Kasteel Kolossi (Grieks: Κάστρο του Κολοσσιού, Kastro tou Kolossiou) is een kasteel nabij de stad Limassol op Cyprus. Het Kasteel Kolossi is gelegen in het hart van de rijkste vallei in het zuiden van Cyprus, ten westen van de stad Limassol, op een afsrand van circa 12 kilometer van de stad. De naam van het gebied is afgeleid waarschijnlijk van Gerinus de Colos, een voormalig leenheer van deze regio. De vruchtbare vallei waarin het gelegen is ligt nabij de monding van de rivier Kouris. Het kasteel was van groot strategisch belang, mede ook omdat het ten tijde van de 14de eeuw van belang was in de suikerproductie van Cyprus door de Ridders van de Johannietersorde. De gebouwen, waar deze suikerproductie plaatsvond liggen in de onmiddellijke nabijheid van het kasteel. De suikerproductie was in de Middeleeuwen een van de belangrijkste exportproducten van het eiland Cyprus. Het kasteel werd waarschijnlijk gebouwd in 1210 door Frankische militairen, toen het gebied rondom Kolossi door Hugo III van Cyprus aan de Maltezer Orde werd geschonken. Waarschijnlijk stond hier reeds eerder een kasteel of ander verdedigingswerk. Het kasteel werd verbouwd in 1454 door de Maltezer Orde. Bewoners van het kasteel waren onder andere Richard I van Engeland, de Orde van de Tempeliers en de reeds genoemde Maltezer Ridderorde.
Richard I Leeuwenhart van Engeland. Richard I Leeuwenhart van Engeland (Engels en Frans: Richard Cœur de Lion, Engels ook wel: Lionhearted) werd geboren te Oxford op 8 september 1157 en overleed te Châlus bij Limoges (Frankrijk) op 6 april 1199. Richard stond bekend als een vechtjas, een hard en moedig man, maar ook met culturele interesse en humor. Het is door deze eigenschappen dat hij zichzelf de bijnaam Leeuwenhart verdiende. Hij kreeg die doordat hij in de strijd tegen Saladin zelf volop meevocht. Door zijn avontuurlijke aanleg en oorlogszuchtige instelling bracht hij Engeland aan de rand van de financiële afgrond. Richard was koning van Engeland van 1189 tot 1199. Hij was de tweede zoon van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië. Na zijn terugkeer in Engeland wist hij zijn broer Jan te onderwerpen en nam het koningschap weer over. Richard was van de tien jaar van zijn koningschap in totaal niet meer dan 10 maanden in Engeland. Tot 1198 voerde hij verder oorlog tegen Frankrijk. Tijdens het beleg van het kasteel Châlus-Chabrol in Limousin werd hij door een pijl in zijn schouder getroffen en raakte daardoor dodelijk gewond. Hij werd opgevolgd door Jan zonder Land. Richard's hersenen zijn begraven in de Abdij van Charroux in Poitou, zijn hart in de kathedraal van Rouen in Normandië en de rest van zijn lichaam is bijgezet, aan de voeten van zijn ouders, in de Abdij van Fontevraud in Anjou (Frankrijk). Aan het huwelijk van Richard I Leeuwenhart van Engeland met Berengaria, dochter van Sancho VI van Navarra was heel wat vooraf gegaan. Het was een idee van Richards moeder, Eleanora van Aquitanië. Haar huwelijk met Hendrik II van Engeland was haar tweede huwelijk. Eerder was zij getrouwd op 22 juli 1137 met Lodewijk VII van Frankrijk. Dit huwelijk werd ontbonden in 1152. Uit het huwelijk van Lodewijk VII van Frankrijk en Eleanora van Engeland werden twee dochters geboren, Maria ( 1145 - + 11 maart 1198), gehuwd met Hendrik I van Champagne, en Alice (1150 – 1197 of 1198).
Eleanora van Aquitanië huwde vervolgens met Hendrik II van Engeland. Uit dit huwelijk werd te Oxford op 11 september 1157 Richard I Leeuwenhart van Engeland geboren. Alice, de dochter van Lodewijk VII van Frankrijk en Eleanora van Engeland woonde sedert haar kinderjaren in Engeland aan het hof van Hendrik II van Engeland met de bedoeling de zoon van Koning Hendrik II te trouwen. Richard, haar stiefbroer, toonde aanvankelijk nauwelijks belangstelling voor Alice, zijn stiefzuster uit het ongeldig verklaarde huwelijk van zijn moeder met Lodewijk VII van Frankrijk. Alice werd aan het hof gehouden door Hendrik II, waardoor geruchten ontstonden, dat zij de maîtresse was en een zoon van hem had. Dit gaf de vrouw van Hendrik II, Eleanora van Engeland, argumenten om vervolgens Richard af te houden van een eventueel huwelijk met Alice. Eleanora van Engeland haatte Frankrijk en wantrouwde Filips II Augustus, de zoon uit een later huwelijk van haar ex-man Lodewijk VII van Frankrijk. Zij had de gedachte dat deze wel eens de bezittingen van het Engelse koningshuis in West Frankrijk zou kunnen en willen gaan annexeren. Eleanors vond het een beter idee dat haar zoon Richard beter een prinses uit het Huis van Navarra als vrouw kon nemen, waarbij de keuze viel op Berengaria. Berengaria van Navarra (gest. 23 december 1230) was een dochter van Sancho VI van Navarra en van Sancha van Castilië. Eleanora van Engeland begeleidde Berengaria naar Sicilië, waar Richard op haar wachtte op zijn weg naar het Heilige Land voor deelname aan de Derde Kruistocht. Het was echter vastentijd en er konden in die periode geen huwelijken worden gesloten. De ongeduldige Richard nam het besluit om met zijn hele gevolg alvast verder te trekken. Door een storm werd de vloot uit elkaar geslagen. Richard zelf kwam op Rhodos terecht, twee schepen vergingen op de zuidkust van Cyprus, maar het schip met zijn toekomstige bruid Berengaria van Navarra, die vergezeld werd door Johanna, de koningin-weduwe van Sicilië en zuster van Richard, bereikte de rede van Limassol (nu genoemd Lemesos) op het eiland Cyprus. Cyprus was sinds enige jaren in handen van de impopulaire Isaac Ducas Comnenus, die zichzelf tot keizer had uitgeroepen en de Latijnse kruisvaarders haatte. Isaac Ducas Komnenos of Comnenus (Grieks: Ἰσαάκιος Κομνηνός, Isaakios Komnenos, werd geboren circa 1155 en stierf in 1195 of 1196). Hij was de heerser over het eiland Cyprus van 1184 tot 1191, toen Richard I Leeuwenhart van Engeland tijdens de Derde Kruistocht het eiland Cyprus heroverde en Isaac Ducas Comnenus. Johanna de zuster van Richard I Leeuwenhart van Engeland en Berengaria weigerden in de haven van Limassol op Cyprus hun schip te verlaten uit angst om als gijzelaars te worden vastgehouden. Isaac Ducas Comnenus weigerde op zijn beurt de schepen te voorzien van voedsel en vers water. Richard keerde terug uit Rhodos na een verschrikkelijke overtocht, waarbij hij bijna zijn schip verloor. Zeeziekte verbeterde zijn humeur ook al niet en hij werd woedend toen hij hoorde hoe zijn verloofde en zijn zuster Johanna behandeld waren door Comnenus. Hij besloot hem te straffen, wat resulteerde in de verovering van het eiland Cyprus. Isaac werd gevangen genomen in de buurt van Kaap Sint Andreas op het schiereiland Karpass, het noordelijkste puntje van het eiland Cyprus. Volgens de overlevering had Richard beloofd Isaac Ducas Comnenus niet in de boeien te slaan, dus hij hield hem gevangen in ketens van zilver. Isaac werd vervolgens overgedragen aan de Johannieterorde, die hem gevangen hielden in Margat in de buurt van Tripoli. Bij Richards terugkeer naar Engeland na de
Derde Kruistocht, werd hij gevangen genomen door Leopold V, Aartshertog van Oostenrijk en Hendrik VI van het Heilige Roomse Rijk. Na de verovering van Akko wapperden de banieren van het Koninkrijk van Jerusalem, Richard I van Engeland, Filips II van Frankrijk en de hertogelijke vlag van Leopold V, Aartshertog van Oostenrijk boven de stad. Echter Richard verwijderde Leopold's kleuren en de hertog vertrok woedend terug naar Oostenrijks, waar hij aankwam aan het einde van het jaar 1191. Daarnaast was Richard ook nog verdacht van betrokkenheid bij de moord op Conrad van Montferrat kort na diens verkiezing tot Koning van Jerusalem in april 1192. Conrad van Montferrat was een neef van de Oostenrijkse Aartshertog Leopold V. Op zijn reis terug naar Engeland in de winter van 1192, moest Richard I Leeuwenhart van Engeland, in vermomming reizen. Kort voor Kerstmis van het jaar 1192 moest hij stoppen in de buurt van Wenen, waar hij werd herkend (vermoedelijk vanwege zijn zegelring) en vervolgens gearresteerd in Erdberg. Vervolgens werd Koning Richard I enige tijd gevangen gehouden in Dürnstein, en in maart 1193 voorgelegd aan keizer Hendrik VI (Duits Koning en Keizer van het Heilige Roomse Rijk, Zoon van Frederik Barbarossa en Beatrice van Bourgondië, geboren in 1165 en overleden op 28 september 1197), op het kasteel van Trifels bij Annweiler en Bindersbach in Duitsland. Koning Richard werd beschuldigd van moord op Conrad van Montferrat, de neef van Aartshertog Leopold V van Oostenrijk. Richard I Leeuwenhart van Engeland werd vervolgens veroordeeld tot het betalen van een immense som losgeld, vermoedelijk zesduizend emmers, ongeveer 23 ton aan zilver, dat de basis werd voor de munt in Wenen, en wat vervolgens zou gebruikt gaan worden om nieuwe stadsmuren te bouwen voor de stad Wenen, evenals de steden Wiener Neustadt en Friedberg in Stiermarken. In reactie daarop werd de Oostenrijkse Aartshertog Leopold V door Paus Celestinus III geëxcommuniceerd voor het gevangen nemen van een kruisvaardes. Met het losgeld werd ook Isaac Ducas Comnenus en zijn dochter vrijgekocht door Leopold V, Aartshertog van Oostenrijk. Leopold V was de zoon van Theodora Comnenus, Isaac's tante. Isaac reisde na zijn vrijlating naar het Sultanaat van Rum, waar hij probeerde steun te vergaren tegen de nieuwe Byzantijnse keizer Alexios III Angelos (1195 -1203). Echter van Isaac’s ambities kwam niets terecht, want hij stierf door vergiftiging in 1195 of 1196. Isaac wordt beschreven als een opvliegend en gewelddadig man, "kokend van woede als een ketel op het vuur", door Niketas. De wreedheden aan hem toegeschreven verbleken een beetje in vergelijking met keizer Andronikos I. Hij onderhield goede betrekkingen met Willem II van Sicilië, die hem hielp om het eiland Cyprus te houden, en had nauwe banden met sultan Saladin, die de kruisvaarders bestreed in het Heilige Land. Koning Richard I Leeuwenhart van Engeland reisde daarna in februari 1194 verder naar Engeland. Maar een maand later ging hij naar Normandië, om nooit meer terug te keren in Engeland. Zijn laatste vijf jaren van zijn leven bracht hij door in een oorlogvoering tegen Filips II van Frankrijk. Tijdens belegering van het kasteel van Châlus in Midden-Frankrijk werd hij dodelijk gewond door een pijl en overleed op 6 april 1199 te Châlus bij Limoges (Frankrijk). Richard werd opgevolgd door zijn jongere broer John (Jan zonder Land. Huwelijk van Berengaria van Navarra en Richard I Leeuwenhart van Engeland. Nog veel eerder, reeds vóór zijn vertrek naar het Heilige Land, trouwde Richard I Leeuwenhart van Engeland met Berengaria van Navarra op 12 mei 1191, met veel pracht en praal in de kapel van de heilige Joris in Limassol op Cyprus. Daarna werd zijn vrouw
Berengaria van Navarra in de kleine Orthodoxe kathedraal van Amathus tot koningin van Engeland gekroond. John Fritz Luke, Bisschop van Evreux (Frankrijk) leidde de plechtigheid en de crème de la crème van de kruisvaarders keken toe. Hierbij waren aanwezig Guy de Lusignan, de latere Heer van Cyprus, zijn broer Geoffrey de Lusignan, Bohemund Prins van Antiochië, Raymond, Graaf van Tripoli en nog een aantal belangrijke ridders van de Tempeliers.Vervolgens vertrok Richard I Leeuwenhart op 5 juni 1191 naar Syrië voor deelname aan de Derde Kruistocht. Het huwelijk tussen Richard en Berengaria bleef echter kinderloos. Na de dood van Richard woonde Berengaria in Le Mans (Frankrijk), waar zij geëerd werd om haar goede werken en waar zij tenslotte overleed in 1231. Zij werd begraven in de Abdij van L’ Epau. Het Kasteel Kolossi. In 1210 wordt Hugo I de Lusignan (1205 – 1218), eigenaar van het Kolossi Kasteel of althans van de gebouwen of resten van gebouwen die er op dat moment stonden. Het is nog onzeker wanneer die eerste burcht precies werd gebouwd. Het enige dat veilig kan worden genoemd is dat het werd gebouwd in de 13e eeuw. Na de val van Akko (1291), begonnen circa 1301 / 1302, de ridders van de Johannieters hun activiteiten te Kolossi. Volgens de bronnen werden in 1306 werd het Kasteel van Kolossi eigendom van de Orde van de Tempeliers, die een grote politieke stroming werden. In 1308 namen de Johannieters bezit van het Kasteel van Kolossi, nadat Paus Clemens V de regels van de Orde van de Tempeliers illegaal verklaarde. In 1310 verplaatsten de Johannieters hun zetel naar Rhodos, maar hun reeds opgetrokken fort in Kolossi bleef de zetel van Commanderie, als een machtige militair bestuur. Dit regime werd bevestigd door een relevante beslissing van de Orde in 1380. Het Kasteel van Kolossi werd in de regel meestal gebruikt als een verblijfsplaats en als administratieve zetel van de leiders van de Orde van monniken. Van hier uit organiseerden, beheerden en exploiteerden zij de zorg voor de grote plantages in het dal van Kolossi. Dit ook in de grote regio rondom Kolossi, die in eerste instantie ongeveer 60 dorpen omvatte volgens sommige schattingen. De Commanderie van Kolossi gaf zijn naam aan de traditionele Cypriotische zoete wijn, die is tot vandaag de dag bekend staat onder de naam van de Commanderie. Het is duidelijk dat de Orde van de Johannieters de massale productie en marketing van deze wijn bevorderden onder de benaming “Commanderia-wijn”. Daarnaast hadden ze een grote productie van suiker, dat zij verhandelden over het gehele Middellandse Zeegebied. Suikerriet was in de 10de eeuw in Cyprus ingevoerd vanuit Egypte. On de tijd van de kruisvaarders was het één van de belangrijkste landbouwproducten op Cyprus en dat bleef het tot de 16de eeuw. De Johannieters hadden in Palestina al suikerriet verbouwd en deden nu dat ook op grote schaal op het eiland Cyprus. In 1373 en 1402 had het fort nogal te lijden door de rampzalige invallen van de Genuezen en in 1402, 1413, 1425 en 1426 werd het Kasteel Kolossie zwaar beschadigd door de invallen van de Mamelukken, die het eerste fort in puin achterlieten. Het fort is echter nooit ingenomen geworden door de aanvallers. In 1454 werd het fort geheel herbouwd door de belangrijkste Grootcommandeur van de Orde, Louis de Magnac. Het blazoen van de dynastie van Magnac is afgebeeld op de oostmuur, waarop tevens de emblemen van de
koninkrijken van de dynastie van de Lusignans zijn weergegeven. Dit betreft de koninkrijken van Jeruzalem, Cyprus en Armenië. Het is een geheel uit steen opgetrokken fort met muren van een 1,25 meter dik, met drie wanden van 21 meter hoogte. De begane grond werd waarschijnlijk gebruikt als winkel met twee ondergrondse kelders als voorraadkamers. Men kan het kasteel kolossie betreden door de eerste verdieping via een loopbrug, die gebruikt kon worden als ophaalbrug. Op de zuidelijke muur van een van de twee grote zalen van de begane grond is een muurschildering aangebracht met de afbeelding van de kruisiging van Jezus Christus en het blazoen van de dynastie van De Magnac. Men denkt dat dit vertrek voor devotionele aangelegenheden werd gebruikt. De volgende kamer met de haard was waarschijnlijk de belangrijkste eet- en audiëntiezaal. Op de tweede verdieping zijn er nog twee kamers. Op het dak van het monument is een maliënkolder te zien waardoor men pek en hete olie kon werpen op de belegeraars. In 1489 werd George Cornaro, de broer van Catherine Cornaro, de laatste koningin van Cyprus, gecompenseerd met het verkrijgen van het Kasteel kolossi en van de zeggenschap van 14 van de 41 dorpen in de omgeving, die nog steeds onder de controle van de Commanderie van Rhodos stonden, na het overtuigen zijn zus om van haar soevereine rechten af te zien over het eiland Cyprus ten voordele van de Venetianen. Elke leider van de Cornaro Familie kreeg voortaan de titel van Grootvorst van de Commanderie van de Johannieters van Cyprus. Deze titel bleef gehandhaaft, zelfs nadat de Ottomanen beslag op het eiland Cyprus hadden gelegd en in 1799 werd deze titel toegekend aan de Mozzenigo familie, na het huwelijk van een Mozzenigo met een erfgenaam van de familie Cornaro. Elk van de vier zijden is 16 meter lang aan de buitenkant en 13,5 meter aan de binnenkant. De muren zijn 1,25 meter dik. De hoogte van het kasteel bedraagt 21 meter. De begane grond beschikt over drie zeer grote waterreservoirs. De solide constructie bleek in staat om het kasteel te beschermen door de eeuwen heen en ook overleefde het Kasteel Kolossi de vele aardbevingen die het gebied hebben geteisterd.