Kaseya 2
Agentconfiguratie en gebruik Snelstartgids voor VSA 6,0
June 11, 2010
About Kaseya Kaseya is a global provider of IT automation software for IT Solution Providers and Public and Private Sector IT organizations. Kaseya's IT Automation Framework allows IT Professionals to proactively monitor, manage and maintain distributed IT infrastructure remotely, easily and efficiently with one integrated Web based platform. Kaseya's technology is licensed on over three million machines worldwide.
Copyright © 2000-2009 Kaseya International Limited. All Rights Reserved.
Contents Agenten begrijpen
3
Agenten ......................................................................................................................................................... 3 Computer-ID's vs. agenten ............................................................................................................................ 3 Pictogrammen voor agentstatus in de VSA ................................................................................................... 4 Live Connect .................................................................................................................................................. 4 De hiërarchie Computer-ID/Groeps-ID/Organisatie-ID ................................................................................. 5
Computer-ID accounts filteren
6
Weergavedefinities ........................................................................................................................................ 7 Weergaven van geselecteerde computer-ID's maken .................................................................................. 7
Agenten op beheerde computers
8
Agentpictogrammen op beheerde computers ............................................................................................... 8
Agentinstellingen configureren
10
Agentinstellingen ......................................................................................................................................... 10 Computer-ID sjablonen................................................................................................................................ 11 Agentinstellingen kopiëren .......................................................................................................................... 11 Sjablonen en gefilterde weergaven ............................................................................................................. 12 Basissjablonen en -audits............................................................................................................................ 12
Agent-installatiepakketten maken
12
Agent-installatiepakketten. .......................................................................................................................... 12 Agenten inzetten .......................................................................................................................................... 12
Agent-installatiepakketten distribueren
16
Methoden met Agent inzetten downloaden ................................................................................................. 16 Het installatiepakket uitvoeren .................................................................................................................... 17 Distributiemethoden ..................................................................................................................................... 17 Automatische account-aanmaak ................................................................................................................. 17 Volgens IP-adres nieuwe computer ID's aan computergroep toewijzen ..................................................... 18 Op een interne LAN agenten configureren.................................................................................................. 18
Agentfuncties
18
Overzicht
20
Meer leren
22
i
Agenten begrijpen
Agenten begrijpen Eén van de unieke eigenschappen van de VSA is de mogelijkheid met meerdere of individuele computers te werken - binnen domeinen, clienten, locaties of enig gedefinieerde structuur. Dit vergroot enorm de mogelijkheid om "beste praktijken" te creëren en te gebruiken. Het vergroot de flexibiliteit en verminderd enorm de hoeveelheid tijd die nodig is om taken te voltooien. Uw begrip betreffende de volgende basisconcepten betreffende agenten inzetten zal uw succesvolle beheer van computers met de VSA enorm stroomlijnen. In het online helpsysteem voor gebruikers kunnen de details over de onderwerpen worden gevonden die in dit document zijn besproken. Gebruikersondersteuning is inhoudelijk gevoelig. Raadpleeg het vanuit de VSA-toepassing. Bekijk de volgende basisconcepten betreffende agenteninzet voordat u de eerste keer agenten configureert.
Agenten De VSA beheert computers door op een beheerde computer een software client te installeren, een agent. De agent is een systeemdienst. De gebruiker hoeft zich niet aan te melden om de agent zijn werk te laten doen en na installatie van de agent is herstarten niet nodig. De agent is instelbaar en kan volledig onzichtbaar zijn voor de gebruiker. Het enige doel van de agent is het uitvoeren van de taken die gevraagd worden door de VSA-gebruiker. Na de installatie: Een pictogram voor de agent —bijvoorbeeld het pictogram —wordt weergegeven in het systeemvak van de beheerde computer. Agent-pictogrammen kunnen aangepaste afbeeldingen zijn en u kunt ze ook geheel verwijderen. Aan elke geïnstalleerde agent wordt een uniek VSA computer-ID / groeps-ID / organisatie-ID toegewezen. Computer-ID's kunnen automatisch worden gemaakt tijdens de installatie van de agent of individueel voor de agent wordt geïnstalleerd. Elke geïnstalleerde agent gebruikt een van de beschikbare agentlicenties die door de service provider zijn gekocht. Gewoonlijk worden agenten geïnstalleerd met pakketten die gemaakt zijn met Agent > Agenten inzetten binnen de VSA. Op dezelfde computer kunnen meerdere agenten worden geïnstalleerd die elk naar een andere server verwijzen. Een incheck-pictogram verschijnt naast elk computer-ID in de VSA dat de algemene status van de beheerde computer aangeeft. Zo geeft bijvoorbeeld het incheck-pictogram aan dat een agent online is en dat de gebruiker is aangemeld. Binnen de VSA verschijnt na een klik op het incheckpictogram een enkele computerinterface voor de beheerde computer, genaamd Live Connect. Live Connect levert rechtstreekse toegang tot uitgebreide gegevens en tools die u nodig hebt om op die computer te werken.
Computer-ID's vs. agenten Bij het bespreken van agenten is het handig om onderscheid te maken tussen het computer-ID/groeps-ID/organisatie-ID en de agent. Het computer-ID/groeps-ID/organisatie-ID is de accountnaam voor een beheerde computer in de VSA-database. De agent is de clientsoftware geïnstalleerd op de beheerde computer. Een een-op-een relatie bestaat tussen de agent op een
3
Agenten begrijpen beheerde computer en de accountnaam op de VSA. Taken toegewezen aan een computer-ID door VSA-gebruikers besturen de handelingen van de agent op de beheerde computer. Opmerking: In Agentinstellingen configureren (pagina 10) worden computer-ID-sjablonen besproken.
Pictogrammen voor agentstatus in de VSA Nadat een computer-ID is gemaakt, verschijnt een incheckpictogram naast elk computer-ID account in de VSA. Deze pictogrammen geven van elke beheerde computer de check-instatus van de agent weer: Online maar wacht tot de eerste audit wordt voltooid Agent online Agent is online en gebruiker is momenteel aangemeld. Pictogram geeft knopinfo weer die de aanmeldingsnaam weergeeft. Agent is online en gebruiker is momenteel aangemeld, maar de gebruiker is al 10 minuten niet actief De agent is momenteel offline Agent heeft nooit ingecheckt Agent is online maar de afstandsbediening is uitgeschakeld Deze agent is uitgesteld
Live Connect De pagina Live Connect toont door te klikken elk incheck-pictogram, bijvoorbeeld , naast elk computer-ID in de VSA. Met Live Connect kunt u uitsluitend voor één beheerde computer taken en functies uit te voeren. Een menu met tabbladen met eigenschappen biedt toegang tot verschillende categorieën van informatie over de beheerde computer. T a b b la d H o m e
C o m p u te r - ID
H e lp
M in ia t u u r w e e r g a v e b u r e a u b la d P r e s t a t ie g r a f ie k e n
F u n c t ie lijs t F u n c t ie t a b b la d e n
Home: de eerste weergave die verschijnt als het venster Live Connect opent. U kunt de pagina Home Live Connect met Systeem > Aanpassen aanpassen: Live Connect. Agentgegevens: toont agentgegevens en start agenttaken op de beheerde computer. Audit-informatie: toont de software en hardware configuratie van de beheerde computer. Bestandsbeheer: biedt twee bestandsbeheerders, een voor uw lokale computer en een voor het externe computer-ID, zodat u op beide computers kunt bladeren en bestanden uitwisselen. 4
Agenten begrijpen Opdrachtenshell: opent een opdrachtenshell in de beheerde computer. Register-editor: toont het registere van de beheerde computer ID. U kunt sleutels en waarden maken, hernoemen, verversen of verwijderen en de waarden instellen. Taakbeheer: toont Taakbeheer-gegevens voor de beheerde computer. Viewer voor gebeurtenissen: toont gegevens over gebeurtenissen, opgeslagen op de beheerde computer. Tickets - Geeft tickets weer en maakt tickets voor de beheerde computer. Chat - initieert een chatsessie met de huidig aangemelde gebruiker van de beheerde computer. Toegang bureaublad - initieert een externe bureaubladsessie met de beheerde computer. Hetzelfde Live Connect-venster verschijnt als de gebruiker van een computer op het agent pictogram in het systeemvak van de beheerde computer klikt, waarbij bepaalde beperkingen van toepassing zijn. Deze weergave voor de gebruiker van Live Connect heet Toegang tot portal. Opmerking: Zie voor meer details Afstandsbediening > Live Connect.
De hiërarchie Computer-ID/Groeps-ID/Organis atie-ID Elke agent geïnstalleerd op een beheerde computer krijgt een uniek computer-ID/Groeps-ID/Organisatie-ID toegewezen. Alle computer-ID's behoren tot een computergroep-ID en optioneel tot een subgroep-ID. Alle computergroep-ID's behoren tot een organisatie-ID. Een organisatie stelt gewoonlijk een enkel klantaccount voor. Als een organisatie klein is, bevat deze mogelijk slechts één computergroep die alle computer-ID's binnen die organisatie bevat. Een grotere organisatie kan een groot aantal computergroepen en subgroepen bevatten, meestal georganiseerd op locatie of netwerk. Zo kan bijvoorbeeld de volledige aanduiding voor een agent die op een beheerde computer is geïnstalleerd, worden gedefinieerd als jsmit.verkoop.almere.acme In dit geval is verkoop een subgroep ID binnen het groeps-ID almere binnen het organisatie-ID acme. Op sommige plekken in de VSA wordt deze hiërarchie in omgekeerde volgorde getoond. Elk organisatie-ID bevat een enkele standaard computergroep-ID genaamd root. Groep-ID's en subgroep-ID's worden gemaakt met de pagina Systeem > Orgs/Groepen/Afdel > Beheren.
Voorbeeld 1: Bovenliggende en onderliggende organisaties Een organisatie kan de onderliggende organisatie van een andere organisatie zijn. Bovenliggende organisatie Bedrijfs HQ Afdeling 1, 2, 3, ... Onderliggende organisatie Bedrijf A Afdeling 1, 2, 3, ... Bedrijf B Afdeling 1, 2, 3, ... Bedrijf C Afdeling 1, 2, 3, ...
Voorbeeld 2: Groep en subgroep Computergroepen zijn leden van organisaties. Computer-subgroepen zijn leden van 5
Computer-ID accounts filteren computergroepen. Groepen: Verkoop Marketing Boekhouding Productie IT Beheer Subgroepen: Servers Desktops Notebooks Energiegebruikers Standaardgebruikers Mobiele gebruikers
Voorbeeld 3: Groep en subgroep Groepen: Client 1 Client 2 Client 3 Client 4 Subgroepen: Verkoop Marketing Beheer Boekhouding
Computer-ID accounts filteren Bereiken in Systeem > Beveiling gebruiker beperkt de computer-ID accounts die u mag zien. In tegenstelling daarvan kunt u met de filter Computer-ID/computergroep beslissen hoe de weergave van computers waartoe u toegang hebt, verder te beperken. De filter Computer-ID/computergroep wordt bovenin alle functiepagina's die computer-ID acounts weergeven, weergegeven.
Zodra filterparameters zijn opgegeven, klikt u op de pictogram Toepassen om de filterinstellingen toe te passen op alle functiepagina's. Standaard toont de filter Computer-ID/computergroep alle computer-ID's in
beheerd door de momenteel aangemelde gebruiker. Opmerking: Zelfs als een gebruiker selecteert, worden alleen groepen weergegeven waartoe de gebruiker toegang heeft gekregen met Systeem > Bereiken.
6
Computer-ID accounts filteren
Weergavedefinities In het venster Weergavedefinities kunt u het computer-ID / groeps-ID filter verder verfijnen aan de hand van attributen op elke computer—bijvoorbeeld het type besturingssysteem. Weergaven bieden gebruikers flexibiliteit voor computerbeheer en rapportage. Weergavefiltering wordt toegepast op alle functiepagina's door een weergave te selecteren in de keuzelijst Weergave selecteren in het venster computer ID / group filter en door op het pictogram Toepassen te klikken. . U kunt een willekeurig aantal weergaven maken en met andere gebruikers delen. Maak een weergave door op de knop Bewerken rechts van de keuzelijst Weergaven te klikken.
Weergaven van geselecteerde computer-ID's maken U kunt een vrije set van individuele computer-ID's binnen een weergave selecteren. Het maakt niet uit tot welke groepen de computer-ID's behoren, als de gebruiker maar gemachtigd is om toegang tot die groepen te krijgen. Hierdoor kan de gebruiker logische sets van verwante computer-ID's, zoals laptops, werkstations, servers, MS Exchange Servers, enz weergeven en melden. Met het keuzevak Alleen geselecteerde computer-ID's weergeven in Definities weergeven worden in een weergave computers geselecteerd. Sla een weergave eerst op voordat u computer-ID's met deze optie selecteert. Nadat de 7
Agenten op beheerde computers weergave is opgeslagen, verschijnt rechts van deze optie een koppeling computers geselecteerd. Klik op deze koppeling om een venster weer tegeven waarmee u met een vrije selectie van individuele computer-ID's een weergave kunt maken.
Agenten op beheerde computers Agentpictogrammen op beheerde computers Nadat de agent op een computer is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram in het systeemvak van de computer. Dit pictogram vormt de gebruikersinterface voor de agent op de computer. De VSA-gebruiker kan het pictogram naar wens uitschakelen met de pagina Agent > Menu Agent. Opmerking: U kunt het pictogram van de agent volledig aanpassen met Systeem > Site aanpassen. Zie Aangepaste agentpictogrammen maken. Dit omvat ook unieke pictogrammen voor Macintosh-computers.
De achtergrond van het agentpictogram is blauw Als de agent actief is en is ingecheckt bij de VSA, is de achtergrond van het agentpictogram blauw.
Opmerking: dubbelklik op het pictogram van de agent om de Welkomstpagina Toegang tot portal te openen.
De achtergrond van het agentpictogram is grijs Een actieve agent die niet kan inchecken bij de VSA> heeft een grijs pictogram. Dit duidt er op dat de netwerkverbinding ontbreekt of dat de agent naar het verkeerde adres kijkt voor de VSA.
Als het pictogram van de agent grijs is, moet u het volgende controleren: 1. Controleer of deze computer toegang heeft tot internet. 2. Controleer of een firewall de uitgaande poort blokkeert die de agent gebruikt om verbinding te maken met de VSA. De standaardpoort is poort 5721. 3. Controleer of de instellingen Controle inchecken van deze computer correct zijn.
8
Agenten op beheerde computers 4. Stel het adres van de VSA-server handmatig in de agent in door te rechtsklikken op het agentmenu, Account instellen... te selecteren, en het juiste adres in te vullen.
De achtergrond van het agentpictogram is rood Het agentpictogram wordt rood als een computergebruiker beheer op afstand handmatig uitschakelt. VSA-gebruikers kunnen voorkomen dat anderen hun computer op afstand beheren door Beheer op afstand uitschakelen te kiezen als ze rechtsklikken op het agentmenu.
Achtergrond van agentpictogram knippert wit en blauw Het agentpictogram knippert tussen een witte en de normale achtergrond als een bericht klaar staat om te worden gelezen. Klik op het pictogram om het bericht weer te geven.
Opmerking: zie Beheer op afstand > Bericht versturen voor een uitleg over het instellen van het verzenden van berichten.
Opties agentmenu Rechtsklik op het agentpictogram om een optiemenu te openen.
Opmerking: Zie Agent > Menu Agent voor een beschrijving van het in- of uitschakelen van deze opties.
9
Agentinstellingen configureren
Het agentmenu uitschakelen VSA-gebruikers kunnen het agentmenu volledig uitschakelen en het pictogram van het bureaublad van de computer verwijderen.
Agentinstellingen configureren Agentinstellingen Voordat u op beheerde computers agenten installeert, moet u beslissen over de te gebruiken agentinstellingen. Agentinstellingen bepalen het gedrag van de agent op de beheerde computer. Ofschoon elke agent individueel kan worden geconfigureerd, is het gemakkelijker voor beheerde computers als u voor elke type computer die u beheert, gelijke instellingen aanneemt. Bijvoorbeeld, laptops, desktops en servers kunnen allemaal instellingen hebben die voor dat type computer uniek zijn. Op gelijke wijze kunnen computers voor één klant unieke eigenschappen hebben die van de computers verschillen die door andere klanten worden gebruikt. Om voor zowel flexibiliteit als automatisering te zorgen, stelt de VSA u in staat om verschillende waarden op te geven voor de volgende soorten instellingen voor de agent per computer: Referentie Menu Agent Controle inchecken Actieve map Logboeken Computerprofiel- verwijst naar de instellingen in Audit > Profiel bewerken. Weergaveverzamelingen Toegang tot portal Beleid voor beheer op afstand Patch-instellingen Patch-bestandsbron Lidmaatschappen patch-beleid Vaste waarschuwingen - Dit zijn alle typen waarschuwingen op de pagina Controle > Waarschuwingen behalve Gebeurtenissenlogboek-waarschuwingen en Systeemwaarschuwingen. Waarschuwingen gebeurtenissenlogboek. Controlesets Bestanden distribueren Bescherming Agentprocedureschema's Zodra deze instellingen op de manier dat u ze voor een enkele beheerde computer wilt hebben, configureerd, kunt u een nieuw installatiepakket maken. Het nieuwe pakket installeert dezelfde set agentinstellingen op een willekeurig beheerde computer.
10
Agentinstellingen configureren
Computer-ID sjablonen Alle agentinstellingen passend gebruiken voor een werkende computer, kan enige terugslagen veroorzaken. Bijvoorbeeld de bron van de referentie en het patch-file voor een werkende computer zullen niet werken op een nieuw beheerde computer als die computer tot een andere organisatie behoort. De oplossing is computer-ID sjablonen te gebruiken om agentinstellingen te configureren. Een computer-ID sjabloon is een computer-ID record zonder agent. Omdat een agent nooit incheckt op een computer-ID sjabloonaccount, wordt dit niet geteld voor uw totale aantal licenties. U kunt, zonder extra kosten, net zoveel computer-ID sjablonen maken als u wilt. Bij het maken van een installatiepakket voor een agent, worden de instellingen voor het pakket meestal gekopieerd van een geselecteerde computer-ID sjabloon. Computer-ID sjablonen worden meestal gemaakt en ingesteld voor bepaalde soorten computers. Voorbeelden van computertypen zijn desktops, Autocad, Quickbooks, small business servers, Exchange servers, SQL Servers, enzovoort. Op basis van elk computer-ID sjabloon die u definieert, kan een overeenkomend installatiepakket worden gemaakt. Maak computer-ID sjablonen met Agent > Maken. Importeer een computer-ID sjabloon met Agent > Import/Export. Baseer het installatiepakket van een agent op een computer-ID sjabloon met Agent > Agenten inzetten. Kopieer geselecteerde instellingen van computer-ID sjablonen naar bestaande computer-ID accounts met Agent > Instellingen kopiëren. Bepaal het totale aantal computer-ID sjabloonaccounts in uw VSA met Systeem > Statistieken. Configureer instellingen voor de computer-ID sjabloon met de standaard VSA-functies, net als u voor een computer-ID account met een agent doet. Voor Windows- en Macintosh-computers worden afzonderlijke computer-ID sjablonen aangeraden. Als alternatief kunt u een pakket maken dat automatisch het juiste besturingssysteem selecteert en van een sjabloon dat een agentprocedure bevat die specifieke stappen voor een besturingssysteem gebruikt, kopieert. Om een computer-ID sjabloon op een pakket toe te passen: 1. Gebruik de wizard Pakket maken in Agent inzetten om de sjabloon als het broncomputer-ID te gebruiken om instellingen van te kopiëren als u het pakket voor installatie maakt. 2. Voeg aan het pakket met diezelfde wizard bijkomende attributen toe. Deze bijkomende attributen verschillen meestal van één klant naar de ander en kan daarom meestal niet in de sjabloon worden opgeslagen.
Agentinstellingen kopiëren Computer-ID sjablonen worden aanvankelijk gebruikt om een installatiepakket voor een agent te maken met de sjabloon als bron voor het kopiëren van instellingen. Maar ook nadat agenten op beheerde computers zijn geïnstalleerd, moet u instellingen op bestaande computer-ID accounts bijwerken naarmate de eisen van de klant veranderen en uw kennis van de VSA toeneemt. Gebruik in dat geval Agent >Instellingen kopiëren om deze wijzigingen naar een onbeperkt aantal computer-ID's te kopiëren die u kunt benaderen. Selecteer Niet kopiëren voor alle instellingen die u niet wilt overschrijven. Gebruik Toevoegen om instellingen te kopiëren zonder bestaande instellingen te verwijderen. Kaseya adviseert veranderingen eerst aan te brengen in een geselecteerde sjabloon om dat te gebruiken als bron computer-ID om veranderingen van te kopiëren. Dit zorgt er voor dat de computer-ID sjablonen de "master-opslag" van alle agentinstellingen blijven en dat ze klaar staan om te dienen als bron voor de installatiepakketten van agenten en bestaande computer-ID accounts.
11
Agent-installatiepakketten maken
Sjablonen en gefilterde weergaven Tussen computer-ID sjablonen en het, met de optie Alleen geselecteerde ID's tonen, filteren van uw weergave van geselecteerde computers bestaat een overeenkomende relatie. (Deze optie wordt eerder in Computer-ID accounts filteren (pagina 6) beschreven.) Bijvoorbeeld, als u een computer-ID sjabloon met de naam "laptops" definieert, dan is het gemakkelijker om op alle "laptops" waarvoor u verantwoordelijk bent als u een gefilterde weergave met de naam "laptops" hebt, instellingen toe te passen. Selecteer gewoon de weergave voor "laptops" en op een willekeurige pagina wordt, ondanks de computergroep waartoe zij behoren, alleen laptops weergegeven. Hetzelfde idee is van toepassing op "desktops", "werkstations", "Exchange-servers", enz. Gefilterde weergaven van geselecteerde computers zijn bijzonder nuttig als u gereed bent om van een computer-ID sjabloon instellingen naar bestaande agenten te kopiëren door de hierboven beschreven functie Instellingen kopiëren te gebruiken.
Basissjablonen en -audits Gezien u, totdat u op de computer een audit uitvoert, nooit zeker kunt zijn welke instellingen op een computer moeten worden toegepast, moet u overwegen een agentenpakket te installeren die van een "basis"-sjabloon wordt gemaakt waarvan de meeste agentinstellingen zijn uitgeschakeld. Zodra u de audit hebt, kunt u beslissen welke instellingen naar welke computer moeten gaan. Gebruik de functie Instellingen kopiëren om van de passende sjabloon instellingen naar de nieuwe agent te kopiëren.
Agent-installatiepakketten maken Agent-installatiepakketten. Snelle inzet is een belangrijke eigenschap van de VSA. Het systeem zo snel mogelijk op en werkende te krijgen als mogelijk is, heltp de IT-groep computers onmiddellijk onder beheer te krijgen en maakt het mogelijk om beste praktijken te implementeren. Eén aspect van snelle inzet is de mogelijkheid agenten in te zetten die geheel met agent-installatiepakketten zijn geconfigureerd. Agent-installatiepakketten worden met twee functies binnen de VSA gemaakt: Agenten inzetten - Maakt en distribueert een installatiepakket voor agenten naar meerdere computers. Dit is de voorkeursmethode om agent-installatiepakketten te maken en wordt in dit document gedetailleerd besproken. Maken - Maakt in twee afzonderlijke stappen een computer-ID account en een agentinstallatiepakket. Het installatiepakket wordt op een enkele computer toegepast. U kunt Maken ook gebruiken om computer-ID sjablonen te maken of een ontbrekende agent opnieuw te installeren voor een bestaand computer-ID.
Agenten inzetten De pagina Agenten inzetten maakt en distribueert een installatiepakket voor agenten naar meerdere computers.
12
Agent-installatiepakketten maken Gebruik Agent > Maken om in twee gescheiden stappen een computer-ID account en installatiepakket voor agenten te maken en ze op een enkele computer toe te passen. U kunt Maken ook gebruiken om computer-ID sjablonen te maken of een agent opnieuw te installeren voor een bestaand computer-ID. Gebruik Agenten installeren om agenten op externe systemen te installeren. Opmerking: Zie Systeemvereisten voor een lijst besturingssystemen waarop agenten kunnen worden geïnstalleerd.
Filenames installeren De volledige bestandsnaam voor een installatiepakket van een Windows-agent is KcsSetup.exe. De volledige bestandsnaam voor een installatiepakket van een Macintosh-agent is KcsSetup.app. KcsSetup.app wordt als een KcsSetup.zip gedownload die in een map met de naam Agent het bestand KcsSetup.app bevat. Klik op het bestand KcsSetup.zip om het uit te vouwen, klik daarna op de map Agent en dan op het bestand KcsSetup.app om het uit te voeren.
De wizard gebruiken Het installatiepakket Agenten inzetten is met de wizard Automatische account-aanmaak configureren gemaakt. De wizard kopieert agentinstellingen van een bestaand computer-ID of computer-ID sjabloon en genereert een installatiepakket genaamd KcsSetup. Alle instellingen en wachtende agentprocedures van het computer-ID waarvan u kopieert - behalve het computer-ID, groeps-ID en organisatie-ID - worden op elk nieuw computer-ID dat met het pakket wordt gemaakt, toegepast.
Referenties opnemen in agent-installatiepakketten Indien nodig kunt u een agent-installatiepakket maken dat referenties van een beheerder bevat om toegang te nemen tot het netwerk van een klant. Referenties zijn alleen nodig als gebruikers pakketten op computers installeren en geen beheerderstoegang hebben tot hun netwerk. De beheerdersreferenties zijn gecodeerd, nooit in duidelijk leesbare tekstvorm beschikbaar, en zijn zijn aan het installatiepakket gekoppeld.
Bestaande installatiepakketten bewerken Meestal wordt een bestaand installatiepakket van Agenten inzetten vlak voor de herdistributie bewerkt. De meest voorkomende wijzigingen die aan een installatiepakket worden aangebracht, zijn: Vooraf een organisatie-ID, groeps-ID of subgroep-ID selecteren. Referenties toewijzen als dat nodig is. Nadat het installatiepakket is bewerkt, kunt u het opnieuw aanmaken en naar de specifieke klant en locatie waarvoor het is bedoeld, distribueren.
Distributiemethoden Zodra een installatiepakket is gemaakt, kunt u de volgende methoden gebruiken om het te distribueren: Aanmelden Windows - Stel een procedure voor NT-aanmelding in om, telkens wanneer een gebruiker zich op het netwerk aanmeldt, het installatiepakket uit te voeren. Windows 98 wordt niet ondersteund. Macintosh - Stel een procedure voor Mac OS X aanmeldings-inhaakprocedureg in om, telkens wanneer een gebruiker zich op het netwerk aanmeldt, het installatiepakket te activeren. Zie Apple KB-artikel http://support.apple.com/kb/HT242. Procedure 1. Maak het inzetpakket met de wizard Agent > Agenten inzetten. Het KcsSetup-installatieprogramma slaat installatie over als het ontdekt dat op een 13
Agent-installatiepakketten maken machine al een agent is als de /e-schakeloptie in het installatiepakket aanwezig is. Waarschijnlijk wilt u de optie voor installatie op de achtergrond selecteren. Mogelijk moet u de beheerdersreferentie koppelen als gebruikers die de aanmeldingsprocedure activeren, geen gebruikersrechten hebben. 2. Download het KcsSetupinstallatieprogramma met de pagina dl.asp en kopieer het naar een netwerk-share vanwaar gebruikers programma's kunnen uitvoeren. 3. Voeg KcsSetup met zijn netwerkpad toe aan de aanmeldingsprocedure. E-mail - E-mail KcsSetup naar alle gebruikers op het netwerk. Download het passende installatiepakket van de pagina Agenten inzetten en voeg het toe aan een e-mail op uw lokale computer. U kunt ook de koppeling naar het standaard installatiepakket kopiëren en in een e-mailbericht plakken. Neem instructie op om het pakket te starten, zoals in het opsommingsteken Handleiding hieronder wordt beschreven. LAN Watch - Gebruikers kunnen nieuw toegevoegde computers ontdekken tijdens een LAN Watch en vervolgens agenten op afstand installeren met de pagina Agent > Agenten installeren. Active Directory - Activeer LAN Watch op een computer met Active Directory. Daarna kunnen, zodra gebruikers zich met behulp van Active Directory aanmelden, Windows-agenten automatisch worden geïnstalleerd op Windows-computers. Zie AD-computers weergeven en AD-gebruikers weergeven. Windows 98 en Macintosh worden niet ondersteund. Handleiding - U kunt aan gebruikers doorgeven dat ze vanaf de website http:///dl.asp een installatie-agent naar hun doelcomputers moeten downloaden. Als op de website meer dan een installatiepakket wordt weergegeven, moet u gebruikers vragen welk pakket te selecteren. Gebruikers kunnen met één van de volgende methoden KcsSetup uitvoeren: Windows Klik tweemaal op KcsSetup om het te activeren. Open een opdrachtvenster en typ KcsSetup gevold door de gewenste schakelopties voor opdrachtregels. Selecteer Activeren... in het Windows Start-menu en KcsSetup gevolgd door gewenste schakelopties voor opdrachtregels. Macintosh Klik tweemaal op KcsSetup om het te activeren. Open een terminalproces, blader naar waar KcsSetup zich bevindt en activeer KcsSetup gevolgd door willekeurig gewenste schakelopties voor opdrachtregels.
Standaard installatiepakketten voor gebruikers Elke gebruiker kan zijn eigen standaard installatiepakket aangeven door de radioknop Standaardwaarde instellen links van de naam van het pakket te selecteren. Gebruikers kunnen hun eigen standaardagent onmiddellijk downloaden door de koppeling Hier klikken om een standaardagent te downloaden te selecteren op de pagina Agenten inzetten.
Uniek ID-nummer U kunt gebruikers zeggen welk installatiepakket ze moeten downloaden door naar het unieke ID-nummer van het installatiepakket te verwijzen. Voorbeeld: http:///dl.asp?id=123. Het standaard installatiepakket wordt met zijn unieke ID-nummer weergegeven in de koptekst van de pagina Agenten inzetten.
Volgens IP-adres nieuwe computer ID's aan computergroep toewijzen Meerdere installatiepakketten voor agenten onderhouden in Agent > Agenten inzetten, één voor elke organisatie kan veel tijd kosten. In plaats daarvan gebruiken sommige server-providers een enkel agentpakket voor de onbenoemde organisatie en voeren ze alle installaties met dit pakket uit. Systeem > Naamgevingbeleid kan automatisch nieuwe agenten toewijzen aan de juiste 14
Agent-installatiepakketten maken organisaties.groeps-ID —de eerste keer dat de agent incheckt —aan de hand van het IP-adres of de verbindings-gateway van elke beheerde computer. Agent > Instellingen kopiëren kan achteraf worden gepland, om specifieke soorten agentinstellingen op computer-ID sjabloon te kopiëren naar het type computer dat door de initiële audit is bekend gemaakt. Dit kan worden geautomatiseerd met agentprocedures.
Automatische account-aanmaak U moet automatische account-aanmaak hebben ingeschakeld met Systeem > Check-inbeleid om automatisch een computer-ID account te maken als het pakket Agenten inzetten wordt geïnstalleerd.
Selectie besturingssysteem Op computers die met Windows- of Macintosh-besturingssystemen werken, kunnen agentpakketten worden gemaakt om agenten te installeren, of om automatisch het type besturingssystem van de download-computer te kiezen.
Pakket maken Klik op Pakket maken om een wizard Automatische account-aanmaak configureren te starten, waarmee u alle configuratieparameters voor het installatiepakket kunt opgeven. De wizard is een proces dat uit 7 stappen bestaat. 1. Definieer regels voor het benoemen van het computer-ID Vraag de gebruiker een computer-ID in te voeren. Gebruik de computernaam als computer-ID. Stel de gebruikersnaam van de huidig aangemelde gebruiker in als computer-ID. Geef een vast computer-ID op voor dit installatiepakket. 2. Definieer regels voor het benoemen van het groeps-ID Bestaande groep - Selecteer een bestaand groeps-ID uit een vervolgkeuzekeuzelijst. Domeinnaam - Gebruikt de domeinnaam van de gebruiker. Nieuwe groep - Geef een nieuw groeps-ID aan.Deze optie is alleen zichtbaar voor gebruikers met de rol hoofd. Vraag gebruiker - Vraagt de gebruiker om een groeps-ID in te voeren.Deze optie is alleen zichtbaar voor gebruikers met de rol hoofd. 3. Geef schakelopties voor opdrachtregels aan voor het installatiepakket voor agenten, inclusief de mogelijkheid om zonder taakbalken of diagoogvenster op de achtergrond te installeren. 4. Geef het computer-ID aan om instellingen en in behandeling zijnde agentprocedures van te kopiëren. Alle gekopieerde instellingen en in behandeling zijnde agentprocedures, met uitzondering van het organisatie-ID, computer-ID en groeps-ID, worden op elk nieuw computer-ID dat met het pakket wordt gemaakt, toegepast. Opmerking: De verklaring Instellingen van unknown.root.unnamed kopiëren als niets is geselecteerd is gebaseerd op het computer-ID of sjabloon dat door het standaard installatiepakket is geselecteerd. Zie Het standaard installatiepakket bewerken hieronder.
5. Selecteer het besturingssysteem waarvoor u het installatiepakket maakt: Automatisch besturingssysteem van downloading computer kiezen, Windows of Macintosh. 6. Koppel optioneel een referentie van een gebruikersaanmelding aan het installatiepakket. Vul het formulier Beheerdersreferenties in om de gebruikersrechten veilig aan het installatiepakket te binden Gebruikers zonder beheerdersrechten kunnen succesvol het pakket installeren zonder enige beheerdersreferenties in te voeren. Als de beheerdersreferentie leeg blijven en de gebruiker beschikt niet over de beheerdersrechten om software te installeren, vraagt het installatiepakket de gebruiker
15
Agent-installatiepakketten distribueren tijdens de installatie om beheerdersreferenties in te voeren. Als het pakket ook stil is, faalt KcsSetup zonder enige dialoogberichten dit uit te leggen. Opmerking: Referenties zijn alleen nodig als gebruikers pakketten op computers installeren en geen beheerderstoegang hebben tot hun netwerk.
7. Geef het installatiepakket een naam voor eenvoudige verwijzing later. Deze naam wordt op de pagina Agenten inzetten en op de downloadpagina dl.asp weergegeven.
Installatieproblemen en mislukkingen Zie Installatieproblemen en mislukkingen als de installatie van een agent mislukt.
Het standaard installatiepakket bewerken Het standaard installatiepakket stelt de standaardwaarden in die worden weergeven als u een nieuw pakket maakt. Normaal kunt u het standaard installatiepakket niet modificeren. De knop Opslaan is uitgeschakeld. Omde knop Opslaan in te schakelen voor het standaard installatiepakket, gaat u als volgt te werk als hoofdrolgebruiker: 1. Klik op de knop Delen naast het standaard installatiepakket in Agent > Agenten inzetten. 2. Klik op Eigenaar worden. 3. Klik op Gebruikers toestaan wijzigingen aan te brengen. 4. Klik op Opslaan. 5. Klik op het bewerkingspictogram
naast het standaard installatiepakket.
De knop Opslaan wordt ingeschakeld als u het standaard installatiepakket bewerkt. Opmerking: Als u het standaard installatiepakket verwijdert, wordt het direct opnieuw gemaakt.
Agent-installatiepakketten distribueren Methoden met Agent inzetten downloaden De pagina Agent inzetten biedt drie types koppelingen om agent-installatiepakketten te downloaden: Het standaard agent-installatiepakket van de gebruiker - elke gebruiker heeft zijn of haar eigen standaard agent-installatiepakket. Een geselecteerd agent-installatiepakket - Selecteer eerst een pakket uit de lijst op de pagina Agent inzetten. Ten tweede, dient u op deze koppeling te klikken om dit geselecteerde pakket met een uniek indexnummer die aan het pakket is toegewezen, te downloaden. Een dl.asp-webpagina met een lijst agent-installatiepakketten voor alle publiek beschikbaar -Klik op een willekeurig pakket in de lijst op de dl.asp-webpagina om het te downloaden. Elk van deze methoden downloadt hetzelfde KcsSetup-bestand dat wordt gebruikt om de agent te installeren.
16
Agent-installatiepakketten distribueren
Het installatiepakket uitvoeren De gedownloade KcsSetup kan met één van de volgende drie methoden worden uitgevoerd: Klik tweemaal op KcsSetup om het te activeren. Open een opdrachtvenster en typ KcsSetup gevold door de gewenste schakelopties voor opdrachtregels. Deze schakelopties worden in de gebruikershandleiding of de online gebruikersondersteuning beschreven. Selecteer Activeren... in het Windows Start-menu en KcsSetup gevolgd door gewenste schakelopties voor opdrachtregels.
Distributiemethoden Nadat een agent-installatiepakket is gemaakt, kunt u de volgende methoden gebruiken om het te distribueren: Aanmeldingsprocedures - Stel een NT aanmeldingsprocedure in om het installatiepakket uit te voeren, telkens wanneer een gebruiker zich op het netwerk aanmeldt. De installatie wordt overgeslagen als het installatieprogramma een agent op de computer detecteert. 1. Maak het inzetpakket met de wizard Agent > Agenten inzetten. Waarschijnlijk wilt u de optie voor installatie op de achtergrond selecteren. Mogelijk moet u de beheerdersreferentie koppelen als gebruikers die de aanmeldingsprocedure activeren, geen gebruikersrechten hebben. 2. Download KcsSetup en kopieer het naar een netwerk-share van waar de gebruikers programma's kunnen uitvoeren. 3. Voeg KcsSetup met zijn netwerkpad toe aan de aanmeldingsprocedure. E-mail - E-mail KcsSetup naar alle gebruikers op het netwerk. Download KcsSetup en bevestig het dan aan een e-mail op uw lokale computer. U kunt de koppeling van een dl.asp-installatiepakket ook kopiëren en in een e-mailbericht plakken. LAN Watch - Gebruikers kunnen nieuw toegevoegde computers ontdekken tijdens een LAN Watch en vervolgens agenten op afstand installeren met de pagina Agent > Agenten installeren. Als met een computer met Active Directory een LAN Watch wordt uitgevoerd, kunt u met AD-computers weergeven weergeven ook agenten op computers met Active Directory installeren. Agenten kunnen ook automatisch worden geïnstalleerd op elke computer waarop een Active Directory-gebruiker zich met AD-gebruikers weergeven aanmeldt. Handmatig - U kunt aan gebruikers de instructie geven dat ze naar hun doelcomputers een installatie-agent moeten downloaden vanaf de website http://your.kserver.com/dl.asp. Als de website meer dan een installatiepakket toont, moet u opgeven welk pakket ze moeten selecteren.
Automatische account-aanmaak U moet automatische account-aanmaak met Systeem > Check-inbeleid hebben ingeschakeld om automatisch een computer-ID account te maken als een agent-installatiepakket wordt geïnstalleerd. Deze optie wordt standaard ingeschakeld als de VSA wordt geïnstalleerd.
17
Agentfuncties
Volgens IP-adres nieuwe computer ID's aan computergroep toewijzen U kunt een "generiek" installatiepakket maken die alle nieuwe computeraccounts aan het naamloze groeps-ID toevoegt. Als de agent de eerste incheckt, wijst de optie Systeem > Benamingsbeleid het aan het juiste groeps-ID en/of subgroeps-ID toe met het IP-adres van de beheerde computer.
Op een interne LAN agenten configureren Als computers op een interne LAN niet met de externe hostnaam of het IP-adres naar de VSA kunnen worden geleid: 1. maak een agent-installatiepakket dat instellingen kopieert van een bestaand computer-account waarvoor het primaire en secundaire KServer-adres is ingesteld op het interne IP-adres van de server. De primaire en secundaire Kserver-adressen worden met de functie Check-incontrole onder het tabblad Agent weergegeven. 2. Als een computeraccount met deze instelling niet bestaat, maakt u met de pagina Agent > Maken een nieuw computer-ID sjabloon met een naam zoals default-internal.unnamed. 3. Stel met de pagina Check-incontrole de nieuwe primaire en secundaire KServer-adressen van de account in op het interne IP-adres van de KServer. 4. Gebruik Agenten inzetten om op basis van dit computer-ID een installatiepakket. Het installatiepakket kan daarna op beheerde computers op de interne LAN worden ingezet.
Agentfuncties Zodra agenten worden geïnstalleerd, kunt u ze met verschillende bijkomende functies onderhouden. De hele lijst met functies die door de module Agent in de VSA worden geleverd, omvatten:
Functies
Description
Agentstatus
Toont actieve gebruikersaccounts, IP-adressen en tijden voor laatste incheck.
Agentenlogboeken
Toont logboeken van:
Agentsysteem en foutboodschappen Uitvoeren van agentprocedures, hetzij geslaagd of mislukt. Wijzigingen in de configuratie aangebracht door een gebruiker. Gegevens verzenden/ontvangen voor toepassingen die het netwerk gebruiken. Gegevens uit logboeken Toepassing, Systeem 18
Agentfuncties en Beveiliging, verzameld van beheerde computers. Alarmenlogboek Logboek Beheer op afstand Logboekcontrole Logboekenhistorie
Geeft aan hoe lang loggegevens bewaard blijven.
Instellingen gebeurtenissenlogboe k
Geeft gebeurtenistypen en categorieën in gebeurtenislogboeken aan.
Agenten inzetten
Maakt pakketten voor agentinstallatie op meerdere computers.
Maken
Maakt computer-ID accounts en/of installatiepakketten om agenten op individuele computers te installeren.
Verwijderen
Verwijdert computer-ID accounts
Hernoemen
Hernoemt bestaande comouter-ID accounts.
Groep wijzigen
Wijzigt computers toe aan een andere computergroep of subgroep.
LAN Watch
Gebruikt een bestaande agent op een beheerde computer om regelmatig het LAN te scannen op nieuwe apparaten die op dat LAN zijn aangesloten sinds LAN Watch voor het laatst is uitgevoerd.
Agenten installeren
Installeert de agent op een systeem op afstand en maakt een nieuw computer-ID/groeps-ID account voor elke nieuwe PC die door LAN Watch wordt gevonden.
Bekijk het LAN
Toont de resultaten van de laatste LAN Watch scan.
View AD Computers - Toont alle computers in Active Directory als LAN Watch AD-computers bekijken wordt uitgevoerd op een systeem waarop Active Directory wordt gehost. Installeert agenten op AD-computers. AD-gebruikers bekijken Toont alle gebruikers in Active Directory die ontdekt zijn door LAN Watch als LAN Watch op een systeem wordt uitgevoerd dat Active Directory host. Maakt VSA-gebruikers van AD-gebruikers. vPro bekijken
Toont hardware-informatie over computers waarop vPro is ingeschakeld, ontdekt tijdens het uitvoeren van LAN Watch.
Instellingen kopiëren
Kopieert instellingen van een computeraccount naar andere computeraccounts.
Importeren/exporteren
Importeert en exporteert agentinstellingen, waaronder geplande agentprocedures, toegewezen controlereeksen, en gebeurtenisreeksen, als XML-bestanden.
Onderbreken
Onderbreekt alle activiteiten van agenten, zoals agentprocedures, controle en patching, zonder de instellingen van de agent te veranderen.
Menu Agent
Past het agentmenu op beheerde computers aan.
Controle inchecken
Controleert de incheckfrequentie van de agent op agentcomputers.
Actieve map
Stelt het pad in naar een map die de agent gebruikt voor de opslag van werkbestanden.
Profiel bewerken
Bewerkt informatie van computeraccounts.
Toegang tot portal
Stelt accounts in zodat computergebruikers hun eigen computers op afstand kunnen beheren.
19
Overzicht Aanmeldingsgegevens Stelt aanmeldingsgegevens in die de agent kan gebruiken instellen in patch-beheer, de procedure-opdracht Use Credential, Kaseya Endpoint Security, en Kaseya Desktop Policy and Migration. Agent bijwerken
Werkt de agentsoftware op beheerde computers bij.
Overzicht Het volgende overzicht betreffende volgende agent-configuratie en -inzet gebruikt aanbevelingen voor "beste praktijken" die in dit document worden besproken.
Planning Na dit document te hebben bekeken en voordat u agenten inzet, moet een plan worden gemaakt dat identificeert hoe de computers op dagelijkse, wekelijks of maandelijkse basis worden beheerd. Dit helpt vast te stellen how zij moeten worden gegroepeerd. Ofschoon het erg gemakkelik is om een computer opnieuw aan een groep of subgroep toe te wijzen, helpt de planning bij een snellere en vloeiendere inzet. Daarnaast kan de beveiliging van de gebruiker worden gedefinieerd om groepstoegang te beperken. Gebruikers Identificeer gebruikers en eindgebruikers. Welke toegang hebben zij nodig? Organisaties, groepen en subgroepen Welke genoemde groepering is nodig? Volgens afdeling, locatie, client, locatie, gebruikerstype, enz. Rapportering Wat is de granulatie volgens organisatie, groep, subgroep en weergave? Wie krijgt de rapporten? Wie zijn de interne en externe ontvangers?
Computer-ID sjablonen en gefilterde weergaven
Identificeer de verschillende types computers die u moet ondersteunen. Maak bijkomende computer-ID sjablonen, één voor elk type computer die u hebt geïdentificeerd. Maak voor elk type computer overeenkomende gefilterde weergaven. Maak een "basis"-computer-ID sjabloon waarvan de meeste agent-instellingen zijn uitgeschakeld.
Agentconfiguratie Definieer en maak, naar behoren, voor elk computer-ID sjabloon dat u hebt gedefinieerd agentinstellingen. U hoeft aanvankelijk niet al deze instellingen gedefinieerd te hebben. U kunt een sjabloon bijwerken, daarna de instellingen van de sjabloon met de functie Instellingen kopiëren herhaaldelijk naar werkende agenten kopiëren. Zorg dat u voor enige agentinstellingen die u niet wilt overschrijven "Niet kopiëren" selecteert.
Aanmaak pakket Gebruik de pakket-wizard in Agent > Agent inzetten om het agentenpakket voor installatie te maken. Gebruik een computer-ID sjabloon als de bron van agentinstellingen voor het pakket. Overweeg een agent te installeren die op een "basis"-sjabloon is gebaseerd en waarvoor de meeste
20
Overzicht agentinstellingen zijn uitgeschakeld. Zodra het pakket op een nieuwe computer is geïnstalleerd, dient u eerst voor een nieuw beheerde computer de audit te beoordelen en daarna past u, naar behoren, met de functie Instellingen kopiëren instellingen van de passende sjabloon op de nieuwe agent toe. Overweeg de toewijzing van beheerde computers naar groepen en subgroepen met de functie Systeem > Naamgevingsbeleid te automatiseren.
Inzet Identificeer locaties, types gebruikers en beschikbaarheid van de computer. Deze factoren bepalen de behoefte voor één of meer inzetmethoden. Een aanmeldingsprocedure voor een domein is de snelste. Niet alle omgevingen gebruiken echter domeingen. LAN Watch werkt alleen met NT en hoger. Als u een domein hebt en Active Directory gebruikt, dient u te overwegen Active Directory te gebruiken om computer te identificeren waarop agenten moeten zijn geïnstalleerd. Onthoud dat installaties op de achtergrond kunnen worden uitgevoerd en geen interactie van de gebruiker of herstarten vereisen.
Herconfiguratie agent Als u agenten moet herconfigureren, moet u eerst aan de passende computer-ID sjablonen wijzigingen uitvoeren. Dit verzekert dat uw computer-ID sjablonen de "hoofdopslagplaatsen" van al uw agentinstellingen blijven. Daarna filtert u uw weergave van alle computers waarvoor u verantwoordelijk bent, door van geselecteerde computers een weergave te selecteren die overeenkomt met de sjabloon die u hebt gemodificeerd. Gebruik Instellingen kopiëren om van uw gemodificeerde sjabloon naar alle computers in uw gefilterde weergave te kopiëren. Zorg dat u voor enige agentinstellingen die u niet wilt overschrijven "Niet kopiëren" selecteert.
21
Meer leren
Meer leren PDF's zijn beschikbaar om u te helpen bij het snel implementeren van Kaseya® Virtual System Administrator™. U kunt ze downloaden uit het eerste onderwerp in de online help op: http://help.kaseya.com/WebHelp/EN/VSA/6000000/index.htm?toc.htm?3686.htm Als u voor het eerst met Kaseya® Virtual System Administrator™ werkt, raden we de volgende snelstarthandleidingen aan: 1. Getting Started 2. User Administration 3. Agent Configuration and Deployment 4. Live Connect 5. Monitoring Configuration De volgende bronnen zijn eveneens beschikbaar:
Training U kunt trainingvideo's voor VSA bekijken op http://portal.kaseya.net. Klik onder de map Educatie op de koppeling Kaseya LMS.
22