.....
OPDEBEEK'S WETENSCHAPPELIJKE REEKS VOOR DE JEUGD, ONDER LEIDING VAN HERMAN DE ROOVER
ISIDOOR
V AN BEUGEM
KATOEN '. V AN VEZEL TOT WEEFSEL
t..
L. OPDEBEEK -
UITGEVER - ANTWERPEN
KATOEN
OPDEBEEK'S WETENSCHAPPELIJKE REEKS VOOR DE JEUGD, ONDER LEIDING VAN HERMAN DE ROOVER.
ISIDOOR VAN BEUGEM
KATOEN VAN CEL TOT WEEFSEL
L—
i
LAC PI rE. EN a =ER am
AL.07.DE BEE*
L.
OPDEBEEK. UITGEVER. — ANT WERPEN.
1927
wat toch al een grooten vooruitgang was bij het, spinnen met het spinrokken, het spinmiddel van uit stokoude tijden• De schepen van de Indische Compagnie an Oostende ,) brachten in haar gulden jaren, 1724-1727, .katoen aan t;) uit Oost-Indie. In 1767 vond Jenny den spinmolen uit, die Leer verbeterd werd door James Hargreaves en ---,Richard Arkwright. Het is een Jenny-molen, welice, op gevaar van 'even, Bij het spinnewiel Lieven Bauwens, van (Naar Netscher ; XVIIe eeuw) Engeland naar Gent wist te brengen. Strenge straffen had Engeland gesteld op het leveten aan den vreemde van plannen van dergelijken molen. Door deze spinmolens narn de Gentsale katoennijverheid weldra een • verbazende uitbreiding. De uitvinding van J. M. z Jacquard, random de jaren 1800 (1) hief het gebruik van fr het trekgetouw op, zoodat niet Langer voor elke inslagscheut de opkomende kettingdraden op een 40. bizondere wijze moesten opgetrokken worden. Maar over het spinnen en weven in enkele bizonderheden zal verder gesproken worden. Onze- Lieve- Vrouw met Haar spinrokstoli
I
k
(1) in 1801 vervaardigde hij een model van zijn weeigetouw en 't jaar nadien een getouw in het groot. Zie over deze uitvinding verder bij het weven.
KATOEN. VAN CEL TOT WEEFSEL.
De katoen is een kostbare en voorname textielstof, omdat .ze in de spin- en weefnijverheid een record sloeg ; want geen vezel veroverde als weefsel zoo spoedig den kooplu ►t van menige huisvrouw. En geen wonder : de katoenvezel is zijdeachtig, fijn en goedkoop, in vergelijking met die van het vlas. Dat de katoen wei een nadere kennismaking waard is, zullen ons de volgende bladzijden aantoonen, bladzijden, die, ofschoon zeer overzichtig, toch een klaar beeld geven van des levensloop van een katoenhaar. Laat ons eerst een woordje wijden aan de
GESCHIEDENIS.
De Grieksche geschiedschrijver Herodotus bericht in 445 v66r J.-C., dat de Hindoes toen katoenen kleederen droegen, en hij kon het wel zeker weten, dewijl de Grieken in dien tijd, onder aanvoering van hun koning, Alexander den Groote, indie veroverden tot aan den Indus. De katoenplant was reeds vroeger bekend in China; Dr G. Tagliani in Melliand's Textilberichte (van 1925, NI VII, bl. 148), spreekt van uit de periode van Keizer Yao, dit is zoo wat 2357 jaar vO6r J.-C.; maar, als nijverheidsplant krijgt zij er maar aanzien in de XIlle eeuw. De Spaansche Arabieren voerden de katoen gedurende de IX° eeuw in Europa in. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika drong zij binnen in 1786. Op bet einde van de XVI" eeuw werd katoen in ons land ingevoercl, toen men nog volop spun met het spinnewiel,
Afval van hatoen na slechte berging.
Dan kwam het mekaniek-getouw of het stoomweefgetouw, waarmede Carthright (geestelijke) en Jeff ray (leeraar in de natuurgeschiedenis), in Engeland, omstreeks 1785, de eerste proeven deden. Horrox en Miller verbeterden het. In 1820 had het mekaniek-getouw reeds zijn burgerrecht veroverd in de nijverheicl. DE KATOENNUVERHEID IN ONS LAND. In het glorietijdperk van de Vlaamsche gemeenten schonk de wolnijverheid rijkdom en macht aan onze gewesten.
Op het einde van de XV° eeuw ging de stedelijke lakennijverheid aihier dood, tengevolge van de mededinging van het platteland en die van Engeland, en toen verrees allengskens de katoennijverh.eid• Met Lieven Bauwens' mule-jenny rezen de katoenspin ners als paddestoelen uit den grond. En katoenspinnerij en -weverij zijn te Gent blijven bloeien, tot op den huidigen dag, trots vier groote crisissen : 1814, 1830, 1862, 1914-18. Lees respectievelijk voor die data: val van het Fransche keizerrijk, omwenteling van 1830 ; secessie-oorlog in Noord-Amerika; wereldoorlog. Die crisisjaren joegen duizenden Vlaamsche textielbewerkers den vreemde op en zij hielpen o. a. hoofdzakelijk merle aan den groei en bloei van de textielnijverheid te Robaais en te Tourcoing. Gent is nog altijd het centrum van onze katoennijverheid, welke zich verder concentreert rondom Wetteren, Dendermonde, Lokeren, St-Niklaas en Aalst, allemaal plaatsen, die gemakkelijk te bereiken zijn fangs steen-, water- of spoorweg. DE KATOENPLANT. Plant en soorlen: Deze plant behoort tot de familie van de maluwachtigen en tot het geslacht Gossypium. Zij is deels eenjarige struik, (1) deels boomachtige heester, met gelobde bladeren, groote gele of roode bloemen. De vijf kelkbladen zijn groen ; stamper en meeldraden gelijken vrijwel op deze van andere malvaceeen. (I) in Kongo is zij een eenjarige katoenstruik.
8
De talrijke katoendraden of liever zaadharen zitten in de zaaddoos opgesloten, welke, op 't oogenblik van rijpheid, openbarst en haar rijken blanken tooi laat zien.
Zaaddoos van de katoenplant, in gesloten toestand.
Overlangsche doorsnede van een katoenzaad met zijn haren.
De voornaamste soorten zijn: Gossypium barbadense L.: (voornaamste varieteit « Sea Island »), katoenplant van Barbados (eiland van de Antillen) met lang, fijn, zacht en glanzend haar; Gossypium hirsutum L.: (voornaamste varieteit «Upland») behaarde katoenplant, aangebracht uit Mexico; schenkt betrekkelijk kort, fijn, glanzend en ziideachtig zaadhaar ; Gossypium herbaceum L.: kruidachtige katoenplant, voor al in Indic geteeld, levert kort katoen; Gossypium peruvianum Cay.: boomachtige katoenheester, minder onderhevig aan ziekten dan de andere soorten, brengt gedurende twee, drie en zelfs vier-vijf achtereenvolgende jaren op en wordt vooral in Egypte gekweekt. Het zaadomhulsel wordt bezet met verschillend haar: lang (eigenlijke katoen),
en zeer kort (het dons) , dat men goed bemerkt na het ontkorrelen. ledere katoensoort heeft nog haar varieteiten. In Kongo kweekt men vooral varieteiten van de Amerikaansche soorten. Teelt: In verzengende streken wordt de katoenteelt mogelijk gemaakt dank zij een doelmatige besproeiing. Klimaat: Gedurende den heelen wasdom moet een voldoende warmte heerschen. 5° Celsius doodt de plant. In Amerika is de gemiddelde temperatuur voor de katoenteelt ongeveer 15° C. De temperatuur moet stijgen met den groei van de plant, anders blijven de beste resultaten uit. De katoen wordt tegenwoordig in de landen tusschen 41 " N. Br. en 36' Z. Br. geteeld. Regen: Aanvankelijk vergt zij wel water ; rond den bloeitijd en de rijpwording wordt de regenval schadelijk en levert dan « high colored » (sterk gekleurd) katoen op. Grondkeus: Een lichte, zandachtige grond, net genoegzamen watervoorraad is het best geschikt. Zware gronden kunnen ook uitstekende opbrengsten verzekeren; voorbeeld, de (( blacklands )) (of zwarte gronden) van Texas. Grondbewerking: Men ploegt om tot op een diepte van 20 tot 40 cm. en werkt den mest onder, waarna men egt en zaait. V66r de diepploeging zorgt men voor het verdelgen van 't onkruid. Door voren voorziet men in den waterafvoer. Zaaite: 't Is van belang zwaar en gezond zaad van een goede varieteit te zaaien. Men zaait breedwerpig of met de machine, van Maart tot Juni, al naar het land, op evenwijdige rijen van 50 cm.; in de rijen op afstanden van 35-60 cm.; en rolt dicht. Onderhoudszorgen: Herhaaldelijk moet geschampeld worden en hierdoor verdelgt men de onkruiden, breekt men de bovenkorst, verleent men toegang aan de lucht, gaat men de verdamping tegen en blijft het water beter in de grondlagen bewaarcl. Van de 6 a 8 zaden per hulletje laat men slechts twee, drie of vier sterke planten staan, wanneer ze een hoogte van 10-15 cm. bereiken, om later maar de sterkste te behouden. In de derde maand verschijnen al de eerste bloemen. Werktuigen : Voor het ploegen maakt men een druk gebruik van den schijfploeg en bij het dunnen en zetten van
de « cotton-chopper » (katoendunner) . In Kongo moet men zich doorgaans met den eenvoudigen enkelen ploeg en ander gewoon alaam nog behelpen. Bloeitijd : De bloemen gaan ochtends open ; zijn gewoonlijk bleek-geel of rood. Na de bevruchting zwelt het vruchtbeginsel, dat zich ontwikkelt tot een zaaddoos van een noot dikte, die, na een zekeren tijd, openbarst en haar weelderigen katoenkwast laat zien. Tusschen de rijpheid van de eerste en laatste zaadbollen ligt een tijdspanne van ongeveer zeven weken. De laatste bloemen versieren den top. Katoenoogst : Op een plant komen zoo wat 5 tot 60 zaaddoozen. De drie tot vijf vruchtkleppen springers bij rijpheid open en de opgesloten katoenharen beginnen zich onder den invioed van de warmte uit-te-zetten en weldra ziet men een witten kop. De pluktijd komt ongeveer twee maand na den bloeitijd. Mannen, vrouwen en kinderen, al, wat maar trekken kan, zamelt nu 't katoen in manden of zakken. De Kongoleezen vertrouwen dit werkje toe aan hun vrouwen en kinderen. De vochtige haarbollen worden afzonderlijk gehouden. Men oogst naargelange de rijpwording vordert, net zooals bij ons met het schorseneerzaad ; maar hiervoor duurt de inoogsting slechts enkele dagen, terwijl de katoenpluk zich uitstrekt over weken. in den laatsten tijd heeft men voor het inzamelen van katoen machines uitgevonden. Twee voorname Amerikaansche zijn: de Thurman Vacuum cotton picking machine, die zuigend en persend werkt en de Stukenborg cotton picker, die door middel van de electriciteit het katoen plukt [1600-2800 lb. : lb. —.pound-0 kg. 453 gr.) of 725,748 kg.-1288,204 kg. per dad . Maar het grootste deel wordt nog met de hand geoogst.
In Kongo is iedere katoenkweeker verplicht de overblijvencle plantendeelen te vernietigen: dit is een voorbehoedmiddel tegen katoenziekten en 't maakt tevens een kleine bemes ting uit. Meststoffen : Ofschoon men in vele gewesten op een en denzelfden akker meerdere katoenoogsten zonder eenige bemesting winnen kan, toch moet men • te langen laatste zijn toevlucht nemen tot kunstmeststoffen, als sodanitraat, super-fosfaat, zwavelzure potasch en zoo weer. Hiervan hangen
Phothographische afbeelding van officieele liatoen standards.
hoeveelheid en verhouding van de katoenvarieteit en de tech streek af. In Kongo kan er geen sprake wezen van 't gebruik van kunstmeststoffen wegens de hooge vervoertarieven. Ter verrijking van den grond wendt men er den volgenden wisselbouw aan: I. Eerste jaar: katoen, peulvruchten Tweejarige Tweede jaar : mais, inlandsche vruchten wisselbouw. II. Eerste jaar : katoen, peulvruchten. Driejarige Tweede jaar : mais, boonen. wisselbouw. Derde jaar : klaver, braken. Ziekten en beschadigingen : De katoenziekten kunnen verdeeld worden in : a) physiologische, die toe-te-schrijven zijn aan storingen in de voeding en de voedselopname; b) cryptogamische, die veroorzaakt worden door woekerencle zwammen. Talrijk zijn ook de katoenbeschadigende insekten, waar van, in Amerika de kwaadaardigste wellicht zijn : de Cotton
lieliothis obsoleta Fabricius (Cotton Bollworm)
Anthonomus grandis Boh. (Mexican Cotton Boll Weevil)
hi den larvetoestand zijn deco vlinder en kever de meestgevreesde vijanden van de katoenplant.
Bollworm d. i. de larve van den vlinder Heliothis obsoleta Fabricius en de Cotton Boll weevil, d. i. de larve van den kever
Anthonomus grandis Boh. Hiertegen wordt een hardnekkige strijd gevoerd, strijd, waarbij vliegmachines reeds clienst doen, om de velden to bestuiven met insectendoodende gassen en stoffen. Amerikaansche deskundigen schatten het verlies aan den katoenoogst, veroorzaakt door de larve van den kever Anthonomus grandis Boh, voor zekere jaren, wel op 6.000.000 balen (ongekorreld katoen) ; dit is nagenoeg een zuivere minderopbrengst van 2.000.000 balen, (dewijl men van 3 kg. ruw katoen ongeveer 1 kg. ontkorreld katoen bekomt) Katoenselectie : Deze keusteelt bestaat hoofdzakelijk in
-- 12 — bet voorbehouden tot zaaizaad van de beste en hardste zaden,
voortkomend van de schoonste zaadbollen met haren, die volledig beantwoorden aan de gestelde textieleischen. In Kongo wordt vooral aan selectie gedaan in het proefstation to Lonkola (60 Ha.) Bereiding tot de verzending : Het « seed-cotton » of het g-eoogste ruwe zaadhaar bevat nog zaden, welke men verwijderen moet door het ontkorrelen. Bij de ontkorreling wordt
Ontkorrelingsmachine A. Automatische aanvoerder. - B. Tremel. - C. Schoot met langwerpige evenwijdige spleten - D. Cirkelzagen, die in de spleten loopen, de zaden verwijderen en 't kort katoen naar binnen voeren. - E. Boom, waarop de cirkelzagen gevestigd zijn. - F. Borstels, die 't haar van de zagen semen. G. Condensor, die 't katoen heftig schudt en reinigt. - H. Zaden. die als 't ware geschoren zijn en niet door den schoot kunnen, vallen langs voor buiten.
ook de afval van de zaaddoozen weggenomen, alsmede de bladeren, takjes en andere onreinheden. Vroeger verrichtte men dit werk uitsluitend met de hand ; thans geschiedt dit meestal met bizondere machines, welke men ontkorrelings- of egreneermachines noemt. Er bestaan hiervan verschillende typen; ik Beef hier de doorsnede van een « saw-gin » of ontkorrelingsmachine met zagen. « Linters » zijn niet anders dan de grondwol of de korte haren, die nog aan de zaden blijven en na de
—
13
ontkorreling er afgehaald worden door bizondere ontkorrelings. machines. Het ontkorreld katoen geeft 25 tot 30 % van het ruw geoogst produkt.
Draaibare dobbelpers met schroei A. Pers, werkend met den stoom. B. Pers, werliend door middel van de schroef C. - D. E. Persbakken, die langs boven open zijn en vrii rond de as F kunnen draaien. - G. H. Opneembare bodems. - 1. Schuin geplaatst aanvoerbord. - L. Cylinder met zuiger, om de plaat A te bewegen. - Plaat B wordt door middel der schroef C opgeheven en met haren last tegen de vaste bovenplaat H gedrukt. Wanneer in bak A laagje per laagje 't katoen licht geperst is, draait men den bak op de plaats van 13. die de plaats inneemt van A, en men perst volledig. \/oor de verzending zou het ontkorreld katoen te veel ruimte innemen en deswege ook te veel aan vracht moeten kosten hierom perst men het. Ook om het indringen van vocht te beletten, wordt katoen samengedrukt. Er bestaan verschillende perssystemen en men perst in twee vormen : vier to en cylindervormige of ronde. De vierkantige of balkvorm is nog het meest in zwang.
- 14 -
De geperste balen worden gewoonlijk in grof lijnwaad of jute gewikkeld en gebonden met stalen banden. Volgens haar herkomst verschillen de balen veel van gewicht. De OostIndische hebben bij voorbeeld een gewicht van ongeveer 400 lb. ( = 181,427 kg.) nettogewicht ; de Amerikaansche vierkantige van 300-500 lb. (-136,078 kg.-226,797 kg.), en de ronde van Texas gewoonlijk circa 250 lb. (-113,398 kg.) ; de Egyptische nagenoeg van 730 lb. (= 331,123 kg.) . In Kongo moet het ontkorreld katoen geperst worden in balen van 200-300 kg., gewikkeld in stoffe, dragend merk, adres van herkomst, enz. (Artikel 42 van het dekreet van 1 Augustus 1921) . EIGENSCHAPPEN, SCHEIKUNDIGE SAMENSTELLING EN HANDELSWAARDE VAN RUW KATOEN. Met den mikroskoop kan Mikroskopische kenmerken : men zien, dat het katoenhaar eencellig is ; het gelijkt op een min of meer afgeplatten band, met, van afstand tot afstand, windingen, die het gevolg zijn van het drogen. Dergelijke windingen treft men niet aan bij andere textielen. Onder dood katoen (dead cotton) verstaat men zulk, dat niet tot rijpheid kwam. Scheikundige samenstelling : Het katoenhaar bestaat uit : 6,74 t,)(/) water ; minerale zelfstandigheden ; 1,65 1,50 % eiwitstoffen ; 0,61 5),) vetstoffen ; 5,79 (,),/,, verwijderbare, niet stikstofhoudende zelfstandigheden ; 83,71 % cellulose. . H. Bowman, in zijn Structure of cotton fibre, onderscheidt in elk haar vier verschillende deelen : 1) een uitwendig vlies of dunne huid, die tot omhulsel client en zich niet oplost in het reagens (of herkenningsmiddel) ; 2) een celwand, uitsluitend bestaande uit cellulose, die zich in het reagens gansch oplost; 3) een spiraalvormig middendepot, harder clan de rest;
15
4) het merg, dat den wand van het ledige middengedeelte van het wortelhaar bekleedt. Het haar is overdekt met katoenwas. Behalve cellulost. bevat het ruw katoen nog kleurstoffen. De spontane opbranding van katoen moet eerst en vooral toegeschreven worden aan de langzame oxydeering van de katoenolie, die soms het ruw katoen drenkt. Door haar buitengewone verdeelbaarheid oxydeert de katoenolie, bij voorbeeld, door blootstelling aan de lucht en de hierbij voortgebrachte warmte is soms groat genoeg, am het ruw katoen vanzelf te doen branden. Van dergelijke branden, uitgebroken in een scheepsniim of in stapelhuizen, laast ge misschien reeds in de dagbladen. Deze branden zijn zeer gevaarlijk, omdat zij reeds een aanzienlijke uitgebreidheid kunnen hebben, alvorens men ze bemerkt. Hancielswaarde In den handel onderscheidt men het katoen naar de vezel- of haarlengte in : kortstapelig (short staple), van 10-25 mm. lang; goedstapelig (good staple), van 25-30 mm. ; langstapelig (long staple), van 30 mm. en meer. De katoenwaarde wordt bepaald naar de absolute lengte van de vezels, naar de gelijkvormigheid van lengte en vezel fijnheid, weekheid, glans, kleur, vasfheid en zuiverheid. Onder katoen met knoopen verstaat men gepakt katoen, waar natte draden tegaar geklest zitten, en men spreekt van katoen met wieken of koorden, wanneer vele vezels zoodanig aaneenkleven en geklist zijn, dat ze als 't ware wieken of koorden vormen. Het Noord-Amerikaansch katoen is nog altijd het beste voor het spinnen. Als normale vochtigheidsgraad van ruw katoen beschouwt men 8 1/2 Er wordt voor geijverd, opdat men in den handel den vochtigheidsgraad regelen zou.
Gebruik Katoen wordt meestal gebruikt tot het vervaardigen van katoenen garens en weefsels. :
Katoen wendt men ook aan bij de fabrikatie van kunstzijde, zeer wit papier, schietkatoen, collodium, celluloid en watten.
•
16 —
Schietkatoen wordt verkregen door de omzetting van gewoon katoen, onder inwerking van rookend salpeterzuur en geconcentreerd zwavelzuur. Schietkatoen is een ontploffingsmiddel. Collodium wordt in de fotografie gebruikt door een oplossing van 1 deel schietkatoen in 3 deelen alkohol en 21 deelen aether van een soortelijk gewicht van 0,72, welke men laat bezinken en door een dof katoen filtreert. Celluloid bestaat uit een mengsel van schietkatoen en karnfer en hieruit warden vervaardigd : kammen, gevoelige platen, o. a. voor kinematografen, isolatoren, enz. Watten zijn niet anders dan los samenharigende yeller katoen (wol of zijde). Katoenafval gebruikt men ook bij de papierfabrikage en de katoenolie bij de bereiding van zeep (Marseillezeep) en als vervalschingsprodukt van olijfolie, de zaad- of oliekoeken, die achterblijven bij de vervaardiging van die, vormen een goed veevoeder (bevattend 49,2 % eiwitachtige stoffen, waar van 42,3 % verteerbaar, en nagenoeg 9,7 % vet, waarvan 9,1 verteerbaar). Katoenzaad kan 18-20 olie opleveren. De olie kan men er op twee manieren uittrek'ken : scheikundig, ofwel door persen. In onze kolonie is slechts de tweede werkwijze praktisch mogelijk, dewijl de eerste het gebruik van benzine voor de ontbinding van het zaad noodzaakt, benzine, die zoo ontplofbaar is. PRODUKT1ELANDEN.
Men noemt de verschillende katoensoorten naar de Ian_ den, vanwaar zij afkomstig zijn. Zij kunnen herleid worden tot zeven hoof dkategorieen : 1. Katoenen van Noord-Amerika. 2. Zuid-Amerika. 3.
4. 5. 6. 7.
)) West-Indict (Antillen) Afrika, voornamelijk van Egypte. Oost-Indict en Azie. Australie. Europa.
.
Katoen Selectie. Bescherming van de bevruchte bloemen.
De voor de ontrispingfabriek bestemde katoen wordt door wagens aangebracht
— 17 — De voornaamste katoenvoortbrengende Staten van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, in volgorde van hun belangrijkheid, zijn : Texas, Oklahoma, Mississippi, Arkansas, Georgia, Alabama, Noord-Carolina, Zuid-Carolina, Louisiana, Tennessee, Missouri, Arizona, Califomie, Nieuw Mexico, Virginia, Florida. Als produktieland komt NoordAmerika aan den kop met de Vereenigde Staten (in het seizoen 1924-1925 : 13.619.000 balen van 500 lb. bruto; (500 lb. = 226.797 kg.) Daarna komt Oost-Azie : in 1924-1925 was er de opbrengst 5.988.000 balen van 400 lb. ; (400 lb. —181,437 kg.) Van voor vijftig jaar is men in de Vereenigde Staten flink begonnen het aldaar gekweekte katoen zelf te verwerken tot weefsel. In het seizoen 1923-24 bedroeg het verbruik aan ruw katoen er 54 % van de opbrengst en het jaar tevoren was de verwerking hiervan tot 68 % gestegen. Schommelingen doen zich ook steeds hier voor, maar het zelf-verbruik gaat het 50 in de laatste jaren steeds te boven. Het Amerikaansch aanbod van ontkorreld katoen verminderde gedurig, wat, al den eenen kart, tot gevolg had een stijgen van de katoenprijzen, en, al den anderen 'kant, een geweldige mededinging van de Amerikaansche katoenspinners en wevers. Dit was een spoorslag voor de Europeesche landen, om de katoenteelt in hun kolonien en protectorale gebieden aanzienlijk uit-te-breiden : Engeland in Indie, Egypte en Soedan ; Frankrijk ook in Soedan. Belgie bleef niet ten achter op pogingen in Kongo; maar aanvankelijk schenen de proefvelden in Neder-Kongo weinig goede vooruitzichten opte-leveren. Na aanleg van enkele proefvelden in Maniema, te Nyangwe in 1915, verklaarde M. Fisher, Amerikaansch deskundige, toen verbonden aan de proefstations in Kongo, dat dit distrikt een geschikte streek is voor de katoenteelt. Elders werden dan nog proefvelden aangelegd en menig gewest voor deze cultuur gepast bevonden. In de allerlaatste jaren gaat er de katoenteelt goed vooruit; men kweekt er reeds katoen in de volgende distrikten : Maniema, Lomami, Sankuru, Kasai, Neder-Uele, Opper-Uele, Ituri, Ubangi. 2
— 18 —
De volgende tabel geeft een klaar overzicht van 'den snel len en zekeren vooruitgang van de katoenteelt in de kolonie : Jaren 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925
approximatieve opbrengst in ton. (ruw) (ontkorreld) 1 4 12 60 20 140 320 215 650 1.000 335 665 2.000 3.000 1.000 2.668 890 4.750 1.580 3.165 9.500
Het jaarlijksch verbruik van onze spinnerijen is ongeveer 65.000 ton; wij zijn er dus nog ver van of de noodige hoeveelheid te vinden in onze kolonie. Er client nog opgemerkt, dat de katoenteelten in Kongo uitsluitend gedreven worden door de inboorlingen. Dus Been sprake van 'groote uitbatingen, welke geleid worden door Europeanen en waar de kleurlingen als loontrekkenden arbeiden. De zaden warden kosteloos den inboorlingen verstrekt, die elk voor eigen rekening een klein katoenveld bewerken, in de nabijheid van het dorp, want de zwarten houden nog van hun geboorteplekje en verkiezen daar buiten niet ver te gaan arbeiden. Zij brengen het zelf ter markt en moeten daartoe sours twee dagen marcheeren ; ze warden er naar gelange de waar betaald. Een minimumprijs kan officieel vastgesteld worden door den vice-gouverneur, dit om misbruiken van onmenschen te-keer-te-gaan. Overtreding hiervan words gestraft met een boete van 100 tot 1.000 frank. Wie in Kongo op de katoenmarkten van een distrikt wenscht katoen te koopen, moet daartoe verlof gekregen hebben.
— 19 — WERELDPRODUKTIE VAN RUW KATOEN EN HANDEL. De hierna-volgende tabel werd ontleend aan het « Agricultural Economics »-bureel van de Vereenigde Staten, Departement van Landbouw. Voor Oast-Indie geeft ze de hoeveelheden katoen niet op, welke door de Indische spinnerijen werden opgeslorpt.
Opbrengst van ruw katoen over de heele wereld Oogsten van verkoopbaar katoen, (d.i.) ontkorreld katoen, dat rechtstreeks naar de spinnerijen gaat. Seizoenen van 1919-1920 tot 1923-24. Balen van 478 lb. netto (= 216.817 Kgr. 1101110,
PRODUKTIELANDEN
IOTA LEN
1920-1921
1919 -1920
17.959.000 15.334.000 19.665.000
20 220.000
1923 - 1924 1922 - 1923
18.969.000
1921- 1922
Vereenigde Staten
0.4W.000
9.762•000
7.954 000 13.440.000 11.425.000
Oust-Indii•!
4.400.000
4.220.000
4.200.000
2.600.000
4.475.000
Egy pte
1.274.000
1.229.000
0902.000
1.285.000
1.305.000
China
1.420.000
1.360.000
1.030.000
1 045.000
1.150.000
BraziP
575.000
535.000
540.000
450.000
560.000
Rusland
260.000
55.000
43.000
85.000
440.000
Peru
200.(00
190.000
175.000
155.000
175.000
Mexico
138 000
178.000
147 000
215.000
210.000
Andere landen
562.000
430.000
343.000
390.000
480.000
Volgens het reeds voormeld bureel « Agricultural Economics », van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, bedroeg, naar schatting, de wereldkatoenopbrengst, voor het seizoen 1925-26, 27.800.000 balen van 478 lb. netto (-216,817 kg.), (« Linters » niet inbegrepen), tegenover 24.800.000 balen voor het seizoen 1924-25.
— 20 — LANDEN VEREENIGDE STATEN MEXICO BULGARIE ALOERII1 EGYPTE SOEDAN NIGERIA AZIATISCH TURKIJE INDIE AZIATISCH RUSLAND CHINA KOREA .
.
PERU TANGANYKA
BERAAMD TOTAAL
SEIZOEN :
SEIZOEN :
1925
1925 - 1926
13.627.000 298.000 2.950 2.240 1.507.000 42.700 25.000 78.000 5.069.000 453.000 2.179.000 121.000 206.000 16.000
16.086.000 215.000 2.500 7.000 1 . 629.000 92.000 30.000 126.000 5.064.000 853.000 2.114.000 137.000 194.000 17.000
24.800.000
27.800.000
1924
-
Hierbij ontbreken Brazilie, Kongo en nog andere teeltstreken, die nochtans niet van belang ontbloot zijn. Wie hierover aanvullende bizonderheden verlangt raadplege het &ie.. maandelijksch « International Cotton Bulletin », orgaan van de « International Cotton Federation ». Zie voor Kongo naar de tabel, blz. 18. Als groote uitvoerhavens voor de Amerikaansche katoensoorten heeft men : New-York, Galveston en New-Orleans; voor de Indische: Bombay, en voor de Egyptische : Alexandrie. Als grootste Europeesche markten staan geboekt : Liverpool, Le Havre en Bremen ; van tweeden rang en meer gekenmerkt als loutere invoerhavens zijn : Londen, Antwer pen, Gent, Triest, Hamburg, Genua, Duinkerken, Venetie, Napels, Barcelona, Oporto, Rotterdam en Marseille. Antwerpen schijnt geroepen te zijn, om de markt te worden voor het Kongoleesch katoen, dat er reeds regelmatig aankomt. Maar Gent, dat het middelpunt is van de katoenspinnijverheid, zal wellicht altijd aan den kop blijven voor den invoer
— 21 — van vreemd katoen. Het Amerikaansch katoen komt er rechtstreeks van uit de golf van Mexico, in ongeveer een-entwintig dagen, met de bootee van de « Castle Line », de « Lloyd Royal Belge » en andere lijnen, die inladen te Galveston, Houston, Savannah, Tampa en Fernandia. Het katoen wordt er tegen alle weerschade beschut in stapelplaatsen, waaronder twee groote, brandvrije, die 60.000 balen kunnen bevatten. Een speciale kaai van 2.500 m. lengte is de katoenlossing voorbehouden. Gent kan in zijn havenstapelhuizen 264.000 balen katoen Bergen. Schepen van 12.830 balen (bv. een groot schip van de « Pendragon Castle ») kunnen gelost worden op drie dagen en half. Van Gent uit wordt het katoen ook wel verder gestuurd, per spoor of per rivierboot. De prijs van het ruw katoen wordt bepaald op de katoenbeurzen te New-York, Liverpool, New-Orleans, Le Havre, Bremen, Galveston, Londen, Bombay en Alexandria.
Verbruik van ruw katoen over de heele wereld Seizoenen van 1919 - 1920 tot 1923 - 1924 11101.1.111121,111111111M111111 ■
In balen van 478 lb. (= 216,817 Kgr ) netto Voor de Vereenigde Staten in gewone balen
LANDEN
1 TOTAAL
Vereenigde Staten
1923. 1924 1922 - 1923
1921 - 1922 j 1920 - 1921
1919 - 1920
19.982.000 21.325.000 19.990.000 16.905.000 19 300.000
5.024.00J
6.666.000
5.910.000
4.905.000
•root Britanje
2.842.000
2.825.000
2 900.000
2.135.000
3.870.000
Vasteland
5.551.000
5.304.000
5.016.000
4.600.000
3.830.000
6.485.000
(behalve "linters') EUROPA : -
ludik
1.630.000
1.751.000
1.871.000
1.925.000
1.720.000
Japan
2.037.000
2.348.000
2.176.000
1.885.000
1.910.000
152.000
203.000
205.000
155.000
230.000
2 089.000
2.228.000
1.912.000
1.300.000
1.255.00•
Canada .kudere landon
— 22 — Bij de statistieken, aangaande de hoeveelheid verbruikt katoen, wordt ook dikwijls het aantal spillen vermeld. Op de figuur, welke een spilbank voorstelt, ziet men klaar twee spillen (waarvan een in cloorsnecle) , met de twee vleugelarmen die, omwentelend, het garen winden op de draaiende spil. belangrijkheid van een spinnerij of een spinnijverheid kan men • opmaken uit het aantal in werking zijnde spillen.
Verbruik van ruw katoen in Belgie, met het aantal spillen. .1111■111.11111,11P
SCHATTING VAN HET JAREN OF SEMESTERS
BALEN KATOEN ZONDER
AANTAL SPILLEN
AANDUIDING
VOLGENS DE F. I. C. (Federation Internationale Cotonniere of International Cotton Federation) (*)
VAN GROOTTE
1 Sept. 1904 - 31 Aug. 1905 1 Sept.1912 -31 Aug. 1913
148.491
972.000
257.378
1.492.258
(Hoogste get. voor d. oorlog)
1 Aug. 1912-31 Juli 1920
234.906
1.572.500
1 Aug. 1920-31 Juli 1921
196.434
1.591.121
1 Aug. 1923-31 Juli 1924
296.000
1.741.000
1 Aug. 1924-31 Juli 1925
305.000
1.788.000
(*) Bij deze getallen werd geen rekening gehouden van de spillen, waarop katoen, vermengd met wolle, gesponnen wordt.
Voor het seizoen van 1 Aug. 1924-31 Juli 1925, verbruikten onze katoenspinnerijen 305.000 balen katoen, waaronder 149.000 balen Amerikaansch katoen ; 145.000 balen katoen uit Oost-Indie ; 2.000 balen katoen uit Egypte, en 9.000 balen van elders. Hieruit blijkt, dat de Belgische spinnerijen, omvattend ongeveer zestig firma's, voornamelijk Amerikaansch katoen verwerken, dit is gewoon Amerikaansch katoen, en vender Indisch, omdat het eerste gezocht wordt om zijn hoedanigheid en het tweede goed'koop is.
— 23 —
SPINNEN. Het ingepakt katoen komt nu in de spinnerij, om tot garen verwerkt to worden. De hier gebruikte mechanieken en bewerkingen zal ik zeer vluchtig schetsen.
Baalbreker of Mengmachine A. Stortbak. - B. Beweegbare tafel, voorzien van latten. - C. Hekelschoot. - D. Rol met 4 rijen pinnen. - E. Cylinder, die de pinnen van rol D zuivert. - F. Rol, die de katoenlaag van de hekels slaat. Hellend vlak. - H. Transporteertafel. - I. Ventileertafel. - 3. Stofpijp.
De machine krabt het katoen open en voert het naar de menghokken. De stortbak A ontvangt het katoen. De hekelschoot C neemt het van de aanvoertafel B. De rol D krabt de katoenbrokken uiteen. Het katoen, afkomstig van den cylinder E, valt terug in den storthak. Rol F slaat het neer op het hellend vlak G; van tafel H wordt het naar de menghokken vervoerd. Zell werkende of automatische voeder Deze machine verdeelt en reinigt verder het katoen en verstrekt regelmatig dezelfde hoeveelheid katoen aan de volgende machine, de Baalbreker of
mengmachine :
— 24 —
Zelfwerkende voeder A. Stortbak. - B. Beweegbare bodem. - C. Hekelschoot. D. Effenaar, werpt de to groote hoeveelheid katoen in den stortbak. - E. F. Kuischrollen voor D. - G. Kamrol, die de katoenlaag van den hekelschoot slaat. - H. Rooster. I. Kanaal. - I. Aanvoertafel van een volgende machine.
Crighton-opener A. Aanvoerbuis. - B. Kegelvormige trechter. - D. Rooster. C. Draaibare as, waaraan zes ronde bladen zijn bevestigd en die schroefvormige uitsfeeksels dragen. - E. Uitsteeksels, die een schroefblad vormen, waardoor een opstijgende luchtstroom wordt verkregen. - F. De opgeheven katoenvezels worden fangs F naar het afvoerdoek gedragen. - 0. Zuigtrommel, welke het zwevende stof opneemt en langs H wegvoert. - I. Afvoerdoek, dat de vezels naar een tweeden opener of rechtstreeks naar de slagmachines voert.
—
--
openaar, waarmede de zelfwerkende weder schier een geheel vormt. Openaar : De opener of openaar trekt het katoen verder uiteen, klopt of schudt het ; de grofste onreinheden en korte haartjes worden er hierdoor uit verwijderd. Het katoen krijgt hier zijn veerkracht terug, die het door het inpakken verloor, en komt uit de machine onder den vorm van laprollen. Op M. 24 wordt een speciale opener getoond, de crigthon-opener.
Horizontale. openaar. Eerste en tweede slag- of klopmachine : Hier slaan snel draaiende kloppers, D, 't katoen tegen roosters, E, die de onreinheden doorlaten, terwiji de katoenharen naar cylindrische ziften, F, gezogen worden, om er 't fi jn stof to zien uit verwijderen. Een uitrekking en verdunning grijpt hier even-
Eerste Klopmachine. A. Laprol. - 13. Aanvoertafel, die de laprollen afwindt. - C. Hefboom. D. Klopper. - E. Rooster. - F. Cylindrische ziften. - G. Ventilator. Drukrollen, die 't katoen samenpersen, kalanderen en onder den vorm van een laprol afgeven. - 3. Laprol. - K. Rooster, langs waar de buitenlucht naar binnen gezogen wordt.
— 26 —
Kaardmachine (Schematische voorstelling) A. Wikkelcylinder, vanwaar het katoen tusschen de invoerrollen gaat. - 13. Invoerrollen. - C. Voorttrekker. D. Arbeiders, die in dezelfde richting draaien als de afnemers. Tusschen tamboer en arbeiders wordt het katoen ontward en recht gestreken. - E. Afnemers kammen het katoen uiti dat aan de tanden van de arbeiders bleef. F. Cylinder of tamboer. - G. Deksels. - H. Wals (kamrol, afnemer, doffer), die het katoen in een dun vlies verder voert. - I. Kam, die het katoen en vlies van de wals slaat. - K. Toeloopende trechter. - L. Aftrekwalsen. - M. Kop. N Blikken draaikan.
eens plaats, dewij1 de uitvoer ongeveer viermaal vlugger geschiedt dan de invoer. En zoo is de bekomen laprol schier viermaal langer dan de aangelegde. Kaard machine : Het dooreengeslagen katoen wordt nu tot aaneengesloten banden van gelijkliggende vezels gevormd, bevrijd van het kort stof, 't dood katoen en andere kleine onzuiverheden, waarna het in linten in blikken draaikannen, N, terecht komt. Het aldus verkregen lint is gewoonlijk 80
Kaardmachine
—
27
—
tot 90 maal fijner of dunner dan den ingelegden wikkelcylinder of laprol. Uitrekbanken : Zes of meer linten worden hier tot een lint gebracht, door een gedurige verfijning en een onderling evenwijdig leggen. Het eindlint, dat in den draaienden pot, 1, neerkomt, heeft dezelfde zwaarte als een van de zes of meer kaardelinten. Grove, rniddelhoar, fijne spilbank :
Het katoen draait men thans licht ineen: a) om beter opgewonden te kunnen worden b) om gedurige afbraak van de wieken bij verdere beUitrekbank A. Kannen met listen. - B. Lintleider. - Lepelhandeling te voorkovormige hefboom of ontklingingsstelsel. - D. men . Lintleider. - E. Vier paar rollen. - F. Trechter. G. Kalanderrollen. - H. Schuinsch kanaal. Het verdunde kaI. Draaiende,pot. toenlint heet men wiek of voorgaren, dat op bobijnen naar den spinmolen gnat. Spinmolen : Op den spinmolen voert men de volgende bewerkingen uit :
Ringspinmolen
-- 28 a) het uitrekken van het voorgaren tot draden van de verlangde fijnte; b) het ineendraaien ; c) het fijnspinnen en opwinden op klossen of papieren pijpen. Men onderscheidt twee soorten spinmolens:
Spilbank A. Twee rijen spillen, die snel omwentelen. B. Trechtervormige opening van den kop van den vleugel - C. Vleugelarmen.- D. Bobijnen, die afzonderlijk en los op de spillen met deze mededraaien. E. Wagen, die met de bobijnen op- en neergaat. - F. Bascuultuig, dat den wagenloop regelt. - G. Kegelvormige trommels. - H. Riem. - I. Differentiaal toestel.
Spillebank
a) voortdurend spinnende molens of contia nus, waarbij de wrong of de tors, de uitrekking en 't opwinden gelijktijdig geschieden ; b) de afwisselend spinnende molens of self-actings, waarbij een zekere lengte eerst uitgerokken en gedraaid en vervolgens opgewonden wordt. De self-acting (zelfwerking of zelfwerkende) is de ingewikkeldste en vernuftigste machine van de katoenspinnerij. Zij levert garen op spoelen voor inslag en halven ketting.
--
—
Haspelmolen : Op een haspelmolen brengt men het op klossen gewonden garen in strengen; men heet deze bewerking haspelen. Aisdan wordt het garen in strengen van bepaalde Iengte in den handel gebracht. Het gewicht van de strengen geeft de draadfijnheid aan : hoe fijner het garen des te minder de streng weegt. Een bizondere telinrichting dient, om 'de strenglengte automatisch te meten. GAREN. Om de dikte en de fijnheid van de gesponnen garens te bepalen, heeft men 1 tot maatstaf genomen. Hoe hooger nummer des te fijner het garen. De fijnheid van de garens of het nummer wordt op twee verschillende wijzen onderzocht : a) door te onderzoeken, hoeveel een bepaalde lengte weegt ; b) door vast-te-stellen, met welke Iengte garen een aangenomen gewicht overeenstemt. In onzen handel treft men drie nummeringen aan : de Belgische, de Engelsche en de Fransche. Basis van die verschillende nummeringen : Nr 1 B (B —Belgisch) bij 840 yard (= 768,07 m.) lengte, weegt 500 gram; NT 1 A (A= Engelsch) bij 840 yard ( —768 m.) lengte, weegt 453,592 gram; Nr 1 (Fr. = Fransch) bij 1.000 meter lengte, weegt 1.000 gram. Fijnspinnerijen leveren garennummers van NT 50 tot NT 150, die gebruikt warden als naai-, borduur- en kantwerkgaren, ook tot het weven van batist, neteldoek, enz. Spinnerijen voor middennummers leveren de nummers 10 tot 40, veelal gevraagd tot het vervaardigen van breikatoen, het weven van grauw ikatoen, bedrukt katoen, voering, badhanddoeken, enz. De meeste van onze katoenspinnerijen vallen in deze kategorieen. Van 10A tot 36A het meest en enkele tot 40A. In de grofspinnerijen gaat men van NT 0,5 tot NT 10, gebruikt voor de fabrikatie van dweilen, meubeleeringsstoffen en moltonnen stoffen (d. i. met uitgetrokken haar) . Behalve voor hun nummer onderscheidt men dan nog : ketting-, halfketting-, inslag- en bonneteriegaren.
— 30 — Het kettinggaren is het meest ineengedraaid, omdat het later, bij het weven, onderworpen is aan een groote spanning en wrijving. Het inslaggaren is flauwer ineengedraaid, dewiji het losser moet wezen dan het kettinggaren, om het weefsel goed aante-vullen. Half-kettinggaren is garen met minder ineendraaiing dan het kettinggaren en wordt doorgaans gebezigd om to twijnen, en te laten bleeken en verwen. Het bonneteriegaren is het lichtst ineengedraaid en wordt als breigaren gebruikt. Het Belgisch katoengaren wordt per kg. verkocht. De pakken garen wegen 5 kg. Onder gladgezengde garens (fils gazes) verstaat men die soorten garens, welke nogal verzorgd warden en waarvan men de vrije, uitstekende vezels verbrand heeft, door ze een gasvlam te laten langs gaan. Over geverfd katoen wordt verder wat meer gezegd. WEVEN. Onder weven verstaat men het vervaardigen van weefsel door het rechthoekig kruisen van draden. Deze kruisende draden heet men : ketting- of scheringdraden, wanneer zij zich in de lengte van de stof uitstrekken; inslag- of scheutdraden, wanneer zij van den eenen naar den anderen kant (d. i. in de breedte loopen) . De zijkant heet egge of zelfkant. De weefkunde kan men onderverdeelen in : 1° de handweefkunde, omvattend de eenvoudige weefsels, alle voortgebracht door de lichaamskracht van den werkman ; 2° de jacquardweefkunde, die het weven tot een echte kunst verheft, dewijl zij het schier onmogelijke inzake weven toelaat; 3° de mekanieke weefkunde, waarbij de beweegkracht door drijftuigen geschiedt ; een regelmatig, goed verzorgd weefsel wordt bekomen, vervaardiging welke een gezond, lucratief (winstopbrengend) werk uitmaakt ; 4° het vervaardigen van bizondere weefsels. Zooals reeds hiervoor gezien werd heeft men den ketting en den inslag.
31
Hoe bereidt men nu ketting en inslag ? Het bereiden van den ketting omvat : 1" het bobijnen of op klossen winden ; 2° het scheren ; 3° het opboomen ; 40 het pappen, sterken of lijmen. Het bommen of bobijnen geschiedt op den bommolen. De strengen garen zijn op de garenwinde (6) gespannen en worden op bobijnen (1) gewonden.
Bommolen 1. Bobijnen. - 2. Supports (steunen). - 3. Trommel, waartegen de bobijnen gedrukt worden door middel van de gewichten 4. 5. Haak, waarmede men de bobijn van de trommel verwijdert. 6. Garenwinde, waarop de to bobijnen strengen geschoven worden.
De bobijnen komen nu op het scheerraam (zie I, in de schematische voorstelling van een scheermachine) . De draden worden van de bobijnen gewonden; leidrollen brengen ze wieor
— 32 — en door het richtende schrankriet. De effenaar, E, brengt ze op den gewenschten afstand voor 't oprollen op de schijven, B. Een teltoestel, D, laat toe de lengte van den ketting te meten.
Schematische voorstelling van een scheermachine A. Voeras, draaiend op ijzeren gestoelte. - B. Sectie, gevormd door ronde houten blokken, met fangs beide kanten een plaatijzeren schijf. Deze leidrol kan bij groote spanning omlaag gaan. C. Leidrollen. D. Meetrol met teller. - E. Effenaar, die den vorm heeft van de letter V; hij is verschuifbaar, om de draden juist tusschen de schijven van B te leiden. - F. Schrankriet, dat dient om de draden te schranken. G. Riet, dat de draden richt. - N. leidrollen. - I. Draden, komend van het rek met de afwindende bobijnen.
De opbooming heeft tot doel de geschoren ketting of gelijk gelegde kettingdraden op den garenboom te winden (zie ook den garenboom op het handweefgetouw, Het steriken van den ketting bestaat in het leiden van het garen door heeten pap en het drogen hierna. De kleverige stof bestaat hoofdzakelijk uit aardappelmeel, waardoor de draden effener, gladder gemaakt en aldus beter bestand worden tegen
Scheermachine
.
Varieteit Ligldwing Express.
33
Scheer- en boommachine
zziaL
wrijving en spanning. Men gebruikt als pap daartoe, bij-voorbeeld : water (100 1.) , aardappelbloem (6 kg.) en dextrine (0,5 kg).
Automatische Papmachine
— 34 —
illildi lioiti
l umillimptualtitilthilli11111111
),-
11E:
--'..
/
/.
,..., '
1111 1 '
1111 11110 101111111 ' '-•
I
111i1111
Spoelmolen of Spoelmachine En het inslaggaren nu ? Het inslaggaren komt in de weverij op spoelen of in strengen. Kamen de garens in strengen, dan moeten ze op een spoelmolen gespoeld warden, dit is op spoelen gewonden. Het voetje van de spoel (zie de doorsnede van een spoel, ander 3-4) draagt een inkeeping waarmede zij in de schietspoel kan vastgestoken worden. Op den spoelmolen moet men drie bewegingen bekomen: 1° de draaiende beweging van de spoel ; 2° het op- en neerglijden van den draad, om de kegelvormige lagen te leggen; 3° het trapsgewijze verplaatsen van de spoel of van den draadgeleider, am de eene laag boven de andere te leggen. Doorsnede Het weven geschiedt op het weefgetouw. van een De vier hoofdbewerkingen, noodig tot het spoel 1.-2. Cylindrisch voortbrengen van weefsel zijn: deel van de pijp.1° de beweging van de lade; 1 . 3.4. Kegelvormig deel van de 2° de beweging van de schachten; pijp. - 5. Garen 3° de beweging van de schietspoel ; in kegelvormige lagen opgewon4° de beweging van garen- en weefselboom. den .
— 35 —
De wijze, waarop het weven, of het kruisen van kettingAraden met inslaggaren, geschiedt, ziet men verduidelijkt op
Schematische voorstelling van de verwijdering van de even en oneven draden, om de schietspoel te laten doorgaan. 1. Schachten, waaraan de hevels vastgemaakt zijn.-2. Hevels, voorzien van oogen. - 3. Oogen, waardoor de kettingdraden gaan. 4. Kettingdraden, die op- of neergetrokken worden door schachten. 5. Garenboom. - 6. Weefselboom.
de schematische voorstelling van de verwijdering van de even en oneven draden, om de schietspoel te laten doorgaan. De schachten (vleugels of kammen), 1, waaraan d e k hevels hangen met hun oogen, 3, dragen de kettingdraden en laten dew op-en neergaan. De oneven kettingdraden, hier door een voile lijn aangeduid, zijn opgetrokken ; de even kettingdraden, voorgesteld door streep-lijntjes, zijn door de geterten, treden of Een Kongoleesch wever voor zijn inlandsch getouw. wanvoetschabellen De schering bestaat uit vezeltjes van palmneer het een handweef- blaren. De wever haalt er een bamboestok getouw of door de door, zoodanig, dat iedere vezel om de beurt of achter den stok steekt. Dan drijft hij excentrieken, wanneer v66r door den kettingdraad den insiag en stampt men te doen heeft met met den stok naar onderen toe aan.
--- 36 —
Schietspoel A. Spoel, liggend in het bakje der schietspoel. - B. Afgewonden draad. C. lizerenpunten. - D. Gleuf voor den draad.
een mekaniek-getouw voor eenvoudige kruisingen — neergetrokken en beide reeksen doen alzoo een gaap, vak of sprong tusschen de lengtedraden ontstaan, waardoor de schietspoel vliegt. De lade staat dan met het riet vooruit en drukt den inslagdraad tegen het reeds geweven goed. Eenmaal de schietspoel op het einde, worden de oneven kettingdraden omlaag
Handweefgetouw 1.
Vierkante stijlen. - 2. Dwarsbalken. - 3. Achterstoel, welke den garenboom draagt. - 4. Garenboom. - 5. Doekboom, waarop de stof gewonden is; deze wordt ook nog omlooper of onderlooper geheeten. - 6. Hertenboom, die het weefsel naar den doekboom geleidt. - 7. Gewicht, dat spanning geeft aan de kettingdraden. - 8. Schachten, die de kettingdraden doen op- en neergaan. - 9. Heftingdraden. - 10. Korte dweerzen. 11. Lange dweerzen. - 12. Treden, ook nog geterten of voetschabellen geheeten. - 13. Lade, die de inslagdraden aan elkander sluit. - 14. Ladeblok, waarop de schietspoel glijdt. - 15. Opperlade. - 16. Riet of rechtstaande staafies, die de kettingdraden op behoorlijken afstand houden. - 17. Jager, die de schietspoel overzet. - 18. Handvat, om door den jager de schietspoel over to zetten. - 19. Zitbank van den wever. - 20. Schrankroedjes voor den ketting. - 21. Tuimelaars.
Ontkoorrelingswerkhuis in Zuid-Carolina.
Katoenbalen na de ontrisping.
37 — getrokken en gaan de even omhoog ; een nieuwe inslagscheut volgt; de lade drijft aan, en zoo gaat het verder bij de eenvoudige weving. D e garenboom windt de kettingdraden af en de weefselboom windt het geweven goed op. Van de grondkruising, of de wijze, waarop ketting- en inslagdraden elkander k r u i se n, hangt grootendeels het uitzicht van het weefsel af. Om no verschillende kruisingen mogelijk te maken werkt men met meerdere schachten. Dank zij de 'schoone uitvinding van den Franschnlan, jacquard, (1754-1334) _t _ .1 die een systeem van Schernatische voorstelling van het automatische ophefmekaniek-getouw ling van de kettingA.-B. Ketting. - C. Schranklatten. - D. Oogen draden vond, werd van de hevels.-E. Garen- of liettingboom.-F. Opgetrokken schacht. - G. Neergetrokken schacht. het kinderwerk daarH. Kam of riet. - I. Opperlade. - 3. Schietspoel. K. Ladeblok. - L. Lade. - M. Hertenboom. - N. bij afgeschaft en kon Leidrol. - 0. Weefselboom. - P. Gewicht, orn men nu, wat de ingeden ketting te spannen. R. Gewicht, orn de opwikkeldheid van de winding van het weefsel te regelen. S. Excentrieken, waardoor de schachten op- en neergekruising betreft, trokken worden. - T. Tuimelaars, die verschillen schier tot in het onvolgens den aard van de getouwen. eindige gaan. Een woordje verklaring. Om welkdanige kruising van weefsel aan te duiden gebruikt men patroon- of quadrillepapier, dat door lood- en waterpaslijnen in vierkantjes is verdeeld. De vertikale kolommen stellen de kettingdraden voor en de horizontale die van den inslag. Men veronderstelt de ketting wit en de inslag zwart en men laat de vierkantjes wit, die overeenstemmen met het zichtbaar gedeelte van den ketting. •
38
Afzonderliik toestel boven het getouw geplaatst, om de kettingdraden in to rijgen. Dit weeftoestel is de Jacquardmachine.
Jacquard nu vervaardigde beweegbare kartons, doorboord met gaatjes, die met de teekening overeenstemmen. Voor elken kettingdraad is een naald met haak bestemd, die in de gaatjes van de kartonnen dringt, wanneer de naalden met
Snelslaand Katoenweefgetouw
— 39 — hakes, door de werking van een bizonder mekanisme, opgeheven worden. De andere kettingdraden worden met rust gelaten door het vol gedeelte van het karton. De inslag glijdt dan over de kettingdraden, die niet opgeheven worden en vormt aldus de teekening.
ogooloilmooffiguivh lioi;01.,
gl .„...
40.3,
Draaibakgetouw (De Waele & Schotte, Harelbeke) Thans is het Jacquard-getouw zoodanig verbeterd, dat weinig machines het in volmaaktheid overtreffen. V6Or 1733 werd de schietspoel in het handweefgetouw door den wever zelf door den gaap gesmeten. In voormeld jaar vond een handelaarszoon, een zekere Kay, het middel om de schietspoel door een jager (zie het handweefgetouw) voort-tebewegen. Bij het mekaniek-getouw wordt ook dat werkje verricht door slagstokken (slagarmen of tjakstokken) en geschiedt het op- en neergaan van de schachten, het oprollen van het weefsel mekanisch. Bizondere stellen leggen het mekaniek-getouw stil, wanneer jets niet in orde is. GRONDKRUISINGEN EN HAAR AFLEIDINGEN. Men onderscheidt de (Irk volgende grondkruisingen 1° taffetas of lijnwaadkruising, 2° keperkruising; 3° satijn.
— 40 — 1° Lijmnaadkruising : Bij deze kruising, die slicht, ell en of plat goed 'evert, gaat de inslag afwisselend onder en boven den kettingdraad. Deze kruising heet bij 't katoen calicot, bij t vlas lijnwaad, bij de wolle moeseline en bij de zijde taffetas. Men telt dan nog deze afleidingen « gros de tour ”, turquoise, popeline, reps, cordelet. '
2° Keperkruising : Hierbij worden kepertjes gevormd, waarvan de richting een diagonaal van 45° met de ketting en den inslag vormt. Als ondersoorten treft men hier aa.n bele serge, chevrons, ruiten, enz. 3° Satijn : weefsel, dat zich kenmerkt door zijn effen rechten kant, verkregen door een regelmatige schikking van de opkomende punten. Men heeft dan verder nog geribde en streepstoff en : de ribbetjes kunnen liggen in de richting van den ketting of van den inslag; in het eerste geval spreekt men van « canne16 in het tweede van reps. De streepstoffen worden eenvoudig bekomen door afwisseling van kleur bij ketting of inslag. De gedaamde weefsels, de gebloemcle of weefsels met allerlei versieringen worden verkregen door de verbinding van vierkanten of blokken. Met de Jacquardgetouwen is de verscheidenheid van deze weefsels schier oneindig. HET BLEEKEN. Dit heeft tot doel de garens of weefsels van vreemde, kleurende zelfstandigheden to bevrijden. Men bleekt nu katoen meest onder den vorm van weefsels. In de bleekerij wendt men scheikundige en rnekanische middelen aan. De oudste bleekwijze is de veldbleek. De katoengarens of -stoffen worden vochtig gehouden en aan den invloed van lucht en licht blootgesteld, waardoor de kleurstoff en verbindingen ondergaan, welke oplosbaar zijn in water. Men heeft ook de veel gebruikte kunst- of chloorbleek, waarbij verdund chloorwater gebruikt wordt. De werkzaamheden van den bleeker omvatten eigenlijk :
-- 4i 1° het merken en samenvoegen van de stoffen; 2° het zengen of wegnemen van de uitstekende vezeltjes, door middel van een gasvlam of roodgloeiend ijzer ; 3° het invochten in water van 50° tot 60° C. ; 4° het eerste wasschen; 5° het loogen in kalkwater, waardoor de vetstoffen verwijderd worden; 6" het leggen in zuren en uitwasschen; 7' het loogen in bijtende loog; 8" het tweede wasschen; 9° het behandelen met bleekwater; 10° het herhalen van de bewerkingen Nr6, 7, 8; 11"het uitwringen ; 12"het rollers, pappen, drogen ; 13"het kalanderen, vouwen en stempelen. Bij het bleeken is de voornaamste agent het water. Een bleeker moet zich dus bij voorkeur vestigen, waar keel zoet en zacht water, met weinig kalk, magnesium en iizer voorradig is. MERCERISEEREN. Merceriseeren is de in 1844 door John Mercer uitgevonden methode, om katoen gemakkelijk verfbaar, dichter, breeder te maken, en het tevens een schooneren glans te verzekeren, door er bijtende soda te laten op inwerken.
Merceriseermachine
Gemerceriseerd under drukking, wordt katoen scheikundig veranderd, en de nieuw verkregen eigenschappen blijven de stoffe eigen; de bekomen glans evenaart den zijdeglans. Het merceriseeren omvat ook een reeks bewerkingen.
-- 42 —
VERWEN. Katoen wordt als garen en weefsel geverfd. Voor lichte kleuren bleekt men vooraf ; voor donkere kleuren wordt slechts ontvet. Het verwen geschiedt thans schier heelemaal mekanisch, en het materiaal hiertoe kan men indeelen in : a) eigenlijk verfmateriaal; b) waschmateriaal ; c) droogmateriaal. Over de verfstoff en, Naar indeeling en gebruik kan bier niet gesproken worden, het zou deze kleine verhandeling te omvangrijk maken. DRUKKEN. De katoendrukkerij is een belangrijke tak in de fabrikatie van gekleurde katoenen stoffen. Men kan hierbij op drie wijzen te werk gaan :
No, 1,11,
Machine om met relief-rollen stoffen te bedrukken
— 43 — 1" het direkt opdrukken van de kleur : dit is de rechtstreeksche druk. Men schrijft de uitvinding hiervan toe aan de Hindoes; 2° het opdrukken van stoffen, die beletten, dat de kleurstof zich op de gedrukte plaats vormt of afzet en daarna verwen. Men heet zulks reservedruk; 3° het opdrukken van stoffen op geverfd goed, waardoor de kleurstof vernietigd wordt. Deze methode heet men etsdruk. Bij den direkten druk wordt na opdrukking van de ‘kleurstof de katoen gedroogd ; dit om niet to vlekken. Het in de vezel dringen van de kleurstof wordt bekomen door de katoenstof bloot-te-stellen aan zeer heeten waterdamp. Ten opzichte van het mekanisme van de katoendrukkerij onderscheidt men nog : handdruk ; 2° perrotine-druk ; 3° walsdru'k. Bij de eerste twee methodes gebruikt men drukblokken. Dit zijn blokken van appel- of perenhout, waarin de teekeningen verheven uitgesneden zijn. Bij de laatste methode wordt de stof tegen drukwalsen geperst, 'waarop de vereischte teeaan-te-geven. Na het drukken volgt het appreteeren, wat de kleuren verlevendigt. APPRETEEREN. Hieronder verstaat men het behandelen van de weefsels met kleef- en vulstoffen, om er glans en stevigheid, alsook een schijn van meerdere dichtheid van inslag- en schering aan to geven. De meeste daartoe vereischte bewerkingen worden uitgevoerd met behulp van bizondere machines, die men daarom appreteermachines heet. « ASSOCIATION COTONNIERE DE BELGIQUE ». Deze vereeniging werd geboren in de crisismaanden van 1899, toen de Belgische katoenspinnerijen, door onderlinge mededinging, produceeren moesten tegen prijzen, lager clan de kostprijs.
— 44 — De fabrieken, die, in 1899, bij deze vereeniging aangesloten waren, hadden 688.192 spillen om te spinnen en 146.578 spillen om te twijnen. Thans draaien 1.829.446 spillen in de Belgische katoenspinnerijen en weinig zijn niet bij de voormelde vereeniging aangesloten. Onder haar geleide werden o. a. de volgende organismen opgericht : 1. « La Textile ,», zetel : Savaenstraat, 56, Gent. « La Textile » werd opgericht onder den oorlog, in 1917, en zij nam de meeste katoennijveraars in haar schoot op. Dank zij de bedrijvigheid van deze kooperatieve kon een jaar na den wapenstilstand reeds 80 % van de katoenspillen werden. Zij richtte een troop- en verkoopbureel op ; zij werkt samen met de « Compagnie Cotonniere Congolaise » en met de « Comptoir des Tisseurs Beiges », zoodat ze grootelijks medehelpt tot den afzet en de bescherming van onze katoenprodukten in den vreemde. 2. « La Textile-dechets », zetel : Nieuwlandstraat, 20, Gent. Zooals haar naam aanwijst, houdt deze samenwerkende maatschappij zich uitsluitend bezig met het bereiden en verkoopen van katoenafval.
Le Comptoir des Tisseurs Beiges », Dok, 17, Gent. Deze samenwerkende vennootschap belast zich hoofdzakelijk met den afzet van onze katoenstoffen op de vreemde markten. Hierbij zijn op dit oogenblik 64 weverijen aangesloten, welke haar den geheelen of gedeeltelijken verkoop van haar produkten in den vreemde toevertrouwen. 3.
De « Association Cottonni&e de Belgique » gesloten bij de
is ook aan-
« INTERNATIONAL COTTON FEDERATION » zetel : Royal Exchange, 238, Manchester, De « International Cotton Federation » vergaderde voor de eerste maal in 1904 (23 Mei) te Zurich; negen landen, waren toen nog maar aangesloten; thans telt de federatie 21 aansluitingen. Haar working strekt zich uit over al de landen,
Onder hoogen druk geperste balen bestemd voor den uitvoer.
— 45 — waar de katoennijverheid van eenig belang is. Zij hield tot hiertoe twaalf internationale congressen;. Het laatste werd gehouden te Weenen, in 1925. Samenwerking vermocht hier ook veel, waar alleen loopen niets zou opgeleverd hebben : de « Federatie » immers droeg er veel toe bij, om in Indie en Afrika de katoenopbrengst te verhoogen en Brazilie in de katoenteelt een eindeloos arbeidsveld te bezorgen; ook op gebied van katoenveredeling leverde ze lucratief (winstopleverend) werk. Zij publiceert een driemaandelijksch blad « Cotton Bulletin », dat handelt over al wat betrekking heeft op teelt, nijverheid en handel van het katoen. SLOTWOORD. Vlaamsche knaap, ik wees u hier opzettelijk op de ekonomische inrichtingen, welke thans in onze katoennijverheid en -handel de plak zwaaien. Vergeet niet, dat van uw bekwaamheid en van uw krachtdadigheid ook de Vlaamsche ontvoogding in de katoenindustrie afhangen zal. Werk u op tot een prachtig vakman en bouw aan onze zelfstandigheid.
- 47 -
BIBLIOGRAPHIE:
1. Le coton, culture et preparation, production et sortes commerciales et consommation, door A. Laliere, rue de la Loi, 167, Bruxelles, 1925. (Waarin een bibliographic-lijst). 2. Annuaire pratique des industries textiles beiges et du vetement, door Jules Bertrand en A. Laliere, rue de la Loi, 167, Bruxelles, 1926. 3. Handboek der katoenspinnerij, met platen-atlas, door G. Pipijn en A. Vandensteen-Van der Poorten, 1914, Gent. 4. Handboek van grondbeginnende weefkunde ten gebruike van nijverheidsscholen, leerwerkhuizen, nijveraars en werklieden, door "1 - . Crevals, le band. - Eylenbosch en Dupon, 1901, Sottegem. 5. 1923.
Praktisch vakboek van mekaniekweverij, door Fr. De Caluwe, Drukkerij Vyncke, Nederkouter, 13, Gent.
6. Manuel de tissage, door Charles Labriffe, 1923. - Librairie J. B. Bailliere et fils, rue Hautefeuille, 19, Paris. 7. Hommage é un homme du peuple, J.-M. Jacquard, inventeur du metier qui porte son nom, par Josse de Troch, 1846, Bruxelles, Bureau Central de « la revue de Bruxelles ». 8. Vade-Mecum du planteur de coton au Congo Beige par Robert Mees, l'Avenir colonial Beige, Avenue Paul Cerckel, Leopoldville et l'Afrique Beige, rue Maximilien, Bruxelles, 1926. 9. La culture du coton aux Etats-Unis, par Geo Bailleux, Ministke des colonies, administration de l'Agriculture, Bruxelles, 1923. 10. Katoen (Gossypium), Ministerie van Kolonien, Koloniaal Ambt, Naamschestraat, 20, Brufssel, 1924. (Met een bibliographic-lijst ) . 11. La culture du coton au Congo beige ( 1915-1919) . Rapport presente a la F. C. I. pour le 10e congres international de Zurich, du 9 au 11 juin 1920. - E. Leplae. 12. Blanchiment, teinture, impression, apprets, par P. Lederlin, Paris, librairie J.-B. Bailliere et fils, rue Hautefeuille, 19. - 1923. 13. Les textiles, histoire et travail, M. et E. Theodore, Liege, Charles Desoer, rue Ste Veronique, 21. - 1914. 14. Les origines et l'organisation de la filature de coton de Belgique, Notice publiee a l'occasion du XXV° anniversaire de r l'Association cotonniere de Belgique » par Pierre De Smet-Vrornant et C°, rue de la Chapelle, 3, Bruxelles, 1926. 15. Bulletijns: a) Bulletin agricole du Congo belge; b) Government printing Office, Washington, Department of Commerce : Cotton production and Distribution (statistics), enz.