Project
Kennis maken met de Detailhandel 2014 – 2015
Naam + klas Samengewerkt met Datum Beoordeling
Team Detailhandel niveau 2 – 3 – 4
Bron: OVD Perspectief
2
Inhoudsopgave
Wat kun je verwachten in dit boekje?
Blz. 4
De planning
Blz. 5
Beoordeling
Blz. 6
Logboek
Blz. 7
Deel 1 Winkelcentrum
Blz. 9
Deel 2 Branches
Blz. 13
Deel 3 Verslag
Blz. 42
Deel 4 Presentatie
Blz. 43
Deel 5 Evaluatie
Blz. 44
Bijlage voor niveau 3 - 4
Blz. 45
3
Wat kun je verwachten in dit boekje? Indeling:
Doel:
De theorie :
Benodigdheden: Op school/ op pad: Groepswerk/individueel:
De tijd:
Deel 1: Het winkelcentrum Deel 2: De Branche Deel 3: Het verslag Deel 4: De presentatie Deel 5: Individuele evaluatie Inzicht in de samenstelling van een winkelcentrum Inzicht in de verschillende artikelpresentaties, interieur, exterieur van de winkel, de verschillende distributievormen, branches en marktposities. Leren overleggen en samenwerken Gevonden informatie verwerken tot een verslag Reflectie Hoofdstukken: De Handel Winkelinterieur Artikelpresentatie Artikelverwantschap en kleur Winkelexterieur Etalage Boekje, potlood/pen, laptop Je moet voor dit project op pad zorg voor de juiste kleding. Netjes en warm/droog. Je werkt in drietallen en individueel. Maar let op! Het zijn veel opdrachten, dus moet je de taken en het werk over de groepsleden verdelen. De eindpresentatie moet via de beamer getoond worden aan je medeleerlingen. Dit kan d.m.v. een PowerPoint een Prezie is ook toegestaan. 6 weken, per week 5 klokuren
4
Planning Week 8 september
Activiteit Uitleg werkwijze projecten leerjaar 1 Groepjes maken Keuze winkelcentrum Deel 1: op pad met 3 opdrachten Afspraak maken met bedrijven i.v.m. vervolg opdrachten (Observaties en functies)
15 september
Deel 1: verwerken van de gegevens Deel 2: Uitleg Branches t/m logo’s (op pad)
22 september
Deel 2: Uitwerken branches t/m logo’s
29 september
Deel 2: winkelpui t/m benoemen artikelpresentatie Doelgroep observaties (op pad)
6 oktober
Deel 2: Functies (op pad) en voorbereiden presentaties
20 oktober
Presentaties
3 november
Presentaties Evaluatie en verslag afmaken en inleveren uiterlijk vrijdag 7 november 12.00. Per groep 1 exemplaar!
5
Beoordeling Opdrachten
Te behalen punten
Logboek bijhouden Deel 1:Winkelcentrum Plattegrond (*) Inventarisatie (*) Beoordeling centrum Deel 2: Branches Begrippen Onderzoek Conclusie Logo’s Winkelpui Plattegrond winkel Artikelpresentatie Kleurencirkel Uitvoering OVD (*) Doelgroep Functies (*) Deel 3: Verslag Lay-out Taalverzorging
Voldaan
Totaal
Verkregen punten
Opmerkingen docent
10 Voldaan 10 Voldaan Voldaan 10 Voldaan 10 10 Voldaan 10 10 10 10 5 5 100
Verslag Deel 4: Presentatie Beoordeling Deel 5: Evaluatie 15 vragen
Totaal
20 10 30
presentatie en evaluatie:
Totaal project:
Eindcijfer:
Cijfer verslag ……. ….+ Cijfer presentatie/evaluatie……….=
6
Logboek bijhouden In het individuele deel van het verslag moet je onder andere verantwoording afleggen over jouw activiteiten tijdens dit project. Gebruik daarom vanaf nu het logboek. Schrijf nu direct je activiteiten van vandaag in het logboek. Het is handig als je noteert op welke datum je gewerkt hebt aan het project en wat je deed. Dit logboek is een onderdeel van je persoonlijke evaluatie en zal als bijlage aan het individuele verslag moeten worden toegevoegd.
Datum
Wat ga ik vandaag doen?
Heb ik het af gekregen? Ja/Nee, omdat….
Afspraken:
Ja/Nee, omdat….
Afspraken:
Ja/Nee, omdat….
Afspraken:
7
Logboek bijhouden Datum
Wat ga ik vandaag doen?
Heb ik het af gekregen? Ja/Nee, omdat….
Afspraken:
Ja/Nee, omdat….
Afspraken:
Ja/Nee, omdat….
Afspraken:
Ja/Nee, omdat….
Afspraken:
8
Deel 1: Het Winkelcentrum Werkwijze: Samenwerken, het is verstandig om de taken goed te verdelen. Bijbehorende theorie: Hoofdstuk “De Handel” blz. 5 t/m 28
Jullie gaan een winkelcentrum bezoeken. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de Herestraat in Groningen of Paddepoel in Selwerd. Tijdens dat bezoek is het de bedoeling dat jullie opdrachten gaan uitvoeren. De opdrachten uit deel 1 zorgen ervoor dat je een duidelijk beeld gaat krijgen van het winkelcentrum. Opdracht 1 Geef aan bij je docent voor welk winkelcentrum jullie kiezen. Niet iedereen mag naar Paddepoel. Maak een plattegrond van het winkelcentrum met een legenda van de aanwezige bedrijven. Geef de routing aan die de consument kan nemen. Werk deze tekening in het net uit. Zorg ervoor dat de plattegrond en legenda opgenomen kunnen worden in jullie verslag en eindpresentatie. Extra voor Niveau 3/4: Bijlage opdracht 1 en 1a
9
Opdracht 2 Maak een inventarisatie van winkels die in het winkelcentrum gevestigd zijn. Gebruik hiervoor de inventarisatielijst. Uitleg over de begrippen kun je vinden in de theorie Hoofdstuk “De Handel” blz. 5 t/m 28. Als je weet wat de volgende begrippen inhouden kun je op weg naar het winkelcentrum: Branche, Distributievorm en Verkoopmethode. Extra voor niveau 3/4: Bijlage opdracht 2 Inventarisatielijst Naam Winkel
Branche
Distributievorm Prijs/service
Verkoopmethode Bedienen/buz/semie zelfbediening/zelfkeuze
10
Inventarisatielijst Naam Winkel
Branche
Distributievorm Prijs/service
Verkoopmethode Bedienen/buz/semie zelfbediening/zelfkeuze
Conclusies: Welke branche komt het meeste voor in dit winkelcentrum? ………………………………………………………………………………………………… Welke distributievorm komt het meeste voor in dit winkelcentrum? ………………………………………………………………………………………………… Welke verkoopmethode komt het meeste voor in dit winkelcentrum? …………………………………………………………………………………………………
11
Opdracht 3 Beoordeling Winkelcentrum Bij deze opdracht ga je het winkelcentrum kritisch bekijken. Probeer niet te kijken door de ogen van de klant, maar met de ogen van iemand die ter zake kundig is. Jullie onderzoek bestaat uit 3 delen, namelijk: 1) Beoordeel het winkelcentrum op onderstaande punten:
bereikbaarheid van het winkelcentrum openbare voorzieningen (bankjes, prullenbakken, bloembakken, horeca, parkeerplaatsen en fietsenstalling) veiligheid voor winkeliers en consumenten aantrekkelijkheid voor het publiek
2) Beschrijf 5 positieve en 3 negatieve punten zoals jullie die ervaren. 3) Beschrijf tenminste 3 originele verbeterpunten voor het winkelcentrum.
Verwerking Op school ga je deze punten overzichtelijk verwerken in een verslag. Maak er geen zoekplaatje van maar geef duidelijk aan welke onderdelen je beschrijft.
12
Deel 2: Branches Werkwijze: Individueel en samenwerken Bijbehorende theorie: Hoofdstuk “De Handel” blz. 5 t/m 28
Jullie gaan , afhankelijk van de grootte van de groep, 2 winkels onderzoeken uit één van de hieronder staande branches. Dit onderzoek doe je aan de hand van een vragenlijst die je op de volgende bladzijden vindt. De begrippen die je in de theorie hebt geleerd moet je nu gaan toepassen. Om te voorkomen dat je in het winkelcentrum de opdrachten niet kunt maken, omdat je niet meer weet wat de betekenis is van een begrip. Vul je nu hier op school in de onderstaande kolom de betekenis van de begrippen in. (Voldaan/ Verbeteren)
1.
Kleinbedrijf
2.
Middenbedrijf
3.
Grootwinkelbedrijf
4.
Breed assortiment
5.
Smal assortiment
6.
Diep assortiment
7.
Ondiep assortiment
8.
Zelfbediening
9.
Semi-zelfbediening
10. Bediening
11. Prijsdistributie
12. Servicedistributie
13. Branche
14. Doelgroep
13
Opdracht 1 Kies in overleg met de docent één van de onderstaande branches uit. Ieder drietal onderzoekt een andere branche. Branches 1. Textiel ( modezaken)
Namen van leerlingen:
2. Sport 3. Parfumerie 4. Speelgoed 5. Huishoudelijke artikelen 6. Kantoorvakhandel 7. Dieren en dierenbenodigdheden 8. Elektronische artikelen algemeen 9. Schoenen 10. Geschenken (en gedekte tafel) 11. Drogisterij 12. Doe het zelf 13. Warenhuizen ( klein en groot) 14. Opticiens
Opdracht 2 Jullie gaan een onderzoek doen naar de overeenkomsten en verschillen tussen 2 of 3 winkels uit één bepaalde branche. Dit doen jullie door de vragenlijsten op de volgende bladzijden in te vullen. We voeren dit onderzoek uit in het winkelcentrum dat je bij deel 1 hebt gekozen. Bij een paar van de hierboven staande branches moet je ook buiten dit winkelcentrum zijn. Uit de gevonden gegevens trek je vervolgens conclusies. De door jullie gevonden gegevens neem je op in de presentatie en het eindverslag.
14
Opdracht 3 Verzamel van elk bedrijf een logo en en nog 5 andere reclamematerialen. Denk daarbij aan: folders tekstkaarten prijskaarten plastic draagtassen stukken inpakpapier schap-kaarten posters briefpapier etc. Verwerking Als de logo’s hebt maak dan de bijbehorende opdrachten verderop in dit boekje. Het overige materiaal kun je achterin je verslag doen in een plastic insteekhoesje. Tijdens de groepspresentatie kun je het verzameld materiaal op het bord hangen. Opdracht 4 Maak van deze 2 of 3 bedrijven een foto, met je mobiel, van de winkelpui. Bewaar de foto’s goed en werk op een later moment de bijbehorende opdrachten uit.
Extra voor niveau 3/4: Bijlage opdracht 3
15
Winkel A Naam van de winkel: …………………………………………………. Branche: …………………………………………………………………… Opdracht 1 Noem 2 assortimentsgroepen uit deze winkel en noem 4 artikelgroepen per assortimentsgroep. Vul de gevonden gegevens in het onderstaande schema in. Assortimentsgroepen
Artikelgroepen 1) …………………………………..
1. ………………………….
2) …………………………………. 3) …………………………………. 4) ………………………………….
1) ………………………………….. 2. ………………………….
2) …………………………………. 3) …………………………………. 4) ………………………………….
16
Opdracht 2
Leg uit waarom je het breed /smal of ertussenin vindt: Is het assortiment breed, smal of ertussenin? …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 3
Is het assortiment diep, ondiep of ertussenin?
Leg uit waarom je het diep, ondiep of ertussenin vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 4
Welk verkoopsysteem heeft de winkel? Zelfbediening, semi – zelfbediening, bediening of een combinatie van deze drie?
Leg uit waarom je het Zelfbediening, semi – zelfbediening, bediening of een combinatie van deze drie vindt: …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… ……………………………………
17
Opdracht 5
Welk distributiesysteem heeft de winkel? Prijsdistributie, servicedistributie of ertussenin?
Leg uit waarom je het Prijsdistributie, servicedistributie of ertussenin vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 6
Wat vind je van de prijs? Duur, gemiddeld of goedkoop
Leg uit waarom je de prijs duur, gemiddeld of goedkoop vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 7
Ik vind het product: Wat vind je van de producten? Kwaliteit, duurzaamheid, leuk/niet leuk, trendy of klassiek, iets anders wat je opvalt?
…………………………………… Omdat,………………………….. …………………………………… …………………………………… ……………………………………
18
Opdracht 8 Leg uit waarom je kiest voor Klein, midden, of groot winkelbedrijf: Wat voor winkel is het? Klein, midden, of groot winkelbedrijf?
…………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 9
Welke kenmerken heeft de doelgroep van deze winkel? Welke mensen komen in deze winkel kopen? Noem minstens 2 kenmerken.
De twee kenmerken van de doelgroep zijn: 1)
……………………………………
2)
……………………………………
Opdracht 10 Mijn mening over deze winkel is: Geef je eigen mening over deze winkel, bv. wat vind je van de presentatie, het personeel, de producten, prijs/kwaliteitverhouding enz.? Zou jij in deze winkel kopen?
…………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… Ik zal wel/niet in deze winkel kopen omdat: …………………………………… ……………………………………
19
Winkel B Naam van de winkel: ………………………………………………….. Branche: …………………………………………………………………… Opdracht 1 Noem 2 assortimentsgroepen uit deze winkel en noem 4 artikelgroepen per assortimentsgroep. Vul de gevonden gegevens in het onderstaande schema in. Assortimentsgroepen
Artikelgroepen 1. …………………………………..
1. ………………………….
2. …………………………………. 3. …………………………………. 4. ………………………………….
1. ………………………………….. 2. ………………………….
2. …………………………………. 3. …………………………………. 4. ………………………………….
20
Opdracht 2
Leg uit waarom je het breed /smal of ertussenin vindt: Is het assortiment breed, smal of ertussenin? …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 3
Is het assortiment diep, ondiep of ertussenin?
Leg uit waarom je het diep, ondiep of ertussenin vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 4
Welk verkoopsysteem heeft de winkel? Zelfbediening, semi – zelfbediening, bediening of een combinatie van deze drie?
Leg uit waarom je het Zelfbediening, semi – zelfbediening, bediening of een combinatie van deze drie vindt: …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… ……………………………………
21
Opdracht 5
Welk distributiesysteem heeft de winkel? Prijsdistributie, servicedistributie of ertussenin?
Leg uit waarom je het Prijsdistributie, servicedistributie of ertussenin vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 6
Wat vind je van de prijs? Duur, gemiddeld of goedkoop
Leg uit waarom je de prijs duur, gemiddeld of goedkoop vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 7
Ik vind het product: Wat vind je van de producten? Kwaliteit, duurzaamheid, leuk/niet leuk, trendy of klassiek, iets anders wat je opvalt?
…………………………………… Omdat,………………………….. …………………………………… …………………………………… ……………………………………
22
Opdracht 8 Leg uit waarom je kiest voor Klein, midden, of groot winkelbedrijf: Wat voor winkel is het? Klein, midden, of groot winkelbedrijf?
…………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 9
Welke kenmerken heeft de doelgroep van deze winkel? Welke mensen komen in deze winkel kopen? Noem minstens 2 kenmerken.
De twee kenmerken van de doelgroep zijn: 1. …………………………………… 2. ……………………………………
Opdracht 10 Mijn mening over deze winkel is: Geef je eigen mening over deze winkel, bv. wat vind je van de presentatie, het personeel, de producten, prijs/kwaliteitverhouding enz.? Zou jij in deze winkel kopen?
…………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… Ik zal wel/niet in deze winkel kopen omdat: …………………………………… ……………………………………
23
Winkel B Naam van de winkel: ………………………………………………….. Branche: …………………………………………………………………… Opdracht 1 Noem 2 assortimentsgroepen uit deze winkel en noem 4 artikelgroepen per assortimentsgroep. Vul de gevonden gegevens in het onderstaande schema in. Assortimentsgroepen
Artikelgroepen 5. …………………………………..
3. ………………………….
6. …………………………………. 7. …………………………………. 8. ………………………………….
5. ………………………………….. 4. ………………………….
6. …………………………………. 7. …………………………………. 8. ………………………………….
24
Opdracht 2
Leg uit waarom je het breed /smal of ertussenin vindt: Is het assortiment breed, smal of ertussenin? …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 3
Is het assortiment diep, ondiep of ertussenin?
Leg uit waarom je het diep, ondiep of ertussenin vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 4
Welk verkoopsysteem heeft de winkel? Zelfbediening, semi – zelfbediening, bediening of een combinatie van deze drie?
Leg uit waarom je het Zelfbediening, semi – zelfbediening, bediening of een combinatie van deze drie vindt: …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… ……………………………………
25
Opdracht 5
Welk distributiesysteem heeft de winkel? Prijsdistributie, servicedistributie of ertussenin?
Leg uit waarom je het Prijsdistributie, servicedistributie of ertussenin vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 6
Wat vind je van de prijs? Duur, gemiddeld of goedkoop
Leg uit waarom je de prijs duur, gemiddeld of goedkoop vindt: …………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 7
Ik vind het product: Wat vind je van de producten? Kwaliteit, duurzaamheid, leuk/niet leuk, trendy of klassiek, iets anders wat je opvalt?
…………………………………… Omdat,………………………….. …………………………………… …………………………………… ……………………………………
26
Opdracht 8 Leg uit waarom je kiest voor Klein, midden, of groot winkelbedrijf: Wat voor winkel is het? Klein, midden, of groot winkelbedrijf?
…………………………………… …………………………………… ……………………………………
Opdracht 9
Welke kenmerken heeft de doelgroep van deze winkel? Welke mensen komen in deze winkel kopen? Noem minstens 2 kenmerken.
De twee kenmerken van de doelgroep zijn: 3. …………………………………… 4. ……………………………………
Opdracht 10 Mijn mening over deze winkel is: Geef je eigen mening over deze winkel, bv. wat vind je van de presentatie, het personeel, de producten, prijs/kwaliteitverhouding enz.? Zou jij in deze winkel kopen?
…………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… Ik zal wel/niet in deze winkel kopen omdat: …………………………………… ……………………………………
27
Samenvattend Jullie hebben 2 of 3 winkels uit één branche onderzocht. Nu ga je deze winkels beschrijven en met elkaar vergelijken. Conclusies trekken: Opdracht 1 Geef een algemene omschrijving van de winkels met behulp van de vaktermen: Assortiment (diep/ondiep/breed/smal) Verkoopsysteem Distributievorm Producten Doelgroep Opdracht 2 Beschrijf vier belangrijke overeenkomsten tussen winkel 1, 2 en 3? Dus waarin zijn ze gelijk? Opdracht 3 Beschrijf de drie belangrijkste verschillen tussen winkel 1, 2 en 3? Opdracht 4 Geef jullie mening over de winkels. Bijvoorbeeld: Welke winkel vonden jullie het mooist, welke had de beste prijs/kwaliteit verhouding, in welke winkel zouden jullie kopen en waarom? In welke winkel zou je willen werken en waarom?
Verwerking: Deze gegevens verwerk je in je verslag en eindpresentatie.
28
Logo’s nader bekeken
Je hebt 2 of 3 logo’s verzameld van de concurrerende bedrijven uit dezelfde branche.
Opdracht a) Knip de 2 of 3 verzamelde logo’s netjes uit. b) Plak ze op de daarvoor bestemde plaats. c) Beantwoord de vragen.
29
Winkel logo 1:
Plak hier je logo
1. Van welk bedrijf/product is dit logo? ……………………………………………………………………………….. 2. Wat voor lettertype wordt er gebruikt? hoekig, rond, modern, klassiek, fantasie. ……………………………………………………………………………….. 3. Waarom past het lettertype volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 4. Staat er een soort tekening bij? Zo ja wat? ……………………………………………………………………………….. 5. Waarom past de tekening volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 6. Uit wat voor kleuren bestaat het logo? ……………………………………………………………………………….. 7. Waarom passen de kleuren volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 8. Vind jij van het logo mooi of lelijk? Leg je keuze uit. ………………………………………………………………………………..
30
Winkel logo 2: Plak hier je logo
1. Van welk bedrijf/product is dit logo? ……………………………………………………………………………….. 2. Wat voor lettertype wordt er gebruikt? hoekig, rond, modern, klassiek, fantasie. ……………………………………………………………………………….. 3. Waarom past het lettertype volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 4. Staat er een soort tekening bij? Zo ja wat? ……………………………………………………………………………….. 5. Waarom past de tekening volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 6. Uit wat voor kleuren bestaat het logo? ……………………………………………………………………………….. 7. Waarom passen de kleuren volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 8. Vind jij van het logo mooi of lelijk? Leg je keuze uit. ………………………………………………………………………………..
31
Winkel logo 3: Plak hier je logo
1. Van welk bedrijf/product is dit logo? ……………………………………………………………………………….. 2. Wat voor lettertype wordt er gebruikt? hoekig, rond, modern, klassiek, fantasie. ……………………………………………………………………………….. 3. Waarom past het lettertype volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 4. Staat er een soort tekening bij? Zo ja wat? ……………………………………………………………………………….. 5. Waarom past de tekening volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 6. Uit wat voor kleuren bestaat het logo? ……………………………………………………………………………….. 7. Waarom passen de kleuren volgens jou wel of niet bij het bedrijf/product? Leg uit. ……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………. 8. Vind jij van het logo mooi of lelijk? Leg je keuze uit. ………………………………………………………………………………..
32
Twee of drie foto’s van winkelpuien Werkwijze: Samenwerken Bijbehorende theorie: Hoofdstuk “Winkelexterieur” blz. 77 t/m 83 Jullie hebben twee of drie foto’s gemaakt van de puien van twee of drie concurrerende bedrijven uit dezelfde branche. Opdracht 1 Werk de onderstaande opdrachten uit in een logisch opgebouwd verhaal. 1) Welke winkels zitten naast de door jullie gefotografeerde winkels? 2) Leg uit of deze winkels gunstig zijn voor de toestroom van de klanten voor de door jullie gefotografeerde winkels. 3) Beschrijf op de computer vijf verschillen tussen de winkelpuien van de concurrerende bedrijven. Denk hierbij aan de deur, gebruikte bouw materialen, kleur die zijn gebruikt, de etalage en andere dingen die opvallen. 4) Welke van de twee puien vinden jullie het beste/mooiste? Leg je keuze uit. 5) Deze opdracht pas je toe op de winkelpui die jullie als beste hebben omschreven. Maak de “Uitvoering” opdracht uit je OVD-map. Zie opdrachten Winkelexterieur blz. 36. Opdracht 2 moet worden toegevoegd aan je eindverslag. Opdracht 3 werk je uit in een Word document en stop je ook in je eindverslag. Verwerking: Het geheel neem je op in je eindverslag en je presentatie.
33
Interieur en Artikelpresentatie Werkwijze: Individueel en samenwerken Bijbehorende theorie: Hoofdstukken “Winkelinterieur” blz. 29 t/m 38, “Artikelpresentatie” blz.39 t/m 56 en “Artikelverwantschap en kleur ”blz. 57 t/m 66. Jullie gaan terug naar de winkels waarvan jullie de winkelpuien hebben gefotografeerd. Nu gaan jullie echter de binnenkant beter bekijken. Neem van te voren contact op met het bedrijf en vraag of het goed is dat jullie langskomen en of het tijdstip ook schikt. Vergeet niet dat je het visitekaartje bent van onze school. Deze opdracht bestaat uit de volgende onderdelen: Maken van een plattegrond van de winkel Benoemen van artikelpresentaties De kracht van kleur
Opdracht 1: Plattegrond van de winkel Maak van de winkels die jullie hebben bezocht elk op een apart A’4 papier een plattegrond. Maak gebruikt van een liniaal, potlood grijs en gekleurde potloden. Zorg ervoor dat het resultaat er netjes uit ziet het hoeft niet op schaal getekend te worden. In de plattegrond moet het volgende zijn opgenomen: Ingang van de winkel, de toonbank, de stellingen, presentatiemeubels bv. tijdelijke displays of gondola’s, vitrines, etalages, nooduitgang, magazijn enz. Geef door middel van een rode stippellijn aan hoe de routing loopt voor de consument. Is er sprake van een circulatiewinkel of is er sprake van een gedwongen routing? Geef dit aan op de plattegrond. Verwerking: Het geheel neem je op in je eindverslag en je presentatie.
34
Opdracht 2: Benoemen van artikelpresentaties Voor het uitvoeren van deze opdracht moet je de volgende begrippen kennen. Weet je het niet schrijf dan eerst de betekenis erachter. Begrip Permanente presentatie
Definitie
Voorbeeld
Rageartikel Brandpunt Eyecatcher Horizontale presentatie Frontale presentatie Laterale presentatie Impulsartikel Koopverwantschap Nabuurplaatsing
Kijk goed rond in de door jullie gekozen winkels en leg uit of er sprake is van de bovenstaande artikelpresentaties. Je mag een legenda maken en de presentaties opnemen in de plattegrond. Je moet er alleen wel bij zetten om welke artikelen het gaat. Let op niet elke artikelpresentatie leent zich ervoor om opgenomen te worden in de legenda. Deze zul je moeten omschrijven. Verwerking: Het geheel neem je op in je eindverslag en in de presentatie.
35
Opdracht 3: De kracht van kleur
Wat ga je doen? Je gaat een kleurencirkel maken. Hieronder wordt de opdracht beschreven. Je krijgt van je docent kleurpotloden en papier dat je nodig hebt bij het maken van de opdracht. Primaire, Secundaire en Tertiaire kleuren In de kleuren cirkel vind je 3 primaire kleuren (hoofdkleuren). Vanuit deze primaire kleuren kunnen andere kleuren worden samengesteld. De primaire kleuren zijn: Geel – Rood – Blauw De secundaire kleuren worden samengesteld uit de 3 primaire kleuren. De secundaire kleuren zijn: Oranje (gemaakt van rood en geel) Groen (gemaakt van geel en blauw) Violet (gemaakt van blauw en rood) Door een primaire kleur te vermengen met een secundaire kleur ontstaat er een tertiaire kleur. Primaire kleur Geel Rood Rood Blauw Blauw Geel
Secundaire kleur Oranje Oranje Violet Violet Groen Groen
Tertiaire kleur Geel – Oranje Rood – Oranje Rood – Violet Blauw – Violet Blauw – Groen Geel – Groen
Door er meer of minder van een bepaalde kleur bij te mengen ontstaan steeds weer andere tinten. Ga als volgt te werk: 1. Vul eerst de primaire kleuren (1) in: geel, rood en blauw. 2. Meng bij de primaire kleuren eenzelfde hoeveelheid van een andere primaire kleur, dan ontstaat er een secundaire kleur. Bijvoorbeeld geel met dezelfde hoeveelheid rood geeft oranje. Vul deze secundaire kleuren (2) in de kleurencirkel in. 3. Meng nu bij de 3 secundaire kleuren die je hebt een primaire kleur en er ontstaat een tertiaire kleur. Bijvoorbeeld meng bij oranje een klein Betje geel en je krijgt oranje-geel. Vul deze tertiaire kleuren (3) ook in de kleurencirkel in.
36
Dit is het voorbeeld dat je moet inkleuren
37
Extra voor niveau 2: Ga naar de “Uitvoering opdrachten” van hoofdstuk “Artikelpresentatie en – verwantschap” in je OVD-map blz. 31. En maak deelopdracht 2 opdracht 1 t/m 3. Voeg het geheel toe aan je eindverslag.
Extra voor niveau 3/4: Ga naar de “Uitvoering opdrachten” van hoofdstuk “Artikelpresentatie en – verwantschap” in je OVD-map blz. 30. En maak deelopdracht 1 opdracht 1 t/m 3. Voeg het geheel toe aan je eindverslag. Verwerking: Het geheel neem je op in je eindverslag en je presentatie.
Beoordeling Kleurencirkel Punten
Onderdeel
1
Volgens opdracht uitgevoerd
1
Kleuren dekkend opgebracht
2
Homogeen gemengd
2
Binnen de lijnen gewerkt
2
Lijnen goed afgewerkt
2
Netjes verzorgd
Totaal: 10
Verkregen punten
Cijfer:
38
Doelgroep Werkwijze: Individueel en samenwerken Bijbehorende theorie: Hoofdstukken ‘Winkelinterieur” blz. 29 t/m 38, “Etalage” blz. 85 t/m 94
Neem van te voren contact op met het bedrijf en vraag of het goed is dat jullie langskomen en of het tijdstip ook schikt. Vergeet niet dat je het visitekaartje bent van onze school. Jullie hebben twee of drie winkels van binnen en van buiten bekeken. Jullie hebben nu een goed beeld gekregen wat iedere winkel te bieden heeft, maar nu komt de vraag: Op welk type consument richten deze winkels zich? Bij dit onderdeel gaan jullie met behulp van het onderstaande observatieformulier, per winkel, 9 klanten observeren die in de winkels zijn. De verzamelde gegevens werk je op school uit in een verslag van maximaal 1 A-4’tje waarin je een beschrijving geeft van de kenmerken waaraan je de doelgroep kun herkennen. De observatieformulieren voeg je toe aan het eindverslag als bijlage. Verwerking: Het geheel neem je op in je eindverslag en in de presentatie.
39
Observatieformulier - Doelgroep Naam winkel………………………………….. Plaats………………………………………….. Doelgroep van de winkel Geschatte
leeftijd v/d klant
Man/vrouw
Geschatte inkomens groep: hoog/laag/midden
Kleding/product keuze Merk/ trendy /geen merk
1………jr 2 3 4 5 6 7 8 9
Omschrijving van de doelgroep=
40
Functies Werkwijze: Individueel en samenwerken Bijbehorende theorie: Hoofdstukken “De Handel” blz. 5 t/m 28.
Neem van te voren contact op met het bedrijf en vraag of het goed is dat jullie langskomen en of het tijdstip ook schikt. Vergeet niet dat je het visitekaartje bent van onze school. Opdracht Maak een verslag van de beroepsprofielen die je in de detailhandel hebt. Dit doe je door het beantwoorden van een aantal vragen. Je onderzoekt dit eerst op individuele basis bij de 3 bedrijven. Daarna maak je een gezamenlijke conclusie. Voor de functies / beroepen. Beschrijf tenminste 7 functies / beroepen (geen assistent- ) Voor de taken Beschrijf per functie tenminste 3 taken (taakomschrijvingen). Deze staan vaak in de functieomschrijving. Probeer die te krijgen of op te zoeken. Voor de competenties De competenties kun je ook vinden in de functieomschrijvingen of anders moet je ernaar vragen. Voor het inkomen Aan de betreffende werknemers vragen of opzoeken.
Verwerking: Het geheel neem je op in je eindverslag en in de presentatie. Extra voor niveau 3/4: Bijlage opdracht 4
41
Deel 3 : Verslag Het verslag dat jullie moeten inleveren moet uit de volgende onderdelen bestaan: Onderdeel Voorkant Inleiding Inhoudsopgave Deel 1 Winkelcentrum
Deel 2 Branches
Deel 3 Verslag Deel 4 Presentatie Deel 5 Evaluatie Bijlage Nawoord
Beschrijving Naam project, afbeelding, namen leerlingen, datum, klas en begeleidende docent. Beschrijven jullie kort waarom jullie het verslag hebben gemaakt en wat de lezer van het verslag kan verwachten. Onderwerpen en paginanummering (Het beste is dit als laatste te maken) Plattegrond/Legenda (extra niv. ¾ opdracht 1 bijlage) Inventarisatielijst (Extra niv. ¾ opdracht 2 bijlage) Beoordeling winkelcentrum Onderzoek: vragenlijst, conclusies, logo’s, reclame materiaal. (extra niv. ¾ opdracht 3 bijlage) Logo opdracht Uitwerking foto’s winkelpuien Plattegrond 2 of 3winkels en legenda en routing toelichting Benoemen artikelpresentaties Kleurencirkel Beoordeling kleurencirkel Extra niv. 2 en extra niv. ¾ Doelgroep Functies Lay-out Taalverzorging Beoordeling van de presentatie Individuele evaluatie van het project Logboek Observatieformulieren doelgroep Geven jullie een omschrijving van hoe jullie als groep het project hebben ervaren. Bespreek kort de verschillende opdrachten. Vermijd kreten als “waardeloos, flauwekul, shit enz”. Deze kreten zijn niet professioneel.
42
Deel 4: Presentatie De beoordeling van de presentatie Onderwerpen Punten Verkregen Commentaar punten
Inleiding
1
Logische opbouw
1
Inhoud komt overeen met de opdrachten
1
Verdeling over de sprekers
1
Hulpmiddel Power Point
1
Spraakgebruik
1
Houding
1
Voorbereiding
1
Presentatie bijlagen
1
Samenvattend aan het einde van de presentatie
1
Totaal
10
43
Deel 5: Individuele evaluatie Werkwijze: Individueel Jullie mochten bij het eerste project de groep zelf samenstellen. Het zelf samenstellen heeft het voordeel dat je met mensen in een groepje zit die je “mag” en gezelligheid is toch heel belangrijk. Werk de onderstaande vragen uit en voeg ze toe aan jullie eindverslag. 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9)
10) 11)
12) 13) 14) 15)
Heeft deze gezelligheid jullie het gewenste resultaat gebracht? Leg je antwoord uit. Leg uit hoe de taken waren verdeeld en geef je mening over deze verdeling. Gebruik 2 argumenten bij deze mening. Geef een overzicht van jouw inzet gedurende het project. Geef een overzicht van de inzet van je geroepsgenoten. Hoe vond je het om in deze groep te werken? Heb je die dingen kunnen doen waar je goed in bent? Leg je antwoord uit. Heb je kunnen aangeven waar je jezelf in wilde verbeteren? Leg je antwoord uit. Hebben jullie goede afspraken gemaakt wie wat doet en wie waarvoor verantwoordelijk is? “Wie, Wat, Waar, Wanneer”. Leg je antwoord uit. Heeft iedereen zich aan de afspraken gehouden? Hebben jij en je teamleden bij ziekte of afwezigheid ervoor gezorgd dat iemand in de groep de taken heeft overgenomen? Geef een korte omschrijving hoe jullie het hebben aangepakt. Was iedereen bereikbaar? Hebben jullie bij onduidelijkheden over de opdracht of het slecht functioneren van de groep, de docent ingeschakeld? Geef een korte omschrijving hoe jullie het hebben aangepakt. Hebben de groepsleden zich volgens de algemeen geldende fatsoensnormen gedragen? Leg je antwoord uit. Hebben de groepsleden respect getoond voor het werk van de groepsleden en eigendommen? Leg je antwoord uit. Hebben jullie bovenstaande punten consequent in praktijk gebracht? Leg je antwoord uit. Wat vond je van de begeleiding van de docent? Graag positieve en opbouwende kritiek is altijd welkom.
44
Bijlage De onderstaande opdrachten zijn bedoeld voor niveau 3 – 4 leerlingen.
Voor het verwerken van de opdrachten 1 en 1a moet je een potlood, gum, fineliner, liniaal en kleurpotloden meenemen.
Opdracht 1 In dit onderdeel leggen we uit hoe je op schaal kunt tekenen en staafdiagrammen maakt. Iedere leerling moet de opdrachten zelfstandig maken.
A. Schaal tekenen Onder aan een landkaart of bouw- tekening zie je, naast veel gegevens, ook een schaalaanduiding staan. Bijvoorbeeld 1:100. Dat betekent dat 1 centimeter op de kaart of tekening, in werkelijkheid 100 centimeters zijn, oftewel 1 meter. Als er bij een schaalaanduiding geen andere gegevens staan is deze altijd in centimeters. Wat betekent 1:12,5 ? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Een flat is 60 meter hoog. Je moet schaal 1:1500 gebruiken. Wat wordt de hoogte van de flat op de tekening? Maak op de onderstaande ruimte je berekening. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Vind je de schaal aanduiding die je bij de vorige opgave hebt gebruikt de juiste? Motiveer je antwoord en geef, indien nodig, een andere schaalaanduiding. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 45
Als je op een tekening een maat meet van 25,4 cm. en er staat een schaal aangegeven van 1:6 hoe groot is het voorwerp dan in werkelijkheid? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Het inschatten van maten komt dagelijks voor. Er wordt van sportvissers beweerd dat zij het gevoel voor verhouding nogal eens missen als het om de ware grootte van hun gevangen vis gaat. Soms moet je voor je werk of een opdracht wel eens wat inschatten. Bijvoorbeeld hoelang moet je in de bus zitten van het station naar school of hoeveel kilometer is die afstand. Daarom is het handig om bij bepaalde meetopdrachten, in de omgeving waar iets gemeten moet worden, een voorwerp te kiezen dat een repeterende (terugkerende) maat heeft. Bijvoorbeeld, je moet de breedte van een huis schatten. In dit geval zou je het aantal stoeptegels (gem.30 x 30 cm.) voor het huis kunnen tellen. De hoogte van een huis kun je bepalen door in je gedachten een aantal voor deuren (gem.210 x 85cm) op elkaar te stapelen. Hoe groot schat je de lengte en de breedte en de hoogte van het lokaal waarin je zit? (Tip: kijk eens naar het plafond!!!!) lengte:………………………………………………………………………………………. breedte:…………………………………………………………………………………….. hoogte:……………………………………………………………………………………… De meest voorkomende manier om een lengte- of breedtemaat in te schatten is door het tellen van het aantal passen, dit is tevens de meest onnauwkeurige manier. Daarom is het inschatten van maten op de bovengenoemde manier beter. Maak op de volgende bladzijden van twee voorwerpen uit het lokaal een “schaaltekening”. De tekening moet je als plattegrond of als aangezichtstekening maken. Teken dus geen diepte of perspectief. Voor beide tekeningen moet je een andere schaal kiezen. Schrijf bij de gemaakte tekeningen wat de geschatte maten zijn en welke schaal je hebt gebruikt. Geef bovendien aan wat je hebt getekend.
46
Schaaltekening 1
Omschrijving onderwerp:
47
Schaaltekening 2
Omschrijving onderwerp:
48
Opdracht 1a
Verwerking Plattegrond Jullie hebben een schets gemaakt van een plattegrond van een winkelcentrum. Deze schets ga je nu op school uitwerken tot een schaaltekening. De schaaltekening moet op A4 of A3-formaat gebeuren. Vermeld duidelijk de evt. ingangen. Als het een gesloten winkelcentrum is, moet je ook aangeven waar de ingang(en) zit(en). Geef met behulp van rode pijltjes aan hoe de algemene looproute in het winkelcentrum is. Probeer ook een aantal maten te noteren zodat je, op een min of meer juiste schaal, de tekening kunt uitwerken. Als je toch meer ruimte nodig hebt, dan moet de tekening zo gevouwen worden dat deze in het verslag past. Gebruik dan een plastic insteekhoes, die vast in het verslag zit en vermeld je naam extra op de buitenkant van de tekening. Schrijf rechts onder aan de tekening de naam van degene die de tekening heeft gemaakt, de naam van het winkelcentrum en de schaal waarop je de tekening hebt gemaakt.
49
Opdracht 2 Bij de opdracht “Kennismaken met de Detailhandel” moet je een aantal onderzoeken doen waarbij je veel cijfergegevens produceert. Deze kun je “gortdroog” onder elkaar zetten en met veel gepieker proberen te begrijpen. Beter werkt het om de getallen om te zetten in een plaatje. Dan ziet alles er wat aantrekkelijker uit en kan sneller begrepen worden. Een eenvoudige manier is het omzetten van getallen in een staafdiagram, dat betekent; hoeveelheden omzetten in verticale balken. Elk onderzocht onderdeel krijgt een eigen balk. Bij een staafdiagram moet je altijd aangeven wat er vermeld staat op de verticale as en op de horizontale as. Bovendien noteer je titel van de staafdiagram. Hieronder zie je een mooi voorbeeld: (= legenda)
Opdracht Maak nu zelf een staafdiagram van de volgende gemiddelde dagtemperaturen van Barcelona in 2010:
Barcelona 2010 maanden gemiddelde dagtemperatuur in ˚C januari 9,1 februari 10,3 maart 11,8 april 14,1 mei 17,4 juni 21,2 juli 24,4 augustus 24,2 september 21,7 oktober 17,5 november 13,1 december 10,0
50
Titel:……………………………………………………………………
51
Opdracht 3 Met behulp van het inventarisatieformulier ga je de winkels in het winkelcentrum onderzoeken op de volgende punten: branches distributievormen verkoopmethoden Verwerking in staafdiagrammen Op school ga je deze drie soorten gegevens verwerken in 3 staafdiagrammen. Branches Gebruik bij de branches verschillende kleuren. Leg in de legenda uit welke kleur bij welke branche hoort. Op de X as (horizontaal) komen de branches te staan en op de Y as (verticaal) hoeveel winkels er in die specifieke branche vertegenwoordigd zijn. Je mag bij deze opdracht ook een vak reserveren voor overige branches. Hier kun je de winkels en bedrijven onderbrengen waarvan er maar enkele stuks zijn. In de legenda wel uitleg geven welke branches onder “overige” vallen. Distributievorm Bij de distributievormen onderscheiden we prijs – en service distributie. Soms kom je bedrijven tegen die niet zo duidelijk onder te brengen zijn. Hiervoor kun je dan een derde kolom maken die een mengvorm van beiden vertegenwoordigt. Bij de verkoopmethoden maak je gebruik van de volgende begrippen: Bediening semi zelfbediening zelfkeuze zelfbediening Bij elke staafdiagram vermelden waar het om gaat. Conclusie trekken: Vervolgens schrijf je een conclusie bij ieder staafdiagram. Bijvoorbeeld, zijn bepaalde branches juist veel vertegenwoordigd of mis je juist bepaalde branches en hoe zit het met de onderlinge verhouding van een aantal branches? 52
Opdracht 4 Als je in de winkelstraten loopt zie je een hoop lege winkels. Dit is geen leuk gezicht. Wat jullie bij deze opdracht gaan doen is achterhalen wat de mogelijke oorzaken zijn van de leegstand en jullie gaan een blik werpen op de toekomst. Bij het kijken naar de toekomst heb je de detaillisten nodig waarvan je de winkel hebt bestudeerd. Jullie gaan deze detaillisten interviewen. Een interview afnemen is iets wat je moet voorbereiden. Je vraagt van iemand tijd om je een aantal vragen te beantwoorden daarom zal jij deze tijd zo goed mogelijk moeten gebruiken. Ten eerste moet je een afspraak maken. Doe dat als je voor de eerste keer in het winkelcentrum bent. Het gaat erom dat je een medewerker, dus een verkoop(st)er, de vragen stelt. Vragen die jou een duidelijk beeld geven van de huidige situatie en de toekomst. Om je mening te kunnen vormen is het interview een belangrijk onderdeel. Ten tweede moet je de vragen voorbereiden. Het is erg belangrijk dat je van te voren een duidelijk beeld hebt van hetgeen je wilt vragen. Dit betekent dan ook dat je vooraf je vragen hebt geformuleerd en dus duidelijk op papier hebt staan. Spring niet van de hak op de tak, maar probeer een beetje structuur aan te brengen in je vragen; maak titels en ga binnen deze titels een aantal vragen bedenken. Een goede interviewer kan ook heel goed tijdens het interview doorvragen; je hoort een antwoord en dat antwoord roept bij jou een nieuwe vraag op ( die je dus nog niet vooraf had bedacht). Tip: Kijk op internet of je informatie kunt vinden over het bedrijf, een goede voorbereiding is het halve werk. Laat de vragen, die je hebt gemaakt voor het interview goedkeuren door je docent, voordat je het interview afneemt.
53