Decentralisatie jeugdzorg
Plan van aanpak en visie regio Noord-Limburg Concept d.d. 30 augustus 2012
O Voorwoord In november 2011 hebben de gecombineerde regionale overlegtafels Werk, Inkomen, Jeugd, Onderwijs (Wl JO) en Gemeenschapsontwikkeling de Startnotitie decentralisatie jeugdzorg besproken. De overlegtafels hebben de ambtelijke werkgroep decentralisatie jeugdzorg gevraagd om in het voorjaar van 2012 te komen met een regionale visie op de decentralisatie van de jeugdzorg en een regionaal plan van aanpak. Voor u ligt een eerste versie van het plan van aanpak voor de decentralisatie van de jeugdzorg met daarin verwoord de visie van de regiogemeenten. Op het moment van schrijven van dit plan ontbreken nog vele gegevens die voor een zorgvuldig traject van belang zijn. Wachten totdat alles duidelijk is betekent kostbare tijd voorbij laten gaan. Dat willen wij niet. Wij willen alle tijd die er is, benutten om te werken aan de uiteindelijke doelen achter deze decentralisatie. Dat doel is het vernieuwen van de zorg. Vernieuwen om de zorg goed op de vraag te laten aansluiten, de bureaucratie te verminderen en de kosten te beheersen. Wel is er inmiddels een Conceptwetsvoorstel Jeugdwet beschikbaar (consultatiefase). Duidelijk is dat dit concept gedetailleerd vastlegt waar de gemeente allemaal verantwoordelijk voor wordt en daarmee de beleidsvrijheid van gemeente behoorlijk inperkt. Het is dus de vraag of dit concept voldoende ruimte biedt voor de beoogde transformatie (zie paragraaf 2.3.4). Omdat veel nog niet duidelijk is, zien wij dit plan van aanpak als een "document in ontwikkeling". Een document dat geschreven is met de kennis van nu waarin wij aangeven welke stappen er gezet moeten worden. Voor de korte termijn (2012), zijn deze stappen (redelijk) concreet maar verder in de tijd zijn de stappen steeds meer op hoofdlijnen, ledere keer als ons nieuwe informatie bereikt dan kijken wij wat dit betekent voor ons plan van aanpak en kan dit leiden tot een verdere concretisering of aanpassing van dit plan. "Werk in uitvoering" dus en dit betekent dat u nog vaker een update van of aanvulling op dit plan onder ogen krijgt. Zo heeft de val van het kabinet tot gevolg dat de decentralisaties Begeleiding AWBZ en Wet werken naar vermogen controversieel zijn verklaard. In deze notitie gaan we ervan uit dat ook deze decentralisaties uiteindelijk doorgang gaan vinden. Mocht een update leiden tot een drastische koerswijziging, dan komen wij bij u terug voor besluitvorming hierover. Wij hebben dit plan geschreven voor de verantwoordelijk portefeuillehouders, colleges en gemeenteraden van de zeven regiogemeenten1. Tevens biedt het document een goed vertrekpunt voor het overleg met de bij de jeugdzorg betrokken maatschappelijke partners (voor zover dit overleg niet al gaande is).
1
Dit zijn: Bergen, Gennep, Beesel, Peel en Maas, Venray, Horst aan de Maas en Venlo. Mook en Middelaar is betrokken bij de ambtelijke werkgroep, maar maakt geen deel uit van de regionale stuurgroep.
1 Waarom jeugdzorg naar de gemeenten? 1.1 Aanleiding voorde transitie jeugdzorg De afgelopen jaren zijn er diverse onderzoeken verricht en publicaties verschenen over de het huidige systeem rondom de jeugdzorg en het jeugdbeleid. Vanuit diverse invalshoeken is er gekeken en bekeken. Uit al deze onderzoeken en publicaties komt als grote lijn naar voren: er moet wat moet veranderen en de verantwoordelijkheid kan het beste zo dicht mogelijk bij de burger, dus bij de gemeente kan liggen. Zo is in de evaluatie van de wet op de jeugdzorg geconstateerd dat: problemen te laat worden gezien; niet snel genoeg wordt gehandeld, o.a. door de regeldruk; het speelveld te vol is en er daardoor afstemmingsproblemen zijn; er sprake is van opwaartse druk: te veel doorverwijzing naar zwaardere zorg; er jaarlijks een forse toename is van gebruik van zorg en de kosten daarvan. De conclusie is kortom dat de jeugdzorg "anders en beter" moet. Decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg naar de gemeente is opgenomen in het regeerakkoord. Het rijk heeft geprobeerd dit uit te werken in een bestuursakkoord met de mede overheden (waterschappen, provincies en gemeenten). Omdat de gemeenten één onderdeel (decentralisatie Werken naar Vermogen) van het bestuursakkoord niet geaccordeerd hebben, is er geen sprake van een bestuursakkoord maar van bestuursafspraken. Hierin wordt het volgende gemeld over de decentralisatie van de jeugdzorg: Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Doordat de verschillende onderdelen van de jeugdzorg bij elkaar worden gebracht op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen en onder verantwoordelijkheid van de gemeenten worden gebracht zal integrale ondersteuning en zorg dicht bij huis makkelijker tot stand komen. Het gaat niet alleen om het verleggen van verantwoordelijkheid maar vooral ook om een nieuwe opbouw van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of hun opvoeders binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek. Het systeem kan veel simpeler en moet prikkels bevatten om de nadruk te leggen op (collectieve) preventie en ondersteuning in een vroegtijdig stadium. Het is een uitdaging aansluiting te zoeken bij de mogelijkheden en de kracht van jeugdigen en hun opvoeders en deze te helpen versterken. Dit betekent dus een andere werkwijze van alle betrokken partijen. De gemeente krijgt deze verantwoordelijkheden, zoals het er nu uitziet, vanaf 1 januari 2015. We hebben dus 3 jaar om hier vorm en inhoud aan te geven. 1.2 Huidige situatie jeugdzorg Maar hoe gaat het dan nu in de jeugdzorg? In de startnotitie "Zorg voor de jeugd in NoordLimburg" is dit al uitgebreid aan bod gekomen. Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de huidige en toekomstige situatie.
Figuur 1
AWBZ J-LVG en PGB voor J-LVG en J-GGZ
HUIDIG
TOEKOMSTIG
Rijk
Rijk
Zorgverzekeringswet J-GGZ
Gesloten jeugdzorg J-lVGenPGB voor J-LVG en J-GGZ
RriMn^te^sfödsrëgip '::; S: ^ c y ~ I ; l l l f ¥ ^ ; Ö j p ; ^ ë ijeïf ^ ^ ;ïc C pmbülahiè^zörsl öag bëfianWiffg;>ögënïrlaöëhliëfe: iörg/l l l l l | ï | | l i 3 ê i s g a | g p f f g ; : jeu|f|||ie|5l|mli|E e?T\ c;; ?- ^
Gemeenten Wmo Wpg, Wet op de jeugdzorg Jeugdgezondheidszorg, opvoed- en opgroeiondersteuning, licht ambulante hulp
i | p i i l | Zorgverzekeringswet
Gemeente Nieuw wetgevingskader • Jeugdgezondheidszorg, opvoeden opgroeiondersteuning • Ambulante zorg • Dagbehandeling • Open residentiële zorg • Pleegzorg • Spoedeisende zorg • Gesloten jeugdzorg • Jeugdbescherming • Jeugdreclassering • Jeugd LVG • Jeugd GGZ • PGB o.b.v. j-GGZ of J-LVG
2 Waar wordt de gemeente voor verantwoordelijk? 2.1 Korte beschrijving van de onderdelen van de transitie jeugdzorg De jeugdzorg wordt gedecentraliseerd naar de gemeente. Waar hebben we het dan over? Hieronder de verantwoordelijkheden die de gemeente erbij krijgt. 1 • Ambulante zorg, nu een verantwoordelijkheid van de provincie. Ambulante Jeugdhulp is de verzamelnaam voor een groot aantal verschillende programma's en trainingen. Deze kunnen aan het hele gezin, aan individuele kinderen, jongeren en ouders of aan een groep cliënten worden aangeboden. De hulp kan bij cliënten thuis worden uitgevoerd of op locatie. Ambulante Jeugdhulp kan ook worden gecombineerd met het verblijf van een kind of jongere in een 24-uurs voorziening of met daghulp. 2. Residentiele-, dag-, en crisis opvang, nu een verantwoordelijkheid van de provincie. 3. Jeugd GGZ, nu een onderdeel van de Awbz cq Zorgverzekeringswet (Zvw). Ggz voor kinderen en jongeren (kortweg jeugd-ggz) bestaat uit gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg voor jeugd van 0 tot 18 jaar. 4. Jeugd licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG), nu Awbz gefinancierd. Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke handicap is een voorziening die veel raakvlakken heeft met de jeugdhulpverlening, de jeugd-ggz, de justitiële voorzieningen en de speciale onderwijsvoorzieningen. 5. Gesloten jeugdzorg, nu onder verantwoordelijkheid van VWS. Bij gesloten jeugdzorg wordt een jongere gedwongen opgenomen. De kinderrechter moet een 'machtiging gesloten jeugdzorg' verlenen voor opname. Gesloten jeugdzorg is bedoeld voor jongeren met zulke ernstig gedragsproblemen dat ze bescherming nodig hebben voor zichzelf of voor anderen. 6. Jeugdbescherming en jeugdreclassering, a. Jeugdbescherming. Nu een verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS Als een kind in gevaar is of ouders accepteren de hulp niet die volgens Bureau Jeugdzorg (BJZ) nodig is, dan wordt dit gemeld bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De RvdK onderzoekt vervolgens of de ontwikkeling van het kind ernstig in gevaar is. Als dit zo is verzoekt de RvdK de kinderrechter een maatregel op te leggen. Bureau Jeugdzorg of een landelijk werkende instelling voor voogdij of gezinsvoogdij voert de maatregel uit. De rechter neemt niet zomaar het besluit om een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. Hij wil ook de mening van de ouders horen. En als het kind 12 jaar of ouder is, vraagt de rechter ook zijn mening. b. Jeugdreclassering. Nu een verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie De jeugdreclassering begeleidt jeugdigen tussen 12 en 18 jaar, die met de politie in aanraking zijn gekomen en een proces verbaal hebben gekregen, bijvoorbeeld bij diefstal, geweldsdelicten of vernielingen. Voor elke jeugdige wordt een op maat gesneden begeleidingsplan gemaakt met als belangrijkste doel te voorkomen dat de hij opnieuw strafbare feiten pleegt. De nieuwe verantwoordelijkheden komen dus vanuit het rijk (VWS en VenJ), de Awbz, de Zvw en de provincie. Daar waar er tot voor kort sprake was van een gefaseerde overdracht is nu, mede op aandringen van de gemeenten, gekozen voor één overdrachtsmoment 1 januari 2015. Een uitgebreidere beschrijving van de verschillende soorten jeugdzorg die straks onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, is te vinden in onder meer de brochure die de JeugdZaak aan de VNG heeft aangeboden: http://www.vng.nl/Documenten/actueel/ieugd/2012/20120120 brochure ieuqdzorg.pdf
2.2 Voor welke vormen van zorg moeten we bovenlokaal afspraken maken? Voor de taken op het terrein van jeugdbescherming en jeugdreclassering geldt dat er landelijk dekkende afspraken over de uitvoering op bovenlokaal niveau moeten komen. Voor alle vormen van residentiële zorg en het aanbod van specialistische zorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek is het 'niet verplicht maar wel van groot belang' dat gemeenten op bovenlokaal niveau afspraken maakt over de financiering van de verschillende vormen van zorg. Ook voor de taken van de huidige Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK's) wordt bovenlokale uitvoering geadviseerd, bij voorkeur door aansluiting bij de taken van de Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld. Voor alle genoemde taken geldt dat onder andere de benodigde deskundigheid, de beperkte omvang van sommige doelgroepen en de schaal waarop sommige gespecialiseerde voorzieningen en aanbieders van voorzieningen zijn georganiseerd maken dat gemeenten deze taken beter in samenwerking dan allemaal afzonderlijk kunt oppakken. Het is in eerste instantie aan gemeenten zelf om te bepalen op welke schaalgrootte zij de uitvoering bovenlokaal organiseren. Gemeenten maken zelf afspraken over de wijze waarop zij de financiering van het aanbod organiseren en de financiële risico's (zoals de financiering van dure of zeer specialistische vormen van zorg) onderling verdelen. In de zorg rond jeugdigen bestaan al veel regionale samenwerkingsverbanden. Gemeenten dienen daarom rekening te houden met en zo mogelijk aan te sluiten bij andere relevante samenwerkingsverbanden, waarbij de buitengrenzen bij voorkeur hetzelfde zijn. Denk bij andere samenwerkingsverbanden ook aan het op overeenstemming gerichte overleg over het ondersteuningsplan in het onderwijs met de besturen van samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs. 2.3 Samenhang met andere terreinen/decentralisaties De jeugdzorg is slechts een van de verantwoordelijkheden die aan de gemeenten worden overgedragen. Naast de decentralisatie van de jeugdzorg, krijgen de gemeenten naar verwachting te maken met decentralisatie van het onderdeel begeleiding uit de AWBZ en de decentralisatie met als titel Werken naar Vermogen (zie het voorwoord). Deze drie decentralisaties kennen raakvlakken met elkaar. Naast deze decentralisaties liggen er raakvlakken met de ontwikkeling Passend Onderwijs, een ontwikkeling waar het onderwijsveld leidend in is. Hieronder een korte schets van de inhoud van deze ontwikkelingen. 2.3.1 Decentralisatie Awbz begeleiding naar Wmo De functie begeleiding is bedoeld voor mensen met somatische, psychogeriatrische of psychiatrische problematiek en/of verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of die matige of ernstige beperkingen hebben op het gebied van: » sociale redzaamheid « bewegen of verplaatsen o psychisch functioneren » geheugen- en oriëntatie • (probleem)gedrag (leefvelden) De begeleiding is erop gericht om zelfredzaamheid van mensen met een beperking te bevorderen of compenseren en om verwaarlozing of intramurale opname te voorkomen. Het gaat vaak om kwetsbare mensen met een meervoudige problematiek die zonder ondersteuning niet zelfstandig kunnen functioneren en participeren. Begeleiding wordt individueel of collectief (dagbesteding) aangeboden. Dit kan in de vorm van het aanbieden van structuur zijn, praktische ondersteuning maar ook het ontlasten van mantelzorgers.
Twee instanties indiceren nu voor begeleiding, het CIZ indiceert voor begeleiding voor jongeren met een licht verstandelijke handicap (LVG), de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) indiceren begeleiding voor kinderen met psychische problematiek Geugd GGZ). Aangezien deze jeugdigen in de meeste gevallen een school bezoeken waar zij ook extra aandacht nodig hebben, is de relatie met de ontwikkeling Passend Onderwijs van belang. Het Zorgkantoor regelt de zorg of keert een PGB uit. In het Regeerakkoord is ook een bezuiniging op de AWBZ ingeboekt van € 250 miljoen structureel door een beperking van de AWBZ-doelgroep. Jeugdigen met psychische problemen worden nu geïndiceerd door Bureau Jeugdzorg (BJZ). BJZ geeft aan dat de vraag in 90 tot 95% van de gevallen wordt ingevuld via een PGB. Dit omdat er onvoldoende zorg in natura is voor deze groep. In veel gevallen gaat het om problematiek gerelateerd aan ADHD of een aan autisme verwante stoornis. 2.3.2 Passend onderwijs Bij deze ontwikkeling ligt de primaire verantwoordelijkheid bij het onderwijsveld. Maar het kent een zeer nauwe relatie met de zorg voor de jeugd. Doel van passend onderwijs is zo goed mogelijk onderwijs te bieden aan ieder kind, ongeacht de extra zorgbehoefte. Het kabinet wil met het nieuwe beleid vijf zaken realiseren. • Leerlingen krijgen zo goed mogelijk onderwijs. Scholen krijgen een zorgplicht waardoor leerlingen een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod krijgen op de school van aanmelding of een andere school in de regio. Zo min mogelijk kinderen zitten thuis. • Ouders zijn betrokken bij hun kind op school. Ze denken mee over hoe zij hun kind het beste kunnen ondersteunen. Er is sprake van een werkbaar evenwicht tussen wat de ouders van de school verwachten en wat de school kan bieden. • Docenten zijn goed toegerust. Docenten hebben voldoende bagage om te kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen. Docenten zijn in staat om te signaleren wanneer een leerling extra zorg nodig heeft. Als dat zo is, dan voorzien ze zelf in die behoefte of schakelen ze hulp in, zonder al te veel bureaucratie. » Scholen werken samen met jeugdzorg en gemeenten. De ondersteuning voor leerlingen is afgestemd met de jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en toeleiden naarde arbeidsmarkt: één kind, één gezin, één plan. o Doelmatige investeringen. De besteding van geld is transparant en de resultaten zijn zichtbaar in de klas. De koppeling met de zorg voor de jeugd ligt al in de doelen besloten. Om de zorgplicht op het niveau van de school waar te kunnen maken, moeten onderwijs en andere jeugdvoorzieningen nog hechter samenwerken. De meeste scholen hebben al een zorg- en adviesteam (ZAT), waarin onderwijs en zorg samenwerken. Voor de extra zorg zal ook op een meer generiek niveau afstemming met de gemeente plaats moeten vinden. Op het niveau van het samenwerkingsverband geldt dat het ondersteuningsplan moet worden afgestemd met de betrokken gemeenten. Daarbij kan met de gemeente het zorgplan van het samenwerkingsverband mede worden bezien in het licht van de plannen in het bredere (jeugd)zorgdomein, de manieren waarop bijvoorbeeld zorgtoewijzing plaatsvindt aan een gezin, en toeleiden naar de arbeidsmarkt. Het kabinet Rutte had op passend onderwijs een bezuiniging voorzien. Deze bezuiniging is echter als gevolg van het begrotingsakkoord 2013 komen te vervallen. Ook is in het begrotingsakkoord de invoeringsdatum van het passend onderwijs met 1 jaar opgeschoven naar 1 augustus 2014. 2.3.3 Decentralisatie Wet Werken naar Vermogen Nederland kent diverse regelingen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen. Deze huidige regelingen slagen er (nog) onvoldoende in om mensen het
beste uit zichzelf te laten halen. Hierdoor zijn er nog te veel mensen met een arbeidsbeperking die niet werken terwijl zij daartoe (deels) wel in staat zijn. Of werken in een beschutte omgeving, terwijl dat lang niet altijd nodig is. De Wet werken naar vermogen (WWNV) wordt een brede voorziening met zoveel mogelijk gelijke rechten, plichten én arbeidsmarktkansen voor mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruikmaken van de verschillende regimes van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), Wet werk en bijstand (WWB)/Wet investeren in jongeren (WIJ). De uitkeringsvoorwaarden, financiering, ondersteuning en uitvoering van de huidige regelingen worden met de nieuwe wet zoveel mogelijk gelijk getrokken. 2.3.4. Transitie en transformatie De decentralisatie van de jeugdzorg kent twee dimensies: transitie en transformatie. Transitie is het overdragen van de verantwoordelijkheid van de ene overheid (in dit geval van rijk of provincie) naar een andere (in dit geval de gemeente). Een transitie heeft meetal een duidelijke startdatum en een eindpunt. De verantwoordelijkheid voor een transitie ligt bij de betrokken overheden. In dit geval rijk, provincies en gemeenten. Een transformatie is gericht op inhoudelijke vernieuwing en cultuurverandering: het anders doen. Het gaat om het realiseren van de beoogde inhoudelijke maatschappelijke effecten zoals ander gedrag van professionals en burgers, andere cultuur bij instellingen en overheid, andere omgang tussen burgers, professionals, instellingen en gemeente. Een transformatieproces kent vaak nog wel een redelijk te duiden beginpunt, het eindpunt is lastig te benoemen. De verantwoordelijkheid voor de transformatie ligt in dit geval bij de gemeenten. De gemeente zal hieraan handen en voeten moeten geven samen met instellingen, professionals maar vooral burgers. Wij willen met de voorbereidingen op de transitie een begin maken met de transformatie. 2.2.4 Conclusie Als we de decentralisatie jeugdzorg als een losstaande ontwikkeling behandelen dan is falen onvermijdelijk. Deze decentralisatie moet in samenhang met de hierboven genoemde ontwikkelingen worden opgepakt. Maar het houdt niet op bij het met elkaar verbinden van nieuwe taken. De nieuwe taken moeten worden verbonden en verknoopt met onze huidige taken. Het onderstaande (niet complete) schema geeft de complexiteit van onze opgave goed weer. Willen we succesvol zijn dan is een algehele herijking van al ons beleid op het sociaal maatschappelijk terrein noodzakelijk. Richtinggevend bij deze herschikking is de recentelijk vastgesteld regiovisie. Deze zal uitgewerkt moeten worden in een regionale sociaal maatschappelijke structuurvisie (RSMS) waardoor we al ons beleid op dit brede werkveld moeten gaan herordenen.
Jeugdbeleid O
Veiligheidsbeleid: veiligheidshuis
(Jeugd)gezondheidszorg we
7s
0)
Z5 0
73
Wmo breed en smal
0
Ö" 03 wsw
Participatiebudget
Vrijwilligersbeleid
schuldhulpverlening
CQ
3 Onze visie 3.1 Uitgangspunten van onze visie Zoals eerder beschreven is de decentralisatie van de jeugdzorg complex. Vooraf moet duidelijk zijn dat, ook als de taken en verantwoordelijkheid bij de gemeenten liggen, er geen 100% garantie of zekerheid te geven is dat er zich geen (ernstige) problemen zullen voordoen. Duidelijk is dat het gaat om kwetsbare jeugd en gezinnen. Het is een omvangrijke operatie die samenhangt met veranderingen op diverse andere terreinen (WMO, onderwijs, AWBZ, WWnV, CJG, ZAT, etc). Juist bij een dergelijke complexe en omvangrijke operatie is het van belang deze te benaderen vanuit een gezamenlijke visie en uitgangspunten te formuleren waar we gedurende het decentralisatietraject aan willen vasthouden. Dat biedt ons een leidraad (stip op de horizon) om de (deels nog onbekende) stappen bij de decentralisatie via een "groeimodel" uit te werken. Onderstaande visie en uitgangspunten zijn besproken met diverse partners uit het veld. Deze waren hier positief over en willen graag meedenken over de verdere uitwerking. De visie en de uitgangspunten bieden ook het vertrekpunt om het overleg met zorgaanbieders en cliënten (gezinnen) aan te gaan. Daarbij gaat het dan onder meer om de vraag hoe we de praktijk zo kunnen vormgeven dat die recht doet aan de gezamenlijke uitgangspunten. 3.2 Onze uitgangspunten en onze visie Als gemeenten vinden we dat de ontwikkeling van kinderen en jongeren gericht moet zijn op: • • • • » • •
Het ervaren van een gezonde, gelukkige en plezierige jeugd; Het ontdekken en ontplooien van de eigen talenten; Het opgroeien en ontwikkelen in de eigen veilige omgeving; Het aanleren van de juiste basisvaardigheden en behalen van kwalificaties om een eigen weg te kunnen vinden in een complexe en snel veranderende maatschappij; Het bijbrengen en leren respecteren van de waarden en normen die wij in onze democratische maatschappij belangrijk vinden; Het nemen en dragen van verantwoordelijkheid en; Het naar vermogen meedoen en bijdragen aan de - lokale - samenleving.
Kortom, onze kinderen en jongeren (de jeugd) moeten gezond en veilig opgroeien en zich optimaal ontwikkelen. We richten ons op alle jeugd waarbij de focus ligt op het normale opgroeien en opvoeden. Elk kind is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. We bieden een positieve en stimulerende basis waarin kinderen zich optimaal ontwikkelen en hun talenten ontplooien (positief jeugdbeleid). Het kind staat centraal, maar wel in de context van de eigen opvoedomgeving. Het gezin is de basis en ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en het welzijn van hun kinderen. Zij worden daarop aangesproken. Dat betekent ook dat zij altijd betrokken worden bij zaken die spelen rond hun kinderen. Ondersteuning, hulp en advies zijn gericht op het versterken van de eigen kracht van gezinnen. Zij worden zo ondersteund en begeleid dat zij zo veel mogelijk zelf (en met hun omgeving) in staat zijn om met opvoedingsgerelateerde problemen om te gaan. Ouders stellen hun hulpvraag in eerste instantie binnen eigen sociale omgeving. Het gaat om het ondersteunen van de opvoeding en niet om het overnemen daarvan. Het sociaal netwerk is ondersteunend aan en waar nodig aanvullend op de rol van de ouders. De nadruk ligt op vroegtijdig signaleren en preventief aanpakken: hoe kunnen zaken gesignaleerd worden en direct in de eigen omgeving worden aangepakt. Informele opvoeders en professionals moeten daarvoor toegerust zijn. Buiten kijf staat dat bij gevaar of (ernstige) bedreiging snel en slagvaardig specialistische hulp geboden moet worden, eventueel onder dwang. Dus specifieke zwaardere hulp en zorg alleen bieden waar nodig, maar wel direct en zonder lange procedures. Ook deze hulp/zorg
10
is gericht op het kind, het versterken van de kracht van de ouders/het gezin en de sociale omgeving en moet (zoveel mogelijk) een tijdelijk karakter hebben. De uitvoering daarvan vindt bij voorkeur ook in de eigen omgeving van het kind plaats, maar er zijn natuurlijk gevallen waarbij dat niet mogelijk is. In die gevallen is evengoed het streven om het kind zo snel mogelijk te laten terugkeren in de eigen omgeving. Tot slot wordt, daar waar ondersteuning, hulp, advies of zorg geboden wordt, gewerkt via het principe "1 gezin, 1 plan, 1 regisseur". De visie en uitgangspunten zijn in de bijlagen 2 en 3 schematisch weergegeven. Uitgangspunten van ons handelen: 1) Alle jeugd telt. Het jeugdbeleid richt zich nadrukkelijk op alle jeugd. De focus ligt niet op problemen, maar op het normale opgroeien en opvoeden. Wij willen bijdragen aan een positief opvoedklimaat door middel van een positief jeugdbeleid (stimuleren en kansen bieden). 2) Kind en de directe opvoedomgeving centraal. Het kind en de directe opvoedomgeving staan centraal. 3) Gezin is de basis. Het gezin is de basis en ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de eigen opvoeding van hun kind(eren). Zij kunnen daarop aangesproken worden, maar dit betekent ook dat zij in principe altijd betrokken worden bij zaken die spelen rond hun kind(eren). Hierbij wordt gewerkt volgens het principe één gezin, één plan, één regisseur. 4) Versterken eigen kracht. Het jeugdbeleid draagt bij aan het ondersteunen van ouders/verzorgers/opvoeders bij de opvoeding gericht op het versterken van de eigen kracht van het kind en de opvoedomgeving. Het gaat daarbij nadrukkelijk om het versterken van de opvoeding, niet om het overnemen daarvan. 5) Nadruk op vroegtijdig signaleren en preventief aanpakken in de eigen omgeving. Het jeugdbeleid draagt bij aan het verbeteren van de mogelijkheden tot het vroeg signaleren en aanpakken van eventuele (beginnende) problemen in de directe leefomgeving van het kind. 6) Sociaal netwerk is complementair. Naast de ouders/verzorgers zijn er veel mensen die een invloed (kunnen) hebben op de opvoeding van kinderen. Zij maken deel uit van de directe opvoedomgeving. Bij de uitwerking van het jeugdbeleid wordt rekening gehouden met deze informele sociale netwerken en wordt gekeken hoe deze aanvullend en ondersteunend kunnen zijn aan de opvoeding door de ouders/verzorgers. 7) Indien nodig snelle en slagvaardige specialistische hulp. Bij zwaardere problemen moet snel en slagvaardig specialistische hulp en advies ingezet kunnen worden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uitvoering daarvan bij voorkeur ook in de directe leefomgeving van het kind plaatsvindt. Het gaat hierbij om het organiseren van integrale zorg rondom het gezin . Dit altijd weer volgens het principe één gezin, één plan en één regisseur).
11
4 Te zetten stappen Zoals beschreven in hoofdstuk 3 willen we dat kinderen en jongeren (de jeugd) in onze regio gezond en veilig kunnen opgroeien en zich optimaal kunnen ontwikkelen. We richten ons op alle jeugd waarbij de focus ligt op het normale opgroeien en opvoeden. De eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding ligt bij de ouders/opvoeders zelf. Maar het zorgen voor een goede ontwikkeling van onze jeugd is ook een gezamenlijke opgave waar veel partijen bij betrokken zijn (de sociale omgeving, onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen, verenigingen, jeugd- en jongerenwerk, welzijnorganisaties, etc). Als gemeenten willen we hier in ieder geval onze verantwoordelijkheid in nemen en daar waar dat mogelijk is positief bijdragen aan de ontwikkeling van onze jeugd. Zoals beschreven gaat het bij de decentralisatie vooral ook om het bouwen van een nieuw inhoudelijk fundament voor integrale zorg voor de jeugd. We willen de eigen kracht van het kind, het gezin en de sociale omgeving versterken. Zij moeten zo ondersteund en begeleid worden dat zij in principe zo veel mogelijk zelf (en met hun omgeving) in staat zijn met opvoedingsgerelateerde problemen om te gaan. We onderscheiden daarom in principe drie terreinen die in de praktijk niet strikt gescheiden zijn. Wij willen dat onze burgers zelfredzaam zijn waar het kan, dat ze ondersteund worden waar het hoort en dat er wordt doorgepakt waar dat nodig is. Het streven is om alle vragen/problemen over het normale groeien en opgroeien in de eigen omgeving aan te pakken en op te lossen. 1) Basis op orde Investeren in de kwaliteit van de leefomgeving van kinderen, jongeren en gezinnen. Zijn onze basisvoorzieningen (educatie, sport en spel, cultuur, veilige en groene omgeving, etc.) op orde? Hoe kunnen we de eigen kracht van de eerst verantwoordelijke opvoeders en die van medeopvoeders daaromheen versterken? Worden zij voldoende ondersteund in het eigen netwerk (de sociale omgeving)? 2) Hulp/advies/zorg in de eigen omgeving Hierbij gaat het om hulpvragen die verder reiken dan de eigen mogelijkheden van ouders en het eigen (formele en informele) netwerk. Dan moet het gezin terecht kunnen bij vertrouwde en herkenbare professionals die - ook al zijn zij werkzaam bij verschillende organisaties opereren onder de vlag van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De hulp/zorg/ondersteuning die zij bieden, vindt plaats in de eigen omgeving van het gezin en kan kortdurend zijn of een langduriger karakter hebben. Er kunnen ook meer dan één zorgverlener bij een gezin betrokken zijn. Dan is er voor het gezin één duidelijk aanspreekpunt en wordt gewerkt via de methode 1 Gezin, 1 Plan. 3) Specialistische hulp Dit betreft hulp die in veel gevallen niet in de directe leefomgeving kan plaatsvinden (specialistische jeugdzorg soms met dwang zoals gesloten jeugdzorg, jeugdbescherming). Het streven is wel om de zorg tijdelijk te laten zijn, een zo goed mogelijke verbinding te houden met de eigen leefomgeving en een snelle terugkeer in de eigen leefomgeving mogelijk te maken. Hierbij moet wel bedacht worden dat tijdelijke hulp en een snelle terugkeer niet in alle gevallen mogelijk is. Als het gaat om de regionale samenwerking richt deze zich vooral op de gebiedenhulp/advies/zorg in de eigen omgeving en specialistische hulp. Het gebied hulp/advies/zorg is vooral een lokale aangelegenheid (bijvoorbeeld inrichting CJG). Het gaat hierbij om afstemming en gezamenlijke afspraken met regionaal opererende aanbieders over
12
werkwijzen, methoden, gebruik van de verwijsindex, coördinatie van zorg, etc. Bij specialistische hulp is er, naast de hiervoor genoemde onderwerpen, sprake van ver(der)gaande regionale samenwerking rond zaken als kwaliteitscriteria, gezamenlijke inkoop/aanbesteding, resultaatsafspraken, eventuele procedurele afspraken, financieringsafspraken, etc 4.1 Wat hebben we al gedaan? 1) Instellen regionale werkgroep decentralisatie jeugdzorg (voortkomend uit het voormalige OOGO Jeugd). 2) Opstellen van een startnotitie als start van het regionale traject. Deze is in de regionale overlegtafel van 22 november 2011 vastgesteld. In de startnotitie is een regionale visie en een regionaal plan van aanpak aangekondigd. Het plan van aanpak (met de visie en uitgangspunten daarin opgenomen) ligt nu voor u. 3) Overleg met huidige aanbieders van jeugdzorg. Dit is een continu proces dat loopt. Er hebben in regioverband inmiddels een tweetal bijeenkomsten plaatsgevonden (1 maart en 29 maart 2012). 4) Afstemming uitgangspunten visie met samenwerkingsverband passend onderwijs. 4.2 Wat gaan we doen in 2012? 5) Laten vaststellen regionaal plan van aanpak (inclusief visie) als globale routekaart in de regionale stuurgroep en vervolgens in de betrokken colleges en gemeenteraden. 6) Het verder leren kennen en betrekken van de doelgroep en aanbieders: in kaart brengen cijfers over gebruik (regionaal en lokaal) en werkwijzen van de huidige zorgverleners. Daarbij apart aandacht voor werkwijzen en risico's bij zorg met "drang en dwang": gesloten jeugdzorg, jeugdbescherming (onder toezichtstelling en uithuisplaatsing) en jeugdreclassering. 7) Volgen en waar mogelijk bijdragen aan wet- en regelgeving en rijksdocumenten (transitieagenda etc.) op het gebied van de decentralisatie. Daar hoort bij het in kaart brengen van budgetten en financiële verdeelsleutel. 8) In beeld brengen welke zaken lokaal en welke zaken regionaal opgepakt worden en welke planning hierbij hoort. 9) Afstemmen met het traject decentralisatie van de AWBZ-begeleiding op welke wijze begeleiding van jeugd tot 18 jaar met ingang van 2013 (nieuwe gevallen) en 2014 (bestaande gevallen) vormgegeven wordt. 10) Afstemmen met het traject passend onderwijs (regionaal samenwerkingsverband). 11) Belangrijk onderdeel voor het welslagen is goede communicatie met en betrokkenheid van alle relevante doelgroepen. Dit wordt uitgewerkt als onderdeel van een communicatieplan over alle, in hoofdstuk twee genoemde decentralisaties. Speciale aandacht hierbij zal uitgaan naar de betrokkenheid van de huidige cliënten van de jeugdzorg. 4.3. Wat gaan we doen na 2012? 12) Gegevensdeling. Cruciaal voor het werken volgens één gezin, één plan, één hulpverlener is het delen van gegevens en informatie. In 2013 moet duidelijk worden of, hoe en wat op welke manier gedeeld gaat worden. En, als iets niet kan, welke alternatieven er dan zijn. 13) De resultaten van de werkzaamheden in 2012 zullen opgenomen worden in een regionaal '"transitieplan"., Hierin wordt aangegeven welke zaken regionaal opgepakt moeten worden en hoe dit uitgewerkt wordt, (wie doet wat, wanneer en waar moet het toe leiden?). Hierin zal ook aandacht moeten zijn voor communicatie over de nieuwe visie en de door gemeenten gewenste werkwijze (hoe krijgen we dat bij burgers, de sociale omgeving, instellingen en de eigen organisatie voor elkaar?). 14) Afspraken maken op welke manier "gemeente-overstijgende "specialistische zorg snel en efficiënt is in te schakelen als deze nodig is. Aandacht voor onder meer kwaliteitseisen en financiering.
13
15) Voorbereidingen treffen voor keuze subsidiëring of (regionale) aanbesteding van '"gemeente-overstijgende" specialistische zorg. 16) Uitwerken transitieplan in de tweede helft van 2013: lokale en regionale afspraken, start van de aanbesteding, overgangsregelingen uitwerken. 17) Vormgeven subsidierelaties of afronden aanbesteding, plan voor de daadwerkelijke overdracht en proefdraaien nieuwe opzet in 2014. 18) Overname en reguliere uitvoering jeugdzorg per 1 januari 2015. 19) Nazorg en monitoring vanaf 2015 en verder. Bovenstaande stappen zetten de regiogemeenten niet alleen. Hierover vindt overleg plaats met onder meer de (huidige en toekomstige) aanbieders van hulp en zorg, de provincie, het onderwijs, cliëntenraden en gebruikers van hulp en zorg. Als het gaat om het bereiken van de beoogde transformatie beseffen de regiogemeenten dat zij niet kunnen zonder de inbreng en ervaringen van de huidige cliënten (gezinnen) van de jeugdzorg. Zij kunnen bij uitstek laten zien waar de mankementen van het huidige systeem zitten en met ons meedenken hoe deze opgelost of voorkomen kunnen worden. Datzelfde geldt voor de professionals van de zorgaanbieders. Hiertoe zal een procesvoorstel worden opgesteld. Bijlage 4 bevat een gedetailleerder overzicht van activiteiten. Dit overzicht zal nog verder worden aangevuld en voorzien van een planning.
14
Bijlage 1 - landelijke aantallen en financiën Op dit moment gaat er ongeveer € 3 miljard in om maar op dit bedrag wordt eerst bezuinigd voordat het naar de gemeente komt. Oplopend van €80 miljoen in 2015 tot € 300 miljoen in 2017. Hieronder landelijke cijfers en bedragen met betrekking tot deze verantwoordelijkheden. Deze zijn overgenomen uit het NJI-rapport Werk in uitvoering. Bouwen aan het nieuwe jeugdstelsel. Deelsectoren
Aantal cliënten 2008
Bureau jeugdzorg * BJZ Toeleiding - Totaal aantal meldingen 88.177 - Waarvan geaccepteerd 53.740 * Jeugdbescherming 47.877 * Jeugdreclassering 23.738 AMK 52.946 * Adviezen 27.634 * Consulten 9.156 * Onderzoeken 16.156 Jeugd en Opvoedhulp 95.173 * Ambulante jeugdhulp 44.276 * Verblijf deeltijd 9.816 * verblijf pleegzorg 20.144 * Verblijf 24-uurs 11.805 * Crisiszorg 9.132 Jeugdzorg Plus 3.236 Jeugd GGZ ZvW * Ambulante zorg 237.601 * Deeltijd 1.678 * Residentieel 6.073 * Gemengd 2.878 GGZ 1e lijn zelfst. Gevestigci Jeugd-lvg AWBZ OBC's 12.970 Jeugd-lvg AWBZ Overig Jeugd-ggz+lvg PGB 33.600 Totaal
Aantal cliënten Per Totaal aantal 1000 jeugdig en
Totaal budget
€ 100.689 63.810 51.014 23.193 59.439 32.501 10.364 16.574 101.553 48.254 9.348 21.727 11.527 10.697 3.209 266.229 256.618 1.734 6.428 2.936 1.425 13.001
28,5 18,1 14,5 6,6 16,9 8,3 2,6 4,2 28,8 12,7 2,7 6,2 3,3 3 0,9
€ € € € € € € € € € € € € €
145.000.000
275.000.000 57.000.000 41.000.000 1.900.000 1.100.000 38.000.000 917.000.000 2.000.000 180.000.000 170.000.000 325.000.000 42.000.000 160.000.000 470.000.000
75,82 0,5 1,8 0,8 0,4 3,7 € 329.000.000 € 181.000.000 497.000.000 7,6 € € 3.072.000.000
26.865
Budget 2009 Per jeugdige Pet jeugdige algemeen in de zorg
€ € € € € € € € € € € € € € €
2.272 5.391 2.458 690 58 106 2.293 9.030 4.145 9.255 7.824 28.195 3.926 49.860 1.756
€
25.306
€
185.000
€
41,11
€ € € € € € € € € € € € € €
77,96 16,16 11,62 0,54 0,31 10,77 259,97 56,70 51,03 48,19 92,14 11,91 45,36 133,24
€ € € €
93,27 15,31 140,90 870,90
Over de verdeling van dit budget over de gemeenten is nog niets bekend. Indicatief kunnen we het bedrag per jeugdige algemeen (0 tot en met 17 jarigen) vermenigvuldigen met het aantal 0 tot en met 17 jarigen. Als we hiermee rekenen dan betekent dit voor de gemeenten in Noord-Limburg het volgende: Gemeente Beesel Bergen Gennep Horst aan de Maas Mook & Middelaar Peel & Maas Venlo Venray Totaal
0 t/m 17 jaar Indicatief bedrag 3.058 € 2.396.890,98 2.633 € 2.063.771,73 € 7.089.561,45 9.045 € 9.213 19.441 € € 43.390 €
15.238.050,21 26.788.274,37
15
BIJLAGE 2 ouders primair verantwoordelijk
Een gezin = een plan = indicatie = één verantwoordelijke incl. onderwijs
ouders/gezin altijd betrokken
In eigen omgeving kind/gezin
Gezin is de basis
In eigen omgeving (huis) als het kan
Elders als het moet
Fysiek: openbare ruimte / accommodaties
Teruggeleiden naar de samenleving
Organisatie belang telt niet
Sociaal: familie, vrienden, docenten, verenigingsleven
H tcd?r kind tolt kind centraal V Echter: geen 100"', *garantie
Talent ontplooien
Stimuleren Uit huis als het moet
Organisatie belang telt niet Een gezin = een plan = indicatie = één verantwoordelijke incl. onderwijs
Overnemen
Snel en slagvaardig
Zorg / Hulp /Advies Ondersteunt de eigen kracht
In eigen omgeving als het kan
Een gezin = een plan = indicatie = één verantwoordelijke incl. nnrterwüs
16
Organisatie belang telt niet
Houding hulpverlener
- gezondheidsbeleid - basisvoorzieningen * openbare ruimte * verenigingen * jeugd- jongerenwerk * Sport/cultuur (voorzieningen)
• verenigingen, • sport / cultuur, • onderwijs, huisvesting)
BIJLAGE 3
•psz
±
- veiligheidsbeleid - openbare ruimte
Ontdekken & ontplooien talent
\ Veilige omgeving
Gezond, Geluk en Plezier
S
Advies/hulp/ZOtg
r overnemen -teruggeleiden
Sptimaiè • jip'ntwi'lkkelins;'%H hét -kind!;;
M Nemen en dragen verantwoordelijkheid
verenigingen
CA
jeugd en jongerenwerk
(jeugd)maatschappelijk werk
Mee kunnen doen in de samenleving
12
Bijdragen aan de (lokale) samenleving
X
startkwalificatie
- vrijwilligersbeleid - verenigingen
17
BIJLAGE 4 1. A B C D E F G H I J K L M N 0 P Q R 2. A B C D 3. A 4. A
Decentralisatie Jeugdzorg Verwijsindex 1 Gezin 1 Plan Awbz-begeleiding Jeugd tot 18 jaar Indicatiestelling Bureau Jeugdzorg Indicatiestelling Centraal Indicatieorgaan Zorg Lokale Netwerkstructuur Coördinatie van zorg ingepast in lokale netwerken Coördinatie van Zorg Persoonsgebonden budget Borging opvatting ouderlijk verantwoordelijkheid Klantvertegenwoordiging Jeugdzorg na transitie Visueel maken van de organisatievorm onder Jeugdzorg na 2015 Relatie van de transitie Jeugdzorg naar het Veiligheidshuis Bundeling van wet- en regelgeving Regionale visie ten aanzien van "drang en dwang trajecten" Toegang naar Awbz begeleiding Positionering specialistische zorg bovenlokaal Aanbestedingstrajecten of juist niet? Passend Onderwijs Lokale primaire netwerken (Zat's / sociale netwerken) Zorgstructuur ROC Bovenschoolse zorgvoorziening Zorgplicht scholen (interne zorgstructuur afgezet tegen PO) Decentralisatie Awbz naar Wmo Integrale ontwikkeling van de Jeugdzorg vanuit de prestatievelden Wmo Wet Werken naar Vermogen Visie op de bestrijding uitval onderwijs tot startkwalificatie Arbeidsmarkt
18
Schaal
Start
Gereed