2012 2015 Kadernota Veiligheid Samen voor meer veiligheid 1
Kadernota Veiligheid 2012 tot 2015
Samen voor meer veiligheid
INHOUD Kadernota Veiligheid 2012 tot 2015
1. INLEIDING.................................................................................................................................................................................... 1 1.1. Functie van de kadernota...................................................................................................................... 1 1.2. Reikwijdte van deze nota....................................................................................................................... 1 1.3. Visie op (het werken aan) sociale veiligheid.......................................................................................... 2 1.4 De opbouw van dit stuk......................................................................................................................... 3 2. ANALYSE................................................................................................................................................................. 4 2.1. Observatie 1: criminaliteit neemt af, maar ontwikkeling woninginbraken baart zorgen....................... 4 2.2. Observatie 2: ten opzichte van steden van vergelijkbare grootte relatief veel geweld.......................... 4 2.3. Observatie 3: integrale aanpak georganiseerde misdaad kan (en moet) beter..................................... 4 2.4. Observatie 4: gebiedsgericht werken mist een ‘zenuwcentrum’ voor richten van actie....................... 5 2.5. Observatie 5: persoonsgerichte aanpak staat sterk maar verdient doorontwikkeling........................... 5 2.6. Observatie 6: doelstelling reductie van onveiligheidsgevoelens vraagt om extra tools......................... 6 2.7. Observatie 7: monitoren, evalueren en sturen op realisatie kan beter................................................. 6 2.8. Observatie 8: regeren is (nog beter) vooruitzien.................................................................................. 6 3. AMBITIE.................................................................................................................................................................. 9 4. AANPAK................................................................................................................................................................. 10 4.1. Intensivering aanpak woninginbraak................................................................................................... 10 4.2. Intensivering aanpak geweld............................................................................................................... 12 4.3 De zware en georganiseerde misdaad steviger aanpakken................................................................. 15 4.4. Doorontwikkeling gebiedsgerichte aanpak.......................................................................................... 17 4.5 Doorontwikkeling persoongerichte aanpak......................................................................................... 19 4.6 Meer aandacht voor gevoel van veiligheid.......................................................................................... 22 4.7 Beter monitoren en evalueren (voor meer sturing op resultaat)........................................................ 23 4.8 Beter verkennen van relevante ontwikkelingen in samenleving en wetenschap................................ 23 5. ORGANISATORISCHE BORGING.................................................................................................................................. 24 5.1 Bestuurlijke coördinatie van het veiligheidsbeleid.............................................................................. 24 5.2 Ambtelijke coördinatie van het veiligheidsbeleid................................................................................ 24 5.3 Sterke districten................................................................................................................................... 24 5.4 Doorontwikkeling strategische veiligheidsagenda............................................................................... 24 5.5 Planning en control.............................................................................................................................. 25 5.6 Financiën............................................................................................................................................. 25 5.7 Communicatie...................................................................................................................................... 25 BIJLAGE 1 Doelstellingen Veiligheidsbeleid Tilburg 2012 tot 2015....................................................................... 26
1. INLEIDING Tilburg wil een stad zijn waar iedereen zich prettig voelt, waar ondernemers zich graag willen vestigen en waar je aangenaam kunt wonen, werken en recreëren. Op al die fronten is veiligheid een noodzakelijke randvoorwaarde. Dit betekent dat mensen zich veilig moeten voelen en dat de aandacht voor veiligheid – voor criminaliteit, overlast, leefbaarheid - in verhouding staat tot de omvang en aard van problemen. De ambities op deze onderwerpen worden vastgelegd in de u voorliggende kadernota. Samen met de raad, met de betrokken professionele partners, ondernemers en met de burgers zorgen wij ervoor dat we binnen de lijnen van dit kader beter gaan presteren. Dát is de ambitie van Tilburg. 1.1.
Functie van de kadernota
Een kadernota formuleert de lijnen waarbinnen concrete plannen uitwerking moeten krijgen. “Kaders” geven de richting aan waarin groei moet worden bereikt. Of minimaal: waar bestendiging van de situatie gewenst is. Een kadernota is zeker geen blauwdruk van reeds uitgewerkte plannen, maar spreekt uit waar (deels nog nader te bepalen) activiteiten aan bij moeten dragen. Deze kadernota heeft ook een juridisch bestuurlijke betekenis. In de nieuwe politiewet - die naar verwachting nog voor de zomer van 2012 van kracht wordt – is voorzien in de opmaak van lokale beleidsplannen op het terrein van openbare orde en veiligheid. Met zo’n plan geeft de gemeenteraad richting aan het beleid en aan de uitvoering daarvan, ook als het gaat om de inzet van de (nationale) politie. Deze kadernota moet worden gezien als het eerste lokale beleidsplan op grond van de nieuwe wet. Alle gemeenten zijn verplicht tot het uitwerken van zo’n lokaal beleidsplan. Gemeenten zijn hierbij penvoerders, vanuit hun functie van centrale beleidsregisseurs. De uitvoering van het beleid is evenwel een gezamenlijke opgave en ligt deels bij de gemeente (bestuurlijke handhaving) en deels bij externe partners (welzijnsinstellingen, woningcorporaties, politie, brandweer, burgers en private partijen). Een kadernota verbindt en is de basis voor afspraken tussen alle betrokken partijen; de basis voor coalities in veiligheid. 1.2.
Reikwijdte van deze nota
Het gemeentelijk veiligheidsbeleid kent een onderverdeling in een sociaal en een fysiek deel1: • De zorg voor fysieke veiligheid omvat de zorg voor verkeersveiligheid, brandveiligheid, externe veiligheid en de voorbereiding op rampenbestrijding. • De zorg voor sociale veiligheid omvat de aandacht voor de veiligheid rond sociale (intermenselijke) relaties en activiteiten. Kort gezegd het ondersteunen van ‘veilig samenleven’, met aandacht voor zaken als: jeugdoverlast en vandalisme, maar ook inbraken, huiselijk geweld, autocriminaliteit en radicalisering. Op het front van de fysieke veiligheid is in Tilburg sprake van een strak en doorlopend beleid met een eigen dynamiek die we los willen koppelen van deze kadernota. Zo zal in het komend jaar vanwege de invoering van de veiligheidsregio en het regionale crisisplan het ‘lokale plan crisismanagement’ worden herzien. En zo zijn andere zaken rond risico- en crisisbeheersing reeds geborgd in de gemeentelijke nota Externe veiligheid, het regionaal dekkingsplan van de brandweer en het beleidsplan van de veiligheidsregio. Voor de aanpak van de sociale veiligheid is dat anders. Hier komen deelplannen en ambities op dit moment niet al op andere plaatsen samen: de laatste kadernota Sociale veiligheid (de nota Zorg voor Veiligheid) strekte zich uit tot het jaar 20112. Doelen en plannen moeten dus worden geactualiseerd. Deze nota spitst zich daarom toe op het werken aan de sociale veiligheid van Tilburg. 1 2
Zie ook de VNG handreiking ‘Kernbeleid veiligheid’ voor gemeenten. Tijdens de constructie van deze kadernota, in 2011, werden de doelstellingen van de oude kadernota aangehouden.
1
1.3.
Visie op (het werken aan) sociale veiligheid
Het sociaal veiligheidsbeleid omvat drie duidelijke subdoelen. We willen: • minder criminaliteit, • minder overlast en • minder onveiligheidsgevoelens bij de burgers. Dat is ten alle tijde het streven, ook bij deze kadernota. Bij het werken aan deze doelen hanteren we een aantal uitgangspunten. Ze vormen de basis op grond waarvan wij ons beleid nu maar ook in de komende jaren willen bouwen. Een soort van onderlegger voor het hedendaags sociaal veiligheidsbeleid. Zoals wij dat althans zien. Onze uitgangspunten zijn: 1. Niet dweilen maar de kraan dicht draaien. Daarmee bedoelen we dat we in onze aanpak van criminaliteit en overlast altijd op zoek zijn naar de juiste balans tussen repressie en preventie: hard ingrijpen waar nodig en voorkomen waar dat kan. Oftewel: symptomen kun je blijven bestrijden, de oorzaak hoef je maar één keer weg te nemen. Vanuit deze gedachte handelen wij zoveel mogelijk aan de voorkant. De afgelopen jaren is daarom ook nadrukkelijk(er) ingestoken op het bij het sociale veiligheidsbeleid betrekken van de instellingen en organisaties die actief zijn in de zorg en hulpverlening en in het (gemeentelijk) sociaal beleid. 3 We beseffen dat dit een andere lijn is dan de meer repressieve lijn waar de rijksoverheid thans voor kiest, maar de positieve resultaten in Tilburg overtuigen ons van de kracht van het werken aan de voorkant van problemen. Dit maakt het veiligheidsbeleid overigens niet ‘soft’: waar een stevige repressieve aanpak nodig is zullen we dat niet nalaten. We proberen daarbij niet alleen de gelegenheidsdader te bestrijden, maar ook de achterliggende criminaliteit. 2. Gelegenheid maakt de dief. Bij de concrete uitwerking van onze aanpak hechten wij vervolgens veel waarde aan de gelegenheidstheorie van de wetenschappers Cohen en Felson. Zij stellen dat er drie voorwaarden zijn voor een delict: een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en er moet sprake zijn van weinig of geen toezicht. Preventie zien zij hierom als een zeer belangrijk onderdeel van de bestrijding van misdaad: zowel persoonsgerichte preventie (het bewustmaken van de mogelijkheden om slachtofferschap te voorkomen, en op daderniveau: het voorkomen van de ontwikkeling en/of de bestendiging van een ‘motief’ om delicten te plegen) als situationele preventie (gericht op het verminderen van het aantal aantrekkelijke doelwitten en het realiseren van toezicht op “hoog risico”-lokaties, de zogenaamde hot spots). Ook wij geloven daar in. Op grond van het belang van repressie, persoonsgerichte en situationele preventie willen wij daarom ‘alertheid’ en daadkracht in onze aanpak organiseren op drie niveaus: • Op het niveau van gebieden: we moeten alert zijn op het geografisch samenkomen van veiligheidsproblemen en op de aanwezigheid van hotspots (lokaties waar specifieke delicten relatief veel voorkomen) om gericht te kunnen werken aan het daar – in die wijken, straten of plekken - minder aantrekkelijk maken van doelwitten; • Op het niveau van personen: we moeten weten wat de achtergronden zijn van probleemveroorzakers (criminelen en overlastveroorzakers) en risico personen/gezinnen (met meervoudige problematiek) om te komen tot juiste (beslissingen over) hulp en/of straf en benodigde doelgroepaanpakken. Ook moeten personen die op grond van hun gedrag of andere kenmerken een relatief hoog risico lopen om slachtoffer te worden, gesteund worden om “minder aantrekkelijke doelwitten” te worden. • Op het niveau van delicten: we moeten weten hoe problemen zich stadsbreed ontwikkelen om prioriteiten te kunnen stellen. En met de kennis over werkwijzen van plegers werken we aan optimalisering van onze repressieve kracht door de opbouw van barrièremodellen en versterking van heterdaadkracht, handhaving en opsporing; 3. Een derde uitgangspunt voor ons sociaal veiligheidsbeleid is dat een veilig gevoel geen directe resultante is van “meer veiligheid”. Het is een achterhaalde aanname dat als we maar werken aan veiligheid dat mensen zich dan wel vanzelf ook veiliger gaan voelen. Het is daarom van belang dat - los van het werken aan de objectieve veiligheid ‘pur sang’ – er ook apart aandacht is voor hoe mensen het beleid ervaren en hoe zij zich erbij voelen. Het beleid moet (ook) een goede respons zijn ten aanzien van de frustraties en angsten van mensen. 4. Echter, aanhakend op het voorgaande: niet alleen het ongerief van de burger is leidend voor de lijnen van ons beleid, ook het voorkomen van ondermijning van de rechtstaat geldt als leidend principe. Want hoewel zaken als afpersing van ambtenaren, investeringen van crimineel geld of andersoortige louche zaken misschien
2
3
Zie ook de brochure ‘Tilburg maakt werk van integraal veiligheidsbeleid. Niet dweilen maar de kraan dichtdraaien’ (2008).
minder zichtbaar zijn voor de “gewone burger”, de sociale veiligheid wordt er op het meest fundamentele niveau door bedreigd. De legitimiteit en de geloofwaardigheid van de overheid komen erdoor in het geding. Ook deze ondermijnende vormen van misdaad moeten dus gekend en aangepakt worden in de stad. 5. Integraal werken is bij dit alles een randvoorwaarde voor succes. Partners, zowel privaat als publiek, vullen elkaar op allerlei manieren aan in wat ze kunnen betekenen in de aanpak van sociale onveiligheid. Door samen te werken worden probleem vanuit verschillende invalshoeken (bijv. expertises of rechtsgebieden) benadert. De kunst is de juiste allianties te sluiten vanuit concrete doelen waarop partijen zich ook kunnen committeren. De gemeente legt de verantwoordelijkheid voor veiligheid nadrukkelijk daar waar die hoort. Het betrekken van partijen op die doelen vergt vervolgens een overheid die committeert, enthousiasmeert en coördineert. De gemeente zorgt voor partijen en processen die elkaar versterken. 6. 100 procent veilig kan niet. Uitgangspunt is verder dat de doelen die we met elkaar stellen realistisch zijn. Criminaliteit en overlastproblemen zullen er altijd zijn, maar we moeten op grond van analyse weten wanneer we als stad tevreden kunnen zijn over onze prestaties. 7. Een integere overheid. Ook moet een overheid die met gezag wil optreden, zelf integer zijn en zich aan de regels houden. Als onderdeel van het veiligheidsbeleid wordt daarom ook toegezien op de kwaliteit van het gemeentelijk integriteitbeleid. 8. Evidence-based. Tot slot is het een uitgangspunt van ons beleid dat tactische keuzen in onze aanpak worden gemaakt op grond van kennis over (te verwachten) effectiviteit. Dat hoeft niet meteen te betekenen dat alles wetenschappelijk gefundeerd moet zijn. Wat het wel betekent is dat we onze verwachtingen ten aanzien van interventies helder formuleren, dat we ruimte nemen om te experimenteren en dat we goed volgen wat interventies in de praktijk ‘doen’. Positieve ontwikkelingen in de stad steunen ons in de keuze voor deze lijn. Tilburg is er in ieder geval sociaal veiliger op geworden de afgelopen jaren. En ook is de gemeente de afgelopen jaren gegroeid in haar regisseursrol en zijn de tools en de uitgangspositie verbeterd om te kunnen regisseren: de afstemming van persoonsgerichte aanpakken vanuit het Zorgen veiligheidshuis loopt goed en is effectief, de veiligheidsindex wordt gebruikt om aandachtsgebieden aan te wijzen, wijkactieplannen zijn de basis voor acties op wijkniveau, in het nieuwe gegevensmagazijn van de gemeente komen interne en externe bronnen samen voor uitvoering van probleemanalyses. En het allerbelangrijkst: de gemeente ervaart de volle medewerking van haar partners bij de uitvoering van activiteiten. Sterker maken en uitbouwen Op deze voet gaan wij graag verder, maar wel met de juiste (actuele) focus die daar voor de komende jaren bij past. Daarbij is het van belang dat wij ons realiseren dat de uitgangspositie in het werken aan meer sociale veiligheid weliswaar goed is in Tilburg, maar ook kwetsbaar, omdat de ‘tools’ vaak nog niet robuust genoeg zijn voor de aard en de omvang van de problemen waar wij voorstaan (zie ook paragraaf 2, waar de huidige stand van het veiligheidsbeleid wordt geëvalueerd). Ons motto is daarom: “Sterker maken en uitbouwen”. 1.4
De opbouw van dit stuk
In de loop van deze nota concretiseren wij onze ambities. De nota start – zoals zojuist aangehaald - met een beknopte analyse van ‘de ruimte voor beter’ in het huidige veiligheidsbeleid (paragraaf 2). Hierbij worden de belangrijkste observaties en aanbevelingen weergegeven - zowel van onze eigen medewerkers als ook van externe adviseurs - ten aanzien van de huidige veiligheidsaanpak en uitgaande van de voornoemde basisprincipes van het beleid. Daarna volgt een uitwerking van de ambities voor de komende jaren die hieruit voortvloeien (paragraaf 3), en vervolgens een uitwerking van ‘de aanpak’, met als focus: wat doen we al en wat zijn de concrete dingen die we extra of anders moeten gaan doen om onze ambities te realiseren? (paragraaf 4). In een afsluitende paragraaf worden de organisatorische randvoorwaarden voor realisatie van die stappen besproken (paragraaf 5).
3
2. ANALYSE De afgelopen maanden is met het oog op de opmaak van dit nieuwe beleidskader veel gesproken over ‘de stand van de stad’ op veiligheidsgebied. Begin juli 2011 werd hierover ook een werkconferentie georganiseerd, om de dialoog met en tussen de veiligheidspartners te faciliteren4. En eind 2011 werd de vorige kaderperiode afgesloten met een evaluatie5. Verder werd onlangs een toekomstverkenning verricht in het kader van het project Tilburg 2040, specifiek gericht op het verkennen van serieuze trends om rekening mee te houden op de langere termijn.6 Deze notities en discussies beschouwende zien we een aantal observaties steeds terug, als punten van aandacht voor de jaren die komen. We vatten ze in deze paragraaf samen. 2.1.
Observatie 1: criminaliteit neemt af, maar ontwikkeling woninginbraken baart zorgen
Waar de meeste misdrijven in Tilburg de afgelopen drie jaren een dalende trend tonen, blijft het aantal woninginbraken in Tilburg onverminderd hoog. Het neemt in 2011 zelfs toe: van 1467 aangiften in 2010 naar 1619 in 20117. En hoewel de er sprake is van een landelijke trend, is de situatie best zorgelijk. Want juist dit delict raakt de Tilburgse burger direct: thuis, daar waar iemand zich het meest veilig moet voelen. Conclusie: De inzet op de aanpak van woninginbraken moet intensiever (of op onderdelen anders, slimmer en met (nog) meer focus) om de negatieve trend te buigen. 2.2.
Observatie 2: impact van geweldsdelicten vraagt om continuering urgentie
Tilburg heeft als zesde stad van het land een criminaliteitsniveau dat relatief hoog ligt. Met name delicten waarbij geweld aan de orde is, vragen bijzondere aandacht. Er vinden in Tilburg relatief veel mishandelingen, bedreigingen, openlijke geweldplegingen, straatroven en overvallen plaats. Wel tonen de cijfers van de afgelopen drie jaren een afname van het aantal geweldsincidenten in Tilburg. De positie ten opzichte van andere (vergelijkbare) gemeenten lijkt hierdoor verbeterd. De zorg om de problematiek is echter ongewijzigd: de impact van deze delicten op slachtoffers en hun omgeving is groot. Conclusie: De aanpak van in het bijzonder geweldsdelicten, waaronder mishandeling, bedreiging en de gewelddadige vermogensdelicten (overvallen en straatroven), moet zich blijven verbeteren in onze stad, alleen al vanwege de relatief hoge impact van deze delicten op de slachtoffers en hun omgeving.
2.3.
Observatie 3: integrale aanpak georganiseerde misdaad kan (en moet) beter
De veelvoorkomende criminaliteit die voor burgers de meeste overlast veroorzaakt is in veel gevallen verbonden met de georganiseerde criminaliteit.8 Denk aan de helingstructuren die er nodig zijn voor inbrekers en dieven om hun illegaal verworven goederen af te kunnen zetten; of aan criminelen die particulieren faciliteren in het verbouwen en verkopen van wiet. Lange tijd is gedacht dat die georganiseerde misdaad alleen langs justitiële weg kon worden ingetoomd. Sinds enkele jaren wordt erkend dat de georganiseerde misdaad ook bestuurlijk kan worden beheerst. Daarmee ontstaat ook meer samenwerking op dit vlak. Ook in Tilburg. De informatie die de gemeente via die nieuwe samenwerkingsverbanden rond dit onderwerp verkrijgt (zoals middels de Taskforce B5 aanpak gericht op de integrale, bovenlokale aanpak van de georganiseerde, hennepgerelateerde criminaliteit, het werk van het RIEC, de patseraanpak etc.) doet de gemeente inzien dat er veel meer mogelijk én nodig is om de criminele structuren in de stad aan te pakken. Conclusie: Bij de aanpak van criminaliteit moet meer nadruk komen op het doorbreken van verwevenheid van de onderen bovenwereld en op het optimaliseren van de integrale aanpak van criminele infrastructuren. 4
4 5 6 7 8
De werkconferentie ‘Vernieuwen en versterken’, georganiseerd door de gemeente Tilburg in samenwerking met de Politieacademie. Moors, J.A. en M.Y. Bruinsma (2011). Sociale veiligheid als samenlevingsopdracht. Een evaluatieve verkenning. Tilburg: IVA B. Rovers en C. Fijnaut (2011). De veiligheid in Tilburg in 2040; een toekomstverkenning. Het cijfer voor 2011 (1619 aangiftes) is nog een voorlopig cijfer. Naar verwachting zal het nog iets hoger worden. Zie bijvoorbeeld het rapport ‘Stads- en regioscan in de grootste Brabantse gemeenten. De achtergronden van onveilige GVI scores’ van Beke, Van der Torre en Van Duin (2011), Een publicatie in de reeks Politiewetenschap, uitgegeven door het Programma Politie en Wetenschap.
2.4.
Observatie 4: gebiedsgericht werken mist een ‘zenuwcentrum’ voor richten van actie
Tilburgers geven de veiligheid van de stad al jaren het rapportcijfer 6,5. Elf van de 35 wijken scoren echter een onvoldoende. Daar kunnen allerlei soorten problemen aan ten grondslag liggen. De kunst is ze op de juiste wijze en met de urgentie die er toe doet te agenderen. Dat gebiedgericht agenderen vindt op dit moment zeer verspreid plaats: in de buurtregiegroepen, ondernemersverenigingen, handhavingsteams, stuurgroepen van brede scholen en in tal van andere wijkverbanden. Dat is goed, want de echte kennis over wat beter kan ligt uiteraard daar. Voor het goed richten van de aandacht “gemeentebreed” moeten echter ook alle gebiedsagenda’s naast elkaar worden gelegd om zeker te stellen dat de gebieden met relatief gezien de grootste problemen ook de meeste aandacht krijgen. En ook om progressie te bewaken. Die gemeentebrede monitoring van problemen, van acties en van prestaties in specifieke gebieden (woonwijken, bedrijventerreinen, buitengebieden en winkelgebieden) functioneert op dit moment nog niet optimaal. Als belangrijkste gemis wordt het gebrek aan monitoring ter ondersteuning van korte termijnbeslissingen genoemd: over welke plekken nu extra aandacht moeten krijgen. Wat wel goed gaat is het aanwijzen van urgentiegebieden waar meer lange termijnaandacht gewenst is: gebiedsgegevens komen nu eens in de twee jaar samen in de veiligheidsindex om tot gemeentebrede gebiedsprioritering te komen. Die prioritering is primair gericht op het duiden van de woonwijken waar de meeste aandacht voor moet zijn (het horecaconcentratiegebied is een vast aandachtsgebied), waarna voor deze gebieden wijkactieplannen worden uitgewerkt. Conclusie: We moeten blijven zoeken naar nieuwe manieren om in woonwijken, bedrijventerreinen, buitengebieden en winkelgebieden alert te kunnen reageren op urgente problemen, zonder dat we daarbij het gemeentelijke totaalplaatje uit het oog verliezen. Of anders gezegd: we moeten beter borgen dat we het hardst werken daar waar ook het meest verbeterd dient te worden. 2.5.
Observatie 5: persoonsgerichte aanpak staat sterk maar verdient doorontwikkeling
Uit een intervisie, uitgevoerd in 2010 door een interdepartementale stuurgroep, blijkt dat het Zorg en Veiligheidshuis in Tilburg een gewaardeerd centrum is voor bijna alle zorg- en veiligheidspartners in de regio en dat met de persoonsgerichte aanpak zoals die hier is ingebed goede resultaten worden geboekt: de recidivecijfers nemen af en ook het aantal veelplegers vermindert. Op twee lijnen zijn er evenwel goede kansen om verder te komen, zo schatten betrokkenen in. Ze zijn gericht op het vergroten van zowel de repressieve als de preventieve kracht van de persoonsgerichte aanpak. Wat betreft de repressiezijde, ten eerste, wordt gewerkt aan het aanbrengen van meer focus op het aanpakken van de zogenaamde “high impact criminelen en overlastgevers” van Tilburg. Dit is gewenst, omdat op de aanpak van deze personen op dit moment namelijk erg verspreid– in allerhande afzonderlijke doelgroepoverleggen wordt uitgewerkt, waardoor het overzicht ontbreekt om op gemeenterelevante resultaten te kunnen sturen. Dit moet beter kunnen, zeker vanuit de ambitie om delictgericht én gebiedsgericht goed te willen presteren. Op de lijn van het verbeteren van de preventieve kracht gaat het met name om het creëren van meer ruimte voor hulpverleners om snel en “aan de voorkant van problemen” in te grijpen. Daar waar professionals ruimte zien om preventief in te grijpen bij mogelijk escalerende overlast of potentieel crimineel gedrag, moeten zij de volle ruimte weten te benutten om hun werk goed te kunnen doen. Voorkomen is voor alle betrokkenen immers nog altijd beter dan genezen. Professionals ervaren echter op meerdere fronten dat zij niet altijd kunnen realiseren wat zij zouden willen. Pijnpunten zijn het moeilijk kunnen vrijmaken van ter zake kundige hulpverleners om meteen ter plaatse te gaan bij escalatie, de moeite om een passend aanbod aan interventies beschikbaar te krijgen waarmee gedragsverandering of verbetering van de situatie valt te realiseren, en de behoefte aan het nog verder afstemmen van de zorg aan ‘multi-probleem’- gezinnen. Daarbij moet een concreet hulpaanbod ook minder vrijblijvend worden. Conclusie: Versterkingmogelijkheden van de persoonsgerichte aanpak zitten ‘m zowel aan de repressieve zijde – in het focussen van aandacht op “high impact” criminelen en overlastgevers, maar ook in het faciliteren van betrokkenheid van professionals bij preventie: het organiseren dat professionals in zorg en welzijn sneller, minder vrijblijvend, met een flexibeler zorgpakket en meer in onderlinge afstemming kunnen ingrijpen bij mogelijk escalerende situaties van overlast of bij potentieel ontwikkelend crimineel gedrag.
5
De wind mee
Decentralisatie van de jeugdzorg en van de AWBZ naar de Wmo als kansen
De verantwoordelijkheid en de budgetten voor eerdere AWBZ begeleiding en de Jeugdzorg worden overgedragen aan gemeenten. Ondanks dat deze transities ook gepaard gaan met een bezuinigingsopdracht bieden ze de gemeente grote kansen bij het versterken van met name de persoonsgerichte aanpak zoals die nu is ingebed in het Zorg- en veiligheidshuis. Dat samenwerkingsverband krijgt mandaat en budgetverantwoordelijkheid om de juiste interventies en het gepaste zorgaanbod in te zetten. De reikwijdte in een notendop: •
•
2.6.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. De Wmo zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zelfstandig kan blijven wonen. Gemeenten voeren de Wmo uit en kunnen hierin zelf accenten leggen. De transitie jeugdzorg houdt in dat de provinciale jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-ggz (Zorgverzekeringswet) en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd (AWBZ) worden overgeheveld naar gemeenten. Samen met de tijdelijke regeling CJG komt er één financiering en een nieuw wettelijk kader voor al deze vormen van ondersteuning en hulp aan kinderen en hun opvoeders.
Observatie 6: doelstelling reductie van onveiligheidsgevoelens vraagt om extra tools
Het werken aan de reductie van onveiligheidsgevoelens is lastig. Er bestaat een continu spanningsveld tussen het willen reduceren van onveiligheidsgevoelens van bewoners enerzijds versus het informeren van bewoners over zich voordoende veiligheidsproblemen in hun wijk anderzijds. Er ligt een belangrijke opgave om hierin een juiste balans te vinden. In ieder geval moet voorkomen worden dat inwoners zich juist onveiliger gaan voelen door acties die bedoeld waren om de veiligheid en het veiligheidsgevoel te verhogen. Deze kwestie heeft de aandacht omdat voor meerdere delen van Tilburg geldt dat de onveiligheidsgevoelens van bewoners de afgelopen jaren zijn toegenomen, zonder dat het er feitelijk onveiliger is geworden of dat sprake is van veranderd beleid in die wijk. Conclusie: We moeten blijven zoeken naar nieuwe manieren om de veiligheidsbeleving van bewoners positief te beïnvloeden. Wellicht is er verbetering mogelijk in de stadsbrede communicatie of moet juist gebiedsgericht of doelgroepgericht anders worden gecommuniceerd? 2.7.
Observatie 7: monitoren, evalueren en sturen op realisatie kan beter
Er zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet in het goed raadpleegbaar maken van kerngegevens binnen de gemeente over veiligheidsonderwerpen. Zo werd per februari 2011 het dashboard veiligheid in gebruik genomen. Het instrument omvat actuele politie- en gemeentegegevens op de hoofdonderwerpen van het veiligheidsbeleid van de gemeente en is in staat tot het maken van vergelijkingen tussen bepaalde perioden in verschillende jaren en naar gebieden. Ook werd een criminoloog aangesteld ter ondersteuning van het realiseren van meer “evidence-based” werken. Het structureren van monitoring van problemen en van beschouwing van de aanpak staat op dit moment echter nog in de kinderschoenen. Bundeling van meer beschouwende informatie gebeurde de afgelopen jaren veelal ad hoc, reagerend op vragen van buitenaf, bijvoorbeeld van de kant van bewoners of raadsleden, veelal naar aanleiding van concrete incidenten. Dat moet anders. Niet in de laatste plaats om sturing op realisatie van de gestelde doelen in deze kadernota te ondersteunen. Conclusie: Het beter monitoren en evalueren van wat we doen is een aandachtspunt; vooral het systematischer aanpakken ervan. Dat betekent: programmatisch evalueren waar programmatische doelen worden gesteld en meer systematiek aanbrengen op het continu bijeenbrengen van informatie over fenomenen die we aanpakken en de (ervarings)gegevens over resultaten. 2.8. 6
Observatie 8: regeren is (nog beter) vooruitzien
In de toekomstverkenning ‘De veiligheid in Tilburg 2040’ (Rovers & Fijnaut 2012), en in de discussie naar aanleiding van deze notitie, worden enkele ontwikkelingen gesignaleerd die voor de lange termijn relevant zijn voor het Tilburgse veiligheidsbeleid. Genoemd wordt ten eerste de blijvende immigratie van mensen uit andere delen van Europa en de
wereld. Waren het in de jaren zestig en zeventig vooral werknemers en gezinnen uit Turkije en Marokko, op dit moment zijn het vooral arbeiders uit de zogenaamde MOE-landen (Midden- en Oost-Europa) die naar Tilburg en omgeving komen. Een deel van hen vestigt zich hier permanent. Deze vorm van inburgering, over enkele jaren mogelijk gevolgd door immigratie van nog weer andere Europeanen en niet-Europeanen, is ongetwijfeld van invloed op de veiligheidssituatie in de stad. Vooral als (delen van) deze groepen sociaal-economisch en/of sociaal-cultureel in de marge terecht komen. Het veiligheidsbeleid dient hierop voor te bereiden en waar mogelijk pro-actief maatregelen te nemen. Een tweede ontwikkeling die voor de lange termijn relevant kan zijn voor het Tilburgse veiligheidsbeleid is die van de rol van stedebouwkunde in het realiseren van veilige omgevingen (‘defensible spaces’). Stedebouwkundige ontwikkeling en stadsvernieuwing bieden tal van kansen om (ook) veiligheidsdoelstellingen te realiseren, onder andere via verwerking van criminaliteitspreventie in de ruimtelijke ordening (CPTED - Crime Prevention Through Environmental Design) en de vorming van ‘defensible spaces’ op kwetsbare plaatsen. Zowel bij de ontwikkeling van de Spoorzone als bij andere (op stapel staande) stedebouwkundige plannen zitten ruime kansen om deze mogelijkheden uit te proberen. Een derde ontwikkeling die door de onderzoekers wordt uitgelicht wijst op het belang van gemeenschapsvorming via het smeden van vitale coalities. Dit geldt enerzijds voor burgers en buurten die met onveiligheid te maken krijgen, maar ook voor de lokale overheden en private partijen die een belangrijke rol (kunnen) vervullen in het realiseren van een veilige woon- en werkomgeving. Zonder specifieke aandacht voor dit aspect bestaat het risico dat de preventieve werking van sociale verbanden in de stad verloren gaat of minder wordt, terwijl in deze verbanden juist de grootste kracht wordt gevonden voor het realiseren van een veilige stad. Verkenningen zoals deze zorgen voor een bepaalde alertheid die cruciaal is voor het veiligheidsbeleid. Ze geven aan waar ontwikkelkansen liggen en vanuit welke kant mogelijke dreigingen te verwachten zijn voor de veiligheidssituatie. Dit type verkenningen is op allerlei niveaus van belang, ook op de middellange termijn en bijvoorbeeld ten aanzien van de ontwikkeling van specifieke wijken. Tilburg wil immers weten waar ze voor staat. Als observatie op dit front kan worden opgetekend dat er nog (te) weinig planmatig wordt gewerkt. Verkenningen vinden plaats vanuit losse, acute vragen of gerelateerd aan projecten. Van een centraal informatie-inwin-plan is hierdoor nog geen sprake, met als gevolg dat informatie over relevante ontwikkelingen soms enkel in kleine (project)groepen wordt gedeeld. Conclusie: Een dynamisch verschijnsel zoals de (on)veiligheid van een stad vraagt om een houding die altijd alert is, die sensitief is voor wat betreft het signaleren van mogelijk negatief doorwerkende maatschappelijke ontwikkelingen en het signaleren van nieuwe (kennis over) effectieve aanpakken. Wij willen altijd beter worden in het organiseren van die alertheid.
7
Aandachtspunten Op de bovenstaande onderwerpen is intensivering van de huidige aanpak dus gewenst (o.a. op basis van slimmer en anders werken met nieuwe focus). We zetten ze op een rij, als opmaat voor verder. Beter delictgericht presteren 1. De inzet op de aanpak van woninginbraken moet intensiever (of op onderdelen anders, slimmer, met (nog) meer focus) om de negatieve trend te buigen. 2. De aanpak van in het bijzonder geweldsdelicten, waaronder mishandeling, bedreiging en de gewelddadige vermogensdelicten (overvallen en straatroven), moet beter in onze stad, alleen al vanwege de relatief hoge impact van deze delicten op de slachtoffers en hun omgeving. 3. Bij de aanpak van criminaliteit moet meer nadruk komen op het doorbreken van verwevenheid van de onderen bovenwereld en op het optimaliseren van de integrale aanpak van criminele infrastructuren Beter gebiedsgericht presteren 4. We moeten blijven zoeken naar nieuwe manieren om in woonwijken, bedrijventerreinen, buitengebieden en winkelgebieden alert te kunnen reageren op urgente problemen, zonder dat we daarbij het gemeentelijke totaalplaatje uit het oog verliezen. Of anders gezegd: we moeten beter borgen dat we het hardst werken daar waar ook het meest verbeterd dient te worden. Beter persoonsgericht presteren 5. Versterkingmogelijkheden van de persoonsgerichte aanpak zitten ‘m zowel aan de repressieve zijde – in het focussen van aandacht op “high impact” criminelen en overlastgevers, maar ook in het faciliteren van betrokkenheid van professionals bij preventie: het organiseren dat professionals in zorg en welzijn sneller, minder vrijblijvend, met een flexibeler zorgpakket en meer in onderlinge afstemming kunnen ingrijpen bij mogelijk escalerende situaties van overlast of bij potentieel ontwikkelend crimineel gedrag. Overige aandachtspunten (gericht op professionalisering van het werken aan veiligheid) 6. We moeten blijven zoeken naar nieuwe manieren om de veiligheidsbeleving van bewoners positief te beïnvloeden. Wellicht is er verbetering mogelijk in de stadsbrede communicatie of moet juist gebiedsgericht of doelgroepgericht anders worden gecommuniceerd? 7. Het beter monitoren en evalueren van wat we doen is een aandachtspunt; vooral het systematischer aanpakken ervan. Dat betekent: programmatisch evalueren waar programmatische doelen worden gesteld en meer systematiek aanbrengen op het continu bijeenbrengen van informatie over fenomenen die we aanpakken en de (ervarings)gegevens over resultaten. 8. Een dynamisch verschijnsel zoals de (on)veiligheid van een stad vraagt – tot slot- om een houding die altijd alert is, die sensitief is voor mogelijk negatief doorwerkende maatschappelijke ontwikkelingen en voor aanpakken die elders effectief zijn gebleken. Wij willen altijd beter worden in het organiseren van die alertheid.
8
3. AMBITIE De ambitie van de gemeente is om de voornoemde aandachtspunten met partners op te pakken. Het moet veiliger in Tilburg. En mensen moeten zich ook veiliger gaan voelen, zeker in hun eigen woonomgeving. Met het totale pakket van maatregelen ten aanzien van de sociale veiligheid wil Tilburg zo snel mogelijk uit de top 10 van onveilige steden in Nederland. De aanpak van geweld (inclusief overvallen en straatroven) en woninginbraken heeft daarbij prioriteit. Hier moeten trendbreuken bewerkstelligd worden. De bijzondere aandacht voor deze delicten mag evenwel niet ten koste gaan van de aanpak van andere veiligheidsproblemen. Dit betekent dat de huidige inzet op de aanpak van alle delicten als basisniveau wordt gezien: wijzigingen zijn dus alleen gewenst als kan worden aangetoond dat ze de effectiviteit van de aanpak ten goede gaan komen.
9
4. AANPAK Om de bovenstaande ambitie te kunnen halen zullen een aantal elementen in het werken aan veiligheid scherper moeten worden aangezet. In de nu volgende paragrafen bespreken we de concrete stappen die we daartoe in de komende drie jaren willen zetten. We doen dit aan de hand van de 8 (eerder genoemde) aandachtspunten waar we aan willen werken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Focus aanpak woninginbraak Intensivering aanpak geweld De zware en georganiseerde misdaad steviger aanpakken Doorontwikkeling gebiedsgerichte aanpak Doorontwikkeling persoonsgerichte aanpak Meer aandacht voor gevoel van veiligheid Beter monitoren en evalueren (voor meer sturing op resultaat) Beter verkennen van relevante ontwikkelingen in samenleving en wetenschap
Een opmerking vooraf nog. Voor een beleidskader lijkt de onderstaande uitwerking op onderdelen wellicht te gedetailleerd: te veel gefocust op het al uitwerken van concrete projecten. Toch hechten wij aan deze opzet. Om helder te maken wat we extra of anders willen doen. En ook om goed aan te kunnen geven over welke zaken wij nog in gesprek zijn, of over in gesprek willen gaan, met onze partners. 4.1.
Focus-aanpak woninginbraak
Allereerst onze inzet op het ombuigen van de negatieve ontwikkeling van woninginbraken in Tilburg. Willen we hier verder komen, dan moet meer ‘programmatisch’ worden ingestoken: vanuit een duidelijke visie en met concrete verbeterplannen. Er is de afgelopen jaren immers al veel ondernomen om woninginbraak te voorkomen. In een overzicht van alle maatregelen van de politie9 worden bijvoorbeeld maar liefst 55 maatregelen genoemd die betrekking hebben op woninginbraken. Deze variëren van het promoten van het politiekeurmerk veilig wonen, extra toezicht op hotspots tot het motiveren van partners om daders een werk/scholingsprogramma te bieden. Om de aangiftebereidheid te bevorderen brengt de politie verbeteringen aanbrengen in de manier waarop zij aangiften opneemt en afhandelt10. Andere maatregelen gaan over de opsporing en het doorverwijzen van de slachtoffers naar slachtofferhulp. Om zicht te krijgen op verbetermogelijkheden, is het huidig beleid doorgelicht langs de lijn van de “meest betekenisvolle wijzen van het werken aan reductie van woninginbraken”. Deze zijn gedestilleerd uit diverse wetenschappelijke en praktijkevaluerende bronnen. Vastgesteld kon worden dat Tilburg op de meeste mogelijke actielijnen al actief is. Er is echter ruimte voor beter door acties nog nadrukkelijker te koppelen aan de probleemanalyse voor Tilburg en de kenmerken van het fenomeen woninginbraken . In de loop van het jaar 2012 volgt een plan van aanpak dat wordt uitgewerkt met de partners. Hieronder een eerste voorzet van beoogde accenten (binnen bestaande middelen). A. Situationele preventie Situationele preventie omvat activiteiten die erop gericht zijn de bewustwording van huishoudens met een hoog risico op woninginbraak te vergroten. Daarnaast gaat het om target hardening: het via aanpassingen aan het huis of de directe omgeving bemoeilijken van inbraak. Een gewenste extra inzet op dit front is:
10
Proef met Alert4Home systemen. In de komende drie jaar verstrekt de gemeente een bijdrage ten aanzien van de plaatsing van 1000 Alert4home systemen over heel Tilburg. Dit is een alarmeringssysteem tegen woninginbraak dat burgers (als ze van huis weg zijn) automatisch bij onraad belt. Ze kunnen dan vervolgens live meeluisteren naar wat er in hun huis 9 Instrumentenmatrix van de politie, 19-5-2010 10 De verbeteringen in het aangifteproces zijn gebaseerd op een onderzoek van Prof. dr. P.W.M. Tops naar de Intake & Service-dienstverlening van de Politie.
gebeurt en op een snelle manier vervolgens een lijstje van buurtbewoners en bekenden inseinen als er daadwerkelijk iets aan de hand lijkt. De proef is in januari 2012 gestart en is een initiatief van Interpolis in samenwerking met de gemeente, Politie Midden- en West-Brabant en de Gemeenschappelijke Meldkamer Midden- en West-Brabant. Politie Keurmerk Veilig Wonen “light”: De gemeente wil bijdragen aan het verder vergroten van het bereik van het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW). Woningen die voldoen aan dit keurmerk hebben tot 90% minder kans op een geslaagde inbraak (www.politiekeurmerk.nl). Bij nieuwbouw wordt tegenwoordig altijd volgens de PKVW-normen gebouwd. Voor particuliere huiseigenaren blijkt de stap naar realisatie van aanpassingen echter vaak te groot. Een ‘light’ variant van het keurmerk kan die stap mogelijk verkleinen. Gedacht wordt aan het uitwerken van een betekenisvol instappakket, waarbij verzekeraars mogelijk kunnen aanhaken met aanbiedingen. Zij hebben immers baat bij het uitkeren van minder verzekeringsgelden bij minder braak. We willen met een programma komen om zo’n light pakket uit te kunnen rollen. Meer inzet op een territoriale hot spot benadering. Wij willen dat zoveel mogelijk professionals die zich in woonwijken bewegen mede alert gaan worden op de beveiligde status van huizen (met name rond de bekende hot-spots). Dit zal primair worden aangestuurd vanuit de ‘schoon, heel en veilig’-plannen per buurt. B. Inzet op voorkomen van herhaald slachtofferschap Bij woninginbraak is sprake van een hoge kans op herhaald slachtofferschap. Het is daarom goed om bewustwordingsvergrotende, maar ook toezichthoudende activiteiten te richten op degenen bij wie recent is ingebroken. Extra maatregelen zijn: Meer buurtpreventieteams. De komende jaren zal extra aandacht zijn voor het realiseren van toezicht via deze vorm van buurtmobilisatie op plekken waar veelvuldig wordt/is ingebroken. De aanpak werkt: daar waar preventieteams toezicht houden daalt het aantal woninginbraken. Op dit moment zijn er dertien buurtpreventieteams in Tilburg, met nu nog twee in oprichting. Een buurtpreventieteam bestaat uit minimaal 4 burgers die in een bepaalde wijk surveilleren. Ze spreken mensen aan en letten daarnaast op bepaalde zaken/mensen/huizen. De politie is hierbij de telefonische achterwacht en geeft de juiste sturingsinformatie. Proef met DNA-kits. Gericht op het vergroten van bewustwording onder slachtoffers van woninginbraak, maar tevens op het afschrikken van plegers en het kunnen herleiden van teruggevonden gestolen spullen, worden de komende twee jaren (in 2012 en 2013) 1800 DNA-kits verspreid. De leden van de buurtpreventieteams promoten deze tool. Ze worden aangereikt aan slachtoffers van woninginbraken. Met het setje kunnen kostbare goederen gemerkt worden. In de kits zitten ook 5 coupons om omwonenden te stimuleren om zich aan te sluiten bij deze aanpak. De uitrol van dit project gaat samen met slimme communicatie, die inbrekers en overvallers moet afschrikken. C. Inzet op besmettelijkheid Een woninginbraak komt bijna nooit alleen. Vaak zijn er kort na een inbraak ook inbraken in nabij liggende, vergelijkbare woningen. Om de kans op besmettelijk verder terug te dringen wordt ingezet op: Meer nadruk op het adviseren van buren en de directe omgeving van slachtoffers door de Taskforce Tilburg Veilig. De taskforce is een succesvol team van 6 agenten en 6 gemeentelijke opsporingsambtenaren dat bijdraagt aan de aanpak van criminaliteit. Zij doen dat door burgers attent te maken op de risico’s die ze lopen met bepaald gedrag. En ten tweede door het uitvoeren van gerichte controles op onveilige plekken, tijdstippen en personen, bijvoorbeeld door het hinderlijk volgen van veelplegers om ze te betrappen. Woninginbraak is een van de speerpunten van dit team. Het verdient de komende jaren extra nadruk, vooral ook vanwege het succes van het team op dit terrein. De werkwijze van de taskforce (woninginbraken) is momenteel zo dat de aangevers advies krijgen en voorlichting krijgen over kans op herhaling. Tegelijkertijd worden de buren geïnformeerd over de inbraak en worden ook zij geïnformeerd over eventuele belangrijke preventiemogelijkheden. Voor het vergroten van de pakkans van woninginbrekers in de nachtelijke uren werden onlangs warmtecamera’s aangeschaft voor de Taskforce. De inzet van deze camera’s bleek succesvol (2 heterdaad-woninginbrekers in 4 weken).
11
Meer surveillance door beveiligingsbedrijven onder toezicht van de politie. Specifiek gericht op versterking van de aanpak ten aanzien van woninginbraken (en overvallen) zullen contracten worden afgesloten met particuliere beveiligingsbedrijven. Zij zorgen voor het realiseren van extra toezicht, aanvullend op de taken van de politie, met name ten tijde van “de donkere dagen”: in de maanden dat het snel donker wordt en er vaak meer inbraken en overvallen plaatsvinden. Dergelijke publiek-private samenwerkingsvormen worden verder uitgebouwd. Dit soort allianties is enorm belangrijk; ze geven ons de vereiste extra armslag, zeker daar waar het gaat om het realiseren van extra toezicht. Verder werken aan een stadsbreed bruikbaar internetforum à la ‘Onze Buurt Veilig’: ‘Onze Buurt Veilig’ is een website voor bewoners waar zij terecht kunnen voor “het aanwijzen, bespreken én oplossen van zorgen” over veiligheidsproblemen in de eigen buurt. (www.onzebuurtveilig.nl). Het project is een initiatief van de gemeente Tilburg, de politie, de Rabobank en Interpolis en loopt nu in 6 wijken. Woninginbraak is slechts een van de onderwerpen waar bewoners op deze website over met elkaar informatie kunnen uitwisselen en ook tips kunnen vinden. De website wil in haar opzet ondersteuning bieden ten aanzien van alle voorkomende veiligheids- en overlastproblemen in de wijk. Bekeken wordt op welke wijze een dergelijk initiatief stadsbreed kan worden geïmplementeerd. Belangrijke aandachtspunten zijn daarbij: het zoeken naar verbinding met wat er al is aan meldpunten en informatiefora in de stad, het vooraf borgen van een goede follow-up op meldingen en het inbouwen van aandacht voor terugkoppeling over wat op meldingen wordt ondernomen. D. Inzet op meervoudige daders De top 100 aanpak. Er zal gewerkt gaan worden aan het intensiveren van de aanpak van de meest actieve woninginbrekers vanuit een focusaanpak: de nieuw te ontwikkelen “top 100 aanpak”. Een analyse van de nu bekende woninginbrekers van Tilburg en hun modi operandi is reeds gemaakt. Om de pakkans te vergroten worden per dader afspraken gemaakt over de noodzakelijke interventies (zie voor een nadere uitwerking van de top 100 aanpak: de paragraaf 4.5). E. Inzet op helers Helers (nog) meer in beeld bij de Taskforce Tilburg Veilig. Na goedkeuring van het Actieplan Heling eind maart 2010 door de Lokale Driehoek, richt de taskforce zich ook nadrukkelijk op (potentiële) helers en op opslagplaatsen van bij woninginbraken gestolen goederen. Dit verdient de komende jaren nog meer aandacht. Via (meer) heterdaadaanhoudingen willen wij komen tot meer voor heling vervolgde personen. Immers: zonder heler geen steler! F. Bovenregionale aanpak van georganiseerde bendes Daar waar wordt vastgesteld dat sprake is van daders die in georganiseerd verband ook buiten Tilburg opereren wordt uiteraard alles gedaan om informatiedeling ten aanzien van deze groepen te ondersteunen.
Voor wat betreft de reductie van het aantal woninginbraken houden wij een streefwaarde aan van 20 procent in de uitvoeringsperiode van deze kadernota. De negatieve trend zou daarmee meer dan rechtgezet zijn.
4.2.
Intensivering aanpak geweld
Ook wat betreft de aanpak van geweld past een programmatische aanpak. De onderstaande schets geeft de extra maatregelen aan, die binnen de bestaande middelen worden genomen. Dit maatregelenpakket geldt als voorzet op een later te verschijnen plan van aanpak dat we samen met onze partners gaan uitwerken. De aanpak van overvallen is daarbij topprioriteit. De centrale boodschap van het totale pakket van maatregelen is duidelijk: geweld wordt niet getolereerd en wordt daarom hard aangepakt. Dit gebeurt juist ook vanuit het oogpunt van de impact die geweld heeft op de slachtoffers en hun omgeving. 12
Overvallen en straatroven Zowel in de gebiedsgerichte als in de persoonsgerichte aanpak van overvallen zullen de komende jaren stappen worden gezet om het aantal overvallen en straatroven in Tilburg laag te houden en zo mogelijk verder naar beneden te drukken. Daarbij wordt vooral veel verwacht van het versterken van de persoonsgerichte maatregelen. Extra persoonsgerichte maatregelen: • Plegers van overvallen moeten zonder uitzondering scherp in kaart worden gebracht om alle mogelijke ingangen te kennen om iemand tot het ombuigen van zijn criminele en agressieve leefstijl te brengen. Om het net nog sluitender te maken ten aanzien van deze high impact criminelen worden alle overvallers opgenomen in de nieuwe Top 100 aanpak (zie voor een nadere uitwerking van de top 100 aanpak: de paragraaf 4.5). • De daderaanpak van de politie en de Taskforce Tilburg Veilig wordt (verder) versterkt door meer aan te sturen op het kennen en volgen van vooral overvallers via IGP (informatiegestuurde politie). Extra gebiedsgerichte maatregelen: • Meer preventieruimte zit vooral in het verder stimuleren en ondersteunen van het informeren van ondernemers en burgers over ‘risicogedrag’ (wat kan men zelf doen om te voorkomen dat men slachtoffer wordt). Er zal daarbij in het bijzonder aandacht worden gegeven aan de zorg voor (potentiële) slachtoffers. En ook wordt voortgebouwd op het huidige succes van de KVO-aanpak (het Keurmerk Veilig Ondernemen). • Ook wordt de inzet van de zogenaamde DNA-douche ondersteund, specifiek in de strijd tegen overvallen op winkels. Ze worden verspreid over alle winkelgebieden in Tilburg geplaatst. Ze hebben een functie bij de opsporing maar ook bij de preventie van overvallen. Over de plaatsing van de douches zal breed gecommuniceerd worden. • Verder wordt samengewerkt met particuliere beveiligingsbedrijven gericht op het realiseren van extra toezicht, aanvullend op de taken van de politie en gericht op de speerpunten woninginbraken en overvallen. Het kwam eerder al aan bod. Concreet wordt op hottimes gedurende verschillende dagen in de week extra surveillance uitgevoerd op basis van concrete politieopdrachten, die gebieds-, delict- en dadergericht zijn opgesteld. Voor de komende jaren wordt een ‘opplus-contract’ afgesloten, waarbij inzet indien nodig kan worden opgehoogd. Geweld op straat Geweld op straat is primair een binnenstadprobleem. Op basis van het aantal aangiften neemt het aantal geweldmisdrijven in de binnenstad af. Echter, deze delicten hebben grote impact op de slachtoffers en hun omgeving en stralen negatief af op het imago van de Tilburgse binnenstad als uitgaanscentrum. Het is dan ook van belang om daar de grootste verbeteringen te behalen. Daartoe bestaan reeds concrete plannen, uitgewerkt door de diverse structurele overlegplatforms van de binnenstand: bestuurlijk overleg horeca, portiersoverleg en het pleinhoofden-overleg (HCG). Zij streven na om het (uitgaans)geweld in de binnenstad in 2014 met 50 % gereduceerd te hebben ten opzichte van 2009. Daar wordt op dit moment aan gewerkt, met inzet op maatregelen als de invoering van het collectieve horecaverbod, Weekendje Weg en calamiteitenverlichting. Ook zijn er goede afspraken met de openbaar vervoer en taxi-bedrijven over de omgang met en het voorkomen van geweld. Er zijn echter ook andere aanvullende interventies die nodig zijn, vanuit het vertrouwen dat op deze fronten winst te behalen is. De plannen omvatten zowel gebiedsgerichte als persoonsgerichte maatregelen: Extra persoonsgerichte maatregelen: • het stimuleren van deelname aan gedragsbeïnvloedende cursussen/hulpverleningstrajecten onder recidivisten (zowel meer- als minderjarigen!). Mogelijk kan het Zorg- en Veiligheidshuis hier meer in betekenen of is uitbreiding van het aanbod mogelijk; • uitbreiding van sanctiemogelijkheden bij fout gedrag in en om café’s. Onder andere door het mogelijk maken van een actievere toepassing van ‘gebiedsverboden’. Hiervoor is het nodig te werken aan betere dossiervorming ten aanzien van notoire ruziezoekers. Het collectief horecaverbod veronderstelt een dergelijke
13
betere dossiervorming en wij willen die ook gaan gebruiken om hooligans en andere notoire ruziezoekers op grond van de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” in het stadscentrum te gaan weren; • het verbeteren van de-escalerende vaardigheden voor personeel in de horeca, maar wellicht ook in andere contexten waar sprake is van toenemend agressief gedrag, zoals op scholen, in het openbaar vervoer etc. Het is van belang om zicht te hebben op wat nog beter kan. Extra gebiedsgerichte maatregelen: • het stimuleren en ondersteunen van een stadsbreed deur- en omgevingsbeleid rond coffeeshops. In samenhang met de invoering van de wietpas zijn coffeeshops straks verplicht om een portier aan de deur te hebben. Vijf Tilburgse coffeeshops hebben aanvullend hierop een eigen bikersteam ingehuurd om overlast te voorkomen. Dit soort initiatieven verdient stadsbreed vervolg; • het verkennen van mogelijke gebiedsgerichte maatregelen specifiek in woonwijken met het meeste straatgeweld, bijvoorbeeld door meer toezicht op straat middels inzet van buitengewoon opsporings ambtenaren (boa’s); • vernieuwing van het cameratoezicht om sneller te kunnen reageren bij voorkomende incidenten waardoor meer geweldplegers gepakt en bestraft kunnen worden. Dit laatste verwijst naar de wens van de gemeente om zowel de publieke als de private camerabeelden zoals die gemaakt worden in Tilburg binnen te brengen bij de Gemeenschappelijke Meldkamer van politie en andere hulpverleners, zodat deze gebruikt kunnen worden voor de aansturing van politie-eenheden. Dit is op dit moment nog niet het geval. Ook wordt gewerkt aan toepassing van slimmere software zoals bewegingsherkenning, waarbij makkelijker kan worden ingezoomd op ongeregeldheden. De normen op basis waarvan een camera gerechtvaardigd geplaatst is, moeten uiteraard helder geformuleerd zijn. Cameratoezicht wordt gezien als een wezenlijk onderdeel in de handhaving van de openbare orde en veiligheid in de binnenstad.9 De vernieuwing zit zowel in het gericht inzetten van (mobiel) cameratoezicht als in de digitalisering van de techniek, waardoor nieuwe toepassingsmogelijkheden ontstaan. Cameratoezicht zetten wij in op plekken waar dit de veiligheid bevordert. Dit kan als structurele maatregel of incidenteel, wanneer op een bepaalde plek extra toezicht nodig is. Voor de afweging of het inzetten van cameratoezicht wenselijk is, hanteren wij steeds de volgende criteria: - cameratoezicht is noodzakelijk ter handhaving van de openbare orde en veiligheid; - cameratoezicht bevordert een adequate opsporing. De lokale driehoek besluit over de vraag waar en wanneer cameratoezicht moet worden toegepast. Ten aanzien van de alle punten zal in de loop van 2012 een aanvalsplan worden geformuleerd. Huiselijk geweld Veertig procent van alle aangiften van geweld betreft vormen van huiselijk geweld. Elk voorval verdient de volle aandacht, vanuit de doelstelling het geweld te stoppen. Daarnaast willen we geweld voorkomen. Geweld in de relatiesfeer is niet normaal en die boodschap gaan we de komende jaren nog nadrukkelijker uitdragen.
14
Onze huidige aanpak bij voorkomende gevallen van huiselijk geweld is sterk en effectief. Om meer zicht te krijgen op het ontstaan en voorkomen van huiselijk geweld heeft de gemeente tot 2011 meebetaald aan een leerstoel huiselijk geweld aan de UvT en is het onderzoeksinstituut INTERVICT (van de UvT) gevraagd om verbeterpunten ten aanzien van het gevoerde beleid aan te geven. De verschillende onderzoeksresultaten worden nu gebruikt om - samen met alle partnersde beleidsinhoudelijke koers van het Steunpunt Huiselijk Geweld te bepalen. In dat kader wordt onder andere verkend of een (gedeeltelijke) invoering van een “Family Justice Centre” mogelijk is. Dit is een centraal punt voor betrokkenen bij huiselijk geweld volgens het ‘one-stop-shop principe’, waarbij alle instellingen die betrokken zijn bij de aanpak van het huiselijk geweld in het Zorg en Veiligheidshuis hulp bieden (Justitiële hulp, maatschappelijk werk, gemeentelijke diensten, ondersteuning bij huisvesting enz.). Cliënten kunnen daar persoonlijk terecht en hoeven niet meer langs verschillende instanties te gaan. Verder wordt de komende jaren gewerkt aan het frequenter inzetten van de Wet Tijdelijk Huisverbod. Deze wet wordt 9
Zie Visie Veilige binnenstad 2010 – 2014.
vanaf 1 maart 2009 in de regio Midden-Brabant toegepast en maakt het mogelijk om plegers van geweld voor een periode van minimaal 10 dagen de toegang tot zijn of haar eigen huis te ontzeggen. Dossiervorming is een belangrijk aandachtspunt om in meer situaties via deze weg een doorbraak te forceren. We blijven samen met de betrokken partijen scherp op het doorpakken na het huisverbod. Geweld tegen medewerkers met een publieke functie Geweld tegen medewerkers met een publieke functie is onacceptabel en wordt hard aangepakt. In het beleid van het korps Midden en West Brabant is hier in het kader van het programma Veilige Publieke Taak veel aandacht voor. Wij conformeren ons aan dit programma en werken in 2012 uit welke gemeentelijke activiteiten zullen worden uitgevoerd in lijn van dit programma en aanvullend op het huidige beleid van de gemeente (er is reeds een agressieprotocol, ambtenaren volgen agressietrainingen en er wordt gewerkt met interventieteams en bedrijfsopvangteams bij voorkomende problemen). Sleutelwoorden zullen zijn: zicht op zaken, duidelijke protocollen bij grensoverschrijdend gedrag en verdere bewustwording onder ambtenaren. Daarnaast wordt een netwerk opgebouwd, gericht op een uitbreiding van het aantal werkgevers dat zich richt op het verminderen van agressie en geweld tegen hun medewerkers. Vermeldenswaard is ook dat de gemeente op dit moment werkt aan een GIR-systeem: een gemeentelijk incidenten registratiesysteem. Dit systeem helpt de leidinggevende in het proces en bij de procedure bij grensoverschrijdend gedrag en genereert gemeentebrede managementinformatie. Het eerste (proces en procedure) is van belang voor het slachtoffer in het kader van nazorg. Het tweede (managementinformatie) heeft als doel om het aantal dreigingen in beeld te krijgen.
Het streven is om het aantal geweldsdelicten – zoals opgenomen in de categorie geweld van de gemeentelijke veiligheidsindex - in de uitvoeringsperiode van deze kadernota met 20 procent te reduceren. Deze index omvat de delicten: bedreiging, mishandeling, straatroof, aanranding en verkrachting. Ook moet het aantal overvallen verder worden teruggedrongen in Tilburg, aanhakend bij de landelijke ambities die er ten aanzien van dit delicttype zijn gesteld.
4.3
De zware en georganiseerde misdaad steviger aanpakken
Criminaliteit vindt te vaak een basis en voedingsbodem in de georganiseerde criminaliteit. Daarom, en om de verbinding tussen onder- en bovenwereld echt aan te pakken, te voorkomen dat de overheid criminaliteit faciliteert en haar te beschermen tegen criminaliteit moet meer ingezet worden op de bestuurlijke aanpak en op het samen met andere partners ‘doorpakken’ in het duiden en aanpakken van de criminele infrastructuren in onze gemeente. Dat doen we samen met voor de hand liggende partijen als het OM, de politie, de belastingdienst, het kadaster, de woningbouwcorporaties, maar ook met banken, energieleveranciers, en mogelijke andere partijen zoals makelaars, vastgoedhandelaren etc, die ons daarbij kunnen helpen. De B5 aanpak waar Tilburg nu aan mee doet is een tijdelijke Taskforce, maar de ervaringen smaken naar meer. Het is van belang om meer grip te krijgen op wat er speelt in Tilburg en daar ook een vaste vorm voor te vinden. Via meer grip, willen we meer kunnen meedenken over bestuurlijke bijdragen aan de aanpak van georganiseerde misdaad en willen we – ook dit is een concrete doelstelling – meer geld kunnen “afpakken” van Tilburgse criminelen zodat wij dit weer terug kunnen geven aan de Tilburgse samenleving. Van projectmatig naar vast In 2012 worden de B5 ervaringen geëvalueerd. We beschouwen waar we staan en werken een plan van aanpak uit om de omslag te maken van een projectmatige naar een vaste (integrale) aanpak van de georganiseerde misdaad in Tilburg. Een belangrijke richtlijn daarbij is ook het recent uitgewerkte streefbeeld van het RIEC (het regionale informatie en expertisecentrum specifiek gericht op het optimaliseren van de aanpak van de georganiseerde misdaad), waarbij - op grond van een barrièremodel10 - werd uitgewerkt welke mogelijkheden er zijn bij het gezamenlijk bestrijden van de georganiseerde misdaad. We omarmen dit streefbeeld en werken op grond van de evaluaties en het streefbeeld het plan 10 Dit barrièremodel brengt in kaart welke barrières de overheid en ketenpartners kunnen opwerpen om te voorkomen dat criminele organisaties of personen misbruik maken van legale structuren (vergunningen, identiteitspapieren etc. ). Het behelst een beschrijving van een logistiek proces waarbinnen een bepaald delict verwezenlijkt kan worden. De georganiseerde criminaliteit wordt hierbij als een bedrijfsproces opgevat. Daarbij komen instanties en bedrijven in beeld die een rol kunnen spelen bij het tegenhouden van criminaliteit.
15
van aanpak ‘Bestrijding georganiseerde misdaad’ uit. Nieuw: stuurploeg Om het barrièremodel goed te kunnen uitwerken, in de richting van instanties en bedrijven die een rol zouden kunnen spelen bij de bestrijding van criminaliteit, is het belangrijk goed inzicht te hebben in de context waarbinnen een bepaalde vorm van criminaliteit zich afspeelt. Behalve kennis op het gebied van het criminele bedrijfsproces, is inzicht nodig in het functioneren van de sectoren waarbinnen bepaalde onderdelen van het criminele bedrijfsproces zich afspelen. Zo kan de politie ook zicht krijgen op het relevante netwerk waarbij aansluiting gezocht kan worden, onder andere om de informatiepositie te verbeteren. Het driehoeksoverleg stelt de prioriteiten voor de veiligheids- en overlastaanpak en de integrale aanpak van de georganiseerde misdaad in Tilburg. Ook wordt een stuurploeg geformeerd, om te sturen op de gestelde prioriteiten. De aanpak zoals wij die willen realiseren voor Tilburg moet – net als de huidige projectmatige aanpak – gekenmerkt worden door integrale samenwerking in het gehele proces: van informatievoorziening, via het gezamenlijk bepalen van de best passende aanpak, tot het in goede onderlinge afstemming uitvoeren van op elkaar aansluitende maatregelen. BIBOB breder toepassen Het breder inzetten van de wet BIBOB (de wet bevordering integriteitbeoordelingen) is één van de ambities in onze bestuurlijke strijd tegen de (georganiseerde) misdaad de komende jaren. In die wet staat aangegeven waar (in welke branches) de overheid vergunning/subsidieaanvragers mag beoordelen op integriteit (dat wil zeggen potentiële inmenging in criminele activiteiten) om mogelijk de aanvraag te weigeren. De gedachte achter deze wet is om vermenging van onderen bovenwereld reeds bij de kiem te smoren. In de wet en het bijbehorende besluit wordt limitatief opgesomd waarvoor de wet kan worden toegepast. Voor de gemeente zijn dat (kort samengevat): a) vergunningen; in het kader van de Drank- en Horecawet, Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen, Omgevingsvergunning voor bouw- en milieuactiviteiten en Transportvergunningen; b) subsidies; als dit in de betreffende subsidieregeling is aangegeven. Subsidieverstrekkers (bestuursorganen) mogen hiervoor zelf de subsidieregeling aanpassen. c) Aanbestedingen; op de sectoren bouw, milieu en ICT, indien het gaat om opdrachten met een aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde, waarbij mogelijk misbruik of criminele betrokkenheid aantrekkelijk wordt. Gemeenten bepalen in eigen beleid in welke gevallen en met welke prioriteit een BIBOB-toets uitgevoerd wordt. In het Tilburgs beleid is tot nu toe gekozen voor het toepassen van de wet BIBOB bij aanvragen voor omgevingsvergunningen voor bouwen en milieu (WABO) en bij de aanvragen in de horeca (inclusief coffeeshops, growshops, seksinrichtingen, en dergelijke). Bij het verstrekken van subsidies en bij aanbestedingen wordt momenteel geen toets uitgevoerd. Voor de komende jaren is echter een bredere reikwijdte van de BIBOB toepassing voorzien, onder andere in verband met een aanpassing van de wetgeving per 1 januari 2012. Naast enkele procedurele verbeteringen is het nu namelijk mogelijk om de toets ook toe te passen bij vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid betrokken is als civiele partij, bij de exploitatie van speelautomaten en headshops, bij de aanvraag voor evenementen en bij het importeren van vuurwerk. Samen met het RIEC zal worden gekeken hoe dit het best in het Tilburgs toepassingskader kan worden ingevlochten. In de loop van 2012 volgt een voorstel. Meer afpakken Ook het verbeteren van het afpakken (ontnemen) van crimineel verkregen opbrengsten dient een belangrijk onderdeel te gaan worden van de nieuwe, vaste werkwijze ten aanzien van de (georganiseerde) misdaad. Hiermee wordt status ontnomen en wordt voorkomen dat dit vermogen geïnvesteerd wordt in nieuwe criminele activiteiten. 16
Met dit afpakken van illegaal verkregen vermogen is inmiddels goede ervaring opgedaan binnen de Taskforce B5 aanpak. Steeds wordt per groepering en per subject nagegaan wat de meest efficiënte manier is om de illegaal verkregen opbrengsten letterlijk af te pakken. De belastingdienst kijkt dan bijvoorbeeld welke vorderingen er nog open staan en de gemeente kan op haar beurt dwangsommen opleggen, vergunningen intrekken en andere
bestuursrechtelijke instrumenten inzetten. Dit middel wordt ten alle tijde naast de strafrechtelijke vervolging ingezet. De samenwerkingsstructuren en ook de ervaring op dit front moeten worden gekoesterd en verdienen een vaste plaats in de Tilburgse aanpak. 4.4.
Doorontwikkeling gebiedsgerichte aanpak
Wijken waar veiligheidsproblemen samenkomen krijgen op dit moment extra aandacht via de huidige aandachtsgebiedenaanpak. Voor deze wijken worden in wijkveiligheidsplannen meerjarenplannen uitgewerkt gericht op het verbeteren van de leefbaarheid. Met een dergelijke aanpak gaan wij voort. Aanvullend hierop bouwen wij de komende jaren aan een gebiedsgerichte aanpak die een meer gedifferentieerde inzet van middelen mogelijk maakt dáár waar zaken op dát moment het meest problematisch zijn. Een nieuw zenuwcentrum Voor de gebiedsgerichte aanpak is de recent opgerichte afdeling Veiligheid & Wijken van de gemeente het beoogde zenuwcentrum: daar komt straks alle gebiedsinformatie samen, is het gemeentebreed overzicht van meldingen, cijfers en prestaties, en wordt vervolgens op continue basis bijgesteld wat in alle woonwijken, bedrijventerreinen, buitengebieden en winkelgebieden met voorrang aandacht moet krijgen. Waar moeten handhavers en toezichthouders bijvoorbeeld een tandje bij zetten? En waar vragen onderhoudswerkzaamheden extra aandacht, of zijn er bepaalde gezinnen of personen die met nadruk moeten worden geholpen of die op hun gedrag moeten worden aangesproken? De wijktoets zoals die nu in ontwikkeling is moet daarbij gaan helpen (zie ook in paragrafen hierna). Maar ook een betere monitoring van de politiegegevens en van binnenkomende meldingen van problemen (per woonwijk, bedrijventerrein, buitengebied en winkelgebied). De nieuwe wijktoets De wijktoets zoals die nu in ontwikkeling is moet het antwoord zijn op de behoefte aan het beter kunnen differentiëren van gebieden waar met voorrang aan gewerkt moet gaan worden. In deze toets (die voor het eerst in 2012 en vervolgens tweejaarlijks zal worden uitgevoerd) wordt de systeeminformatie gebundeld van gemeente, politie en woningcorporaties. Niet alleen over veiligheid, maar over alle beleidssectoren van de gemeente, te weten ruimte, sociaal, economie- en arbeidsmarkt, veiligheid (en spoorzone). Op basis van deze informatie worden – in het licht van bestuurlijke doelen en gebiedskennis - stadsbrede beleidskeuzes gemaakt. Deze worden vervolgens weer doorvertaald naar wat dat betekent per wijk, waarbij de wijken worden ingedeeld in drie categorieën: een basiswijk, een preventiewijk en een aandachtswijk. Zogenaamde basiswijken kunnen rekenen op een basis-voorzieningenpakket, dat voor de hele stad geldt. Voor de preventiewijken worden specifieke speerpunten benoemd. Dat is nieuw. Voor wijken met een samengestelde, complexe problematiek (de aandachtswijken) blijft het beleid dat er integrale plannen worden gemaakt. Schoon, heel en veilig: burgers als mede-agendabepalers Erg belangrijk bij de nadere agendabepaling per wijk, zowel bij ‘handhaving en toezicht’11 als bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden in wijken, is dat de klachten van burgers meer gaan doorwegen bij het bepalen van jaarlijkse prioriteiten. Overlastproblemen die hoog scoren in de veiligheidsindex en de wijktoets (als problemen waar burgers last van ondervinden en waarover ook veel klachten binnenkomen) krijgen met voorrang aandacht in wijken. Ook zal verder geëxperimenteerd worden met het actief raadplegen van bewoners (bijvoorbeeld door huisbezoeken uit te voeren in bepaalde straten) om gezamenlijk prioriteiten te kunnen stellen. Dit zorgt voor duidelijk verwachtingenmanagement en resulteert in een aanpak die ook meer zichtbaar is voor bewoners. Hiermee zijn goede ervaringen opgedaan in de Abdijen Torenbuurt. En ook in Zorgvlied zuid werkt men op dit moment op deze manier. De in Rotterdam ontwikkelde aanpak ‘De Buurt Bestuurt’ zien wij op dit vlak als een bijzonder inspirerend voorbeeld. 11 Zie ook de notitie ‘Prioritaire thema’s Toezicht en Handhaving 2012 – 2016’
17
Sneller oplossen en er beter over communiceren Bij een goede wijkaanpak van veiligheidsproblemen hoort ook: snel reageren op problemen. Met name op het sociale vlak, bijvoorbeeld bij plotselinge urgente problemen zoals ernstige jeugdoverlast of escalerende woonoverlast, moet het “outreachend reactievermogen” van de gemeente sterk zijn. Per 1 maart 2012 gaat met het oog op het versterken van dat outreachend vermogen een nieuwe aanpak op overlastgevende jeugd van start, specifiek gericht op het snel en adequaat terugdringen van escalerende vormen van overlast, zoals intimidatie. Hierbij zullen, op flexibele basis, weerbare HBO- geschoolde straatwerkers worden ingezet. Daarnaast zal – meer in het algemeen – kritisch beschouwd worden hoe het staat met de opvolging van meldingen die binnenkomen bij het centraal meldpunt en bij andere punten waar bewoners hun grieven kunnen uiten (zoals de website onze buurt veilig). Als hier verbeteringen kunnen worden vastgesteld moeten deze meteen worden opgepakt. Ook worden er duidelijke kwaliteitsnormen afgesproken over de snelheid en de wijze waarop op bepaalde wijkproblemen, zoals jeugdoverlast of fysieke knelpunten, moet worden gereageerd. Betere communicatie over waarom iets niet, of trager dan gewenst kan worden opgepakt is ook een punt van aandacht. Als zaken niet meteen kunnen worden opgelost is het belangrijk dat mensen begrijpen waarom dat zo is. We moeten daar meer alert op zijn. Ook moeten we nadenken over de mogelijkheid van het altijd bevragen van tevredenheid nadat een melding werd opgepakt. Mogelijk zijn de problemen niet naar wens opgelost of kan een gesprek bevestigen dat er goed werd gehandeld. Op deze wijze wordt al doende de werkwijze geëvalueerd. Meer samen(hang) bij toezicht Een ander belangrijk punt bij de doorontwikkeling van de gebiedsgerichte aanpak, is dat de uitvoering van stadtoezicht anders ingericht moet worden. Op dit moment is sprake van ‘los toezicht’ van allerhande aard: stads, publiek, privaat, politie, buurtpreventie. Al deze soorten van toezicht moeten in de komende drie jaar meer aan elkaar verbonden worden, zodat informatie kan worden uitgewisseld en men elkaar optimaal kan aanvullen. Verder zullen we werken aan uitbreiding van de bijdrage van bewoners aan toezicht en handhaving. Waar meer mensen opletten kan immers ook meer worden gesignaleerd. En ook de andere kant van de medaille is van belang: betrokken burgers zien meer van wat wél gedaan wordt, in plaats van enkel wat niét wordt gedaan. Het meer betrekken van bewoners bij het werken aan veiligheid zal plaats vinden door uitbreiding van succesvolle projecten op dit vlak (die al in Tilburg lopen), zoals het in januari 2012 gestarte project alert4home, buurtpreventie en burgernet, en ook door een betere communicatie over ‘wat doen wij, en wat kunt u doen’ zoals bij het proefproject www.onzebuurtveilig.nl. Ook zal er mede in verband met de invoering van de wietpas een aanscherping van het zogenaamde “deurbeleid” plaatsvinden voor wat betreft de coffeeshops. Daarbij wordt de verantwoordelijkheid van handhaving van de zogenaamde AHOJGBI criteria nadrukkelijk bij de coffeeshophouder gelegd, vanuit het uitgangspunt dat coffeeshops en hun bezoekers mogen geen overlast veroorzaken. Onder overlast wordt in elk geval verstaan: parkeer- en verkeersoverlast, geluidshinder, vervuiling en voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten. Hier zal zeker in de nu komende periode scherp op worden toegezien. Aandacht voor hot spots Binnen de gebiedsgerichte aanpak past ook de bijzondere aandacht voor concrete hot spots, plekken in buurten en straten waar problemen zich in het bijzonder manifesteren. Uiteraard zullen deze al werkende weg worden vastgesteld.
18
Enkele hot spots die op voorhand bijzondere aandacht verdienen: • Beveiliging lang parkeren voor vrachtwagens op bedrijventerreinen en parkeerterreinen • Tilburg ligt in de corridor tussen Duitsland/ Venlo en Rotterdam en is een belangrijk logistiek knooppunt. Daardoor vinden er veel overnachtingen met vrachtwagens plaats op parkeerplaatsen en bedrijventerreinen, met kans op inbraak. We willen hier een hele gerichte hotspot-criminaliteitsaanpak op inzetten. Met extra beveiligingsmaatregelen (in samenwerking met BORT/ Kamer van Koophandel en de Stichting Parkmanagement) moet deze vorm van criminaliteit worden voorkomen. Bovendien bevorderen de maatregelen voor ladingveiligheid het vestigingsklimaat in Tilburg als logistieke hotspot. • Opkopen en ‘wegbestemmen’ van rotte plekken via oprichting van een EMERGO fonds • Growshops, delen van de horeca, maar ook bijvoorbeeld belwinkels vormen regelmatig een voedingsbodem
voor criminele activiteiten. Sluiten alleen helpt dan niet, omdat na verloop van tijd opnieuw een marginaal of crimineel bedrijf in het pand gevestigd wordt. Dit wordt in de hand gewerkt door de ruime (gebruiks) bestemming op het pand. Een betere strategie is om – na sluiting van de inrichting – dit bedrijfsmatige vastgoed op te kopen. Vervolgens kan dit vastgoed worden getransformeerd naar andere wenselijke functies voor het gebied. Hiervoor zou een revolving fund (EMERGO-fonds) moeten worden opgericht. Opbrengsten na verkoop van het vastgoed vloeien weer terug in het fonds (revolving), de waardevermindering als gevolg van de bestemmingswijziging wordt uit het fonds betaald. 4.5
Doorontwikkeling persoongerichte aanpak
Tilburg is trots op het Zorg en Veiligheidshuis. De kern van de persoonsgerichte aanpak (het met zorg afwegen van de juist straf en hulp – soms onder dwang of drang - voor mensen die met de politie in aanraking zijn gekomen of die overlast veroorzaken) is hier goed ingebed en werkt. Het Zorg en Veiligheidshuis richt zich daarbij op dit moment primair op de doelgroepen (risico)jeugd, veelplegers, overvallers, woninginbrekers, betrokkenen bij huiselijk geweld en seksueel geweld, personen/gezinnen met een meervoudige en complexe problematiek, zorgmijders en ex-gedetineerden. Ten aanzien van deze groepen wordt er kortom alles aan gedaan om - per persoon/gezin - het gehele register van mogelijke interventies (“van preventie tot nazorg”) open te trekken, om met hulp vanuit de gehele keten en op zoveel mogelijk leefgebieden tot gedragsverandering (verbetering) te komen. Zie ook www.tilburg.veiligheidshuis.org. Nader categoriaal beleid wordt als ongewenst gezien. Waar eerder nog de sub-doelgroepen Marokkaanse en Antilliaanse jongeren werden geprioriteerd, wordt nu gekozen voor het uitgangspunt: wie op grond van zijn of haar overlastgevend of crimineel gedrag opvalt krijgt de aandacht. En die aandacht is op maat, rekening houdend met en aansluitend op alle achtergrondkenmerken die er (klaarblijkelijk) toe doen. Zoals in de inleiding al werd aangegeven liggen er een aantal ontwikkelopgaven in het verder versterken van zowel de repressieve als de preventieve kracht van de persoonsgerichte aanpak. Ze leiden de komende jaren (in ieder geval) tot de volgende aanpassingen: Opbouw van de Top 100 aanpak Via een aanscherping van de persoonsgerichte aanpak en een scherpere focus zien wij kansen om nog effectiever te worden in het afstoppen van de grootste, meest impact hebbende criminelen en overlastgevers. In de loop van 2012 zal hiertoe een nieuwe aanpak worden opgezet. De aanpak, die ‘top 100-aanpak’ genoemd zal gaan worden, wordt opgezet naar Amsterdams voorbeeld: de ABC-aanpak, gericht op de Amsterdam Beroeps Criminelen. Verondersteld wordt dat het gedrag van de beoogde doelgroep alleen te beïnvloeden is door het verhogen van de
19
kosten en het verlagen van de opbrengsten (baten), waardoor het plegen van het normoverschrijdende gedrag minder aantrekkelijk wordt gemaakt. Bij deze aanpak staat hard ingrijpen op deze fronten voorop, waarbij naast de inzet van politie en justitie ook optimaal gebruik wordt gemaakt van alle bestuurlijke maatregelen om criminaliteit voor deze doelgroep minder lonend te maken. Met de komst van het Top100 overleg worden de huidige suboverleggen met betrekking tot woninginbrekers, overvallers, veelplegers, problematische jeugdgroepen, patsers, MOOT en ‘het granieten deel’ in één geïntegreerde aanpak vervat. Deze eerdere overleggen waren projectmatig opgezet en ontberen voldoende effectiviteit. De ambitie met de nieuwe opzet is om met meer robuustheid grenzen te kunnen stellen. De Top 100 aanpak staat een integrale aanpak voor, waarbij vanuit de diverse partners informatie wordt gebundeld en op basis waarvan vervolgens interventies worden voorgesteld. De plegers en overlastverzoorzakers zullen strafrechtelijk worden aangepakt, maar ook bestuursrechtelijk (Wet Damocles, wet Victoria, Voetbalwet), civielrechtelijk (naleven huurcontract) en fiscaalrechtelijk (beslaglegging). Daarbij is het uitdrukkelijk de bedoeling om plegers en overlastgevers niet als individuen aan te pakken, maar ook te kijken naar hun (sociale en/of criminele) omgeving en ook interventies te plegen in de richting van die omgevingen. De aanpak zal zich deels in het Zorg- en Veiligheidshuis afspelen, maar voor een groot deel ook daarbuiten. Door het invoeren van deze aanpak zullen mogelijk ook enkele casusoverleggen van het Zorg en Veiligheidshuis anders ingericht worden. De driehoek gaat de accenten aanbrengen, bijvoorbeeld op bepaalde delicten of dadergroepen, en zal nadrukkelijk ook de uitvoering en de resultaten van de specifieke interventies volgen. Aanpak jeugdgroepen Jeugdigen die zich in georganiseerd verband bezig houden met criminaliteit horen met nadruk thuis in de top 100 aanpak. In 2011 hebben politie, OM en gemeenten zich immers verbonden aan een intensivering van de aanpak van problematische jeugdgroepen. Een van de doelstellingen uit het toen opgestelde actieprogramma ‘aanpak problematische jeugdgroepen’ is de 86 criminele jeugdgroepen die Nederland in 2010 kende voortvarend aan te pakken. Tilburg (in 2010 twee criminele jeugdgroepen, in 2011 nog één) doet hier uiteraard aan mee. Het gaat echter niet alleen om de criminele jeugdgroepen. Ook hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen vragen aandacht en kunnen door hun gedrag een grote impact hebben op de leefbaarheid in de buurt en het veiligheidsgevoel van de bewoners. De huidige signaleringssystematiek (Beke-short-list) voldoet niet. We geven de aanpak van jeugdgroepen een nieuwe impuls. Een reductie van de overlastgevende jeugdgroepen met 33% zien wij als haalbaar binnen de planperiode Een groter outreachend team voor probleemgezinnen (bemoeizorg ‘light’) Naast de voorgaande aanpassing van het persoonsgericht werken, met een primaire gerichtheid op het vergroten van het repressief vermogen, is ook versterking van de preventieve kracht van de persoonsgerichte aanpak gewenst. In dat kader zal het outreachend team van het Zorg en Veiligheidshuis worden vergroot. Met dit grotere team kunnen nog meer personen bereikt worden en kunnen professionals die zorgen signaleren (vindplaatswerkers, zoals woningcorporaties en jongerenwerkers) sneller resultaat zien van het delen van hun signalen. Dit multidisciplinaire outreachende team richt zich op gezinnen of personen die geen hulpverlening ontvangen en zelf de weg niet vinden naar de hulpverlening maar waarover het team PGA (Persoons Gerichte Aanpak) wel signalen ontvangt dat zij mogelijk overbelast zijn of dreigen te raken. De outreachend werker gaat er op af! Hierdoor worden enorm veel mensen bereikt die anders mogelijk tussen wal en schip waren beland of waarbij in een later stadium zwaardere zorg nodig zou zijn geweest. Gezinsmanagement voor directe, integrale hulp aan multi-probleemgezinnen
20
Ook wordt een “proeftuin’-project” gestart met gezinsmanagement om te komen tot een gedragen Tilburgse methodiek die ingezet kan worden bij multiprobleem personen of gezinnen. De gezinsmanager draagt zorg voor een gedegen probleemanalyse en diagnostiek en stelt met het gezin een integraal plan van aanpak op op alle leefdomeinen voor alle gezinsleden. Zo nodig schakelt de gezinsmanager specialistische hulp en ondersteuning in, zonder rekening te hoeven houden met lange wachtlijsten. Deze proeftuin wordt ingezet in het kader van de Transitie Jeugdzorg en WMO.
Regionalisering nazorg ex gedetineerden Specifiek met betrekking tot de nazorg aan ex-gedetineerden is de recente uitbreiding van het coördinatiepunt exgedetineerden relevant om te noemen. Van één coördinator voor enkel de Tilburgse ex-gedeteneerden is nu overgegaan op een regionaal werkend coördinatiepunt nazorg. Een andere recente wijziging is de invoering van een maandelijks casus overleg voor zogenaamde BIJ-personen. BIJ staat voor ‘Bijzondere Informatie Justitiabelen’. In dit overleg wordt de gewenste omgang afgesproken met uit detentie komende personen die delicten hebben gepleegd met een grote maatschappelijke impact (ernstige zedendelicten, TBS en PIJ, ernstige geweldsdelicten waaronder moord, doodslag, huiselijk- en eergerelateerd geweld, etc.). Landelijk is hiervoor een terugkeer protocol en methodiek voor gevaaranalyse ontwikkeld. Burgemeesters van (aangemelde) gemeenten kunnen op basis van het risicoadvies bestuurlijke maatregelen inzetten om de (maatschappelijke) rust in een buurt, wijk, stadsdeel of regiogemeente te behouden. Binnen de werkwijze van het Zorg- en Veiligheidshuis is deze werkwijze geborgd en wordt de re-integratie van de persoon in de maatschappij begeleid. Het streven is om deze werkwijze voor het gehele werkgebied (8 gemeenten) te implementeren. Gezamenlijke aanpak van overlastgevende wijkbewoners Ook is besloten om de overlastgevende wijkbewoners gezamenlijk aan te pakken. Sinds twee jaren werken vele partijen samen als het gaat om de aanpak van overlastgevende inwoners in onze stad. Dit beleid wordt uitgevoerd overeenkomstig de werkwijze van de Victoria-aanpak en is succesvol. Partners werken samen in het regelen van nodige zorg, repressie en de inzet van bestuurs - en strafrechtelijke instrumenten. Inmiddels een overlastteam geformeerd dat één maal in de vier weken op pad gaat samen met vertegenwoordigers van de politie en woningbouwcorporaties. Waar nodig worden private partijen betrokken, zoals woningbouwverenigingen, vereniging van eigenaren e.d. Nieuw is dat nadrukkelijk ook aandacht wordt geschonken aan de direct omwonenden. Een andere belangrijke vernieuwing is dat wordt gesproken met de overlastgever en NIET in eerste instantie met de eigenaar van het pand. De komende periode zal met name ingezet worden op overlastgevende panden met drugsgerelateerde problematiek. Tijdens de huisbezoeken wordt gecontroleerd op zaken als brandveiligheid, het aantal mensen dat in de woning woont, de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie en of de bewoner terecht dan wel onterecht een uitkering ontvangt. Zo worden onder andere vragen gesteld over werk en wonen, gezondheid, financiële situatie, scholing en veiligheid. Deze “bezoeken” worden niet van te voren bij de overlastgevers aangekondigd. Er wordt MET mensen en niet OVER mensen gepraat en dat werkt!. Voor de bewoner is dit huisbezoek meestal ingrijpend omdat het de persoonlijke levenssfeer raakt. Dat neemt niet weg dat de inzet van interventieteams een adequaat middel is gebleken en tot goede resultaten leidt. Dat is vooral te danken aan de combinatie van zorg en controle. Voordeel van deze aanpak is voorts dat we bewoners niet laten zakken en niet in de steek laten, doordat zowel op de korte als op langere termijn interventies worden genomen waardoor de overlast integraal en structureel wordt bestreden. De aanpak vereist een strakke gemeentelijke uitvoeringsregie, regie op het verzamelen van gegevens en borging en hechte samenwerking met het Zorg- en Veiligheidshuis. Skaeve huse Skaeve Huse zijn woningen bedoeld voor mensen die zware overlast geven in hun woonomgeving. Deze overlast moet de buurt uit, maar de mensen moeten niet dakloos worden. In Denemarken is daar een slimme formule voor bedacht die blijkt te werken. De overlastgevers worden apart gehuisvest in simpele, vrijstaande containerwoningen. In Tilburg werden
21
naar dit voorbeeld ook Skaeve huse gebouwd. Zoals bekend wordt het Skaeve Huse project na het verstrijken van een periode van vijf jaren verplaatst naar een andere plek in Tilburg. Wij zien de noodzaak voor een tweede project, bestemd voor overlastgevers met een psychiatrische problematiek. Het gaat hier vaak om personen, die in een psychiatrische inrichting in groepsverband niet houdbaar zijn. Zij hebben als recidiverend veelpleger na een herhaalde ISD-maatregel wel onderdak en zorg nodig. We voeren een haalbaarheidsstudie uit voor een dergelijke voorziening (die bij voorkeur op het terrein van een zorginstelling wordt gelocaliseerd). Meer aandacht voor slachtofferzorg Tot slot zijn wij ervan overtuigd dat we door meer aandacht te geven aan slachtoffers van ingrijpende delicten, wij niet alleen de slachtoffers sterker kunnen maken (wat hun weerbaarheid vergroot en mogelijk ook onveiligheidsgevoelens vermindert), maar dat dit ook een positieve weerslag zal hebben op de directe omgeving van deze slachtoffers. Nagegaan wordt wat op dit front aanvullend kan worden ondernomen, bovenop de huidige zorg vanuit het Bureau Slachtofferhulp en het Zorg- en Veiligheidshuis. Bij ingrijpende geweldsincidenten wordt er vanuit het college van B&W, door de burgemeester of de wijkwethouder, contact gezocht met de slachtoffers. Ook wordt zoals eerder al werd genoemd bij de paragraaf over huiselijk geweld de (mogelijk gedeeltelijke) invoering van een ‘Family Justice Centre’ in dit kader overwogen. Dit is een centraal punt waar betrokkenen bij huiselijk geweld (plegers, slachtoffers en andere mogelijke betrokkenen) alle instellingen kunnen vinden die hen mogelijk hulp kunnen bieden in hun situatie. 4.6
Meer aandacht voor gevoel van veiligheid
Zoals eerder al werd aangegeven (in de inleiding en het analysehoofdstuk) ziet de gemeente de reductie van onveiligheidsgevoelens als afzonderlijk aandachtpunt in haar beleid. In 2010 en 2011 is in dat kader het project “Veiligheid in de wijk’ opgestart om eerste kennis en ervaring op te doen met het onderwerp “Veiligheidsbeleving”; het vervolg bestaat eruit dat we vanaf 2012 aan de slag zullen gaan met proefprojecten in verschillende wijken. Het plan is op dit front te leren door te doen (action learning), maar wel ondersteund door wetenschappelijke experts op het terrein van beleving van en communicatie over veiligheid. Daarbij wordt onderzocht of er een “leeromgeving veiligheidsbeleving” ontwikkeld kan worden, waaraan naast de gemeente Tilburg in ieder geval de Universiteit van Tilburg, de Technische Universiteit Eindhoven en de Stichting Landelijke Expertisegroep Veiligheidspercepties, deelnemen. Met onze activiteiten willen we toewerken naar een duidelijke set van do’s en don’ts (in het gemeentelijk werk op verschillende niveaus: in het wijkwerk, de communicatie in wijkkrantjes, het benaderen van slachtoffers etc); alles wat ons kan helpen bij verhoging van het veiligheidsgevoel. Ook met andere samenwerkingsverbanden wordt gewerkt aan kennisuitwisseling en –ontwikkeling. De recente oprichting
22
van the Dutch Institute for Technology, Safety & Security (DITSS) is hiervan een mooi voorbeeld. Met de oprichting van dit Veiligheidsinstituut wordt invulling gegeven aan een Triple Helix-samenwerking in de regio Tilburg-Eindhoven. Binnen het samenwerkingsverband worden gedragswetenschappen (universiteit van Tilburg) en technologische wetenschappen (TU Eindhoven), de overheid en het bedrijfsleven met elkaar verbonden. Om meer zicht te krijgen op het fenomeen veiligheidsgevoelens (subjectieve veiligheid) en de mogelijkheden om daarop invloed uit te oefenen, vindt een veldonderzoek in Tilburg plaats. Onderwerp van studie is een aan te leggen spoortunnelbak (Willem II Passage) in het project Spoorzone. De tunnelbak wordt ontworpen, rekening houdend met talloze technische en gedragsaspecten, die van invloed zijn op de veiligheidsbeleving. De opgedane kennis passen we vervolgens ook toe op andere plekken in de stad. 4.7
Beter monitoren en evalueren (voor meer sturing op resultaat)
Met het oog op de professionalisering van het werken aan veiligheid zal meer vaste structuur moeten worden aangebracht aan de informatiehuishouding van de gemeente, gekoppeld aan de in deze kadernota gestelde doelen. Concreet omvat dit het maken van afspraken over te monitoren gegevens (zowel over problemen als over aanpak) en het vastleggen van jaarlijkse rapportagemomenten over ontwikkelingen en voortgang. Tussenstanden geven de mogelijkheid om beleid bij te sturen. 4.8
Beter verkennen van relevante ontwikkelingen in samenleving en wetenschap
Onderdeel van het veiligheidsbeleid is het organiseren van de alertheid ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen en het verkennen van bijvoorbeeld toepassingsmogelijkheden of consequenties. Denk aan het in de gaten houden van technische ontwikkelingen die kunnen bijdragen (het uitlezen van camerabeelden bijvoorbeeld, de toepassing van burgernet, etc.), aan het verkennen van de nieuwe juridische ruimte voor het plegen van interventies bij geplande wetswijzigingen (zoals bijvoorbeeld bij de BIBOB-wetgeving), maar ook aan het betrekken van nieuwe wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de effectiviteit van interventies. Op al deze fronten zijn wij als gemeente uiteraard alert op het binnenhalen van nieuwe kennis, onder andere door het uitwisselen van best-practices met andere gemeenten, andere branches en sectoren. Door de komende jaren te gaan werken vanuit ‘ontwikkelmissies’ willen wij deze kennisbundeling meer gaan richten en transparanter maken. Vanuit die nieuwe insteek vinden er op dit moment reeds oriëntaties plaats ten aanzien van de onderwerpen: • Het afpakken (ontnemen) van illegaal verkregen vermogen (bestuurlijk, strafrechtelijk en fiscaal); • Het genereren/verzamelen van kennis over “de economie van het veiligheidsbeleid” (om bijvoorbeeld aan te tonen wat de gemeente uitspaart aan ‘herstelkosten’ door inzet op preventie van criminaliteit en overlast). • De ontwikkeling van passende communicatiewijzen. Communiceren over veiligheid en inzet op de aanpak van onveiligheid is lastig. Het moet gericht zijn op het tonen van kracht én tegelijkertijd moet er open gesproken kunnen worden over problemen. Mensen moeten zich er veiliger door gaan voelen en niet onveiliger. • Het vergroten van vertrouwen in de buurt. Hiermee zullen we de komende jaren gaan experimenteren. Het veiligheidsinstituut in oprichting (een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Tilburg en Eindhoven, IVA, de Universiteit van Tilburg en Tue) speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast spreekt het voor zich dat er ook ten aanzien van de drie centrale veiligheidsthema’s van de toekomstverkenning Tilburg 2040 informatie-inwin-plannen zullen worden uitgewerkt. Dit betreft de thema’s: de impact van huidige en toekomstige immigratiestromen op de stad, de toepassing van veiligheidsbevorderende maatregelen bij de ontwikkeling van de Spoorzone en andere (op stapel staande) stedebouwkundige plannen en ‘gemeenschapsvorming’ (het versterken van sociale banden tussen burgers, buurten, lokale overheden en private partijen) bij het werken aan een veilige stad.
23
5. ORGANISATORISCHE BORGING 5.1
Bestuurlijke coördinatie van het veiligheidsbeleid
Met de u voorliggende kadernota wordt de raad in staat gesteld om de kaders voor het veiligheidsbeleid mee vast te stellen. De kadernota is een vierjarig beleidsplan en tevens een Integraal VeiligheidsPlan, zoals voorgeschreven in de Politiewet en de Gemeentewet. De feitelijke uitvoering van het veiligheidsbeleid zoals verwoord in deze Kadernota, zal na vaststelling van de kaders door de raad vertaald worden naar een uitvoeringsprogramma, bestaande uit vier jaarschijven. De uitvoering van het werk ligt vervolgens bij een groot aantal samenwerkingspartners, zoals Openbaar Ministerie, Politie, Woningcorporaties, maatschappelijke organisaties, bedrijven/ PPS-partners, burgers/ buurtplatforms, etc. Met deze partijen worden afspraken gemaakt over hun bijdrage aan de realisatie van de veiligheidsdoelen. De coördinatie op de uitvoering van het veiligheidsbeleid ligt bij het driehoeksoverleg (burgemeester, officier van justitie, politie)12. In 2012 wordt aan het driehoeksoverleg een strategische impuls gegeven met een aantal focusprojecten (aanpak woninginbraken (delictgericht/ hotcrimebenadering), Top-100-aanpak (persoonsgericht/ hotshotbenadering) en het Pater van den Elsenplein (gebiedsgericht/ hotspotbenadering)). Binnen de gemeente stemt de burgemeester af met de wethouders over hun portefeuilles voor zover deze de thema’s van deze nota raken. Uiteindelijk is het gehele college verantwoordelijk voor uitvoering van het veiligheidsbeleid. 5.2
Ambtelijke coördinatie van het veiligheidsbeleid
Alleen als de verantwoordelijkheden binnen de gemeente duidelijk zijn benoemd, kunnen de burgemeester en het college goed sturing geven aan het veiligheidsbeleid. Om recht te doen aan de integraliteit van de veiligheidsaanpak vindt de integrale coördinatie van het veiligheidsbeleid op ambtelijk niveau plaats vanuit de districtelijke stuurploeg. Deze stuurploeg bestaat uit ambtelijk verantwoordelijken vanuit politie, Openbaar Ministerie en gemeente. Binnen de gemeente is het afdelingshoofd Veiligheid & Wijken ambtelijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelen van de Kadernota Veiligheid. 5.3
Sterke districten
De vorming van de Nationale Politie leidt tot top-down sturing vanuit het ministerie. Tegelijkertijd is lokale verankering een uitgangspunt in de nieuwe Politiewet. Voor Tilburg vertalen we dat als volgt: met de politie worden afspraken gemaakt over de bijdrage aan de beleidsdoelen van deze kadernota. Het openbaar ministerie geeft echter aan niet meer in elke afzonderlijke gemeente een driehoeksoverleg te willen voeren. Het districtelijke niveau is voor het OM het laagste niveau. Dat betekent dat meer dan voorheen sturing van het veiligheidsbeleid op districtelijk niveau, het niveau van Hart voor Brabant (Midden-Brabant), plaatsvindt. Dat zal er zeer waarschijnlijk toe leiden dat de gemeenten binnen het district nog meer gaan samenwerken in de uitvoering. Ook de bestaande samenwerking zal verder worden uitgebouwd. Denk daarbij aan samenwerking op onder andere de hennepruimingen, het Donkere Dagen Offensief, de persoonsgerichte aanpak vanuit het Zorg- en Veiligheidshuis, Leerplicht, Handhaving & Toezicht en Handhaving Sociale Zekerheid, de vorming van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). 5.4
Doorontwikkeling strategische veiligheidsagenda • In toenemende mate zijn regionale, provinciale, nationale of internationale (beleids)ontwikkelingen van invloed op het lokale veiligheidsbeleid. Daarom is het van belang om voldoende strategisch vermogen te richten op die andere overheidsniveaus; enerzijds om te beïnvloeden, anderzijds om de consequenties te kunnen overzien en te vertalen naar de lokale en districtelijke praktijk. • Door de steeds toenemende complexiteit in het veiligheidsveld is ook binnen het eigen verzorgingsgebied en
24
12 De burgemeester heeft een speciale rol ten opzichte van de politie. De politie heeft namelijk twee opdrachtgevers: de burgemeester (openbare orde) en het Openbaar Ministerie (strafrechtelijke handhaving). Daarnaast is de politie ook nog gebonden aan landelijke targets van de minister van Binnenlandse Zaken. In de Driehoek wordt afgestemd waar de (beperkte) capaciteit van de politie kan worden ingezet, rekening houdend met de gekozen doelstellingen.
binnen de gemeentelijke organisatie de noodzaak aanwezig tot het continu innoveren, het aanbrengen van samenhang en het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden. • De komende jaren is kennisdeling en –ontwikkeling van groot belang om effectief te zijn. De ontwikkelde aanpakken moeten worden ingebed in de werkprocessen van de gemeente en onze partners. 5.5
Planning en control
Na het vaststellen van deze kadernota ziet de jaarlijkse cyclus er als volgt uit: 1. De Driehoek stelt een Gemeenschappelijk Jaarplan Veiligheid vast (jaarschijf uit het Uitvoeringsprogramma); 2. Op gemeentelijk niveau wordt dit plan doorvertaald naar een Uitvoeringsprogramma Integraal Veiligheidsbeleid hetgeen vastgesteld wordt door het college en ter kennis wordt gebracht aan de commissie Modern Bestuur; 3. In het daaropvolgende jaar wordt uitvoering gegeven aan dit programma en na afloop van dit jaar wordt het beleid verantwoord via de gebruikelijke P&C-cyclus. 5.6
Financiën
Uitgangspunt van deze kadernota is dat de voorgestelde maatregelen kunnen worden gedekt vanuit de reguliere budgetten Veiligheid. Voor realisatie van de beschreven ambities is het dus van belang dat de budgetten ook voor de komende jaren overeind blijven. Focus-aanpak woninginbraken Enkele jaren geleden is de Taskforce Tilburg Veilig in het leven geroepen. Dit is een pool medewerkers, die deels bestaat uit gemeentelijke medewerkers en deels uit politiemensen (zie paragraaf 4.1, sub c). De gemeente betaalde, zoals vastgelegd in het convenant Veilig Tilburg, ook de salariskosten voor de politiemensen. Met de Politie is afgesproken om deze kosten voor de Taskforce Veiligheid (ca. 6 ton op jaarbasis) voorlopig niet in rekening te brengen, mits deze kunnen worden ingezet voor de gezamenlijk - door de lokale driehoek - benoemde veiligheidsdoelen, zoals bijvoorbeeld de aanpak van woninginbraken. Dit is een gunstige ontwikkeling. Hierdoor kunnen we vanaf medio 2011 en voor de jaren 2012 en 2013 de bestaande budgetten gerichter inzetten voor het nemen van maatregelen in de hotspot- en hotshot (= dader)-aanpak van woninginbraken. De aanpak vindt plaats in nauwe samenwerking met OM en Politie (zie ook paragraaf 5.1). De Taskforce wordt, met behoud van doelen, gewoon voortgezet tot eind 2013. Alleen nieuw beleid bij beschikbaarheid van voldoende middelen Opgenomen voornemens die extra geld vergen (o.a. hotspotbenadering (beveiligde parkeerplaats vrachtwagens), EMERGO-fonds) kunnen pas worden uitgevoerd als daarvoor langs de reguliere weg – door middel van voorstellen nieuw beleid – (incidenteel) extra geld beschikbaar is. 5.7
Communicatie
De Kadernota Integrale Veiligheid, het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en de verantwoording daarvan worden op de gemeentelijke website geplaatst. Uiteraard wordt aan burgers, organisaties, instellingen en ondernemers ook op verzoek informatie verstrekt over veiligheidszaken. Tevens worden waar nodig en wenselijk voor inwoners/ondernemers informatieavonden gehouden over diverse aspecten van veiligheid. De communicatie in het kader van rampenbestrijding is een apart traject. Daarbij wordt aangesloten bij landelijke campagnes. Hiervoor is gesproken over veiligheidsbeleving of veiligheidsgevoelens (subjectieve veiligheid). Om veiligheidsgevoelens positief te beïnvloeden is een bewuste, soms terughoudende, wijze van communiceren van belang.
25
Bijlage 1 Doelstellingen Veiligheidsbeleid Tilburg 2012 tot 2015
Beter delictgericht presteren
Beter gebiedsgericht presteren
26
Doelen1
Indicatoren voor succes
Minder geweld (inclusief overvallen en straatroof)
Afname van het aantal geweldsincidenten met 20%, uitgaande van de delicten: bedreiging, mishandeling, straatroof, aanranding en verkrachting (2015 t.o.v. 2012). Ook moet het aantal overvallen verder worden teruggedrongen in Tilburg, aanhakend bij de ambities van het korps MW Brabant gaan we daarbij uit van een reductie van 11% per jaar.
Minder woninginbraken
20 % minder woninginbraken volgens de politieregistratie (2015 t.o.v. 2012), meer gepakte helers, meer beveiligde woningen (PKVW of anderszins)
Handhaving veiligheidsniveau ten aanzien van overlast en delicten niet zijnde geweld en woninginbraak (= minimumeis)
10% afname van het aantal delicten en overlastmeldingen in de periode 2012 tot 2015, op grond van de politieregistratie.
Sterkere bestuurlijke aanpak van georganiseerde misdaad en zwaarste criminelen
Meer bestuurlijk aangepakte criminelen; vaker toepassing van de BIBOB-toets; de uitkomsten van deze bestuurlijke trajecten.
Reductie van criminaliteit in de woonwijken, buitengebieden, winkelcentra en bedrijventerreinen met relatief ook de meeste delicten
Ten aanzien van de meest voorkomende delictsoorten in de genoemde “gebiedstypen” (woonwijk, buitengebied, bedrijventerrein en winkelcentrum) worden aan het begin van elk jaar lijstjes gemaakt met de vijf gebieden die het hoogst scoren. Het is ten aanzien van deze gebieden dat relatief de grootste verbeteringen moeten worden bereikt in reductie van problemen. Zonder dat sprake is van waterbedeffecten. Verder wordt specifiek met betrekking tot (uitgaans)geweld in de binnenstad gestreefd naar 60% reductie van 2015 ten opzichte van 2009 (aansluitend op de gestelde doelen in de horecanota).
Reductie van overlast in de woonwijken met de meeste meldingen van overlast en verloedering
Ten aanzien van de alle vormen van overlast worden aan het begin van elk jaar lijstjes gemaakt met de vijf woonwijken die het hoogst scoren. Het is ten aanzien van deze gebieden dat relatief de grootste verbeteringen moeten worden bereikt in reductie van problemen. Zonder dat sprake is van waterbedeffecten.
Sneller en effectiever reageren op concrete situaties van overlast en verloedering in wijken.
De mate van succes op dit punt moet blijken uit een evaluatie van de omgang met meldingen van overlast en verloedering en het bereiken van verbetering naar mening van melders zelf.
Meer aandacht voor de sociale kwaliteit in wijken die relatief slecht scoren op objectieve en subjectieve veiligheid
Er zijn voor deze wijken breedgedragen wijkactieplannen gemaakt die ook in uitvoering werden genomen en die blijkens evaluatie tot (eerste) verbeteringen hebben geleid.
Vergroten subjectieve veiligheid in alle wijken
Positievere uitkomsten voor alle wijken in de enquête LVM t.a.v. slachtofferervaring, Vermijdingsgedrag, Risicoperceptie, (2015 t.o.v. 2012)
Doelen Top 100 samenstellen en de personen op deze lijst aanpakken
Indicatoren voor succes In de looptijd van deze kadernota worden de 100 ‘meest impact hebbende ‘criminelen en overlastgevers dermate intensief aangepakt dat we met recht kunnen zeggen dat er alles aan is gedaan om recidive te voorkomen.
Meer aandacht voor outreachend maatschappelijk werk (o.a. via bemoeizorg light)
Per jaar willen we (cumulatief) steeds 50 mensen meer bereiken met de deze aanpak, met een goed inzicht wat we in die situaties en voor de betrokken partijen hebben kunnen betekenen.
Nazorg ex-gedetineerden verbeteren
Recidive onder ex-gedetineerden wordt verder teruggebracht (zie de doelstellingen van het Zorg- en Veiligheidshuis).
Zorg voor slachtoffers van high impact misdrijven wordt verbeterd.
PM: indicatoren voor succes ten aanzien van deze doelstelling worden later in het nog uit te werken plan van aanpak uitgewerkt
Aanpak overlastgevende jeugdgroepen
Afname van de overlastgevende jeugdgroepen met 33% binnen de planperiode.
Overige aandachtspunten
Meer aandacht voor gevoel van veiligheid
(gericht op professionalisering van het werken aan veiligheid)
Er wordt gewerkt vanuit een plan van aanpak. De proefinterventies worden goed gevolgd en geëvalueerd. En de uitkomsten zijn positief.
Beter monitoren en evalueren voor meer sturing op resultaat
De informatiehuishouding van de gemeente is gekoppeld aan de in deze kader gestelde doelen. Het is helder welke gegevens met welke regelmaat worden gemonitord (zowel over problemen als over aanpak) en er wordt volgens een vaste planning over ontwikkelingen en voortgang gerapporteerd.
Beter verkennen van relevante ontwikkelingen in samenleving en wetenschap
Er wordt gewerkt vanuit een lijst van ontwikkelmissies, waarbij duidelijk is aangegeven hoe de missie wordt uitgevoerd en wanneer men deze naar tevredenheid kan afronden (of dat sprake is van een continue, blijvende aandacht voor het volgen van een bepaald fenomeen). Ook wordt vastgelegd hoe gerapporteerd wordt over resultaten.
Beter persoonsgericht presteren
1
Het gaat hier zowel om output als om outcome-doelen. Doelen worden gesteld op het niveau dat zij het meeste richting kunnen geven aan het beleid.
27