Kadernota 2013 Inleiding De afgelopen jaren is de “Kadernota” soms verschenen in de vorm van een “nota” en soms in de vorm van een “raadsbrief”. Gelet op het belang van deze Kadernota 2013 hebben wij, net als vorig jaar, weer gekozen voor een echte nota. Dit ondanks het feit dat cruciale informatie uit Den Haag, na de val van het Kabinet Rutte, nog op zich laat wachten. De reguliere “meicirculaire” met de gegevens over de algemene uitkering uit het Gemeentefonds, normaal de basis voor eerstvolgende begroting, zal nu pas medio juni worden ontvangen, dus na het verschijnen van deze nota. Dat neemt niet weg dat we in deze Kadernota zo veel mogelijk rekening houden met de ontvangen signalen uit Den Haag, vooral waar het betreft het tussen vijfpartijen gesloten lente-akkoord. Normaal richt de Kadernota zich alleen op het komende begrotingsjaar, zowel ten aanzien van de te hanteren uitgangspunten als ten aanzien van beleidsvoornemens voor dat jaar. De Kadernota 2013 heeft echter twee functies, namelijk: 1. de gebruikelijke functie inclusief het meerjarenperspectief 2013 -2016 (hierna: MJP). Dit MJP speelt een grote rol, omdat dit overzicht leidend is voor de omvang van het bedrag van de noodzakelijke ombuigingen; 2. de wijze waarop het berekende tekort door “ombuigingen” (verlaging kosten en/of verhoging opbrengsten) structureel gedekt kan worden en welke mogelijkheden er zijn voor een incidentele dekking. Wij hebben hier bewust het woord ombuigingen gebruikt. Gelet op de huidige economische situatie, de structurele effecten vanuit de Voorjaarsnota 2012 en de 3%-norm waarbinnen de Rijksbegroting moet blijven, zullen lokaal na het bezuinigingsplan 2012, opnieuw maatregelen genomen moeten worden om structureel tot een sluitende begroting te komen. Juist omdat het komen tot een sluitende begroting een mix kan zijn van kostenreductie en opbrengstenverhoging, zijn de te nemen maatregelen ombuigingen in het beleid, in de meest brede zin van het woord. De hierboven vermeldde tweedeling houden we in de opbouw van deze nota vast. Achtereenvolgens zullen wij dan ook behandelen: Hoofdstuk 1:
Begroting 2013
1.1 Uitgangspunten begroting 2013 1.2 Beleidsvoornemens 2013 1.3 Meerjarenperspectief 2013 – 2016 Hoofdstuk 2: 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Ombuigingen
Algemeen Het doorlopen proces Algemene uitgangspunten bij ons voorstel Voortgang bezuinigingsplan 2012 Categorie 1: Bezuinigingen eigen bedrijfsvoering c.a. Categorie 2: Subsidies en gemeenschappelijke regelingen Categorie 3: Kostendekkendheid belastingen Categorie 4: heroverweging ingezet c.q. bestaand beleid Fasering nauwelijks mogelijk
Hoofdstuk 3: Ter afronding Vorig jaar is met uw raad afgesproken dat wij ten aanzien van de bezuinigingen met een “gesloten” voorstel zullen komen, dat “realistisch en politiek haalbaar moet zijn”. Gesloten betekent in dit geval een concreet voorstel met maatregelen waarbij het geraamde tekort volledig en structureel gedekt wordt, zonder dat er extra bezuinigd wordt ten behoeve van het creëren van ruimte voor nieuw beleid. Dit laat onverlet dat uw raad het uitgebrachte voorstel altijd kan amenderen. Indien deze situatie zich voordoet, is tevens afgesproken dat uw raad voor die wijzigingen zelf de dekking aangeeft.
Hoofdstuk 1: Begroting 2013 1.1 Uitgangspunten begroting 2013 Onlangs hebben wij de te hanteren uitgangspunten en autonome mutaties voor de primitieve begroting 2013 vastgesteld. Zoals gebruikelijk zal deze begroting slechts bestaan uit het bestaande beleid, de begroting wordt dus “beleidsarm” opgesteld. Het beleidsprogramma 2013 wordt afzonderlijk e gepresenteerd en maakt deel uit van het meerjarenperspectief (1 jaarschijf), waar uw raad zich over moet uitspreken. De uitgangspunten welke voor het opstellen van de begroting zullen gaan gelden, zijn de volgende: de basis voor de structurele lasten en baten is het bestaande beleid, waarbij raadsbesluiten, genomen tot en met de raadsvergadering van 3 juli 2012, worden meegenomen; voor het geraamde aantal inwoners op 1 januari 2013 wordt uitgegaan van 18.350, voor het aantal woonruimten is dat 8.650; rekening wordt gehouden met autonome ontwikkelingen zoals aantal het bijstandsgerechtigden, algemene uitkeringen, doeluitkeringen etc.; een volledige realisatie van het bezuinigingsplan 2012, inclusief de verwerking van de tweede tranche (2013) daarvan; conform het bezuinigingsplan 2012 wordt in 2013 ten aanzien van individuele budgetten de nullijn aangehouden. Prijsstijgingen worden dus niet gecompenseerd. Alleen daar waar sprake is van onvermijdelijke kostenstijgingen als gevolg van meerjarige prijsafspraken of externe tarieven (bv. energie) worden begrotingsposten verhoogd; indien van toepassing wordt rekening gehouden met areaaluitbreiding zoals voor het beheer van de openbare buitenruimte; ook voor de te verstrekken subsidies wordt de nullijn aangehouden, behalve voor de looncomponent van die instellingen. Die subsidies worden verhoogd met 1,5%; de loonsom voor eigen personeel (brutosalarissen, werkgeverslasten en premies) stijgt in 2013 ten opzichte van de begroting 2012 met 2%. Omdat in 2011 en 2012 een loonsomstijging van 1,5% in de begroting is verwerkt, komt de totale, in de begroting verwerkte en te verwerken stijging over de periode 1 januari 2011 tot 31 december 2013 op 5%. Op grond van de “oude” cao bedroeg de stijging in 2011 1% (0,5 % loonverhoging op 1 januari en 0,5% verhoging eindejaarsuitkering). Met de overige 4 % wordt de nu overeengekomen loonstijging (2% structurele loonstijging en de éénmalige loonstijging) en de stijging van de (pensioen-)premie opgevangen; rekening wordt gehouden met salariswijzigingen op grond van rechtspositieregelingen; de bijdragen aan de gemeenschappelijke regelingen worden in de begroting 2013 aangepast op basis van regionale afspraken. Besluitvorming over aanvullende bezuinigingen wordt afgewacht, voordat hier in de begroting rekening mee wordt gehouden; de rente voor in te lenen “kort” geld is bepaald op 3,9%; de opbrengst van lokale heffingen 2013 wordt, conform de hiervoor vastgestelde beleidslijn, verhoogd ten opzichte van de raming 2012 met het inflatiepercentage (consumentenprijsindexcijfer) van het voorgaande jaar. Voor 2013 bedraagt de verhoging ten opzichte van 2012 op grond van het inflatiepercentage van 2011 2,3%. Daarnaast wordt rekening gehouden met areaaluitbreiding (toename waarde vastgoed door uitbreiding); voor de gemeentelijke tarieven, zoals voor de camping, havens etc., worden de ramingen verhoogd met het inflatiepercentage (consumentenprijsindexcijfer) van 2011. De verhoging bedraagt 2,3%. Door in de begroting uit te gaan van het bestaande beleid, blijft het budgetrecht van uw raad overeind staan. Besluiten tot beleidswijzigingen zullen via begrotingswijzingen in de begroting worden verwerkt.
1.2 Beleidsvoornemens 2013 Duidelijk is, gelet op de financiële positie van de gemeente, dat het beleidsprogramma 2013 een zeer terughoudend karakter zal hebben. Beleid zal in 2013 wel voorbereid (kunnen) worden, en op zeer beperkte schaal zal dit ook tot besluitvorming kunnen leiden, maar dit zal alleen zaken betreffen die geen uitstel dulden, dan wel via reserves en voorzieningen (bijv. riolering) gedekt kunnen worden.
2
In de kolom 2013 van het meerjarenperspectief 2013 – 2016 (zie hierna) is slechts één nieuwe post opgenomen die nieuwe middelen vraagt, namelijk de jaarlijkse ophoging van de dotatie voor de onderhoudsvoorzieningen waar uw raad eerder een intentie over heeft uitgesproken. Dit beperkte aantal wordt mede veroorzaakt doordat de lasten van investeringen waartoe besloten wordt, eerst worden opgenomen in het jaar nadat de voorziening klaar is. Echter ook in de kolom 2014 staan weinig ruimte vragende voorzieningen. Dit laat onverlet dat wij graag meer zouden willen doen dan nu financieel in het beleid is opgenomen. Aanscherping van wetgeving en intensivering van eigen beleid maken het op zich noodzakelijk dat er geld vrijgemaakt zou moeten worden voor diverse beleidsterreinen. Wij hebben deze posten (“wensenlijstje”) met een totaalbedrag van € 200.000,-- waar bestuurlijke keuzes uit gemaakt kunnen, niet opgenomen in het MJP, maar in bijlage 2 met prioriteit 2. In deze bijlage 2 wordt een totaaloverzicht gegeven van de beleids-voornemens 2013, inclusief de investeringen welke ten laste van een reserve of voorziening komen.
1.3 Meerjarenperspectief 2013 - 2016 In het meerjarenperspectief 2012 - 2015, zoals behandeld bij de vaststelling van de begroting 2012, werd een structureel tekort geraamd van € 1.500.000,--. Voor dit bedrag werd door uw raad een gefaseerd in te voeren bezuinigingsplan vastgesteld. Sec voor het jaar 2015 resteerde, ondanks dit bezuinigingsplan, een tekort van afgerond € 400.000,--. Besloten werd niet uit te gaan van “dagkoersen” en dit aanvullende tekort te betrekken bij de eerstvolgende Kadernota (2013). Het meerjarenperspectief zoals dat zou kunnen gelden voor de jaren 2013 – 2016 (MJP) hebben wij de afgelopen maanden aan een kritisch blik onderworpen en geactualiseerd aan de laatste ontwikkelingen en inzichten. Dit MJP is als bijlage 1 bij deze Kadernota gevoegd. Dit geactualiseerde MJP laat de volgende tekorten zien: Berekend
2013
2014
2015
2016
Geraamd Afgerond
€ 800.400,-€ 800.000,--
€ 712.400,-€ 700.000,--
€ 1.158.450,-€ 1.150.000,--
€ 882.350,-€ 900.000,--
Uit dit overzicht blijkt dat onze begrotingspositie de afgelopen maanden dus behoorlijk is verslechterd. Hoewel de bedragen per individueel jaar fluctueren, komt het gemiddelde tekort over deze jaren uit op afgerond € 900.000,--, gelijk aan het berekende tekort voor 2016. Om tot een structureel sluitende meerjarenbegroting te komen dient er dus voor een bedrag van € 900.000,-- omgebogen te worden. Het incidentele overschot dat hierdoor in de eerste twee jaar ontstaat, dient aangewend te worden om de negatieve piek in 2015 te dekken. Bij een structurele ombuiging van € 900.000,-- ingaande 2013, ontstaat over de totale planperiode 2013 – 2016 een eenmalig “overschot” van € 50.000,--. Het hier genoemde bedrag aan ombuigingen van € 900.000,-- komt boven op het via het bezuinigingsplan 2012 al gedekte tekort van € 1,5 miljoen. Naast nieuwe kortingen uit Den Haag (voorlopig geraamd op € 500.000,--) is de doorwerking van de effecten van de Voorjaarsnota 2012 (€ 300.000,-- negatief) hier de belangrijkste oorzaak van. De totale ombuigingsoperatie 2012 – 2016 komt hiermee op afgerond € 2,4 miljoen, op een begroting van afgerond € 40 miljoen. Ter toelichting geldt dat in het MJP 2013 - 2016: het meerjarenperspectief 2012 – 2015 (november 2012) de basis vormt, aangevuld met de verwerking van de (voorgenomen) besluiten tot en met de raadsvergadering van 10 juni 2012; de structurele mutaties zijn verwerkt voortvloeiende uit de jaarrekening 2011 en de Voorjaarsnota 2012 (raad 10 juni); tot en met 2016 zijn de effecten doorgerekend van het bestaande beleid (autonome mutaties, reguliere aanpassing belastingtarieven e.d.); de effecten van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds zijn verwerkt van de laatst bekende circulaire (december), dus exclusief de effecten van de “meicirculaire”;
3
op basis van signalen uit Den Haag (lente-akkoord) en de VNG (korting gemeenten circa € 350 miljoen, plus 150 miljoen BTW) in onze berekening rekening is gehouden met een Rijkskorting van € 500.000,-- (1 promille van het Gemeentefonds); de lasten zijn verwerkt volgens een bruto-verantwoording. In dit overzicht is dus normaal rekening gehouden met kostenverhogingen door inflatie, in de bezuinigingstaakstelling wordt deze prijsstijging teruggebracht tot de nullijn; alleen structurele lasten zijn geraamd, zonder rekening te houden met mogelijke subsidies. Daarnaast zijn voor enkele posten P.M-ramingen opgenomen. Eenmalige lasten dienen gedekt te worden uit de post “Onvoorzien” (bedragen tot € 25.000,--) of t.l.v. van de algemene reserve te worden gebracht (bedragen boven € 25.000,--); de kapitaallasten van investeringen eerst zijn verwerkt in het jaar nadat de voorziening gereed is gekomen. Niet verwerkt in het MJP zijn vanzelfsprekend de beleidswijzigingen waarvoor nog bestuurlijke keuzes bestaan, want deze maken onderdeel uit van het ombuigingsvoorstel. Het gaat naar onze mening te ver om dit overzicht op deze plaats van een uitgebreide toelichting te voorzien. Graag verwijzen wij u dan ook naar dit overzicht. Wel merken wij op dat uit dit overzicht blijkt dat ten opzichte van het MJP van 2012-2015 een beperkt aantal investeringen in tijd doorgeschoven is naar een volgend jaar, en dat een aantal andere voorzieningen naar onze mening geen prioriteit heeft in deze planperiode.
4
Hoofdstuk 2: Ombuigingen 2.1 Algemeen Dat gemeenten voor een behoorlijke bezuinigingsopgave staan is al langer bekend. Gemeenten zijn voor hun inkomsten voor een belangrijk deel afhankelijk van Rijksuitkeringen. Door extra bezuinigingen op Rijksniveau welke doorwerken naar gemeenten (“samen de trap op, samen de trap af”), door decentralisaties (“de gemeente als eerste overheid”) welke gepaard gaan met efficiencykortingen en door allerlei nieuwe wetgeving (o.a. Wet HOF) staan de gemeentelijke financiën steeds vaker en zwaarder onder druk. Daarbij komt dat gemeenten, vorig jaar door het uitblijven van een Bestuursakkoord, dit jaar door de val van het Kabinet, steeds in een laat stadium weten waar ze aan toe zijn. Dat neemt niet weg dat wij de ontwikkelingen goed in de gaten houden en er bewust voor kiezen om een prudent financieel beleid te voeren. De eerste financiële effecten van het lente-akkoord (BTWverhoging per 1 oktober 2012) zullen in 2012 al merkbaar worden. Deze effecten zullen in de Najaarsnota worden verwerkt. Op basis van de beschikbare signalen houden we direct al voor 2013 rekening met een totale Rijkskorting voor onze gemeente van € 500.000,--. De Voorjaarsnota 2012, welke behandeld wordt in uw raadsvergadering van 10 juni 2012, laat een structureel negatief effect zien van € 300.000,--, o.a. door halvering van het dividend van de BNG. Daarmee komt het totale structurele tekort voor de komende jaren op € 900.000,--. Deze komt bovenop de totale bezuinigings-taakstelling van vorig jaar (€ 1.500.000,--) welke gefaseerd wordt gedekt. De totale ombuigings-operatie komt hiermee op afgerond € 2,4 miljoen, op een begroting van afgerond € 40 miljoen. Hoewel dit “slechts” 6% van de omzet bedraagt, moet niet vergeten worden dat het aantal beïnvloedbare posten binnen de begroting (bovenwettelijke taken) heel beperkt is (volume € 3,5 miljoen). Meer definitieve cijfers over de ontwikkelingen van het Gemeentefonds zullen medio juni bekend gemaakt worden. Deze zullen wij betrekken bij de verdere voorbereiding van de Programmabegroting 2013 welke in september aan u aangeboden zal worden. Dan zal ook blijken of onze inschatting van de Rijkskorting wel of niet reëel is geweest. Onze voorstellen dan zullen we aanpassen aan die cijfers. 2.2 Het doorlopen proces Vorig jaar is met uw raad een traject doorlopen om te komen tot concrete bezuinigingsvoorstellen. Gedacht werd dat met het (ingrijpende) bezuinigingsplan 2012 de ergste hobbel genomen was. Om deze reden hebben wij deze Kadernota in eerste instantie intern voorbereid. Omdat concrete informatie uit Den Haag uitbleef, hebben wij een afweging gemaakt hoe deze Kadernota vorm gegeven zal worden. Hoewel de december-circulaire de laatste harde informatie bevat over de ontwikkelingen uit het Gemeentefonds, hebben wij er voor gekozen om, rekening houdende met het onlangs gesloten lente-akkoord, te anticiperen op de mogelijke effecten van dat akkoord voor onze gemeente. Deze informatie willen wij in eerste instantie met u in deze Kadernota delen. Uit deze Kadernota blijkt dat er opnieuw harde keuzes gemaakt moeten worden. In deze nota doen wij daar een voorzet voor. Het is echter denkbaar, gelet op de ombuigingstaakstelling, dat wij na de zomervakantie, in de aanloop naar de begrotingsbehandeling, opnieuw met uw raad een of meer sessies organiseren, om de mogelijkheden en de effecten van beleidskeuzes voor te bereiden en inzichtelijk te maken. 2.3 Voortgang bezuinigingsplan 2012 In 2012 is door uw raad een bezuinigingsplan vastgesteld van € 1,5 miljoen welke gefaseerd in 2015 bereikt moet worden. De basis daarvoor vormde ons voorstel met een evenwichtige verdeling over drie hoofdcategorieën, te weten: Categorie 1: eigen bedrijfsvoering c.a. € 825.000,-Categorie 2: subsidies en gemeenschappelijke regelingen - 355.000,-Categorie 3 : kostendekkendheid belastingen - 320.000,-------------------€ 1.500.000,-===========
5
Hoewel ons voorstel (zie tabel hieronder) door u voor de jaarschijf 2012 op enkele onderdelen werd geamendeerd, vooral om de lokale lastendruk voor de burger te beperken, bleef de basis voor het bezuinigingsplan voor de latere jaren ongewijzigd. Berekend
2012
2013
Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3
€ 250.000,-€ 175.000,-€ 200.000,--
€ € €
500.000,-265.000,-290.000,--
Totaal
€ 625.000,--
€ 1.055.000,--
2014
2015
€ 750.000,-€ 355.000,-€ 310.000,--
€ € €
825.000,-355.000,-320.000,--
€ 1.415.000,--
€ 1.500.000,--
In onze opzet voor de Kadernota 2013 zijn wij er van uitgegaan dat dat deze bezuinigingstaakstelling voor alle jaren volledig wordt uitgevoerd. Wij maken daarbij de volgende kanttekeningen. Als onderdeel van categorie 1 (bedrijfsvoering) wordt o.a. gerekend op de verkoop van onroerend goed. Dit moet zowel in 2012 als in 2013 een besparing aan lasten opleveren van € 80.000,--. De cumulatieve besparing in 2013 bedraagt dus € 160.000,--. Zoals bekend zit de vastgoedmarkt behoorlijk op slot. Met inachtneming van het aangenomen amendement Slier – Visser – Wijchers betreffende een onderzoek naar de gefaseerde realisatie van het Sociaal Medisch Centrum, gaan wij er van uit dat wij de eerste tranche (2012) in 2012 als nog realiseren. De tweede tranche (2013) betreft de verkoop van het pand Het Witte Hert 2 (voormalige gemeentewerf). Hoewel hier actief op wordt ingestoken en de verkoop in de boeken staat voor uiterlijk in 2013, moeten wij constateren dat die beoogde verkoop een risico vormt voor het bezuinigingsplan. Een risico dat echter geen structureel karakter heeft, indien de verkoop na 2013 plaatsvindt. In categorie 2 vallen de kortingen op de gemeenschappelijke regelingen (GR’en). Deze zijn regionaal afgesproken. Onlangs evenwel zijn door de gemeenteraden voor de GR’en algemene richtlijnen vastgesteld, waarbij afspraken zijn gemaakt over vormen van prijs- en looncompensatie. Dit ondanks dat wij in onze eigen begroting voor budgetten uitgaan van de nullijn. Deze regionale afspraken kunnen betekenen dat de compensatie (nagenoeg) gelijk is aan het kortingspercentage (2013: 2,5%), waardoor de bijdrage per inwoner nominaal (nagenoeg) gelijk blijft. De geraamde verlaging van de deelnemersbijdrage wordt zo niet gerealiseerd. Ten slotte categorie 3 de kostendekkendheid van de eigen belastingen. Voor 2013 is op dit onderdeel een taakstelling ingeboekt van € 90.000,--. Vorig jaar is aan uw raad een uitgebreide nota uitgebracht waarin inzicht wordt gegeven welke mogelijkheden er zijn om de eigen heffingen kostendekkend te maken. Uw raad heeft kennis genomen van deze nota, en voor een deel (via amendementen) andere keuzes gemaakt. Dat neemt niet weg dat wij de taakstelling voor 2013 onveranderd hebben laten staan, juist omdat kostendekkende tarieven bij ons hoog in het vaandel staan. Vorig jaar hebben wij geen bezuinigingsvoorstellen uitgebracht betreffende het sociale domein. Daarmee werd bereikt dat aan het huidige sociale beleid van onze gemeente, niet getornd werd. Wij maakten daarover door het jaar heen twee opmerkingen: In de kadernota 2012 werd opgenomen dat wij ons sterk maken om de aanspraken op de WMO, de sociale voorzieningen inclusief de 120%-regelingen en het minimabeleid onverkort te handhaven. In het raadsvoorstel aanbieding Programmabegroting werd aanvullend de volgende passage opgenomen: Geconstateerd is dat de kosten van met name het leerlingenvervoer, de bijzondere bijstand en de WMO stijgen. In hoeverre deze toename een structureel karakter heeft, zal mede afhangen van de economische vooruitzichten. Voor wat de WMO betreft willen wij deze ontwikkeling betrekken bij het te voeren beleid in het kader van de nog op te stellen meerjarenprognose WMO, waar uw raad eerder toe heeft besloten. De behandeling van de Kadernota 2013 is het geëigende moment om hier nadere besluiten over te nemen. Zowel in de Najaarsnota 2011 als in de Voorjaarsnota 2012 zijn vanwege de stijgende kosten voor het minimabeleid bedragen bijgeraamd. De aangekondigde meerjarenprognose is echter op dit moment nog niet beschikbaar, en deze maakt dan ook geen deel uit van deze Kadernota.
6
2.4 Algemene uitgangspunten bij ons voorstel Bij ons voorstel hebben wij, net als vorig jaar, ons als eerste laten leiden door de 10 richtinggevende uitspraken waar uw raad het over “eens” is. Deze uitspraken hebben een groot draagvlak binnen uw raad, zonder dat daarbij naar onze mening sprake is van een rangorde. Uit de tekst van de richtinggevende uitspraken blijkt dat de gemeente als eerste naar zichzelf moet kijken. Waar kan zij efficiënter en soberder werken. Bij deze categorie hebben wij dan ook, net als vorig jaar, de hoogste prioriteit gelegd. Een tweede uitgangspunt welke binnen uw raad leeft is dat “mensen voor stenen” gaan. Wij delen dit standpunt, maar zijn wel van mening dat dit niet tot in het extreme doorgevoerd kan worden. Juist in deze slechte economische periode zal een gemeente, waar mogelijk, moeten blijven investeren. Enerzijds vanuit de gedachte van werkgelegenheid, anderzijds ook omdat dit kan leiden tot gunstige aanbestedingsresultaten. Een bepaalde vorm van evenwicht is naar onze mening gewenst en noodzakelijk. Een derde uitgangspunt bij ons voorstel vormt de tussentijdse evaluatie van het coalitieakkoord 2010 – 2014, zoals dat door uw raad is behandeld. In een afzonderlijk hoofdstuk in die evaluatie is vooruit gekeken naar de prioriteiten voor de jaren 2012 – 2014. Door uw raad is besloten om deze prioriteiten te betrekken bij het te gaan voeren beleid bij de kadernota 2013. Met betrekking tot de bedrijfsvoering hebben wij als algemeen (vierde) uitgangspunt genomen dat taken die overgedragen worden door het Rijk naar de gemeenten, binnen het daarvoor overgehevelde budget (inclusief efficiencykortingen) uitgevoerd moeten worden. Uit dit budget dienen in beginsel zowel de feitelijke vergoedingen als de personele lasten bekostigd te worden. Decentralisaties van taken dienen voor onze gemeente derhalve budgettair neutraal te verlopen, waarbij omdat er taken bij komen, ook de formatie uitgebreid kan worden. Na verloop van tijd zal een evaluatie worden gehouden om te beoordelen of dit standpunt te handhaven is. Indien bestuurlijk wordt gekozen voor nieuw of intensivering van eigen beleid, dan dient voor deze extra taak ook formatiegeld beschikbar gesteld te worden. Gelet op de financiële positie en de noodzaak tot ombuigingen zal zeer terughoudend met voorstellen voor nieuw beleid worden omgegaan. Dat laat onverlet dat er wel een wensenlijstje bestaat, waar bestuurlijke keuzes uit gemaakt kunnen worden. Niet voorziene onderhoudswerkzaamheden en vervangingen in de openbare buitenruimte (calamiteiten) worden zoveel mogelijk ten laste van de “voorziening onderhoud kapitaalgoederen” gebracht. De omvang van deze voorziening dient op basis van actuele onderhoudsplannen voldoende te zijn. In de praktijk betekent dit dat eenmalig een extra dotatie in de voorziening noodzakelijk kan zijn. Gelet op de resultaten van de afgelopen jaarrekeningen, laat onze huidige reservepositie dit ook toe. Voor een totaaloverzicht van het voorgenomen beleid 2013 wordt verwezen naar bijlage 2. Wij merken hierbij op dat de posten met prioriteit 2 hierin wel benoemd zijn, - inclusief een (grove) schatting van de daarmee gepaard gaande bedragen – maar deze niet zijn opgenomen in het berekende tekort. Indien bestuurlijk voor een of meer van deze posten wordt gekozen, dient daar dus nog dekking voor gevonden te worden. Hetzij door verhoging van inkomsten of door geld vrij te maken binnen het bestaande beleid (“nieuw voor oud”). Gelijk aan vorig jaar willen wij de ombuigingen in ieder geval langs dezelfde drie hoofdcategorieën laten lopen. Omdat de opgave groot is en de echte rek inmiddels uit de begroting is, hebben wij hier een vierde categorie aan toegevoegd, namelijk de heroverweging van reeds ingezet en/of bestaand beleid. Zoals hierboven verwoord hebben wij het zwaartepunt van de bezuiniging gelegd bij ons zelf. Hoewel middels het project “Enkhuizen in de Greep”, de eigen personeelsformatie behoorlijk is teruggeschroefd, hebben wij ons altijd op het standpunt hebben gesteld dat formatievermindering alleen mogelijk is, indien er ook taken worden afgestoten. Gedwongen door de financiële positie hebben wij gekozen voor een tweede efficiencyslag, welke op termijn een besparing moet opleveren van circa 4% van de loonsom.
7
Regionaal is vorig jaar naar de gemeenschappelijke regelingen een taakstelling uitgezet waarbij de bijdrage van de deelnemende gemeenten in 2014 10% lager moet zijn dan in 2010. Hoewel wij bestuurlijk willen inzetten op een aanvullende taakstelling, hebben we deze financieel vooralsnog niet ingeboekt. Voor een dergelijke opdracht is immers een meerderheid nodig van de deelnemende gemeenten. Ter illustratie: elke 1% extra korting betekent een volume van € 12.000,--. De kortingen op het subsidieprogramma willen we beperken tot hetgeen we vorig jaar hebben afgesproken. De opgelegde korting mag binnen de organisaties immers alleen gevonden worden in de bedrijfsvoering en dat blijkt al lastig genoeg te zijn. Zoals uit de vorig jaar verschenen Belastingnota is gebleken, blijkt dat een aantal gemeentelijke belastingen niet kostendekkend is. Het betrof hier de rioolheffing, de afvalstoffenheffing en de begrafenisrechten. Inmiddels blijkt uit een concept-rapport dat er ook veel ruimte zit in onze legestarieven. Hoewel de technische belastingcapaciteit veel hoger is, hebben wij bij ons voorstel ook rekening gehouden met een vergelijking met de huidige landelijke en regionale tarieven. Wetende dat vorig jaar de belastingtarieven via amendementen zijn ontzien, zijn wij van mening dat er mogelijkheden zijn voor een (extra) taakstelling op dit onderdeel. Daarbij willen wij ook de mogelijkheid noemen van het invoeren van nieuwe belastingen. De vierde en laatste categorie betreft de heroverweging van ingezet en/of bestaand eigen beleid. Onder ingezet beleid verstaan we beleid waartoe vorig jaar een besluit is genomen of bestuurlijke richting is aangegeven, maar nog niet tot uitvoering is gekomen. Onder bestaand beleid scharen we al het beleid dat bovenwettelijk is. We ontkomen er niet aan om ook hier zeer kritisch naar te kijken. Een totaal overzicht (bijlage 3) van het huidige bovenwettelijke beleid is bij deze Kadernota gevoegd. Uitgaande van een ombuigingsopdracht van € 0,9 miljoen komen wij tot de volgende taakstelling per categorie: Categorie 1: Categorie 2: Categorie 3 : Categorie 4:
eigen bedrijfsvoering c.a. subsidies en gemeenschappelijke regelingen kostendekkendheid belastingen heroverweging ingezet c.q. bestaand beleid
€ 350.000,-P.M. (vooralsnog) - 200.000,-- 350.000,------------------€ 900.000,-===========
Ons voorstel zullen we concreet langs deze vier hoofdlijnen hieronder nader toelichten. 2.5 Categorie 1: Ombuigingen eigen bedrijfsvoering c.a. Bij het project Enkhuizen in de Greep is de eigen organisatie behoorlijk afgeslankt. De werkdruk is op een aantal plaatsen behoorlijk hoog en ruimte om nieuwe taken op te vangen is er niet. We hebben ons altijd op het standpunt gesteld dat verdere afslanking alleen mogelijk is, indien er ook taken verdwijnen. Dit kan door heroverweging van eigen beleid om bepaalde taken niet meer te doen, dan wel door afstoting van taken, dus door taken buiten de deur te zetten. Toch blijkt in de praktijk dat het takenpakket van een organisatie niet in beton gegoten is. Hetzij door wettelijke maatregelen (decentralisaties, kwaliteitseisen), hetzij door eigen bestuurlijke keuzes kan het zijn dat er juist taken bij komen of geïntensiveerd worden. Omdat dit niet langer opgevangen kan worden binnen de huidige formatie, zijn wij beleidsmatig van mening dat: bij overheveling van taken vanuit het Rijk (decentralisaties) dit voor ons budgettair neutraal (per saldo dus nul) dient plaats te vinden. Uitbreiding van formatie is binnen dit financiële kader dus mogelijk; bij uitbreiding van taken op basis van eigen beleidskeuzes formatie alleen uitgebreid kan worden indien door uw raad hiervoor tevens geld beschikbaar wordt gesteld. Indien geen aanvullende middelen beschikbaar gesteld worden, dient of uitbreiding van taken achterwege te blijven of dient op een andere manier dekking te worden aangegeven, bijvoorbeeld door een andere taak te schrappen (“nieuw voor oud”). Deze algemene lijn zullen we voor de komende periode strak bewaken. Immers alleen dan kunnen wij verantwoording dragen voor een goede planning en het nakomen van toezeggingen.
8
Het afgelopen jaar hebben wij intern de eerste en goede ervaringen opgedaan met het stroomlijnen van procedures. Door werkprocessen goed te analyseren, overbodige schakels er uit te halen en een nieuwe procedure te beschrijven (optimalisatie bedrijfsprocessen of “lean-management”), wordt niet alleen efficiënter gewerkt, ook de burger kan eerder over haar informatie beschikken, en wordt de dienstverlening verbeterd. Het mes snijdt zo aan twee kanten. Daarnaast wordt steeds meer ingezet op samenwerking (o.a. in SED-verband) en flexibilisering van het inzetten van eigen personeel. Deze onderdelen moeten het mogelijk maken om een tweede efficiencyslag te maken binnen de bedrijfsvoering. Voor deze efficiencyslag binnen de bedrijfsvoering hebben wij als doelstelling geformuleerd een besparing van 4% op de loonsom, uiterlijk te behalen in 2015. Na de eerdere afslanking van de eigen organisatie bedraagt de huidige loonsom € 8,25 miljoen. Dit betekent op termijn derhalve een structurele besparing op de loonsom van afgerond € 350.000,--. Invoering van lean-management vergt een gedegen aanpak en vormt in eerste instantie een extra belasting voor de organisatie. Immers tijdens de verbouwing blijft de winkel gewoon open. Om alle werkprocessen door te lichten en opnieuw vast stellen is een eenmalig bedrag nodig van € 300.000,-Dit incidentele bedrag kan onttrokken worden uit de algemene reserve. Taakstelling € 350.000,-2.6 Categorie 2: Subsidies en gemeenschappelijke regelingen Voor categorie 2 is vorig jaar een bezuinigingstaakstelling vastgesteld van in totaal 10%, gefaseerd te bereiken in 2014. Voor 2013 is het kortingspercentage 2,5%. Voor de subsidies is deze korting ingezet op een viertal professionele organisaties en het op termijn verzelfstandigen van De Nieuwe Doelen. Op basis van een raadsuitspraak zou de korting opgevangen moeten worden binnen de bedrijfsvoering van de organisaties, zonder aantasting van hun kernactiviteiten. Deze taakstelling blijft wat ons betreft onverminderd staan. Het opleggen van een algemene nieuwe taakstelling is wat ons betreft, binnen deze hoofdcategorie, nog niet aan de orde. Deze kan natuurlijk wel (individueel) aan de orde komen binnen de nieuwe vierde categorie, heroverweging van beleid. Binnen die categorie zouden altijd keuzes gemaakt kunnen worden om bepaalde subsidieplafonds lager vast te stellen of individuele organisaties, rekening houdende met een afbouwperiode, niet langer meer te subsidiëren. Op basis van de nieuwe vastgestelde richtlijnen voor gemeenschappelijke regelingen krijgen GR’en compensatie voor gestegen prijzen en lijnen. Dit terwijl wij in onze eigen begroting voor individuele budgetten uitgaan van de nullijn en gestegen prijzen dus niet compenseren. Het effect van de gekozen richtlijnen is dat de gemeentelijke bijdragen nominaal, ondanks een opgelegde korting, nagenoeg gelijk blijven. Daarmee komt de bezuinigingstaakstelling, zoals deze in onze begroting is opgenomen, onder druk te staan. Bestuurlijk willen wij daarom inzetten om te zien of er draagvlak gevonden kan worden voor een extra bezuinigingstaakstelling voor de GR’en. Het is immers niet meer dan redelijk, weliswaar indirect, dat aan gemeenten opgelegde Rijkskortingen worden doorbelast aan de GR’en. De vastgestelde richtlijnen bieden deze mogelijkheid, doch om deze te realiseren dient wel een meerderheid onder de deelnemende gemeenten gevonden te worden. Om deze reden willen we, ondanks onze bestuurlijke insteek, een mogelijk bezuiniging nog niet inboeken. Daarom wordt vooralsnog voor deze categorie een P.M.-post opgenomen. Taakstelling P.M. 2.7 Categorie 3: Kostendekkendheid belastingen Vorig jaar hebben wij uw raad een Belastingnota aangeboden, en u daarbij inzicht gegeven in de mate van kostendekkendheid van onze belastingen en heffingen. Uit die nota bleek dat de tarieven voor de rioolheffing, de afvalstoffenheffing en de begrafenisrechten nog niet op een kostendekkend niveau gebracht zijn. Ondanks dat het principe van 100% kostendekking niet zo zeer ter discussie staat, heeft uw raad toch anders besloten. De bezuinigingstaakstelling 2012 (exclusief verlenging afschrijvingstermijnen rioolinvesteringen) van € 120.000,-- werd: voor ongeveer de helft gevonden in lastenverhoging voor de toerist (tarieven haven en toeristenbelasting) en door verhoging van de begrafenisrechten; voor de andere helft door kostenreductie (energie en begroting economische zaken). 9
De tweede tranche voor deze categorie bedraagt op basis van het bezuinigingsplan 2012 € 90.000,--. Deze taakstelling zal naar onze mening in ieder geval gehaald moeten worden. Gelet op de noodzaak de begroting verder om te buigen, waarbij een evenwichtige verdeling per categorie wordt nagestreefd kunnen de eigen belastingen naar onze mening niet buiten schot blijven. Los van de vraag hoe de opbrengststijging over de verschillende rechten en heffingen wordt verdeeld, zijn wij van mening dat het mogelijk moet zijn een extra de taakstelling (voor 2013) van € 200.000,-- te halen. De totale taakstelling komt daarmee op € 290.000,-- exclusief de aanpassing aan inflatiecijfers. Zoals eerder is weergegeven komen daarvoor primair in aanmerking, die rechten en heffingen waar een (directe) individuele contraprestatie voor de burger tegenover staat, te leveren door de gemeente in haar functie als overheid. Dergelijke rechten en heffingen mogen wettelijk een maximaal tarief hebben van 100% van de geraamde kosten die daarmee gepaard gaan. Aanvullend aan de Belastingnota van vorig jaar is inmiddels ook in concept de rapportage gereed met betrekking tot een onderzoek naar de mate van kostendekking voor de legestarieven. Uit dit rapport blijkt dat ook deze tarieven niet kostendekkend zijn. Daarnaast kan altijd overwogen worden nieuwe belastingen in te voeren. Dit alles laat zien dat hierin nog altijd keuzes te maken zijn. Bovendien is het de afweging van ieder individueel gemeentebestuur tot welke mate van kostendekkendheid wordt overgegaan. Indien niet gekozen wordt voor 100% kostendekking, dan worden de resterende kosten gedekt uit de algemene middelen, waar ook de OZB deel van uit maakt. Alleen ter illustratie hebben wij de mate van kostendekkendheid (gebaseerd op de cijfers van 2012) en de daarmee gepaard gaande maximale ruimte hieronder op een rij gezet. 1% OZB verhoging is € 30.000,--; Percentage kostendekking rioolrechten 95% (resterende ruimte € 60.000,--); Percentage kostendekking afvalstoffenheffing 93% (resterende ruimte € 180.000,--); Percentage kostendekking begrafenisrechten 67% (resterende ruimte € 100.000,--); Percentage kostendekking leges 76% (resterende ruimte € 240.000,--). Taakstelling € 200.000,-2.8 Categorie 4: heroverweging ingezet c.q. bestaand beleid Naast een grote mate van terughoudendheid met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen, dient opnieuw kritisch naar de financiële effecten van het bestaande beleid te worden gekeken. Wettelijke taken moeten uitgevoerd worden, maar ieder gemeentebestuur heeft beleidsvrijheid waar het de keuzes betreft van bovenwettelijke taken. Deze bovenwettelijke taken vormen overigens maar een beperkt volume van de totale begroting. Bij deze Kadernota hebben wij een overzicht gevoegd (bijlage 3) van deze taken en daaruit blijkt dat dit volume afgerond € 3,5 miljoen is. Ten aanzien van de heroverweging willen wij nog een onderscheid aanbrengen tussen (onlangs) ingezet beleid en het echte bestaande beleid. Onder ingezet beleid verstaan we beleid waartoe vorig jaar een besluit is genomen c.q. een bestuurlijke richting is bepaald, maar nog niet tot uitvoering is gekomen. In het beleidsprogramma 2012 zijn diverse posten opgenomen, deels vallende onder de Aen deels onder de B-lijst, waarvoor gelden zijn gereserveerd, maar waarvoor nog geen verplichtingen zijn aangegaan. Deze posten zouden naar onze mening als eerste voor een heroverweging in aanmerking kunnen komen. Concreet gaat het hierbij om de volgende posten met de volgende structurele bedragen: kwaliteitsverbetering peuterspeelzaalwerk (A-lijst) i.v.m. voor- en vroegschoolse educatieve activiteiten (VVE) € 31.000,-combinatiefuncties- impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur (B-lijst) e i.v.m. kosten cofinanciering subsidieaanvraag voor max. 1,5 fte (1 tranche) - 84.000,-NB. de tweede tranche (€ 65.000,--) staat op de wensenlijst AWBZ-pakketmaatregelen (B-lijst) i.v.m. reservering gelden uit de algemene uitkering voor het project EropAf - 100.000,---------------€ 215.000,-========= 10
Uitgaande van een totale taakstelling binnen deze categorie van € 350.000,-- zou, indien als eerste naar het ingezette beleid wordt gekeken, voor een heroverweging van het (overige) bestaande beleid een bedrag van € 135.000,-- resteren. Het spreekt voor zich dat een aanpassing van bedragen tussen deze twee onderdelen mogelijk is. Indien gekozen wordt voor volledige handhaving van het bestaande beleid dan dient, louter als indicatie, de OZB met 21,3% verhoogd te worden (volume categorie 3 plus 4 totaal € 550.000,--, plus taakstelling € 90.000,-- uit het bezuinigingsplan 2012). Taakstelling € 350.000,-2.9 Fasering nauwelijks mogelijk Hiervoor hebben wij steeds de financiële taakstelling voor 2013 weergegeven. Doelstelling van ons is immers een gezond en verantwoord financieel beleid te voeren waarbij de wensen niet uitstijgen boven de financiële mogelijkheden. Ook het provinciale toezicht gaat uit van de situatie dat bij een niet structureel sluitende begroting, in ieder geval uit het meerjarenperspectief moet blijken dat de begroting in de toekomst wel sluitend is. Indien in de tussenliggende jaren er een incidenteel tekort ontstaat, dan dient dit ook (incidenteel) gedekt te worden. Onze inzet is echter om te komen tot een ombuigingsvoorstel waarbij het inzetten van incidentele middelen, zo beperkt mogelijk is. Juist omdat er op Rijksniveau sprake is van een extra bezuinigingstaakstelling van € 12 miljard, bovenop het eerder bereikte akkoord van € 18 miljard, zullen de kortingen direct en volledig naar de gemeenten doorwerken. Voor een deel zelfs al in 2012 (BTW-verhoging), maar volledig en dus niet gefaseerd in 2013. Om deze reden moeten wij onze ombuigingen van € 900.000,-- eigenlijk ook in 2013 volledig realiseren. Weliswaar kent het jaar 2013 een iets beperkter tekort (€ 800.000,--) maar een overschot dient ter afdekking van de piek in 2015. Bij een structurele ombuiging van € 900.000,-ingaande 2013 zou er over de totale planperiode 2013 – 2016 per saldo slechts een incidenteel “overschot” ontstaan van afgerond € 50.000,--. Hoewel fasering zoals hierboven verwoord nauwelijks mogelijk is, vormt categorie 1, de bedrijfsvoering hierop een uitzondering. Het is gewoonweg onmogelijk om de financiële resultaten van samenwerking, flexibiliteit en optimalisering van bedrijfsprocessen, in één jaar te realiseren. Hoewel bij een start na de zomer van 2012 de eerste effecten geboekt kunnen worden in 2013, zal het totale voordeel eerst in 2015 behaald kunnen worden, volgens onderstaand schema: Bedrijfsvoering Fasering
2013 €
60.000,--
2014 € 210.000,--
2015
2016
€ 350.000,--
€ 350.000,--
Daarmee komt het totale ombuigingsplan 2013 er als volgt uit te zien:
Berekend
2013
2014
2015
2016
Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3 Categorie 4
€ 60.000,-€ P.M. € 200.000,-€ 350.000,--
€ € € €
210.000,-P.M. 200.000,-350.000,--
€ € € €
350.000,-P.M. 200.000,-350.000,--
€ € € €
350.000,-P.M. 200.000,-350.000,--
Totaal
€ 610.000,--
€
760.000,--
€
900.000,--
€
900.000,--
Tekort MJP
€ 800.000,--
€
700.000,--
€ 1.150.000,--
€
900.000,--
-/- € 190.000,--
+ €
60.000,--
-/- € 250.000,--
Saldo
Sluitend
Door de fasering van de bezuinigingstaakstelling van de bedrijfsvoering slaat het eerder benoemde “overschot” van € 50.000,-- over de totale planperiode om in een tekort van € 380.000,--. In de individuele jaren zal bij dit scenario voor het bedrag van het tekort een incidentele dekking via de algemene reserve moeten plaatsvinden.
11
Om het beeld compleet te maken plaatsen wij hieronder een tabel van de totale ombuigingsoperatie met fasering over de jaren 2012 – 2016. Berekend
2012
2013
Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3 Categorie 4
€ 250.000,-€ 175.000,-€ 200.000,--
€ € € €
Totaal
€ 625.000,--
€ 1.665.000,--
2014
560.000,-265.000,-490.000,-350.000,--
€ € € €
2015
2016
960.000,-355.000,-510.000,-350.000,--
€ 1.175.000,-€ 355.000,-€ 520.000,-€ 350.000,--
€ 1.175.000,-€ 355.000,-€ 520.000,-€ 350.000,--
€ 2.175.000,--
€ 2.400.000,--
€ 2.400.000,--
Met inachtneming van de reactie van uw raad op de richting die wij aangeven in deze Kadernota 2013, zullen wij voor de ombuigingen een definitief voorstel uitbrengen bij de begroting 2013.
3
Ter afronding
Deze Kadernota 2013 is samengesteld op basis van de huidige gegevens en de beschikbare informatie en is bedoeld voor uw raad om richting te geven voor het verder opstellen van de begroting 2013, het doorvoeren van noodzakelijke ombuigingen en het sluitend maken van het MJP 2013 – 2016. In de komende periode zal er ongetwijfeld nieuwe informatie op ons afkomen, welke tot bijstellingen zullen leiden. Op macro-niveau zijn de gegevens van “meicirculaire” als uitvloeisel van het lente-akkoord dan bekend, en wat de effecten daarvan zijn voor de individuele gemeenten. Deze meicirculaire is normaal gesproken de basis voor de Kadernota, het ijkmoment binnen de planning & control cyclus van onze gemeente. Hoewel deze circulaire nu later wordt ontvangen, zal ook voor de begroting 2013 deze circulaire de basis vormen, waardoor de systematiek hetzelfde blijft. Net als vorig jaar zullen de effecten van de september-circulaire niet meer in de begroting verwerkt kunnen worden. In afwachting van de verkiezingen van 12 september en de vorming van een nieuw Kabinet zal pas op een veel later moment meer duidelijkheid komen over de voortgang van alle decentralisaties en de budgetten die overgaan naar de gemeenten, alsmede de verdeelsystemathiek die hierbij wordt gehanteerd. Dit geldt ook voor de herijking van de verdeling van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds, naar verwachting per 1 januari 2014. Wij onderkennen de risico’s die deze nieuwe ontwikkelingen met zich meebrengen, maar zullen pas in de loop van 2013 met informatie hierover naar u toe kunnen komen.
Enkhuizen, 29 mei 2012 Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van E n k h u i z e n De secretaris,
(R.M. Reus)
De burgemeester,
(J.G.A. Baas)
12