Veelgestelde vragen over de decentralisatie van de jeugdzorg Decentralisatie 1. Wat is de gedachte achter de decentralisatie van de jeugdzorg? De kerngedachte is het samenbrengen van alle zorg voor jeugd bij de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, de gemeente. Daarmee krijgt de gemeente de volledige regie in handen waardoor een betere kwaliteit tegen lagere kosten kan worden gerealiseerd. Bovendien brengt deze verandering met zich mee dat het voor gemeenten extra loont om te investeren in preventie. De enorme complexiteit van de huidige regelingen (provinciale jeugdzorg, jeugd-GGZ, jeugd-LVB, jeugdbescherming, jeugdreclassering) is de aanleiding geweest om tot een stelselwijziging te komen. 2. Waarvoor worden gemeenten precies verantwoordelijk en per wanneer? Met ingang van 1 januari 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor alle zorg voor jeugd: de huidige geïndiceerde provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK), kindertelefoon, jeugd-GGZ en hulp aan kinderen/jongeren met een licht verstandelijke functiebeperking. 3. Wat is de rol van de provincie in de decentralisatie? De provincie moet ervoor zorgen dat de provinciale jeugdzorg tot 31 december 2014 goed blijft functioneren en dat de taken op een goede manier worden overgedragen aan de gemeenten. 4. Wat wordt landelijk voorgeschreven en wat kun je lokaal invullen? Omdat de wet nog aan de Tweede Kamer moet worden aangeboden, is daar nog geen definitief antwoord op te geven. Uitgangspunt is de zorg zo dicht mogelijk bij de kinderen/jongeren en hun ouders/opvoeders te organiseren. Voor sommige vormen van zorg is de vraag per gemeente te gering om dat doelmatig in te kopen. Daaruit volgt in algemene zin dat de lichtere vormen van zorg lokaal en zwaardere vormen regionaal georganiseerd gaan worden. Slechts in een heel beperkt aantal situaties (bijvoorbeeld bij een heel specifiek zorgaanbod met een heel gering volume of landelijke kennisinstellingen) is landelijke invulling nodig. Wat waarschijnlijk ook landelijk zal worden geregeld is een kwaliteitsregime en het toezicht daarop.
5. Met welk budget moeten gemeenten de jeugdzorg gaan organiseren en hoe wordt het budget over de gemeenten verdeeld? Het kabinet zal naar verwachting in de meicirculaire 2013 de budgetten bekend maken. Op dit moment gaat het totaal om ongeveer 3 miljard euro. Hoe dat precies verdeeld gaat worden is nog onderwerp van overleg. In het eerste jaar zal worden uitgegaan van de historische uitgaven per gemeente, vanaf 2016 zal een objectief verdeelmodel worden gehanteerd. In de huidige situatie werken de provincies met een de door het SCP ontwikkelde verdeelsleutel op basis van een risicoprofiel per provincie. 6. Wat is de samenhang met andere decentralisaties? De drie decentralisaties geven de gemeenten maximale regie en invloed op het zorgaanbod binnen de gemeente. De nog te publiceren wetten zullen duidelijkheid gaan geven over de mogelijkheden van die samenhang. Er zullen dwarsverbanden zijn met de Participatiewet en de decentralisatie van de AWBZ. Het is raadzaam daar scherp op te zijn. Zo kan het zijn dat iemand die in de sociale werkvoorziening werkt ook een beroep doet op de AWBZ. Dan zijn mogelijk slimme combinaties mogelijk die leiden tot betere zorg én lagere kosten. 7. Waarom is de PvdA voorstander van deze beweging? Kinderen die aan de zorgen van jeugdzorg moeten worden toevertrouwd, behoren tot de meest kwetsbare inwoners van ons land. Dat geldt zeker in situaties waarbij de veiligheid van kinderen in de thuissituatie niet kan worden gegarandeerd. Door de decentralisatie van de jeugdzorg zijn we vermoedelijk beter dan in het verleden in staat om de zorg aan deze groep te verbeteren. De PvdA is daarbij voorstander van expliciet gemeentelijk beleid op het gebied van preventie. Als wordt voorkomen dat kwetsbare kinderen in een situatie terecht komen die een nadelige invloed heeft op de rest van hun leven, kunnen dure vormen van zorg worden vermeden. Organisatie 1. Hoe ga je om met bestaande en nieuwe aanbieders van jeugdzorg? De aanbieders van provinciale jeugdzorg zijn bijna altijd gesubsidieerde instellingen. Door de overheid is in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de kwaliteit van het zorgaanbod en de professionaliteit van de medewerkers. Bovendien hebben jeugdigen en hun ouders/opvoeders in een aantal gevallen een relatie opgebouwd met de betreffende zorgaanbieder. Een voorbeeld hiervan is de pleegzorg, waar kinderen voor wie langdurige pleegzorg aan de orde is een jarenlange relatie opbouwen met hun pleegouders. Soms komt het voor dat kinderen kortdurend in een pleeggezin wonen. Ook zijn er gezinshuizen waar kinderen veelal totdat ze zelfstandig kunnen wonen verblijven en die te maken hebben met vaste gezinshuisouders die hen opvoeden en begeleiden. Zorgaanbieders zorgen voor passende begeleiding van pleeggezin en gezinshuis. Gemeenten doen er verstandig aan de kennis en expertise van de aanbieders nadrukkelijk te gebruiken en te werken aan een lange termijn subsidierelatie met de zorgaanbieders. Continuïteit van zorgaanbod is in de jeugdzorg van zeer groot belang.
Nieuwe zorgaanbieders moeten onder andere worden beoordeeld op de mate van professionele onderbouwing van hun aanbod, de vraaggerichtheid in hun programma’s, de professionaliteit van hun medewerkers, de mate van bureaucratie, de lokale inbedding, de transparantie van hun ondersteunende organisatie en niet in de laatste plaats de tevredenheid van cliënten. 2. Is het mogelijk om de zorg in wijkteams te organiseren? Jazeker, dat is goed mogelijk en heeft sterk de voorkeur. Zo kun je de mogelijkheden van de ‘civil society’ het beste benutten, zeker voor het preventieve aanbod. 3. Hoe kan worden aangesloten bij de lokale eerstelijns gezondheidszorg? Door partijen samen aan tafel te vragen en bindende afspraken te maken op basis van het alom aanvaarde uitgangspunt: één kind, één gezin, één plan, één zorgregisseur. 4. Wat te doen met de jeugd-GGZ? De jeugd-GGZ biedt hulp aan jongeren tot 23 jaar met psychische klachten, zoals depressie, die zo ernstig zijn dat hun ontwikkeling wordt bedreigd. Ook de jeugd-GGZ komt onder regie van de gemeenten. Dat is van groot belang omdat de jeugd-GGZ een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de jeugdzorgketen. Als dat niet zou gebeuren dan missen de gemeenten een belangrijke schakel om zorg op maat te organiseren. Gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep is het tegelijkertijd een grote verantwoordelijkheid dit op een goede manier in te richten. 5. Welke rol kan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) spelen? Het CJG vervult een belangrijke rol als toegang tot de zorg en is het eerste aanspreekpunt voor ouders en jongeren. De mate van effectiviteit hangt mede af van de deelnemende organisaties en de vrijheid die professionals van hun werkgevers krijgen om binnen de vastgestelde kaders van het CJG hun werk te doen. 6. Welke rol kunnen professionals en cliënten(organisaties) in de transitie spelen. De gemeente zal beiden vroegtijdig moeten betrekken bij de vormgeving van het toekomstige aanbod. Hen pas betrekken als de contouren van het gemeentelijke beleid al vaststaan is onbehoorlijk. Rol gemeenteraad 1. Wat is de rol van de gemeenteraad in de decentralisatie van de jeugdzorg? De gemeenteraad zal moeten bepalen welke minimumeisen men stelt aan de zorg voor jeugd en dat in heldere kaders vastleggen. Verder moet de raad controleren of het college de juiste beslissingen neemt om tijdig klaar te zijn voor de uitvoering van haar toekomstige taken. Hierbij is van belang dat de reflex wordt vermeden om zorgaanbieders te overladen met bureaucratie. Probeer uit te blijven gaan van de PvdA-uitgangspunten in plaats van in alle uitvoeringsdetails te duiken. Zie ook het pamflet ‘Jeugdzorg en de lokale PvdA’ van het CLB: http://www.lokaalbestuur.nl/uploads/actueel/pamflet_jeugdzorg_03.pdf.
2. Hoeveel ruimte heb je als raadslid om invloed uit te oefenen en hoe kun je dat het beste doen? In de nieuwe Jeugdwet worden landelijke kaders vastgesteld. Die kaders laten op nadrukkelijk verzoek van de VNG veel ruimte voor eigen beleid van de gemeenten. Dat eigen beleid zal door de gemeenteraad moeten worden vastgelegd. In beginsel heeft de gemeenteraad dus veel ruimte, veel meer dan Provinciale Staten hebben in de huidige situatie. 3. Wat kun je als oppositiepartij doen? Of je nu in de coalitie of in de oppositie zit, in beide gevallen heb je als taak om kaders te stellen en het college kritisch te volgen bij de uitvoering van de jeugdzorgtaken. Juist vanwege de kwetsbaarheid van de doelgroep mag het eigenlijk niet uitmaken. Natuurlijk zullen leden van de oppositie hun kracht zoeken in het publiek maken van misstanden, terwijl leden van een collegepartij soms effectiever opereren door hun eigen bestuurder rechtstreeks aan te spreken. 4. Hoe verhoud je je als lokale PvdA-fractie tot onze landelijke PvdA-fractie? Het idee van decentralisatie is dat je lokaal je eigen afwegingen maakt, maar goede afstemming met onze Tweede Kamerfractie is natuurlijk wel van belang. Maak daarvoor vooral ook gebruik van de bijeenkomsten die het CLB op dit gebied organiseert. 5. Waarin kan de PvdA zich van andere politieke partijen onderscheiden als het gaat om jeugdzorg? Als PvdA’ers vinden we het belangrijk dat er voldoende aandacht is voor preventie en dat de zorg waar mogelijk in wijkteams wordt georganiseerd, dichtbij de mensen waar het om gaat. Goede zorg vraagt ook om voldoende middelen. Voorkomen moet worden dat het budget voor deze kwetsbare groep ontoereikend blijkt te zijn. Tot slot is het goed om de mensen waar het om gaat (kinderen, gezinnen, professionals) zoveel mogelijk te betrekken bij het besluitvormingsproces. Rol college 1. Wat is de rol van het college in de decentralisatie van de jeugdzorg? Het college draagt zorg voor de uitwerking en uitvoering van het beleid voor jeugd binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders. 2. Waarin kan de PvdA-wethouder zich onderscheiden als het gaat om jeugdzorg? Door meer aandacht te schenken aan de kwetsbaarheid van de doelgroep, meer aandacht te hebben voor de mening van kinderen, gezinnen en professionals, en door meer te investeren in preventie. Daarnaast is het goed ervoor te zorgen dat alle verantwoordelijkheden voor kwesties die met jeugd te maken hebben onder de verantwoordelijk van één wethouder te laten vallen, of zelfs één wethouder voor het hele sociale domein aan te stellen.
Samenwerking 1. Is het mogelijk om de jeugdzorg als gemeente alleen te organiseren of is samenwerking met andere gemeenten noodzakelijk? Geen enkele gemeente is in staat om de jeugdzorg helemaal zelf in te richten. Er zijn vormen van zorg die zo specialistisch zijn dat ze alleen op landelijk niveau georganiseerd kunnen worden. Maar ook een voorziening als bijvoorbeeld de jeugdtelefoon moet je landelijk organiseren. Of je verder moet samenwerken is afhankelijk van de omvang van de gemeente en van de meest gestelde vragen op het terrein van opgroeien, opvoeden en gezondheidsontwikkeling (OOG). In het algemeen kun je zeggen dat preventieve zorg en lichte vormen van ambulante zorg lokaal kunnen worden georganiseerd. Zwaardere vormen van zorg zullen over het algemeen regionaal moeten worden georganiseerd. 2. Welke samenwerkingsvormen zijn mogelijk? Dat is aan de gemeenten. Voor de regionale samenwerking op het gebied van de zwaardere jeugdzorg zou kunnen worden gekozen voor een gemeenschappelijke regeling omdat er dan ook sprake kan zijn van financiële verevening. Dat betekent dat als één gemeente meer kwetsbare jongeren heeft, dat risico over de verschillende gemeenten kan worden gespreid. 3. Hoe kun je als raadslid van een (kleine) gemeente invloed uitoefenen op de in een samenwerkingsverband georganiseerde jeugdzorg? De makkelijkste manier om invloed uit te oefenen is door de eigen wethouder een duidelijke opdracht mee te geven. Het is daarbij verstandig om met PvdA-raadsleden in andere gemeenten binnen hetzelfde samenwerkingsverband één lijn te trekken om de invloed te maximaliseren. Heb je zelf geen wethouder, dan kun je wellicht een beroep doen op een PvdA-wethouder in een andere gemeente binnen het samenwerkingsverband. 4. Hoe kun je als PvdA effectief samenwerken in de regio? Je zou bijvoorbeeld een bijeenkomst kunnen organiseren voor alle PvdA-woordvoerders jeugd in een bepaalde regio. Zeker de komende twee jaar kan het goed zijn om met enige regelmaat bij elkaar te komen om af te stemmen. Nodig daar zo af en toe ook een wethouder bij uit. Probeer af te stemmen welke eisen je wilt stellen aan regionale samenwerking. Daarnaast is het goed om de kennis van partijgenoten zoveel mogelijk in te schakelen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan oud-bestuurders of bijeenkomsten van het CLB en de Suze Groenewegschool.
Deze uitgave van het Centrum voor Lokaal Bestuur van de PvdA kwam tot stand met medewerking van Marc Witteman (gedeputeerde Flevoland), Corrie Noom (wethouder Zaanstad) en Jan Zandijk (raadslid Pijnacker-Nootdorp), onder redactie van Remmert van Haaften (CLB).