KADERNOTA DECENTRALISATIE JEUGDZORG Gemeente Goeree-Overflakkee
Oktober 2013
0
Inhoud Inleiding ............................................................................................................................ 1 Samenvatting ................................................................................................................... 2 Hoofdstuk 1 | Een visie op de Jeugdzorg ......................................................................... 4 Visie .............................................................................................................................. 4 Doel .............................................................................................................................. 4 Regierol van de gemeente ........................................................................................... 5 Hoofdstuk 2 | De wet, de feiten en de risico’s ................................................................ 7 Inleiding ........................................................................................................................ 7 Hoofdlijnen van de nieuwe Jeugdwet .......................................................................... 7 Kenmerken jeugd Goeree-Overflakkee ........................................................................ 9 Provinciale Jeugdzorg ................................................................................................... 9 Jeugdzorg Plus ............................................................................................................ 11 Jeugdreclassering en Jeugdbescherming ................................................................... 11 Gebruik Jeugd-GGZ..................................................................................................... 12 Gebruik Jeugd-VB ....................................................................................................... 13 Conclusies/samenvatting ........................................................................................... 14 Hoofdstuk 3 | Bovenlokale samenwerking .................................................................... 16 Inleiding ...................................................................................................................... 16 Noodzaak bovenlokale samenwerking....................................................................... 16 Keuzes bovenlokale samenwerking ........................................................................... 16 Conclusies/samenvatting ........................................................................................... 17 Hoofdstuk 4 | Financiële kaders .................................................................................... 18 Algemeen ................................................................................................................... 18 Financieel Kader ......................................................................................................... 18 Deelfonds sociaal domein .......................................................................................... 19 Macro budgetten ....................................................................................................... 19 Indicatief budget Goeree-Overflakkee ....................................................................... 19 Conclusies/samenvatting ........................................................................................... 20 Hoofdstuk 5 | Kaders voor de toekomst ........................................................................ 21 Inleiding ...................................................................................................................... 21 Kader 1 | Het principe ‘Eén gezin, één plan, één regisseur en één budget’ (met zo min mogelijk aanbieders) is leidend....................................................................... 21 Kader 2 | De samenhang tussen de verschillende transities wordt benut ............ 21
Kader 3 | Keuzevrijheid blijft behouden, maar niet ten koste van de kwaliteit .... 22 Kader 4 | Zorgmijders in beeld door vroegsignalering op logische vindplaatsen .. 23 Kader 5 | Maatschappelijke effecten worden gemonitord ................................... 23 Kader 6 | In zorg zijnde cliënten gaan zorgvuldig over in het nieuwe stelsel ........ 24 Kader 7 | ´Lokale kennis´ blijft zoveel als mogelijk is behouden ........................... 24 Kader 8 | Het stelsel wordt zo lokaal mogelijk georganiseerd .............................. 24 Hoofdstuk 6 | Vervolgproces ......................................................................................... 25 Inleiding ...................................................................................................................... 25 Structuur .................................................................................................................... 25 Planning ...................................................................................................................... 25 Rol gemeenteraad en belanghebbenden in vervolgproces ....................................... 25 Bijlage 1: Notitie Samenwerking decentralisatie Jeugdzorg .......................................... 27 Bijlage 2: Vervolgproces ................................................................................................. 32
Inleiding Voor u ligt de Kadernota decentralisatie Jeugdzorg, opgesteld in verband met de voorgenomen stelselwijziging van de Jeugdzorg per 1 januari 2015. Deze nota biedt de gemeenteraad de gelegenheid in een vroegtijdig stadium van het voorbereidingsproces invulling te geven aan zijn kaderstellende rol. Met het vaststellen van de Visie op de inrichting van het Sociale Domein op Goeree-Overflakkee is bepaald dat nadere uitwerking van de visie zal plaatsvinden in deelnotities per decentralisatie. In hoofdstuk één wordt de Visie op de toekomst van het sociale domein op GoereeOverflakkee uitgewerkt naar een meer specifieke visie op de toekomst van de Jeugdzorg op Goeree-Overflakkee. In het tweede hoofdstuk staan de taken die naar de gemeente overgeheveld gaan worden nader beschreven en toegelicht. Tevens is een statische en cijfermatige opgave opgenomen van de huidige zorgvraag op Goeree-Overflakkee. Op deze wijze wordt een beeld geschetst van de huidige situatie op Goeree-Overflakkee en wordt informatie verstrekt over de diversiteit aan ondersteuningsvormen waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt. Ook zal op hoofdlijnen de inhoud van de concept Jeugdwet (voor zover thans bekend) geschetst worden. In het derde hoofdstuk staat de vraag centraal in hoeverre het voor GoereeOverflakkee gewenst is bovenlokaal samen te werken en hoe deze samenwerking vorm zou moeten krijgen. Aanleiding daarvoor zijn verzoeken van het Rijk om voor het implementeren van de veranderingen in het sociaal domein te komen tot bovenlokale samenwerkingsverbanden. In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële kaders, die op het moment waarop deze nota is geschreven, weliswaar nog niet geheel duidelijk zijn maar vanwege de omvang van jeugdzorg toch fictief bepaald zijn. Hoofdstuk vijf bevat de kern van de nota: de door de gemeenteraad vast te stellen kaders die leidend zullen zijn bij verdere inrichting van het beleid. De nota sluit af met een schets van het vervolgproces (hoofdstuk zes) waarin ook de relatie met de andere decentralisaties tot uiting komt.
1
Samenvatting De voorliggende Kadernota decentralisatie Jeugdzorg is bedoeld om de gemeenteraad in de beleidsvoorbereiding op deze transitie te betrekken en in staat te stellen invulling te geven aan zijn kaderstellende rol. Als eerste wordt in de nota de in april 2013 vastgestelde Visie op de inrichting van het Sociale Domein op Goeree-Overflakkee geconcretiseerd voor de Jeugdzorg aan de hand van de volgende vijf uitgangspunten: 1. Inzetten op preventie en vroegtijdigere ondersteuning van jeugdigen en hun ouders. 2. Snellere inzet van de juiste ondersteuning. 3. Afname medicalisering. 4. Integrale benadering en ontschotting. 5. Eigen kracht staat centraal. De stelselwijziging voor de jeugdzorg is noodzakelijk om de tekortkomingen zoals die zijn geformuleerd door de Parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg1 te verhelpen. Geconstateerd wordt dat de nieuwe Jeugdwet gemeenten ondermeer verplicht een beleidsplan op te stellen, een adequate toegangsprocedure in te richten en jeugdhulp aan te bieden. Een belangrijk wettelijk uitgangspunt is dat bij het bepalen van verschillende vormen van jeugdhulp rekening gehouden moet worden met de persoonlijke/specifieke situatie en de financiële draagkracht van de betrokkene. Waar redelijkerwijs mogelijk dient keuzevrijheid geboden te worden. Essentieel is ook dat gemeenten verplicht worden om voortdurend te bezien of ouders met behulp van de sociale omgeving voldoende in staat zijn de jeugdige te verzorgen. Een belangrijk aspect dat verbonden is aan de transitie van de Jeugdzorg is de bovenlokale samenwerking. Dit komt ook aan de orde in deze Kadernota. Door het Kabinet worden gemeenten gestimuleerd onderling samenwerkingsverbanden aan te gaan voor de uitvoering van de transities in het sociale domein. Zo ook voor de transitie van de Jeugdzorg. Inhoudelijk is hier ook alle reden toe: het beperkt het financieel risico en maakt het mogelijk beschikbaarheid van specialistische ondersteuning te garanderen. Bestuurlijk is ervoor gekozen voor de toekomstige organisatie van de jeugdzorg aansluiting te zoeken bij de regio Rijnmond. Om te komen tot een zorgvuldige overdracht van bestaande cliënten/cliëntgegevens wordt binding gehouden met de provincie Zuid-Holland. Er wordt geen aansluiting gezocht bij, dan wel ambtelijk geïnvesteerd in samenwerking met de regio Zuid-Holland Zuid. Eventuele samenwerking met gemeenten uit de provincie Zeeland ten aanzien van het lokale preventieve jeugdbeleid zal gezocht worden als daar aanleiding toe is. De nota bevat ook een cijfermatig onderzoek naar het gebruik van Jeugdzorg door inwoners uit Goeree-Overflakkee, gerelateerd aan de regio Rotterdam Rijnmond. Hieruit blijkt het volgende: 1. Goeree-Overflakkee kent relatief weinig specifieke bevolkingsdoelgroepen ten opzichte van de regio Rijnmond.
1
Dit zijn: 1) een te grote druk op gespecialiseerde ondersteuning, 2) tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen, 3) afwijkend gedrag dat onnodig gemedicaliseerd wordt en 4) kosten opdrijvend effect als afgeleide van voornoemde knelpunten.
2
2. Het gebruik van de Jeugdzorg door jeugdigen van Goeree-Overflakkee is in 2011 toegenomen ten opzichte van 2010. Goeree-Overflakkee zit qua gebruik echter duidelijk onder het gemiddelde van de regio Rijnmond. 3. Van ambulante- en residentiële Jeugdzorg en de dagbehandeling wordt op Goeree-Overflakkee minder gebruik gemaakt dan elders in de regio. Pleegzorg wordt op Goeree-Overflakkee nagenoeg evenveel ingezet als het regionaal gemiddelde. 4. Goeree-Overflakkee zit wat het gebruik van de gespecialiseerde Jeugdzorg (Jeugdzorg Plus) betreft duidelijk onder het gemiddelde van de regio Rijnmond. 5. Goeree-Overflakkee heeft meer verzekerde 0-17 jarigen in GGZ ondersteuning dan gemiddeld in de regio Rijnmond. Dit betreft met name cliënten die in tweedelijns ondersteuning zitten. Hier is nader onderzoek naar gewenst. 6. Goeree-Overflakkee heeft procentueel bezien een vergelijkbaar aantal cliënten met een verstandelijke beperking ten opzichte van het gemiddelde van de regio Rijnmond. Qua financiën wordt gesignaleerd dat de decentralisatie van de Jeugdzorg gepaard gaat met een budgettaire korting van 15%. Het budget zal vermoedelijk samen met de budgetten voor de decentralisatie van de Awbz en de participatiewet in een zogenoemd Deelfonds Sociaal Domein worden ondergebracht dat los staat van (de accressystematiek) van het gemeentefonds. Uitgangspunt is dat het nieuwe jeugdstelsel binnen de beschikbare middelen die Goeree-Overflakkee krijgt vorm gegeven gaat worden. Dit is alleen realistisch als er niet bezuinigd wordt op de huidige gemeentelijke budgetten die ingezet (moeten) worden om een aantal belangrijke veranderingen te realiseren in het sociaal domein. Feitelijk zijn dit essentiële thema’s waarop niet bezuinigd kan worden. Dit zijn de budgetten die gericht zijn op: a) het verminderen van ondersteuning: de ontwikkeling van de civil society die een terugtredende overheid mogelijk maakt; b) het verbeteren van ondersteuning: het verbeteren van vroegtijdige signalering en een efficiëntere en effectievere inzet van ondersteuningstrajecten; c) betere ondersteuning: het (door)ontwikkelen van (betere) preventieve producten. In deze nota worden de volgende acht kaderstellende uitgangspunten geformuleerd: 1. Het principe ‘Eén gezin, één plan, één regisseur en één budget’ (met zo min mogelijk aanbieders) is leidend. 2. De samenhang tussen de verschillende transities wordt benut. 3. Keuzevrijheid voor klant blijft behouden, maar niet ten koste van de kwaliteit. 4. Zorgmijders in beeld door vroegsignalering op logische vindplaatsen. 5. Maatschappelijke effecten worden gemonitord. 6. In zorg zijnde cliënten gaan zorgvuldig over naar het nieuwe stelsel. 7. ´Lokale kennis´ blijft zoveel als mogelijk is behouden. 8. Het stelsel wordt zo lokaal mogelijk georganiseerd. De nota sluit af met een tijdpad tot en met de feitelijke datum waarop de decentralisatie een feit zal zijn: 1 januari 2015. Het jaar 2013 wordt vooral gebruikt voor het maken van beleid en nieuwe werkwijzen uitvoeren. Dit is een proces waaraan interactief vorm wordt gegeven. Het jaar 2014 is vooral bedoeld voor het organiseren van het inrichten van de zorg en de processen. In dat jaar zal de organisatie worden ingericht, aanbesteding dan wel subsidiëring plaatsvinden, etc.. Een meta-planning treft u aan in bijlage 2.
3
Hoofdstuk 1 | Een visie op de Jeugdzorg Visie In de door de gemeenteraad op 11 april 2013 vastgestelde Visie op de inrichting van het sociale domein op Goeree-Overflakkee is over de jeugdzorg vastgelegd dat alle kinderen gezond en veilig moeten kunnen opgroeien, hun talenten moeten kunnen ontwikkelen en naar vermogen moeten kunnen meedoen. De ouders of verzorgers zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. De overheid komt pas in beeld als dit niet vanzelf gaat. Alle inspanningen van ouders, hun sociale omgeving, professionele opvoeders en de overheid moeten dus gericht zijn op deze uitgangspunten waarbij het kind en zijn of haar opvoeders centraal staan en de kinderen al spelend, lerend en werkend een sociaal netwerk opbouwen en daarmee een goede basis leggen voor een zelfstandig leven. Om dit proces goed te kunnen laten verlopen moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren.
Doel De transitie van de Jeugdzorg biedt de gemeente de mogelijkheid een goed werkend jeugdstelsel te ontwikkelen. Het is van belang dat de gemeenteraad bij aanvang van dit proces formuleert wat hij wil bereiken. Daartoe zijn hieronder de doelstellingen geformuleerd die voor de gemeente leidend zijn bij de inrichting van het nieuwe jeugdstelsel. 1. Inzetten op preventie en vroegtijdigere ondersteuning van jeugdigen en hun ouders. Essentieel onderdeel van de stelselwijziging jeugdzorg, mede ingegeven door het financieel kader, is dat eerder ondersteuning moet plaatsvinden aan jeugdigen en ouders. Daardoor kan de beginnende problematiek sneller opgelost worden en wordt verdere escalatie naar complexe problemen zoveel mogelijk voorkomen. Vanuit de zorg en ondersteuning leidt deze aanpak tot betere resultaten; de professional kan nog meer betekenen in een situatie van beginnende problematiek. Op termijn wordt een beroep op dure zorg vermeden. Deze preventieve ondersteuning kan door niet professionals of professionals worden verleend. In toenemende mate preventief ondersteunen betekent eveneens dat er meer beroep gedaan zal worden op de eigen kracht van mensen en hun sociale omgeving. Essentieel en overstijgend thema in alle decentralisaties is de eigen- en burgerkracht stimulatie. Ondersteuning door eigen netwerk, faciliteren van mantelzorgers en vrijwilligersorganisaties zijn daarin essentieel. 2. Snellere inzet van de juiste ondersteuning. Niet alle problemen zijn met eigen kracht of inzet van preventieve middelen oplosbaar. Ook komt het voor dat ondersteuning of hulp niet leidt tot het gewenste resultaat. In beide situaties zal inzet van gerichte hulp noodzakelijk zijn. Uitgangspunt is dat daar waar hulp, ondersteuning of voorzieningen nodig zijn, dit snel en op maat ingezet moet worden. 3. Afname medicalisering Door de parlementaire Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg is de vinger gelegd bij een toenemende medicalisering van de Jeugdzorg: ondanks dat uit onderzoek blijkt dat het aantal kinderen met ernstige gedrags- en emotionele problemen niet toeneemt, blijft de vraag naar Jeugdzorg stijgen. Voornoemde commissie wijt dit aan het ‘labelen’ van gewone, alledaagse opgroei- en opvoedproblemen met als doel in aanmerking te komen voor professionele hulp. Om deze groei te remmen is het van belang dit verschijnsel tegen het licht te
4
houden en beleid te formuleren waarmee ongewenst beroep op de Jeugdzorg teruggedrongen wordt. 4. Integrale benadering en ontschotting. Vanuit de gedachtegang dat ‘één gezin’, één plan, één regisseur en één budget’de basis vormt om hulpverlening in te zetten, ligt het voor de hand om ‘het gezinsplan’ vanuit een integrale aanpak op te stellen. Werken vanuit de resultaatgerichte vraag van de klant. Dit houdt in dat beoordeeld moet worden in hoeverre er in een gezin ondersteuning nodig is op gebied van scholing, werk, inkomen, zorg en overige hulpverlening. Dit vraagt enerzijds om structuuraanpassingen, maar anderzijds veel meer om cultuurveranderingen. De blik moet nu veel meer gericht worden op de professionals die deze integrale manier van werken in hun dagelijkse praktijk moeten gaan toepassen. Het streven om vanuit dit principe te werken houdt in dat de zorgcoördinatie belegd wordt bij één van de professionals van de uitvoerende organisaties die betrokken zijn bij de hulpverlening. Voor minder complexe zaken kent de Verwijsindex het systeem van zorgcoördinatie en kunnen hulpverleners dit onderling afstemmen. Het principe betekent ook dat de diverse beleidsterreinen, die nu nog relatief onafhankelijk van elkaar functioneren, meer op elkaar afgestemd moeten worden. Het huidige stelsel van jeugdzorg is complex en kent veel variëteit. De verschillende taken en verantwoordelijkheden zijn versnipperd door toedeling aan diverse domeinen (onderwijs, justitie, zorg). Zo kent elke sector zijn eigen opgave, werkwijze, sturing en bekostiging waardoor samenhang tussen de verschillende domeinen ontbreekt. 5. Cliënt met eigen kracht staat centraal. Een belangrijk onderdeel van de transformatie jeugdzorg is dat professionals op een andere manier zullen moeten gaan werken. Vraaggericht, maatwerk en vanuit het hiervoor genoemde principe ‘één gezin’, één plan, één regisseur en één budget’. Eigen (organisatie)belangen zijn ondergeschikt en de eigen kracht van cliënten wordt in afwegingen meegenomen. De relatie tussen klant en professional is gebaseerd op gelijkwaardigheid. Vanuit de regierol van de gemeente met betrekking tot de financiering, opdrachtverstrekking en het stellen van voorwaarden, zal daarop gestuurd moeten worden.
Regierol van de gemeente Belangrijk onderdeel van de stelselwijziging is dat de gemeente een regisserende rol krijgt toebedeeld. Om die reden en omdat het begrip ‘regisseren’ op meerdere manieren te interpreteren is, is het goed om duidelijkheid te verschaffen wat hieronder verstaan wordt. De regierol van de gemeente heeft drie perspectieven, die hieronder benoemd en toegelicht zijn. In verschillende situaties kunnen verschillende perspectieven aan de orde zijn: a) Coördinerende rol om zorg af te stemmen tussen hulpverleners. b) Coördinerende rol om samenwerking te stimuleren (keten samenwerking). c) Coördinerende rol middels financiering, opdrachtverstrekking en stellen van voorwaarden. Ad a. De gemeente voert nu al taken uit op het terrein van de Jeugdgezondheidszorg, preventief jeugdbeleid (inclusief informatieverstrekking, advies en signalering) en in het Centrum voor Jeugd en Gezin; licht ambulante hulpverlening, toeleiding en coördinatie van zorg van het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur. Ook vindt in het CJG de opschaling plaats naar meer drang en dwang in de situatie dat de zorg niet op gang komt of niet het gewenste resultaat heeft. De gemeentelijke regierol
5
(afstemmen zorg) wordt in volgorde van opschaling neergelegd bij en gemandateerd aan respectievelijk de regisseur van het Centrum voor Jeugd en Gezin en/of bij de GOSA-regisseur (GOSA = Gemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak). Hiermee wordt onderscheid gemaakt tussen de laagdrempelige voorziening van het CJG en de meer op dwang en drang gebaseerde aanpak van de GOSA. Vooruitlopend op de nieuwe jeugdwet, stelt de burgemeester (of bevoegd wethouder) de betreffende gemeente zich op als ‘hoogste niveau’ van de opschaling en zal als zodanig en vooruitlopend op formalisering van de aanwijzingsbevoegdheid optreden indien hulpverlening stagneert. Dit op aangeven en advies van de GOSA-regisseur. Het ‘optreden’ betekent dat altijd eerst getracht zal worden door dialoog tot oplossingen te komen van geconstateerde knelpunten. Analoog aan de regievoering op de jeugdhulpverlening en rekening houdend met de toenemende taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten, zal de regievoering breder getrokken gaan worden dan nu het geval is. Dit is van belang in het kader van integraal werken. Om redenen dat de gemeente voor de genoemde taken al een goede infrastructuur heeft ontwikkeld in het CJG, wordt voor de taakuitbreiding in het kader van de jeugdzorg ervan uitgegaan dat de CJG functie een centrale zorgcoördinerende rol gaat spelen. De functie dient dus zoveel als mogelijk lokaal vorm gegeven te worden. Ad b. Buiten de directe coördinerende rol, veelal in de situatie dat er sprake is van multiprobleemgezinnen, waarbij soms dure of exclusieve voorzieningen of ondersteuning noodzakelijk is, zal veel zonder interventie van de gemeente opgelost kunnen worden. In die situatie moeten de ondersteunende/hulpverlenende partijen elkaar kunnen vinden. Van de gemeente wordt verwacht dat samenwerking tussen deze partijen wordt gestimuleerd, gefaciliteerd en wordt vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten. Deze samenwerking kan het best gerealiseerd worden op de vindplaatsen waar op dit moment al vormen van samenwerking zijn. Te noemen zijn: peuterspeelzalen, de onderwijs zorgstructuur, de zorginfrastructuur rond huisartsen, in de wijk en/of buurt, in het jeugdzorgnetwerk van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Ad c. Het laatste aspect van de regierol is de sturende rol die de gemeente heeft bij de financiering, de opdrachtverstrekking en bij stellen van voorwaarden aan zorgverleners. De preventieve jeugdvoorzieningen en, op termijn, de ondersteunende, individuele of zelfs de exclusieve jeugdzorgvoorzieningen worden door de gemeente bekostigd. De gemeente zal voorwaarden moeten stellen die gericht zijn op het realiseren van de belangrijkste uitgangspunten inzake de veranderingen van het sociaal domein.
6
Hoofdstuk 2 | De wet, de feiten en de risico’s Inleiding Om kaders te kunnen stellen voor de toekomstige inrichting van het Jeugdstelsel op Goeree-Overflakkee is het van belang zicht te hebben op de feiten. Wat is de wettelijke speelruimte? Over welke producten gaat het? Hoe is het huidig zorggebruik? Waar liggen de risico’s? Op dergelijke vragen gaat dit hoofdstuk in. Als eerste zullen de uitgangspunten van de wet kort samengevat worden. Vervolgens zullen de verschillende zorgsoorten kort beschreven worden en aangegeven worden in welke mate inwoners van Goeree-Overflakkee er gebruik van maken. Waar mogelijk wordt daarbij een relatie gelegd met de situatie bij andere gemeenten zodat het risicoprofiel van Goeree-Overflakkee inzichtelijk wordt. Om de leesbaarheid te bevorderen zijn belangrijke conclusies in de tekst opvallend geplaatst en zijn deze aan het eind van het hoofdstuk samengevat.
Hoofdlijnen van de nieuwe Jeugdwet De kern van de nieuwe Jeugdwet – waarvan tot op heden overigens alleen nog maar een concept bekend is - is dat alle kinderen in Nederland gezond en veilig moeten kunnen opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. De overheid komt in beeld als dit niet vanzelf gaat. Dan moet het jeugdstelsel ook snel, goed en op maat functioneren. De Jeugdwet vervangt de Wet op de Jeugdzorg. Deze wet is de basis voor het huidige (provinciale) stelsel. Dit stelsel vertoont echter belangrijke tekortkomingen die door de Parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg als volgt zijn omschreven: 1. een te grote druk op gespecialiseerde ondersteuning; 2. tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen; 3. afwijkend gedrag dat onnodig gemedicaliseerd wordt; 4. kosten opdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. Deze analyse is reden geweest te komen tot een omslag in het denken over Jeugdzorg. Een omslag die gericht is op: 1. preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk; 2. demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door ondermeer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; 3. eerder de juiste hulp op maat te bieden, om het beroep op dure gespecialiseerde hulp te verminderen; 4. integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’; door ontschotting van budgetten ontstaan meer mogelijkheden voor betere samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen; 5. meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden; betrokken professionals die sociale netwerken in de omgeving van het gezin weten in te schakelen en die kunnen samenwerken met vrijwilligers en familieleden en hun kracht weten te benutten.
7
Op basis van de nieuwe Jeugdwet krijgen gemeenten de verantwoording over het volledige Jeugdzorg-takenpakket2 waarin ook de huidige Awbz-begeleiding voor 0-18 jarigen is opgenomen. De gemeentelijke verantwoordelijkheid bestrijkt het terrein van preventie tot en met multiproblematiek waar zware vormen van ondersteuning noodzakelijk zijn al dan niet voortvloeiend uit een justitieel traject. De verantwoordelijkheid van gemeenten moet vorm krijgen in: 1. een op te stellen beleidsplan en verordening (analoog als in de Wmo) voor preventie, ondersteuning, hulp en ondersteuning bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en uitvoering kinderbeschermingmaatregelen en jeugdreclassering. De wet bevat voorschriften ten aanzien van het beleidsplan en de verordening; 2. een plicht om een voorziening op het gebied van jeugdhulp te treffen bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie en in het kader van de uitvoering van kinderbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen; 3. een plicht om te voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen; 4. het waarborgen van een deskundige toeleiding. Bij het vormgeven hieraan moet rekening gehouden worden met de persoonlijke/specifieke situatie van de aanvrager en de financiële draagkracht. Tevens wordt, waar redelijkerwijs mogelijk, keuzevrijheid geboden. Essentieel is dat voortdurend bezien moet worden of de ouders met behulp van de sociale omgeving nog voldoende in staat zijn de jeugdige te verzorgen. Waar mogelijk en noodzakelijk moeten gemeenten bovenlokaal samenwerken voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de wet. Een gemeente kan bij algemene maatregel van bestuur verplicht worden tot deze samenwerking. Meer hierover is te vinden in hoofdstuk drie van deze nota. Tot slot nog een – niet limitatieve – opsomming van de taken die wettelijk toebedeeld worden aan de gemeenteraad en het college. De gemeenteraad krijgt op basis van de concept Jeugdwet, de volgende taken toebedeeld: 1. Het vaststellen van een ‘beleidsplan’ waarin de richting staat die de gemeente op wil op het gebied van de Jeugdzorg3. In de wet staat omschreven wat er minimaal in dit plan opgenomen moet zijn en welke beleidsafwegingen daarin terug te vinden moeten zijn. Het plan moet, indien noodzakelijk, afgestemd zijn met relevante partijen (zoals bijvoorbeeld het onderwijsveld). 2. Het vaststellen van verordeningen waarin: a. de toekenning, beoordeling en afwegingsfactoren bij een individuele voorziening zijn vastgelegd, en
2
De nieuwe Jeugdwet onderscheidt dit als volgt: gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- opvoedings- en psychische problemen op basis van een machtiging; (preventieve) opvoedondersteuning, ondersteuning, hulp en zorg bij psychische problemen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige of opvoedingsproblemen; ondersteuning jeugdigen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, voor zover dit buiten het strafrechtelijke kader valt en de jeugdige jonger is dan 18 jaar; ondersteuning bij het overnemen van activiteiten inzake persoonlijke verzorging bij 0-18 jarigen (thans valt dit onder de Awbz-begeleiding) met een somatisch, psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap; jeugdhulp in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel of Jeugdreclassering. 3 De wet somt de volgende aandachtsgebieden op: preventie van en de ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
8
b.
over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening is afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen. Het college wordt in de nieuwe Jeugdwet onder meer verantwoordelijk voor de volgende taken: 1. Het treffen van een voorziening voor jeugdhulp (de feitelijke hulpverlening) of het treffen van voorzieningen om ouders in staat te stellen om de rol als opvoeder en verzorger te blijven vervullen. 2. Een verzoek voor onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming wanneer zij een maatregel met betrekking tot het gezag over een minderjarige overweegt. 3. De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, de jeugdreclassering en de uitvoering van de jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing. De inhoudt hiervan wordt overigens veelal door externen bepaald. Het college is gehouden deze uit te voeren. 4. Een kwalitatief en toereikend voorzieningenaanbod dat laagdrempelig, herkenbaar en te allen tijde beschikbaar is. 5. Informatiepunt voor professionals en jongeren (anoniem). 6. Maatregelen om kindermishandeling te bestrijden.
Kenmerken jeugd Goeree-Overflakkee In onderstaande tabel is het inwoneraantal en het aantal 0-22 jarigen van GoereeOverflakkee weergegeven. Tabel 1: Inwoners Goeree-Overflakkee per 01-01-2011 Peildatum Aantal inwoners Aantal 0-22 jarigen 01-01-2011 48.273 13.141
%-aandeel 0-22 jarigen 27,2
Gemiddelde regio RR 26,9
9 Uitgesplitst naar leeftijdscategorieën is het beeld van het aantal 0-22 jarigen als volgt. Tabel 2: Leeftijdscategorieën Goeree-Overflakkee per 01-01-2011 0-22 jarigen 0-3 jaar (%) Goeree-Overflakkee 13.141 15,9 Regio RR 338.057 17,2
4-11 jaar (%) 36,8 33,6
12-17 jaar (%) 27,7 25,1
18-22 jaar (%) 19,5 24,1
De grootste groep jeugdigen op Goeree-Overflakkee is de groep 4-11 jarigen. De herkomst van de jeugdigen op Goeree-Overflakkee is weergegeven in tabel 3.
Antilliaans/ Arubaans
Kaapverdiaans
Turks
Marokkaans
94,7
0,5
0,2
0,1
0,1
0,1
4,4
338.057
58,1
6,5
3,9
1,7
7,7
6,7
15,4
Overig allochtoon
0-22 jarigen 13.141
Surinaams
GoereeOverflakkee Regio RR
Autochtoon
Tabel 3: Herkomst jeugdigen Goeree-Overflakkee 01-01-2011
Uit tabel 3 blijkt dat Goeree-Overflakkee relatief weinig specifieke doelgroepen kent.
Provinciale Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg (BJZ) geeft indicaties af voor onder andere de provinciaal geïndiceerde Jeugdzorg. Daarnaast biedt het bureau case-management, crisisinterventies en begeleiding bij tijdelijke huisverboden. Bureau Jeugdzorg voert ook de Jeugdbescherming en Jeugdreclassering uit en omvat het Advies en Meldpunt
Kindermishandeling en de Kindertelefoon. Daarmee richt BJZ zich op kinderen, jongeren en opvoeders bij vragen en problemen rond opgroeien en opvoeden. Bureau Jeugdzorg valt tot 31 december 2014 onder de verantwoordelijkheid van de Provincie Zuid-Holland. In tabel 4 is inzichtelijk gemaakt hoeveel cliënten, afkomstig van Goeree-Overflakkee, in 2010 en 2011 provinciaal geïndiceerde Jeugdzorg hebben afgenomen. Tabel 4: Afname provinciaal geïndiceerde Jeugdzorg door inwoners Goeree-Overflakkee in 2010 en 2011 Gemeente
Inwoners
Albrandswaard Barendrecht Bernisse Brielle Capelle aan den IJssel Goeree-Overflakkee Hellevoetsluis Krimpen aan den IJssel Lansingerland Maassluis Ridderkerk Rotterdam Schiedam Spijkenisse Vlaardingen Westvoorne
24.674 46.831 12.404 15.978 66.104 48.273 39.739 28.626 54.090 31.910 44.889 610.386 75.718 72.244 71.269 13.992 1.257.127
0-22 jarigen %-aandeel 0-22 jarigen t.o.v. inwoneraa ntal 6.942 14.321 3.156 3.996 17.730 13.141 10.350 8.008 17.088 8.218 10.760 164.293 19.898 19.021 17.799 3.336 338.057
28% 31% 25% 25% 27% 27% 26% 28% 32% 26% 24% 27% 26% 26% 25% 24% 27%
Totale afname jeugdzorgtrajecten 2010
Totale afname jeugdzorgtrajecten 2011
Feitelijk
Feitelijk
56 123 32 30 341 139 127 111 97 128 91 3.035 330 442 303 57 5.442
Procentueel t.o.v. 0-22 jarigen 0,81% 0,86% 1,01% 0,75% 1,92% 1,06% 1,23% 1,39% 0,57% 1,56% 0,85% 1,85% 1,66% 2,32% 1,70% 1,71% 1,61%
56 126 24 45 347 151 142 108 120 134 115 3.226 352 448 290 86 5.770
Procentueel t.o.v. 0-22 jarigen 0,81% 0,88% 0,76% 1,13% 1,96% 1,15% 1,37% 1,35% 0,70% 1,63% 1,07% 1,96% 1,77% 2,36% 1,63% 2,58% 1,71%
Het gebruik van de Jeugdzorg door jeugdigen van Goeree-Overflakkee is in 2011 toegenomen ten opzichte van 2010. Goeree-Overflakkee zit qua gebruik echter duidelijk onder het gemiddelde van de regio Rijnmond. Uitgesplitst naar de verschillende vormen van Jeugdzorg is het beeld voor GoereeOverflakkee zoals weergegeven in tabel 5. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de optelling van de cliënten in de verschillende vormen van Jeugdzorg meer cliënten oplevert dan de 151 cliënten uit de vorige tabel. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat één cliënt meerdere vormen van Jeugdzorg kan ontvangen. Tabel 5: Afname Jeugdzorg Goeree-Overflakkee uitgesplitst naar verschillende vormen van Jeugdzorg (2011) Gemeente
Albrandswaard Barendrecht Bernisse Brielle Capelle aan den IJssel Goeree-Overflakkee Hellevoetsluis Krimpen aan den IJssel Lansingerland Maassluis Ridderkerk Rotterdam Schiedam Spijkenisse Vlaardingen Westvoorne
Inwoners
24.674 46.831 12.404 15.978 66.104 48.273 39.739 28.626 54.090 31.910 44.889 610.386 75.718 72.244 71.269 13.992 1.257.127
0-22 jarigen %-aandeel Ambulant Dagbehandeling Residentieel Pleegzorg Crisis-opvang 0-22 jarigen t.o.v. inwoneraa Absoluut Procentue Absoluut Procentue Absoluut Procentue Feitelijk Procentue Feitelijk Procentue ntal el t.o.v. 0el t.o.v. 0el t.o.v. 0el t.o.v. 0el t.o.v. 022 jarigen 22 jarigen 22 jarigen 22 jarigen 22 jarigen 6.942 28% 49 0,71% 8 0,12% 6 0,09% 8 0,12% 3 0,04% 14.321 31% 99 0,69% 16 0,11% 7 0,05% 28 0,20% 11 0,08% 3.156 25% 22 0,70% 5 0,16% <5 5 0,16% 3.996 25% 36 0,90% <5 <5 <5 2 0,05% 17.730 27% 294 1,66% 51 0,29% 60 0,34% 59 0,33% 17 0,10% 13.141 27% 126 0,96% 21 0,16% 14 0,11% 37 0,28% 11 0,08% 10.350 26% 121 1,17% 20 0,19% 18 0,17% 22 0,21% 9 0,09% 8.008 28% 91 1,14% 23 0,29% 22 0,27% 16 0,20% 5 0,06% 17.088 32% 90 0,53% 11 0,06% 6 0,04% 19 0,11% 13 0,08% 8.218 26% 108 1,31% 23 0,28% 17 0,21% 10 0,12% 8 0,10% 10.760 24% 87 0,81% 9 0,08% 9 0,08% 19 0,18% 7 0,07% 164.293 27% 2.617 1,59% 355 0,22% 358 0,22% 585 0,36% 215 0,13% 19.898 26% 298 1,50% 51 0,26% 44 0,22% 49 0,25% 10 0,05% 19.021 26% 347 1,82% 45 0,24% 50 0,26% 67 0,35% 32 0,17% 17.799 25% 253 1,42% 44 0,25% 47 0,26% 36 0,20% 19 0,11% 3.336 24% 52 1,56% 5 0,15% 54 1,62% 18 0,54% 338.057 27% 4.690 1,39% 687 0,20% 712 0,21% 978 0,29% 362 0,11%
Van ambulante- en residentiële Jeugdzorg en de dagbehandeling wordt op GoereeOverflakkee minder gebruik gemaakt dan elders in de regio. Pleegzorg wordt op Goeree-Overflakkee nagenoeg evenveel ingezet als het regionaal gemiddelde.
10
Het aantal nieuwe cliënten – van belang voor het bepalen van de caseload – ontwikkelde zich als volgt door de jaren heen. Tabel 6: Ontwikkeling nieuwe cliënten geïndiceerde Jeugdzorg Goeree-Overflakkee 2007 Jeugdzorg nieuwe cliënten
2008 35
2009 44
2010 47
2011 78
2012 72
78
Jeugdzorg Plus Naast bovenstaande vormen van Jeugdzorg wordt er door landelijk gespecialiseerde instellingen Jeugdzorg Plus aangeboden. Dit is een ‘gesloten’ vorm van Jeugdzorg bedoeld voor jongeren met opgroei- of opvoedingsproblemen die alleen door middel van een opname in een gesloten omgeving behandeld kunnen worden. Door jeugdigen van Goeree-Overflakkee wordt hier beperkt gebruik van gemaakt (<5). Deze vorm van Jeugdzorg is erg duur. Goeree-Overflakkee zit wat het gebruik van de gespecialiseerde Jeugdzorg (Jeugdzorg plus) betreft duidelijk onder het gemiddelde van de regio Rijnmond.
Jeugdreclassering en Jeugdbescherming Jeugdbescherming is in het leven geroepen om kinderen en jongeren te beschermen tegen invloeden die zo negatief uitwerken dat de ontwikkeling in gevaar komt. Die invloeden kunnen geweld en agressie in het gezin zijn. Of ouders dan wel opvoeders die wel het goede willen, maar die niet bij machte zijn om hun kind(eren) de veiligheid en ook de aandacht te bieden die ze nodig hebben. Jeugdbescherming komt in het gezin nadat er onderzoek is gedaan door de Raad voor de Kinderbescherming en er een uitspraak is van de kinderrechter dat deze gedwongen hulp noodzakelijk is. Er zijn ouders die hier zelf om vragen, maar meestal gaat het via professionals. Bijvoorbeeld op verzoek van een maatschappelijk werker die denkt dat er meer hulp voor de kinderen nodig is. Het doel van Jeugdbescherming is niet zoals veel mensen denken: de kinderen uit huis halen. De bedoeling is dat het gezin of eventueel de familie stappen zet en hulp krijgt, om te zorgen dat de kinderen het beter krijgen in de omgeving waar ze thuishoren. In extreme gevallen kan er ook nog sprake zijn van ontheffing of ontzetting uit de ouderlijke macht. Als de ouders die met het ouderlijk gezag zijn belast, niet meer in staat zijn om hun kind op te voeden en te verzorgen, krijgt een ander voor onbepaalde tijd het wettelijk gezag over het minderjarige kind. Bureau Jeugdzorg rapporteert dit aan de Raad voor de Kinderbescherming. Is de situatie volgens de Raad voor de Kinderbescherming dusdanig alarmerend dan kan er een verzoek tot ontheffing ouderlijk gezag wordt ingediend bij de kinderrechter. De ontwikkeling in het gebruik van Jeugdbescherming door cliënten uit de gemeente Goeree-Overflakkee in de afgelopen jaren is weergegeven in tabel 7. Tabel 7: Ontwikkeling behandelde en nieuwe cliënten Jeugdbescherming uit Goeree-Overflakkee 2010-2012 2010 Jeugdbescherming - behandelde cliënten Jeugdbescherming - nieuwe cliënten Totaal
2011 37 8 45
2012 34 8 42
41 17 58
Er is onvoldoende cijfermateriaal beschikbaar om op dit vlak een vergelijk te maken met de overige regiogemeenten. De Jeugdreclassering is bedoeld voor jongeren van 12 tot en met 18 jaar (en hun ouders) die een strafbaar feit hebben gepleegd en voor de rechter moeten komen.
11
Naast een boete, taakstraf of gevangenisstraf, kan de rechter ook beslissen om de jongere begeleiding door een jeugdreclasseringswerker op te leggen. Dit wordt geregeld door Bureau Jeugdzorg. Deze begeleiding wordt gegeven om te voorkomen dat de jongere recidiveert. Daarnaast bespreekt de reclasseringsmedewerker de situatie met de omgeving van de jongere, zoals met de ouders, met leraren of met de wijkagent. De reclasseringsmedewerker stelt vervolgens een plan van aanpak op, waarin de verwachte veranderingen staan beschreven. Dit plan van aanpak wordt gebruikt om afspraken, of aanwijzingen, met de jongere te maken. De jongere is verplicht zich hieraan te houden en wordt daarop gecontroleerd door de begeleider. Als de afspraken niet worden nagekomen, wordt dit aan Justitie doorgegeven. Het gebruik van Jeugdreclassering door cliënten uit de gemeente Goeree-Overflakkee heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld (tabel 8). Tabel 8: Ontwikkeling behandelde en nieuwe cliënten Jeugdreclassering uit Goeree-Overflakkee 2008-2012 2009 Jeugdreclassering - behandelde cliënten Jeugdreclassering - nieuwe cliënten Totaal
2010 8 3 11
2011 9 5 14
2012 12 4 16
14 5 19
Er is onvoldoende cijfermateriaal beschikbaar om op dit vlak een vergelijk te maken met de overige regiogemeenten.
Gebruik Jeugd-GGZ De Jeugd-GGZ betreft geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen tot 18 jaar met psychische- en/of verslavingsproblemen. Eerstelijns hulp – snel geleverde, laagdrempelig en van korte duur – wordt verleend door (de praktijkondersteuner van) de huisarts, de eerstelijnspsycholoog en de maatschappelijk werker. Wanneer specialistischer ondersteuning nodig is, worden jeugdigen door de huisarts en soms door Bureau Jeugdzorg verwezen naar de tweede lijn: geïntegreerde GGZ-instellingen, instellingen voor verslavingszorg en afdelingen kinder- en jeugdpsychiatrie van ziekenhuizen. Hier wordt zowel ambulante als klinische ondersteuning geboden. Bij ambulante hulp gaat de jeugdige doorgaans voor ondersteuning naar de instelling , maar verblijft wel thuis. Bij klinische ondersteuning verblijft de jeugdige niet meer thuis, maar in de kliniek. Jeugdigen met zeldzame of complexe psychische aandoeningen kunnen terecht bij instellingen die topklinische ondersteuning leveren (derdelijns GGZ-ondersteuning, universitaire centra). Deze instellingen hebben vaak een landelijk bereik. Wanneer de jeugdigen vanwege de psychiatrische problematiek een bedreiging vormen voor zichzelf of voor de omgeving, kunnen zij gedwongen worden opgenomen te worden. In tabel 9 is het percentage 0-17 jarige verzekerden in GGZ ondersteuning geïnventariseerd (peiljaar 2010). Dit betreft de GGZ die gefinancierd is op basis van de Zorgverzekeringswet. De GGZ gefinancierd vanuit de Awbz is niet in dit schema opgenomen. Gegevens hierover zijn op dit moment nog niet voorhanden.
12
Tabel 9: Percentage 0-17 jarige verzekerden in GGZ ondersteuning op Goeree-Overflakkee (2010) Gemeente
Albrandswaard Barendrecht Bernisse Brielle Capelle aan den IJssel Goeree-Overflakkee Hellevoetsluis Krimpen aan den IJssel Lansingerland Maassluis Ridderkerk Rotterdam Schiedam Spijkenisse Vlaardingen Westvoorne
Inwoners
24.674 46.831 12.404 15.978 66.104 48.273 39.739 28.626 54.090 31.910 44.889 610.386 75.718 72.244 71.269 13.992 1.257.127
0-22 jarigen %-aandeel Verzekerden in GGZEerstelijns Tweedelijns GGZ 0-22 jarigen zorg (0-17 jarigen) psychologische zorg t.o.v. inwoneraa Absoluut Procentue Absoluut Procentue Absoluut Procentue ntal el t.o.v. 0el t.o.v. 0el t.o.v. 022 jarigen 22 jarigen 22 jarigen 6.942 28% 356 5,13% 69 0,99% 298 4,29% 14.321 31% 808 5,64% 281 1,96% 578 4,04% 3.156 25% 163 5,16% 27 0,86% 139 3.996 25% 231 5,78% 53 192 17.730 27% 1.147 6,47% 266 1,50% 965 5,44% 13.141 27% 727 5,53% 93 0,71% 650 4,95% 10.350 26% 640 6,18% 53 0,51% 611 5,90% 8.008 28% 607 7,58% 210 2,62% 435 5,43% 17.088 32% 925 5,41% 213 1,25% 753 4,41% 8.218 26% 341 4,15% 53 0,64% 299 3,64% 10.760 24% 585 5,44% 92 0,86% 515 4,79% 164.293 27% 7.034 4,28% 920 0,56% 6.334 3,86% 19.898 26% 832 4,18% 143 0,72% 704 3,54% 19.021 26% 997 5,24% 121 0,64% 909 4,78% 17.799 25% 727 4,08% 170 0,96% 587 3,30% 3.336 24% 173 5,19% 32 0,96% 148 4,44% 338.057 27% 16.293 4,82% 2.796 0,83% 14.117 4,18%
Hieruit blijkt dat Goeree-Overflakkee meer verzekerde 0-17 jarigen in GGZ ondersteuning heeft dan gemiddeld in de regio Rijnmond. Dit betreft met name cliënten die in (duurdere) tweedelijns ondersteuning zit.
Gebruik Jeugd-VB Voor verstandelijk beperkte jeugdigen is er op dit moment ondersteuning vanuit de Awbz. Dit kan bestaan uit ondersteuning bij het wonen, de dagbesteding, de toeleiding naar werk, ondersteuning op school of in de vrije tijd. De verstandelijke beperking kan gepaard gaan met bijkomende problematiek zoals leerstoornissen of psychiatrische problemen. De noodzakelijke voorziening kan persoonlijke verzorging, verpleging of een vorm van begeleiding zijn. De ondersteuning bij wonen kan zowel in de eigen omgeving plaatsvinden als in een woonvoorziening. Lange tijd is het de bedoeling geweest alleen de ondersteuning voor licht verstandelijk beperkten onder te brengen in de Jeugdwet. Met de laatste wijziging van het concept wetsvoorstel heeft het kabinet er voor gekozen alle ondersteuning voor verstandelijk beperkten – dus ook de zwaardere ondersteuning, die in eerdere plannen nog onder de Wmo zou gaan vallen – onder de Jeugdwet te brengen. Zo ontstaat er één wet waarin alle ondersteuning voor 0-18 jarigen is ondergebracht. In tabel 10 is het aantal afgegeven indicaties aan cliënten beneden de 18 jaar met een verstandelijke handicap weergegeven. Het is van belang daarbij op te merken dat een afgegeven indicatie geen verzilverde indicatie is. Het werkelijk aantal jongeren beneden de 18 jaar die ondersteuning gebruiken in verband met een verstandelijke handicap kan dus lager liggen.
13
Tabel 10: Aantal afgegeven indicaties cliënten < 18 jaar met een verstandelijke handicap op Goeree-Overflakkee Gemeente
Albrandswaard Barendrecht Bernisse Brielle Capelle aan den IJssel Goeree-Overflakkee Hellevoetsluis Krimpen aan den IJssel Lansingerland Maassluis Ridderkerk Rotterdam Schiedam Spijkenisse Vlaardingen Westvoorne
Inwoners
24.674 46.831 12.404 15.978 66.104 48.273 39.739 28.626 54.090 31.910 44.889 610.386 75.718 72.244 71.269 13.992 1.257.127
0-22 jarigen %-aandeel Aantal geindiceerde cliënten 0-22 jarigen <18 jaar met verstandelijk t.o.v. handicap (2012) inwoneraa Feitelijk Procentueel ntal t.o.v. 0-22 jarigen 6.942 28% 50 0,72% 14.321 31% 80 0,56% 3.156 25% 10 0,32% 3.996 25% 35 0,88% 17.730 27% 100 0,56% 13.141 27% 95 0,72% 10.350 26% 80 0,77% 8.008 28% 50 0,62% 17.088 32% 55 0,32% 8.218 26% 45 0,55% 10.760 24% 55 0,51% 164.293 27% 1210 0,74% 19.898 26% 120 0,60% 19.021 26% 140 0,74% 17.799 25% 105 0,59% 3.336 24% 10 0,30% 338.057 27% 2240 0,66%
Goeree-Overflakkee heeft procentueel bezien een vergelijkbaar aantal geïndiceerde cliënten met een verstandelijke beperking ten opzichte van het gemiddelde van de regio Rijnmond.
Conclusies/samenvatting De transitie van de Jeugdzorg is geborgd in een nieuwe Jeugdwet. Deze wet vormt de basis voor het huidige (provinciale) stelsel en beoogt de tekortkomingen van dit stelsel te verhelpen. Deze tekortkomingen zijn door de Parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg als volgt omschreven: 1. een te grote druk op gespecialiseerde ondersteuning; 2. tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen; 3. afwijkend gedrag dat onnodig gemedicaliseerd wordt; 4. kosten opdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. De nieuwe Jeugdwet verplicht gemeenten ondermeer een beleidsplan op te stellen, een adequate toegangsprocedure in te richten en jeugdhulp aan te bieden. Bij het bepalen van de aangewezen vorm van jeugdhulp dient het college rekening te houden met de persoonlijke/specifieke situatie van de aanvrager en de financiële draagkracht. Tevens wordt, waar redelijkerwijs mogelijk, keuzevrijheid geboden. Essentieel is dat voortdurend bezien wordt of de ouders met behulp van de sociale omgeving nog voldoende in staat zijn de jeugdige te verzorgen. Uit een cijfermatig onderzoek naar het gebruik van Jeugdzorg door inwoners uit Goeree-Overflakkee blijkt het volgende. 1. Goeree-Overflakkee kent relatief weinig specifieke bevolkingsdoelgroepen ten opzichte van de regio Rijnmond. 2. Het gebruik van de Jeugdzorg door jeugdigen van Goeree-Overflakkee is in 2011 toegenomen ten opzichte van 2010. Goeree-Overflakkee zit qua gebruik echter duidelijk onder het gemiddelde van de regio Rijnmond. 3. Van ambulante- en residentiële Jeugdzorg en de dagbehandeling wordt op Goeree-Overflakkee minder gebruik gemaakt dan elders in de regio. Pleegzorg wordt op Goeree-Overflakkee nagenoeg evenveel ingezet als het regionaal gemiddelde. 4. Goeree-Overflakkee zit wat het gebruik van de gespecialiseerde Jeugdzorg (Jeugdzorg Plus) betreft duidelijk onder het gemiddelde van de regio Rijnmond.
14
5. Goeree-Overflakkee heeft meer verzekerde 0-17 jarigen in GGZ ondersteuning dan gemiddeld in de regio Rijnmond. Dit betreft met name cliënten die in (duurdere) tweedelijns ondersteuning zitten. Hier is nader onderzoek naar gewenst. 6. Goeree-Overflakkee heeft procentueel bezien een vergelijkbaar aantal cliënten met een verstandelijke beperking ten opzichte van het gemiddelde van de regio Rijnmond.
15
Hoofdstuk 3 | Bovenlokale samenwerking Inleiding Zoals te lezen valt in hoofdstuk 2, onder het kopje ‘Hoofdlijnen van de nieuwe Jeugdwet’ dient een gemeente bovenlokaal samen te werken als dat noodzakelijk is voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de wet. Dit hoofdstuk gaat hierover. De noodzaak tot bovenlokale samenwerking wordt beschreven, evenals de te maken keuzes. Tot slot wordt de huidige stand van zaken beschreven.
Noodzaak bovenlokale samenwerking De gemeente Goeree-Overflakkee zal voor de toekomstige uitvoering van de Jeugdzorg bovenlokaal moeten samenwerken. De eerste reden hiervoor is dat de rijksoverheid hierop aanstuurt. Niet alleen in de wettekst, maar nog pregnanter in de ‘befaamde’ decentralisatiebrief (19 februari 2013) van minister Plasterk. In deze brief schetst Plasterk het beeld dat kleine, individuele gemeenten over te weinig uitvoeringskracht beschikken om de transities op het sociale domein naar behoren uit te voeren. Het kabinet dringt aan op intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Niet alleen voor de Jeugdzorg, maar ook voor de Awbz en de Participatiewet. Naast de druk vanuit het Kabinet om te komen tot samenwerkingsverbanden is er ook een inhoudelijke reden tot samenwerking: een aantal jeugdzorg-producten is vrij specifiek en de kostprijs van deze producten is dusdanig dat schommelingen in gebruik een risico geeft op (forse) overschrijdingen van de begroting. Ook is het zo dat deze producten – die veelal aan het einde van de zorgketen zitten en ondersteuning in een instelling betreffen – gegarandeerd beschikbaar moeten zijn voor cliënten die dit nodig hebben. Door middel van gezamenlijke inkoop onder de juiste condities is het mogelijk financiële fluctuaties te minimaliseren en de beschikbaarheid van dergelijke producten te garanderen. Dit noopt de gemeente Goeree-Overflakkee tot het aangaan van samenwerkingsverbanden.
Keuzes bovenlokale samenwerking In de Notitie Samenwerking decentralisatie Jeugdzorg van 22 februari 2013, zijn mogelijke samenwerkingsverbanden nader verkend. U treft deze notitie aan in bijlage 1. Geconstateerd is dat Goeree-Overflakkee bij meerdere samenwerkingsverbanden aan kan sluiten en hierin een keuze moet maken om haar belangen veilig te kunnen stellen. Daarbij wordt ook geconstateerd dat gemeenten in Zeeland natuurlijke samenwerkingspartners kunnen zijn. Op basis van vijf criteria4 is vervolgens ieder samenwerkingsverband beoordeeld hetgeen resulteert in de volgende aanbevelingen waarmee het college heeft ingestemd. 1. De gemeente Goeree-Overflakkee richt zich voor de toekomstige organisatie van de Jeugdzorg op de samenwerkende gemeenten rondom de regio Rijnmond. Deze samenwerking beperkt zich tot die gebieden waar er sprake is van een wettelijke 4
Dit zijn de volgende criteria. 1. Vernieuwend : de gemeente streeft naar zorgvernieuwing, een samenwerkingsverband moet dit faciliteren. 2. Natuurlijk: gezocht moet worden naar natuurlijke samenwerkingsverbanden zodat zoveel mogelijk aangesloten wordt bij dat wat er al is. 3. Speciaal: Goeree-Overflakkee is een gebied met een eigen cultuur, eigen identiteit en specifieke maatschappelijke structuur. Daarvoor moet ruimte zijn in een samenwerkingsverband. 4. Zorgvuldig: de doelgroep waar de gemeente voor verantwoordelijk wordt noodzaakt de gemeente tot een zorgvuldige transitie. 5. Inzet: de ambtelijke en financiële inzet van de gemeente is beperkt. Het is daarom van belang samenwerking zo efficiënt mogelijk in te steken.
16
2. 3.
4. 5.
plicht of inhoudelijke noodzaak. Waar belangen elkaar versterken, wordt binnen dit samenwerkingsverband gezamenlijk opgetrokken met de gemeenten op VoornePutten. Voor de overdracht van de huidige (provinciale) Jeugdzorg moet binding gehouden worden met de Provincie Zuid-Holland (primair op bestuurlijk vlak). Met Bureau Jeugdzorg moet overleg gevoerd worden over de mogelijkheden om de opgebouwde expertise en kennis (zowel voor wat betreft toegang als de (organisatie) van uitvoerende taken) te gebruiken en te borgen in de nieuwe werkwijze. Er wordt geen aansluiting gezocht bij de regio Zuid-Holland Zuid. Als daartoe aanleiding is kan eventueel samengewerkt worden met gemeenten uit de provincie Zeeland ten aanzien van het lokale preventieve jeugdbeleid.
De samenwerking met de gemeenten uit de regio Rijnmond is inmiddels aan deze gemeenten gecommuniceerd. Ambtelijk heeft onze gemeente geparticipeerd in het door deze regio opgestelde implementatieplan waarin nadere keuzes voorgesteld worden over de inrichting van de samenwerkingsrelatie: wat blijft lokale verantwoordelijkheid en op welke producten en gebieden wordt bovenlokaal samengewerkt. Dit implementatieplan zal de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee in september 2013 aangeboden worden. Onder meer zal voorgesteld worden een aantal producten gezamenlijk in te kopen via een nog nader op- en in te richten organisatie. Op dit moment wordt tevens onderzocht op welke terreinen er samenwerking mogelijk is met de regio Voorne-Putten. Zodra hierover meer duidelijkheid is, zal de gemeenteraad hierover geïnformeerd worden.
Conclusies/samenvatting Vanuit het Kabinet worden gemeenten gestimuleerd onderling samenwerkingsverbanden aan te gaan voor de uitvoering van de transities in het sociale domein. Zo ook voor de transitie van de Jeugdzorg. Inhoudelijk is hier ook reden toe: beperking van het financieel risico, gegarandeerde beschikbaarheid van specialistische ondersteuning. Bestuurlijk is ervoor gekozen voor de toekomstige organisatie van de jeugdzorg aansluiting te zoeken bij de gemeenten uit de regio Rijnmond. Om te komen tot een zorgvuldige overdracht van bestaande cliënten/cliëntgegevens wordt binding gehouden met de provincie Zuid-Holland. Er wordt geen aansluiting gezocht bij, dan wel ambtelijk geïnvesteerd in samenwerking met de regio Zuid-Holland Zuid. Eventuele samenwerking met gemeenten uit de provincie Zeeland ten aanzien van het lokale preventieve jeugdbeleid zal gezocht worden als daar aanleiding toe is.
17
Hoofdstuk 4 | Financiële kaders Algemeen De transities op het sociale domein gaan gepaard met forse bezuinigingen. Op de Jeugdzorg wordt vermoedelijk circa 15% bezuinigd, op de Begeleiding en Verzorging Awbz 25%. Daarnaast worden gemeenten verplicht te bezuinigen op de Hulp bij het Huishouden. Ter indicatie: de bezuiniging op de Jeugdzorg betekent voor GoereeOverflakkee vermoedelijk dat de Jeugdzorg 1,2 tot 1,3 miljoen euro goedkoper moet worden uitgevoerd dan nu het geval is. Dit terwijl de vraag naar Jeugdzorg toeneemt. De ontschotting van de budgetten na 1-1-2015 en de forse kortingen dragen ertoe bij dat een integrale aanpak geen keuze meer is maar strikt noodzakelijk. Hoewel de financiële systematiek in grote lijnen bekend is, is het op dit moment niet duidelijk hoe groot het budget zal worden dat naar de gemeente komt en welke financiële verplichtingen hier tegenover staan. Het recent gesloten Zorgakkoord zal hier nog effect op hebben5. De aankomende periode zal op beide onderdelen meer bekend worden omdat het Kabinet in de meicirculaire 2013 meer duidelijkheid zal geven over de middelen en de gemeente zelf gaat inventariseren welke verplichtingen er liggen op het brede terrein van Jeugdzorg. Noodgedwongen zal dit hoofdstuk dus beperkt blijven tot het beeld dat er nu is over de financiën.
Financieel Kader In het kader van het opstellen van een actuele (meerjaren)begroting en de notitie voor de gemeenteraad om keuzes te kunnen maken in het kader van het op orde krijgen van de financiën, is het uitgangspunt gehanteerd dat de gemeente Goeree-Overflakkee de door rijk opgelegde taakstelling hoe dan ook realiseert. In de begroting is voor de uitvoering van voornoemde taken dan ook niet meer opgenomen dan het bedrag dat de gemeente hiervoor van de Rijksoverheid ontvangt. Hiermee legt de gemeente zichzelf een inspanningsverplichting op. Een gedegen voorbereiding is derhalve essentieel. Een bezuiniging op (duurdere) ondersteuningtrajecten is mogelijk als: a) de behoefte aan ondersteuning eerder gesignaleerd wordt; b) er sneller effectieve preventieve vormen van zorg ingezet kunnen worden; en c) de maatschappij in staat is een deel van de ondersteuningsbehoefte op zich te nemen. De gemeente moet nu al op deze ‘sporen’ investeren wil zij haar inspanningsverplichting vanaf 2015 waar kunnen maken. Dit betekent dat in de thans lopende bezuinigingsdiscussie budgetten die nu reeds aan bovenstaande ‘sporen’ worden uitgegeven, ontzien moeten worden. In de financiële kadernota wordt daarop specifiek ingegaan.
5
In het Zorgakkoord is onder meer het volgende bepaald over de Jeugd-GGZ hetgeen gevolgen zal hebben voor de gemeentelijke budgetten: “In het regeerakkoord is afgesproken dat de jeugd-GGZ in 2015 wordt overgeheveld naar de gemeenten. Dit gaat gepaard met een korting. Om een gelijkmatige transitie te bewerkstelligen en daarmee tevens de werkgelegenheidseffecten te beperken is besloten de voorgenomen korting op het jeugddossier (gerelateerd aan de jeugd-GGZ) voor een belangrijk deel teniet te doen door het GGZ-kader geoormerkt te verhogen voor de jeugd. In geval van overheveling zal het verhoogde budget uit het kader meegaan en zal worden bezien, welke overgangsmaatregelen voor de jeugd-GGZ nodig zijn om ongewenste effecten te voorkomen.” In vervolgnotities zal hier dieper op ingegaan worden.
18
Deelfonds sociaal domein Het Kabinet kiest ervoor om de budgetten voor de Jeugdzorg, de WMO en de Participatiewet, te bundelen. Hiervoor wordt het Deelfonds Sociaal Domein in het leven geroepen dat een onderdeel vormt van het gemeentefonds. Daarmee wordt nogmaals onderstreept dat financiële ontschotting en integraliteit onvermijdelijk is/wordt. Het kabinet stelt aan het deelfonds vijf voorwaarden: 1. Deze financiering moet bijdragen in versterking van de doelmatig- en doeltreffendheid van de uitvoering van de beleidsdoelen. 2. Bundeling wordt in stappen ingevoerd om de voortgang van de decentralisaties niet te belemmeren. 3. Duidelijke eisen worden gesteld aan de resultaten die gemeenten geacht worden te bereiken. 4. Taken, rollen en verantwoordelijkheden Rijk en decentrale overheden moeten in balans zijn. Grotere beleidsvrijheid moet in balans zijn met grotere financiële verantwoordelijkheid. Financiële gevolgen mogen niet afgewenteld worden op het Rijk. Anderzijds moeten de financiële risico’s ook voor gemeenten beheersbaar zijn. 5. Het deelfonds wordt op een andere wijze geïndexeerd dan het gemeentefonds. Middelen lopen niet mee in de indexsystematiek van de algemene uitkering. Het Rijk vindt zich wel na de decentralisaties verantwoordelijk voor de werking van het systeem. De beleidsvrijheid van gemeenten kan begrensd worden door landelijke uniforme rechten en plichten op het terrein van rechtsbescherming en rechtszekerheid. Ook wil het Rijk het systeem monitoren op bereikte resultaten door middel van meten, benchmarken en vergelijken. Het kabinet wil dat de decentralisaties voldoen aan randvoorwaarden. 19
Macro budgetten Het macro-budget voor de jeugdzorg is als volgt.
Zvw
AWBZ
Kader
Justieel
Provinciaal kader
Kader
Domein
Budget(landelijk)
Ambulante hulp Open residentiële ondersteuning Pleegzorg Dagbehandeling Spoedeisende ondersteuning (crisis) Gesloten Jeugdzorg (VWS taak)
917 miljoen
Toegangstaken BJZ
187 miljoen
Jeugdbescherming ((gezins)voogdij)
275 miljoen
Jeugdreclassering (VWS taak)
160 miljoen
57 miljoen
Jeugd-lvg (ondersteuning voor licht verstandelijk gehandicapten)
510 miljoen
Pgb j-ggz (persoonsgebonden budget ggz)
329 miljoen
Pgb j-lvg (persoonsgebonden budget licht verstandelijk gehandicapten) Jeugd-ggz
168 miljoen
Totaal
470 miljoen
3.072 miljoen
Opgemerkt moet worden dat de laatste ontwikkelingen vanuit het zorgakkoord nog niet in deze opzet meegenomen zijn. Zodra meer duidelijkheid komt over de toerekening naar gemeenten zal hier dieper op ingegaan worden.
Indicatief budget Goeree-Overflakkee Vanwege de beperkte informatie is het niet mogelijk om het precieze budget voor Goeree-Overflakkee te bepalen. Op dit moment wordt het hiervoor benodigde verdeelmodel door de rijksoverheid uitgewerkt. De verwachting is dat de meicirculaire gemeentefonds 2013 hier meer informatie zal geven.
Conclusies/samenvatting De decentralisatie van de Jeugdzorg gaat gepaard met een budgettaire korting van 15%. Het budget zal vermoedelijk samen met de budgetten voor de decentralisatie van de Awbz en de participatiewet in een zogenoemd Deelfonds Sociaal Domein worden ondergebracht dat los staat van (de accressystematiek) van het gemeentefonds. De gemeente heeft zichzelf de taakstelling opgelegd om het nieuwe jeugdstelsel binnen de beschikbare middelen vorm te geven. Dit uitgangspunt heeft wel als keerzijde dat er in de thans lopende bezuinigingsdiscussie niet bezuinigd wordt op de budgetten die gericht zijn op: a) het verminderen van ondersteuning: de ontwikkeling van de civil society die een terugtredende overheid mogelijk maakt; b) het verbeteren van ondersteuning: het verbeteren van vroegtijdige signalering en een efficiëntere en effectievere inzet van ondersteuningstrajecten; c) betere ondersteuning: het (door)ontwikkelen van (betere) preventieve producten.
20
Hoofdstuk 5 | Kaders voor de toekomst Inleiding Het is van belang de gemeenteraad, bij aanvang van het beleidsproces, de gelegenheid te bieden invulling te geven aan zijn kaderstellende rol. In dit hoofdstuk worden hiertoe kaderstellende uitgangspunten geformuleerd en toegelicht. Deze uitgangspunten zijn bepalend voor de verdere inrichting van het beleidsproces op lokaal en bovenlokaal niveau. Kader 1 | Het principe ‘Eén gezin, één plan, één regisseur en één budget’ (met zo min mogelijk aanbieders) is leidend. ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’ is een belangrijk uitgangspunt in de decentralisatie van de Jeugdzorg. Vaak wordt daar nog ‘één budget’ aan toegevoegd. Feitelijk gaat het bij dit principe om het afstemmen van de hulp en ondersteuning, die vanuit verschillende instanties geboden wordt aan een gezin. In de ogen van een multiprobleemgezin is er namelijk sprake van één (samenhangend) probleem, terwijl de betrokken professionals in dezelfde situatie meerdere problemen zien, waardoor er diverse instanties ingezet worden in het hulpverleningstraject van het gezin. De inzet van deze instanties moet vervolgens weer op elkaar worden afgestemd. Voor het nieuwe jeugdstelsel is het van cruciaal belang dat instanties niet alleen één gezamenlijk plan opstellen, maar ook één regisseur aanstellen. Een regisseur die in samenspel met het gezin het plan van aanpak op stelt en de uitvoering en voortgang daarvan bewaakt. De werkwijze vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur krijgt een wettelijke grondslag in het conceptwetsvoorstel Jeugdwet. In de memorie van toelichting bij de wet gaat de regering ervan uit dat gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen als het gaat om het tot stand brengen van een effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen. Gemeenten moeten onder meer een model, een werkwijze en een protocollering kiezen en voor een eenduidige regeling van de privacy zorgen. Afstemming met de andere ondersteuningsgebieden waarvoor de gemeente verantwoordelijk is (wmo, taken uit de Awbz die overkomen), is hierbij essentieel. Naast het één gezin, één plan, één regisseur-gedachtengoed is het zaak om kritisch te zijn als het gaat om het aantal zorgaanbieders dat bij een multiprobleemgezin betrokken wordt. De gedachte is om een gezin zo min mogelijk met een veelheid aan verschillende hulpverleners te confronteren (en dat kan gebeuren, óók als er een regisseur / zorgcoördinator is aangesteld). Daarbij moet breder gedacht worden dan het domein Jeugdzorg. Ook als er ondersteuning nodig blijkt te zijn vanuit bijvoorbeeld de Awbz, dan moet ernaar gestreefd worden indien mogelijk de ondersteuning vanuit één aanbieder in te zetten. Kader 2 | De samenhang tussen de verschillende transities wordt benut Het is in eerdere hoofdstukken al aan de orde geweest: gemeenten zien zich geplaatst voor drie transities. Tussen deze transities, de ontwikkelingen inzake Passend Onderwijs en het ondersteuningsaanbod waarvoor de gemeente reeds verantwoordelijk is, zijn raakvlakken. Deze overlap brengt kansen met zich mee voor de gemeente. Kansen om kwalitatief betere ondersteuning te realiseren doordat integraler te werk gegaan kan worden. Ondersteuningsvragen kunnen eerder
21
gesignaleerd worden, verschillende ondersteuningsvormen kunnen beter op elkaar afgestemd worden en er zijn innovatieve combinaties mogelijk met andere gemeentelijke beleidsterreinen (doelgroepen inzetten voor eigen dienstverlening, bijvoorbeeld binnen gemeentelijke accommodaties). Het is van belang deze kansen nader te verkennen. Niet alleen omdat het kan leiden tot een verbetering van de ondersteuning. Het verkennen van de overlap kan ook leiden tot een financieel voordeel. Kader 3 | Keuzevrijheid blijft behouden, maar niet ten koste van de kwaliteit In artikel 2 van de nieuwe Jeugdwet is onder meer vastgelegd dat het college, bij de bepaling van de aangewezen vormen van jeugdhulp, rekening moet houden met de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders. Waar mogelijk wordt de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid geboden voor wat betreft het inzetten van jeugdhulp. Dit kan op diverse manieren vorm gegeven worden. Kern is dat de gemeente in principe keuzevrijheid in het productaanbod moet borgen, tenzij er belangen (inkoop/aanbod, kwaliteit) zijn die dit niet mogelijk maken. In dit stadium is het van belang als kader vast te stellen dat het voor inwoners van Goeree-Overflakkee mogelijk moet zijn die jeugdhulp te kiezen die past bij de specifieke situatie van het gezin, mits deze kwalitatief toereikend is. Een belangrijk instrument hiervoor is het persoonsgebonden budget (PGB). De gemeente dient een keuze te maken over de wijze van aanbieden van Jeugdzorg. Dit kan middels het verstrekken van een PGB of door ondersteuning in natura aan te bieden. Bij een PGB ontvangt degene die ondersteuning nodig heeft een budget en kan hij/zij hiervoor zelf de benodigde ondersteuning inkopen. Bij ondersteuning in natura wordt de benodigde ondersteuning geleverd door zorginstellingen, waarmee een overeenkomst is gesloten. In de nieuwe Jeugdwet is opgenomen dat de gemeenten de mogelijkheid hebben om jeugdhulp in de vorm van een PGB toe te kennen. Wanneer een voorziening in natura redelijkerwijze niet toereikend kan worden geacht, heeft een gemeente hiertoe zelfs de plicht. Enerzijds is een PGB een goed instrument om de benodigde ondersteuning in te kopen. Het biedt de ontvanger van een PGB een grotere keuzevrijheid en meer flexibiliteit dan wanneer ondersteuning in natura wordt geboden. Zij houden hiermee de regie in eigen hand en de hulp kan goed op de situatie worden afgestemd. De toegang tot bepaalde voorzieningen wordt met een PGB vergroot en bij de budgethouder ontstaat een vergroting van het kostenbewustzijn. Anderzijds dient de ontvanger van een PGB wel over bepaalde competenties te beschikken, aangezien zij zelf overeenkomsten met zorgaanbieders moeten gaan afsluiten. De budgethouder heeft een eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de benodigde kwaliteit in de ondersteuning wordt geleverd. Daarnaast dienen zij een administratie bij te houden, het budget te beheren en achteraf verantwoording af te leggen over de inzet van het budget. Een ander risico is dat een PGB door schuldeisers kan worden opgeëist, waardoor de ontvanger zonder ondersteuning komt te zitten. Concluderend kan gesteld worden, dat het verstrekken van een PGB een wettelijke verplichting is en daarnaast voordelen met zich mee kan brengen voor een cliënt. Om
22
de eventuele risico’s zoveel mogelijk in te perken is het wel van belang nadere voorwaarden hieraan te verbinden waarin onder meer bepaald moet worden voor welke zorgvormen een PGB wordt ingezet en waarvoor niet. Een PGB kan bijvoorbeeld niet worden ingezet bij het preventieve aanbod, zoals bij opvoed- en opgroeiadviezen en ook niet voor ondersteuning in het gedwongen kader. Kader 4 | Zorgmijders in beeld door vroegsignalering op logische vindplaatsen Burgers en hun omgeving met multiproblematiek zijn soms zorgmijdend en geven zelf geen signalen af of proberen signalering door anderen (school, maatschappelijk werk etc.) tegen te gaan. In de signalering moeten daarom de observaties vanuit verschillende plekken bijeen worden gebracht. Verschillende partijen, vaak niet zorggerelateerd, komen bij mensen thuis dan wel met deze mensen in aanraking (denk ook aan gemeentelijke sociale dienst). Belangrijk is de vroegsignalering, zodat verschillende partijen in logische verbanden of bestaande netwerken beter met elkaar samenwerken. De gemeente neemt hierin een regierol, omdat daardoor gemakkelijk gebruik gemaakt kan worden van de bestaande gemeentelijke netwerken. De netwerken rond school, zorgnetwerk rond huisarts, WMO-loket gemeente (in gekantelde vorm) en het CJG zijn de verbanden waarop geïnvesteerd moet worden. Kader 5 | Maatschappelijke effecten worden gemonitord Belangrijk kader voor het nieuwe jeugdstelsel is het monitorings- of sturingsinstrument waarmee zowel de werking van het stelsel als het maatschappelijke effect van de gezamenlijke inspanning gemeten kan worden. Feitelijk gaat het om de kwaliteit en om de financiën. Om daarop te kunnen sturen is monitoring nodig. Zowel het Rijk als de gemeente krijgen daarin een verantwoordelijkheid. Het Rijk blijft na de decentralisaties verantwoordelijk voor de werking van het jeugdstelsel. De beleidsvrijheid van gemeenten kan begrensd worden door landelijke uniforme rechten en plichten op het terrein van rechtsbescherming en rechtszekerheid. Ook wil het Rijk het systeem monitoren op bereikte resultaten door middel van meten, benchmarken en vergelijken. Het Rijk wil dat de decentralisaties voldoen aan randvoorwaarden. De gemeente is zelf ook verantwoordelijk voor monitoring van de werking van het stelsel. In de concept jeugdwet is onder art. 7.4 opgenomen dat de gemeente gegevens moet verwerken ten behoeve van: 1. de totstandbrenging van een samenhangend gemeentelijk beleid ten aanzien van jeugdhulp; 2. de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; 3. toegang van jeugdigen en hun ouders tot de jeugdhulp. Naast deze wettelijk voorgeschreven monitoring is het van belang dat de gemeente, met in achtneming van de voorwaarden waarmee het Rijk komt, de effecten van het nieuwe stelsel kan meten en tevens een uitspraak kan doen over hoe de extra inspanning zich verhoudt tot de maatschappelijke baten. De centrale vraagstelling is of de aanpak leidt tot een effectievere hulpverlening, een vroegtijdiger ingrijpen en een afnemend beroep op duurdere zorg (minder uitkeringen, uithuisplaatsingen, maatschappelijke opvang, tweedelijnszorg en kosten voor politie en justitie). Dit betekent dat de gemeente meer in moet zetten op het meten van maatschappelijke effecten (daar zijn al verschillende landelijke voorbeelden van) en het ontwikkelen van een systeem om maatschappelijke kosten en baten te analyseren.
23
Kader 6 | In zorg zijnde cliënten gaan zorgvuldig over in het nieuwe stelsel Cliënten die op 01-01-2015 reeds in zorg zijn of op een wachtlijst staan zullen te maken krijgen met een stelselwijziging. Het is van belang dat voor deze doelgroep de continuïteit van ondersteuning gewaarborgd is. Ook voor aanbieders is het van belang tijdig te weten waar ze aan toe zijn. Hierbij moet rekening gehouden worden met voorwaarden die eventueel vanuit de rijksoverheid worden gesteld. Vermoedelijk zal de wettekst zogenoemde ‘overgangsbepalingen’ bevatten. Om een zorgvuldige overgang te kunnen garanderen is het van belang dat de gemeente inzichtelijk heeft voor wie zij vanaf 1 januari 2015 financieel en zorginhoudelijk verantwoordelijk wordt en hoe dit zich verhoudt tot de beschikbare middelen. Kader 7 | ´Lokale kennis´ blijft zoveel als mogelijk is behouden Een belangrijk uitgangspunt achter de verschillende transities is de gedachte dat de lokale overheid dichter bij de doelgroep staat en in staat is de ondersteuning beter af te stemmen op de specifieke situatie van de burger. Het is daarvoor essentieel zicht te hebben op de ´couleur locale´: lokale organisaties, verenigingen, structuren etc. Voor het wel slagen van transities is het van belang dat deze kennis van het begin af aan aanwezig is. Dit pleit ervoor personen en instanties die in het huidige stelsel de nodige ervaring op hebben gedaan en over veel ‘lokale kennis’ beschikken, te binden aan partijen die nu of in de toekomst betrokken zullen zijn bij de gemeentelijke Jeugdzorg. Uiteraard is het daarbij wel van belang dat dit alles past in het profiel dat de gemeente in het nog te ontwikkelen jeugdstelsel voor ogen heeft. Kader 8 | Het stelsel wordt zo lokaal mogelijk georganiseerd In hoofdstuk 3 van deze Kadernota is ingegaan op de noodzaak tot bovenlokale samenwerking. Dit leidt onvermijdelijk tot het vraagstuk welke delen van het stelsel en het productaanbod lokaal en welke delen bovenlokaal vormgegeven gaan worden. Het is van belang hiervoor een kader te stellen, ondanks dat er op dit moment geen exacte duidelijkheid gegeven kan worden over de precieze onderdelen van het stelsel en de in te kopen producten. De decentralisatie van de Jeugdzorg is ingegeven vanuit de gedachte dat de lokale overheid meer maatwerk en daarmee een betere dienstverlening kan realiseren. Dit uitgangspunt pleit ervoor zoveel mogelijk lokaal vorm te geven. Bij het vormgeven van de bovenlokale samenwerking zal dan ook vanuit dit principe te werk worden gegaan.
24
Hoofdstuk 6 | Vervolgproces Inleiding De doelgroep die met de decentralisatie van de Jeugdzorg naar de gemeente overkomt is kwetsbaar. Dit betekent dat er een gedegen voorbereidingsproces gewenst is om risico’s zoveel mogelijk te minimaliseren. Dit hoofdstuk gaat kort in op de structuur, maar vooral op het verloop van het vervolgproces en de rol hierin van de gemeenteraad en belangengroeperingen.
Structuur Er is gekozen om een gezamenlijk invoeringstraject te doorlopen voor de verschillende transities. Een centrale rol hierin vervult het gemeentelijk 3D-team. In dit team vindt informatie-uitwisseling en afstemming plaats met betrekking tot alle inhoudelijke en procesmatige aspecten van de verschillende transities. De verschillende transities hebben een aantal vraagstukken gemeen. Deze worden uitgewerkt in zogenaamde ‘expertteams’. Concreet gaat het dan om: 1. het bevorderen van gekanteld werken door professionals; 2. het signalering van behoefte aan ondersteunen; 3. het bepalen van de toegang tot ondersteuning; 4. het voeren van zorgregie; 5. het bevorderen van eigen kracht; 6. inkoop bij en samenwerking met en tussen zorgaanbieders. De expertteams worden zo praktisch mogelijk georganiseerd en er wordt aangestuurd op concrete resultaten. De expertteams geven algemene aanbevelingen voor het ontwikkelen van beleid en processen. Het resultaat van een expertteam is een advies aan het gemeentebestuur. Naast de expertteams is voor iedere decentralisatie een klankbordgroep in het leven geroepen, omdat iedere decentralisatie zijn eigen specifieke beleidsaspecten heeft die uitgewerkt moeten worden.
Planning In bijlage 2 is een planning opgenomen waarin, in de tijd, de activiteiten van de expertteams en de klankbordgroepen is uitgezet. Deze planning is een globale planning voor de invoeringsperiode. De te doorlopen processen zijn opgedeeld in een aantal fasen. Per fase worden specifieke planningen gemaakt die op de website van de gemeente zijn te raadplegen.
Rol gemeenteraad en belanghebbenden in vervolgproces Tot slot is hieronder de rol van de gemeenteraad en andere belanghebbenden (professionals, vrijwilligersorganisaties en maatschappelijk middenveld) in het vervolgproces in beeld gebracht. Fase 1. Analyse en kaderstelling
2.
Kiezen
Eindresultaat Kadernota met daarin een verkenning, impactanalyse en algemene kaderstellende uitgangspunten. Beschrijving jeugdstelsel, gebaseerd op Kadernota, met daarin gewenste maatschappelijke effecten toegespitst op de decentralisatie Jeugdzorg. Essentiële
Rol gemeenteraad Stelt kaders vast op basis waarvan beleid ontwikkeld en uitgewerkt wordt.
Rol belanghebbenden Het document wordt ter inspraak voorgelegd aan de klankbordgroep decentralisatie Jeugdzorg.
Stelt jeugdstelsel vast.
Einddocument wordt ter inspraak voorgelegd aan klankbordgroep. Daarin opgenomen resultaten uit expertteams zijn afgestemd met de deelnemers van de
25
3.
Uitwerken en ontwikkelen beleid
4.
Inrichten en organisatie
inrichtingskeuzes worden gemaakt. Mogelijk specifieke notities per aandachtsgebied (CJG). Beleidsplan met daarin benoemd hoe implementatie wordt vormgegeven en maatschappelijk effecten bereikt gaan worden (contracteren, samenwerken, beleidskeuzes), eventueel verordeningen en mogelijk toekomstnotities per aandachtsgebied. Feitelijke uitvoering van implementatieplan.
expertteams en zullen worden voorgelegd aan cliënten en burgers. Formeel juridische documenten worden vastgesteld door de gemeenteraad. Overige documenten gaan ter kennisname naar de gemeenteraad.
Klankbordgroep, cliënten en burgers worden op vitale onderdelen bij het opstellen van de stukken betrokken. Alle stukken worden ter inspraak aan klankbordgroep voorgelegd.
Gemeenteraad wordt periodiek over voortgang geïnformeerd.
Voortgang implementatie wordt periodiek door middel van bestaande nieuwsbrief gecommuniceerd.
26
Bijlage 1: Notitie Samenwerking decentralisatie Jeugdzorg
27
Notitie Samenwerking decentralisatie Jeugdzorg
Gemeente Goeree-Overflakkee Cluster Jeugd 22 februari 2013
Inleiding De gemeente Goeree-Overflakkee bereidt zich voor op de decentralisatie van de Jeugdzorg. In deze notitie wordt daaronder verstaan: de provinciale jeugdzorgtaken, de jeugd geestelijke gezondheidszorg (jeugd GGZ), jeugd (licht) verstandelijk gehandicapt (jeugd LVB), jeugd reclassering en Jeugdbescherming. In het eerste halfjaar van 2013 vindt er een analyse plaats van de te verwachten opgave en de huidige positie voor Goeree-Overflakkee. Het is onder meer de bedoeling om in deze fase duidelijk te maken hoe de gemeente de bovenlokale bestuurlijke – en in het verlengde daarvan: ambtelijke – samenwerking vorm gaat geven. Voor het vervolgproces is duidelijkheid hierover in deze fase van belang. Enerzijds omdat het wettelijk verplicht is om voor 31 mei 2013 (zie decentralisatiebrief Plasterk, 19 februari 2013) duidelijkheid hierover te verschaffen aan de landelijke overheid. Anderzijds is dit van belang om de belangen van Goeree-Overflakkee te borgen en noopt de beperkte ambtelijke capaciteit hiertoe. Probleemstelling Wie de huidige regionale positie van de gemeente Goeree-Overflakkee op het gebied van de jeugd(gezondheids)ondersteuning in beeld brengt, wordt geconfronteerd met een tamelijk complexe werkelijkheid. De gemeente ‘hangt’ als het ware tussen twee regioverbanden in: de Stadsregio Rotterdam en de regio Zuid-Holland Zuid. Voor wat betreft de Stadsregio Rotterdam (SR): de gemeente participeert formeel niet in dit samenwerkingsverband (WGR+regio), maar heeft er wel nauwe en natuurlijke samenwerkingsrelaties mee. Samen met de gemeenten die in de SR participeren wordt vorm gegeven aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), de jeugdgezondheidszorg, de GGD (epidemiologisch onderzoek jeugd) en diverse (verplichte) voorzieningen op het terrein van justitie, veiligheid, huiselijk geweld, maatschappelijke opvang, etc. Voor wat betreft de regio Zuid-Holland Zuid (ZHZ) noopt de huidige organisatie van de Jeugdzorg tot samenwerking. Dit komt omdat Goeree-Overflakkee voor haar provinciale Jeugdzorg aangewezen is op de provincie Zuid-Holland (in de SR regelt de Stadsregio dit voor haar deelnemende gemeenten). Als overdragende partij is de provincie een belangrijke partner voor de gemeente (ontvangende partij). In de provincie Zuid-Holland zijn verschillende samenwerkingsverbanden tussen gemeenten ontstaan, welke gestructureerd en zinvol het gesprek aangegaan met de provincie om de overdracht zo soepel mogelijk te laten verlopen. Eén van die samenwerkingsverbanden is de regio ZHZ, waar Goeree-Overflakkee door de provincie aan is toegevoegd. Met beide samenwerkingsverbanden voert de gemeente GoereeOverflakkee (dan wel haar rechtsvoorgangers) in geringe mate op ad-hoc basis overleg, omdat er ten aanzien van beide samenwerkingsverbanden belangen liggen. Naast de twee hiervoor genoemde samenwerkingsverbanden is het ook mogelijk samenwerking te zoeken met de gemeenten in Zeeland. Ook deze variant zal derhalve in deze notitie afgewogen worden. Het is wettelijk, maar ook inhoudelijk, van belang een keuze te maken. Wettelijk omdat de gemeente in de nieuwe Jeugdwet verplicht wordt op bepaalde gebieden samen te werken. Jeugdreclassering en Jeugdbescherming worden dan vaak genoemd. De rijksoverheid volgt (i.s.m. de VNG) de vorming van deze samenwerkingsverbanden nauw6. Inhoudelijk is een keuze van belang omdat het specialisme en de omvang van bepaalde zorgvormen dusdanig is dat dit alleen te realiseren valt door bovenlokaal samen te werken. Niet alleen voor de bovenlokale, maar ook voor de lokale taken worden samenwerkingsafspraken ontwikkeld tussen 6
In dat verband is het relevant te melden dat de VNG inmiddels op ambtelijk niveau contact heeft gezocht met de gemeente Goeree-Overflakkee om aan te geven dat zij duidelijkheid van de gemeente wil over het samenwerkingsverband waarvoor de gemeente kiest. In voorlopige VNG-brochures is de gemeente ingedeeld bij de regio Rijnmond. Vanuit de provincie Zuid-Holland zijn hier kanttekeningen bij geplaatst.
28
verschillende partijen met diverse verantwoordelijkheden. In dit alles heeft iedere gemeente zijn eigen belangen. Voor Goeree-Overflakkee is op dit moment niet duidelijk in welk samenwerkingsverband zij haar belangen moet borgen. Het behoeft geen betoog dat dit zorgelijk is en nadelig uit kan pakken voor de gemeente. Beide regio’s voeren immers gesprekken met aanbieders en verkennen mogelijkheden om de Jeugdzorg te innoveren (transformatie). Daar worden principiële keuzes gemaakt die de belangen van gemeenten raken. Zolang gemeente Goeree-Overflakkee geen keuze maakt tussen een samenwerkingsverband, is er ook geen sprake van volwaardige participatie die tot een volwaardige inbreng leidt, hetgeen een verlies van invloed betekent. Ook op uitvoeringsniveau leidt dit tot moeilijk werkbare situaties, omdat ook op dit niveau langzaam maar zeker principiële keuzes gemaakt moeten worden. Last but not least is de participatie in twee samenwerkingsverbanden inefficiënt en ambtelijk, maar wellicht ook bestuurlijk, niet vol te houden. Het maken van een keuze is gewenst en noodzakelijk. Te borgen belangen en afbakening samenwerking Om te komen tot een keuze, is het van belang om de uitgangspunten te benoemen die voor Goeree-Overflakkee leidend zijn in de transitie en transformatie van de Jeugdzorg. Wat wil de gemeente – op termijn – bereiken met de Jeugdzorg? Waar liggen haar belangen? Pas daarna kan een gefundeerde keuze gemaakt worden. Hieronder zijn, op basis de (concept) Visie op de inrichting van het sociale domein op GoereeOverflakkee 2013, de relevante belangen geïnventariseerd die betrekking hebben op een keuze tussen samenwerkingsverbanden Jeugdzorg. 1. Vernieuwend | de gemeente streeft naar zorgvernieuwing. Enerzijds is dit het principe één gezin, één plan, één regisseur en één budget, anderzijds gaat om het kantelen van de vraag naar ondersteuning. Deze zorgvernieuwing, waar zowel de burger als de gemeente belang bij heeft, moet mogelijk blijven en het specifieke van GoereeOverflakkee moet hierin geborgd kunnen worden. Van belang is te benoemen dat de gemeente hierin een belangrijke rol ziet weggelegd voor het lokale CJG (signalering en toegang). 2. Natuurlijk | gezocht moet worden naar natuurlijke samenwerkingsverbanden. Veel taken grijpen in elkaar: Jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg bijvoorbeeld, maar ook Jeugdzorg en veiligheid. Daarom is het, voor met name de burger, maar ook voor uitvoerende partijen, van belang aansluiting te zoeken bij die regio waarbinnen de natuurlijke samenwerkingsverbanden al tot stand zijn gekomen. Hierdoor worden afstemmings- en overdrachtsproblemen tot een minimum beperkt. 3. Speciaal | Goeree-Overflakkee is een gebied met een eigen cultuur, eigen identiteit en specifieke maatschappelijke structuur. Ten aanzien van de Jeugdzorg uit dit zich onder andere in het identiteitsvraagstuk. De afspraken binnen een samenwerkingsverband moeten geen belemmering vormen om deze belangen te borgen en de kansen en mogelijkheden die dit biedt te gebruiken. 4. Zorgvuldig | de doelgroep waar de gemeente voor verantwoordelijk wordt, noodzaakt de gemeente tot een zorgvuldige transitie. 5. Inzet | de ambtelijke en financiële inzet van de gemeente is beperkt. Het is daarom van belang ook dit punt in de afwegingen te betrekken. Geen van beide samenwerkingsverbanden zal geschikt zijn om alle belangen te borgen. Het gaat dan ook om de strategische keuze in welke regio, welk belang geborgd moet worden en in hoeverre hier ambtelijke dan wel bestuurlijke op ingezet wordt.
29
Daarbij is het van belang de gebieden waarop samenwerking gezocht wordt afdoende af te bakenen. Generiek uitgangspunt hierbij is dat alleen samenwerking gezocht wordt waar dit wettelijk verplicht of inhoudelijk absoluut noodzakelijk is. Dit zal hoofdzakelijk het geval zijn waar het de zorgverlening betreft van specifieke dienstverlening. Qua signalering, toegang en laagdrempelige, preventieve hulp, wil de gemeente zoveel als mogelijk is, een eigen zelfstandige koers varen. In het vormgeven van dit specifiek autonome domein, kan elke gemeente zijn eigen beleid ontwikkelen. Het maken van een keuze om samen te werken met grotere verbanden, staat niet in de weg dat in het vormgeven van het lokale beleid, voor deeltaken of pilots gekeken wordt naar regio’s als Voorne-Putten of Schouwen-Duiveland. Beoordeling In bijlage 1 zijn de twee samenwerkingsverbanden beoordeeld. Er is inzichtelijk gemaakt in hoeverre de verschillende belangen geborgd kunnen worden in de afzonderlijke samenwerkingsverbanden. De regio Zuid-Holland Zuid is daarbij uitgesplitst in een drietal gremia: de samenwerkende gemeenten, de provincie Zuid-Holland en Bureau Jeugdzorg. Dit is gedaan omdat de belangen en daarmee de strategische inzet van de gemeente, per gremia verschilt. Tot slot is ook de regio Zeeland aan het overzicht toegevoegd. Conclusie en aanbevelingen Concluderend kan gesteld worden dat de gemeente Goeree-Overflakkee voor de toekomstige organisatie van de Jeugdzorg zich vooral moet richten op de samenwerkende gemeenten in de regio Rijnmond (gemeenten rondom de Stadsregio Rotterdam; de Stadsregio zelf – WGR+regio – zal binnenkort ophouden te bestaan). Met deze gemeenten, dan wel organisaties die voor deze regio werken, liggen veel natuurlijke samenwerkingsverbanden. Bovendien pakt de regio het jeugdzorgdossier zeer vernieuwend op. Daarbij is het van belang de gebieden waarop samenwerking gezocht wordt afdoende af te bakenen en vooral op die gebieden te zoeken waar er sprake is van een wettelijke plicht of inhoudelijke noodzaak. Het verdient aanbeveling om te onderzoeken in hoeverre er binnen dit samenwerkingsverband gezamenlijk op te trekken valt met de gemeenten op Voorne-Putten. Voor de overdracht van de huidige provinciale jeugdzorgtaken is het van belang binding te houden met de Provincie Zuid-Holland. Gezien de andere taken op deze portefeuille, verdient het aanbeveling dit zo beperkt mogelijk, vooral bestuurlijk, in te vullen. Speciale aandacht verdient de positie van Bureau Jeugdzorg. Voor zowel een zorgvuldige overdracht van de huidige provinciale jeugdzorgtaken (inclusief bijbehorende signaleringstaken) als de ontwikkeling van een nieuw jeugdzorgproces is het van belang in overleg te treden met Bureau Jeugdzorg. Onderzocht moet worden op welke wijze de door Bureau Jeugdzorg opgebouwde expertise en kennis (zowel voor wat betreft toegang als de (organisatie) van uitvoerende taken gebruikt dan wel geborgd kan worden in de nieuwe werkwijze. Er is nagenoeg geen reden om aansluiting te zoeken bij, dan wel ambtelijk te investeren in, samenwerking met de regio Zuid-Holland Zuid. Het is, gezien de omvang van de belangen, het ontbreken van essentiële ketenpartners en de onduidelijkheid over de (voorgenomen) organisatie van de Jeugdzorg in Zeeland (nog) niet opportuun in dit stadium voor bovenlokale taken aansluiting te zoeken bij gemeenten uit de provincie Zeeland. Wel kan er ten aanzien van het lokale preventieve jeugdbeleid op onderdelen, indien daar aanleiding voor is, met bijvoorbeeld Schouwen-Duiveland worden samengewerkt.
30
Samenwerkende gemeenten in de Stadsregio Rotterdam Regio Zuid-Holland Zuid (regio ZHZ) Vernieuwend (SR) Bij de SR heeft zorgvernieuwing hoge prioriteit. De regio ZHZ lijkt vooralsnog vooral in te steken op Gezamenlijk wordt niet alleen geïnvesteerd in het een beleidsarme transitie. Ingestoken wordt op een transitieproces, maar nadrukkelijk ook in het overname van de huidige jeugdzorg waarbij transformatieproces door middel van proeftuinen. aanbieders gevraagd is de verwachte korting te De overdracht van de jeugdzorg wordt zelfs gebruikt realiseren. om een vernieuwinsslag te maken. Natuurlijk
Met de SR is, met name op uitvoeringsniveau, veel samenwerking. Dit betreft de jeugdgezondheidszorg, het CJG, de justitiële (veiligheidshuis) en veiligheidsketen (meldcodes, etc.). Alleen de BJZfunctie is niet binnen dit samenwerkingsverband georganiseerd.
Behoudens de samenwerking voortvloeiend uit de huidige organisatie van de jeugdzorg (BJZ Dordrecht en aanbieders) is er nagenoeg geen afstemming met deze regio. Noch op beleidsmatig gebied noch in de uitvoering. Qua aanbieders is er overlap, die er echter ook met de gemeenten in de Stadsregio is.
Speciaal
De SR heeft, in navolging van de Stichting CJG en de GGD RR, oog voor de specifieke situatie van GoereeOverflakkee. Het samenwerkingsverband is echter groot qua omvang wat gunstig (er zullen zich sneller specifieke situaties voordoen), maar ook ongunstig (de moloch walst overal over heen) kan zijn voor uitzonderingen. Samenwerking met soortgelijke regio's zoals Voorne-Putten kan waardevol zijn.
Zorgvuldig
Inzet
Conclusie
De SR heeft geen enkele rol in de transitie van de jeugdzorg voor Goeree-Overflakkee omdat zij hierin geen partij is. Van de gemeente Goeree-Overflakkee wordt geen financiële bijdrage meer verlangd voor het uitvoeren van het Programmaplan Decentralisatie Jeugdzorg. Wel is er ambtelijke inzet en financiële inbreng vereist respectievelijk gewenst in verband met het vervolgproces. De omvang hiervan moet nog door de deelnemende gemeenten vastgesteld worden.
De SR is vooral van belang voor de toekomstige organisatie van de jeugdzorg. De SR is hierin het meest vernieuwend bezig en sluit het best aan bij de natuurlijke samenwerkingsverbanden die er beleidsmatig en uitvoerend al zijn. Wel verdient het aandacht de rol van BJZ Dordrecht hierin nader te onderzoeken en samenwerking te zoeken met de (vergelijkbare) regio Voorne-Putten.
Provincie Zuid-Holland (PZH) Niet aan de orde. Vanaf 2015 heeft PZH geen rol meer in de jeugdzorg. De gedeputeerde heeft te kennen gegeven zich zeer terughouden op te stellen bij de transitie van de jeugdzorg.
Is niet aan de orde. BJZ is vooral uitvoerder en geen beleidsontwikkelaar. Toekomst BJZ is ongewis en afhankelijk van keuze gemeente dan wel samenwerkingsverband waar gemeente in participeert.
Gemeenten Zeeland Kan in dit stadium niet beoordeeld worden.
BJZ is momenteel de toegangspoort tot Jeugdzorg voor burgers van Goeree-Overflakkee. Dit vloeit voort uit de huidige wettelijke indeling. De insteek is deze toegangstaken (deels) te beleggen in het lokale CJG of andere lokale samenwerkingsverbanden. De opgebouwde deskundigheid van BJZ kan hierbij een waardevolle aanvulling zijn. Ontwikkelingen in de SR kunnen hierop van invloed zijn. BJZ is ook dienstverlener en inkoper van jeugdzorg voor GoereeOverflakkee. Deze taken zullen vermoedelijk of door de gemeente Goeree-Overflakkee zelf vorm gegeven worden, of door het samenwerkingsverband waar de gemeente bij aanhaakt.
Met de gemeenten in Zeeland is op uitvoeringsniveau en beleidsmatig nagenoeg geen samenwerking op het terrein van de Jeugdzorg. Voor wat betreft de jeugdgezondheidszorg, het CJG, de justitiële- en veiligheidsketen, Bureau Jeugdzorg etc. zijn er geen natuurlijke samenwerkingsverbanden. Bij de complexe en risicovolle jeugdzorgtaken noopt dit tot terughoudendheid.
De ‘overzichtelijkheid’ van de regio ZHZ en Niet van toepassing. Vanaf 2015 heeft PZH geen rol meer overeenkomsten qua denominatie lijkt aan te sluiten in de jeugdzorg. bij de (ei)landelijke structuur op GoereeOverflakkee. De regio ZHZ is echter niet van nature gericht op Goeree-Overflakkee wat onder meer tot uiting is gekomen bij het opstellen van het transitieplan voor de regio ZHZ waar GoereeOverflakkee niet bij betrokken is.
Idem als onder 'Regio Zuid-Holland Zuid'.
De gemeenten in Zeeland lijken qua sociale structuur, landelijkheid en denominatie op de gemeente Goeree-Overflakkee. De gemeenten zijn van nature echter niet gericht op Goeree-Overflakkee hetgeen met name ingegeven is door de provinciale grenzen.
Regiogemeenten - in de regio ZHZ, maar ook de andere regiogemeenten - kunnen van belang zijn in de opstelling richting de provincie.
PZH is als 'overdragende partij' belangrijke partner voor een zorgvuldige overdracht en het delen van kennis.
Bezit veel deskundigheid inzake toegang tot de jeugdzorg.
Deelname aan de regio ZHZ vereist inbreng van een deel van de voorbereidingsmiddelen. Daarnaast is ambtelijke inzet vereist.
Niet van toepassing. Vanaf 2015 heeft PZH geen rol meer in de jeugdzorg.
De belangen om samenwerking te zoeken bij de regio ZHZ zijn beperkt en liggen vooral daar waar het een zorgvuldige transitie betreft van de huidige jeugdzorg. Voor doorontwikkeling van de jeugdzorg is er weinig reden om aan te sluiten bij dit samenwerkingsverband. Wel kan de regio van belang zijn in de opstelling richting de provincie Zuid-Holland.
Niet van toepassing. Vanaf 2015 heeft PZH geen rol meer in de jeugdzorg.
Bureau Jeugdzorg Dordrecht (BJZ)
Rol PZH in toekomstige organisatie van de jeugdzorg is gering. Waar relevant, gaat het vooral om de overdracht van kennis en gegevens. Vooral bestuurlijke overleggen. Advies: geen ambtelijke inzet (op ad-hoc basis samenwerking zoeken), beperkte bestuurlijke inzet.
De gemeenten in Zeeland hebben geen enkele rol in de transitie van de Jeugdzorg voor Goeree-Overflakkee.
Niet van toepassing. Los van de keuze voor een samenwerkingsverband is het van belang in gesprek te blijven met Bureau Jeugdzorg over het borgen van de aldaar opgebouwde deskundigheid en een zorgvuldige overdracht van de huidige cliënten.
Kan in dit stadium niet beoordeeld worden.
De toekomst van Bureau Jeugdzorg is ongewis en afhankelijk van keuzes die de gemeente GoereeOverflakkee, dan wel het samenwerkingsverband waarin de gemeente participeert, maakt. Het is om twee redenen van belang in gesprek te blijven met BJZ. Enerzijds om zorgvuldig te werk te gaan met de transitie van de huidige jeugdzorg (inzicht in cliëntstromen, afbouw/overdracht van cliëntgegevens en organisatie van de huidige producten) en anderzijds voor de inrichting van de toekomstige jeugdzorg (benutten opgebouwde kennis en expertise met (toegings-)taken en doelgroep).
In dit stadium is het vanwege de onbekendheid te risicovol op de bovenregionale gebieden samen te werken met gemeenten in Zeeland. Met name qua samenwerkende partners als de Jeugdgezondheidszorg, Raad voor de Kinderbescherming, het Veiligheidshuis, het Veiligheidsplein en de Rechtbank (voogdij) is dit nu nog een brug te ver. Wel is het aan te bevelen op die gebieden die tot de lokale bevoegdheden van de gemeente blijven behoren te onderzoeken op welke wijze een samenwerking mogelijk is.
31
Bijlage 2: Vervolgproces 2013 2
DECENTRALISATIE JEUGDZORG (KLANKBORDGROEP) Trekkers: Johan van Nimwegen/ Cees van den Bos Participatie: formele beleidsdocumenten (geen uitvoeringsdocumenten) worden aan adviesorganen toegezonden en ter inspraak voorgelegd aan klankbordgroep. Trekker bepaalt gedurende het proces of tussentijdse participatie (bij belangrijke keuzemomenten waar veel belangen spelen) gewenst is.
DECENTRALISATIE AWBZ (KLANKBORDGROEP) Trekkers: Soraya Ghanem/ Mathy Baijens Participatie: formele beleidsdocumenten (geen uitvoeringsdocumenten) worden aan adviesorganen toegezonden en ter inspraak voorgelegd aan klankbordgroep. Trekker bepaalt gedurende het proces of tussentijdse participatie (bij belangrijke keuzemomenten waar veel belangen spelen) gewenst is.
INVOERING PARTICIPATIEWET (KLANKBORDGROEP) Trekkers: Laura Heindijk/Desiree Megens Participatie: formele beleidsdocumenten (geen uitvoeringsdocumenten) worden aan adviesorganen toegezonden en ter inspraak voorgelegd aan klankbordgroep. Trekker bepaalt gedurende het proces of tussentijdse participatie (bij belangrijke keuzemomenten waar veel belangen spelen) gewenst is.
EXPERTTEAM TOEGANG, SIGNALERING EN ZORGREGIE
3
4
5
6
7
2014 8
9
10
11
12
1
2
3
1. ANALYSE EN KADERSTELLING
2. KIEZEN
3. UITWERKEN & ONTWIKKELEN BELEID
Eindresultaat: a) verkennende startnotitie ; b) impactanalyse ; c) algemene kaderstellende uitgangspunten .
Eindresultaat: Visiedocument met daarin gewenste maatschappelijke effecten toegespitst op de decentralisatie Jeugdzorg. Bevat beschrijving jeugdstelsel Goeree-Overflakkee. Essentiële inrichtingskeuzes worden gemaakt . Mogelijk specifieke notities per aandachtsgebied (CJG).
Eindresultaat: Beleidsplan met daarin benoemd hoe maatschappelijk effecten bereikt gaan worden (contracteren, samenwerken, beleidskeuzes), eventueel verordeningen en mogelijk toekomstnotities per aandachtsgebied.
1. ANALYSE EN KADERSTELLING Eindresultaat: a) verkennende startnotitie over decentralisatiee en (rijks) besluiten op aanpalende terreinen ; b) impactanalyse van geinventariseerde ontwikkelingen.; c) algemene kaderstellende uitgangspunten.
2. KIEZEN Eindresultaat: Visiedocument met daarin gewenste maatschappelijke effecten toegespitst op de decentralisatie Awbz en de daarmee samenhangende (rijks)ontwikkelingen. Essentiële inrichtingskeuzes worden gemaakt .
1. ANALYSE EN KADERSTELLING
2. KIEZEN
3. UITWERKEN EN ONTWIKKELEN BELEID
Eindresultaat: a) verkennende startnotitie ; b) impactanalyse ; c) algemene kaderstellende uitgangspunten .
Eindresultaat: Visiedoc. gewenste maatsch. effecten . Essentièle inrichtingskeuzes worden gemaakt .
Eindresultaat: Beleidsplan met daarin benoemd hoe maatsch. effecten bereikt gaan worden (contracteren, samenwerken, beleidskeuzes), eventueel verord. en mogelijk toekomstnotities per aandachtsgebied.
1. VERKENNEN
2 UITWERKEN
4
5
6
7
8
9
10
11
12
4. INRICHTEN & ORGANISATIE Eindresultaat: Inkoop georganiseerd, personeleconsequenties vertaald, werkwijzen afgestemd, huisvesting geregeld, etc.
3. UITWERKEN & ONTWIKKELEN BELEID Eindresultaat: Beleidsplan met daarin benoemd hoe maatschappelijk effecten bereikt gaan worden (contracteren, samenwerken, beleidskeuzes), eventueel verordeningen en mogelijk toekomstnotities per aandachtsgebied.
4. INRICHTEN & ORGANISATIE Eindsultaat: Inkoop georganiseerd, personele consequenties vertaald, werkwijzen afgestemd, huisvesting geregeld, etc.
4A ORGANISEREN UITVOERING Eindresultaat: Inrichting procedures, verantwoordelijkheidverdeling, ICT, formatieve conseq., etc. 4B HEROVERWEGING VOORTZETTING WSW-ORGANISATIE
3 CONCLUSIE & VERSLAG
Johan van Nimwegen en Mathy Baijens
EXPERTTEAM BURGERKRACHT
1 VERKENNEN
2 UITWERKEN
3 CONCLUSIE & VERSLAG
Eric Godrie en Meis van Drunen
1 VERKENNEN
EXPERTTEAM GEKANTELD WERKEN VOOR PROFESSIONALS
2 UITWERKEN
3 CONCLUSIE & VERSLAG
32
Laura Heindijk en Soraya Ghanem
1 VERKENNEN
EXPERTTEAM SAMENWERKING EN OPDRACHTGEVERSCHAP Annelies van Es en Cees van den Bos
2 UITWERKEN
3 CONCLUSIE & VERSLAG