Engeland <> Geschiedenis Koningen van Engeland NORMANDIËRS 1050 - 1150 1050 - 1087 Willem de Veroveraar 1087 - 1100 Willem II 1100 - 1135 Hendrik I 1135 - 1154 Stephan PLANTAGENET 1150 - 1400 1154 - 1189 Hendrik II 1189 - 1199 Richard I van Leeuwenhart 1199 - 1216 Jan zonder Land 1216 - 1272 Hendrik III 1272 - 1307 Eduard I 1307 - 1327 Eduard II 1327 - 1377 Eduard III 1377 - 1399 Richard II 1399 - 1413 Hendrik IV 1413 - 1422 Hendrik V YORK 1460 1422 - 1461 1461 - 1470 1470 - 1471 1471 - 1483 1483 - 1485
- 1500 Hendrik VI Eduard IV Hendrik VI Eduard IV Richard III
TUDOR 1500 - 1600 1485 - 1509 Hendrik VII 1509 - 1547 Hendrik VIII 1547 - 1553 Eduard VI 1553 - 1558 Maria I 1558 - 1603 Eliszabeth I STUARD 1600 - 1714 1603 - 1625 Jacobus I 1625 - 1649 Karel I 1649 - 1658 Protectoraat 1660 - 1685 Karel II 1685 - 1688 Jacobus II 1689 - 1702 Willem III van Oranje en Maria II 1702 - 1714 Anne HANNOVER 1714 - 1830 1714 - 1727 George I 1727 - 1760 George II 1760 - 1820 George III 1820 - 1830 George IV SAKSEN - COBURG WINDSOR 1830 - 20000000 1830 - 1837 Willem IV Pagina 1
Engeland <> Geschiedenis 1837 1901 1910 !936 1936 1952
- 1901 Viktoria - 1910 Eduard VII - 1936 George V - Eduard VIII - 1952 George VI - Elizabeth
NORMANDIËRS 1050 - 1150 1050 - 1087 Willem de Veroveraar 1087 - 1100 Willem II 1100 - 1135 Hendrik I 1135 - 1154 Stephan Anglo-Normandisch, benaming voor het Oud-Frans zoals dat vanaf de verovering van Engeland door Willem I de Veroveraar (1066) tot eind 14de eeuw in dat land gesproken en geschreven is. Aanvankelijk was het Anglo-Normandisch gelijk aan het dialectisch gekleurde OudFrans van Normandië, maar reeds in de tweede helft van de 12de eeuw zijn verschillen merkbaar in uitspraak, orthografie en woordenschat. Het keerpunt valt ongeveer in 1204, als Engeland het land van herkomst van zijn vorstenhuis, Normandië, aan Frankrijk verliest: in 1258 vaardigt Hendrik III voor de eerste keer een proclamatie in het Frans en Engels uit; eind 13de eeuw vertelt de auteur van Arthour and Merlin dat hij menig edelman kent die niet één woord Frans kan spreken; in 1362 wordt het Engels aan de rechtbank toegelaten, omdat de ‘Franse taal te onbekend is’; later in de 14de eeuw verklaart Willem van Nassyngton in zijn Speculum Vitae dat ‘zowel de geletterden als de ongeletterden, de ouden als de jongen, alle de Engelse taal verstaan’. Hendrik IV (1399–1413), de eerste vorst uit het huis Lancaster, is de eerste koning die Engels spreekt. In de 15de eeuw zijn er maar enkele auteurs die nog Frans schrijven; hun taal volgt zo nauwkeurig mogelijk het Frans van Parijs en moet dan ook Anglo-Frans genoemd worden.
Pagina 2
Engeland <> Geschiedenis PLANTAGENET 1150 - 1400 1154 - 1189 Hendrik II 1189 - 1199 Richard I van Leeuwenhart 1199 - 1216 Jan zonder Land 1216 - 1272 Hendrik III 1272 - 1307 Eduard I 1307 - 1327 Eduard II 1327 - 1377 Eduard III 1377 - 1399 Richard II 1399 - 1413 Hendrik IV 1413 - 1422 Hendrik V PLANTAGENET naam van dynastieën die van 1154 tot 1485 over Engeland heersten, nl. de koningen uit de Huizen van Anjou (tot Richard II) en van Lancaster en York (tot Richard III). De benaming Plantagenet is pas gebruikelijk sinds de 17de eeuw. Plantagenet betekent letterlijk brem; het was de bijnaam, gegeven aan Geoffroy (Eng.: Geoffrey), graaf van Anjou, die de gewoonte had een bremtakje in zijn hoofddeksel te dragen. De eerste koning was Hendrik II, zoon van genoemde Geoffroy, graaf van Anjou en Maine, en van Mathilde, dochter van de Engelse koning Hendrik I. Door zijn huwelijk in 1152 met Eleonora van Aquitanië verwierf hij het hertogdom Aquitanië. Door het huwelijk in 1308 van Eduard II met Isabella, dochter van de Franse koning Filips de Schone, verwierven die koningen aanspraken op de Franse kroon. Uit Eduard III zijn de twee takken van York en Lancaster gesproten, die tegen elkaar de Rozenoorlog hebben gevoerd. Lancaster, de dynastie van de Engelse koningen (eigenlijk een zijtak van het Huis Plantagenet) die direct afstamden van Jan van Gent, hertog van Lancaster, de vierde zoon van koning Eduard III (zie Rozenoorlogen). Rozenoorlogen, de traditionele naam van de tussen ca. 1455 en 1485–1487 telkens weer oplaaiende binnenlandse oorlog in Engeland, een worsteling om de troon tussen twee adelspartijen (wisselend van samenstelling) die de tegenstrijdige aanspraken van het Huis van York en dat van Lancaster (of Tudor) steunden. Het eerste had de witte roos als embleem, terwijl het tweede pas tegen het einde van de strijd de rode roos als kenteken voerde. De aanleiding werd gevormd door de aanspraken op de troon van Richard, hertog van York, die van moederszijde de rechten had geërfd van de oudere tak ClarenceMortimer, waarmee bij de staatsgreep van 1399, waarbij Hendrik IV de troon veroverde, geen rekening was gehouden. De geboorte van een troonopvolger in 1453 maakte deze dynastieke kwestie een acuut probleem. De strijd bracht in 1461 met Eduard IV het Huis York op de troon, herstelde tijdelijk in 1470/1471 dat van Lancaster en bracht in 1485 de uiteindelijke overwinning aan Hendrik Tudor, die wegens zijn moeder (uit de gelegitimeerde bastaardtak Pagina 3
Engeland <> Geschiedenis Beaufort-Somerset) afstamming van de Lancasters kon laten gelden en die in 1486 door zijn huwelijk met Elizabeth van York de aanspraken van de witte met die van de rode roos verenigde. De strijd begon met de Slag van Saint-Albans (22 mei 1455) en eindigde met de Slag van Bosworth (22 aug. 1485). Ook na de Slag van Stoke (16 juni 1487), die ook wel als het eind van de Rozenoorlogen wordt beschouwd, bleef de positie van Hendrik VII van Tudor nog jarenlang door aanhangers van de witte roos bedreigd. De oorlogen werden hoofdzakelijk, en met grote verbittering, gevoerd tussen de edelen en hun aanhang. Tallozen kwamen om op slagveld of schavot; de uitdunning van de baronnengeslachten maakte het sterke monarchale beleid van Hendrik VII mogelijk. De massa van de bevolking hield zich zoveel mogelijk afzijdig en het land had betrekkelijk weinig te lijden. YORK 1460 1422 - 1461 1461 - 1470 1470 - 1471 1471 - 1483 1483 - 1485
- 1500 Hendrik VI Eduard IV Hendrik VI Eduard IV Richard III
York (Eduard IV ) (Rouen 20 april 1442 – Westminster 9 april 1483), koning van Engeland van 1461 tot 1483, uit het Huis York, was een zoon van Richard van York. Hij nam deel aan de strijd om de troon (de Rozenoorlogen) tussen de door zijn vader geleide Yorkse partij en de door koning Hendrik VI geleide Lancaster partij. Na het sneuvelen van zijn vader vocht hij zich met steun van Warwick een weg naar de troon. Op 4 maart 1461 werd hij te Londen als koning erkend. Na zijn tegenstanders definitief bij Towton te hebben verslagen, liet hij zich op 28 juni 1461 kronen. Zowel Warwicks macht als die van de oude adel trachtte hij te breken door de positie van de commons te versterken en zelf een nieuwe adel in het leven te roepen. In 1464 huwde hij een meisje uit de lage adel, Elizabeth Woodville. Ook zijn bondgenootschap met Bourgondië (zijn zuster Margaretha huwde in 1468 met Karel de Stoute) was strijdig met Warwicks politiek. Deze begon samen met Eduards broer, de hertog van Clarence, in 1469 een opstand. Uiteindelijk moest Warwick vluchten naar Frankrijk, maar daar verzoende hij zich met Margaretha, de echtgenote van de verdreven Hendrik VI, landde in sept. 1470 in Engeland en kreeg van alle kanten steun, zodat Eduard naar Holland moest vluchten. Hendrik VI werd weer op de troon geplaatst. Eduard begaf zich naar de Bourgondische hertog Karel de Stoute, die hem hielp, zodat hij in maart 1471 in Noord-Engeland kon landen. Nu sloot Clarence zich bij hem aan. Eduard veroverde 11 april Londen en versloeg bij Londen Warwick, die in de strijd sneuvelde (14 april). Het laatste verzet der Lancasters, geleid door de ex-koningin Margaretha, werd gebroken in de Slag bij Tewkesbury (4 mei 1471). Pagina 4
Engeland <> Geschiedenis Eduard dacht er nu over een oorlog met Frankrijk te beginnen, ingevolge een vroegere overeenkomst met Karel de Stoute. Deze kon hem echter geen hulp bieden toen Eduard in juli 1475 te Calais landde. Lodewijk XI kocht Eduard daarop bij het Verdrag van Picquigny af met een grote som geld. Aangezien Eduard bovendien de goederen van de aanhangers der Lancasters confisqueerde en rijke onderdanen dwong hem grote geldsommen af te staan, behoefde hij geen nieuwe belastingen in te voeren. Daardoor kon hij het zonder het parlement stellen en dus welhaast als een absoluut vorst regeren. Eduard was wreed, liederlijk en gewetenloos. In 1478 liet hij Clarence in de Tower vermoorden. Bij het volk bleef hij echter als hersteller van rust en voorspoed en beschermer van kunsten en wetenschappen lang populair. Zijn parlement van 1463 nam talrijke maatregelen ter bescherming van de nationale handel en nijverheid. TUDOR 1500 - 1600 1485 - 1509 Hendrik VII 1509 - 1547 Hendrik VIII 1547 - 1553 Eduard VI 1553 - 1558 Maria I 1558 - 1603 Eliszabeth I Tudor, Engelse dynastie die van 1485 tot 1603 over Engeland heerste. Het geslacht dankte zijn opgang aan het geheime huwelijk van een edelman uit Anglesea, Owen, zoon van Meredith ap Tudor (Theodoor), met zijn maîtresse, Catharina, dochter van Karel VI van Frankrijk en weduwe van Hendrik V van Engeland. De wettigheid van hun nakomelingen werd niet betwist en het huwelijk van de oudste zoon, Edmund, met de erfgename van het Huis Lancaster maakte Owens kleinzoon tot vertegenwoordiger van het geslacht Lancaster. Nadat Hendrik VII in 1485 de troon had veroverd, huwde hij de erfgename van het Huis York en versterkte daardoor zijn positie. Met Elizabeth I stierf het Huis in rechtstreekse linie uit.
Pagina 5
Engeland <> Geschiedenis STUARD 1600 - 1714 1603 - 1625 Jacobus I 1625 - 1649 Karel I 1649 - 1658 Protectoraat 1660 - 1685 Karel II 1685 - 1688 Jacobus II 1689 - 1702 Willem III van Oranje en Maria II 1702 - 1714 Anne Stuart of Stewart, dynastie die van 1371 tot 1707 over Schotland heeft geheerst, van 1603 tot 1707 over Engeland, van 1707 tot 1714 over Groot-Brittannië (Engeland en Schotland verenigd), en die in 1807 in mannelijke lijn uitstierf. De Stuarts stamden uit een Anglo-Normandisch geslacht en waren ten tijde van de Schotse koning David I (regeerde van 1124 tot 1153) in Schotland gevestigd. David schonk midden 12de eeuw het hofambt van stewart (Lat.: dapifer, hij die de spijzen aanbiedt, een van de hoogste ambten aan het hof) aan de broer van de baron van Renfrew. In 1371 kwam de dynastie op de Schotse troon door het huwelijk van Walter Stewart met de dochter van koning Robert Bruce. De troon van Engeland bestegen zij met Jacobus I (VI in Schotland). Dit gebeurde op grond van allerlei ver teruggrijpende erfrechten, die geldigheid kregen toen de lijn van de Tudors in 1603 met Elizabeth I uitstierf. In 1701 sloot het Engelse parlement de rooms-katholieke takken van het Huis van de troonopvolging uit. Zo kwam de troon in 1714 aan het protestantse Huis van Hannover.
Pagina 6
Engeland <> Geschiedenis HANNOVER 1714 - 1727 1727 - 1760 1760 - 1820 1820 - 1830
1714 - 1830 George I George II George III George IV
Huis van Hannover Hannover 28 maart 1660 – Osnabrück 10 juni 1727), koning van Groot-Brittannië en Ierland van 1714 tot 1727, als Georg Ludwig keurvorst van Hannover van 1698 tot 1727, uit het Huis Hannover, was een zoon van Ernst August, hertog van Brunswijk-Lüneburg, later keurvorst van Hannover, en Sophia van de Palts, kleindochter van Jacobus I van Engeland. George huwde in 1682 Sophia Dorothea, dochter van Georg Wilhelm van Lüneburg. Hij was zijn gehele leven verslaafd aan seksuele genoegens en behandelde zijn vrouw bijzonder slecht. Toen deze op haar beurt een liefdesverhouding met graaf Königsmarck aanknoopte, verbande George haar voor de rest van haar leven naar Ahlden (1694–1726). Nadat zijn moeder, die ingevolge de Act of Settlement Engels troonopvolgster was, was overleden, gingen haar rechten op George over. Hij werd op 31 okt. 1714 als koning van Groot-Brittannië en Ierland gekroond als opvolger van koningin Anna. Het traditionele beeld van George I in de geschiedschrijving, dat van een man die zich weinig met de regering bemoeide, doorgaans in Hannover verbleef en nauwelijks Engels sprak, werd onlangs op goede gronden betwist.
Pagina 7
Engeland <> Geschiedenis SAKSEN - COBURG WINDSOR 1830 - 20000000 1830 - 1837 Willem IV 1837 - 1901 Viktoria 1901 - 1910 Eduard VII 1910 - 1936 George V 1936 - Eduard VIII 1936 - 1952 George VI 1952 - Elizabeth Saksen-Coburg-Gotha, Een van de voormalige staten van het Duitse Rijk, bestond uit de hertogdommen Coburg en Gotha. Zij hadden voor algemene belangen een gemeenschappelijke landdag. Sedert 1247 was Gotha in het bezit van het Saksische Huis Wettin, sedert 1374 Coburg ook. Bij de verdeling van Saksen tussen de Albertijnse en de Ernestijnse tak van het Huis in 1485 kwamen beide landjes aan de Ernestijnse tak. Ten gevolge van nieuwe verdelingen van het bezit van het Huis bleven Coburg en Gotha in de 17de eeuw niet onder dezelfde vorst. In nov. 1826 echter kwam een personele unie tot stand, toen hertog Ernst I van Coburg (1806–1844) Saalfeld aan Saksen-Meiningen afstond en daarvoor Gotha ontving. De jongste broer van deze Ernst werd als Leopold I koning van België, zijn tweede zoon, Albert, werd prins-gemaal in Engeland, en een oomzegger, Ferdinand van Saksen-Coburg-Koháry, huwde met Maria II van Portugal. Diens geslacht bezette van 1853 tot 1910 de Portugese troon. Een oomzegger weer van deze Ferdinand, eveneens Ferdinand geheten, werd in 1887 vorst van Bulgarije; diens geslacht bezette tot 1946 de Bulgaarse troon. In 1852 kwam door de Grondwet van 3 mei een organische vereniging van beide hertogdommen tot stand. In 1862 sloot het hertogdom met Pruisen een militaire conventie, streed mee in de oorlog tegen Oostenrijk en trad toe tot de Noord-Duitse Bond en in 1871 tot het Duitse Rijk. In 1873 sloten de hertogdommen zich nauwer aaneen. Hertog Ernst II werd opgevolgd door Alfred, de tweede zoon van zijn broer, de Engelse prins-gemaal Albert. Toen hertog Alfred in 1900 overleed, werd hij opgevolgd door zijn oomzegger Karel Eduard uit de lijn Albany; tot zijn meerderjarigheid (1905) stond deze onder regentschap van erfprins Ernst zu Hohenlohe-Langenburg. Op 11 maart 1917 sloot de landdag de leden van een vorstenhuis dat met het Duitse Rijk oorlog voerde, van de opvolging uit. Ook hier deed de hertog in 1918 afstand van de troon. In 1920 sloot Coburg zich na een volksstemming aan bij de republiek Beieren, Gotha bij de nieuw gevormde vrijstaat Thüringen.
Pagina 8
Engeland <> Geschiedenis Willem I de Veroveraar (Falaise 1027 of 1028, waarschijnlijk herfst 1028 – Rouen 9 sept. 1087), koning van Engeland van 1066 tot 1087 en hertog van Normandië van 1035 tot 1087, natuurlijke zoon van Robert van Normandië en Herleva, de dochter van een leerlooier. Als kind volgde Willem zijn vader in Normandië op en werd herhaaldelijk bedreigd door het ongedisciplineerde ridderschap. Door de overwinning bij Val-ès-Dunes (1047) vestigde hij zijn effectief gezag in het hertogdom, dat hij zowel op politiek als op kerkelijk gebied stevig reorganiseerde. Toen de Engelse koning Eduard de Belijder kinderloos overleed, was Willem een van de pretendenten voor de opvolging, op grond van bloedverwantschap en bepaalde beloften hem door Eduard gedaan. Op 14 okt. 1066 versloeg hij de opvolger van Eduard, Harold, te Hastings en hij werd op kerstdag van hetzelfde jaar tot koning van Engeland gekroond. Hij bleef hertog van Normandië, zodat een personele unie tussen de twee staten tot stand kwam. In de jaren na de verovering kwamen talrijke Normandiërs en andere continentalen naar Engeland, waar zij in kerk en staat de hand legden op alle belangrijke posities en op het grondgebied. Sporadische weerstand van de inheemse bevolking tegen die kolonisatie werd neergeslagen, hetgeen vooral in het noorden in 1069–1070 tot grootscheepse verwoesting leidde. Tegen het einde van zijn regering liet Willem het Domesday Book aanleggen. Tijdens zijn bewind werd het leenstelsel in Engeland ingevoerd. De koning bezat zelf ca. een kwart van de Engelse bodem, evenals de kerk, en de grote koninklijke vazallen bijna de helft: dit was de grondslag van een feodaal leger van ca. 5000 ridders. Willem werd begraven in de door hem opgerichte St.-Stefanusabdij te Caen. Hij was gehuwd met Mathilde, dochter van de Vlaamse graaf Boudewijn V. Zijn oudste zoon, Robert Curthose, volgde hem op in Normandië, de tweede overlevende zoon, Willem II, in Engeland en de jongste zoon, Hendrik, werd in 1100 koning van Engeland.
Pagina 9
Engeland <> Geschiedenis Willem II bijgenaamd Rufus (= de roodharige) (1060–1100), koning van Engeland van 1087 tot 1100, was de tweede overlevende zoon van Willem I de Veroveraar, bij wiens dood Rufus Engeland had geërfd. Pogingen van een aantal edelen en prelaten zijn broer Robert, die Normandië had geërfd, op de Engelse troon te plaatsen, werden door Willem verijdeld met hulp van de Engelsen. Willem was een tiranniek heerser, die o.a. door fiscale afpersing impopulair werd en door zijn immoreel gedrag zowel als door de plundering van kerkbezit de afkeuring van de kerkelijke geschiedschrijvers opwekte. De Investituurstrijd brak in Engeland onder zijn regering uit en leidde tot een conflict tussen hem en aartsbisschop Anselmus van Canterbury, die gedwongen werd in ballingschap te gaan. Willems houding tegenover het christendom werd als oneerbieding ervaren en getuigde van diepgaande scepsis. Hij voerde oorlogen tegen Wales en Schotland en viel Normandië binnen, dat hij in 1096 in handen kreeg, toen Robert Curthose op kruistocht ging. Willem werd in 1100 tijdens een jachtpartij dodelijk getroffen door een pijl. Waarschijnlijk ging het om een ongeval. Willems jongere broer Hendrik was in de buurt en werd onmiddellijk tot koning van Engeland gekroond.
Willem III koning van Engeland, Willem IV, voluit: Willem IV Hendrik (Londen 21 aug. 1765 – Windsor 20 juni 1837), koning van Groot-Brittannië en Ierland en koning van Hannover van 1830 tot 1837, uit het Huis Hannover, was de derde zoon van George III. Hij trad in 1779 als cadet in dienst bij de Britse marine en nam aan enige expedities actief deel. Omstreeks 1790 leerde hij de Ierse toneelspeelster Dora Jordan kennen, die hem later tien kinderen schonk. In 1818 trad hij in het huwelijk met Adelheid, prinses van Saksen-Meiningen. In 1827 werd hij admiraal, maar werd spoedig afgezet wegens eigenmachtig optreden. Door het overlijden van George IV werd hij op 28 juni 1830 tot de troon geroepen. Hij toonde door de benoeming van Grey en Russell tot ministers, dat hij bereid was aan de wensen van de Whigs tegemoet te komen, hoewel zeer aarzelend. De voorstellen om de Anglicaanse Kerk in Ierland in haar rechten te beperken, stuitten op zijn tegenwerking; hij benoemde zelfs een ministerie dat geen meerderheid had in het Lagerhuis: het was de laatste maal dat een Britse koning aldus ingreep. In Engeland volgde zijn nicht Victoria hem op, in Hannover zijn broer Ernst August. Hendrik, naam van acht koningen van Engeland. Hendrik I
Pagina 10
Engeland <> Geschiedenis bijgenaamd Beauclerc (wegens de zeer verzorgde intellectuele opvoeding die hij zou hebben genoten) (1068 – bij Gisors 1 dec. 1135), koning van Engeland van 1100 tot 1135, uit het Normandische Huis. Na de dood van zijn vader, Willem de Veroveraar, had zijn broer Willem II Engeland geërfd, zijn broer Robert Normandië en hij zelf alleen de stad Avranches en het graafschap Coutances. Na de dood van Willem II veroverde hij echter de Engelse troon. In 1105 viel hij Normandië aan, in 1106 versloeg hij Robert bij Tinchebrai, waarna Normandië onder de Engelse kroon kwam. Van 1109 tot 1113 en van 1116 tot 1120 voerde Hendrik oorlog met Frankrijk. Na de dood van zijn enige zoon in 1120 bracht hij de rijksgroten ertoe te zweren dat zij na zijn dood zijn dochter Mathilde, echtgenote van de Duitse keizer Hendrik V, op de troon zouden aanvaarden. Met de kerk in Engeland was Hendrik in 1107 tot een zodanig vergelijk gekomen, dat het koninklijk gezag niet werd aangetast. De centralisatie van het bestuur maakte onder Hendrik grote vorderingen, vooral door de organisatie van de exchequer, een van de centrale rechtbanken, en de uitbreiding van de koninklijke rechtspraak. In Normandië bleef Hendriks macht steeds wankel door het optreden van Roberts zoon, Willem Clito. In 1121 hertrouwde Hendrik, maar dit huwelijk bleef kinderloos.
Pagina 11
Engeland <> Geschiedenis Hendrik II bijgenaamd Curtmantle (Le Mans 25 maart 1133 – Chinon 6 juli 1189), koning van Engeland van 1154 tot 1189, de eerste koning uit het Huis Plantagenet, zoon van Geoffroy Plantagenet, graaf van Anjou en Maine, en Mathilde, dochter van Hendrik I van Engeland, werd in 1150 hertog van Normandië, in 1151 graaf van Anjou en verwierf in 1152 geheel Zuidwest-Frankrijk door zijn huwelijk met Eleonora van Aquitanië. In jan. 1153 stak hij naar Engeland over om daar erkenning van zijn opvolgingsrechten af te dwingen, wat hem gelukte (Verdrag van Wallingford, 6 nov. 1153). Op 19 dec. 1154 werd hij tot koning gekroond als opvolger van Stefan van Blois. Hij begon met een einde te maken aan de in Engeland ontstane anarchie, bij de reorganisatie van bestuur, rechtspraak en militair apparaat aanknopend aan de hervormingen van Hendrik I. Aanvankelijk werkte hij hierbij nauw samen met Thomas Becket, die hij in 1162 tot aartsbisschop van Canterbury deed kiezen. Ten gevolge van zijn kerkelijke politiek (zie constituties van Clarendon) kwam Hendrik echter in 1164 in conflict met Becket, die zijn oppositie met de dood betaalde. Tussen 1170 en 1173 veroverde Hendrik een groot deel van Ierland. Hij voerde voorts herhaaldelijk oorlog tegen de Franse koningen Lodewijk VII en Filips II August. Zijn zoons, die hij eerst uit eigenbelang machtsposities in Frankrijk en Engeland had gegeven, kwamen sinds 1173 tegen hem in opstand, steeds met Franse hulp, en vooral in het begin met steun van hun moeder. Deze opstanden schaadden Hendrik in Engeland niet zeer, maar maakten zijn positie in Frankrijk wankel. Een grote opstand van de latere koning Richard Leeuwenhart in West-Frankrijk (1188), gevolgd door het verraad van zijn meest geliefde zoon, de latere Jan zonder Land, brak zijn vitaliteit. Hij gaf de strijd op en stierf weldra. Hendrik voerde ook oorlog in Schotland en ondernam drie veldtochten in Wales.
Pagina 12
Engeland <> Geschiedenis Hendrik III (1 okt. 1207 – Westminster 16 nov. 1272), koning van Engeland van 1216 tot 1272, uit het Huis Plantagenet, volgde zijn vader, Jan zonder Land, op negenjarige leeftijd op. Tot 1227 werd de regering uitgeoefend door regenten, gekozen door de Engelse baronnen, eerst William Marshal, graaf van Pembroke, later vooral Peter des Roches, bisschop van Winchester. In 1219 werd de paus officieel zijn voogd en sindsdien begunstigde hij steeds de pauselijke invloed in Engeland. In 1216/1217 had hij zijn troon te verdedigen tegen de Franse kroonprins, de latere Lodewijk VIII. Tijdens zijn persoonlijke regering liet hij zich omringen door vreemde raadgevers uit Provence en Poitou, naar Engeland overgekomen naar aanleiding van zijn huwelijk met Eleonora van Provence. Dit feit, de ruime bevoegdheden die hij de curia gaf om in Engeland kerkelijke belastingen te heffen en zijn herhaalde overtredingen van de Magna Charta deden hem alle sympathie bij de Engelse aristocratie verliezen. Zijn buitenlandse politiek vergde grote uitgaven, zonder dat resultaten konden worden geboekt. Al deze mislukkingen leidden tot een openlijk conflict met de Engelse baronnen onder leiding van Simon van Montfort. In 1258 was Hendrik verplicht de Oxford Provisions te ondertekenen, waardoor hij onder curatele werd geplaatst. Toen hij met de hulp van de paus in 1261 reageerde, kwam het tot een burgeroorlog, waarin Simon van Montfort en Hendriks oudste zoon Eduard (de latere Eduard I) de hoofdrollen speelden. In 1265 eerst werd het koninklijk gezag hersteld, maar in feite regeerde voortaan Eduard.
Pagina 13
Engeland <> Geschiedenis Hendrik IV bijgenaamd Bolingbroke (Bolingbroke 3 april 1367 – Westminster 20 maart 1413), koning van Engeland van 1399 tot 1413, uit het Huis Lancaster, was een zoon van Jan van Gent en Blanca, de dochter van Hendrik, hertog van Lancaster. Hendrik trok als jonge man enige keren naar het Heilige Land en nam deel aan kruistochten tegen de heidense Pruisen. In 1398 werd hij naar aanleiding van een twist met de hertog van Norfolk door Richard II verbannen. Na de dood van Jan van Gent (1399) keerde hij met troepen naar Engeland terug en veroverde de troon. Richard liet hij doden. Het parlement aanvaardde Hendrik, hoewel zijn aanspraken op de troon zeer zwak waren. Hij stelde voor het behoud van zijn macht zeer veel prijs op een goede verstandhouding met de kerk en vervolgde ketterse groeperingen als Wycliffieten en Lollards dan ook hevig. In het begin van Hendriks regering bestookten de Schotten Engeland, begon Owen Glendower zijn verzet en ontketenden eerst het machtige geslacht van de Percy's en daarna Scrope, aartsbisschop van York, een opstand. Al deze gevaren waren in 1406 bedwongen, al duurde de strijd nog enkele jaren voort. Het parlement, ontstemd over Hendriks voortdurende verzoeken om geld, drong hem in 1406 een raad van advies op. Met de hulp van Arundel, koninklijk kanselier en aartsbisschop van Canterbury, onttrok Hendrik zich echter hieraan. In 1410 kwam de feitelijke macht aan de latere Hendrik V en de Beauforts. Op het allerlaatst trok Hendrik nog weer de macht aan zich en haalde Arundel terug.
Pagina 14
Engeland <> Geschiedenis Hendrik V (Monmouth 29 aug. 1387 – bij Vincennes 31 aug. 1422), koning van Engeland van 1413 tot 1422, uit het Huis Lancaster, was de oudste zoon van Hendrik IV. Drie problemen wachtten op oplossing door de jonge vorst: het herstel van de binnenlandse orde, de oplossing van de kerkelijke troebelen (Lollards en Wycliffieten) en ten slotte het herstel van Engelands prestige in de Honderdjarige Oorlog. Nadat hij een opstand van de lollards onder John Oldcastle had onderdrukt, trok hij naar Frankrijk. Op 13 aug. 1415 landde hij aan de monding van de Seine, en behaalde op 25 okt. de grote overwinning van Azincourt. In okt. 1416 erkende Jan zonder Vrees, hertog van Bourgondië, hem als koning van Frankrijk. In aug. 1417 kwam Hendrik naar Frankrijk terug en veroverde stelselmatig Normandië (tot 1419). Na de dood van Jan zonder Vrees bemiddelde diens zoon Filips de Goede tussen Hendrik en de Franse koning Karel VI. Op 21 mei 1420 sloten de Engelse en de Franse koning het Verdrag van Troyes. Karels dochter Catharina werd Hendrik ten huwelijk gegeven; deze werd als Frans kroonprins erkend en kreeg alvast samen met Filips de Goede het bewind in Frankrijk in handen. Tijdens de strijd tegen de dauphin werd Hendrik ziek en overleed. Hendrik V was bekwaam, energiek, praktisch van aard, vroom en ernstig. Hij was noch het genie, noch de onstuimige bohémien die de overlevering van hem heeft gemaakt.
Pagina 15
Engeland <> Geschiedenis Hendrik VI (Windsor 6 dec. 1421 – Londen 20 mei 1471), koning van Engeland van 1422 tot 1461 en van 1470 tot 1471, uit het Huis Lancaster, was de zoon van Hendrik V. Aanvankelijk trad Bedford als regent op. Na de dood van Karel VI van Frankrijk (1422) werd Hendrik ook tot koning van Frankrijk uitgeroepen (16 dec. 1431 te Parijs gekroond). Hendriks regering werd binnenslands eerst beheerst door de twisten tussen Humphrey van Gloucester en de Beauforts (voor en tegen voortzetting van de oorlog in Frankrijk). In 1444 bracht Hendriks nieuwe gunsteling, Suffolk, zijn huwelijk met Margaretha van Anjou, nicht van Karel VII van Frankrijk, tot stand. Margaretha beheerste weldra haar zwakke echtgenoot en kreeg een dominerende positie in de Engelse politiek. In 1450 brak de opstand van Jack Cade uit, waarbij Richard, hertog van York, zijn eerste greep naar het hoogste gezag deed. In 1453 vertoonde Hendrik tekenen van geestesziekte. Toen begon een strijd tussen Richard en Margaretha van Anjou, die in de Rozenoorlogen uitmondde. Hendrik was sindsdien een pion in handen van de partijen (in 1460 gevangene van York, in 1461 als vluchteling naar Schotland, in 1465 in de strijd tegen Eduard IV gevangen genomen en in de Tower opgesloten). Warwick plaatste Hendrik in okt. 1470 weer op de troon, maar Eduard IV wist deze weer in handen te krijgen. Nadat hij weer in de Tower was opgesloten, stierf Hendrik, bijna zeker vermoord
Pagina 16
Engeland <> Geschiedenis Hendrik VII (Pembroke 28 jan. 1457 – Richmond 21 april 1509), koning van Engeland van 1485 tot 1509, uit het Huis Tudor, was een zoon van Edmund Tudor, graaf van Richmond, en Margaretha Beaufort. Na een eerste vergeefse poging om Richard III (uit het Huis York) te onttronen (1483, zie ook Rozenoorlogen), rustte Hendrik in 1485 in Bretagne een expeditie uit, landde in Wales, versloeg en doodde Richard bij Bosworth en werd tot koning uitgeroepen. Om de aanspraken van de Huizen Lancaster (zijn moeder was een afstammelinge van Jan van Gent) en York in zich te verenigen, huwde hij Elizabeth, de oudste dochter van Eduard IV (18 jan. 1486). De laatste mannelijke telg uit het Huis York, Eduard, graaf van Warwick, neef van Eduard IV en Richard III, nam hij in 1485 gevangen, en in 1499 liet hij hem doden. In 1487 ontketende Lovel, een vroegere minister van Richard III, een opstand, waarbij hij een tienjarig kind, een zekere Lambert Simnel, voor de graaf van Warwick liet doorgaan. In mei werd Simnel als Eduard VI in Ierland gekroond, maar enige weken later versloeg Hendrik Lovel en zijn bondgenoten. Langer duurde het voordat een soortgelijke pretendent, Perkin Warbeck, overwonnen was (1488–1499). Toen Karel VIII van Frankrijk Bretagne wilde annexeren, kwam hij met Hendrik in oorlog. Bij de Vrede van Étaples (9 nov. 1492) trok Hendrik zich tegen betaling van een zeer grote som gelds uit deze strijd terug. Hendrik was bezeten van geld en schuwde dwang noch eerverlies om het te verkrijgen. Voor de bevolking van Engeland had deze mentaliteit het voordeel, dat Hendrik het begunstigen van handel en nijverheid prefereerde boven het voeren van oorlogen. In 1496 werd met de Nederlanden een zeer belangrijk handelsverdrag, het Intercursus Magnus, gesloten. De instelling van de Star Chamber, een als hooggerechtshof functionerend deel van de Koninklijke Raad (1487), legde mede de grondslag voor een absolutistisch bewind en had tot doel een centrale instantie te scheppen die ten gunste van het koninklijk gezag een einde zou maken aan feodale willekeur op het gebied van de rechtsverhoudingen en die machtsmisbruik van magistraten zou tegengaan.
Pagina 17
Engeland <> Geschiedenis Hendrik VIII (Greenwich 28 juni 1491 – Westminster 28 jan. 1547), koning van Engeland en Ierland van 1509 tot 1547, uit het Huis Tudor, was een zoon van Hendrik VII. Hij stelde zich direct na zijn troonsbestijging ten doel een absolute macht te vestigen en Engeland tot een sterke en gevreesde mogendheid te maken, die in de Europese politiek zou worden ontzien. Hendrik was zeer intelligent, als mecenas oprecht en met begrip geïnteresseerd in kunsten en wetenschappen, maar volkomen liefdeloos, volstrekt egoïstisch en wreed. Hij ruimde zijn vrouwen en dienaren uit de weg of stortte hen op perfide wijze in het verderf, als hij hen (soms na vele jaren) niet meer in zijn omgeving wilde hebben of zich om politieke redenen van hen wilde ontdoen. Volgde Hendrik in het eerste deel van zijn regeringsperiode een politiek van grootscheeps machtsvertoon door interventie in de Europese oorlogen, die de schatkist geheel uitputte (in deze tijd was Thomas Wolsey zijn rechterhand), met de jaren zocht hij reëler middelen tot versterking van de koninklijke macht (steeds hoger opgeschroefde belastingen, samenwerking met de Commons, vernietiging van de Rooms-Katholieke Kerk in Engeland). Hendrik profiteerde in de eerste plaats zelf van deze nieuwe koers, maar de grote meerderheid van zijn onderdanen bleef hem volgen, omdat zij mede profiteerde. Zo stond tegenover de verhoogde belastingen expansie van de nationale economische activiteit, terwijl de enorme inflatie die op de muntverslechtering tussen 1542 en 1547 volgde, gecompenseerd werd door een (daarmee samenhangende) ongekende toename van de buitenlandse vraag naar Engelse goederen. De afscheiding van de Kerk van Engeland van Rome, in 1534, waarbij o.m. Wolsey en adviseur Thomas Cranmer, de aartsbisschop van Canterbury, een belangrijke rol speelden (zie Anglicaanse Kerk § geschiedenis) neemt een centrale plaats in Hendriks regeringsperiode in. Aanvankelijk had Hendrik zich onder de bestrijders van de Hervorming geschaard, wat hem de titel Defensor fidei (verdediger van het geloof) opleverde, maar door zijn streven zich van zijn eerste vrouw, Catharina van Aragón, te laten scheiden, kwam het tot een breuk met Rome, die, eenmaal tot stand gekomen, een wezenlijk onderdeel van de nationale politiek ging vormen: de confiscatie van de kerkelijke goederen en hun nieuwe economische bestemming was een zaak waarbij behalve de Kroon alle standen en klassen nauw betrokken bleven, en met de afscheiding van de Kerk van Engeland appelleerde Hendrik aan een wijd verbreide afkeer van Rome. Thomas More en John Fisher, bisschop van Rochester, waren de voornaamste slachtoffers van het verzet tegen Hendriks kerkelijke politiek. Het enige rooms-katholieke verzet van meer algemene omvang vond in 1536 in het noorden van Engeland plaats (de beweging van de Pilgrimage of Grace). De katholieken die zich bij Hendriks kerkelijke politiek neerlegden, werden ongemoeid gelaten. Pagina 18
Engeland <> Geschiedenis De protestanten werden echter wel degelijk ter wille van het geloof hevig vervolgd, o.m. door uitvaardiging van de bloedartikelen. Op het laatst van zijn regering toonde Hendrik wat meer toenadering tot de protestanten. In 1542 werd geheel Ierland onderworpen. In hetzelfde jaar begon Hendrik een oorlog met Schotland (overwinning bij Solway).Hendrik huwde zesmaal: in 1509 met Catharina van Aragón (gescheiden 1533); in 1533 met Anna Boleyn (onthoofd 1536); in 1536 met Jane Seymour (gest. 1537); in 1540 met Anna van Kleef (hetzelfde jaar gescheiden); opnieuw in 1540 met Catharina Howard (onthoofd 1542); in 1543 met Catharina Parr, die hem overleefde.
Stefanus Stefanus van Blois (ca. 1096 – Dover 25 okt. 1154), koning van Engeland van 1135 tot 1154, uit het Normandische Huis, was de oudste zoon van Stefanus, graaf van Blois en Chartres, en Adela, dochter van Willem de Veroveraar. Hij stond in bijzondere gunst bij zijn oom, koning Hendrik I, en werd door huwelijk graaf van Boulogne. Stefanus werd door de Normandische groten, in plaats van Mathilde, de dochter van Hendrik, als koning van Engeland erkend. Ondanks bekrachtiging van zijn verkiezing door paus Innocentius II had hij te kampen met verzet van Mathilde. In de nu volgende periode, in de Engelse geschiedenis de ‘Anarchie’ genoemd, landde Mathilde in Engeland (1139); zij kreeg grote aanhang, en in febr. 1141 viel Stefanus in de Slag bij Lincoln in haar handen. Hij werd weliswaar in november weer in vrijheid gesteld, maar kon zich slechts onder voortdurende strijd staande houden tegen Geoffroy Plantagenet, graaf van Anjou, de tweede echtgenoot van Mathilde. Ten slotte erkende Stefanus bij verdrag (nov. 1153) de zoon van Mathilde, Hendrik Plantagenet, als erfgenaam.
Eduard Eduard I (Westminster 17 juni 1239 – Burgh on Sands 7 juli 1307), koning van Engeland van 1272 tot 1307, uit het Huis Plantagenet, oudste zoon van Hendrik III, trouwde in 1254 met Eleonora van Castilië en in 1299 met Margaretha, zuster van Filips IV van Frankrijk. Voor zijn troonsbestijging was hij betrokken bij de strijd tegen Simon V van Montfort, die hij definitief versloeg in 1265. Eduard pacificeerde Engeland in de volgende jaren en werd de eigenlijke regeerder van het land. Van 1270 tot 1272 verbleef hij in Palestina. Nadat Hendrik III in 1272 was gestorven bleef Eduard, alvorens de regering te aanvaarden, tot 1274 in Aquitanië. Eduard wilde voorgoed een eind maken aan de anarchie en het machtsmisbruik van hoge adel en geestelijkheid. Pagina 19
Engeland <> Geschiedenis Hij streefde naar versterking van de koninklijke macht door een hechte band met lage adel en burgerij en bracht een zeer omvangrijke, nieuwe wetgeving en een hechtere en meer overzichtelijke ordening van rechtspraak en bestuur tot stand (zie ook parlement). De jurisdictie van adel en geestelijkheid werd zoveel mogelijk overgedragen aan centrale koninklijke instanties. Voorts verschafte Eduard zich een legerkern van direct in zijn dienst staande beroepssoldaten. De joden werden het slachtoffer van Eduards nieuwe politiek. Zij werden in 1290 uit Engeland verdreven, nadat m.n. burgerij en lage adel gelegenheid hadden gekregen hun lang opgekropte wrok op gruwelijke wijze te koelen. Een opstand in Wales onder Llewelyn, in 1276 begonnen, eindigde met inlijving van Wales bij Engeland (1284). In dit jaar werd de latere Eduard II geboren, die als eerste Engelse kroonprins de titel Prins van Wales kreeg. Schotland werd na 1296 onderworpen, maar Eduards gezag stond er steeds zeer wankel. Een conflict met Filips IV van Frankrijk leidde tot een oorlog op Franse bodem, die voor Eduard slecht verliep. Hij verplaatste in 1297 de strijd naar Vlaanderen door zich bij Gwijde van Dampierre aan te sluiten. De voortdurende moeilijkheden in Schotland deden Eduard echter spoedig de vriendschap van Filips IV zoeken (Vrede van Montreuil). Door de oorlogen financieel uitgeput, trachtte Eduard door het opleggen van buitensporig zware belastingen aan nieuwe middelen te komen. Zo werd hem in 1297 de Confirmatio Cartarum (bevestiging van de charters) afgedwongen, waarin m.n. de Magna Charta opnieuw werd bevestigd. Hij moest ermee instemmen dat in de toekomst geen nieuwe belastingen meer zouden worden ingevoerd of geheven zonder voorafgaande goedkeuring van het parlement.
Eduard II ook genoemd Edward of Carnarvon (Carnarvon 25 april 1284 – Berkeley Castle 21 sept. 1327), koning van Engeland van 1307 tot 1327, uit het Huis Plantagenet, kwam als vierde zoon van Edward I op de troon wegens overlijden van zijn oudere broers. In 1308 trouwde hij met Isabella, dochter van Filips IV van Frankrijk. Bij het begin van zijn regering ontsloeg hij de ambtenaren en rechters van zijn vader en vertrouwde de macht toe aan een gunsteling van Franse afkomst, Pier Gaveston, die hij graaf van Cornwall maakte. De Engelse baronnen kwamen in opstand tegen dit bewind en slaagden erin Gaveston te doen verbannen en hem ten slotte te laten vermoorden (1312). Ze dwongen Eduard II het toezicht te aanvaarden van een regeringsraad van 21 baronnen, de Lords Ordainers (1310). In zijn oorlog tegen Schotland leed Eduard de nederlaag van Bannockburn (1314). Hij gaf vervolgens de teugels van het bewind aan een andere gunsteling, Hugh Despenser, en weer kwamen de baronnen in opstand. Ze dwongen Eduard de Pagina 20
Engeland <> Geschiedenis familie Despenser te verbannen, maar in 1322 verkreeg Eduard de overhand. In 1326 werd hij echter tot troonsafstand gedwongen ten gunste van Eduard III, nadat Isabella en Roger Mortimer in Noord-Engeland waren geland met een Nederlandse scheepsmacht en vele Henegouwse edelen onder bevel van Jan van Beaumont. De adel sloot zich bij hen aan, Eduard sloeg op de vlucht, werd te Neath gevangengenomen en in Berkeley Castle vermoord. Bertolt Brecht en Christopher Marlowe kozen Eduard II als onderwerp voor een toneelstuk.
Eduard III (Windsor 13 nov. 1312 – Londen 21 juni 1377), koning van Engeland van 1327 tot 1377, uit het Huis Plantagenet, oudste zoon van Eduard II en Isabella van Frankrijk, werd na de gevangenneming van zijn vader aangesteld tot ‘warden’ van het rijk (okt. 1326). Reeds het jaar daarop werd hij tot koning uitgeroepen (20 jan.) en op 1 febr. gekroond, maar in feite oefenden Eduards moeder en haar minnaar, Roger Mortimer, het gezag uit. Eduard, die inmiddels met Philippa van Henegouwen in het huwelijk was getreden (24 jan. 1328), liet Mortimer in 1330 gevangennemen en terechtstellen; Isabella werd voor de rest van haar leven opgesloten in Castle Rising. Eduards regering werd vooral in beslag genomen door de Schotse aangelegenheden. Ondanks tijdelijke militaire successen moest hij in 1357 bij het Verdrag van Berwick de Schotse zelfstandigheid garanderen. In 1328 waren Filips van Valois en Eduard III beiden kandidaat geweest voor de opvolging van de kinderloze Franse koning Karel IV. De Franse baronnen hadden evenwel aan eerstgenoemde de voorkeur gegeven. Eduard opende in 1337 de vijandelijkheden, waarmee men de Honderdjarige Oorlog laat beginnen. In een reeks veldtochten behaalde Eduard schitterende successen. In sept. 1340 werd hij zelfs te Gent tot koning van Frankrijk uitgeroepen. Bij het verdrag van Bretigny (1360) gaf hij zijn aanspraken op de Franse troon echter op. Na 35 jaar strijd had Eduard alleen een paar steden (o.m. Bordeaux) overgehouden. Hij was oud vóór zijn tijd en geraakte na de dood van zijn gemalin onder de invloed van een avonturierster, Alice Perrers. Hij liet het bewind grotendeels over aan zijn jongste zoon, Jan van Gent (John of Gaunt). Eduards militaire successen uit het begin van zijn bewind hebben in latere tijd een vals aureool geworpen op zijn leven en regering. Wreed, zonder scrupules, was hij geenszins een kampioen van ridderlijkheid; zijn overwinningen heeft hij meer behaald door de goede kwaliteiten van zijn soldaten dan door eigen militaire talenten. Ook als staatsman en wetgever was hij geen grote figuur. Nochtans is zijn regering uit meer dan één oogpunt zeer belangrijk geweest. De voortdurende oorlogen en de daaruit voortvloeiende geldnood hebben veel bijgedragen tot de machtsontplooiing van het parlement, dat zich van nu af aan de goedkeuring van hulpgelden en wetten voorbehield, en waar de burgerij en kleine adel, georganiseerd in het Lagerhuis, een tegenwicht vormden tegen de macht van de ‘lords’ (hoge adel en geestelijkheid), gegroepeerd in het Hogerhuis. Voorts kon men Pagina 21
Engeland <> Geschiedenis het ontstaan van een nationaal besef waarnemen. Op economisch gebied kende het tot dan toe uitsluitend agrarische Engeland een opbloei van zijn handel en nijverheid (o.m. de textielindustrie onder invloed van uit hun geboorteland uitgeweken Vlaamse wevers). De Zwarte Dood, de grote pestepidemie die Europa teisterde (1348), ontwrichtte het economisch leven echter geheel. Eduard van Woodstock bijgenaamd de Black Prince (Woodstock 15 juni 1330 – Westminster 8 juni 1376), Prins van Wales, oudste zoon van koning Eduard III van Engeland, leidde tijdens de Honderdjarige Oorlog de Engelse invasie in Zuidwest-Frankrijk (1355) en won de Slag bij Poitiers (1356), waarin hij koning Jan II van Frankrijk gevangennam. Sinds juli 1362 regeerde Eduard als hertog van Aquitanië over de Engelse bezittingen in Zuid-Frankrijk. In 1366 organiseerde hij een expeditie om Peter de Wrede van Castilië te steunen in diens strijd met Hendrik van Trastamara, die door de Fransen werd gesteund. In de Slag bij Navarrete of Najera (3 april 1367) behaalde Eduard een van zijn grootste overwinningen. Het opleggen van een bijzondere belasting in Aquitanië bracht de baronnen van het land in verzet. Eduard, die zijn gebied als Engels leen beschouwde, ontstak hierover in woede en hervatte de oorlog tegen Frankrijk (1369). In de loop daarvan vond de inneming van Limoges plaats, waar Eduard de bevolking op gruwelijke wijze liet uitmoorden (1370). In 1371 keerde hij naar Engeland terug. Eduard IV (Rouen 20 april 1442 – Westminster 9 april 1483), koning van Engeland van 1461 tot 1483, uit het Huis York, was een zoon van Richard van York. Hij nam deel aan de strijd om de troon (de Rozenoorlogen) tussen de door zijn vader geleide Yorkse partij en de door koning Hendrik VI geleide LancasterLancaster[geschiedenis]partij. Na het sneuvelen van zijn vader vocht hij zich met steun van Warwick een weg naar de troon. Op 4 maart 1461 werd hij te Londen als koning erkend. Na zijn tegenstanders definitief bij Towton te hebben verslagen, liet hij zich op 28 juni 1461 kronen. Zowel Warwicks macht als die van de oude adel trachtte hij te breken door de positie van de commons te versterken en zelf een nieuwe adel in het leven te roepen. In 1464 huwde hij een meisje uit de lage adel, Elizabeth Woodville. Ook zijn bondgenootschap met Bourgondië (zijn zuster Margaretha huwde in 1468 met Karel de Stoute) was strijdig met Warwicks politiek. Deze begon samen met Eduards broer, de hertog van Clarence, in 1469 een opstand. Uiteindelijk moest Warwick vluchten naar Frankrijk, maar daar verzoende hij zich met Margaretha, de echtgenote van de verdreven Hendrik VI, landde in sept. 1470 in Engeland en kreeg van alle kanten steun, zodat Eduard naar Holland moest vluchten. Hendrik VI werd weer op de troon geplaatst. Eduard begaf zich naar de Bourgondische hertog Karel de Stoute, die hem hielp, zodat hij in maart 1471 in Noord-Engeland kon landen. Nu sloot Clarence zich bij hem aan. Eduard veroverde 11 april Londen en versloeg bij Londen Warwick, die in de strijd sneuvelde (14 april). Het laatste verzet der Lancasters, geleid door de ex-koningin Margaretha, werd gebroken in de Slag bij Tewkesbury (4 mei 1471). Pagina 22
Engeland <> Geschiedenis Eduard dacht er nu over een oorlog met Frankrijk te beginnen, ingevolge een vroegere overeenkomst met Karel de Stoute. Deze kon hem echter geen hulp bieden toen Eduard in juli 1475 te Calais landde. Lodewijk XI kocht Eduard daarop bij het Verdrag van Picquigny af met een grote som geld. Aangezien Eduard bovendien de goederen van de aanhangers der Lancasters confisqueerde en rijke onderdanen dwong hem grote geldsommen af te staan, behoefde hij geen nieuwe belastingen in te voeren. Daardoor kon hij het zonder het parlement stellen en dus welhaast als een absoluut vorst regeren. Eduard was wreed, liederlijk en gewetenloos. In 1478 liet hij Clarence in de Tower vermoorden. Bij het volk bleef hij echter als hersteller van rust en voorspoed en beschermer van kunsten en wetenschappen lang populair. Zijn parlement van 1463 nam talrijke maatregelen ter bescherming van de nationale handel en nijverheid. Eduard V (Westminster 3 nov. 1470 – Londen aug. of sept. 1483), koning van Engeland van 9 april tot 25 juni 1483, uit het Huis York, zoon van Eduard IV, kwam bij de dood van zijn vader onder een regentschap. De hertog van Gloucester, Richard, broer van Eduard IV, liet de leden van het regentschap echter gevangennemen of ter dood brengen, maakte zich meester van Eduard en dwong diens moeder om hem eveneens Eduards jongere broer Richard uit te leveren. Beiden werden in de Tower opgesloten. Gloucester liet het huwelijk van Eduard IV ongeldig verklaren, waardoor Eduard en zijn broer als bastaarden van de troon vervallen konden worden verklaard. Gloucester liet zich nu tot koning uitroepen (Richard III) en zijn neven later in de Tower van Londen vermoorden.
Eduard VI (Hampton Court 12 okt. 1537 – Greenwich 6 juli 1553), koning van Engeland van 1547 tot 1553, uit het Huis Tudor, zoon van Hendrik VIII en diens derde vrouw, Jane Seymour, volgde zijn vader op 9-jarige leeftijd op. Zijn 6-jarig bewind werd vooral gekenmerkt door de machtsstrijd tussen Somerset en Northumberland, aan wie het regentschap was opgedragen. De jonge intelligente koning toonde grote belangstelling voor de protestantse theologie en steunde dan ook de reformatorische maatregelen van Cranmer. Eduard VII, eigenlijk: Albert Edward (Londen 9 nov. 1841 – aldaar 6 mei 1910), koning van Groot-Brittannië en Ierland, keizer van India, van 1901 tot 1910, uit het Huis Saksen-Coburg-Gotha, oudste zoon van koningin Victoria, huwde in 1863 met prinses Alexandra, dochter van koning Christiaan IX van Denemarken. Hij werd als kroonprins buiten alle staatszaken gehouden. Vooral in de jaren zestig van de 19de eeuw maakte hij vele reizen, o.a. naar Egypte en India. Als koning ging Eduard zich intensiever met de buitenlandse politiek bemoeien dan zijn moeder had gedaan. Hij streefde ernaar de betrekkingen met Frankrijk en Rusland zo veel mogelijk te verbeteren om een tegenwicht te vormen tegen de Duitse expansiedrang. Persoonlijke antipathie tegen zijn neef, keizer Wilhelm II, speelde hierbij een rol. Pagina 23
Engeland <> Geschiedenis Ook poogde hij Spanje te winnen voor de Franse politiek in Marokko (zie Triple Entente). Ondanks zijn duidelijke pogingen de Duitse politiek te dwarsbomen brachten Eduard en zijn echtgenote in 1909 een bezoek aan de keizer, dat met veel vertoon van hartelijkheid gepaard ging. Hoewel zijn werkelijke invloed op de buitenlandse politiek toch aanzienlijk geringer was dan het uiterlijk leek, gold Eduard in Duitsland lange tijd als de initiatiefnemer tot de politiek van isolering van Duitsland, de ‘Einkreisungspolitik’. De binnenlandse politiek interesseerde Eduard in het geheel niet. Hij werd opgevolgd door zijn enig overlevende zoon, George V. Eduard VIII voluit: Edward Albert Christian George David Patrick (White Lodge, Richmond Park, 23 juni 1894 – Parijs 28 mei 1972), uit het Huis Windsor, koning van GrootBrittannië en Noord-Ierland en keizer van India van 20 jan. tot 10 dec. 1936, oudste zoon van George V, was als Prins van Wales in brede lagen van het Engelse volk buitengewoon populair. Als koning bleek hij echter reeds voordat hij gekroond zou worden een opvatting van zijn constitutionele plicht te hebben die de traditionele Engelsen wel met schrik voor de toekomst moest vervullen. De situatie werd onhoudbaar toen hij de wens te kennen gaf met een reeds tweemaal gescheiden Amerikaanse, mrs. Elisabeth Wallis Warfield Simpson (Baltimore 19 juni 1896 – Parijs 24 april 1986), in het huwelijk te treden. Eerste-minister Baldwin stelde hem voor de keus zijn betrekking tot mrs. Simpson te verbreken of afstand van de troon te doen. Hij koos het laatste en vertrok naar het buitenland. Hij ontving de titel van hertog van Windsor. Het huwelijk met mrs. Simpson werd op 3 juni 1937 in Frankrijk gesloten. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog keerde hij naar Engeland terug en kwam bij de staf van het Britse leger. In juli 1940 benoemde de Engelse regering hem tot gouverneur van de Bahama-eilanden. Hij bleef dit tot maart 1945. Daarna woonde hij vnl. in Frankrijk.
Pagina 24
Engeland <> Geschiedenis Richard Richard I Leeuwenhart (Oxford 8 sept. 1157 – Châlus 6 april 1199), koning van Engeland van 1189 tot 1199, uit het Huis Plantagenet, was de tweede zoon van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië. In 1172 werd hij hertog van Aquitanië, waar hij herhaaldelijk strijd moest voeren tegen opstandige edelen. Zelf kwam hij met zijn broers enige keren in verzet tegen zijn vader, terwijl hij ook tegen zijn broer Hendrik streed. Toen Richard na diens dood (1183) kroonprins was geworden, kwam hij opnieuw in strijd met zijn vader. Hij sloot zich zelfs bij Filips II August van Frankrijk aan, met wie hij echter in conflict kwam toen hij zelf koning werd. Kort daarop kwam het tot een vriendschapsverdrag tussen beiden, met het oog op de voorbereiding tot de Derde Kruistocht, waaraan Richard grote sommen besteedde. Tijdens deze kruistocht kwam het tot voortdurende twisten tussen de Engelse en de Franse koning. Toen Filips naar Akko vertrok, verloofde Richard zich met Berengaria van Navarra en vertrok met haar. In 1191 veroverde hij Cyprus, waar hij Berengaria huwde. Daarna keerde hij naar Akko terug, waar hij een belangrijke rol speelde bij de verovering van die stad. Terwijl Filips naar Frankrijk terugging, zette Richard de strijd in het Heilige Land voort, waar hij o.m. op Saladin een grote overwinning bij Arsoef behaalde (7 sept. 1191). Intussen spande Filips na zijn terugkeer met Richards broer, de latere koning Jan zonder Land, tegen Richard samen. Toen Richard dit vernam, sloot hij een bestand met Saladin en trok hij naar Europa terug. Onderweg werd hij door Leopold VI, hertog van Oostenrijk, gevangengenomen. Keizer Hendrik VI eiste Richards uitlevering, gezien zijn betrekkingen met Hendrik de Leeuw en andere vijanden van de Hohenstaufen. Pas nadat hij de keizer als leenheer had erkend en zich tot de betaling van een enorm losgeld had verplicht, werd Richard in het voorjaar van 1194 vrijgelaten. Na zijn terugkeer in Engeland wist hij Jan zonder Land te onderwerpen, waarna hij opnieuw gekroond werd. Tot 1198 voerde hij verder oorlog tegen Frankrijk. Tijdens het beleg van het kasteel Châlus in Limousin werd hij dodelijk gewond. Hij werd opgevolgd door zijn broer Jan zonder Land. Richard II (Bordeaux 6 jan. 1367 – Pontefract, York, 14 febr. 1400), koning van Engeland van 1377 tot 1399, uit het Huis Plantagenet, zoon van Eduard van Woodstock (de ‘Zwarte Prins’) en Anna van Bohemen, stond aanvankelijk onder voogdij van de hertogen van York en Gloucester en Jan van Gent. Na zijn ambtsaanvaarding werd hij geconfronteerd met de opstand van Wat Tyler, die hij wist te onderdrukken. Richard werd beïnvloed door slechte raadgevers en bleek aan vlagen van depressie en woedeaanvallen onderhevig. Deze omstandigheden, een zinloze expeditie naar Schotland en de dreiging van een invasie van de Fransen, waarmee Engeland sedert 1337 in oorlog was, deden de oppositie tegen Richard toenemen. Een strijd om de macht tussen Richard en zijn ooms, gesteund door het parlement, werd in 1388 ten gunste van laatstgenoemden beslecht. In 1389 wist Richard, gebruikmakend van onenigheid tussen de hertogen van Gloucester en Lancaster, zich van hun voogdij te ontdoen, terwijl hij zich met het parlement verzoende. Ook koos hij betere adviseurs. Hij regeerde nu in overeenstemming met Pagina 25
Engeland <> Geschiedenis het parlement, waardoor Engeland een periode van rust en goed bestuur tegemoet ging. In 1389 sloot Richard een wapenstilstand met Frankrijk; in 1396 huwde hij Isabella, dochter van Karel VI van Frankrijk (Anna van Bohemen was in 1394 gestorven). Naar aanleiding van het feit dat het parlement toezicht op het financieel beleid eiste, verschafte hij zich in 1397 de absolute macht. Een nieuw parlement, dat geheel een instrument in zijn handen was, stond hem terzijde bij de vernietiging van de lords; Gloucester werd te Calais in de gevangenis vermoord, Arundel onthoofd, Warwick verbannen. Het parlement kende Richard in 1398 een inkomen voor het leven toe. Bovendien benoemde het een commissie van achttien met Richard bevriende edelen, aan wie het zijn bevoegdheden overdroeg. Nu begon een ware terreur (onderdrukking, doodvonnissen, ondraaglijke belastingen). Toen Richard in 1399 een veldtocht naar Ierland ondernam, keerde Hendrik, de in 1398 verbannen zoon van Jan van Gent, naar Engeland terug en ontketende een opstand. Richard kwam na zijn terugkeer uit Ierland geheel alleen te staan en viel in handen van Hendrik, die hem in de Tower deed opsluiten. Op 30 sept. 1399 moest hij afstand van de troon doen, waarna Hendrik koning werd (Hendrik IV). Richard werd naar het kasteel Pontefract in York overgebracht en werd daar vermoord.
Pagina 26
Engeland <> Geschiedenis Richard van York (1411 – bij Wakefield 1460), zoon van Richard van Cambridge en Anna Mortimer, vertegenwoordigde sinds 1425 via zijn moeder de oudste tak van het Huis Richard zich tegen de tak Lancaster. Tijdens de ziekte van Hendrik VI (1453– 1454) was hij protector van het koninkrijk, maar werd ten zeerste tegengewerkt door koningin Margaretha van Anjou. Het kwam tot strijd tussen Richards aanhang en die van de koningin (begin van de Rozenoorlogen). Richard won in 1455 de Slag bij St. Albans, maar moest in 1459 uitwijken naar Ierland. Zijn aanhang veroverde echter onder leiding van Warwick in 1460 Londen en nam bij Northampton de koning gevangen, waarop Richard terugkeerde. Zijn eis koning te worden, werd door het Hogerhuis verworpen, maar wel werd hij als opvolger van Hendrik en tevens als protector van het koninkrijk erkend. In een nieuwe veldtocht tegen de Lancasters sneuvelde Richard. Zijn zoon werd koning (Eduard IV). Richard III (Fotheringhay 2 okt. 1452 – Bosworth 22 aug. 1485), koning van Engeland van 1483 tot 1485, uit het Huis Plantagenet, tak York, was de jongste zoon van Richard van York en werd door zijn broer, koning Eduard IV, tot hertog van Gloucester verheven. Richard was misvormd, gewetenloos, maar ook intelligent en moedig. Hij was vrijwel zeker de moordenaar van Hendrik VI en van Eduard van Wales, de zoon van Margaretha van Anjou. Van zijn broer ontving hij uitgestrekte landgoederen, terwijl hij in 1480 als luitenant-generaal het bestuur over Noord-Engeland kreeg, waar hij tegen de Schotten streed. Na de dood van Eduard IV (1483) werd Richard regent voor zijn neefje Eduard V. Op 25 juni 1483 liet hij zich door het parlement tot koning uitroepen, nadat hij Eduard V en zijn broer Richard in de Tower had laten opsluiten; beiden vonden daar de dood onder onopgehelderde omstandigheden. Door de wijze waarop hij de macht had veroverd, maakte Richard zich zeer gehaat. Zijn bewind werd gekenmerkt door buitensporige wreedheid en moderne opvattingen op het gebied van regering en bestuur. Zijn wetgeving had vooral de bescherming van de Engelse handel ten doel. Hij zorgde voor beschermende maatregelen ten gunste van Engelse kooplieden in het buitenland. Hij stelde een estafettepostdienst tussen Londen en het noorden van Engeland in, begunstigde de boekdrukkunst en de verspreiding van boeken en schafte de beden af waarmee Eduard IV zijn rijke onderdanen had belast. Intussen was Richards troon geen ogenblik veilig. Hendrik Tudor, graaf van Richmond, die in 1483 reeds gepoogd had Richard ten val te brengen, landde in 1485 in Zuid-Wales aan het hoofd van 2000 man en kreeg snel grote aanhang. Richard trok tegen hem op, waarna het tot de Slag bij Bosworth kwam (22 aug.); Richard sneuvelde tijdens het gevecht. De kroon van Engeland werd onder het struikgewas gevonden, waarna Richmond ermee gekroond werd (als Hendrik VII). Zie ook Rozenoorlogen. Pagina 27
Engeland <> Geschiedenis Mathilde (1102 – Notre-Dame-des-Prés, bij Rouen, 10 sept. 1167), Duits keizerin, later koningin van Engeland, was een dochter van Hendrik I van Engeland. Zij huwde te Mainz op 7 jan. 1114 met de Duitse keizer Hendrik V, die in 1125 overleed. Mathilde werd in 1127 erkend als opvolgster in Engeland en in Normandië van haar vader, die geen wettige zoon meer had. Op 17 juni 1128 huwde ze te Le Mans Geoffroy Plantagenet, graaf van Anjou. Bij de dood van Hendrik I werd haar recht op de troon betwist door Stefan van Blois (1135–1154), wat tot burgeroorlog leidde, de Anarchie. Mathilde gaf de strijd tegen Stefan pas op in 1148, toen ze Engeland verliet en in de buurt van Rouen ging wonen. In 1154 werd de zoon van Mathilde en Geoffroy als Hendrik II koning van Engeland. Maria (I) Tudor bijgenaamd: de Katholieke of de Bloedige (Eng.: Bloody Mary) (Greenwich 18 febr. 1516 – Londen 17 nov. 1558), koningin van Engeland van 1553 tot 1558, uit het Huis Tudor, was een dochter van Hendrik VIII en Catharina van Aragón. Toen haar vader zich van Catharina liet scheiden, werd Maria door hem als bastaard bestempeld. Bovendien werd ze van haar moeder afgezonderd. Na de dood van Anna Boleyn, Hendriks tweede echtgenote, werd Maria weer in genade aangenomen. Later betreurde zij dat ze met Hendriks voorwaarden, nl. erkenning van haar vader als hoofd van de Engelse Kerk en het accepteren van haar bastaardstatus, akkoord was gegaan. Maria, die altijd trouw rooms-katholiek was gebleven, bleef in het geheim haar geloof belijden. Ook tijdens de regering van haar stiefbroer Eduard VI werd haar het leven zeer moeilijk gemaakt. Na het overlijden van Eduard en de negen dagen durende regering van Jane Grey werd Maria koningin. Het volk was aanvankelijk op haar hand en van haar zijde betoonde zij de eerste maanden gematigdheid in haar optreden jegens haar vroegere vijanden en het protestantisme. Reeds tegen het eind van 1553 begon zij, na zich te hebben verzekerd van de steun van haar neef, keizer Karel V, maatregelen tot herstel van het rooms-katholicisme te nemen, terwijl een huwelijk met Karels zoon Filips II werd voorbereid. De overeenkomst die naar aanleiding van het voorgenomen huwelijk tussen Maria en Filips II werd gesloten, bepaalde dat Filips koning van Engeland zou heten, maar geen persoonlijke macht zou krijgen en ook van de opvolging uitgesloten zou blijven. Wel zouden de kinderen uit het huwelijk het recht van opvolging hebben. Men wist dat Maria in politiek opzicht zeer onzelfstandig was en Filips wilde huwen om steun te vinden bij haar streven het rooms-katholieke geloof in Engeland weer de suprematie te geven. Het Spaanse huwelijk stuitte dan ook op ernstig verzet. Onder leiding van Thomas Wyatt en de vader van Jane Grey brak een opstand uit. Na de onderdrukking daarvan huwde Maria met Filips (25 juli 1554; Filips bleef achttien maanden in Engeland); daarna begon de hevige vervolging van de protestanten, waaraan Maria haar bijnaam te wijten heeft en waarvan de grondlegger van de Anglicaanse Kerk, Thomas Cranmer, het slachtoffer werd. Voor Pagina 28
Engeland <> Geschiedenis het overige bleek zij echter weinig te voelen voor Engelands deelneming aan de oorlog van Spanje tegen Frankrijk, die ook het parlement niet wenste. Filips had Maria echter uitsluitend gehuwd om Engeland tot bondgenoot te krijgen. Tijdens een kortstondig verblijf in Engeland in het voorjaar van 1557 wist hij Maria een oorlogsverklaring aan Frankrijk af te dwingen (dit was de laatste keer dat zij haar gemaal terugzag; het huwelijk bleef kinderloos). Het protestantisme was in Maria's ogen zo'n gruwel dat zij geen mededogen jegens de aanhangers ervan kende. Ten opzichte van persoonlijke vijanden en zuiver politieke tegenstanders betoonde zij zich uiterst lankmoedig. Maria (II) Stuart (Londen 30 april 1662 – Kensington 28 dec. 1694), koningin van Engeland en Schotland van 1684 tot 1694, uit het Huis Stuart, was een dochter van Jacobus, hertog van York (de latere Jacobus II van Engeland), en Anna Hyde (een dochter van Edward Hyde, graaf van Clarendon). Zij werd anglicaans opgevoed en bleef haar geloof trouw, ook nadat haar vader rooms-katholiek was geworden. Op 15 nov. 1677 huwde zij de Hollandse stadhouder Willem III en ging naar Holland. De Tory-oppositie, die zich in Engeland tegen Jacobus II vormde, wilde haar tot koningin verheffen. Nadat Jacobus door Willem verdreven was, bleven de Tories in meerderheid op dit standpunt staan. Zij weigerden Willem als koning te erkennen, aangezien zij het principe van een legitieme troonopvolging niet wilden prijsgeven. Het Lagerhuis daarentegen stelde zich op het standpunt van de verdragstheorie: Jacobus had het contract met het volk geschonden, dat hem daarop had verdreven en nu vrij was een nieuwe koning te kiezen. Willem van zijn kant weigerde genoegen te nemen met de positie van regent of prins-gemaal. Toen hij dreigde naar Holland te zullen terugkeren, gaf het Hogerhuis toe. Als compromis werd een dubbelkoningschap ingesteld: William and Mary. Op 13 febr. 1689 aanvaardden beide vorsten officieel de hun aangeboden kroon. Nadien regeerde Willem in feite, maar tijdens zijn afwezigheid trad Maria als regentes op. Haar huwelijk was eerst niet gelukkig, maar na enige tijd werd de band tussen Willem en Maria zeer innig. Jan zonder Land (Eng.: John Lackland) (Oxford 24 dec. 1167 – Newark 18/19 okt. 1216), koning van Engeland van 1199 tot 1216, uit het Huis Plantagenet, was de jongste zoon van Hendrik II. In tegenstelling tot zijn oudere broers werd hem geen apanage uit de bezittingen op het vasteland gegeven, wat hem zijn bijnaam heeft bezorgd. Wel ontving hij later aan beide zijden van Het Kanaal tal van domeinen. In 1185 voerde hij in Ierland enkele maanden persoonlijk het bestuur, met zeer gering succes. Door Richard Leeuwenhart op diens sterfbed als opvolger aangewezen, werd Jan zonder moeite in Engeland erkend. Ook Normandië maakte geen tegenwerpingen. In de overige continentale gebieden trad echter als tegenpretendent op Arthur van Bretagne, zoon van Geoffrey, derde zoon van Hendrik II, die een oorlog ontketende. Bij de Vrede van Goulet (22 mei 1200) diende Jan zich evenwel slechts enkele territoriale opofferingen te getroosten. Deze betekende echter slechts een korte wapenstilstand. Jan werd wegens een
Pagina 29
Engeland <> Geschiedenis huwelijkskwestie gedaagd voor het koninklijk hof van Frankrijk en, op zijn weigering, van zijn Franse lenen vervallen verklaard (28 april 1202). Samen met Arthur van Bretagne heropende Filips II August de vijandelijkheden. Arthur viel in augustus in handen van Jan, die hem in april 1203 te Rouen worgde. Van heel het continentale rijk bleven na het verlies van Normandië in 1204 enkel nog Aquitanië en enkele delen van Poitou over. Op 13 okt. 1206 werd een bestand van twee jaar gesloten. Inmiddels raakte Jan, naar aanleiding van de verkiezing van de aartsbisschop van Canterbury, Stephen Langton, in zulke moeilijkheden met de Engelse Kerk, dat paus Innocentius III in maart 1208 Engeland onder interdict plaatste. In 1209 werd Jan in de ban gedaan en in jan. 1213 van de troon vervallen verklaard. Filips II August werd met de uitvoering van het vonnis belast. Op 15 mei 1213 verklaarde de Engelse koning zich echter vazal van de Heilige Stoel en maakte zodoende paus Innocentius III van vijand tot bondgenoot. Filips II August moest niet alleen afzien van de voorgenomen invasie, maar werd nu op zijn beurt bedreigd met een inval van de Engelse koning, bij wie zich de Duitse koning Otto IV en Ferrand van Portugal, graaf van Vlaanderen, hadden gevoegd. De Franse kroonprins Lodewijk versloeg op 2 juli 1214 Jan te La Roche-aux-Moines (bij Angers), terwijl zijn vader op 27 juli bij Bouvines Otto IV en Ferrand verpletterde. Op 18 sept. 1214 werd te Chinon een nieuwe wapenstilstand gesloten. In Engeland zelf ondermijnden deze nederlagen de positie van de koning. Geestelijkheid, adel en stedelijke burgerij kwamen in opstand en dwongen de koning op 15 juni 1215, te Runnymede bij Windsor, de beroemde Magna Charta af. Innocentius III poogde nog zijn vazal te helpen, verklaarde de Magna Charta zonder waarde (24 aug. 1215) en excommuniceerde de rebellen. Dezen droegen de Engelse kroon op aan de Franse kroonprins Lodewijk (okt. 1215), die Het Kanaal overstak en Londen binnentrok (2 juni 1216). Jan trok zich terug naar het noorden, waarna hij spoedig overleed. Jan zonder Land wordt vaak afgeschilderd als een cynische intrigant; hij moet echter veeleer worden beschouwd als een psychisch onevenwichtige figuur. Moderne historici leggen nadruk op zijn belangstelling voor de rechtspraak als een positief aspect van zijn regering. Catharina van Valois (Parijs 27 okt. 1401 – Bermondsey Abbey 3 jan. 1437), koningin van Engeland van 1420 tot 1437. Catharina was een dochter van koning Karel VI van Frankrijk en Isabeau van Beieren. Zij huwde in 1420 met Hendrik V van Engeland krachtens het Verdrag van Troyes, dat ook bepaalde dat Hendrik V erfgenaam van de Franse troon zou zijn (hun zoon, Hendrik VI, had hierdoor een dubbele aanspraak op de Franse troon). Toen haar echtgenoot kort na de geboorte van de prins in 1422 overleed, huwde Catharina in het geheim met Owen Tudor, uit welk huwelijk drie zonen werden geboren. Door een van deze, Edmund, is zij de grootmoeder van Hendrik VII.
Pagina 30
Engeland <> Geschiedenis Catharina van Aragón (Alcalá de Henares 15 dec. 1485 – Kimbolton 7 jan. 1536), koningin van Engeland van 1509 tot 1534, dochter van Ferdinand II van Aragón en Isabella van Castilië. Zij huwde op 14 nov. 1501 met prins Arthur van Wales (oudste zoon van Hendrik VII), die echter reeds in 1502 stierf. Om de aanzienlijke bruidsschat te kunnen behouden, verloofde Hendrik VII haar aanstonds met zijn tweede zoon, die slechts twaalf jaar oud was (de latere Hendrik VIII). Deze verzette zich aanvankelijk tegen deze verbintenis, maar op 11 juni 1509, na de dood van zijn vader, huwde hij Catharina, die in zijn afwezigheid meermalen de regeringstaak overnam. Mede door het feit dat uit het huwelijk vijf niet levensvatbare kinderen werden geboren, werd hij haar ontrouw en na zijn kennismaking met Anna Boleyn wenste Hendrik zich van haar te scheiden. Negen jaar lang vervolgde hij haar met allerlei pogingen tot ontbinding van het huwelijk, daarbij geholpen door de lord-kanselier, kardinaal Wolsey, die wist te verklaren dat een huwelijk met een schoonzuster onwettig was en die de dispensatie die door de paus in dit geval was verleend, wegens een kleine onjuistheid als ongeldig beschouwde. Ten slotte verklaarde Cranmer, aartsbisschop van Canterbury, tegen de wil van de koningin, die al enige tijd als gevangene op Ampthill woonde, het huwelijk voor niet wettig gesloten (23 mei 1534). Catharina leefde verder in zeer armoedige omstandigheden. Koningin Maria Tudor, was haar enige dochter. Catharina wordt geroemd om haar verstandigheid, flinkheid en vroomheid. Catharina van Bragança (Villa Vicosa Port 25 nov. 1638 – Lissabon 31 dec. 1705), koningin van Engeland van 1662 tot 1685, was een dochter van koning Johan IV van Portugal. In 1662 trouwde zij met Karel II. Dit huwelijk vormde een onderdeel van een belangrijke alliantie tussen Engeland en Portugal (zie Portugal § geschiedenis). Toen bleek dat de koningin geen kinderen zou kunnen baren, stelden protestanten alles in het werk om te bereiken dat Karel haar zou verstoten en daarna een protestantse vrouw zou kiezen. In 1678 beschuldigden protestanten Catharina van plannen om de koning te vermoorden en zijn rooms-katholieke broer Jacobus op de troon te plaatsen. Karel II twijfelde aan de schuld van zijn vrouw en stond haar bij totdat haar onschuld bleek. Zij stond Karel bij in zijn pogen zich te verzoenen met de Rooms-Katholieke Kerk, vlak voordat hij stierf. In 1692 keerde zij naar Portugal terug en in 1704 werd zij regentes van dit land voor haar broer Pedro II. Catharine Howard (ca. 1520 – 13 febr. 1542), koningin van Engeland van 1540 tot 1542. Catharine was een dochter van Edmund Howard en een kleindochter van de graaf van Norfolk. Zij boeide koning Hendrik VIII zozeer, dat hij met haar eerst in het geheim, enkele maanden later (8 aug. 1540) officieel zijn vijfde echtverbintenis sloot. Zij werd door haar tegenstanders beschuldigd van een ontuchtige levenswandel in vroeger tijd, wat zij zelf ook bekende; zij ontkende echter zich schuldig te hebben gemaakt aan ontrouw ná haar huwelijk met de koning. Haar Pagina 31
Engeland <> Geschiedenis minnaars werden naar 16de-eeuws gebruik onthoofd en zijzelf, op verklaring van vele getuigen schuldig bevonden, onderging hetzelfde lot. Catharine Parr (1512 – Sudeley Castle 7 sept. 1548), koningin van Engeland van 1543 tot 1547. Zij huwde op 12 juli 1543 met Hendrik VIII, wiens zesde echtgenote zij werd. Tevoren was zij gehuwd geweest met lord Borough (gest. 1529) en lord Latimer (gest. 1542). Bijna onmiddellijk na de dood van Hendrik VIII (1547) huwde zij met admiraal Thomas Seymour, maar overleed reeds spoedig daarna bij een bevalling. Zij had een uitstekende opvoeding genoten. Ook wordt haar vroomheid geroemd. Gematigd protestants, deed zij veel om de Engelsen tegen de geloofsijver van haar koninklijke gemaal te beschermen. Deze stond sterk onder haar invloed en liet bij zijn reis naar Frankrijk in 1544 enige maanden aan haar het bestuur over.i Jacobus I Edinburgh 19 juni 1566 – Throbalds 5 maart 1625), koning van Engeland van 1603 tot 1625, uit het Huis Stuart, opvolger van Elizabeth I, was een zoon van Maria Stuart en Darnley. Hij werd in 1567, na de afzetting van zijn moeder, als Jacobus VI tot koning van Schotland uitgeroepen. Jacobus werd streng protestants opgevoed en verwierf een grote kennis van theologie en klassieke letteren. In 1583 onttrok hij zich aan de invloed van de protestantse partij in Schotland. Hij nam een reeks centraliserende maatregelen ter versterking van de koninklijke macht, vooral gericht tegen de theocratische tendensen van de presbyterianen. Op de terechtstelling van zijn moeder in 1587 reageerde hij in het geheel niet, omdat hem daardoor, als achterkleinzoon van een dochter van Hendrik VII van Engeland, de opvolging op de troon in het vooruitzicht werd gesteld. Jacobus streefde in Engeland van meet af aan naar vestiging van het absolutisme en versteviging van de positie van de staatskerk (de episcopale hiërarchie achtte hij een steunpilaar van het koningschap). Hij voelde op het gebied van de buitenlandse politiek het meest voor aansluiting bij de machtige katholieke vorsten, hoewel hij zelf overtuigd protestant was en tegen iedere poging tot katholieke machtsvorming binnenslands waakte (zie buskruitverraad). In 1604 sloot hij vrede met Spanje, waarna hij ook naar dynastieke verbinding met de katholieke machten ging streven (de latere Karel I, zijn tweede zoon, huwde ten slotte Henriette Maria van Frankrijk). Deze politiek wekte grote ontstemming bij parlement en volk, maar Jacobus wenste daarmee geen rekening te houden. Het parlement echter wenste zich niet neer te leggen bij Jacobus' pogingen om eigenmachtig de douanepolitiek te regelen, de opbrengst van in- en uitvoerrechten te incasseren, op eigen gelegenheid handel in monopolies te drijven, de uitvoerende macht geheel aan zich te trekken, bepaalde zaken aan speciale, koninklijke rechtbanken voor te behouden en de rechterlijke macht onder zijn controle te brengen. Jacobus was daardoor in voortdurend conflict Pagina 32
Engeland <> Geschiedenis met het parlement. Van 1611 tot 1614, van 1614 tot 1621 en van 1622 tot 1624 regeerde hij zelfs geheel zonder parlement, maar wegens geldnood moest hij voortdurend toch weer tot een compromis trachten te komen. Op letterkundig gebied was Jacobus opvallend actief. Zo schreef hij de eerste Engelse poëtica: The essayes of a prentise (1585), vertaalde o.a. het scheppingsgedicht La semaine van Du Bartas (Poetical exercises, 1591), publiceerde instructies over het koningschap (Basilikon doron, 1599) en verhandelingen tegen de hekserij (Daemonologie, 1597) en het roken, bedoeld voor zijn zoon Hendrik (gest. 1612) (A counterblast to tobacco, 1604). Op zijn gezag ontstond de beroemde bijbel van 1611, ‘the Authorized (of: King James) version’.
Jacobus II Londen 14 okt. 1633 – St.-Germain-en-Laye 16 dec. 1701), koning van Engeland en (als Jacobus VII) van Schotland van 1685 tot 1688, uit het Huis Stuart, was de tweede zoon van Karel I. In jan. 1643 ontving hij de titel hertog van York. Tijdens de burgeroorlog werd Jacobus door het parlement gevangengenomen, maar hij ontsnapte in 1648 naar Holland. In 1649 ging hij naar Frankrijk. In 1652 diende hij onder Turenne en in het Spaanse leger. Bij de restauratie van de Stuarts in 1660 werd hij ‘Lord High Admiral’ van Engeland. Hij betoonde zich in de strijd tegen de Hollanders een bekwaam vlootvoogd (vooral als organisator en administrateur, al streed hij ook ter zee: Zeeslag bij Lowestoft, Slag bij Solebay). Onder invloed van zijn vrouw, Anna Hyde, die hij in 1660 gehuwd had, ging hij tot het katholicisme over, zodat hij na de afkondiging van de Test Act (1673) al zijn ambten moest neerleggen. In 1673 huwde hij de katholieke Maria d'Este, prinses van Modena. De publieke opinie in Engeland werd hem steeds slechter gezind en ten tijde van de popish plot (1678) moest hij vluchten. Hij kon spoedig terugkeren en werd in 1680 koninklijk stadhouder in Schotland, waar hij zeer streng tegen de protestanten optrad. Jacobus was van rechtswege troonopvolger, maar na 1680 brak een hevige strijd om zijn erkenning uit tussen koning en parlement en Whigs en Tories. De gebeurtenissen ontwikkelden zich ten gunste van Jacobus, en in 1685 aanvaardde hij de regering. Opstanden van Argyll en Monmouth werden onderdrukt. De oppositie nam echter snel toe, daar Jacobus de Test Act overtrad door katholieken in belangrijke militaire en rechterlijke functies te benoemen. De oppositie bereikte haar hoogtepunt toen Jacobus de anglicaanse geestelijken wilde dwingen het zgn. Tolerantie-edict ten gunste van de katholieken van de kansel voor te lezen en er bovendien een mannelijke troonopvolger geboren werd (10 juni 1688). Jacobus’ tegenstanders meenden dat de kroonprins een ondergeschoven kind was. In ieder geval was het voor hen een grote teleurstelling dat Jacobus' dochters, beiden met protestantse vorsten gehuwd, nu van de opvolging uitgesloten waren. De leiders van de Whigs nodigden Willem III van Oranje, Jacobus’ schoonzoon, uit de regering over te nemen. Willem kwam naar Engeland, waarna Jacobus spoedig de tegenstand moest opgeven. Op 23 dec. Pagina 33
Engeland <> Geschiedenis 1688 vluchtte hij met zijn gezin naar Frankrijk. Hij onderhield sindsdien steeds betrekkingen met zijn aanhangers in Engeland (zie jacobieten). In maart 1689 ging hij met Franse hulp tot een landing in Ierland over, maar de nederlaag bij de Boyne (1690) dreef hem voorgoed naar Frankrijk terug.
Jacobus (III) Frans Eduard (Londen 10 juni 1688 – Rome 1 jan. 1766), genoemd the Old Pretender, the Great Pretender of Chevalier de St.-George, zoon van Jacobus II, werd na de dood van zijn vader door Lodewijk XIV en de paus als koning van Groot-Brittannië en Ierland erkend (1701), maar door het Britse parlement voor altijd van de troon uitgesloten. Tijdens de Spaanse Successieoorlog werd hij door Frankrijk als een pion in het politieke schaakspel gebruikt. In maart 1708 landde hij in ScEleonora Eleonora van Aquitanië ook Eleonora van Poitou of Eleonora van Guyenne genaamd, daarnaast bekend als Aliénor d'Aquitaine (1122 – Fontevrault 1 april 1204), dochter van Willem X, hertog van Aquitanië, huwde in 1137 met koning Lodewijk VII van Frankrijk, met wie zij aan de tweede kruistocht deelnam (zie kruistochten). In 1152 werd dit huwelijk geannuleerd en hertrouwde zij met Hendrik II Plantagenet, hertog van Normandië en graaf van Anjou, die door dit huwelijk hertog van Aquitanië werd en die in 1154 de Engelse troon besteeg. Eleonora verbleef meestal in Aquitanië, dat ze vanuit Poitiers bestuurde. Zij zette haar zoons (Richard Leeuwenhart en Jan zonder Land) aan tot opstandigheid tegen koning Hendrik en werd na de opstand van 1173 opgesloten tot 1189. Ook na het overlijden van Hendrik II intrigeerde zij en zaaide tweedracht in het heersende geslacht. Eleonora was een knappe, levendige en intelligente vrouw, door wier toedoen de hoofse dichtkunst uit het zuiden overal in Noord-Frankrijk ingang vond. De verbreiding van de Tristan-legende is voor een aanzienlijk deel aan haar toe te schrijven, en in het algemeen oefende zij grote invloed uit op de schrijvers van haar tijd. Aan haar en haar kinderen is het te danken, dat de Franse literatuur in het laatste kwart van de 12de eeuw in West-Europa een hoge vlucht nam. Haar graftombe bevindt zich in de abdijkerk van Fontevrault. hotland, maar kon zich daar niet handhaven. Bij de Vrede van Utrecht (1713) moest Frankrijk de protestantse erfopvolging in Engeland erkennen en Jacobus verbannen. Deze begaf zich naar Lotharingen. Intussen begonnen de Tories in Engeland wel iets voor Jacobus’ opvolging te voelen (hij zou eventueel tot het anglicanisme moeten overgaan). Toen daarbij eind 1715 een opstand van jacobieten in Schotland uitbrak, begaf Jacobus zich in december daarheen. Op 5 febr. 1716 moest hij echter weer naar het vasteland vluchten. Hij vestigde zich ten slotte te Rome en interesseerde zich in het geheel niet meer voor de jacobitische zaak. Zijn zoon, Karel Eduard (the Young Pretender), zette zijn aanspraken voort. Pagina 34
Engeland <> Geschiedenis Elizabeth I (Greenwich 7 sept. 1533 – Richmond 24 maart 1603), koningin van Engeland, uit het Huis Tudor, was de dochter van Hendrik VIII uit zijn tweede huwelijk met Anna Boleyn. Na de onthoofding van haar moeder verklaarde haar vader Elizabeth tot bastaard, en hoewel deze verklaring tijdens de regering van haar broer Eduard VI werd ingetrokken, stelde dit toch haar recht op troonopvolging enigszins in twijfel. Tijdens de regering van haar zuster Maria werd zij enige tijd als verdacht van samenzwering gevangen gehouden, maar na de dood van Maria in 1558 volgde zij zonder moeilijkheden op. Haar eerste regeringsdaden betroffen de afschaffing van de anti-protestantse maatregelen van haar zuster. Weldra volgde een voorzichtige, maar vastberaden protestantisering van het gehele regeringsapparaat. Ook de buitenlandse politiek werd gericht op matige steun aan het protestantisme, tot welke godsdienst ook haar voornaamste raadgever, William Cecil, behoorde, die zij weldra tot Lord Burghley verhief. Een kortstondig ingrijpen in de eerste Franse godsdienstoorlog, waarbij Engelse troepen Le Havre bezetten, leidde niet tot de gehoopte terugwinning van Calais. Hierna werd Elizabeths aandacht jarenlang op Schotland gericht. De Schotse koningin Maria Stuart, rooms-katholiek en in conflict met de protestantse burgerij, moest in 1568 naar Engeland vluchten onder zware verdenking van moord op haar tweede man, Darnley. Elizabeth wees haar een gedwongen verblijfplaats in het noorden van Engeland aan en was bijna twintig jaar aan het dubben hoe zij deze gevangen tegenstandster, die bovendien aanspraken op de Engelse troon deed gelden, moest behandelen. In de buitenlandse politiek schipperde zij voortdurend tussen een Franse en een Spaanse koers. Noch de opstand van rooms-katholieke edelen in Noord-Engeland in 1569, noch die van de geuzen in de Nederlanden in 1572, noch de in protestantse zin werkende invloed van haar gunsteling Leicester en haar secretaris van staat Walsingham konden haar ertoe brengen haar koers te herzien. Soms leende zij het oor aan Oranje en gaf hem wat steun in geld en troepen, maar altijd minder dan gevraagd werd, om de Spanjaarden te ontzien. Wel werden sinds de roomskatholieke opstand van 1569 en Elizabeths excommunicatie door paus Pius V in 1570 strenge wetten tegen de rooms-katholieken uitgevaardigd, maar tot vervolgingen overeenkomstig die wetten kwam het pas na 1581, toen de politieke koers duidelijk anti-Spaans werd. Natuurlijk was de keuze van een echtgenoot voor Elizabeth van het begin van haar regering af een belangrijk punt geweest. Het parlement drong krachtig op een huwelijk aan, vooral omdat de troonopvolging onzeker was en de kandidaat met de meeste rechten juist Maria Stuart was, van wier troonsbestijging niets dan ellende te verwachten viel. Elizabeth, die psychisch en naar wel wordt aangenomen ook fysiek niet geschikt was voor het huwelijk, nam de zaak niet serieus (ook niet haar verloving met de hertog van Anjou in 1581, haar laatste poging in de richting van een huwelijk). In 1585 koos Elizabeth eindelijk definitief partij tegen Spanje, als gevolg enerzijds van de zeeroofachtige ondernemingen van haar admiraals Drake en Hawkins, en Pagina 35
Engeland <> Geschiedenis anderzijds van het offensief van Parma tegen de Noordelijke Nederlanden, dat in geval van slagen een dodelijke dreiging voor Engeland zou hebben betekend. Bij het Traktaat van Greenwich van 20 aug. 1585 verbond zij zich tot een beperkte hulp in geld en manschappen aan de opstandige Nederlanden. Zij stuurde Leicester als gouverneur-generaal en opperbevelhebber van alle Engelse en Nederlandse troepen naar Holland, zonder evenwel het haar aangeboden protectoraat, laat staan de soevereiniteit, te willen aanvaarden. Door Elizabeths geldgebrek, voorzichtigheid en wispelturigheid, en door de toenemende wrijvingen tussen Leicester en de Nederlanders had het verdrag vooralsnog voor Engeland slechts rampzalige gevolgen. Filips II begon te ijveren voor de bevrijding en troonsbestijging van Maria Stuart, ten gevolge waarvan Elizabeth zich in febr. 1587 zeer tegen haar zin genoodzaakt zag haar mededingster, inmiddels te Fotheringhay opgesloten, te laten onthoofden. Internationaal was de positie van Engeland nu gunstiger. De dreiging die van Filips II uitging, verminderde door de nederlaag van de Spaanse armada en zijn ingrijpen in Frankrijk. Ter zee bedreigden de Engelse eskaders Spanje met economische uitputting door het voeren van een handelsoorlog, m.n. tegen zijn zilvervloten. Ierland werd geheel onderworpen. De Noordelijke Nederlanden ontwikkelden zich na het vertrek van Leicester (1587) tot een zelfstandige staat, waardoor de kansen op een door Spanje beheerst eenheidsrijk in de Nederlanden vrijwel verdwenen. Engeland beleefde een tijdperk van grote economische bloei (handelscompagnieën, waarin koningin en hof aandeel hadden; begin van de koloniale expansie), dat samenviel met het gouden tijdperk van de Engelse letterkunde. Dichters als Shakespeare, Marlowe en Spenser en wijsgeren als Francis Bacon zetten de regering van hun uiterst populaire vorstin, die zelf in cultureel opzicht zeer geïnteresseerd was, onvergankelijke luister bij. Na de dood van Walsingham in 1590 en van Burghley in 1598 trad de zoon van de laatste, Robert Cecil, als voornaamste minister op. Tegenover hem stond als hoofd van de oorlogspartij de nieuwe gunsteling van Elizabeth, Essex, wiens eigenmachtig optreden bij het dempen van een opstand in Ierland en daarop volgende bestraffing (executie in febr. 1601) een donkere schaduw op de laatste levensjaren van de koningin wierpen. Het grote probleem van deze periode was weer de troonopvolging, waarover Elizabeth geen duidelijke regeling wenste te treffen, al liet zij doorschemeren dat de opvolging van de zoon van Maria Stuart, koning Jacobus VI van Schotland, haar rechtmatig leek. Dank zij Robert Cecil verliep die opvolging zonder moeilijkheden. Elizabeth II voluit: Elizabeth Alexandra Mary (Londen 21 april 1926), koningin van GrootBrittannië en Noord-Ierland, dochter van George VI en koningin Elizabeth, huwde 20 nov. 1947 de hertog van Edinburgh, prins Philip van Griekenland. In 1948, 1950, 1960 en 1964 werden hun kinderen, resp. Charles, Anne, Andrew en Edward geboren. Na de dood van haar vader in febr. 1952 besteeg Elizabeth de troon. Op 2 juni 1953 werd zij gekroond. Pagina 36
Engeland <> Geschiedenis
Diana, voluit: Diana Frances Spencer (Sandingham, Norkfolk 1 juli 1961 — Parijs 31 aug. 1997), prinses van Wales, huwde in 1981 met de Britse troonopvolger Charles. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren: William (1982) en Henry (1984). In 1992 verscheen het boek Diana: her true story van de Britse society-schrijver Andrew Morton. In datzelfde jaar werd de scheiding van tafel en bed tussen prins Charles en Diana aangekondigd. In febr. 1996 stemde de prinses in met echtscheiding. Diana kwam in augustus 1997 om het leven bij een auto-ongeluk
Pagina 37