KENNISCREATIE Werken en promoveren: de duale promovendus
Deze visie is tot stand gekomen door een samenwerking tussen het Centrum Regionale Kennisontwikkeling, Universiteit Leiden - Campus Den Haag, de Kamer van Koophandel Den Haag en Leloux, Science & Business BV.
KENNISCREATIE Werken en promoveren: de duale promovendus
Dr. Adriaan in ’t Groen MPA Directeur Centrum Regionale Kennisontwikkeling Drs. Cees Broeksma Partner Regionale Kennisontwikkeling Kamer van Koophandel Den Haag Dr. Ton Rijerkerk Partner Regionale Kennisontwikkeling Kamer van Koophandel Den Haag
Informatie Informatie over deelname, promotietrajecten, programma, kosten en samenwerkingsmogelijkheden: Universiteit Leiden - Campus Den Haag Centrum Regionale Kennisontwikkeling Bezoekadres: Lange Houtstraat 7 2511 CV Den Haag Tel.: 070 800 9589 E-mail:
[email protected] www.campusdenhaag.nl/crk
Adriaan in ’t Groen en Mirjam Leloux Centrum Regionale Kennisontwikkeling
VERANTWOORDING
INHOUDSOPGAVE
Deze brochure beschrijft het fundament van het Centrum Regionale Kennis
Introductie
4
gelegd en kan het bouwen beginnen. Dat doet het Centrum met haar regionale
1. Innovatie en de rol van de regio
7
partners: de hogescholen, de Kamer van Koophandel Den Haag en andere
1.1 Innovatiebeleid
7
kennisinstellingen en -bedrijven in de regio. Een centrale rol daarbij vervult de
1.2 Innovatiemodellen
duale promovendus die een thema uit de beroepspraktijk neemt om onderzoek
1.3 De rol van de regio bij innovatie
10
begeleid door een Leidse hoogleraar. Deze promotor zorgt dat er een kennisketen
2. De rol van kennisinstellingen
12
tussen een Leidse Graduate School en de beroepspraktijk tot stand komt.
2.1 Hoger beroepsonderwijs, duaal onderwijs en kenniscirculatie
12
2.2 Universiteiten, duaal onderwijs en kennisvalorisatie
13
Wereld en beroep ontwikkelen zich voortdurend. Lokale en globale invloeden
3. De rol van kennis en wetenschap
16
werken daarop in. Nieuwe uitdagingen dienen zich daardoor aan. Dat vraagt
3.1 Kenniscreatie
16
om kennis. Het Centrum Regionale Kennisontwikkeling verbindt met behulp
3.2 Wetenschapsontwikkeling
17
4. Een nieuw kenniscreatiemodel
19
beroepspraktijk staat daarbij centraal. Intensieve coaching, focus en maatwerk
5. Duale promoties
21
karakteriseren de aanpak. Zo kunnen nieuwe vormen van interactie tussen
5.1 Het duale dissertatieprogramma in vogelvlucht
22
praktijk en theorie opbloeien. Dat leidt tot nieuwe kennisketens. Een sterkere
5.2 De intake
22
positie van bedrijven, instellingen, beroepssectoren en regio’s is daarvan het
5.3 Opleiding en competenties
22
resultaat. De ‘regio’ staat daarbij voor de ‘omgeving’ van de universiteit. Deze is
5.4 Promotor en promovendus
23
altijd dichtbij en ver weg.
5.5 Wetenschappelijke omgeving
23
5.6 Promovendi en onderzoek
24
Dr. Adriaan in ’t Groen MPA
5.7 Stappenplan
24
Directeur Centrum Regionale Kennisontwikkeling
Tot besluit
26
Referenties
27
ontwikkeling bij Universiteit Leiden - Campus Den Haag. Hiermee is de basis
8
te doen. Zo wordt werken en promoveren gecombineerd. Zij of hij wordt daarbij
Missie
van onderzoek de dynamiek van de beroepspraktijk met de dynamiek van de wetenschap. Door een duale opzet van werken en promoveren ontstaan nieuwe relaties tussen beroepspraktijk en onderzoek. De onderzoeksvraag vanuit de
Universiteit Leiden - Campus Den Haag
Introductie Aan het eind van zijn leven bundelde en bewerkte Immanuel Kant
kennelijk een steeds verdergaande opsplitsing van aandachts
vooruitgang, voor innovatie wil benutten.
zijn vele notities en voorbereidingen voor zijn colleges. Daaruit
gebieden onvermijdelijk. Op dat determinatiebeginsel is de
Nieuwe vormen van kennisontwikkeling in wisselwerking met de
ontstonden drie opstellen die in 1798 verschenen onder de titel
ontwikkeling van de universiteit na de Middeleeuwen gebouwd.
beroepspraktijk leiden voortdurend tot nieuwe maatschappelijke
Der Streit der Fakultäten. Kant behandelt vanuit verschillende
Daardoor kon er grote vooruitgang in de wetenschapsbeoefening
toepassingen. In deze brochure verkennen we die. We beschrijven
gezichtspunten of conflicten de relatie tussen de toen bestaande
worden bereikt. Maar deze gedifferentieerde wereld heeft er ook
visies op innovatiebeleid en de rol van de regio daarbij (hoofdstuk 1),
faculteiten binnen de toenmalige universiteit. Met de zich krachtig
toe geleid dat wetenschapsgebieden uit elkaar zijn gegroeid.
de rol van kennisinstellingen (hoofdstuk 2), de rol van kennis en
ontwikkelende wetenschap en snel veranderende maatschappelijke
wetenschap (hoofdstuk 3) en komen daarna uit op een nieuw
context ontstonden tijdens de Verlichting nieuwe inzichten
Na Kant hebben velen zich gebogen over de ontwikkeling van de
kenniscreatiemodel om innovatie in regio’s te stimuleren
die de basis vormden voor nieuwe benaderingen. Daarmee
wetenschap. Zo heeft Wilhelm von Humboldt ideeën ontwikkeld
(hoofdstuk 4). Dit model verbindt wetenschap en beroepspraktijk
werd in de negentiende en twintigste eeuw een onstuitbaar
over een nieuw type universiteit. Humboldts visie op staat en
met elkaar (hoofdstuk 5). Dat kan vervolgens leiden tot de
ontwikkelingsproces ingezet dat leidde tot een voortdurend nieuwe
universiteit bevat de kerngedachte dat burgers alleen door Bildung
ontwikkeling van nieuwe kennisketens, waardoor de innovatieve
ordening, afsplitsing en specificering van wetenschapsgebieden.
tot karaktervolle en zelfstandige individuen kunnen uitgroeien en
kracht van regio’s kan worden versterkt.
De Middeleeuwse opbouw van de universiteit die was
dat zo het beste fundament voor de staat kan worden gelegd.
gecentreerd op de faculteiten der theologie, rechten en
Het begrip Bildung verenigt hiermee de zuivere kennisontwikkeling
Het in september 2008 opgerichte Centrum Regionale Kennis
geneeskunde, waarbij de faculteit der filosofie een verbindende
met de persoonlijke vorming van individuen en de belangen van
ontwikkeling bij de Universiteit Leiden - Campus Den Haag
rol vervulde, kwam daarmee onder druk te staan. Met de
de staat. Onderwijs en onderzoek horen vrij te zijn, de universiteit
is de initiator van dit nieuwe kenniscreatiemodel. Alle projecten
toename van kennis ontstond de behoefte van specialisatie en
moet zichzelf besturen, maar het geheel moet de staat verder
van het Centrum hebben een duaal karakter. Daardoor zijn ze
daarop gebaseerde eigen organisatiewensen in de vorm van
helpen in zijn ontwikkeling. Humboldts Bildungsidee is daarmee
zowel verankerd in een concreet veld van de beroepspraktijk als
een eigen instituten of faculteiten voor de zich afsplitsende
zowel verbonden met het idealistische karakter van zijn visie,
in een wetenschaps- of kennisgebied.
nieuwe wetenschapsdisciplines. Met de geboorte van nieuwe
als met de pragmatische, toegepaste dimensie ervan. Bildung
wetenschapsgebieden ontstonden ook nieuwe methoden van
staat zowel in het teken van de zelfontplooiing van het individu
onderzoek.
omwille van louter die zelfontplooiing, als in het perspectief van de versterking van de staat. Daarmee wordt de vrijheid van onderwijs
Dat leidde tot nieuwe benaderingen, verbeeldingen en verwoor
en onderzoek verbonden met het normatieve kader van een
dingen van de werkelijkheid om ons heen. Deze trend heeft zich
maatschappelijk stelsel.
na de Middeleeuwen tot op de dag van heden voortgezet. Met de toename van de diversiteit van de wetenschap groeiden ook de
Deze korte inleiding in het gedachtegoed van Kant en Humboldt
wetenschappers binnen een universiteit uit elkaar. Om het geheel
laat het spanningsveld zien tussen de universiteit als leverancier
van het werkterrein van de wetenschap te kunnen overzien was
van nieuwe kennis en de maatschappij die deze kennis voor
1. Innovatie en de rol van de regio Het Centrum Regionale Kennisontwikkeling sluit met haar
hoger onderwijs, onderzoek en innovatie tot de internationale
activiteiten aan op ontwikkelingen en trends binnen het
top gaan behoren. Het in 2003 door de overheid opgerichte
Nederlandse innovatiebeleid van de laatste jaren. Dat zet steeds
Innovatieplatform heeft hiervoor verschillende voorstellen
meer in op clustering en regionalisering van kennisintensieve
gedaan, zoals:
activiteiten. In dit hoofdstuk worden recente ontwikkelingen in
• meer en gericht investeren in kennis en innovatie: meer
het Nederlandse innovatiebeleid beschreven. Vervolgens worden enkele innovatiemodellen kort besproken. Tot slot wordt de rol van de regio bij innovatie behandeld.
investeringen in de opleiding van mensen en in onderzoek en ontwikkeling; • organisatorische en institutionele vernieuwing: via effectieve aanpassingen zorgen voor voldoende speelruimte voor de mensen die het moeten doen (van de leerling in het onderwijs en de werk
1.1 Innovatiebeleid Tijdens de Europese top in Lissabon in het jaar 2000 spraken de
nemer bij het bedrijf tot de onderzoeker aan de universiteit); en • versterking van de verbindingen tussen partijen, vooral tussen
regeringsleiders van de Europese Unie uit dat Europa in 2010 the
enerzijds kennisinstellingen en anderzijds partijen aan de
most dynamic and competitive knowledge based economy in the
vraagkant.
world moet zijn. Zoals de meeste landen van de Europese Unie, kampt ook Nederland met de kennisparadox. Hiermee wordt
In de visie van het innovatieplatform wordt de regio als een
een discrepantie tussen beschikbaarheid en benutting van kennis
belangrijke entiteit binnen innovatie gezien. Blijkens de notitie
bedoeld: er is voldoende hoogwaardige kennis aanwezig, maar die
Pieken in de Delta van het Ministerie van Economische Zaken uit
kennis vindt moeilijk haar weg naar industriële activiteiten of naar
2006 wil de overheid de kansrijke regio’s in Nederland stimuleren.
maatschappelijke toepassingen. Het kennisaanbod is mogelijk te
De gedachte achter deze notitie is dat als men het nationale
eenzijdig en de vraagarticulatie vanuit het bedrijfsleven is mogelijk
groeivermogen wil versterken, de comparatieve voordelen
onvoldoende. Zo is er in de gezondheidzorg bijvoorbeeld een
van regio’s (pieken, clusters 1) beter benut moeten worden.
mismatch tussen het universitaire kennisaanbod en de verspreiding
Innovatie en regionale economische groei kan goed ontstaan als
van wetenschappelijke kennis bij haar beroepsbeoefenaars, omdat
kennisintensieve bedrijven en instellingen (zoals een universiteit)
ze veelal moeite hebben deze wetenschappelijke kennis naar hun
in elkaars nabijheid gevestigd zijn en samenwerken. Het meest
meer evidence-based praktijk te vertalen (ZonMW, 2005). De overheid heeft enkele jaren geleden het argument van de kennisparadox aangegrepen voor een verdere aanscherping van haar innovatiebeleid: Nederland moet op het gebied van
1 Een cluster wordt binnen de geografie in het algemeen gezien als een samenhangend geheel van bedrijven en ondersteunende instellingen binnen een bedrijfstak of een geheel van met elkaar verbonden bedrijfstakken, waarbinnen zowel wordt samengewerkt als geconcurreerd (o.a. Jacobs, 1995).
aangehaalde voorbeeld van een succesvol cluster is Silicon Valley
vertrouwen. Open innovatie is ook in Nederland momenteel
Uit recent onderzoek blijkt dat de kennisoverdracht van (nieuw)
Overigens zijn er verschillende type MKB bedrijven die
in Californië, Verenigde Staten. Silicon Valley is de bakermat
een duidelijk herkenbare trend. Hierbij zijn organisaties van
ontwikkelde publieke kennis naar het Nederlandse bedrijfsleven
wél zelfstandig werken aan de ontwikkeling van innovaties.
van de computer technologie, bedrijven zoals HP, Google en
elkaar afhankelijk en innoveren door interactie met andere
niet optimaal is. Volgens de Jong, 2007 ligt het initiatief voor de
Strategische netwerkers (ca. 5400 bedrijven in Nederland) en
Apple zijn er gevestigd (van Hoof, 2007). Een goed Nederlands
partijen, in een netwerk met heterogene actoren op verschillende
belangrijkste kennisstromen tussen kennisinstellingen en MKB
planmatige vernieuwers (ca. 11.700 bedrijven in Nederland)
voorbeeld is Medical Delta, en het Leiden Bioscience Park.
niveaus. De economische en maatschappelijke waarde van
veelal bij de kennisinstellingen zelf (zie figuur 1). In de praktijk
ontwikkelen projectmatig nieuwe producten of technologieën
Deze laatste is een belangrijke partner van het Centrum voor
innovatie en het besef dat innovatie te sturen is heeft op
wordt het lineaire model kennelijk nogal gepraktiseerd, en dan nog
en zijn door hun industriële en technologische achtergrond het
Regionale Kennisontwikkeling.
nationaal overheidsniveau geleid tot een nieuw innovatiebeleid
wel in eenrichtingsverkeer: de route MKB richting kennisinstelling
meest gebaat bij een betere kennisoverdracht en mogelijkheden tot
(Smits & Kuhlmann, 2004). Het huidige innovatiebeleid van de
blijft in de praktijk relatief onderbelicht. Voor MKB/technostarters
samenwerking met kennisinstellingen (Kroode & de Jong, 2004).
is de toegang tot kennisinstellingen niet gemakkelijk, vanwege de
De overheid heeft een reeks intermediairen opgericht of
het dynamisch innovatiesysteem. In deze benadering staat de
grote culturele, cognitieve en organisatorische verschillen. Ook
ingeschakeld als instrumentarium voor innovatiestimulering,
Traditioneel maakt innovatiebeleid veelal gebruik van een lineair
interactie, samenwerking en kennisuitwisseling tussen wetenschap,
beschikt het MKB meestal niet over het juiste (wetenschappelijke)
namelijk Syntens, SenterNovem, de Regionale
innovatiemodel waarin eerst fundamenteel onderzoek wordt
bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en beleid centraal.
netwerk. Er zijn wel enkele recente initiatieven om het MKB
Ontwikkelingsmaatschappijen, TNO, de Kamers van Koophandel,
verricht door wetenschappers, waarna de ontwikkelde kennis
Innovatie omvat de hele kennisketen: van kennis genereren tot
directer aan wetenschappelijke instellingen te koppelen, zoals het
en diverse regionale organisaties. Dit beleid is, volgens VNO-NCW,
in bedrijfsleven en organisaties wordt toegepast in toegepast
kennisoverdracht, het toepassen van kennis en het genereren van
Business to Science Portal (http://www.b2sp.nl) in de Provincie
te versnipperd: er wordt langs elkaar heen gewerkt, met hoge
onderzoek. Dit lineaire groeimodel, waarbij wetenschappelijke
inkomsten op basis van die kennis via nieuwe producten, diensten,
Zuid-Holland.
kosten en vertraging tot gevolg. Kennisoverdracht moet via een
kennis wordt verspreid (technology push) of ontstaat door de
processen en licentie-inkomsten. Innovatie ontstaat niet alleen
veel integralere aanpak, effectiever, overzichtelijker en efficiënter
vraag op de markt (technology pull) is inmiddels vervangen door
bij kennisintensieve grote en kleine bedrijven, maar ook bij het
worden gestimuleerd. Elementen van een verbeterde aanpak
een interactief groeimodel, waarbij groei het gevolg is van een
technologievolgende midden- en kleinbedrijf (MKB) en in de
wisselwerking tussen de verschillende actoren en waarbij bedrijven
dienstensector. Innovatie is niet een zaak van de overheid of van
in toenemende mate samenwerken met kennisinstellingen
alleen bedrijven of van alleen kennisinstellingen. Het vergt een
(Coolsaet, 2003). Innovatie wordt ook wel gezien als een
multistakeholder benadering. Dit vraagt om afstemming tussen
systeemactiviteit en heet dan open innovatie. Open innovatie
beleidsmakers, onderzoekers, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Innovatiestimulering in het midden- en
bedrijfsleven steeds meer tot stand komen door samenwerking
kleinbedrijf is daarbij essentieel voor behoud van werkgelegenheid
van verschillende soorten partijen en door betrokkenheid van
en de versterking van hun concurrentiepositie, en daarmee voor
gebruikers bij de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten.
hun groei (VNO-NCW, 2003). Daarom staat ook de Kamer
Door over de grenzen van hun eigen bedrijf te kijken, krijgen
van Koophandel Den Haag aan de wieg van het Centrum voor
bedrijven eerder en beter zicht op innovatieve ideeën, kennis en
Regionale Kennisontwikkeling.
technologieën dan wanneer zij alleen op eigen bronnen zouden
Universiteiten
Research instituten
Hogescholen
zijn: minder uitvoeringsorganisaties, betere afbakening van de doelstellingen van de verschillende organisaties, en sterkere onderlinge koppelingen tussen de intermediairen. Deze door VNO-NCW voorgestelde aanpak komt aardig tegemoet
private kennisinfrastructuur
Vertalers Solitairen
Afnemers
BEDRIJFSLEVEN
(AWT, 2006) betreft het verschijnsel dat innovatieprocessen in het
publieke kennisinfrastructuur
KENNISINSTELLINGEN
Nederlandse overheid wordt benaderd vanuit het concept van
1.2 Innovatiemodellen
aan de door Smits & Kuhlmann (2004) bepleite innovatieinstrumenten voor een succesvol innovatiebeleid, namelijk: 1. Management van interfaces 2. (de) constructie en organisatie van (innovatie) systemen 3. Opzetten van een platform voor leren en experimenteren
Figuur 1: Belangrijkste kennisstromen tussen kennisinstellingen en technologiebedrijven (de Jong, 2007)
4. Opzetten van een infrastructuur voor strategische intelligentie 5. Stimulering van vraagarticulatie, strategie en visie ontwikkeling.
1.3 De rol van de regio bij innovatie
binnen de bevolking (onder andere immigranten en kunstenaars
De nadruk van beleidsmakers op de regio als focus voor innovatie
(bohemians) en veel netwerkmogelijkheden (via de zogenaamde
functioneren van netwerken en de innovatieve effecten in de
komt niet uit de lucht vallen. Volgens de creative capital theorie
weak ties) binnen een regio stimuleren eveneens de vorming van
regio beïnvloeden, zoals een dynamische stedelijke omgeving
worden innovatie en economische groei vooral gestimuleerd door
een regional creative community waarin creativiteit kan opbloeien.
gecombineerd met een aantrekkelijk woon-, werken leefklimaat).
regionale clustering van een zich ontwikkelende nieuwe, creatieve
Florida (2004) heeft tevens een Euro-creativity-index (zie figuur 2)
Een illustratie van facetten en processen die bij regionale innovatie
klasse, bestaande uit kenniswerkers, kunstenaars en consultants.
gedefinieerd, waarin de talent-, technology- en tolerance-indices
een rol kunnen spelen wordt gegeven in Figuur 3.
In Nederland bestaat deze creative class uit circa 30% van het
vervolgens nader zijn uitgewerkt en voor de Westerse landen
totale arbeidspotentieel. Volgens Florida (1995, 2002) zal een regio
bepaald. Nederland scoort hiermee overall in de middenmoot, en
waarin voldoende aanbod is van technologie, talent en tolerantie
heeft een relatief lage score voor wat betreft de groei in creative
(de 3 T’s), en waar lage entry barriers zijn tussen bedrijven en
class. Hoewel Nederland bijvoorbeeld wel als een tolerant land
mensen, creatieve mensen aantrekken, innovatie stimuleren
ter boek staat blijft de assimilatie van immigranten relatief achter,
en economische groei kunnen realiseren. Een grote diversiteit
waardoor één van de voorwaarden voor de creative class, namelijk diversiteit, niet in voldoende mate wordt voldaan.
EUROPE IN THE CREATIVE AGE • FEBRUARY 2004 Euro-creativity Trend Index (1995 - latest avl, year)
The Euro-Creativity Matrix • Ireland • Portugal
Laggards
• Italy • France
• Denmark • Germany • UK
US •
Reductie • Transportkosten • Transactiekosten • Tijd
Horizontaal productieproces
Specialisatie
Formele relaties Vertrouwen
Cultuur
instellingen. Volgens de Raad is het belang van de lokale en
Leaders
Spain • • • Greece Austria
Geografische nabijheid
De Onderwijsraad adviseerde in 2005 een versterking van de regionale dimensie gekoppeld aan profilering van onderwijs
• Finland
Up and Coming
• regionale identiteit (de zogenoemde zachte factoren die het
Informele relaties
regionale omgeving een cruciale factor voor innovatie en Sweden •
• Netherlands
Losing Ground
Euro-Creativity Index Note: The separator axes between quadrants represent the avarage of the Index on the corresponding axis. For example, the right-hand quadrants include the countries whose score on the Euro-Creativity Index is above avarage, while the left-hand quadrants include countries with below avarage scores. In this figure, the mean for the Euro-Creativity Trend Index is calculated excluding Ireland, because its extremely high growth values would have pushed the mean so high that all other countries would have fallen below it.
ontwikkeling van kennis. Het gaat daarbij om: • economische bedrijvigheid (de aanwezigheid van kennisintensieve bedrijven, de regionale behoefte aan en beschikbaarheid van kennis, de financiële ruimte); • regionale onderwijscontext (de aanwezigheid van een hogeschool en universiteit, voor deze laatste voornamelijk waar het gaat om onderzoekscapaciteit en de al bestaande relaties met research & development-afdelingen); en
Instituties • Universiteit • Hoger onderwijs • Sector verenigingen/ instanties • Dienstverleners • Overheid • Kapitaal, fondsen, • investeerders, etc.
Vrije circulatie kennis en informatie
• Informeel van aard, • weinig hierachie • Grote betrokkenheid • van de gemeenschap • bij het productieproces
Innovatie en ondernemerschap Figuur 3: de rol van de regio bij innovatie en ondernemerschap (van Hoof, 2007)
Figuur 2: De Euro-creativity-index (Florida, 2004)
2. De rol van kennisinstellingen Zoals eerder al aangegeven, is de aanwezigheid van een
succes afsluiten. Met de hbo-bachelorgraad is het mogelijk een
Bij evaluaties hiervan door de HBO-Raad (2004) en de Stichting
De rol van de hogeschool als innovator in de regio is in
kennisinstelling in een regio van belang voor het vergroten
beroep uit te oefenen. Als ze dat willen, kunnen hbo-bachelors
Kennisontwikkeling HBO (SKO, 2007) blijkt dat deze doelstellingen
ontwikkeling. Hierbij wordt het begrip kenniscirculatie gebruikt,
van innovatiekracht. Een sterke researchuniversiteit speelt een
hun studie voortzetten met een masteropleiding in het hbo of
nog maar ten dele worden gerealiseerd. Structurele samenwerking
dat echter met wisselende betekenissen in wisselende contexten
belangrijke rol in een regional creative community. Zo is het
het wo. De wo-bachelorgraad is bedoeld om door te stromen
binnen de kennisinfrastructuur kan nog beter. Het is moeilijk om
wordt gebruikt. Het ministerie van OCW (2001) onderscheidt
innovatiesucces van de Amerikaanse Boston-area in hoge mate
naar een wo-masteropleiding. Wo-bachelors hebben recht op
docenten vrij te stellen voor deelname aan kenniskringen. Goede
negen modaliteiten van kenniscirculatie: afstemming curricula
toe te schrijven aan de concentratie van researchinstellingen.
toelating tot tenminste één wo-masteropleiding. Als studenten
structurele samenwerking tussen het midden- en kleinbedrijf
op de vraag, stages, duaal leren, gastdocenten en detachering van
De innoverende rol van de universiteit is echter niet slechts een
de masteropleiding met succes afronden, kunnen ze zich master
(mkb) en lectoren blijkt lastig. De bijdrage van lectoraten en
docenten, monitoring van innovaties, begeleiding van startende
lineaire, mechanistische route van geproduceerde wetenschap
noemen. Ook andere Europese landen voeren een BaMa-stelsel
kenniskringen aan de kwaliteit van het onderwijs wordt wel
ondernemers, wegnemen van knelpunten op de arbeidsmarkt,
pelijke kennis tot commercialisatie via bijvoorbeeld spin-offs,
in. Zo zijn opleidingen internationaal vergelijkbaar en kunnen
positief gewaardeerd.
ontwerp en ontwikkeling en internetondersteunende
maar veeleer een zoektocht waarbij de universiteit volgens de
studenten makkelijker geheel of gedeeltelijk in een ander
verschillende facetten van het 3T-model (technology - talent -
Europees land studeren (www.minocw.nl).
tolerance) haar relatie met regionale innovatie opbouwt. De regio moet op haar beurt ook in staat zijn tot absorptie en exploitatie
kenniscirculatie. Van der Sijde (2004) gebruikt het begrip Het ministerie van OCW (2001) noemt duaal onderwijs als
kenniscirculatie in de context van de ondernemende
één van de mechanismen die bestaat om kenniscirculatie tussen
kennisinstellingen en onderscheidt voor hogescholen zeven niveaus
hogescholen en beroepenveld te stimuleren. Duaal onderwijs is
van kenniscirculatie. Het zevende niveau van de ondernemende
een combinatie van leren en werken. VNO-NCW, MKB Nederland
kennisinstelling wordt omschreven als de lerende regio. Dit moet
het juiste klimaat qua lifestyle-mogelijkheden bieden waar de
2.1 Hoger beroepsonderwijs, duaal onderwijs en kenniscirculatie
en de Hbo-Raad hebben gezamenlijk een handreiking opgesteld,
door nationaal en regionaal innovatie beleid worden ondersteund.
vertegenwoordigers van de creative class zich senang bij voelen.
Hbo-instellingen profileren zich de laatste jaren steeds meer als
getiteld Praktijkarrangementen en stagecode HBO voor de
Bij een onderzoek naar kenniscirculatie binnen enkele hogescholen
van de binnen de universiteit ontwikkelde technologie en innovatie,
kennisinstellingen en investeren in het opzetten van lectoraten en
stimulering van de verschillende arrangementen die bedrijven,
concludeerden Leloux et al., (2007) dat er grote verschillen
Het Nederlandse hoger onderwijs bestaat uit twee pijlers:
kenniskringen. Beleidsdoelstellingen hierbij waren onder andere:
instellingen en hogescholen met elkaar kunnen treffen voor
zijn in de manier waarop de onderzochte hogescholen hun
het hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk
1) het versterken van de eigen positie in de kennisinfrastructuur:
onderwijs (wo) . Binnen Universiteiten worden wetenschappelijk onderzoekers opgeleid, binnen het Hoger Beroepsonderwijs (Hbo), beroepsbeoefenaars en (sinds kort) toegepast onderzoekers. Beide
praktijkervaring van Hbo-studenten (2006). Er zijn inmiddels
kenniscirculatie organiseren. De lerende regio staat daarbij nog in
intensievere samenwerkingsrelaties met (buitenlandse)
verschillende initiatieven voor duaal onderwijs ontwikkeld, zoals
de kinderschoenen. Deze kan slechts in een stevige interactie met
instellingen voor onderwijs en onderzoek;
het project vouchers in duaal onderwijs (De Weerd en Van de
de maatschappelijke werkelijkheid gestalte krijgen.
2) het verbeteren van de input vanuit economie en samenleving:
Velde, 2004). Ook succesfactoren zijn in kaart gebracht, zoals
kennisinstellingen leiden studenten op, maar oriëntatie en type is
meer en meer intensieve betrokkenheid van het bedrijfsleven
competentietraining, duidelijk aanspreekpunt in de school,
verschillend.
en het werkveld bij onderwijs en onderzoek;
netwerkvorming coaches op de werkplek, gestructureerde begeleiding etc. Enkele knelpunten bij duaal onderwijs zijn
2.2 Universiteiten, duaal onderwijs en kennisvalorisatie
producten en diensten die voorzien in de behoefte van het
bijvoorbeeld matching van studenten met werkplekken,
Universiteiten hebben vanouds als taak om wetenschappelijk
bedrijfsleven en het werkveld;
grip op de werkplek, zwaarte werkplek, discipline studenten,
onderwijs te geven en wetenschappelijk onderzoek te verrichten.
cultuurverschillen, relatie docenten met werkveld (Daale, 2000).
De universiteit is een resultante van wetenschapsdynamische
3) bijdrage aan economie en samenleving: meer en betere Sinds september 2002 kent het Nederlandse hoger onderwijs een bachelor-masterstructuur (BaMa). Studenten krijgen de graad van bachelor als ze een bacheloropleiding in het hbo (4 jaar voltijdse studie) of in het wo (3 jaar voltijdse studie) met
4) bijdrage aan het onderwijs: bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (Leijnse, 2005).
en maatschappelijke ontwikkelingen. Het is een gemeenschap
van disciplines en mensen met heterogene en soms
Hierin lijkt de traditionele promotie, uitgevoerd door een jonge
In 2007 heeft de EU richtlijnen voor valorisatie aan Europese
In triple helix I zijn de drie structuren (overheid, industrie,
conflicterende eigenschappen, opgaven, methoden, visies,
pasafgestudeerde master zonder relevante werkervaring die
universiteiten ontwikkeld (Europese Commissie, 2007).
kennisinstellingen) institutioneel afgebakend. In triple helix II
ontwikkelingsrichtingen, interne en externe relatiepatronen
vervolgens wordt opgeleid in de wetenschapsbeoefening en in de
Valorisatie van onderzoeksresultaten omvat overdracht,
vormen zij verschillende communicatiesystemen. In triple helix
of samenwerkingsketens. Vrijheid, persoonlijkheid,
wetenschappelijke wereld wordt gesocialiseerd als favoriet model
licentiering van intellectueel eigendom, spin-offs,
III vervullend de drie structuren naast hun eigen rol ook de
verantwoordelijkheid en diversiteit zijn daarbij ankerpunten.
voor de beroepspraktijk te kwetsbaar. Het doctoraat wordt op
informatieoverdracht, contract-onderzoek, dienstverlening,
rol van de anderen: kennisinstellingen voeren taken voor de
De universiteit is als organisatievorm altijd in ontwikkeling.
de arbeidsmarkt matig gewaardeerd. Volgens Leijnse (2005) is
consulting etc. (Coolsaet, 2003). Universiteiten geven op
industrie uit en ook taken van de overheid als regionale/lokale
Ook in de huidige tijd bevinden Nederlandse universiteiten
dit type eenzijdige ontwikkeling een belangrijke redenen voor
verschillende wijze uitvoering aan valorisatie-activiteiten
innovatiecoördinator (Leydesdorf & Etzkowitz, 1998; Etzkowitz &
zich in een overgangsfase. Ze zijn op weg van een statelijk
de geconstateerde gebrekkige dienstbaarheid van onze publieke
(VSNU, 2005). De transitie van researchgerichte universiteit
Leydesdorf, 2000).
bestuurde buitendienst van de overheid naar kenniscentra die
kennisinfrastructuur aan de kennisvragen van bedrijfsleven
naar entrepreneurial universiteit wordt besproken door
als professionele organisaties moeten worden georganiseerd en
en samenleving.
Etzkovitz (2003). Valorisatie leidt niet tot een onderwaardering
die opereren op een internationale markt van vraag en aanbod.
van fundamenteel onderzoek (Ranga et al., 2003). Voor een
Ook binnen de EU wordt onderkend dat universiteiten zouden
Duale promoties spreken een nieuw type onderzoeker aan:
succesvolle valorisatie en verbeterde samenwerking tussen
moeten investeren in diversiteit, innovatie en kwaliteit om
mensen die zich wetenschappelijk willen verdiepen en daarbij
universiteiten en bedrijfsleven blijken verder juiste netwerken
tegemoet te kunnen komen aan de eisen van de steeds opener
terug willen gaan naar de praktijk. Dat kunnen pasafgestudeerden
binnen zowel universitaire wereld als het bedrijfsleven, en
en competitievere globale economie (LERU, 2006).
zijn. Vaak gaat het echter ook om mensen die al enkele jaren in
een actieve rol daarin van technology transfer organisaties
die praktijk werken. Voor hen biedt de duale promotie een ander
bij universiteiten van belang te zijn (Harmon et al., 1997).
type uitdaging.
De theorieën achter valorisatie of technology transfer evolueren
De interactie van universiteiten met de beroepspraktijk verloopt anders dan bij hogescholen. Duale initieel wetenschappelijke
analoog aan de ontwikkelingen in de innovatietheorie. Uitgaande
opleidingen behoeven als onderwijskundig concept nog verdere
De wet bepaalt dat universiteiten zich naast onderwijs en
van een lineair groeimodel hanteert men een zogenaamd triple-
ontwikkeling (Onderwijsinspectie, 2002). Positieve aspecten
onderzoek zich moeten bezighouden met het overdragen
helix model, die een gespiraliseerde driedelige structuur van
van duaal wetenschappelijk onderwijs zijn onder meer de
van kennis ten behoeve van de maatschappij. Dat doen de
de kenniseconomie (overheid, industrie, kennisinstellingen)
verbetering van contacten tussen opleidingen en het werkveld en
universiteiten door het afleveren van hoogopgeleiden en door
weergeeft met verschillende vormen. In het lineaire groeimodel
de sterke nadruk die duale opleidingen leggen op academische
het publiceren van wetenschappelijk onderzoek. Ook verrichten
creëren kennisinstellingen kennis en verspreiden deze via
vaardigheden.
universiteiten onderzoek in opdracht van of in samenwerking
wetenschappelijke publicaties. Een aanpassing op het lineaire
met het bedrijfsleven, overheden en andere maatschappelijke
model is het spirale model, waarbij wensen uit de industrie
Deze ontwikkeling naar dualisering past in de toenemende
organisaties (VSNU, 2005). Door dit alles komt kennisvalorisatie
leiden tot nieuwe vragen voor basisonderzoek (Coolsaet, 2003).
open innovatie trend. De rol van de universiteit verschuift
tot stand. Dat is voor zowel de bèta, als gamma en alfa weten
De triple helix kent voorts verschillende vormen.
van een gesloten, monodisciplinaire oriëntatie naar een meer
schappen voor het huidige innovatiebeleid in toenemende
open, vraaggestuurde, ondernemingsgerichte kennisinstelling.
mate van belang (AWT, 2007).
3. De rol van kennis en wetenschap Innovatie kan niet ontstaan zonder kenniscreatie (Nonaka &
Bij het definiëren van het begrip kennis wordt, volgens Nonaka
Bij het gebruiken van kennis worden vervolgens twee nieuwe
elders geproduceerde kennis en een toenemende vraag vanuit de
Takeuchi, 1995). Kennis speelt een steeds grotere rol in onze
& Takeuchi (1995) onderscheid gemaakt tussen explicit en
begrippen geïntroduceerd, namelijk kennisdoorstroom en
beroepspraktijk naar toepassingsgerichte, probleemoplossende en
kenniseconomie. Maar wat is kennis? En hoe kan de wetenschap
tacit knowledge. Explicit knowledge (expliciete kennis) wordt
kenniscirculatie (Geerligs et al., 2005). Kennisdoorstroom is in
innoverende kennis (Leijnse, 2005).
een werkelijke bijdrage aan deze kenniseconomie leveren?
gelijkgesteld aan informatie. De reproductie van informatie is
hoofdzaak een kwestie van informatievoorziening. Vaak ligt
eenvoudig. Tacit knowledge (Polanyi, 1966), of ervaringskennis,
hier een praktisch of urgent probleem aan ten grondslag met als
moet echter eerst expliciet gemaakt worden, alvorens het door een
doel het oplossen van het probleem. In de kenniswaardeketen
3.2 Wetenschapsontwikkeling
3.1 Kenniscreatie
groep of organisatie kan worden toegepast. Reproductie van tacit
(Weggemans, 1997) volgt de kennis die hierbij uitgewisseld wordt
Zoals in onze inleiding kort werd beschreven, zijn
Tot het einde van de zeventiende eeuw was wetenschappelijke
knowledge is dus minder eenvoudig en duurder, terwijl het wel als
een lineaire weg. Het is eenvoudig als nieuwe kennis in de vorm van
wetenschapsgebieden in de loop der eeuwen tot ontwikkeling
kennis vooral van algemene aard. Een bepaalde mate van kennis
basis voor innovatie en entrepreneurship wordt gezien (Hindle &
informatie leidt tot een substitutie (nieuwe inzichten en ontwerpen
gekomen. Volgens Wilson (1998) is reductionisme de basis voor
en eruditie was interessant voor de sociale status van een persoon.
Yencken, 2004; Nonaka & Takeuchi, 1995). Bestaande kennis wordt
in bestaande routines) of optimalisatie (verbeterde uitvoering
alle vormen van wetenschap. Vanuit de samenhang van alle
Gecultiveerde personen hadden een brede algemene ontwikkeling;
in een onderlinge interactie tussen actoren omgezet in nieuwe
van bestaande routines). Dit wordt door een doelgroep als
wetenschappen probeert Wilson met zijn streng-reductionistiche
ambachtelijke personen hadden een beperkte hoeveelheid meer
kennis. Hiervoor worden vier mogelijkheden genoemd, die samen
verbetering van de bestaande routine ervaren. De tweede vorm van
blik de gehele werkelijkheid te begrijpen en verklaringen te
specialistische wetenschappelijke kennis en een ruime ervaring
de kenniscreatiespiraal vormen:
kennisuitwisseling is de interactieve of circulaire kennisuitwisseling.
vinden voor menselijk gedrag, de kosmos, religie, kunst, ethiek
en handvaardigheid op een bepaald gebied. In de postindustriële
1. Socialiseren: uitwisselen en combineren van ervaringen
Bij circulaire kennisuitwisseling wordt voortdurend geschakeld
etc. Tegenover deze reductionistische benadering kan echter een
tussen de stappen kennis ontwikkelen, delen en toepassen,
holistische visie worden geplaatst, of: een welbewuste combinatie
zoals genoemd in de kenniswaardeketen. Kenniscirculatie is
van beide. Immers: om nieuwe ontdekkingen kunnen te doen is
het delen en samen construeren van kennis in een interactief
enerzijds een steeds verdergaande vorm van specialisatie in de
proces tussen veelal heterogene partijen (Lans et al., 2005). Het
wetenschappen noodzakelijk gebleken, terwijl anderzijds ook
samenleving zijn de traditionele productiefactoren arbeid, kapitaal en grondstoffen naar de achtergrond verdrongen ten gunste van kennis (Weggeman, 1997). De relatie tussen toenemende kennisintensiteit en ontwikkelingen in de samenleving worden beschreven door onder andere Lievegoed (1977) en Larson (1977). Het aantal kenniswerkers in Nederland is toegenomen van
(bijvoorbeeld tijdens een vergadering), 2. Externaliseren: ervaring omzetten in informatie (bijvoorbeeld in een verslag geschreven door een individu), 3. Combineren: informatie combineren (bijvoorbeeld informatie
gaat hier om interactieve leerprocessen waarbij met name tacit
zichtbaar is geworden dat disciplinaire grenzen doorbroken
4. Internaliseren/verinnerlijken: informatie omzetten in ervaring
knowledge ontstaat. Kenniscirculatie is vooral aan de orde in slecht
moeten worden om nieuwe ontdekkingsperspectieven te kunnen
(bijvoorbeeld de benutting door individuen van het plan).
gedefinieerde probleemsituaties die gekenmerkt worden door een
ontwikkelen.
van verslagen worden samengevat in een plan),
4% in 1960 tot 23% in 1992 (NOWT, 1994), en tot 30% in
Kenniscreatie vindt dus kennelijk vooral plaats door interactie
hoge mate van onzekerheid en complexiteit. Bij het ontsluiten
2004 (Florida, 2004). In de knowledge society (David and
met een sociale omgeving, een netwerk. Er kan een leerproces
en confronteren van ervaringskennis zijn netwerkrelaties van
We zien de laatste jaren veranderingen in denken over onderzoek.
Foray, 2002) zullen de doorslaggevende concurrentiefactoren
nodig zijn, waarbij samenwerking tussen verschillende bronnen
grote betekenis. Omdat kenniscirculatie naast interactie ook de
Er ontstaat een tendens naar meer probleemgestuurd en
kennisacquisitie en kennistoepassing zijn. Volgens Nonaka &
van kennis nodig zijn (Blankenburg, 2000). Als andere gebruikers
ervaringsuitwisseling vereist, is dit complexer om te organiseren.
innovatiegericht onderzoek. De conventionele, onderzoeker-
Takeuchi (1995) is kenniscreatie door bedrijven zelfs de sleutel
over de informatie van de innovator, dus de originator van tacit
De twee processen, kennisdoorstroming en kenniscirculatie, bestaan
gestuurde monodisciplinaire vorm van wetenschapsbeoefening
tot concurrentievoordeel.
knowledge willen beschikken, dienen ze over learning of absorptive
naast elkaar, beide zijn procesmatig anders en vragen een andere
verandert steeds meer in transdisciplinaire research, waarbij de
capaciteiten te beschikken (Martin, 2001).
expertise. Stimulering van beide is nodig vanwege een groeiende
onderzoeksvraag meer en meer afkomstig is vanuit industrie,
behoefte aan systematische bewerking en beschikbaarmaking van
overheid of de gemeenschap, en de oude scheidslijnen tussen basic
4. Een nieuw kenniscreatiemodel research, applied research en experimental research (OECD, 2002)
De afgelopen jaren hebben we grote verschuivingen gezien op
tot dan toe redelijk voorspelbare Barokstijl tot kunstvorm. Met de
gaan vervagen. Binnen de EU spreekt men nu van basic research,
het gebied van theorieën en beleid rond innovatie, creativiteit,
uitgestelde tegenbeweging volgt de ene toonlijn de andere toonlijn
strategic (sometimes translational) research, en applied or innovation-
kenniscirculatie, kennisvalorisatie, kennisontwikkeling en
in tijd verschoven op, en becommentarieert als het ware de andere
engaged research (zie Box 1; LERU, 2007). Daarnaast wordt de
wetenschapsontwikkeling. In deze theorieën zien we verschillende,
toon. De toonlijnen conflicteren niet, maar vullen elkaar in een
maatschappelijke en sociale verantwoording van onderzoek ook
soms voorzichtige, soms meer expliciete ontwikkelingen van het
uitgestelde tegenbeweging aan.
steeds belangrijker (Coolsaet, 2003).
lineaire innovatiemodel-denken naar meer systeemdenken en
Box 1: Indeling in typen Research (LERU, 2007)
Basic research: investigates the essentials of phenomena Strategic (sometimes translational research): uses existing knowledge from basic research and explores ways in which it might be used to solve current problems or create marketable products Applied or innovation-engaged research is market- and business driven. It exploits basic and strategic research to create innovative products and processes in response to existing market demands or by creating new markets
netwerkoriëntaties. Rollen van belangrijke stakeholders daarbij,
Die uitgestelde tegenbeweging inspireert ook binnen wetenschap
zoals kennisinstellingen zijn aan verandering onderhevig.
en innovatie tot een zoektocht. Hierin worden verschillende
De regio, en dan met name de lerende regio, krijgt daarbij een
methoden en technieken van de diverse wetenschapsgebieden
belangrijke taak als innovatiemotor toebedeeld. De implementatie
zinvol met elkaar in verband gebracht opdat de nadelen van de
van deze theorieën in beleid, en de daadwerkelijke uitvoering
ene benadering worden gecompenseerd door de voordelen van
van dit beleid blijken in de praktijk echter niet eenvoudig te
de andere aanpak. Reductionisme en holisme versterken elkaar.
zijn. Kennisinstellingen stellen zich nog steeds (te) geïsoleerd
Het blijven beide wel afzonderlijke richtingen, maar ze worden
op. De verschillende innovatie-instrumenten van de overheid
bij onderzoekthema’s na elkaar welbewust gecombineerd ingezet.
functioneren niet in voldoende samenhang met elkaar. Deze
Het onderzoeksvraagstuk wordt zo vanuit twee tegenovergestelde
institutionele aanpak leidt kennelijk tot fragmentatie en is niet erg
perspectieven benaderd. Door deze alzijdigheid kunnen de
effectief. De wil is er wel, maar men weet niet hoe het beter kan.
paradigmatische grenzen van het betreffende wetenschapsgebied
Wat zou dan wel werken?
die bij het reductionisme de ontdekkingsreis kunnen beperken worden vermeden, terwijl de nadelen van grenzenloosheid
Belangrijke pijlers voor innovatie zijn dus misschien wel
Om nieuwe ontdekkingen te kunnen doen is enerzijds een
met de holistische benadering door de reductionistische
ervaringskennis in relatie tot netwerken, probleem- en
steeds verdergaande vorm van specialisatie in de wetenschappen
ankerpunten worden beperkt. De uitgestelde tegenbeweging is
vraaggestuurd onderzoek. Innovatie ontstaat kennelijk doordat
noodzakelijk gebleken, terwijl anderzijds ook zichtbaar is
een verbindingsschakel tussen het specifieke, het reductionisme
traditioneel los van elkaar geplaatste segmenten zoals kennis en
geworden dat disciplinaire grenzen doorbroken moeten worden
en het algemene, het holistische.
wetenschap een steeds actievere rol gaan spelen in een netwerk, in
om nieuwe ontdekkingsperspectieven te kunnen ontwikkelen.
een context van vraag en aanbod. Het besef dat de deterministische
Deze samenhang kan het best worden bereikt door zich te baseren
Een andere metafoor voor een uitgestelde tegenbeweging is de
kijk op de werkelijkheid aanvulling behoeft is groeiende.
op een welbewuste combinatie van zowel het reductionisme als
kenniscreatie-boemerang (Figuur 4). Nu heeft de boemerang
het holisme. De Bachiaanse stijl van de uitgestelde tegenbeweging
wellicht een wat negatieve klank, maar als een boemerang goed
kan een metaforisch hulpmiddel zijn om deze combinatie te
gegooid wordt, en ook weer goed wordt opgevangen, is het een
verduidelijken. Met de uitgestelde tegenbeweging verhief Bach de
handzaam model voor een uitgestelde tegenbeweging. Na de worp
5. Duale promoties gaat de boemerang het eerste stukje rechtuit, maar zal daarna via
De kenniscreatie-boemerang is snel, effectief, dynamisch, flexibel
Het Centrum Regionale Kennisontwikkeling put inspiratie uit
kennisvalorisatie en versterkte kennisketens in stad, regio,
een cirkelvormige baan terug komen. De boemerang die terugkeert
en krachtig. Hij kan veel impact hebben. Hij overstijgt het lineaire
actuele visies op innovatie en de rol van regio’s daarbij, op de
provincie en land als resultaat. Om het duale karakter te
heeft extra (kinetische) energie verworven.
karakter van een kenniscreatiespiraal. Door de kenniscreatie-
veranderende rol van kennisinstellingen, zoals hogescholen en
kunnen exploreren ontwerpt het Centrum een speciaal drie-
boemerang op verschillende gebieden uit te werpen komen
universiteiten en op ontwikkelingen in visies over kennis en
tot vijfjarig intensief programma voor deze promovendi, dat
In ons nieuwe innovatiemodel wordt de kenniscreatie-boemerang
nieuwe combinaties van onderzoek en beroepspraktijk, en nieuwe
kenniscreatie bij innovatie. Uitgaande van Kant en Humboldt,
bestaat uit 50% werk en 50% onderzoek. Vanuit het netwerk met
bijvoorbeeld gezien als een drager van een probleemstelling vanuit
kennisstromen op gang. Daardoor ontstaat een katalyse-effect
onderkent het Centrum het intrinsieke spanningsveld tussen
kennisintensieve bedrijven en instellingen zullen in samenhang
de regionale beroepspraktijk. De boemerang wordt vervolgens
waardoor de verschillende dimensies van de kennisketens met
beroepspraktijk en wetenschap. Het Centrum poogt door
met de kennisontwikkeling binnen de wetenschapsdisciplines
geworpen binnen een wetenschappelijke context, en keert ook
elkaar worden gemengd. Een integrale kennisketen is hiervan
een nieuwe manier van kijken op dit oude vraagstuk een
van de universiteit de onderzoeksthema’s van het duale centrum
weer naar de beroepspraktijk terug, met nieuwe energie: de
het resultaat. Deze kunnen verschillende culturen, disciplines en
vernieuwende innovatieaanpak te bewerkstelligen. De duale
worden gedefinieerd. Deze dualiteit regionale ontwikkeling
wetenschappelijke oplossing? De boemerang kan opnieuw, met
paradigma’s met elkaar verbinden. Met behulp van hun onderzoek
promovendus gaat de verbinding leggen tussen de wetenschap
– wetenschapsontwikkeling legt de basis voor een aantal
een andere onderzoeksvraag, naar een andere wetenschappelijke
in combinatie met hun beroepspraktijk kan het effect van de
en de beroepspraktijk.
themalijnen. Binnen het kader van deze themalijnen komen
context worden uitgeworpen en weer worden opgevangen.
interactie tussen de kennisketens van bedrijven, instellingen en
Daarmee is de boemerang erg flexibel geworden. Andersom
universiteit worden vergroot en zo de positie van de regio worden
De duale promovendus is een talentvolle docent of kenniswerker
onderzoekscasus van de promovendi tot stand. De thematische
kan het ook: vanuit de wetenschappelijke context kunnen
versterkt.
uit onderwijs, bedrijfsleven of een maatschappelijke instelling.
onderzoeksprogramma’s zorgen zowel voor de academische
eveneens vragen ontstaan die een antwoord in de beroepspraktijk
Hij/zij onderzoekt een thema uit de eigen beroepspraktijk. Duale
inbedding van de promovendi als voor een fundering van de
proberen te vinden (Zie figuur 4). Zo kan de kenniscreatie-
promovendi voeren het onderzoek alleen uit, of treden op het
interactie met de kennisintensieve bedrijven en instellingen.
boemerang gezien worden als een metafoor om de spanning
snijvlak van universiteit en beroepspraktijk als onderzoeksleider
Hoogleraren vanuit de verschillende wetenschapsdisciplines
tussen beroepspraktijk en wetenschap positief te benutten.
van een team op, waarin collega’s, leerlingen en studenten
en specialisaties treden op als promotor. Dat bekent dat de
De kenniscreatie-boemerang draagt zo bij aan het innovatie
van de participerende bedrijven en instellingen meewerken
projecten altijd zijn gefundeerd in twee typen participaties: een
van zowel de regionale beroepspraktijk als de kennisinstelling.
aan het onderzoek. Daardoor ontstaan allerlei nieuwe relaties
kennisintensief bedrijf of instelling en een wetenschapsgebied
en kennisstromen tussen beroepspraktijk en onderzoek.
van de universiteit. Bij het werk van het Centrum staat het
Kennisontwikkeling wordt zo door het onderzoek van de
verhogen van de onderzoekscompetenties bij beroepsbeoefenaren
duale promovendus gepersonifieerd. Deze personifiëring is een
centraal.
Innovatie
Regio
vanuit de beroepspraktijk van bedrijven en instellingen de
antwoord op de tekort schietende institutionele aanpak van innovatie en verhoogt de toegankelijkheid van kennis. Er bloeien
De door het Centrum ontworpen regionale kennisketens
nieuwe vormen van interactie tussen praktijk en theorie op.
kennen vier dimensies. Bij de eerste dimensie staat het niveau
Kennisinstelling Figuur 4: De kenniscreatie-boemerang
van de kennis centraal: van toepassingsgerichte kennis tot Het Centrum Regionale Kennisontwikkeling ziet de duale
fundamenteel onderzoek. Dit spectrum wordt in het Centrum
promovendus als katalysator van regionale innovatie, met
geïncorporeerd door samenwerkingsprojecten tussen alle
instellingen in de onderwijs- en onderzoeksketen: van Regionale
5.2 D e intake
5.3 Opleiding en competenties
de duale promovendus in haar of zijn graduate school wordt
Opleidingscentra ROC’s, VWO-instellingen en hogescholen
Een basale succesfactor voor promoveren is dat de wensen
Afhankelijk van de opleiding en de competenties van de
verankerd. In samenhang hiermee worden afspraken gemaakt
tot universiteit. De tweede dimensie bevat het spectrum van
en verwachtingen van de kandidaat-promovendus met diens
kandidaat wordt zonodig een opleidings- en ontwikkeladvies
over de thuisbasis voor de promovendus: de graduate school van
alle kennis- en wetenschapsgebieden: van alfa- tot bèta- en
mogelijkheden overeenkomen. Anders gezegd: kan de universiteit
gegeven. Als het onderzoeksthema in dit stadium al voldoende
de promotor of het Centrum Regionale Kennisontwikkeling.
gammadisciplines. De derde dimensie omvat de scoop lokaal-
de kandidaat bieden wat zij of hij wil en verwacht, en beschikt
houvast geeft gebeurt dat in samenspraak met een beoogd
Uitgangspunt daarbij is dat de promovendus zijn doctorstitel
regionaal-nationaal-internationaal. In toenemende mate hebben
de kandidaat over de competenties en mogelijkheden om een
promotor. Bezien wordt of onderdelen van de Leidse opleidingen
behaalt bij een graduate school van de Leidse Universiteit.
actoren en kennisinstellingen te maken met het adagium act
onderzoek in samenhang met de beroepspraktijk op te zetten,
voor research-master en PhD aangeboden kunnen worden, of dat
local, think global. De vierde dimensie is gebaseerd op het duale
uit te voeren en uiteindelijk een proefschrift te schrijven. De
op een andere manier het ‘kennistekort’ kan worden opgeheven.
De leiding van de begeleiding van de promovendus ligt altijd bij
karakter onderzoek-beroepspraktijk. In het Centrum wordt de
kandidaat moet een realistisch beeld ontwikkelen van het proces
Deze aanpak kan gericht zijn op een enkele kandidaat of op een
de promotor. Er kunnen co-promotores optreden. Dat kunnen
interactie tussen deze dimensies onderzocht.
van promoveren: een zwaar en langdurig traject, zeker voor
groep kandidaten met vergelijkbare kennisbehoeften.
bijvoorbeeld gepromoveerde lectoren van hogescholen zijn waar
5.1 Het duale dissertatieprogramma in vogelvlucht
kandidaten die nog geen ervaring hebben met wetenschappelijk
duale promovendi werken. De directeur van het Centrum let als
onderzoek. Deze ervaring is in de beroepspraktijk niet of in
coach van de duale promovendus op de speciale condities voor
beperkte mate aanwezig. Ook de balans werk-promoveren-privé
5.4 Promotor en promovendus
duale promovendi, op de interactie met de beroepspraktijk en op
is een belangrijke factor.
Cruciaal is de keuze van de goede promotor. Het Centrum
de voortgang van het promotieproces.
Het duale dissertatieprogramma richt zich op de bijzondere
Regionale Kennisontwikkeling begeleidt de kandidaat-
omstandigheden en wensen van promovendi die in combinatie
Het eerste gesprek met de kandidaat wordt door de directeur
promovendus daarbij. Dat gebeurt op basis van de
met de beroepspraktijk aan een proefschrift of dissertatie
CRK gevoerd over haar of zijn eerste, beknopte en veelal
totstandkoming van de eerste, dan nog globale opzet van het
5.5 Wetenschappelijke omgeving
willen werken. Omdat de groep van duale promovendi, hun
nog onvoldragen notitie over haar of zijn dissertatiethema
dissertatieplan. Het Centrum stelt daarvoor aan elke duale
Een belangrijke taak van het Centrum Regionale
omstandigheden en hun thema’s een grote diversiteit laten zien,
en -plan. Nagegaan wordt of de plannen van de kandidaat
promovendus een persoonlijke coach beschikbaar. Deze
Kennisontwikkeling bij Campus Den Haag is de duale
en de Universiteit Leiden een kleinschalige en persoongerichte
kansrijk uitgewerkt kunnen worden. Onderzocht wordt of
begeleidt de kandidaat bij de ontwikkeling van het voorlopige
promovendi een thuisbasis te geven. Daarom heeft iedere
aanpak voorstaat, is het programma vooral op ‘maatwerk’
deze aansluiten bij haar of zijn opleiding en beroepservaring
dissertatieplan en biedt zonodig aanvullende opleiding aan.
duale promovendus een eigen werkplek waar zij of hij in
gericht. Het wordt afhankelijk van de wensen van promovendi en
en anderzijds verbonden kunnen worden met de expertise van
promotores ontworpen en ingevuld. Dat gebeurt binnen enkele
één van de wetenschapsdisciplines van de graduate schools
Als het onderzoeksthema een eerste uitwerking heeft gekregen
een wetenschappelijke omgeving gecreëerd met o.a. een
hoofdlijnen die hier kort worden genoemd. Daarbij wordt het
van de Universiteit Leiden en de specialisaties van één van de
wordt contact gezocht met een beoogd promotor. Samen met
huisbibliotheek en toegang tot de digitale catalogus van de
accent gelegd op het duale karakter van dit programma. Dat
Leidse hoogleraren. Een gedetailleerd curriculum vitae met
haar of hem wordt het globale dissertatieplan uitgewerkt tot een
universiteitsbibliotheek in Leiden.
is aanvullend aan het normale dissertatieproces voor fulltime
voorbeelden van schriftelijke werkstukken van de kandidaat zijn
definitieve opzet. In deze fase wordt met de promotor wederom
promovendi. Voor dat primaire programma is altijd een Leidse
de ingrediënten voor dit eerste toetsmoment.
alle rust aan zijn onderzoek kan werken. Het Centrum heeft
bezien of de kandidaat zich verder moet ontwikkelen voor de
Bij het Centrum werken de meeste promovendi gedurende
hoogleraar als promotor verantwoordelijk. Het Centrum is
volgende fase. Als het dissertatieplan door de beoogd promotor
enkele dagen per week aan hun onderzoek en proefschrift. Het
verantwoordelijk voor het aanvullende programma.
wordt aanvaard zorgt de promotor ervoor dat het onderzoek van
is een kleinschalige, gemoedelijke en rustgevende ambiance. Van
’s ochtends zeven tot ’s avonds tien kan er gedurende 7 dagen
belangrijke oorzaak van het mislukken van hun proefschrift is.
keuze wetenschapsdiscipline en verkenning mogelijke promotor.
per week gebruik van worden gemaakt. Daarnaast participeren
Het alleen thuis op een zolderkamertje werken aan een dissertatie
Begeleiding door directeur CRK.
sommige promovendi in de onderzoeksgroep van hun promotor
is een idee-fixe. Daarom creëert het Centrum een stimulerende
in Leiden.
wetenschappelijke omgeving.
Eén keer per week is er een promovendilunch bij het Centrum van Campus Den Haag. Elke keer presenteert een promovendus
5.6 P romovendi en onderzoek
de vorderingen van haar of zijn onderzoek aan de gehele groep
Meer informatie over het programma en de daarin participerende
promovendi, de staf van het centrum en de wetenschappelijk
promovendi met hun onderzoek: www.campusdenhaag.nl/crk
Stap 6: Stap 3:
Instemming van directeur CRK, werkgever en/
inschrijving als promovendus bij een Leidse graduate school. De dissertatiefase beslaat ten minste 50% van de werktijd.
toelating tot voorbereidende fase. Afsluiting promotiecontract
Begeleiding van promovendus door primair promotor aangevuld
tussen promovendus, werkgever en directeur CRK.
door directeur CRK.
Voorbereidende fase (0,5 - 1,5 jaar)
Stap 7:
Elk jaar formeel evaluatiegesprek met promotor en
directeur CRK over voortgang en bereikte resultaten. Speciaal Stap 4:
andere wetenschappers bij uitgenodigd.
Uitwerking startdocument door kandidaat-
aandachtspunt daarbij is de tijdsbesteding aan de dissertatie en
5.7 S tappenplan
promovendus tot eerste hoofdstuk dissertatie e/o artikel e/o
de combinatie met de beroepspraktijk. Zonodig afspraken over
Oriëntatiefase (enkele weken tot enkele maanden)
plan voor onderzoekopzet; eerste contact met beoogd promotor.
compensatie van te beperkte tijdsbesteding of extra tijd om
Opleiding, training en coaching. Begeleiding door directeur
dissertatieproces te kunnen versnellen. Opleiding, training en
CRK. De voorbereidende fase beslaat ten minste 1 werkdag.
coaching. Jaarlijks besluit over al dan niet continuering.
wetenschappelijke omgeving voor de duale promovendus. De duale promovendi vinden deze ambiance belangrijk.
Aanwijzing door decaan van promotor en
of financiers met startdocument. Besluit van directeur CRK tot
directeur van de Campus. Soms worden daar promotores en
Zo komt intervisie tot stand. Op deze manier ontstaat een
Dissertatiefase (2 - 3 jaar)
Stap 1:
Verkenning van onderzoeksthema, benodigde
Deze thuisbasis geeft hen de mogelijkheid in een vertrouwde
opleiding en training, verkenning van financiering, van
Toegegroeid wordt naar beschikbaarheid van 50% werktijd
omgeving over hun onderzoek met collega-promovendi en
beschikbaarheid 50% werktijd in aaneengesloten perioden en
tijdens dissertatiefase. Halfjaarlijkse formele evaluatie met
wetenschappers van gedachten te wisselen. Daarbij wordt ook
overige voorwaarden duaal dissertatietraject. Het eerste gesprek
besluit van directeur CRK over al dan niet voortzetting van
aandacht geschonken aan de interactie met hun werk en de
met de kandidaat wordt gevoerd op basis van haar of zijn
voorbereidende fase.
gevolgen van de grote tijdsbesteding aan hun onderzoek voor
eerste, beknopte notitie over het dissertatieplan (intakenotitie),
hun privéomstandigheden.
aangevuld met curriculum vitae en voorbeelden van schriftelijke
Stap 5:
Instemming beoogd promotor met opzet
werkstukken. Dit is het eerste toetsmoment. Door de directeur
onderzoek en aanvaarding van promovendus door promotor,
Uit de evaluatie van het verloop van dissertatietrajecten blijkt
CRK wordt bezien of de kandidaat kansrijke plannen heeft. De
instemming van werkgever en/of financiers hiermee. Besluit
dat een goede wetenschappelijke omgeving en het participeren
oriëntatiefase gebeurt in een informele setting, zonder kosten en
toelating tot dissertatiefase.
in een wetenschappelijke gemeenschap de kans op succes van
verplichtingen.
Stap 8:
Goedkeuring manuscript door promotor.
Stap 9:
Aanvaarding manuscript door promotiecommissie.
Stap 10:
Verdediging en promotie.
de promovendus vergroten. Vooral voor promovendi die van buiten de universiteit komen, de zogenaamde buitenpromovendi, blijkt dat gebrek aan zo’n wetenschappelijke ambiance een
Stap 2:
Vervaardigen van startdocument door kandidaat-
promovendus met hoofdlijnen dissertatieplan, (voorlopige)
Tot besluit
Referenties
In deze brochure hebben we de duale relatie tussen beroepspraktijk
AWT (2006) Opening van zaken - Beleid voor Open innovatie, WT-advies
Geerligs, J., Jager, A., Mittendorff, K., Wals, A., Kupper, H., Lans, T., Postma,
en wetenschap geschetst binnen een context van veranderde
D., Geerling-Eijff, F., Hubeek, F., Jong, W. de, Beuze, M. de, and Eisma,
inzichten in innovatie. Er is een vraaggestuurd innovatiemodel
AWT (2007) Alfa en Gamma stralen: valorisatiebeleid voor de Afla- en
ontstaan, waarbij de rollen van de diverse actoren zijn veranderd, meer flexibiliteit wordt gevraagd en een actieve rol voor de regio wordt gepromoot. De duale promovendus is geïntroduceerd als noviteit, waarmee nieuwe kennisketens ontstaan. Deze
nummer 68 Gammawetenschappen, Quantes, Rijswijk
Blankenburg, S. (2000) Knowledge, economic growth and the role of policy, ESRC Centre for Business Research, University of Cambridge, Working Paper No. 185 Commission for the European Communities (2007) Commission staff
C.(2005) Informatie, ervaringsuitwisseling of zelfsturing...op bestelling!, Rapportage van de meta-evaluatie in het kader van het programma 420, LEI, Den Haag Harmon, B., Ardishvili, A., Cardozo, R., Elder, T., Leuthold, J., Parshall, J., Raghian, M., and Smith, D. (1997) Mapping the university technology transfer process, in: Journal of Business Venturing, vol. 12, p. 423-434
kennisketens kunnen bijdragen aan innovatie. Het Centrum
working document accompanying the document implementing the
HBO-Raad (2004) Evaluatie lectoren en kenniskringen, Den Haag
Regionale Kennisontwikkeling sluit met dit initiatief aan bij trends
Lisbon Agenda
Hindle, K. and Yencken, J. (2004) Public research commercialisation,
van vraagsturing in wetenschappelijk onderzoek. Het Centrum
Commission for the European Communities (2007) Communication
kan, door de inzet van de duale promovendus zo een grote impact
Improving knowledge transfer between research institutions and
hebben op kenniscreatie in de regio. De regio of omgeving van de
industry across Europe: embracing open innovation, Implementing the
universiteit is daarbij altijd dichtbij en ver weg!
Lisbon Agenda Coolsaet, S. (2003) Samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven inzake onderzoeksresultaten): intellectuele eigendomsrechten, conflicten en interfaces., Uitgave van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB) Brussel Daale, H. H. (2000) Duaal onderwijs: uitdagingen en valkuilen, Wolters Noordhoff, Groningen David, P. A. and Foray, D. (2002) An introduction to the economy of the
entrepreneurship and new technology based firms: an integrated model, in: Technovation, vol. 24, p. 793-803 Hoof, M. van (2007) Food Valley: waan of werkelijkheid? Het ontstaan en het functioneren van het agrocluster in Wageningen, Masterthesis Sociale Geografie, Wageningen Jacobs, D. and Man, A. de, (1995) Clusters en concurrentiekracht: naar een nieuwe praktijk in het Nederlandse bedrijfsleven?, Samsom Bedrijfsinformatie, Alphen aan den Rijn Jong, J. P. J. de, Braaksma, R. M., and Jansen, B. H. G., (2007) Technologiebedrijven in het MKB: hoe werken zij samen met kennisinstellingen?, EIM Rapport
knowledge society, in: International Social Science Journal, vol. 54,
Kant, I, 1978, Der Streit der Fakultäten, Meiner, Hamburg
p. 9-23
Kroode, P. A. N. ten and Jong, J. P. J. de (2004) Effectieve
Etzkowitz, H. and Leydesdorff, L. (2000) The dynamics of innovation: from National Systems and Mode 2 to a Triple Helix of universityindustry-government relations, in: Research Policy, vol. 29, p. 109-123 Etzkowitz, H. (2003) Research groups as quasi-firms: the invention of the entrepreneurial university, in: Research Policy, vol. 32, p. 109-121 Florida, R. (1995) Toward the learning region, in: Futures, vol. 27, p. 527-536 Florida, R. (2002) The rise of the creative class, Basic Books, New York Florida, R. and Tinagli, I., (2004) Europe in the creative age, Carnegie
innovatiestimulering: een segmentatie van het MKB, Syntens, Den Haag Lans, T., Geerling-Eijff, F., Beuze, M. de, and Meer, Ruud van der (2005) Verkenning van kenniscirculatie en doorstroming buiten groen onderwijs (inter)nationaal, WUR, DLO onderzoeksprogramma 420: Kennisdoorstroming en -circulatie tussen groen onderzoek en onderwijs Larson, M. (1977) The rise of professionalism: a sociological analysis, University of California Press, Los Angeles
Mellon Software Industry Centre
Leijnse, F. (2005) Hooggeleerde domheid en andere gebreken: over
Onderwijsraad(2005) Bijdragen van onderwijs aan het Nederlandse
kennisproductie in de polder, Hogeschool Utrecht, Utrecht
innovatiesysteem, Artoos, Den Haag
Leloux, M. S., Sijde, P. van der, and Nederveen, A. (2007) Interactie tussen
Polanyi, M. (1966) The tacit dimension, Routledge & Kegan Paul, London
hbo en bedrijfsleven: vier casestudies in kenniscirculatie, in: Thema, vol. 2, p. 56-62 Lenhardt, G. (2002) Europe and higher education between universalisation and materialist particularism, in: European Educational Research Journal, vol. 1, p. 274-289 LERU (2006) Universities and innovation: the challenge for Europe, League of European Research Universities, Leuven LERU (2007) The future of the European research area, League of European Research Universities, Leuven Leydesdorff, L. and Etzkowitz, H. (1998) The triple helix as a model for innovation studies, in: Science & Public Policy, vol. 25, p. 195-203 Leydesdorff, L. and Etzkowitz, H. (2001) The transformation of universityindustry-government relations, in: Electronic Journal of Sociology, p. 1-27 Lievegoed, B. (1977) Organisaties in ontwikkeling, Lemniscaat, Rotterdam Martin, S. (2001) Strategic research partnerships: evidence and analysis, National Science Foundation, Division of Science Resources Studies, Arlington, VA Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (2001) Duaal
Ranga, L. M., Debackere, K., and Tunzelman, N. von (2005) Entrepreneurial universities and the dynamics of academic knowledge production: a case study of basic vs. applied research in Belgium, in: Scientometrics, vol. 58, p. 301-320 Sijde, P. van der (2005) Kenniscirculatie en een ondernemende kennisinstelling: ingrediënten voor een ondernemende regio, in: Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, vol. 23, p. 44-61 Smits, R. and Kulmann, S. (2004) The rise of systemic instruments in innovation policy, in: International Journal of Foresight and Innovation Policy, vol. 1, p. 4-32 Stichting Kennisontwikkeling HBO (SKO) (2007) Een steen in de vijver: de introductie van Lectoraten in het hbo VNO-NCW(2003) Naar een deltaplan voor kennis en innovatie; Pijler onder de groei-agenda van Nederland VNO-NCW, MKB-Nederland, and HBO-Raad, (2006) Praktijkarrangementen en stagecode HBO VSNU (2005) Onderzoek van waarde. Activiteiten van universiteiten gericht op kennisvalorisatie, Vereniging van Universiteiten, Den Haag Weerd, B. H. de and Velde, Th. A. M. van der, (2004) Vouchers in
Wetenschappelijk Onderwijs, Brief aan De voorzitter van de Tweede
vraaggestuurd onderwijs: eindrapportage experimenteerfase, LEV’L,
Kamer der Staten-Generaal
Enschede
Nonaka, I. and Takeuchi, H., (1995) The knowledge-creating company, Oxford University Press, Oxford NOWT (1994) Wetenschaps- en Technologie-indicatoren Rapport 1994, Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie, Leiden, Maastricht OECD(2002) Frascati Manual: Proposed standard practice for surveys on
Weggeman, M. (1997) Kennismanagement. Inrichting en besturing van kennisintensieve organisaties, Scriptum, Schiedam Wilson, Edward O, Consilience, The Unity of Knowledge, New York: Little, Brown 1998, ZonMw (2005) Disseminatie en implementatie van kennis, ZonMw, Den Haag
research and experimental development, Organisation for Economic Co-operation and Development, Paris