KADERNOTITIE INTERNATIONALISERING
Beleid Internationalisering januari 2014 tot en met december 2015
Het in deze notitie beschreven beleid heeft tot doel het uitbouwen en borgen van Internationalisering, in het bijzonder de EUREGIO, aansluitend op de strategie en ambities van het Graafschap College.
Dienst Beleid & Onderwijs Mieke Veenink en Martin Spaans Versie 0.4, 3 februari 2014
1
1
Inleiding en Relevantie
Internationaal gericht beroepsonderwijs is het logische gevolg van de globalisering van de arbeidsmarkt, oftewel de economische mondialisering. Die tendens is extra van toepassing voor ons land vanwege het open karakter van onze economie. Denk alleen al aan de impact van de Duitse economie. Wij leven in een internationale wereld waarin professionals op alle niveaus te maken krijgen met zaken die over landsgrenzen heen reiken. Beroepsonderwijs kan niet zonder internationale oriëntatie, maar bovenal is het natuurlijk een interessant en boeiend thema voor studenten en medewerkers. De relevantie van de internationalisering van het middelbaar en hoger beroepsonderwijs wordt krachtig onderstreept en gefaciliteerd vanuit de Europese Unie, zoals blijkt uit het “Communiqué van Brugge” en de hieruit volgende strategie op dit onderwerp van de Europese Commissie tot het jaar 2020.1 In de volgende hoofdstukken worden Europese financieringsprogramma’s beschreven op basis waarvan ons college reeds meerdere buitenlandse activiteiten met veel succes heeft mogen uitvoeren. Onze activiteiten binnen de programma’s Leonardo da Vinci en VETpro zijn als 'Very Good' beoordeeld door het Nederlandse Nationaal Agentschap van het Levenlang Leren Programma. De activiteiten richting de voor de Achterhoek zo belangrijke Duitse grensregio’s zijn in de afgelopen jaren echter minder succesvol geweest. Internationalisering is alleen al vanwege de demografische ligging van onze regio ten opzichte van Duitsland een voor de hand liggend speerpunt in het strategische beleid van het Graafschap College. Onze school heeft in de afgelopen jaren veelvuldig ervaringen opgedaan met buitenlandstages en uitwisselingen voor studenten en docenten. In het strategisch beleidsplan 'Krachtig onderwijs voor een krachtige regio' is de globalisering van arbeid opgevat als een belangrijke ontwikkeling waar wij in ons onderwijs op aan willen sluiten. Onze instelling wil in 2014 en 2015 nog meer ambities dan in het recente verleden verwezenlijken. Daarbij wordt het accent van het beleid gelegd op de activiteiten gericht op Duitsland, in het bijzonder de deelstaten Munsterland en Nordrhein-Westfalen. In het vervolg van deze kadernotitie worden ambities, werkwijze en borging nader beschreven zonder afbreuk te doen aan het enthousiasme van medewerkers die allesbepalend is voor het welslagen van internationale activiteiten. Met dit document is het beleidskader voor alle activiteiten inzake internationalisering door het College van Bestuur vastgesteld voor 2014 en 2015. Doel van het beleid is het uitbouwen en borgen van internationalisering passend bij de ambities van het Graafschap College. Daarnaast is het beleidskader een voorwaarde bij het aanvragen van Europese subsidies. In het volgende hoofdstuk worden aanleidingen, doelstellingen, ambities en beoogde resultaten van het internationaliseringsbeleid beschreven, waarbij ook terug wordt gekeken op de voortgang van internationale activiteiten tot nu toe binnen onze instelling. In hoofdstuk 3 komt de randvoorwaarden voor het beleid aan bod op aspecten als besluitvorming, verantwoording en communicatie. Het laatste hoofdstuk 4 beschrijft de beschikbare subsidiestromen en programma’s waar het Graafschap College gebruik van wenst te maken.
1
Communiqué van Brugge over intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en –opleiding voor de periode 2011-2020, ondertekend door Europese ministers en sociale partners, 7 december 2010.
2
2
Aanleidingen en doelstellingen
Internationalisering gaat de aankomende jaren een toenemende prominente rol krijgen in ons onderwijs. Het is onontkoombaar dat de openstelling van grenzen in Europa ook voor de Achterhoek belangrijke consequenties gaat hebben en daarmee dat onze school zich nog actiever hierin gaat opstellen. Uitgangspunt van het beleid is dat alle activiteiten en projecten moeten passen binnen de doelstellingen van onze instelling, zoals omschreven in het Strategisch Beleidsplan 2010-2015: - toonaangevende speler in de regio - stimuleren van een leven lang leren - innovatie als gevolg van creativiteit - rendement uit talent - sterke professionals in een professionele organisatie Het vergroten van het internationale bewustzijn en competenties bij studenten en medewerkers beantwoordt aan alle strategische doelen. Ervaringen en ontmoetingen over de grens vergroten per definitie creativiteit, talenten en leervermogen. Op deze wijze levert het Graafschap College vanuit haar kerntaken een innoverende impuls aan de arbeidsmarkt. Deze impuls is met name gewenst omdat zowel de economie als de beroepsbevolking in de Achterhoek relatief gezien meer in zichzelf gekeerd is in vergelijking met andere regio’s in het land. Het behoeft weinig toelichting dat veel meer gebruik kan en zal worden gemaakt van de gunstige geografische ligging ten opzichte van Duitsland, met name de Euregio, i.c. de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Munsterland. Daarnaast blijven wij actief in het aanbieden van stages en uitwisselingen in landen buiten de Euregio. Het Graafschap College wil vanuit haar strategische opdracht een school zijn met internationale ontplooiingsmogelijkheden voor medewerkers en studenten. Buitenlandse ervaringen maken structureel en prominent deel uit van het instellingsportfolio.
2.1 Aanleidingen voor beleidsontwikkeling: de context Interne efficiëntie Inventarisatie van uitgevoerde en lopende internationale projecten levert ontegenzeggelijk het beeld op van enthousiaste medewerkers die op gedreven wijze activiteiten opzetten. Bij deze koplopers is sprake van een grote intrinsieke motivatie om het internationale perspectief onder studenten en collega’s te versterken. Veel studenten nemen inmiddels deel aan gesubsidieerde stages binnen en buiten de EU. De keerzijde van de medaille is echter dat deze activiteiten gebonden zijn aan personen en geen of onvoldoende vervolg krijgen of zelfs voortijdig stoppen. In het Euregio-traject zijn voorbeelden beschikbaar van projecten waarbij slechts een fractie van de toegekende subsidiegelden is besteed als gevolg van matig projectmanagement. Het aanvragen, monitoren en achteraf verantwoorden van projecten vraagt veel tijd naast de primaire onderwijstaken. Het ontbreken van voldoende (centrale) ondersteuning zorgt er eveneens voor dat onze school in beperkte mate gebruik maakt van beschikbare subsidiegelden. In onze organisatie zien we dat opgebouwde kennis en ervaringen onvoldoende gedeeld worden, waardoor het wiel op meerdere plekken uitgevonden moet worden. Hier is de vraag aan de orde op welke wijze het delen van informatie en deskundigheid en het voeren van een goed projectmanagement gefaciliteerd kan worden zonder afbreuk te doen aan het enthousiasme van betrokkenen. Niet geld, maar strategische doelen uitgewerkt in beleid zijn de motor achter onze internationale activiteiten. Daarmee ontstaat zicht op de samenhang tussen wat je met elkaar wilt bereiken. Ook de samenhang tussen internationale activiteiten en opleidingen is een belangrijk aandachtspunt.
3
En tenslotte moet rekening worden gehouden met de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lijn en stafdiensten en de beschikbaarheid van middelen. Deze benadering van internationale activiteiten dwingt tot het maken van heldere keuzen, wat doe je als school wél en vooral ook wat niet (meer)? Het maakt het mogelijk de inzet van mensen (tijd, energie) en van geld te bundelen. Het is van belang dat we als organisatie meer zicht krijgen welke internationale ervaring er toe doet voor de loopbaan van studenten en hoe dat voor derden zichtbaar en concreet wordt.
Afhankelijkheid van regionale en/of landelijke conjunctuur Het arbeidsmarktperspectief in de regio is als gevolg van de economische crisis voor een belangrijk aantal beroepen verslechterd. Dat heeft geleid tot een forse toename van de (jeugd-) werkloosheid. Meer oriëntatie en scholing gericht op het buitenland vermindert de kwetsbaarheid van de mbo’er. Zo zijn er meerdere beroepen te benoemen waarvoor de arbeidsmarkt in Duitsland er momenteel beduidend beter voorstaat dan in de Achterhoek het geval is. In ieder geval zorgt een buitenlandse oriëntatie voor een afname van de kwetsbare afhankelijkheid van een student ten opzichte van de regionale economie. Bovendien draagt een externe oriëntatie bij aan algemene competenties en een meer actieve en creatieve beroepsattitude van afgestudeerden, hetgeen de aantrekkelijkheid van een kandidaat voor een potentiële werkgever bevordert. Ook zal de kandidaat sneller geneigd zijn om zijn blikveld te richten op andere regio’s. Europese samenwerking op gebied van beroepsonderwijs In het beleid van de Europese Unie zien we een toenemende nadruk op het belang van het beroepsonderwijs als instrument in de openstelling en beïnvloeding van de open Europese arbeidsmarkt. In het Communiqué van de Brugge (december 2010) zijn 11 strategische doelstellingen geformuleerd als basis voor de diverse subsidieregelingen die ter beschikking zijn gesteld. Voorbeelden van deze Europese doelstellingen die naadloos aansluiten op onze eigen strategische doelstellingen zijn: - Een leven lang leren en mobiliteit in de praktijk brengen - Internationalisering (en afstemming) beroepsonderwijs - Bevordering van innovatie, creativiteit en ondernemerschap
2.2 Doelstellingen De hieronder geformuleerde algemene doelen zijn richtinggevend voor alle activiteiten en projecten die in de beleidsperiode 2014-2015 worden ondernomen. Ingediende projecten worden beoordeeld op hun bijdrage aan deze doelen. Graafschap College zal vanuit een internationaal perspectief de kernwaarden ondernemerschap, mobiliteit en doelmatigheid invoegen in het instellingsportfolio. Om voor de hand liggende redenen krijgen de Duitse grensregio’s in het nieuwe beleid de hoogste prioriteit. Activiteiten voor studenten en medewerkers in andere regio’s en landen worden niet verwaarloosd, maar in omvang wel gestabiliseerd op het niveau van 2013. Professionele ontwikkeling 1. Vergroten mobiliteit: Door toepassen van kennis en competenties in het buitenland vergroten studenten en medewerkers hun mobiliteit binnen en buiten de EU. Speerpunt van het beleid is het vergroten van de mogelijkheden voor arbeidsmobiliteit ten behoeve van Duitse en Nederlandse mbo’ers in de regio’s Achterhoek, Munsterland en Nordrhein-Westfalen. In dat verband zal het Graafschap College participeren in of het zelfstandig opzetten van projecten die leiden tot internationale erkenning en/of waardering van Nederlandse diploma’s in het buitenland. 2. Verbreding oriëntatie op de arbeidsmarkt:
4
Het toepassen van een andere taal dan de Nederlandse stimuleert studenten en medewerkers om zich te oriënteren op de Europese arbeidsmarkt. Daarnaast zijn internationale activiteiten gericht op het verkrijgen van internationale beroepscompetenties. 3. Verdiepen 'professionele bagage': Studenten en medewerkers nemen door buitenlandse ervaringen meer professionele bagage mee terug en leveren op deze manier een extra bijdrage aan de ontwikkeling van de regio op het moment dat zij gaan werken in een bedrijf in de eigen regio. Dat is bijvoorbeeld het geval als zij vanuit hun buitenlandse ervaringen een waardevol netwerk inbrengen. Persoonlijke ontwikkeling 4. Versterken van multicultureel bewustzijn: Omgaan met cliënten/klanten/collega’s van een andere culturele en maatschappelijke achtergrond en het vertoeven in een andere omgeving (land/cultuur) vergroot het bewustzijn van verschillen en hoe daar mee om te gaan. Daarmee wordt de ontwikkeling tot 'wereldburger' versterkt. 5. Bevorderen zelfredzaamheid studenten: Door een periode alleen en ver van huis te werken en te wonen leert de student zelfstandig problemen op te lossen. Regionale economische stimulering 6. Internationalisering van het beroepsonderwijs is een voorwaarde voor het behalen van de doelstellingen van de strategie van de Europese Commissie tot het jaar 2020. In deze EU2020strategie wordt veel aandacht besteed aan het herstel van de Europese economie en het belang van goed opgeleide en flexibel inzetbare arbeidskrachten. Arbeidskrachten die een leven lang blijven leren en kunnen werken in een internationale omgeving. Kennisuitwisseling 7. Door uitwisseling met andere scholen en bedrijven/instellingen in het buitenland kan het Graafschap College nieuwe inzichten opdoen en kennis vergaren die geïmplementeerd kunnen worden in het eigen onderwijs. Uiteraard kan dit ook andersom werken. Deze kennisuitwisseling kan zowel gericht zijn op onderwijsmethodieken als op beroepsinhoudelijke onderwerpen. Er zijn voorbeelden bekend, zoals het Roc Gilde Opleidingen, van doelgerichte internationalisering die leiden tot een kwaliteitsimpuls voor het onderwijsprogramma.
2.3 Ambities en resultaten 2014 en 2015 Op basis van de zeven doelstellingen uit de vorige paragraaf zijn ambities en activiteiten voor de looptijd van deze kadernotitie geformuleerd. De ‘bottom line’ van de ambities is dat het beleid primair gericht is op een stabilisering in omvang en inzet van de succesvolle activiteiten tot nu toe, met uitzondering van de Duitse grensregio’s. De extra investeringen van onze school moeten leiden tot veel meer grensoverschrijdende mobiliteit en ondernemerschap. Onderstaande ambities zijn nog in algemene termen gesteld. Voor de Euregio zal in de eerste twee weken van december per sector een bijeenkomst worden belegd waarin de sectorplannen concreet worden gemaakt voor de aankomende jaren. Voor de plannen buiten de Euregio worden in januari soortgelijke sectorbijeenkomsten georganiseerd. Ambities / resultaten: 1. Start Loket Internationalisering per januari 2014 (zie volgend hoofdstuk). 2. Communicatiebeleid Internationalisering voor studenten en medewerkers januari 2014. 3. Jaaroverzicht Internationalisering 2013 (februari 2014); jaarlijks herhaalde procedure. 4. Intensivering aantal internationale stages per eind 2015 stages tot 5% van alle stages. 5. Toename aantal partnerships met scholen (Mbo en Hbo) in Duitsland en een stabilisering van aantal partnerships in landen daarbuiten. 6. Intensivering en toename internationale partnerships met bedrijven en instellingen in Munsterland en Nordrhein-Westfalen. 7. Stabilisering buitenlandse uitwisselingsprogramma’s studenten, met uitzondering van de Duitse grensregio’s waar juist een intensivering gewenst is. 8. Stabilisering buitenlandse studiereizen docenten, met uitzondering van de Duitse grensregio’s waar juist een intensivering gewenst is. 5
9. Intensivering taalprogramma’s Duits en Engels. 10. Een actieve participatie in het programmamanagement EUREGIO-netwerk (zie §4). 11. Uitbreiding Duitse activiteiten door deelname aan EUREGIO-Noord (zie §4). Aanvulling op ambitie 9: De versterking van het beheersingsniveau van vreemde talen in het Mbo is een belangrijk speerpunt in de Europese en ook onze nationale agenda. De Europese en Nederlandse ambitie is dat op termijn minstens drie kwart van jonge Nederlandse burgers twee vreemde talen spreekt op B1-niveau. De Mbo-raad stelt dat dit zeer ambitieus, maar haalbaar is. Daartoe moeten met name in het basisonderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs maatregelen worden genomen. De Mboraad stelt voor ook in het middelbaar beroepsonderwijs één vreemde taal verplicht te stellen. Hierdoor komt de ambitie – twee talen naast de moedertaal – voor een groter deel van de bevolking binnen handbereik. Immers, 30% van de bevolking heeft een mbo 3- of mbo 4-opleiding als hoogste opleiding genoten. Op termijn zouden twee vreemde talen voor het lang-mbo (niveau4) verplicht moeten zijn, zeker omdat het hier gaat om leerlingen die voor een aanzienlijk deel doorstromen naar het hoger beroepsonderwijs. Veel medewerkers van het Graafschap College hebben weinig moeite met de beheersing van de Duitse taal. Er zijn echter ook medewerkers die het Duits minder goed beheersen en daar graag wat aan willen veranderen, zodat zij minder een drempel voelen om contacten in Duitsland te leggen. Daarom zal met onze docenten Duits via de Graafschap Academie jaarlijks een cursus Duits worden aangeboden, in eerste instantie gericht op het voeren van gesprekken in het Duits. In een bijeenkomst op 14 juni 2013, georganiseerd door Graafschap College, werd door alle aanwezigen het grote belang voor de regio benadrukt van de Duitse taal. Gepleit werd voor het zoveel mogelijk aanbieden Duits taalonderwijs, bijvoorbeeld door een spoedcursus of een Summer School. Dat zou in ieder geval moeten gelden voor studenten die op stage gaan naar Duitsland.
6
3
Randvoorwaarden en borging
Het belang van Internationalisering als integraal onderdeel binnen het algehele strategische beleid van het Graafschap College wordt met deze notitie nadrukkelijk onderstreept. Onze instelling maakt hier werk van door faciliteiten beschikbaar te stellen, intern helder en periodiek te communiceren en te participeren in de diverse landelijke en regionale overlegorganen. Internationalisering wordt een vast thema binnen de reguliere kwaliteits- en beleidscyclus van onze instelling, waarmee ons college vanaf januari 2014 met volle kracht de ambities op het gebied van Internationalisering kan waarmaken.
3.1
Besluitvorming
Volgend uit nieuwe regelgeving vanuit de Europese Commissie per januari 2014 dienen alle subsidies uit hoofde van het bevoegd gezag aangevraagd te worden. Dat betekent dus dat iedere aanvraag inzake Internationalisering namens het CvB ingediend wordt. De realiteit is dat projecten2 ontstaan in de dagelijkse praktijk door goede ideeën en/of contacten van medewerkers, en deze initiatieven moeten niet door bureaucratische of ingewikkelde hiërarchische processen gefrustreerd worden. Het Loketbureau Internationalisering (zie volgende paragraaf) heeft in de route van idee tot concrete subsidieaanvraag tot projectuitvoering en afronding een belangrijke dienstverlenende en coördinerende functie binnen een netwerk-achtige structuur die alle ruimte biedt voor creativiteit, initiatieven en ondernemerschap. De essentie is dat in een dynamisch samenspel tussen het laagdrempelige Loket Internationalisering en de medewerkers uit de sectoren haalbare plannen ontstaan. Nadat een plan is uitgewerkt tot een degelijke projectaanvraag met begroting en akkoord is bevonden door de opleidingsmanager en sectordirecteur wordt de aanvraag aangeboden aan het CvB. Als deze route met succes is doorlopen dient het Loket de aanvraag met bijbehorende documenten in bij de subsidiërende instelling. Bij ieder project hoort de vaste regel dat de sector een projectcoördinator uit haar midden kiest als vast aanspreekpersoon voor het Loket. Ter ondersteuning van het netwerk wordt een maandelijks overleg ingevoerd onder regie van het Loket waar alle projectcoördinatoren van de sectoren aan deelnemen. Naast de digitale en papieren communicatiemiddelen is dit overleg een belangrijk instrument ter verspreiding van de kennis en deskundigheid die wordt opgedaan binnen de projecten.
3.2
Centrale dienstverlening: het Loket Internationalisering
Zoals hiervoor gesteld heeft het Loket binnen een laagdrempelige, dienstverlenende en coördinerende functie binnen een enigszins diffuse netwerkconstructie. Kenmerkend voor een netwerkconstructie is dat grote waarde wordt gehecht aan toegankelijkheid en het stimuleren van creativiteit, enthousiasme en ondernemendheid van medewerkers. Toch is enige duiding van de functies en taken van het Loket noodzakelijk. Deze formalisering heeft tot doel om efficiëntie, deskundigheidsbevordering en de interne informatievoorziening te borgen. Dat leidt tot de volgende taken van het Loket; Centrale plek waarlangs alle subsidieaanvragen Internationalisering lopen. Monitoring van de voortgang van projecten, en rapportage aan sectordirecteuren bij eventuele knelpunten in lopende projecten. Administratieve vastlegging van projecten. Financiën: declaraties, begrotingen, enzovoorts. Vraagbaak voor alle mogelijk initiatieven vanuit de teams. Informatievoorziening over mogelijke subsidiebronnen. Het schrijven van werkboeken en protocollen t.b.v. de uitvoering van activiteiten. Deelname aan landelijke en regionale conferenties en overlegorganen. Verantwoording naar subsidiërende instellingen. 2
Onder projecten worden in dit verband ook enkelvoudige, kortdurende activiteiten begrepen.
7
-
Interne verantwoording door middel van jaarverslagen. Opstellen, evalueren en bijstellen van beleid. Bijdrage leveren aan praktische voorbereidingen van uitwisselingen en andere activiteiten.
Om bovengenoemde taken naar behoren uit te kunnen voeren bestaat het Loket uit twee beleidsmedewerkers (0,9 fte totaal) en een administratief medewerker voor 0,4 fte. Tijdens de evaluatie eind 2014 wordt gekeken naar de doelmatigheid en omvang van de formatie. De contactpersonen Internationalisering, 0,2 fte per sector, worden door de sectoren gefinancierd. De inzet van de medewerkers van het Loket Internationalisering, inclusief de administratieve en financiële ondersteuning voor projecten worden het eerste jaar gefinancierd op basis van innovatiegelden van het Graafschap College. Extra gelden die worden verkregen voor monitoring van projecten komt ten goede aan medewerkers voor de sectoren/teams die dergelijke projecten “draaien’. Op deze wijze is de cofinanciering voor projecten van het Graafschap College in ieder geval voor een deel geregeld.
3.3
Communicatie en PR
Zowel studenten als medewerkers denken in eerste instantie niet aan activiteiten in het buitenland als zij komen te werken of te studeren binnen het Mbo, in het bijzonder het Graafschap College. Er is dus werk aan de winkel als wij het succes van Internationalisering binnen de school willen uitbouwen in de aankomende twee kalenderjaren. Hier ligt een belangrijke taak voor de afdeling Communicatie in nauwe samenwerking met het Loket. Nog in 2013 wordt een Communicatie- en PR Plan geschreven door de huidige twee coördinatoren Internationalisering en de afdeling Communicatie. Een ambitie in dit plan is in ieder geval om meer bekendheid te geven aan de mogelijkheid tot deelname aan internationale activiteiten, alsmede het etaleren van succesvolle uitgevoerde projecten.
3.4
Verantwoording en verslaglegging
Zoals gesteld moet Internationalisering niet belemmerd worden door uitgebreide besluitvormingsprocedures. Maar juist om de geconstateerde versnippering en het gebrek aan kennisdeling te voorkomen wordt in de looptijd van dit beleidsplan meer gedaan aan communicatie, tot stand brengen van dwarsverbanden tussen sectoren en staf en verantwoording. In de eerste plaats begint dat met uitgezette koers in dit aanvaarde beleidsplan. Ten tweede zal het Loket ieder half jaar een voortgangsrapportage over de lopende projecten voorleggen ter bespreking aan de Directieraad. Het derde instrument is het schrijven van een Jaaroverzicht waarin de stand van zaken op alle internationaliseringsprojecten wordt beschreven aan de hand van een evaluatie, zowel inhoudelijk als financieel. De inhoudelijke evaluatie zal gaan over de motivatie achter elke internationale activiteit, wat het leerlingen (en medewerkers) aan ervaringen en kwalificaties heeft opleverd voor hun verdere ontwikkeling en loopbaan. Op basis van deze inventarisatie kan het CvB besluiten tot handhaving of bijstelling van het beleid. Ook het functioneren van het Loket komt in het jaaroverzicht aan bod. De voortgangsrapportages en het evaluatieverslag vormen de grondslag van het Jaaroverzicht. Met dit document verantwoorden de sectoren en het Loket zich ten opzichte van het College van Bestuur.
3.5
Externe contacten
Teneinde goed op de hoogte te blijven van landelijke ontwikkelingen en subsidiebronnen zullen de medewerkers van het Loket actief participeren in de lopende landelijke en regionale overlegorganen. Bijvoorbeeld het Landelijk Platform Subsidies onder regie van de SBB, conferenties van het Internationaal Agentschap onder regie van CINOP, Europees Platform “internationaliseren in onderwijs”, programmamanagement van de Euregio generatie IV (vanaf 2015 generatie V). Bij gelegenheid en indien gewenst zal het Loket vertegenwoordigers van het management vragen om deel te nemen aan deze externe overleggen.
8
4
Europese programma’s en subsidiebronnen
In ons beleid is het volgende principe leidend: “Wij volgen niet de geldstromen, de geldstromen volgen ons” Met dit principe wordt bedoeld dat Graafschap College projecten of activiteiten onderneemt die voldoen aan de eigen ambities en dat vervolgens pas wordt gekeken welke subsidiebronnen daartoe aangesproken kunnen worden. Een buitenlands project moet allereerst een meerwaarde hebben op het reguliere onderwijs en daarnaast ook uitgevoerd kunnen worden door teams en andere medewerkers voordat sprake kan zijn van het zoeken naar externe financiering. Hieruit volgt dat de inzet van medewerkers uit de sectoren op het gebied van internationalisering volledig extern gefinancierd wordt en dat het project geen nadelige invloed heeft op de reguliere formatie. Met deze stelregel wordt gewaarborgd dat internationalisering geen ‘oud papier – liefdewerk’ is en dat medewerkers voldoende gefaciliteerd worden om van het project een succes te maken.
4.1 Subsidieprogramma Leven Lang Leren Het Leonardo da Vinci-programma is onderdeel van het Europese subsidieprogramma Een Leven Lang Leren - LLP (2007-2013). Het doel van het programma is bevordering van transnationale competenties, verbetering van de kwaliteit van het beroepsonderwijs en –opleiding en aanpassing van opleidingssystemen. Dit programma krijgt een vervolg met het Erasmus+ programma dat loopt van 2014 tot en met 2020. Erasmus+ omvat de Europese subsidieprogramma's voor Onderwijs, Jeugd en Sport. Van 2008 t/m 2013 hebben maakten ongeveer 80 studenten per jaar gebruik van subsidiegelden voor buitenlandstages binnen Europa. Sinds 2012 maakt het Graafschap College ook gebruik van Vet-pro subsidies voor Europese mobiliteit van haar medewerkers in het kader van een leven lang leren programma. Het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren onder regie van CINOP voert het programma in Nederland uit.
De subsidiebedragen en methodieken van het nieuwe programma Erasmus+ van 2014 tot en met 2020 worden momenteel definitief vastgesteld. Het programmadoel langs drie actielijnen is: Het Europese subsidieprogramma Erasmus+ bevordert de Europese dimensie in onderwijs, sport en buitenschoolse educatie en biedt kwalitatieve en innovatieve toekomstmogelijkheden voor alle jongeren, professionals en vrijwilligers in het onderwijs en de jeugdsector.
9
Actielijnen
Doel
1
Learning mobility of individuals Lerende mobiliteit
Staf- en studentenmobiliteit voor ho, mbo en po en vo
2
Cooperation for innovation and good practices Samenwerken voor innovatie
Knowledge Alliances voor ho en Sector Skills Alliances voor mbo
3
Support for policy reform Draagvlak voor beleidshervorming
Open Methode van Coördinatie (OMC); implementatie van EU instrumenten zoals EQF
Doelgroepen zijn onderwijsinstellingen, bedrijven, kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, overheid, andere organisaties gericht op het beroepsonderwijs en sectorale organisaties die een subsidieaanvraag kunnen indienen binnen het Erasmus+ programma. De doelen binnen het Erasmus+ programma zijn op een logische manier te koppelen aan beleidsonderwerpen van het Graafschap College, met name: macrodoelmatigheid, euregiobeleid, ondernemerschap en internationaliseringsbeleid. Binnen het Erasmus+ programma worden on-line taalcursussen voor 5 talen ingevoerd. Dit betekent dat de taalcompetenties vooraf en achteraf gemeten kunnen worden. Een van de aanbevelingen in het programma is om 6% mobiliteit van studenten en medewerkers in 2020 te realiseren. Het aangaan van strategische partnerschappen is een belangrijk speerpunt, alleen al omdat daarmee ontwikkelactiviteiten worden verdeeld en innovatieve ideeën en producten kunnen worden geëxporteerd of geïmporteerd. Voor een strategisch partnerschap zijn minstens 3 partners nodig, waarvan 1 penvoerder. Mogelijke onderwerpen in een strategisch partnership zijn: onderwijsinnovatie, kwaliteitsverhoging, ondernemerschap, arbeidsmarktrelevantie, regionale en transnationale samenwerking en professionalisering van docenten Naast het Erasmus+ programma beheert het Internationaal Agentschap de Europese subsidies voor het beroepsonderwijs voor de programma's Euroguidance en Study Visits. Euroguidance is de naam van het Europese programma ter bevordering van studie- en loopbaanbegeleiding en arbeidsmobiliteit. Eén van de hoofdactiviteiten is samenwerking in beleid en innovatie gericht op een leven lang leren van Europese burgers. In Nederland is het ministerie van OCW de opdrachtgever voor Euroguidance Nederland, dat het Nederlands Loopbaankennispunt EU vormt en tal van activiteiten coördineert ten behoeve van onderwijs en arbeidsmarkt. Centraal in de nieuwe programmaperiode 2014-2020 staat het nationaal benutten van kennis binnen de EU over (loopbaan)begeleiding, aansluitend bij ontwikkelingen in Nederland. Verder is het Internationaal Agentschap door de EU ingesteld dat uitvoering geeft aan het Nationaal Coördinatiepunt EQAVET en het Nationaal Coördinatiepunt ECVET. EQAVET is het Europese referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en training en vormt de schakel tussen EU beleidsontwikkelingen, nationaal beleid en praktijk. Het nationaal coördinatiepunt European Credit System for Vocational Education and Training (ECVET) is belast met de overdracht, erkenning en accumulatie van individuele leerresultaten, het Europese systeem voor het erkennen van elders behaalde leerresultaten. Het Graafschap College probeert vanaf 1 januari een pilot met ECVET te starten voor de branche Motorvoertuigen. Het systeem documenteert de in het buitenland verworven learning outcomes: kennis, vaardigheden en competenties (knowledge, skills en competence – KSC). ECVET stimuleert niet alleen internationale mobiliteit maar moet ook de transfer, accumulatie en erkenning van leerresultaten, behaald in uiteenlopende formele en informele leercontexten, makkelijker maken.
10
4.2 Euregio Graafschap College participeert reeds sinds jaren in het EUREGIO-traject. Dit betreft een door de EU grensoverschrijdend samenwerkingsverband van 129 Nederlandse en Duitse gemeenten gericht op de opbouw en versterking van grensoverschrijdende structuren. Het totale beschikbare subsidiebedrag over de periode 2008-2015 voor alle regio’s samen bedroeg 229 miljoen Euro. Het EUREGIO-gebied in het oosten des land beslaat een gebied van 13000 vierkante km. met 3,4 miljoen inwoners. Aan Nederlandse kant participeren Twente en Gelderland en delen van Noordoost-Overijssel en Zuidoost-Drenthe. Deze grensgebieden zijn verdeeld over vier Nederlands-Duitse regio’s, waarbij het Graafschap College samen met zes andere Roc’s alleen opereert in de regio Rijn-Waal waarvan het ROC Nijmegen de penvoerende organisatie is. Het is verwarrend, maar de grensregio van de Achterhoek en Twente in meer noordelijke richting wordt ook de EUREGIO genoemd. Voor de leesbaarheid van deze notitie kiezen wij als werktitel voor deze regio EUREGIO-Noord. Doelstellingen EUREGIO zijn: kansen voor burgers, bedrijven, organisaties en aangesloten gemeenten in het werkgebied aan weerszijden van de grens te vergroten; de welvaart en het welzijn te vergroten; het wederzijdse begrip te bevorderen. Met als hoofdtaken: duurzame ruimtelijke ontwikkeling; stimuleren economische, innovatieve ontwikkeling; maatschappelijke ontwikkeling Hieruit volgend zijn vier aandachtsvelden te herkennen, waarbinnen het Mbo kan bijdragen aan Euregionale ontwikkeling: Competentieontwikkeling van de toekomstige beroepsbevolking Professionalisering van docenten en onderwijsmanagement Kennisdeling Structurele aspecten van een duurzame Euregionale samenwerking in het Mbo. Ook voor de steden in de Euregio is het aangaan van Euregionale samenwerking van steeds groter belang. Bij enkele thema’s speelt het Mbo een belangrijke rol: De arbeidsmarkt. In de Euregio willen wij flexibel kunnen reageren op tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van demografische ontwikkeling. Tegelijkertijd moet de hoge werkloosheid onder jongeren worden bestreden. Omdat in de afgelopen decennia steeds sprake was van tegengestelde conjuncturele ontwikkelingen aan beide zijden van de grens biedt een open markt voor scholing en werk kansen aan jongeren. Binnen deze dynamiek wil Graafschap College actief participeren. De economie. In Gelderland kennen wij de regionale topsectoren, zoals Logistiek, Food, Health, Energie en de Maakindustrie. De ontwikkeling van die topsectoren kan door een succesvol Euregionaal beleid van het Mbo, in samenwerking met het Hbo, een belangrijke boost krijgen. Maatschappelijke ontwikkeling. De Euregio streeft ernaar meer burgers actief deel te laten nemen aan de samenleving. Bijvoorbeeld door de integratie van jongeren die thans onvoldoende perspectief hebben op geschoolde arbeid. De ervaringen leren dat grensoverschrijdende samenwerking en kennisdeling op dit terrein veel vruchten kunnen afwerpen. Een dominante doelstelling van EUREGIO is het grensoverschrijdend maken van het opleidingsaanbod en van de arbeidsmarkt, zodat wordt bijgedragen aan de economische structuren in de grensgebieden. In de afgelopen jaren is door Graafschap College in beperkte mate gebruik gemaakt van subsidies binnen het EUREGIO-programma Interreg-IV regio Rijn-Waal dat afloopt eind 2013. Het betreft in bijna alle gevallen uitwisselingsprogramma’s voor studenten. In de aankomende jaren zal het Graafschap College met kracht inzetten op ambitieuze programma’s 11
ter stimulering van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit. Daarbij moet onder meer gedacht worden aan het met Duitse partners ontwikkelen van taalonderwijs en gezamenlijke onderwijsmodulen op specifieke vakgebieden, maar ook het grensoverschrijdend erkennen en waarderen van behaalde diploma’s. Niet door onderzoek of degelijk evaluatieonderzoek onderbouwde, maar wel relevante conclusies over de participatie van het Graafschap College in dit traject zijn: Het ligt voor de hand dat de school veel meer dan nu het geval is zich richt op de Duitse economie en het Duitse grensgebied; daarom is een grotere participatie in het EUREGIOnetwerk gewenst met meer projecten, uitwisselingen en stages. Ter illustratie: Nederland exporteerde over 2011 ruim zes keer meer naar Nordrhein Westfalen dan naar China (33,5 tegen 5,4 miljard). Tot voor kort verliep het contact met ROC Nijmegen als penvoerder van Euregio Rijn-Waal enigszins stroef, maar er zijn prima stappen gezet om meer gezamenlijk op te treden. Daarnaast is opvallend dat in de afgelopen generatie projecten weinig plenair overleg is gevoerd met de andere 5 deelnemende Roc’s. Vanuit onze school is op de diverse projecten ondeugdelijk projectmanagement gevoerd. Er is geen reden waarom Graafschap College zich heeft beperkt tot de Rijn-Waal regio in het EUREGIO-traject. Alleen al om demografische redenen ligt het voor de hand om naast de regio Rijn-Waal aansluiting te zoeken bij de regio EUREGIO Noord, waarbij samenwerking met ROC Twente gezocht kan worden. Op basis van deze conclusies en ervaringen worden de volgende stappen ondernomen om meer resultaten te boeken met hulp van het EUREGIO-traject. Deels zijn stappen al in werking gezet. 1. Euregio is één van de strategische speerpunten in het beleid van onze school; onze internationale activiteiten richting en over onze oostergrens hebben een hoge prioriteit. 2. Iedere sector maakt nog dit jaar een plan voor Eu-regionale activiteiten, met een groei van activiteiten in de Euregio als uitgangspunt. 3. Meer betrokkenheid in het projectmanagement van de Euregio Rijn-Waal. 4. Aansluiting zoeken bij EUREGIO-Noord. Daartoe wordt contact gezocht met het bestuur van de EUREGIO (zetel: Enschede) en Roc Twente. 5. Versterking intern Projectmanagement via het Loket Internationalisering.
6. Meer interne bekendheid en stimulans aan EUREGIO.
12