KBC-info
Praktische tips voor beginnende autobestuurders
2
Praktische tips voor beginnende autobestuurders
Woord vooraf
3
Een rijbewijs krijg je als je slaagt voor zowel een theoretisch als een praktisch examen. Deze brochure helpt je bij de voorbereiding van het praktisch rijexamen. Met deze cursus kan je op drie manieren je rijbewijs halen. 1. Je leert op eigen initiatief autorijden onder de hoede van een begeleider. 2. Je kan je vervolmaken in het autorijden na een korte praktische opleiding in de rijschool. Die vervolmaking gebeurt steeds in het gezelschap van een begeleider. 3. Je vervolmaakt je rijvaardigheid na een lange praktische opleiding in de rijschool. De aanwezigheid van een begeleider is in dit geval niet verplicht. De praktijklessen richten zich zowel tot jou, bestuurder in spé als tot je begeleider. Ze willen je vertrouwd maken met je auto en het gebruik ervan en met het verkeersreglement waar iedereen zich moet aan houden. Ook besteden we in deze brochure aandacht aan het defensief rijden of wat wij bij KBC D-Driving Style noemen. Sinds januari 1992 zijn de principes van defensief rijden trouwens wettelijk in de rijopleiding opgenomen. Voor je begeleider zijn de lessen eerder een handige leidraad. Van hem mag immers worden verondersteld dat hij op een volwassen manier aan het verkeer deelneemt en dat hij de technieken van het autorijden en de regels van het verkeersreglement onder de knie heeft. In de les en in deze brochure komen de verschillende moeilijkheden stelselmatig aan bod. Op die manier kan de begeleider je ermee vertrouwd maken en kan hij je leren gepast te reageren in diverse situaties. Bij dit alles gaat het om rijoefeningen. Vergeet echter niet dat het autorijden geen vrijblijvende activiteit noch een sportieve bedoening is. Alleen doorheen de praktische oefeningen verwerf je de nodige ervaring en vaardigheden. Oefen dus regelmatig! Naast deze brochure heeft KBC nog informatie beschikbaar voor beginnende autobestuurders. • De wettelijke bepalingen en de verschillende manieren om een rijbewijs B te behalen, kan je nakijken in de brochure ‘Rijbewijs B’, een initiatief van KBC in samenwerking met het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid. • Het begrip ‘defensief rijden’ is officieel opgenomen in de opleiding van het rijbewijs. KBC heeft een aparte brochure over het defensief rijden uitgegeven.
4
Inhoud
Deel 1: Oefeningen op privé-terrein Les Les Les Les Les Les Les Les Les Les Les Les Les Les
5
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Vertrekken en stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . Veranderen van versnelling . . . . . . . . . . . . . . Vooruitrijden in 8-vorm . . . . . . . . . . . . . . . . . Vooruitrijden door een smalle doorgang . . . . Achteruitrijden door een smalle doorgang . . In een rechte lijn achteruitrijden . . . . . . . . . . Achteruitrijden in 8-vorm . . . . . . . . . . . . . . . Achteruitrijden naar links . . . . . . . . . . . . . . . Achteruitrijden naar rechts . . . . . . . . . . . . . . Vooruit in en achteruit uit een garage rijden . Links of rechts keren in een beperkte ruimte Parkeren tussen twee auto's . . . . . . . . . . . . . Vooruit vertrekken op een helling . . . . . . . . . Achteruit vertrekken op een helling . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
10 14 16 18 20 22 23 24 26 28 30 32 34 36
Deel 2: Oefeningen op de openbare weg Les Les Les Les Les Les Les Les Les Les Les
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Rechts afslaan op rustige wegen . . . . . . . . Rechts afslaan op wegen met druk verkeer Links afslaan op rustige wegen . . . . . . . . . . Links afslaan op wegen met druk verkeer . Inoefenen van de vier voorgaande lessen . Rijden op rustige en drukkere wegen . . . . Rijden op drukkere wegen . . . . . . . . . . . . . Rijden op autosnelwegen . . . . . . . . . . . . . . Rijden in de stad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rijden bij nacht en duisternis . . . . . . . . . . . Rijden bij regen en sneeuw . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
42 44 46 47 49 50 51 52 53 54 55
Deel 3: De examencentra
6
Deel 1 Oefeningen op privé-terrein
8
LEIDRAAD BIJ OEFENINGEN OP PRIVÉ-TERREIN
Plaats In elk geval op privé-terrein buiten de openbare weg.
Duur Ongeveer één uur. Stop liever tijdig bij moeilijke oefeningen en herneem later.
Versnelde cyclus • half uur in de voormiddag; • half uur in de namiddag; • half uur 's avonds.
Benodigdheden • materiaal om rijbanen en kruispunten weer te geven; • 10 latten van 1 meter lang en 10 centimeter breed (wit geverfd); • 10 plastieken kegels.
Voorbereiding thuis
9
De leerling-bestuurder neemt thuis het verkeersreglement nogmaals door, gespreid over de verschillende oefeningen.
Taak van de begeleider De begeleider is werkelijk de engelbewaarder van de leerling-bestuurder. Hij moet hem heel wat morele kwaliteiten bijbrengen die onontbeerlijk zijn voor het goed autorijden, bv. verantwoordelijkheidsgevoel, respect voor anderen, correcte gedragingen tijdens het autorijden, inzicht in het verkeer. Op deze elementen is het verkeersreglement gebaseerd, maar ze zijn er niet uitdrukkelijk in terug te vinden. - Hij laat telkens de rijbewegingen van de vorige les herhalen. - Hij geeft motivering door het doel van de nieuwe oefening uit te leggen. - Hij demonstreert alle bewegingen. - Hij geeft de nodige commentaar. - Hij controleert en verbetert de rijwijze van de bestuurder. - Hij rijdt met de auto naar het oefenterrein en terug. De begeleider richt zich op de praktijk. Hij vermijdt lange uiteenzettingen. - Hij demonstreert alles op de juiste manier en zorgt ervoor dat zijn leerling vanaf het begin alle handelingen op de juiste manier uitvoert. - Hij laat de leerling bepaalde handelingen herhalen tot hij tevreden is over de manier waarop zijn leerling die handelingen uitvoert. - Hij zorgt voor afwisseling door de nieuwe oefeningen te combineren met de reeds gekende lessen. - Hij geeft zijn leerling de tijd en eist niet van hem dat hij in enkele uren een volleerd bestuurder is. - Hij schakelt pas over naar een nieuwe les als hij vaststelt dat al het vorige grondig gekend en voldoende ingeoefend is.
Taak van de leerling-bestuurder - Hij herhaalt de uitleg van de begeleider, liefst luidop. - Hij oefent de verschillende rijbewegingen in tot hij ze grondig kent. - Zeker tijdens de eerste lessen is het beter traag te vorderen en de verschillende rijbewegingen die in de oefening aan bod komen, goed aan te voelen. - Ook hij moet de oefening beoordelen en mag pas overgaan naar een volgende les als hij zichzelf daartoe in staat acht. - Hij maakt mee afspraken voor de volgende oefening: ofwel wordt overgegaan naar de volgende les, ofwel wordt de begonnen les voortgezet.
10
LES 1 VERTREKKEN EN STOPPEN
OEFENINGEN DIE DE BEGELEIDER VOORDOET • • • • • • • •
instappen instrumenten bedienen starten vertrekken naar tweede versnelling schakelen stoppen uitstappen
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 9: Plaats van de bestuurders op de openbare weg Art. 10: Snelheid Art. 11: Snelheidsbeperkingen Art. 18: Afstand tussen de voertuigen Art. 28: Openen van portieren Neem de technische brochure van je eigen auto (die een beschrijving geeft van de instrumenten van de auto en de bediening ervan) grondig door.
PRAKTISCHE OEFENING
11
Oefenterrein Kies een licht afhellend privé-terrein uit, bv. een binnenkoer van een hoeve of fabriek. Oefen nog niet op de openbare weg. Hoe instappen? Je stapt binnen de kortst mogelijke tijd in. Wanneer je later op de openbare weg zult instappen, kun je het andere verkeer hinderen. Ga daarom voor de auto door naar het linkerportier.
Achter het stuur De begeleider legt eerst alles uit en laat de leerling alles herhalen (met woorden en daden). a. Neem achter het stuur een goede houding aan, d.w.z. met rechte rug en met het zitvlak zo ver mogelijk naar achteren in de zetel geduwd. Een goede houding is uitermate belangrijk om later rugklachten te voorkomen. b. Regel de stand van de zetel, zodat alle bedieningsorganen gemakkelijk te bereiken zijn. De knieën zijn licht gebogen. Strek de armen en plaats de polsen bovenop het stuur. Als het einde van de handpalmen op het stuur rusten, zit je goed. c. Stel binnen- en buitenspiegel juist in. d. Regel de veiligheidsgordel. De begeleider geeft uitleg over de werking en de bediening van de instrumenten. • Bedien het koppelingspedaal met je linkervoet. Om te vertrekken en van versnelling te veranderen, moet je dat pedaal telkens volledig induwen. • Bedien het rempedaal met je rechtervoet. Het gevoel voor het remmen zul je snel aanleren: zachter of sterker, naargelang van de omstandigheden. • Het gaspedaal bedien je met je rechtervoet. • De chokeknop (voor het starten met een koude motor) duw je geleidelijk in. Neem in dit verband ook even de richtlijnen in de technische brochure van je auto door. • Licht de juiste plaats, de werking en het nut toe van de ampèremeter, de oliedrukmeter, de benzinemeter, de thermometer e.a. • Leg ook de juiste stand en de werking van de lichten, de ruitenwissers, het geluidstoestel en het contact uit. • Toon de verschillende standen van de versnellingen en licht ze toe. Zo nodig raadpleeg je de documentatie van je auto. Laat de leerling de versnellingshendel hanteren en de stand van de versnellingen aanvoelen. Maak de leerling gedurende geruime tijd vertrouwd met alle bedieningsorganen. Hij moet ze al pratend leren hanteren. Later zal hij alle bedieningshandelingen blindelings en plots moeten kunnen uitvoeren.
12
Starten • Doe de gordel om. • Zet de versnelling in het nulpunt. • Duw het koppelingspedaal in. • Zet het contact op. • Gebruik de choke. • Start kort (maximum twee seconden). Zo nodig wacht je even, voor je opnieuw probeert. Vertrekken Oefen het vertrekken zo mogelijk in op licht afhellend terrein. • Schakel naar de eerste versnelling. • Zet de handrem af. • Geef matig gas. • Laat de koppeling langzaam los. • Als de koppeling begint te pakken, houd je het koppelingspedaal even stil. • Als de wagen rijdt, laat je de koppeling verder los en geef je meer gas. • Laat de linkervoet niet op het koppelingspedaal rusten. • Let op de plaats van je handen aan het stuur: - linkerhand op cijfer 10 van een denkbeeldig uurwerk; - rechterhand op cijfer 2 van een denkbeeldig uurwerk; - hou het stuur nooit krampachtig vast. Omsluit het stuur met de vingers zodat de duimen zich naar binnen bevinden. • Op het terrein: zie schets. Vertragen Er zijn drie manieren om de snelheid van de auto te verminderen: • Gas loslaten. • Zachtjes remmen. • Meer afremmen. Oefen deze drie manieren in.
13
Stoppen op een bepaald punt • Ontkoppel als de auto bijna stilstaat. • Rem zachtjes als je de gekozen stopplaats nadert. • Stop ten slotte op gepaste wijze (niet te bruusk). • Schakel weer naar de eerste versnelling. • Zet de handrem op. • Zet het contact af. Uitstappen • Maak de veiligheidsgordel los. • Kijk in de achteruitkijkspiegel en over de linkerschouder of je geen achterkomend verkeer hindert. Open het portier niet, zolang je fietsers, bromfietsers enz. kunt hinderen. • Vooraleer je het portier dichtslaat, ga je na of de vingers van je medereizigers niet geklemd worden. • Sluit de wagen. • Ga langs de achterkant van de auto naar de stoep. Omdat je later op de openbare weg rijdt, is het goed deze gewoonte nu al in te oefenen.
BEOORDELING VAN DE LES Maak afspraken voor de volgende oefening.
Ovale omloop
Leren stoppen bij een bepaald punt.
14
LES 2 VERANDEREN VAN VERSNELLING
OEFENINGEN DIE DE BEGELEIDER VOORDOET • • • • • • •
Neem een goede houding aan en plaats beide handen op het stuurwiel. Luister naar het toerental van de motor. Kijk goed uit dat je geen andere verkeersdeelnemers hindert. Schakel van de eerste naar de tweede en dan naar de derde versnelling. Schakel terug (van de derde naar de tweede versnelling). Rijd naar rechts. Rijd naar links.
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement : Art. 12: Verplichting voorrang te verlenen Art. 13: Aankondiging van een maneuver Art. 14: Vrijmaken van de kruispunten
HERHALING VAN DE VORIGE LES Laat de leerling uitleggen hoe hij moet instappen, de instrumenten bedienen, vertrekken, stoppen en uitstappen en vraag hem al deze handelingen uit te voeren.
PRAKTISCHE OEFENING
15
• Licht het nut toe om van versnelling te veranderen. Het toerental van de motor moet immers aan de snelheid van de auto aangepast zijn: hoe hoger de snelheid, des te groter de versnelling. • Schakel van de eerste naar de tweede versnelling. - De eerste versnelling dient alleen om de auto in beweging te brengen. - Zorg ervoor dat je niet lanceert: dit is met een schok vooruitkomen omdat je de koppeling te snel lost en te veel gas geeft. - Plaats je linkerhand bovenaan het stuur op het cijfer 11 à 12 van een denkbeeldig uurwerk. Je moet met één hand kunnen sturen en 'baan houden'.
-
Houd je rechterhand aan de versnellingshendel. Geef geen gas. Duw met je linkervoet de koppeling in. Schakel de eerste 10 meter rustig naar de tweede versnelling. Laat geleidelijk (niet brutaal) de koppeling los en geef gas. Laat de leerling deze gelijktijdige handelingen met beide voeten uitvoeren tot het goed is. - Controleer of hij 'baan houdt'. - Op het terrein: zie schets. • Schakel van de tweede naar de derde versnelling. - Bij een snelheid van zowat 40 km per uur schakel je naar de derde versnelling. - Laat de leerling zelf vinden hoe het moet. - Luister naar het toerental van de motor, dan merk je wanneer je naar een hogere versnelling moet overgaan. - Daalt de snelheid tot zowat 25 km per uur, dan schakel je terug naar de tweede versnelling. - Je schakelt het best als je in een rechte lijn rijdt (zie schets). - Let wel: je schakelt enkel naar de eerste versnelling als de auto stilstaat.
BEOORDELING VAN DE LES Maak afspraken voor de volgende oefening.
Ovale omloop Leren veranderen van versnelling op een bepaald punt.
16
LES 3 VOORUITRIJDEN IN 8-VORM
OEFENINGEN DIE DE BEGELEIDER VOORDOET • Leer in de bochten naar links en rechts sturen. • Herhaal het schakelen. • Licht het gebruik van de richtingaanwijzers toe.
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 15: Kruisen Art. 16: Inhalen Art. 17: Inhaalverbod
HERHALING Herhaal nogmaals hoe je naar de hogere en dan weer naar de lagere versnellingen overgaat.
PRAKTISCHE OEFENING • Dan ga je over naar de oefeningen in achtvorm (zie schets). Met deze oefeningen kweek je de handigheid en het aanvoelen bij het sturen aan. Je maakt de omloop zo groot mogelijk op het beschikbare terrein (zie schets). • Schakelen doe je als je rechtdoor rijdt. Vervolgens schakel je als je een bocht nadert of verlaat. In de bocht zelf schakel je dus niet. • Als de stuurvaardigheid van je leerling verbetert, ga je de omloop verkleinen. Oefen het schakelen op alle mogelijke punten van de omloop. • De bewegingen die je hier inoefent, zijn in werkelijkheid praktisch altijd manœuvres. Daarom moet je het gebruik van de richtingaanwijzers goed inoefenen. Leer je leerling dat hij regelmatig in de achteruitkijkspiegels moet kijken.
17
Omloop in 8-vorm
Leren veranderen van versnelling.
18
LES 4 VOORUITRIJDEN DOOR EEN SMALLE DOORGANG
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 7.3: Maatregelen tegen ongeval, misbruik of diefstal Art. 12.4: Uitvoeren van een manœuvre Art. 33: Gebruik van het geluidstoestel Art. 34: Gebruik van de achteruitkijkspiegels Art. 35: Veiligheidsgordels en andere bevestigingssystemen
PRAKTISCHE OEFENING • Rijd door een doorgang van 3 meter breed. • Versmal de doorgang tot de breedte van de auto plus 0,3 meter. Deze oefening heeft tot doel zicht te krijgen op de breedte van je auto ten opzichte van smallere doorgangen. 1. Op elke lange zijde maak je met behulp van kegels een doorgang van 3 meter breed (zie schets). Doordat hij telkens opnieuw zo juist mogelijk midden door de doorgang rijdt, zal de bestuurder gevoel krijgen voor de breedte van zijn auto. Zet je auto vooraf mooi recht voor de doorgang. 2. Je versmalt de doorgang tot de breedte van de auto plus 0,3 meter, en het oefenen wordt voortgezet. 3. Neem de linkerkegels weg. De leerling-bestuurder probeert nu zo dicht mogelijk langs de overgebleven kegels aan zijn rechterzijde te rijden (op ongeveer 30 centimeter afstand; zie schets).
19
Ovale omloop Leren rijden door een smalle doorgang (3 meter).
Ovale omloop Leren rijden vlak naast een hindernis (0,3 meter).
20
LES 5 ACHTERUITRIJDEN DOOR EEN SMALLE DOORGANG
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 37: Prioritaire voertuigen Art. 38: Gedrag tegenover prioritaire voertuigen die het speciale geluidstoestel gebruiken Art. 39: Gedrag tegenover autobussen en trolleybussen die hun halteplaats verlaten Art. 40: Gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers Art. 40bis: Gedrag tegenover groepen kinderen, scholieren, personen met een handicap en bejaarden Art. 40ter: Gedrag tegenover fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen Art. 41: Gedrag tegenover militaire kolonnes, stoeten, wielerwedstrijden, niet-gemotoriseerde sportwedstrijden of -competities, groepen wielertoeristen en groepen ruiters
PRAKTISCHE OEFENING
21
• Herhaal de juiste houding. • Oefen het zicht door de achterruit. • Kweek handigheid bij het sturen aan. • Leer eerst achteruitrijden door een doorgang zonder beperking van breedte. • Leer dan achteruitrijden door een doorgang van 4 meter breed. • Versmal de doorgang tot de breedte van de auto plus 0,5 meter. - Terwijl de bestuurder achteruitrijdt, kijkt hij meestal door de achterruit. In deze oefening wordt de handigheid bij het sturen aangeleerd. - Terwijl hij achteruitrijdt, is de bestuurder niet verplicht de veiligheidsgordel te dragen. - Beide portieren blijven gesloten. - De bestuurder keert zich 1/4 draai naar rechts en legt de rechterelleboog op de rugleuning. Hij houdt de linkerhand aan het stuur op het cijfer 11 à
12 van een denkbeeldig uurwerk. - Hij kijkt door de achterruit naar het midden van de weg die hij moet volgen. Hij zal regelmatig zachtjes bijsturen om de auto in de goede richting te houden. Soms kijkt hij even vooruit om te zien of er geen gevaar is (uitzwenken). - Volgens het verkeersreglement is achteruitrijden een manœuvre; het wordt steeds volledig op eigen verantwoordelijkheid uitgevoerd. Wie dus op de openbare weg achteruitrijdt, moet bij dit manœuvre de grootste voorzichtigheid aan de dag leggen, gezien de aanwezigheid van andere weggebruikers, die hij moet laten voorgaan.
a. zonder beperking b. door een doorgang van 4 meter c. door een doorgang van de breedte van de auto plus 0,5 meter
Rechte omloop Leren achteruitrijden met de linkerwielen in een strook.
22
LES 6 IN EEN RECHTE LIJN ACHTERUITRIJDEN
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement : Art. 65 tot 71: De verkeersborden
PRAKTISCHE OEFENING • Herhaal de juiste houding. • Oefen het zicht door het geopende linkerportier. • Kweek handigheid bij het sturen aan. • Leer eerst achteruitrijden op een strook van 1 meter. • Versmal de strook dan tot 0,5 meter. - Om zeer nipt voorbij te rijden langs een hindernis die zich links naast je auto bevindt, kun je sturen met geopend linkerportier. - Maak een smalle strook van 1 meter breed. Plaats de auto met de twee linkerwielen in deze strook. - Later versmal je de strook tot 0,5 meter. De bestuurder opent het linkerportier en blijft het vasthouden met de linkerhand. De linkerelleboog drukt hij tegen het lichaam. Over de linkerarm kijkt hij naar de strook op de grond. De rechterhand houdt hij aan het stuur op het cijfer 11 van een denkbeeldig uurwerk. Zo traag mogelijk rijdt hij achteruit door de strook. Hij zal steeds zachtjes bijsturen, zodat de beide linkerwielen voortdurend binnen de strook blijven. Mocht een van de wielen buiten de strook dreigen te komen, dan rijdt hij even vooruit en plaatst hij de auto weer in de juiste richting. Soms moet hij even door de voor- en achterruit kijken om zich ervan te vergewissen of er geen gevaar is. Rechte omloop
a. strook van 1 meter breed b. strook van 0,5 meter breed
23
Leren achteruitrijden met de linkerwielen in een strook.
LES 7 ACHTERUITRIJDEN IN 8-VORM
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 23: Stilstaan en parkeren Art. 24: Stilstaan- en parkeerverbod Art. 25: Parkeerverbod Art. 26: Halfmaandelijks beurtelings parkeren in de hele bebouwde kom Art. 27: Beperkte parkeertijd
PRAKTISCHE OEFENING • Deze les heeft tot doel de handigheid bij het achteruitrijden verder aan te leren, meer speciaal dan het maken van bochten bij het achteruitrijden. • Door middel van kegels vorm je op het terrein een 8 (zie schets). Als de oefening goed vordert, kun je op de omloop varianten zoals vernauwingen e.d. aanbrengen (zie vorige lessen).
Omloop in 8-vorm
Leren achteruitrijden.
24
LES 8 ACHTERUITRIJDEN NAAR LINKS
Herhaal het verkeersreglement: Art. 19: Richtingverandering Art. 72: Overlangse markeringen die de rijstroken aanduiden Art. 73: Overlangse, voorlopige markeringen die de rijstroken aanduiden Art. 74: Overlangse markeringen die een fietspad aanduiden Art. 75: Overlangse markeringen die de rand van de rijbaan aanduiden Art. 76: Dwarsmarkeringen Art. 77: Andere markeringen
PRAKTISCHE OEFENING • • • •
Leer achterwaarts in een nauwe ingang binnenrijden. Eerst voer je de oefening uit in een rechte lijn. Geleidelijk ga je de hoek verscherpen. Gebruik de beide manieren van achteruitrijden.
- In deze les leer je nauwkeurig achteruitrijden, terwijl je een bocht maakt. Met kegels (zie schets) maak je een 'straat'. Aansluitend op die straat geef je met behulp van kegels een inrit van 3 meter breed weer (hoek 150°). - Plaats de auto op 0,5 meter van de rechterboord en 5 meter voor de doorgang. De bestuurder rijdt achteruit en draait achterwaarts de inrit op. Hij gebruikt hiervoor de beide manieren van achteruitrijden, al naargelang de behoefte. - De bestuurder probeert steeds met de linkerachterhoek van de auto zo dicht mogelijk langs de linkerkegel te rijden, om vervolgens de auto behoorlijk midden op de oprit te plaatsen. Hij zal regelmatig uitkijken of de auto bij het uitzwenken met de rechtervoorhoek nergens tegenaan botst. - Dan rijdt hij terug vooruit en plaatst hij de auto op het vertrekpunt.
25
6m
a. hoek van 150° b. hoek van 120°
Achteruit indraaien naar links in een ingang van 3 meter breed.
26
LES 9 ACHTERUITRIJDEN NAAR RECHTS
(zie ook les 8)
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 1:Toepassingsgebied Art. 2: Bepalingen Art. 3: Bevoegde personen Art. 4: Bindende kracht van de bevelen van de bevoegde personen Art. 5: Bindende kracht van de verkeerstekens Art. 6: Waarde van de bevelen van de bevoegde personen, van de verkeerstekens en de verkeersregels Art. 19: Richtingverandering
PRAKTISCHE OEFENING - In deze les leer je nog nauwkeuriger achteruitrijden, meer speciaal dan terwijl je een bocht naar rechts maakt. Zoals in les 8 vorm je een 'straat' met een smalle oprit, maar nu ligt die oprit aan de rechterkant van de straat (zie schets). - Plaats de auto op 0,5 meter van de rechterboord en 5 meter voorbij de oprit. De bestuurder rijdt achteruit de oprit op. Geleidelijk aan ga je de hoek verscherpen. - De bestuurder probeert steeds met de rechterachterhoek van de auto zo dicht mogelijk langs de rechterhoekkegel te rijden, om vervolgens de auto behoorlijk midden op de oprit te plaatsen. Hij zal regelmatig uitkijken of de auto bij het uitzwenken met de linkervoorhoek nergens tegenaan botst. - Dan rijdt hij vooruit en plaatst hij de auto terug op het vertrekpunt.
27
a. hoek van 150° b. hoek van 120° c. hoek van 90°
6m
Achteruit indraaien naar rechts in een ingang van 3 meter breed.
28
LES 10 VOORUIT IN EN ACHTERUIT UIT EEN GARAGE RIJDEN
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 44: Passagiers Art. 45: Lading van de voertuigen: algemene voorschriften Art. 46: Lading van de voertuigen: afmetingen Art. 47: Lading van de voertuigen: 'signalisatie'
PRAKTISCHE OEFENING • De weg die je zult volgen, is 7 meter breed. • Oefen eerst het binnenrijden naar links. • Probeer ook correct terug achteruit naar buiten te rijden. • Dan oefen je het binnenrijden naar rechts. • Besteed aandacht aan het andere verkeer. - Maak een 'straat' van 7 meter breed. - Aan de linkerkant van de straat geef je door middel van kegels een garage weer, die de breedte heeft van de auto plus 70 centimeter. - De auto plaats je rechts op straat op 5 meter voor de garage.
29
1. Naar links Je zult als bestuurder vooruit de garage binnenrijden naar links. Let op! Op de openbare weg is dit een gevaarlijk manœuvre. Kijk dus steeds naar voor en naar achter.Andere weggebruikers hebben voorrang. Gebruik je linkerrichtingaanwijzers. Maak je bocht aanvankelijk zo groot mogelijk, zodat je met de rechtervoorkant van je auto zo dicht mogelijk langs de rechterkegel rijdt. Blijf daarna zo dicht mogelijk langs de rechter-'garagewand' rijden, om ten slotte je auto behoorlijk in het midden van de garage te zetten. De hele tijd kijk je uit of je met de linkerflank de linkerpijler niet raakt. Je rijdt achteruit terug buiten, terwijl je uitkijkt naar de rechtervoorhoek van je auto en naar de linkerflank. Plaats de auto terug op de vertrekplaats. 2. Naar rechts Hierbij ga je op dezelfde manier te werk als onder punt 1 'naar links'.
7m
Breedte van het voertuig plus 70 cm.
Achteruit omdraaien in een straat.
Breedte van het voertuig plus 70 cm.
7m
De auto keren.
30
LES 11 LINKS OF RECHTS KEREN IN EEN BEPERKTE RUIMTE
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 51: Defect voertuig - op de openbare weg gevallen lading Art. 52: Gedrag bij een ongeval
PRAKTISCHE OEFENING • Maak een 'straat' van 9 meter breed. Later ga je die straat dan versmallen tot 8 meter en ten slotte tot 7 meter. • Oefen eerst op een 'straat' van 9 meter breed. • De auto is rechts in zijn rijrichting langs de rechterstraatrand geparkeerd. 1e methode (zie schets) - Je rijdt achteruit. Wend het achterste van de auto naar links. Daartoe doe je de voorwielen naar rechts rijden, eerst een weinig om te beletten dat de wielen op de straatrand terechtkomen. Naarmate er meer plaats vrijkomt aan de rechterkant, draai je geleidelijk sterker af. Met het rechtervoorwiel blijf je zo dicht mogelijk bij de stoeprand, zonder dat je er echter oprijdt. - Als het stuur tot in de uiterste linkerstand gedraaid is, rijd je zo ver mogelijk achteruit, zonder dat je op de stoeprand aan de overzijde terechtkomt. Dan stop je. - Terwijl je terug vooruitrijdt, draai je de wielen zo vlug mogelijk totaal naar rechts. - Je rijdt weg en parkeert de auto op 20 centimeter van de rechterstraatrand.
31
2e methode (zie schets) - Je vertrekt vanuit stand A en keert zo kort mogelijk naar links tot aan de linkerstraatrand, waar je stopt (stand B). - Je vertrekt zeer traag en je trekt de voorwielen volledig om, terwijl je achteruit tot aan de andere straatrand rijdt (stand C). - Vandaar rijd je terug naar de rechterrand van de rijbaan (stand D).
a. 9 meter breed b. 8 meter breed c. 7 meter breed
7m
Achteruit omdraaien in een straat.
a. 9 meter breed b. 8 meter breed c. 7 meter breed
7m
De auto keren.
32
LES 12 PARKEREN TUSSEN TWEE AUTO'S
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 20:Verkeer op spoorwegen en overwegen Art. 21:Verkeer op autosnelwegen Art. 22:Verkeer op autowegen Art. 22bis:Verkeer in woonerven Art. 22ter:Verkeer op openbare wegen voorzien van verhoogde inrichtingen Art. 22quater: Zones met een snelheidsbeperking van 30 km per uur Art. 22quinquis:Verkeer op wegen voorbehouden voor voetgangers, fietsers en ruiters Art. 22sexies:Verkeer in de voetgangerszones Art. 22septies:Verkeer in de speelstraten
PRAKTISCHE OEFENING • De afstand tussen de auto's bedraagt 10 meter. • Leer de juiste zwenkingen. • Breng de afstand terug tot 8 meter. • Geleidelijk ga je de afstand verkorten tot de lengte van de auto plus de helft. - Het parkeren tussen twee auto's is een manœuvre dat zeer dikwijls moet uitgevoerd worden, vaak in moeilijke omstandigheden. - Daarom is grondig oefenen nodig, tot je handig bent in parkeren. - Met latten creëer je een straatrand en met 2 x 3 kegels geef je de twee geparkeerde auto's weer (zie schets). - Deze ‘auto's’worden op 10 meter van elkaar geplaatst.
Parkeren in drie fasen.
33
Eerste fase • Stel je auto op circa 50 centimeter naast de auto waarachter je wilt parkeren, evenwijdig aan de stoeprand (wat niet altijd evenwijdig aan de auto ernaast is). • Rijd recht achteruit tot de achteras of de onderkant van de achterruit van je
eigen auto gelijk gekomen is met de achterzijde van de auto naast je. Tweede fase • Zodra je de bovenvermelde plaats bereikt hebt, draai je het stuur zo snel mogelijk volledig naar rechts, tot het midden van de wielbasis (midden tussen vooras en achteras) gelijk staat met de achterkant van de auto naast je. • Nu draai je het stuur zo snel mogelijk recht (dus de voorwielen recht onder de auto) en rijd je recht achteruit tot het hoekpunt vooraan rechts van je eigen auto gelijk gekomen is met de achterkant van de auto naast je. Derde fase • Zodra je deze positie bereikt hebt, draai je zo snel mogelijk het stuur volledig naar links. Dat stuur laat je zo staan, totdat de rechtervoorband de stoeprand raakt (zachtjes, anders belast je de stuurinrichting). • Ten slotte kun je nog iets vooruitrijden, om de wielen weer in de rechtuitstand te zetten. • Draag er steeds zorg voor dat je met de linkervoorkant van je uitzwaaiende auto geen andere weggebruikers hindert. Zorg ervoor dat je na het beëindigen van het manœuvre op minstens 1 meter afstand van de twee geparkeerde auto's staat. • De afstand tussen de geparkeerde auto's ga je geleidelijk aan verminderen tot 8 meter en ten slotte tot de lengte van de auto plus de helft.
a. 10 meter ruimte b. 8 meter ruimte c. de lengte van de auto plus de helft Achteruit stallen naar rechts tussen twee auto’s.
34
LES 13
VOORUIT VERTREKKEN OP EEN HELLING
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 60: Verkeerstekens: algemene bepalingen Art. 61: Driekleurige verkeerslichten Art. 62: Ontruimingspijl op een kruispunt Art. 62bis: Ontruimingspijl boven een rijstrook Art. 62ter: Bijzondere verkeerslichten voor voertuigen voor gemeenschappelijk vervoer Art. 63:Tweekleurige verkeerslichten Art. 64:Verkeersknipperlichten
PRAKTISCHE OEFENING • Oefen op een zeer zachte helling. • Leer eerst vertrekken met de handrem. • Leer daarna vertrekken met het koppelingspedaal. • Kies dan geleidelijk aan een sterkere helling. • Zorg ervoor dat de auto niet achteruitloopt. • Is er geen privé-helling voorhanden, dan stel je deze oefening uit tot je op de openbare weg gaat rijden.
35
- Niet alle wegen zijn even vlak. Ook op lichtere of zwaardere hellingen kan een file tot stilstand komen. Je moet dus kunnen stoppen en vertrekken op elke helling. - Begin te oefenen op een zeer zwakke helling. Leer eerst vertrekken met behulp van de handrem. Eerst schakel je naar de eerste versnelling. Je zet de handrem op en houdt hem in de hand. Geef behoorlijk gas, zonder de motor te laten gieren. Laat de koppeling langzaam los. Als de koppeling begint te 'pakken' en de auto blijkbaar de neiging heeft om te vertrekken, zet je de handrem af. De auto zal vertrekken en je past meteen gas en koppeling aan. Je schakelt dan zo vlug mogelijk naar de tweede versnelling.
Dit doe je zoals je het vroeger geleerd hebt, maar nu moet dit behoorlijk vlug gebeuren om te vermijden dat de auto al te veel snelheid verliest. - Bij de tweede methode maak je enkel gebruik van het gaspedaal en de koppeling. Houd de auto met de voetrem onbeweeglijk. Schakel in de eerste versnelling. Houd met de linkervoet het koppelingspedaal bij benadering in de juiste stand. Om te vertrekken breng je de rechtervoet van het rempedaal vlug op het gaspedaal en geef je op gepaste wijze gas. Tegelijkertijd breng je het koppelingspedaal in de juiste stand. Deze bewegingen vragen veel handigheid en zijn praktisch enkel geschikt voor zwakkere hellingen. Op zeer zware hellingen zul je altijd moeten werken met de handrem (1e methode).
Vooruit vertrekken op een helling.
36
LES 14 ACHTERUIT VERTREKKEN OP EEN HELLING
THEORETISCHE OEFENING Herhaal het verkeersreglement: Art. 29: Gebruik van de lichten: algemene regel Art. 30: Gebruik van de lichten door voertuigen en weggebruikers die de openbare weg volgen Art. 31: Gebruik van de lichten bij stilstaan of parkeren
PRAKTISCHE OEFENING • Ga geleidelijk aan te werk: zie vorige oefening. • Let op voor achteropkomend verkeer. • Ook bij deze manier van vertrekken kun je gebruik maken van de handrem (zwaardere helling) of de voetrem (lichtere helling).
37
SLOT-OPMERKINGEN
• Tijdens de vorige lessen en oefeningen heb je geleerd hoe een auto functioneert en hoe hij bestuurd moet worden. • Het sturen en manœuvreren zou voor jou nu geen enkele moeilijkheid mogen opleveren. • Zijn er situaties waarmee je moeilijkheden hebt of rijbewegingen die je nog niet zo goed uitvoert, dan is het nu het geschikte ogenblik om dit te verhelpen door extra oefening. • Het is absoluut nodig dat je het louter hanteren van de auto volledig onder de knie hebt, zodat je op de openbare weg enkel nog aan je gedragingen in het verkeer hoeft te denken.
38
Deel 2 Oefeningen op de openbare weg
40
LEIDRAAD BIJ OEFENINGEN OP DE OPENBARE WEG Doel De rijoefeningen op de openbare weg hebben tot doel: 1. de bestuurder leren deelnemen aan het verkeer op de wijze die het verkeersreglement voorschrijft; 2. hem vertrouwd maken met het gebruik van een auto op de openbare weg.
Werkmethode De bestuurder wordt geleidelijk aan vertrouwd gemaakt met de verschillende verkeerssituaties. - Van rustige, brede wegen zul je later overgaan naar drukkere of smallere wegen of wegen in slechtere staat. - Van oefeningen overdag, bij goede weersgesteldheid, zul je overgaan naar oefeningen bij nacht of slechter weer. Ga pas over naar moeilijkere situaties als de bestuurder volledig vertrouwd is met de ingeoefende situatie.
Omlopen De begeleider kiest voor elke les een geschikte omloop uit. In de eerste lessen zullen dit kleine omlopen zijn, zodat de leerling geruime tijd op dezelfde omloop en dus op bekend terrein oefent. Het is aan te raden dat de begeleider, zeker in de eerste lessen, eerst de omloop zelf rijdt en per kruispunt de verkeersregels uitlegt aan de leerling.
41
DEFENSIEF RIJDEN Defensief autorijden betekent dat je: • zelf fouten voorkomt; • rekening houdt met de fouten van anderen; • rekening houdt met ongunstige rijomstandigheden. Defensief autorijden is dus: • beheerst deelnemen aan het verkeer; • bewust zó autorijden dat je ongevallen voorkomt. Er zijn vier principes die je bij defensief rijden in acht moet nemen: 1. Overtreed het verkeersreglement niet. 2.Verwaarloos je auto niet. 3. Probeer de opgelopen vertragingen niet op een ongepaste manier in te halen. 4.Word niet agressief tegenover andere weggebruikers.
42
LES 1 RECHTS AFSLAAN OP RUSTIGE WEGEN
De oefening voer je uit in een gebied met: • rustige landelijke wegen van zowat 6 meter breed; • ruime kruispunten met voorrang van rechts. De les verloopt in twee fasen.
EERSTE FASE Aan het eerste kruispunt draai je telkens rechts af. Je dwarst dus nog geen kruispunten. ■ Vóór je rechts afslaat, let je bijzonder goed op de volgende punten: • Geef tijdig de richtingverandering aan (op zowat 150 meter voor het kruispunt). • Vertraag tijdig en schakel terug naar de gepaste versnelling. • Ga uiterst rechts rijden. • Verleen voorrang aan de weggebruikers die van rechts komen. • Verleen doorgang aan voetgangers en fietsers die de weg volgen die je gaat verlaten. Kijk over je rechter schouder naar de achteropkomende fietsers en bromfietsers die je voorrang moet geven. ■
TWEEDE FASE Aan het tweede kruispunt sla je telkens rechts af. Je dwarst dus telkens één kruispunt, en aan het volgende kruispunt draai je rechts af. ■ Bij het dwarsen van een kruispunt is de voorrang van rechts van toe■
43
passing. Bij het naderen van kruispunten waar de voorrang van rechts geldt, hou je de voet boven het rempedaal, klaar om zo nodig te remmen. ■ Nader het kruispunt met matige snelheid, zodat je steeds in staat bent om de voorrang te verlenen. Kijk goed uit! Buig voorover tot boven het stuur. Voorzichtigheidshalve besteed je ook aandacht aan het verkeer dat van links komt. Kijk uit of de andere verkeersdeelnemers je voorrang wel respecteren. Houd bij het naderen van een kruispunt of een bocht rekening met de volgende raadgevingen: • Als je een kruispunt nadert, dat voorzien is van een 'STOP'-teken, dan schakel je terug naar de eerste versnelling. • Vóór je een onoverzichtelijke hoek of bocht van 90° neemt, of bij een snelheid van minder dan10 km per uur, schakel je terug naar de eerste versnelling. • Vóór je een overzichtelijke bocht of hoek van 90° neemt, of als je rijdt met een snelheid van minder dan 25 km per uur, dan schakel je terug naar de tweede versnelling. • In een overzichtelijke bocht van meer dan 90°, of bij een snelheid van minder dan 50 km per uur, schakel je terug naar de derde versnelling. • In een bebouwde kom of op andere plaatsen waar de snelheid beperkt is tot minder dan 50 km per uur, rijd je in de derde versnelling. • Zorg ervoor dat het toerental van je motor door de verminderde snelheid niet te laag wordt. Schakel liever terug. Ga je motor zeker nooit 'helpen' door het koppelingspedaal in te duwen.
DEFENSIEF RIJDEN In het verkeer ben je niet alleen. Daarom is het uiterst belangrijk dat je weet wat er rondom je wagen gebeurt. Ontwikkel in je opleidingsperiode een goede kijktechniek: schat voortdurend je verkeerssituatie in en kijk regelmatig naar links, înaar rechts en achter je. Bij het afslaan naar rechts moet je aandacht besteden aan: - achterliggers; - voetgangers, fietsers, bromfietsers; - het gebruik van de richtingaanwijzers.
44
LES 2 RECHTS AFSLAAN OP WEGEN MET DRUK VERKEER
Voor deze oefening kun je een omloop uitkiezen, die loopt over een intergemeentelijke weg met aanpalende rustigere wegen. Zo mogelijk kies je een intergemeentelijke weg die een hoofdweg is en die voorzien is van een fietspad en van wegmarkeringen. Ook nu draai je aan het eerste of het tweede kruispunt rechts af. Vóór je de hoofdweg verlaat, zet je tijdig de rechterrichtingaanwijzers op, ga je uiterst rechts rijden en verleen je doorgang aan fietsers en voetgangers met voorrang.Vervolgens begeef je je langs de omloop van rustigere wegen weer naar de hoofdweg. Tijdens deze omloop besteed je voortdurend aandacht aan de oefeningen van les 1: rechts afdraaien en voorrang van rechts respecteren. Vóór je de hoofdweg oprijdt, moet je voorrang verlenen (ook aan de fietsers) en dan correct afdraaien. Doet de gelegenheid zich voor, dan kun je beginnen met het inhalen op een correcte manier. In alle omstandigheden kijk je uit voor de tegenliggers en laat je hen door. Het komt er dus op neer dat je steeds de regels van het kruisen van auto's naleeft. Zorg er ook altijd voor dat je in de gepaste versnelling rijdt. In moeilijkere omstandigheden, bij drukker verkeer of bij snelheidsbeperkingen schakel je steeds terug naar de gepaste versnelling.
45
DEFENSIEF RIJDEN Je zult in het algemeen geconfronteerd worden met vijf soorten kruispunten: 1. kruispunten met voorrang van rechts; 2. kruispunten waarbij je zelf op de voorrangsweg rijdt; 3. kruispunten met verkeerslichten; 4. kruispunten met een omgekeerde driehoek; 5. kruispunten met een 'STOP'-teken. Laat de aard van de kruispunten goed tot je doordringen en zorg ervoor dat je je goed bewust wordt van je rechten en plichten op elk kruispunt. Stop zo nodig aan een kruispunt dat je nog niet kent en stap uit om de verschillende moeilijkheden die het kruispunt oplevert, waar te nemen. Geef extra aandacht aan kruispunten in de vorm van een 'rond punt'. Op rotondes, gesignaliseerd met het bord dat het rondgaand verkeer verplicht en waarvan op de toegangswegen voorzien van een stopbord of een omgekeerde, driehoek heeft het verkeer op de rotonde voorrang op het oprijdend verkeer.
Tips bij een kruispunt met voorrang van rechts: - Rijd maximum 50 km/u. - Kijk altijd naar links en naar rechts. - Hou je voet boven het rempedaal, klaar om zo nodig te remmen. - Verleen de voorrang van rechts en stop zo nodig. - Neem je voorrang als het verantwoord is. - De voorrang van rechts geldt ook voor fietsers en bromfietsers.
46
LES 3 LINKS AFSLAAN OP RUSTIGE WEGEN
Je kunt deze oefening op dezelfde wegen als oefening 1 uitvoeren. Zoek voor het inoefenen van het links afdraaien wel kruispunten uit met voldoende zichtbaarheid op zowel tegemoetkomend als achteropkomend verkeer. Let op! Naar links afdraaien is een moeilijke rijbeweging: ■ Ga daarom in binnen- en buitenachteruitkijkspiegel na of geen andere weggebruiker je inhaalt. Let ook op voor de 'dode hoek'. ■ Is dat niet het geval, zet dan je linkerrichtingaanwijzers aan (ongeveer 120 meter voor het kruispunt). ■ Geleidelijk aan wijk je zo ver mogelijk uit naar links, waarbij je let op de tegenliggers en rekening houdt met de doorlopende witte lijnen. Met dit zwenken begin je vanop zowat 100 meter voor het kruispunt. ■ Als je vanop een eenrichtingsweg afdraait, ga je uiterst links van de weg rijden. ■ Zorg ervoor dat je auto tijdig in de gepaste versnelling staat om rustig en met een aangepaste snelheid links te kunnen afdraaien.
47
DEFENSIEF RIJDEN Tips bij het links afslaan: - Matig je snelheid: 10 tot 20 km/u. - Let op het voorsorteren. - Let op voetgangers, fietsers en bromfietsers. Rijd alleen maar door als je volledig zeker bent dat alles veilig is.
LES 4 LINKS AFSLAAN OP WEGEN MET DRUK VERKEER
Je kunt deze oefening op dezelfde wegen als in les 2 uitvoeren. Zoals in de vorige les neem je de volgende raadgevingen in acht: • Maak tijdig je voornemen om links af te slaan kenbaar. • Let daarbij op het achteropkomend verkeer. • Begeef je tijdig naar links. • Laat de doorgang vrij voor de tegenliggers. Als er wegmarkeringen zijn aangebracht, moet je ook daarmee rekening houden.
DEFENSIEF RIJDEN Op wegen met druk verkeer zijn meestal rijstroken aangeduid. Waar moet je op letten? - Blijf zoveel mogelijk in je rijstrook. - Verander alleen van rijstrook als er voldoende ruimte is. - Let op voor de auto's aan je rechterkant. - Kijk regelmatig in je achteruitkijkspiegels. - Houd rekening met de 'dode hoek' in de achteruitkijkspiegels. Kijk daarom ook regelmatig links over je schouder. Een dode-hoekspiegel is ook een oplossing.
48
LES 5 INOEFENEN VAN DE VIER VOORGAANDE LESSEN
In deze les oefen je hoe je een hoofdweg oprijdt en verlaat. Verlaat de hoofdweg om beurten naar links en naar rechts. Laat de aandacht niet verslappen. Let er voortdurend op dat je: • de voorrangsregels aan elk kruispunt respecteert; • op een correcte manier inhaalt; • de andere voertuigen op behoorlijke wijze kruist; • de regels voor links en rechts afdraaien in acht neemt. Pas deze principes in alle omstandigheden toe. De eerste vijf lessen worden op een zeer beperkte omloop ingeoefend, met als groot voordeel dat je de plaatselijke toestand zeer goed kent. Enkel nadat de leerlingbestuurder de basis van het sturen op de openbare weg goed onder de knie heeft, kun je overgaan naar les 6.
DEFENSIEF RIJDEN Tijdens deze oefening kan inhalen nodig zijn. Een paar aanbevelingen: - Links inhalen is de regel. - Houd rekening met de eventuele achterliggers, voorliggers en tegenliggers. - Kijk in je achteruitkijkspiegel en over je schouder. - Let op de staat van de weg en de mogelijkheden van je eigen wagen.
50
LES 6 RIJDEN OP RUSTIGE EN DRUKKERE WEGEN
Voor deze oefening kies je een streek uit, zo mogelijk met rustige wegen, zonder nochtans de hoofdwegen helemaal te ontwijken. De oefening beperkt zich echter niet tot het nemen van een aantal kruispunten, zoals in de vorige lessen. Blijf voortdurend aandacht schenken aan de voorrangsregels die gelden op de verschillende kruispunten en pas je snelheid aan. Bij nieuwe ingewikkelde kruispunten stop je naast de weg om de moeilijkheden van het kruispunt te beoordelen. Neem voortdurend de verkeerstekens (gevaartekens, gebodstekens enz.) in acht en let op de wegmarkeringen. Pas de versnelling altijd aan de snelheid aan. Schakel dus tijdig terug. Bergaf gebruik je dezelfde versnelling als wanneer je bergop zou rijden. Zo kun je 'op de motor remmen'. Schakel zo nodig terug naar de derde of zelfs de tweede versnelling.
51
DEFENSIEF RIJDEN Besteed voortdurend aandacht aan de gedragingen van de andere weggebruikers. Een goed chauffeur is steeds op de onvoorzichtigheid van anderen voorbereid.
LES 7 RIJDEN OP DRUKKERE WEGEN
Als je een agglomeratie nadert, zul je vaak met drukker verkeer rekening moeten houden. Daarom is het goed hier een les aan te besteden. Je krijgt te maken met een aantal nieuwe moeilijkheden: • kruispunten waar het verkeer geregeld wordt door bevoegde personen (politie of rijkswacht) of door verkeerslichten; • aanwezigheid van spoorvoertuigen; • een groot aantal voetgangers, fietsers en bromfietsers. De begeleider doet er goed aan zijn reisweg zorgvuldig uit te kiezen en de moeilijkheden zeker niet op te stapelen.
DEFENSIEF RIJDEN Let op je snelheid: - Hoe hoger je snelheid, hoe zwaarder de gevolgen bij een ongeval. - Bij regenweer moet je tijdig snelheid minderen. - Oefen je bochtentechniek: verminder snelheid vóór de bocht. - Door snel te rijden realiseer je slechts een minieme tijdswinst. - Houd voldoende afstand tot je voorligger: pas de twee-secondenregel toe. Je neemt een merkpunt dat zich voor je eigen auto en je voorligger bevindt. Dit merkpunt kan een lichtpaal, een verkeersbord of een bushalte zijn. Als je voorligger voorbij het merkpunt rijdt, begin je te tellen: ‘eenentwintig, tweeëntwintig’. Als je voor het aftellen aan het merkpunt komt, rij je te dicht bij je voorligger. Op een nat wegdek hou je drie seconden afstand tot je voorligger.
LES 8 RIJDEN OP AUTOSNELWEGEN
53
Het rijden op autosnelwegen brengt zijn eigen verplichtingen en zijn eigen rijstijl mee. De snelheid ligt er hoger dan op andere wegen. Vaak is de autosnelweg zo druk bezet dat er slechts weinig afstand gehouden wordt, waardoor het risico op ongevallen stijgt. Om een autosnelweg op te rijden, pas je de volgende techniek toe. Op de invoegstrook trek je je snelheid op tot je dezelfde snelheid bereikt als de auto's op de rechterrijstrook. Je kijkt in je binnen- en buitenspiegels om je invoegmogelijkheden in te schatten. Zodra er plaats vrij is, voeg je geleidelijk op een veilige manier in. Net voor je invoegt, kijk over je linker schouder. Ga zeker niet drummen en je plaats opeisen. Je mag de weggebruikers op de rechterrijstrook niet verplichten te remmen of naar de tweede rijstrook uit te wijken. Om de autosnelweg te verlaten, geef je tijdig de richting aan en berijd je de uitrijstrook over haar hele lengte. Pas als je op de uitrijstrook rijdt, kun je je snelheid verminderen.
DEFENSIEF RIJDEN Op autosnelwegen rij je in rijstroken en helaas ook in files. - Verander alleen van rijstrook als het absoluut nodig is. - Kijk of er voldoende ruimte is. - Vóór je terug naar rechts gaat, gebruik je je richtingaanwijzer. Neem zo mogelijk ook oogcontact. Kijk vooraf over je rechter schouder. - Blijf je rijtechniek verzorgen (Kijk naar links, naar rechts en achter je).
LES 9 RIJDEN IN DE STAD
Het rijden in de stad heeft zijn eigen moeilijkheden: • smalle straten; • filevorming; • voetgangers; • eenrichtingsverkeer; • verkeerslichten; • parkeren; • autobussen en spoorvoertuigen; • ingewikkeldere kruispunten en verkeerssituaties. Daarom worden er ook enkele lessen gewijd aan het rijden in een stad. De begeleider zal de leerling de beste doorgangswegen en parkeerplaatsen aanwijzen. Ook het gebruik van een stadsplan wordt ingeoefend. Op ingewikkelde kruispunten zal de begeleider eerst zelf de auto besturen en tonen hoe het kruispunt genomen moet worden. Je doet het best eerst een of meer kleinere steden in je omgeving aan. Daarna oefen je in een grotere stad, om uiteindelijk zelfs een grootstad aan te doen. In de stad wordt steeds in lagere (tweede of derde) versnelling gereden.
DEFENSIEF RIJDEN Zorg ervoor dat je auto een maximaal uitzicht waarborgt: - Zijn je ruitenwissers in orde? - Zit er detergent en antivries in het sproeiwater? - Heb je een vrij uitzicht door de achterruit? Raadpleeg een oogarts als je twijfelt aan je waarnemingsvermogen;
54
LES 10 RIJDEN BIJ NACHT EN DUISTERNIS
Het kan niet vaak genoeg herhaald worden: 'zien en gezien worden' is de hoofdzaak voor wie 's nachts of bij slechte zichtbaarheid moet rijden.
ZIEN De lichten van de auto stellen je in staat om het wegdek voor je over een zekere afstand waar te nemen. Ze moeten dan ook degelijk werken, voldoende zuiver zijn en goed afgesteld zijn. Toch blijft het zicht bij duisternis ten zeerste beperkt. Bijgevolg is het nodig ook je snelheid aan te passen. ■ Probeer bij duisternis steeds de achterlichten van een voorligger te zien. Ze maken voor jou - wat de zichtbaarheid betreft - de weg open. ■
GEZIEN WORDEN Dank zij de voor- en achterlichten wordt onze auto zichtbaar voor de andere weggebruikers. ■ Ontsteek bij valavond tijdig je lichten. Laat je auto niet onverlicht achter in de duisternis. ■
55
DEFENSIEF RIJDEN Buiten zien en gezien worden, zijn er nog een aantal belangrijke richtlijnen: - Goede chauffeurs rijden alcoholvrij. - Let op voor vermoeidheid en slaperigheid. - Test nogmaals je gezichtsvermogen bij duisternis. - Pas steeds je snelheid aan.
LES 11 RIJDEN BIJ REGEN EN SNEEUW
Bij regen en sneeuw verdubbelt het risico op ongevallen vooral door: • slippen op een nat wegdek; • minder goed zicht door vallende regen en sneeuw; • onregelmatig beeld door natte voorruit en ruitenwisser; • minder goed uitzicht (ook zijdelings en naar achter) door beslagen en besneeuwde ruiten.
DEFENSIEF RIJDEN Bij regen en sneeuw moet je de principes van defensief rijden zeer streng toepassen. Zo voorkom je ongevallen.
Daarom past het bij regen en sneeuw: • een grotere afstand tegenover je voorganger te houden • trager te rijden in de bochten; • voorzichtig te remmen om te voorkomen dat de wielen blokkeren en dat de auto slipt; • alle voorzorgsmaatregelen nog te verhogen bij duisternis. Let wel! De banden moeten in goede staat zijn (voldoende diepe insnijdingen hebben) en de remmen dienen juist afgesteld te zijn. Bij regen en sneeuw is dat immers van uitermate groot belang.
56
Deel 3 De examencentra
58
TERRITORIALE BEVOEGDHEID De kandidaten leggen het examen af in het centrum dat bevoegd is voor de gemeente waar ze gedomicilieerd zijn. Het examen kan ook afgelegd worden in het examencentrum dat bevoegd is voor de gemeente met de zetel van de erkende rijschool waar de leerling zijn opleiding gevolgd heeft.
UITRUSTING VAN DE EXAMENCENTRA Elk centrum is uitgerust om de kandidaten tijdens de theoretische en praktische proeven op te vangen. Voor het afnemen van de theoretische proeven beschikt elk centrum over een examenzaal, uitgerust met een standaard audiovisuele installatie. Het praktisch examen omvat twee gedeelten. Het eerste gedeelte van de praktische proef wordt afgelegd op een daartoe speciaal ingericht terrein buiten het verkeer. Het heeft het uitzicht van een verhard openbaar plein of een verharde miniatuuromloop. Bakens, kegels, panelen en aanduidingen op de grond stellen de hindernissen voor waarmee de leerling bij deze proef rekening moet houden.Het tweede gedeelte van het praktisch examen heeft plaats op de openbare weg.
HET PRAKTISCH EXAMEN
59
Het rijbewijs werd ingevoerd om het gebruik van de auto op openbaar en gemeenschappelijk domein te controleren en te beperken, omdat verkeerd gebruik een gevaar kan betekenen voor de bestuurder, voor de passagiers en voor de gemeenschap. Het examen voor het behalen van het rijbewijs kan beschouwd worden als een selectie waarbij gevaarlijke of onvoldoende gevormde bestuurders uitgeschakeld worden. Het examen is enerzijds een bekwaamheidstest en zet anderzijds de leerling aan tot verdere scholing. De examinator stelt de fouten vast en geeft de leerling de nodige raadgevingen om zijn opleiding te vervolmaken. Uit het examen moet blijken dat de betrokkene zich alleen in het verkeer kan begeven zonder hinder te berokkenen aan de andere weggebruikers, dat hij zich hierbij bewust is van zijn wettelijke en morele verplichtingen en dat hij voldoende veiligheidswaarborgen biedt. Bij het praktisch examen is veel ruimte gelaten voor het oordeel van de
examinator. Hij steunt hierbij niet enkel op zijn vorming en zijn persoonlijke ervaring als bestuurder, maar eveneens op een vooropgesteld schema.
EXAMEN OP HET TERREIN BUITEN HET VERKEER Van de vijf voorgeschreven manœuvres, die in elk examencentrum geafficheerd zijn, dienen de kandidaten er vier uit te voeren.Wanneer ze slagen is de uitslag definitief. De leerling moet het examen niet overdoen als hij binnen de eerstvolgende zes maanden slaagt voor het examen op de openbare weg.
EXAMEN OP DE OPENBARE WEG Is de leerling geslaagd voor de proef op het terrein buiten het verkeer, dan mag hij meteen het examen op de openbare weg afleggen.De examinator beoordeelt de wijze waarop de leerling zijn auto bestuurt in het verkeer. De proef op de openbare weg duurt ongeveer dertig minuten. De examencentra moeten verscheidene gelijkwaardige omlopen samenstellen. Die omlopen worden vooraf goedgekeurd door het Ministerie van Verkeerswezen. De leerling zal één van deze omlopen loten. Alle omlopen liggen in de omgeving van het examencentrum. De examinator deelt de leerling de belangrijkste punten van de reisweg mee (doorgangspunten) en geeft hem vóór het vertrek de nodige richtlijnen. Nadien en gedurende het gehele examen geeft de examinator duidelijk aan welke weg de leerling moet volgen. De eerste drie minuten worden als neutrale periode beschouwd. Uiteraard moet de leerling het verkeersreglement naleven. Hierbij mag hij het normale verloop van het verkeer niet hinderen. Hij dient zijn snelheid aan te passen aan de omstandigheden en een zekere vaardigheid aan de dag te leggen. Een minimale rijervaring is dus noodzakelijk. Het is de taak van de examinator na te gaan of de leerling het minimum aan vaardigheid bezit en voldoende veiligheidswaarborgen biedt om voortaan alleen in het verkeer te rijden en meer rijervaring op te doen. De proeven op de openbare weg beginnen en eindigen aan het examencentrum
(Bron: ‘Groepering van organismen voor de controle van automobielen’)
60
SLOTOPMERKINGEN
• Tijdens de vorige lessen en oefeningen heb je het verkeersreglement in de praktijk toegepast, eerst op rustige wegen, daarna in meer ingewikkelde situaties. • Zijn er situaties waarmee je moeilijkheden hebt of waarbij je je nog niet 100 % op je gemak voelt, dan is het nu het moment om nog extra te oefenen. • Ga alleen naar het praktisch rijexamen als je het autorijden volledig onder de knie hebt. • Tijdens het rijexamen houden de examinators er ook rekening mee in hoeverre je het defensief rijden onder de knie hebt. Besteed er dus genoeg aandacht aan.
61
NOTITIES PRAKTISCHE OPLEIDING
Soms vraag je je af hoeveel praktijkervaring je al bij elkaar gereden hebt. Met deze tabel heb je altijd een overzicht bij de hand. DATUM
LES
DUURTIJD
AANTAL KM
62
DATUM
63
LES
DUURTIJD
AANTAL KM
totaal
totaal
Als u nog vragen hebt over de bank- en verzekeringsproducten, kunt u terecht in uw KBC-kantoor of bij de medewerkers van het KBC-Telecenter op het nummer 078-152 153 (lokaal tarief). U kunt er op werkdagen terecht van 7 tot 22 u., op zaterdag en banksluitingsdagen van 8 tot 17 u. U kunt ook schrijven, faxen of e-mailen naar: KBC-Telecenter (8315) Schoenmarkt 35 2000 Antwerpen Fax: (03) 206 6 207 E-mail:
[email protected] Internet: http://www.kbc.be KBC Bank NV, inschrijvingsnummer CDV: 26 256 KBC Verzekeringen NV, onderneming toegelaten voor alle takken onder code 0014 (K.B. 4 juli 1979, B.S. 14 juli 1979).
65