtcn Irllsgcvcl waar de doktoren Petrus cn Bcrnardus Delemarre praktizccrdcn. lcn. Er worden 250 heimasten van
l0 m. lengte gebruikt
en nog 56 kor-
tcre.
De kerkvloer bestond vroeger geheel uit grafzerken. De meer gcgocrlcn kochten een graf in de kerk. Helaas heb ik nicts over deze zerkcn Iiunnen vinden. In 1847 werden ze nog opgenomen en na aanvulling nrct zand weer op hun plaats gelegd. In 1851 alweer verzakt, vooral onder de vrouwenzitplaatsen. In 1854 in zo slechte staat, dat men ccrst van plan is de zerken ondcr de vrouwenzitplaatsen door straatstencn tc vcrvangen.
I)at gaat niet door, men koopt een aantal nieuwe zerkstenen, daarna ltccn woord er meer over. {)ok bij de afbraak, na de brand, niets. Het is erg jammcr dat cr nicts van dc grafopschriften bewaard is geblevcn. De oude zcrkcn vormcn vaak nog cen l7e en 18e ccuwse bron voor gcnealogen. (Familicondcrzock).
.luist omdat cr cen paar familics al enkele eeuwen
in Bcrkhout wo-
lren, haddcn zc intcressante gcgcvens op kunnen levcrcn. Waar zijn zc gc-
blovcn? Vcrkocht, ondcr dc nicuwc kcrkvloer tcrechtgckomcn, voor fulr-
rlcring gcbruikt? Houtcn model van de N.FI. pastoric, afgcbrokcn in 1861. Op de voorgroud tafelbc'I, gegoten van de luidklok van 1479, verloren gegaan bij de kcrkbrand van 174
188J.
linkclc fcitcn ovcr dc Pastoric. In 1850 was zc nog gchccl van lrout. ln rllrl jaar wcrd clc noordzijdc opnicuw opgctrokkcn, «tndcr van stccrr crr l7
-)
boven weer van hout. Elf jaar later wordt het onderhoud te duur. Men besluit een nieuwe pastorie te bouwen. Hiervoor ontvangt men een subsidie van 3.000 gulden. H. Schmidt bouwt de pastorie, hij kost 1,0.675 gulden' Voor deze bouw moeten een aantal bomen op het kerkhof en bij de pastorie verdwijnen. i; tï
I, à
à r1
rl t; t:
ti
l, h !t I ,!
Het kerkhof zal wel rondom de kerk hebben gelegen. In 1863 wordt de eerste steen gelegd door Kl. Koster Kz. 12 iaat, zoon van de President Kerkvoogd en Dirk Slagter 10 jaar, zoon van de secretaris van het Kerkvoogden College. Er komt een nieuw ijzeren hek omheen aan de noorden oostzijde. Tussen Delemarre en de pastorie verdwijnt het oude schot en verrijst een houten traliehek. De heer B. Delemarre krijgt een cadeau van de kerkeraad als blijk van erkentelijkheid voor de manier waarop hij de moeilijkheden en last bij de bouw van de pastorie heeft opgevangen. De heer Boelee uit Hoorn maakt een tekening van de oude en de nieuwe pastorie. Daardoor weten we nu nog hoe de oude er heeft uitgezien.
176