Oktober 2007 nr. 2
kade rinfo BIjLAGE Voor TEchNISch EN BESTuurLIjK KAdEr
ALGEMENE GYMNASTIEK
2 Flikflakker of Crearol Stabiliteitstraining (deel 1) 9 Kwaliteit van bewegen (deel 2) GYMK AdErforuM
12 Praktijksituatie: waarom is
bewegingsinzicht noodzakelijk? coAchEN
1 Trainer of coach in de topsport TrENdS
17 Salto’s in de stad dAMES- EN hErENTurNEN
19 Juiste vormspanning en
lenigheid en de juiste beoordeling daarvan (deel 1) GEZoNdhEId
22 Sociale drugs en dopingcontrole BESTuurSMANAGEMENT
24 Samenwerken succesvol Foto: Thomas Schreijer.
2 District Midwest 26 Alliantie school en sport 27 Helpdesk/Juniorassistent 28 Turnen in beeld
ALGEMENE GYMNASTIEK
flikflakker of beter de crearol Tekst: Tjalling van den Berg en Martin van Wijk Foto’s: Turnklas CIOS Heerenveen
de flikflakker is ondertussen een geliefd gymnastiekhulpmiddel. door het foam is het zacht, vriendelijk en vrolijk. Zowel op het grote basisdeel als de apart bij te leveren hulpdelen zijn zowel klittenband als plakstroken aanwezig zodat je snel en eenvoudig een nieuwe situatie kan creëren. Nieuw is dat er ondertussen twee modellen zijn qua grootte. Uit de praktijk kwam de vraag naar een model voor gymnasten tot 9 jaar (maat is 75 cm) en het model vanaf 9 jaar (is 90 cm
gebleven zie fotoserie 1). De Flikflakker heeft als opties een viertal, dat eenvoudig door klittenband te bevestigen zijn.
Het hulptoestel heeft zich al bewezen als een uitstekend hulpmiddel. Alleen is gebleken dat de naam de lading niet dekt. De Flikflakker zou beter Crearol kunnen heten omdat je de flikflak er niet echt op kunt leren. Wel kun je sporters wennen aan het achterwaarts over de kop gaan. De andere toepassingsmogelijkheden zijn veel groter, vandaar de naam Crearol. Helaas is de naam Flikflakker al volledig ingeburgerd en heeft het geen zin om die nu nog te veranderen. In talrijke workshops en op de opleidingen van het CIOS Heerenveen en Arnhem kregen we talrijke enthousiaste reacties en voorstellen ter verbetering.
huLpToESTEL In dit artikel geven we een verslag van de in de praktijk verder ontwikkelde mogelijkheden. Ondertussen is er een cd-rom gemaakt waarop de bewegingsvormen staan. Ook kunt u op de site van Turncentrum Sportstad Heerenveen www.Sportstadheerenveen.nl onder de button materiaal voortdurend een actuele uitwerking vinden. Blijft u ons kritisch volgen: het is de hoogste tijd om revolutionair onze turnzalen en accommodaties anders in te richten! Het turnen heeft te lang stilgestaan in antieke materialen, leermethoden en methodieken en is toe aan een nieuwe facelift: nieuwe zachte, lichte, vrolijke materialen, nieuwe leermeFotoserie 1: de maxi Flikflakker met de diverse inzetdelen.
2
oktober 2007
thoden en een uitstraling. Bij de verplichte invoering van het bewegingsonderwijs op de basisschool is dit hulptoestel een must voor iedere enthousiaste bewegingsonderwijzer.
Het uiteindelijke doel is het profielelement salto voorover.
Voordelen – het toestel is veilig; – het is gemakkelijk op te bergen; – er zijn twee modellen mini en maxi; – uitdagend voor alle gymnasten; klein tot groot en van Topsport tot Special Gym. – licht in gewicht; -bespaart fysiek de gymnastieker. – voldoet aan de normen van de ARBOwet; (idem) – geeft de trainer meer tijd voor correctie en stimulatie; – genieten op afstand; – hogere arbeidsintensiteit binnen de lessen; – razendsnel wisselen; – hulpverlening is eenvoudig en wel staand aan de zijkanten; – de gymnasten beheersen al snel de beweging zelfstandig; (idem) – veel (turn)technieken worden snel en goed geleerd;(idem) – met de drie hulpdelen kunnen snel nieuwe situaties gemaakt worden; (idem) – op de Flikflakker kan een tekenserie geplakt worden als visuele ondersteuning; (idem) – de Flikflakker kan functioneel aan andere toestellen gekoppeld worden zoals banken en valmatten; – de Flikflakker kan ook op andere toestellen worden gelegd zoals de airtumblingbaan; – kinderen gaan uit zichzelf al creatief met de Flikflakker spelen.
Rol - en schommelvormen achterover: rol- en stutbewegingen zijn nauw verbonden elementen. Ook kan men de lijn doortrekken naar het profielelement salto achterover.
Overslagvormen: de handstand is nauw verbonden met vele vormen van de overslag. Binnen deze familie ontwikkelen we de voorwaartse vormen. De overslag is hier het profielelement.
Steunspringen: sprongen als spreid- en hurkspringen maar ook moeilijker sprongen als de kukel (overslag met gehurkte benen) en het profielelement handstandoverslag zijn mogelijk.
Boogje achterover: voorbereiding door speelse vormen van achterwaarts bewegen.
Arabier: voorbereiding van het belangrijke dienstelement arabier.
Balanceervormen: het behouden van het evenwicht is met dit toestel zeer uitdagend
Bewegingsvormen De bewegingsvormen zijn gesplitst in grondvormen en profielelementen. Bij elke grondvorm of elk profielelement geven we voorbeelden over het gebruik van de Flikflakker. Elke bewegingsituatie heeft een zeker niveau in zich. Hierdoor is differentiatie eenvoudig mogelijk.
Verschillende bewegingsvormen: Rol- en schommelvormen voorover: rol- en saltobewegingen zijn nauw verbonden. GYM kaderinfo
ALGEMENE GYMNASTIEK
en een kunst op zich in zowel statische als dynamische vorm. Alles gericht op de neuromotorische basiseigenschappen: evenwicht en coördinatie.
Omnifunctioneel gebruik is mogelijk, bijv. als een magic blok. Nieuwe kansen zijn er door de flikflakker) op en rond andere toestellen te gebruiken. In onderstaande fotoseries staan een aantal voorbeelden uitgewerkt:
Kracht en lenigheid: talrijke specifieke kracht- en lenigheidsoefeningen kunnen op en met behulp van de Flikflakker functioneel getraind worden. In die zin is het hulptoestel nog volop een ontwikkelingstoestel.
Site seeing www.sidijk.com/begin-nl.htm Ben je geïnteresseerd in de aanschaf van een crearol? Surf dan naar deze site en bestel!
folders nieuwe opleidingen ritmische gymnastiek
Voor de nieuwe opleidingen niveau 2 en 3 Ritmische gymnastiek zijn folders (kosteloos) te bestellen via het e-mail
[email protected] Niveau 2: rG Assistent Leider 2 • geen lesgeefbevoegdheid • assisteren bij lessen, activiteiten en het begeleiden van sporters. • diploma nodig om in te schrijven bij niveau 3 Niveau : rG Leider • lesgeefbevoegdheid/ niveau 3 licentie BIjZoNdErE ToEpASSINGEN
Voor meer informatie over deze opleidingen:
Hier gaan we in op losse activiteiten die het gebruik van dit toestel demonstreren in een plat liggende of andere posities.
www.kngucampus.nl
4
oktober 2007
Stabiliteitstraining (deel 1)
De kracht van een ontspannen romp Tekst en foto’s: Chris Groothoff
In een reeks van drie artikelen maakt u kennis met de eigenschap stabiliteit en de training daarvan. In het eerste artikel zal een visie over stabiliteit worden beschreven en duidelijk worden waarom stabiliteit gelijk staat aan ontspanning. Wat is het verschil tussen evenwicht en balans? In het tweede artikel wordt de training en coaching van stabiliteit beschreven, als ook de relatie tussen stabiliteit en de mentale status. We maken kennis met actieve ontspanning. Het derde artikel beschrijft een aantal praktische toepassingen voor sporters en trainers. Het juiste gebruik maken van een Swissbal wordt benoemd ter handhaving van de stabiliteit onder zwaardere en moeilijkere omstandigheden. Balans; een grondmotorische eigenschap De mens heeft een prachtig bewegings apparaat meegekregen. Turnen is een voorbeeld van de mogelijkheden met dat bewegingsapparaat. Prachtig komen de grondmotorische eigenschappen, snelheid, coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen en kracht samen tot een expressieve prestatie. Er moet nog al wat gedaan worden, bij welk element dan ook. “Alles moet kloppen”. Veel spieren zullen op tijd in goede samenwerking krachtig moeten spannen voor een afzet of het inzetten van een draai. Die samenwerking noemen we coördinatie, waarbij timing een belangrijk onderdeel is. Op het moment dat bepaalde spieren moeten aanspannen, zullen andere toe moeten geven om beweging toe te laten; ontspannen dus. Ook ontspanning moet getimed worden. Juist kunnen ontspannen is daarom een onderdeel van de coördinatie of sportieve techniek en daarmee een grondmotorische eigenschap. Afwezigheid van verkramping betekent dat er in balans bewogen kan worden.
meer spieren gespannen worden dan noodzakelijk is, wijken we af van het zuinig omgaan met energie. Deze energie komt in het lichaam terecht (verkramping) en wordt aangewend voor het ontwikkelen van overbelastingsblessures. Meer doen dan nodig is; dát is pas overbelasten! De kunst van steeds beter gaan turnen is daarom onder steeds moeilijkere omstandigheden de ideale houding (lees: ontspanning) te bewaren. Dit betekent dat een goede turner met zijn juiste timing niet alleen heel veel moet dóen, maar ook zijn coördinatieve eigenschappen moet aanwenden om met hetzelfde gemak heel veel te laten. Een element mislukt over het algemeen omdat je iets fout deed; houd dus op met doen, maar ontspan!
Wanneer je in balans op de balk staat, kun je alleen door iets te doen uit balans geraken. De juiste bewegingen laten gebeuren is de kunst van topturnen. Zodra je te veel je best gaat doen, of overmatig gaat spannen (wedstrijdspanning of faalangst) trek je jezelf uit balans.
Het lijf in balans Balans en evenwicht zijn twee verschillende onderdelen binnen de stabiliteitstraining. Bij in evenwicht zijn wordt bedoeld dat het lichaam als geheel zich boven het steunvlak bevindt; dus niet valt. Bij balans wordt bedoeld dat de verschillende losse onderdelen van de mens (alle botten) op de meest ontspannen manier ten opzichte van elkaar gepositioneerd zijn; balans in het lichaam dus en niet
Ontelbaar goede houdingen Houding is de positie waarin de gewrichten zich ten opzichte van elkaar op een bepaald moment bevinden. Houding is er altijd en zal zich tijdens het turnen steeds wijzigen; soms is de rug bol, soms hol of zijwaarts gebogen. Het aantal goede houdingen dat de turner kan aannemen is ontelbaar. Het aantal foute ook. De ideale houding is fysiologisch gezien de houding die met een minimum aan spierspanning optimaal is aangepast aan de omgeving of prestatie-eis. Op het moment dat er GYM kaderinfo
Met kracht en spanning in evenwicht blijven.
ALGEMENE GYMNASTIEK
neutrale positie. Dat is de positie waarbij je banden niet gebruikt worden om een verkeerde beweging tegen te houden. Wanneer een lichaam uit balans is zijn de botten in het lichaam ‘gevallen’. Spieren en banden moeten dan aan het werk (verkrampen) om erger te voorkomen.
VErKEErdE BEwEGINGEN TEGEN houdEN
Net niet gevallen met opgetrokken tenen en armreactie.
alleen positie van het gehele lichaam ten opzichte van de onderlaag. Dit betekent dat een lichaam tijdens vallen in balans kan zijn. Dat komt goed uit, want wanneer je vanuit stilstand moet gaan bewegen zul je een valbeweging moeten laten gebeuren. Denk aan de aanloop voor sprong. Je staat stil, valt licht voorover en voorkomt het werkelijke vallen door regelmatige afgemeten knieheffingen (draven). Als je niet durft te vallen sta je als aan de grond genageld, kom je niet van je plek. Bewegen is vallen en volgen.
Wanneer het lichaam uit balans is (bijvoorbeeld met X-knieën, een holle strakke rug en dito nek) kun je nog wel in evenwicht zijn. Het zwaartepunt van je lijf is nog boven het steunvlak. Dit wil nog niet zeggen dat je gehele lijf zich in de optimale houding bevindt en alle gewrichten voor die houding in de optimaal ontspannen positie staan. Het juist balanceren van je gewrichten in het lichaam ten opzichte van elkaar maakt dat je zonder extra inspanning in evenwicht kunt blijven. Je gewrichten staan daarbij in de zogenaamde
Spieren kunnen bewegingen tegen houden. Dat lijkt mooi, als de verkeerde bewegingen tegengehouden worden. Veelal worden er echter ook goede bewegingen tegen gehouden. Wanneer spieren te veel verkeerde bewegingen tegen willen houden wordt het systeem stijf (verkrampen). Het trainen van stabiliteit zal dan ook niet gericht zijn op het versterken van spieren die verkeerde bewegingen tegen houden, maar op het coördinatief ondersteunen van de goede bewegingen en het voorkomen van verkeerde bewegingen. Hierbij spelen de dwarse spieren een belangrijke rol. Dwarse spieren houden het lichaam in balans (steunen en sturen). De houding van elk botstuk ten opzichte van het andere is onder alle omstandigheden optimaal. Optimaal betekent hier dat er zo weinig mogelijk spierkracht gebruikt wordt en de banden zo weinig mogelijk op spanning komen; de neutrale stand. De overgebleven kracht kan worden aangewend voor de sportprestatie.
dwArSE SpIErEN ZIjN GEEN dwArSLIGGErS
In balans, rust en controle.
6
Een van de bekendste dwars in het lichaam liggende spieren is de dwarse buikspier. Deze spier geeft steun aan het lijf maar juist geen vermogen tot het maken van angulaire bewegingen. Het is zelfs zo dat deze spier zowel tijdens het buigen als strekken van onze romp actief is. Sterker nog; hij is al actief voordat wij de romp of (ook!) een extremiteit in beweging brengen. Hij geeft steun aan de vorm van de romp en er is mogelijkheid de mate van steun te reguleren tijdens het bewegen zonder invloed uit te oefenen op het bewegen zelf. Dwarse spieren geven dus zelfs steun tijdens het vervormen van een lichaam. Daar ze geen echte beweging geven kunnen ze ook geen goede of slechte bewegingen tegen houden (behoudens schuif van een gewricht). oktober 2007
SchEMA INVLoEd BALANSTrAINING op coÖrdINATIE EN MoBILITEIT
BALA LANS NS BA LA
BA BALANSTRAINING
VERTROUWEN VERTROUW
COÖRDINATIE
MO MOBILITEIT
ONTSPANN PA PANNING Balans(training) speelt in op coördinatie en mobiliteit.
Ze kunnen wel goede bewegingen ondersteunen en sturen. In het lichaam zijn nog tal van andere dwars aangelegde spieren te vinden met dezelfde kwaliteiten; steunen en sturen met behoud van mobiliteit.
Dit is een onbewust proces (kleine hersenen), al kun je het wel waarnemen. Het gaat echter te snel en is veel te complex om het bewust te kunnen uitvoeren (grote hersenen). Het blijkt ook altijd moeilijk om een
oNBEwuSTE rEGuLATIE Wanneer wij een stok op onze vinger verticaal laten balanceren weten we niet wat we precies doen, maar terwijl we naar het topje van de stok kijken, maakt ons lijf als vanzelf de goede bewegingen om de stok niet te laten vallen, tenminste; wanneer we het eenmaal geleerd hebben. Wanneer we gaan denken wat we doen gaat het juist mis. Zo ook vindt de regulatie in ons lichaam plaats. Wij balanceren het hoofd boven de romp, het bekken rond de heupkop, alle wervels ten opzichte van elkaar en het dijbeen op het scheenbeen. Voordat een gewrichtsband in grove mate op spanning komt, is er al een seintje naar onze hersenen gegaan om de gewrichtsstand te herreguleren door middel van een minimale correctieve aanspanning van kleine (dwarse) stuurspiertjes. Natuurlijk zijn dit kleine spiertjes die maar één gewricht of één wervel besturen. Anders zouden immers andere gewrichten weer uit balans getrokken kunnen worden? Nogmaals! GYM kaderinfo
dwarse spier functioneel aan te spannen. Hoe moet je dat nou doen? Je kunt het niet doen. Immers; doen is bewegen en dwarse spieren geven geen beweging. Wij hebben voor de dwarse spieren geen motorisch plaatje. Dat hoeft ook niet want ik heb hiervoor al genoemd dat het aansturen van deze spieren onbewust moet plaatsvinden. Daarbij mag je jezelf wel bewust zijn dat ze jou steun en sturing geven en er gebruik van maken. Vertrouw op je balansvermogen en geniet er van.
pANIEKSpIErEN
Automatische regelsystemen controleren meerdere niveaus tegelijkertijd. Wij zullen dit nooit bewust kunnen aansturen. Dat hoeft ook niet.
Soms doen onze steunspieren niet precies wat wij zouden willen. Ze spannen te laat aan of maar bij één bewegingsrichting. Soms zijn ze te zwak of is het uithoudingsvermogen ervan beperkt. Op dat moment ben je instabiel. Je gaat stabiel doen, terwijl je het niet bent. Dan nemen de bewegingsspieren de stabiliserende functie over. Die spieren gaan in paniek aan het werk om verkeerde bewegingen tegen te houden waarbij zij ook de goede bewegingen beperken. Op dat moment is er ook de kans op het verkrampen van die spieren. Kramp is een situatie waarin een spier korter wil worden dan nodig is voor de goede houding. Hier begrijp je dat deze bewegingsspieren geen stabiliteitsfunctie 7
ALGEMENE GYMNASTIEK
Site seeing
Illustratie 2. Wanneer grote spieren aan een instabiel multisegmentaal systeem gaan trekken, treedt vervorming op.
Is er voldoende controle, kenmerken van spanning en optimale houding?
echter wel de balans tussen de wervels (zie illustratie 2a). Wanneer wij denken dat we door het bewust aanspannen van deze spier tot stabiliteit komen benadelen we ons. Bewust kunnen we alleen de spieren aanspannen die ons doen bewegen Het trainen van de rechte buikspieren om de stabielere romp te verkrijgen is niet (altijd) aangewezen. Immers; hoe wil je nog een flikflak maken met aangespannen buikspieren? Je zou niet meer tot een achterovergebogen positie kunnen komen.
wANNEEr BEN jE STABIEL? Illustratie 2a. Na stabiliteitstraining op segmentaal nivaeau blijven de wervels in lijn bij aanspannen van de grote spieren.
hebben. Ze zijn om te bewegen en niet om een positie te handhaven. Er bestaan uitzonderingen; sommige bewegingsspieren hebben wel een steunfunctie. Zij hebben echter twee soorten spiervezels die op de juiste manier aangestuurd moeten worden. Wanneer de vezels die op uithouding ingericht zijn, gespannen zijn, is er een steunfunctie. Wanneer de doevezels (fast twitch) gebruikt worden, verkrampt een dergelijke spier toch nog. De spier vuurt dan te veel. Op het moment dat je kunt zien dat iemand zich inspant om stabiel te blijven, gaat het verkeerd. Wij kunnen wel bewust een beweging maken met onze romp; buigen bijvoorbeeld met onze buikspieren. De rechte buikspier doet door één aanspanning vele wervels bewegen en kan daarmee tot grote power komen. Dezelfde spier bedreigt 8
Je bent stabiel wanneer je onder de gegeven omstandigheden: • optimaal ontspannen kunt blijven; • de gewrichten in de neutrale stand kan houden; • de balans niet handhaaft door het aanspannen van spieren in hun beweegfunctie; • vertrouwen heeft in het onbewuste regelsysteem om in balans te kunnen blijven; • wanneer je voldoende lichaams- en bewegingsgevoel hebt om bovenstaande te kunnen waarnemen. Hiermee zijn meteen de voorwaarden voor een goede stabiliteitstraining beschreven waar we de volgende aflevering verder op in gaan.
www.stabiliteitstraining.nl/informatie ?content=oefeningen Op deze site vind je nog meer oefeningen met de therapeutische bal, die je preventief en therapeutisch kunt inzetten. http://21.207.108./~janhendr/ iisclub/docs/2006-2007/rompstabiliteit.doc Erg mooi artikel over het belang van rompstabiliteit. Een stabiele romp vormt een belangrijk onderdeel bij het overbrengen van krachten van het ene lichaamsdeel naar het andere, waardoor het lichaam vooruitkomt. (bijvoorbeeld wandelen, hardlopen, turnen) of waardoor we voorwerpen in beweging kunnen brengen (bijvoorbeeld iets optillenkrachttraining, gooien en of trappen). Een stabiele romp draagt bovendien bij aan de preventie van blessures. De laatste jaren is het belang van een goede rompstabilisatie dan ook een onderdeel van de blessurebehandeling, blessurepreventie en de prestatiebevorderende trainingsprogramma’s. Het artikel behandelt de betrokken spiergroepen en verklaart het belang van de stabiliteit van de romp in relatie tot bewegen en blessures en welke systemen betrokken zijn bij stabiliteit. De taak van de trainers situeert zich vooral in de preventie van spierinstabiliteit en te zorgen voor een “volledige” training.
Chris Groothoff is (sport)fysiotherapeut en docent balans- en stabiliteitstraining werkzaam in Sportstad Heerenveen en hoofd van het StabiliteitsTrainingsCentrum Heerenveen (afdeling van Fysiotherapiecentrum Heerenveen). Info:
[email protected]
oktober 2007
Kwaliteit van bewegen (deel 2) het motorische koppelingsvermogen: ‘de constructie van de beweging’ Tekst: Dick Sol Tekeningen uit De Gymkids van de KNGU door Célèste Geertsma
het motorische koppelingsvermogen is één van de zeven coördinatieve vermogens (zie deel 1, juni 2007), die samen de kwaliteit van het bewegen bepalen. het is het vermogen om de afzonderlijke achtereenvolgende delen van een zelfde beweging te koppelen, maar ook om verschillende bewegingen vloeiend aaneen te koppelen. Zodra een lichaamsdeel via buiging of strekking in een gewricht van positie verandert is er sprake een beweging. Beweegt er een tweede en of derde gewricht daarna dan is er sprake van een of meerdere koppelingen. Bewegingen zijn in hun constructie te vergelijken met bouwwerken. Men kan een eenvoudige hut bouwen maar ook een ingenieuze wolkenkrabber. Zo zijn er qua constructie eenvoudige en korte, maar ook heel moeilijke en lange bewegingen. De hand naar voren steken om iemand te begroeten is van een geheel andere orde als bijvoorbeeld een polsstokhoogsprong.
gen of de lengte van de bewegingsketting. Uit bovenstaande definitie blijkt dat er twee soorten koppelingen bestaan te weten: – Interne koppelingen: dit zijn de afzonderlijke bewegingen van romp, armen, benen en de kleinere gewrichten, die opeenvolgend achter elkaar plaats vinden bij een beweging (tekening 1). Er bestaan als je naar de structuur van bewegingen kijkt twee typen van bewegingen te weten:
Tekening 2: Voorbeeld van een drietakt beweging. De bewegingsvoorbereiding is een pas of enkele passen. De hoofdfase is de afzet van de knie en heup en de zweeffase. De bewegingsafloop is de landing die bestaat uit inveren in knie en heupgewricht. Tot 6 jaar worden de armen meestal nog niet opgezwaaid.
• Tweetaktbewegingen. Vormen van voortbewegen en zich herhalende bewegingen als bijvoorbeeld rollen of draaien hebben het kenmerk van een tweetakt (tekening 3). Het been maakt bij het gaan een afzetactie en herstelt zich dan (zwaaiactie) voor de volgende actie et cetera (lopen, fietsen, flick flack et cetera). De bewegingsafloop en de voorbereidingsfase versmelten bij deze soort bewegingen en zo ontstaan er twee fasen. We spreken ook wel van cyclische bewegingen.
coNSTrucTIE Leren van bewegen verloopt uiteraard van bewegingen met een eenvoudige en korte bouw naar bewegingen, die zeer complex en lang zijn. Dat wil zeggen dat we eerst de eenvoudige korte bewegingen leren, maar ook dat we iets moeilijker bewegingen bij het leerproces vereenvoudigen door een aantal koppelingen weg te laten of de wel uitgevoerde koppelingen met een kleinere bewegingsuitslag uitvoeren. De kwaliteit van bewegen kan men bij ervaren sporters beoordelen door de kwaliteit van hun koppelingen of hun bewegingsconstructie te observeren en te beoordelen. Vooral bij turnen, dans, kunstrijden en schoonspringen is dat het geval. Over de kwaliteit van de constructie gaan dit artikel en de volgende artikelen.
INTErNE EN ExTErNE BEwEGINGSKoppELINGEN In dit artikel kijken we vooral naar alles wat er bij bewegen achter elkaar gebeurt ofwel de bewegingslengte. Dit wordt bepaald door het aantal opeenvolgende koppelinGYM kaderinfo
Tekening 1: Voorbeeld van een interne koppeling. Uit stand op armen, hoofd en voeten worden met hulp van de zwaartekracht de benen gestrekt en wikkelt het lichaam verder af tot lig, langzit, kortzit of hurkpositie. Details buiten beschouwing gelaten is er de een strekking van heup en knie actieve inzet bij deze bewegingsuitvoering
• Drietaktbewegingen. De eerste groep van bewegingen bestaat uit een voorbereidingsfase (bijvoorbeeld inveren bij een sluitsprong), een hoofdfase of het bewegingsaccent (de strekking van de enkel, knie en de heup plus de inzet van de armen gevolgd door een zweeffase) en een bewegingsafloop (de landing door inveren in de enkel, knie en heup). We zien bij deze structuur drie delen en spreken daarom ook wel van drietaktbewegingen (tekening 2).
Tekening 3: Voorbeeld van een tweetakt beweging. Terwijl het achterste been (linkerbeen) actief vanuit de heup naar voren strekt met een bij kleuters geringe knieactie herstelt het andere been zich en zwaait (ontspannen) praktisch gelijktijdig vanuit de heup naar voren om daarna in actie te kunnen komen, etc. De landing van het been is zowel de bewegingsafloop van de vorige stap als de voorbereiding op de volgende stap
LATEr GELEErd Bij interne bewegingskoppelingen verlopen bewegingen van de romp via de grote gewrichten (heup en schouder) geleidelijk via de knie of heup naar de steeds kleinere gewrichten. Naarmate de beweging meer aan het uiteinde van het lichaam komt worden de gewrichten en spieren kleiner en 9
ALGEMENE GYMNASTIEK
Verkorting van de koprol Het leerproces tot de koprol bij kleuters ziet er als volgt uit: • Vanuit stand op voeten, handen en hoofd wordt de rug afgewikkeld tot rugligging. • Idem, tot langzit. • Idem, tot kortzit. • Idem tot hurkzit met gebruik van de handen. • Vervolgens krijgen ook de bewegingsinzet en de bewegingsafloop meer vorm.
Tekening 4: Vereenvoudiging van de rolbeweging door te rollen vanuit een hoge positie uit kniezit op de bank tot lig op de rug.
Verkorting van de strekworp Het leerproces of de spontane ontwikkeling van de strekworp bij jonge kinderen verloopt als volgt: • Uit stand volgt een duwworp door strekking van de onderarm vanaf de borst. • Idem, maar nu met een voorbeweging (trek-duw). • Idem, maar nu met een licht inen uitdraaien van de romp. • Idem, maar nu met een stap voorwaarts. • Idem, maar nu met een trekbeweging van de arm van ver achter het lichaam. • Idem, met verfijning zoals een slagbeweging van de pols et cetera.
fijner en worden de bewegingen moeilijker tot in het detail uit te voeren de. Dat wil zeggen dat kleinere bewegingen van handen of voeten, maar ook details van de kettingen van grotere bewegingen pas later geleerd kunnen worden dan de grote bewegingen op zich, die we ook wel ‘romp gestuurd’ noemen. In de grote hersenen blijken kleinere en fijnere spieren dan ook veel groter te zijn geprojecteerd dan de grotere spieren, die we vooral aantreffen in de gewrichtsverbindingen met de romp.
LEErfASE We geven hieronder twee voorbeelden uit de leerfase van jongere kinderen, waar de beweging door peuters en kleuters ongewild verkort wordt, maar toch functioneel is en herkenbaar blijft. Het jonge kind leert bewegen door het aantal koppelingen te verminderen en daarnaast te vereenvoudigen door de amplitude (bewegingsuitslag of grootte) van de bewegingsdelen te verkleinen.
10
A - B - C - D - E - F - G – De elementen worden twee aan twee gekoppeld en getraind: AB - CD - EF - G En: A
Samenvattend kan men stellen dat verkorting van bewegingen (verkleinen van het aantal koppelingen en de deelnemende gewrichten en spieren) een belangrijke rol speelt bij het leerproces van bewegen voor peuters en kleuters. Dit gaat tevens gepaard met een verkleining van de amplitude van de bewegingsdelen, die wel worden uitgevoerd.
- BC - DE - FG
– De elementen worden in groepen van drie en/of vier getraind ABC - DEFG En: ABCD - DEF
ExTErNE KoppELINGEN Onder een externe koppeling verstaan we het achter elkaar uitvoeren van twee of meer afzonderlijke bewegingen. Binnen het turnen, spreken we dan van een verbinding. Meerdere verbindingen maken een oefening. Ook bij dansen en spelen is er sprake van het aaneenrijgen van aparte bewegingen tot een bewegingsserie. Des te groter het aantal externe koppelingen van een beweging en hun moeilijkheidsgraad des te moeilijker wordt de uitvoering van de beweging of oefening.
STrATEGIE
Tekening 5: Vereenvoudiging van de strekworp door het uitvoeren van een eenvoudige duwworp zonder voorbeweging of indraaien.
Tekening 6: Vereenvoudiging van de strekworp door het uitvoeren van een eenvoudige duwworp zonder voorbeweging of indraaien. Voorbeeld van een externe koppeling. De eerste beweging is duikelen voorover. Deze beweging wordt vloeiend verbonden met via de landing met een rol voorover. Er kan zo een oefening of bewegingsketting ontstaan.
Strategie bij het leren van (turn)oefeningen of bewegingsseries (spel of dans). Als voorbeeld nemen we een oefening die bestaat uit zeven afzonderlijke bewegingen of elementen. De leerweg behoort dan als volgt te verlopen: – Alle elementen worden afzonderlijk aangeleerd en beheerst:
– Tenslotte wordt getraind: ABCDEFG
ToT SLoT De essentie van deze strategie is dat men geleidelijk steeds grotere clusters van bewegingen moet oefenen en dat je moet proberen om de cesuur of breuk steeds op een andere plaats te maken, omdat je anders bezig bent om een stop in de oefening in te studeren. Een andere aanbeveling zou kunnen zijn als men een nieuwe beweging leert om deze in het leerproces voortdurend vooraf te doen gaan en te laten volgen door steeds andere bewegingen. Een beweging leren zonder voorafgaande en volgende bewegingen is een leerproces naar een isolatie en blokkeert het snel en effectief integreren in een oefening. We komen hierop terug bij het motorische aanpassingsvermogen. oktober 2007
GYMK AdErforuM
waarom is bewegingsinzicht noodzakelijk? (deel 2) Tekst, foto’s en tekeningen: Frank van de Beld
In de uitgave van GYMkaderinfo in juni is in de rubriek GYMkaderforuM de vraag gesteld: ‘waarom is bewegingsinzicht noodzakelijk’. Aan de hand van twee voorbeelden is duidelijk gemaakt dat bij gebrek of misschien zelfs afwezigheid van bewegingsinzicht verkeerde aanwijzingen aan turn(st)ers gegeven kunnen worden. Bewust is de oplossing van de gegeven praktijksituaties achterwege gelaten. Eens te meer was de opzet van het artikel u aan het denken te zetten. op verzoek wordt in deze uitgave één van de gegeven praktijksituaties onder de loep genomen. volstrekt geen afbreuk aan het verdere betoog. Hoe het ook zij, de turnster op foto 1 kan haar zweefbeen ten opzichte van het bekken niet (verder) omhoog heffen, om welke reden dan ook. Zij heeft haar zweefbeen in een maximaal geheven positie, terwijl haar standbeen iets overstrekt is.
Vragen! GYMkaderFORUM is voor u in het leven geroepen! Stel uw vraag als u deze zelf niet kunt beantwoorden of als u maar enigszins twijfelt aan de juistheid van uw eigen antwoord. Deskundigen op het gebied geven u graag een betrouwbaar antwoord. Stuur een mail met de vraag naar Bella Makatini,
[email protected]
VErKLArING Een trainer geeft aan de turnster op foto 1 de ‘aanwijzing’: “Je been moet hoger”. Als de turnster deze aanwijzing uitvoert, gaat dat gepaard met het buigen van het standbeen. Waarom vindt die plaats? Hier heel kort het antwoord: omdat haar hamstrings van het standbeen te kort zijn! Wilt u de verklaring van dit antwoord weten, lees dan verder. In illustratie 1 is de turnster die op foto 1 afgebeeld is, in lijnen weergegeven. De romp is gemakshalve als een rechte lijn
Foto 1.
GYM kaderinfo
Figuur 1.
getekend. Het zweefbeen ligt in het verlengde van het bekken (en de romp). We noemen dit de neutrale positie. Normaal gesproken zou het zweefbeen in het heupgewricht moeten kunnen strekken. In de figuur is de gestrekte positie met een gestippelde lijn weergegeven. In illustratie 2 is deze strekking in stand weergegeven. In principe heeft iedereen deze bewegingsmogelijkheid, ook onze turnster. Het lijkt er echter op dat dit niet het geval is als de turnster zich in zweefstand bevindt. Ook al zou dit een verkeerde inschatting zijn, dan nóg doet dit
Figuur 2.
De turnster kan het zweefbeen wel ruimtelijk omhoog brengen. Er vindt dan
Foto 2.
11
ALGEMENE GYMNASTIEK GYMK AdErforuM
Figuur 3.
géén beweging plaats in het heupgewricht van het zweefbeen, dus geen beweging tussen zweefbeen en bekken. Zij doet dat door romp, bekken en zweefbeen ‘en bloc’ (als één geheel) voorover te kantelen om het heupgewricht van het standbeen. In feite is dit te vergelijken met een balans die naar één kant doorslaat. In illustratie 1 is het voorover kantelen door middel van de kromme pijlen aangegeven. In illustratie 3 heeft de voorover kanteling al plaatsgevonden.
Door het voorover kantelen van romp, bekken en zweefbeen, is de hoek tussen het bekken en standbeen kleiner geworden. Dat wil zeggen de heupbuiging (met een gestrekt gehouden standbeen) is toegenomen. Zie illustratie 3 ten opzichte van illustratie 1. Deze toename is slechts mogelijk als de hamstrings van het standbeen deze beweging toelaten. Deze spieren zitten enerzijds vast aan de onderzijde van het bekken en anderzijds aan het onderbeen, vlak onder de knie. Bij onze turnster laten deze spieren het voorover kantelen van het bekken met een gestrekt of overstrekt gehouden standbeen niet toe. Ze zijn voor de uit te voeren beweging te kort. De turnster kan de getekende positie in illustratie 3 dus niet met een gestrekt of overstrekt been bereiken. Door tijdens de voorover kanteling vanuit illustratie 1 de knie te buigen, behouden de hamstrings dezelfde lengte. Ze worden dus langer door toename van de heupbuiging, maar weer korter door de kniebuiging.
Figuur 4.
Beiden heffen elkaar op, zodat de lengte in illustratie 1 en 4 dezelfde is. Om de schouders op ongeveer heuphoogte te houden, heeft de turnster in illustratie 4 haar rug enigszins hol moeten trekken. In dit figuur is de turnster op foto 2 in lijnen weergegeven. Het zal duidelijk zijn dat als het standbeen weer gestrekt wordt, de omgekeerde beweging plaatsvindt: romp, bekken en zweefbeen kantelen dan vanuit de positie in illustratie 4 weer terug naar de positie in illustratie 1.
BESTELLEN Via www.kngu.nl button SHOP. Per e-mail:
[email protected] Of schriftelijk met vermelding van bestelcode naar Bondsbureau KNGU, Postbus 142, 7360 AC Beekbergen. Bestelcode omschrijvingprijs 90600001 De GYMKIDS, werkboek basisgymnastiek voor peuters en kleuters 90600011 Set van 3 Gymkids-diploma's incl. 3 stickervellen
12
excl. verzendkosten 57,50 2,50
oktober 2007
coAchEN
“het dilemma: trainer of coach in de topsport” ontwikkelingsgerichte visie Tekst en foto: Christian Selk
uiteraard streeft elke topsporter en zijn of haar coach naar de optimale prestatie op het juiste moment. waarom lukt dat maar zelden? waar lopen we tegen aan en hoe kunnen we hierin verbeteren? In dit artikel van christian Selk zijn visie over dit onderwerp. Tot slot wil hij een ontwikkelingsgerichte methode aan het licht brengen waarmee meer structuur in het coachen kan worden aangebracht. Op 8 december ga ik tijdens het Nationale Turncongres verder in op deze methode en reik daarnaast modellen en handvatten aan, waarmee de begeleiding van sporters op een hoger niveau kan worden gebracht. Kijk ik terug op mijn eigen sportprestaties, dan ben ik tevreden over de ontwikkeling die ik als turner heb doorgemaakt. Wat het ultieme eindresultaat betreft, mis ik de kroon op al het werk in de zin van het niet hebben mogen deelnemen aan de Olympische Spelen. Waarschijnlijk had ik dit kunnen realiseren, als de coachingvaardigheden van mijn trainers destijds beter waren geweest en ik daarmee een optimalere zelfsturing had gehad. Gefrustreerd? Misschien een beetje, maar realiseer je dan dat uit de frustraties van mensen de passie ontstaat voor verdere ontwikkeling, zoals die van mij in het beroep als manager en coach.
dE TopSporTEr Talent en steun van familie zijn binnen topsport erg belangrijk, maar de persoonlijke eigenschappen zijn doorslaggevend. Topsport bedrijven maakt dat deze eigenschappen nog sterker worden ontwikkeld. Dat is logisch, aangezien je hiervan afhankelijk bent. Welke eigenschappen brengen de sporter naar een hoog niveau? Ze zijn uiteraard ambitieus, volhardend en gedreven, maar typerend is zijn of haar ontwikkelingsgerichte kijk op dingen. Continue gericht op het verbeteren van de eigen prestatie. Een topsporter is niet veel met het verleden bezig. Kort genieten van het behaalde resultaat, de gebeurtenissen voornamelijk analyseren en het geleerde GYM kaderinfo
meenemen op weg naar een volgende doelstelling. Liefst doen ze dat met ‘oogkleppen’ op, om zich niet te veel door anderen te laten afleiden. Alles in het teken van het te behalen doel. Is een topsporter dan egoïstisch? Was ik dat? Nee, dat denk ik niet, maar een beetje egocentrisch moet je wel zijn. Uiteindelijk komt er bij iedere topsporter een eind aan zijn of haar carrière. In de meeste gevallen met een schat aan technische kennis en ervaring. Daarnaast een enorme liefde voor de sport, een duidelijke toekomstgerichte visie en hun grenzen kennend als geen ander. Topsporters zijn echte experts en daarmee zou je kunnen denken dat zij de toekomstige sporters het best kunnen begeleiden.
niet alleen bij trainingsactiviteiten, maar ook op zelfsturend niveau. Uit eigen ervaring weet ik, dat kort voor het moment der waarheid in technisch opzicht nog weinig kan worden bijgeschaafd. Echter is er op mentaal vlak nog veel te halen. Als topsporter wordt je op zo’n moment zwaar op de proef gesteld. Soms hangen carrière en toekomst aan een zijden draad. Te denken valt aan: inkomen, sponsorcontracten, status bij het NOC*NSF en de daaraan gekoppelde financiële ondersteuning, de media en vooral niet te vergeten - je directe omgeving die je, na alles wat ze voor jou hebben gedaan, niet teleur wilt stellen. Hoe menselijk is het onder deze druk nog fatsoenlijk te trainen en op wedstrijden optimaal te presteren. Het is dus bijzonder belangrijk als topsporter een coach te hebben die jou, in mentaal opzicht, optimaal weet te begeleiden en daarmee de zelfsturing naar een ongekend niveau kan brengen. Anders gezegd, op weg naar een topprestatie zullen coachingvaardigheden belangrijker zijn dan de persoonlijke eigenschappen van topsporters.
hET dILEMMA TrAINEr of coAch Met positieve feedback, autonomie (hoge mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid) en afwisseling kun je de werk- en trainingsomgeving verbeteren.
We hebben dus een dilemma! Aan de ene kant willen we een trainer (liefst ex-sporter op niveau) met buitengewone kwaliteiten en ervaringen in trainingstechnische zaken en aan de andere kant een met bijzondere kwaliteiten op sociaal vlak aangezien die van doorslaggevende aard kunnen zijn op de gestelde eindresultaten.
EEN GoEdE coAch Als coach vorm je samen met de sporter een team. Elkaar kunnen vertrouwen is daarbij fundamenteel. Daartoe dient moet zowel de sporter, als coach transparant te zijn en kunnen incasseren. Tevens moeten beiden in staat zijn aan te voelen wat nodig is op het juiste moment, maar bovenal in staat zijn persoonlijke belangen ondergeschikt te maken aan het gezamenlijk gestelde doel. De coach ondersteunt niet alleen in fysiek, technisch en tactisch maar ook in mentaal opzicht. Met andere woorden: de coach begeleidt de sporter
opLoSSINGEN Welke mogelijke oplossingen zijn er? Een trainer en een coach? Dat zal in de meeste sporten financieel niet haalbaar zijn. Een ex-topsporter die van nature alle benodigde kwaliteiten bezit? Die zijn erg zeldzaam en bovendien in onvoldoende getale voor het potentieel aan toppers. Waarschijnlijk is een ontwikkelingsgerichte benadering een goede ondersteuning. Dit is een methode waarin je als coach mensen ondersteund op weg naar het bevorderen van zelfsturing bij hun 1
coAchEN
oNTwIKKELINGSGErIchT coAchEN 1. Verbaal: stimuleren, complimenten, gesprek op gevoel, of ‘peptalk’. 2. Lichaamstaal: knipoog, speciale handdruk, duim omhoog, high file. Tekens om een sociaal/ emotioneel signaal te geven. Een schouderklopje doet iemand vaak meer dan zeggen dat je het goed doet. Je arm even om de schouders geeft vertrouwen en geborgenheid. 3. Geef vertrouwen door vooral te coachen op goede eigenschappen van de sporter. 4. Sporters inzicht en moraal geven in hun ‘eigen kunnen’. 5. Motiveren om samen doelen te bepalen. Het moeten ‘doelstellingen van de sporter’ worden. Maak onderscheid in: lange termijn doelen, jaardoelen, seizoensdoelen, maanddoelen, weekdoelen en trainingsdoelen. Goede vragen stellen dus. 6. Het uiteindelijke doel kan ver weg liggen. Hak dit doel ‘in stukjes en maak doelen op korte termijn. De doelen moeten bereikbaar zijn, anders krijg je demotivatie. Verveling en demotivatie zijn funest voor de sport(er). 7. de sporters een persoonlijk ‘ontwikkelingsschrift’ aanleggen, waarin ze hun eigen vorderingen bijhouden. Als je iets opschrijft in je eigen woorden, onthoud je de informatie beter. Ook een coach kan van de geschreven details leren. Dat schrift kan ook een digitale informatie en motivatiebron worden. 8. Beloon voorbeeldgedrag.
problemen, gebeurtenissen, patronen en verstrengelingen. Je leert als aanvulling op de basale gespreksmethoden met persoonlijke ontwikkelingsaspecten te werken. De toepassingen zijn - naar mijn mening uitermate geschikt in de begeleiding van topsporters. Juist zij hebben baat bij een goede ontwikkeling en kenmerken zich door de ontwikkelingsgerichte gedachte. 14
Wat houdt ontwikkelingsgericht coachen in en waarom is deze methode zo toepasbaar binnen de topsport? Je kijkt hierbij naar de totale persoon en niet alleen naar het kunnen en de prestatie die de topsporter levert. Met behulp van gerichte vragen en methodieken maak je de vertaalslag van vaardigheden naar persoon en van kunnen naar willen. Belangrijk daarbij is dat je als coach dus rekening houdt met de gedachtegang, overtuigingen, waarden en identiteit van de sporter. Je weet als coach, hetgeen de sporter in het hier en nu aangediend krijgt, te betrekken in zijn ontwikkeling op weg naar het gestelde doel. Een ontwikkelingsgerichte coach kan een sporter ondersteunen bij het in kaart brengen van zijn of haar patronen die nieuwe overtuigingen in de weg staan. Je bent in staat om je doelstelling als coach af te stemmen op de levensdoelstelling van jouw sporter. Eigenlijk kent de ontwikkelingsgerichte benadering geen trainer maar ziet hem of haar als een projectcoach. Het project is het doel gedragen door trainer, sporter en vereniging of bond. Als hulpmiddel wordt hiervoor een plan van aanpak gemaakt en de gewenste randvoorwaarden gesteld. Vaak stagneert de vooruitgang binnen zo’n project. Veelal komt dit door problemen op het zelfsturend vlak van sporter en of coach. Deze problemen, meestal te herkennen aan diverse patronen, kunnen in kaart worden gebracht. Vervolgens moeten sporter en coach hiermee leren
Kenmerken van een gemotiveerde coach: – Straalt zelf gedrevenheid en positieve lichaamstaal uit; – Heeft visie op de toekomst, hanteert een zorgvuldige planning en laat zich er niet eenvoudig vanaf brengen; – Heeft respect voor de sporters; – Stelt hoge eisen aan eigen wijze van functioneren en van het team om hem heen. – Kan integer omgaan met macht en laat puur eigenbelang niet domineren. Is bereid eigen gedrag ter discussie te stellen; – Zorgt voor een open communicatie en laat iedereen meedenken; – Voelt zich verantwoordelijk voor de sporters, het team, de vereniging en de bond; – Tot slot denk ik dat een gemotiveerde coach ook een gezonde dosis humor en relativeringsvermogen bezit.
omgaan en het een plaats te geven met vooruitgang als resultaat. Uiteraard zal op weg naar het einddoel dit meer dan een keer voorkomen. Het ontwikkelingsgericht coachen is dan ook een dynamische methode waarbij we een zodanige vorm van zelfsturing proberen te ontwikkelen, zodat de topsporter alleen verder kan met zijn of haar project. Daaruit
Christian Selk.
oktober 2007
Motiveren door straffen en belonen Echt motiveren betekent niet dat men mensen van buitenaf met allerlei middelen in beweging brengt en stuurt, dat doet men met ezels en ossen. De kunst is een ruimte te scheppen, waarin mensen zichzelf op gang brengen’’ (Hockman & Oldman, 1980).
afgeleid zou je kunnen stellen dat hoe groter iemands zelfsturend vermogen is, hoe minder nood hij heeft aan coaching.
wAT LEVErT EEN oNTwIKKELINGSGErIchTE BENAdErING op Kijken we naar dat wat het coach en sporter zal opleveren, dan constateren we een groter inzicht in zelfsturend niveau. Dat wil zeggen: problemen kunnen vertalen naar uitdagingen en het vastlopen in ontwikkeling kunnen voorkomen door vroegtijdige patronen te herkennen en erkennen en de daarop gerichte actie te ondernemen. Uiteraard zal ook de mentale weerbaarheid
TIpS Voor dE prAKTIjK – Je bent een rolmodel. Je uitstraling, wat je er allemaal voor doet en laat om een doel te bereiken, is de beste motivatie voor je omgeving. – Zorg voor een emotionele band met de gymnasten. – Maak heldere, haalbare doelen en beloon ze echt als ze die halen. – Draag die doelen uit. Als gymnasten zich binden aan die doelen dan is motivatie voor langere duur gewaarborgd. – Motiveren door meer en sterk varierende prikkels werkt prestatieverhogend. – De wijze van motiveren heeft niet bij iedereen hetzelfde effect: voor de één heeft een schouderklopje dezelfde uitwerking als een donderspeech bij de ander; – Richt je op datgene waar de sporter goed in is om het nog beter te maken in plaats van het accent steeds weer te leggen op
GYM kaderinfo
en het wederzijdse respect toenemen. Kortom, de sporter zal in staat zijn zich zelf onder de meest uiteenlopende omstandigheden te coachen en zijn of haar trainer groeit in de ontwikkeling mee naar het niveau van topcoach. Beiden zullen hierdoor beter in staat zijn zowel met elkaar als met collegae samen te werken op weg naar het ultieme resultaat binnen de sport.
ToT SLoT Ik ben van mening dat de turnsport met een meer ontwikkelingsgerichte benadering gediend zal zijn. Het zwakke imago, ontstaan door slechte samenwerking en gefrustreerde uitlatingen, zou er positiever kunnen uitzien. Daarnaast zullen potentiele toppers minder snel een punt achter het turnen zetten en ex-toppers met meer plezier terug kijken op hun carrière. Zij blijven hierdoor meer betrokken. Kennis en vaardigheden zullen dan worden behouden en van hieruit zal de turnsport zich naar een ongekend niveau kunnen ontwikkelen. Zo kan een stukje cultuur en daaruit voortvloeiend continuïteit in prestaties ontstaan. Het is mijn missie, een ieder die het turnen een warm hard toe draagt, hierin te ondersteunen.
zaken die hij minder beheerst. – Leid de trainingen met ‘gevoel’. Kijk goed naar iemand tijdens de training en speel daar op in. Bijvoorbeeld als het goed gaat doorgaan en succes meerdere keren laten beleven. Als het echt niet lukt, afbreken en op een andere dag de draad weer oppakken. – Wees eerlijk en betrouwbaar in je motivatie. Sporters ruiken als het ware of het gemeend is. – Elke training moet bijdragen aan plezier. Alleen dan is de (harde) training vol te houden. Zorg voor een goede sfeer bijvoorbeeld door muziek en beeldopnames. – Jonge gymnasten anders motiveren dan senioren. Motiveer ze door zaken die bijzaken lijken, maar die zij prachtig vinden (bijvoorbeeld op de trampoline spelen). – Jonge sporters zijn grilliger in hun motivatie, ze hebben sneller geen zin als iets niet lukt en zoeken dan uitvluchten. In het begin niet te veel
Christian Selk is ex-topturner, professioneel trainer en Master Coach. Hij domineerde samen met zijn broer Alexander van 1991 tot en met 1998 het Nederlands herenturnen. In totaal is hij zes keer Nederlands allround- en 24 keer toestelkampioen geworden. Daarnaast heeft hij aan zes wereld- en tien Europese kampioenschappen meegedaan. Na zijn turncarrière heeft hij vier jaar als fysiotherapeut gewerkt en is nu manager bij een internationale healthcare organisatie. Naast zijn betaalde functie besteedt hij uren aan zijn grote liefde, de turnsport. Dit doet hij, vergeleken met vroeger, op een fysiek passieve manier maar wel met een vergelijkbare betrokkenheid. Hij ondersteunt de sport als lid van de ‘Commissie Topsport’ en is actief als nationaal jurylid en gastcoach. Verder ontwikkelt hij samen met Arie de Korte de leerinhoud met betrekking tot de coachingvaardigheden van de vernieuwde opleiding niveau 3 (voorheen C-licentie) en 4 (voorheen B-licentie). Waarschijnlijk gaat hij in 2008 als docent de daartoe behorende lessen verzorgen. wil een goede coach worden en niet zijn!
eisen te stellen. – Als de motivatie verslapt: doelen dichtbij plaatsen en ze daarna geleidelijk verlengen. – Direct motivatie vergroten door competitief te trainen en spelen met kleine wedstrijdjes om punten. – Stel als coach een vraag zodanig dat de gymnast eerst zelf vertelt wat hij/zij van de oefening of wedstrijd vindt. – Stel op een positieve manier open vragen. – Motiveer door te variëren in oefenstof, leersituaties en organisatievormen. – Kijk veel naar de motivatie in de praktijk van andere coaches en leer daarvan. – Alle kennis begint bij zelfkennis. Alle kritiek begint bij zelfkritiek; denk voortdurend na over je motivatietechniek. – Succes is een vuurpijl, verlies een voetzoeker.
1
TrENdS ALGEMENE GYMNASTIEK
Salto’s in de stad Salto’s in de stad Tekst: Bella Makatini Foto’s: ANP/Science Photo Library
Ze rennen door de stad, waarbij ze over hekjes springen, tipsalto’s maken over klimrekken en salto’s van muurtjes af maken. de stad is de gymzaal van de zogeheten ‘free runner’. Bij ‘free running’ is het de bedoeling om je van de ene naar de andere plaats te verplaatsen, waarbij je op een zo’n vloeiend en creatief mogelijke manier obstakels als muurtjes en hekjes overbrugt. deze sport wordt al jaren beoefend in het buitenland, maar wordt nu ook in Nederland steeds populairder. Aan het begin van de twintigste eeuw ontwikkelde de Franse marineofficier Georges Hébert (1875-1957) la methode naturelle. Met deze methode leerde hij zijn rekruten natuurlijke obstakels te overbruggen. Zijn motto was: ‘Etre fort pour être utile’ (Wees sterk door nuttig te zijn). De training bestond uit lopen, rennen, springen, la quadrupédie (op handen en voeten lopen), klimmen, balanceren, gooien, zelfverdediging, zwemmen en tillen over een parcours van natuurlijke hindernissen (http://methode-naturelle. com/). Hébert is de grondlegger van de huidige hindernisbaan in het leger: parcours du combattant. Eén van zijn rekruten was de Franse turner Raymond Belle die deze methode ook na de oorlog toepaste. Zijn zoon, David Belle, heeft uiteindelijk de hedendaagse discipline le parkour ontwikkeld, geïnspireerd door zijn vader, Héberts parcours du combattant en films van Bruce Lee.
met Foucan en andere traceurs (personen die parkour beoefenen) vormden Belle in 1997 de groep Yamakasi. Ondertussen is de groep opgesplitst en houdt Belle zich nog mee bezig met parkour terwijl Foucan zich op de nieuwe discipline free running is gaan richten.
gaat het er bij free running om je zo creatief en expressief mogelijk van de ene naar de andere plaats te verplaatsen. Sébastien Foucan is de grondlegger van de discipline free running. Dit begrip werd in de jaren tachtig gebruikt om een manier van joggen aan te duiden, waarbij het joggen werd afgewisseld met bijvoorbeeld sprongen en rollen. Binnen het huidige free running is er eveneens sprake van vrijheid van beweging. De filosofie achter free running is zelfontwikkeling door je eigen weg te volgen. ‘Following your way,’ zegt Foucan in de documentaires Jump London en Jump Brittain die in 2003 en 2005 op de Britse televisie vertoond werden. Je gebruikt de omgeving om jezelf te ontwikkelen. Bij free running draait om de flow. Dit houdt in dat je zo vloeiend mogelijk voortbeweegt. Daarnaast bevat free running veelal gymnastische elementen als de arabier, losse radslag, salto’s et cetera. Dit esthetische aspect is volgens Foucan een manier om je eigen weg te volgen.
frEE ruNNING Free running is ontstaan uit parkour. Hoewel het bij parkour er om gaat om je zo snel en efficiënt mogelijk van de ene naar de andere plaats weet te verplaatsen,
VErSchILLEN Hoewel parkour en free running overeenkomsten hebben, verschillen zij op een aantal punten. Het grootste verschil tussen
pArKour Parkour kent zijn oorspong in Frankrijk. De pioniers van deze discipline zijn David Belle en Sébastien Foucan. Bij parkour gaat het er om dat je zo snel en efficiënt mogelijk van de ene naar de andere plaats gaat, waarbij je zowel fysieke als mentale obstakels weet te overwinnen door te rennen, springen, klimmen et cetera. De achterliggende filosofie is dan ook: doordat je fysieke obstakels leert overbruggen, leer je mentale obstakels in het dagelijkse leven ook gemakkelijker te overwinnen. Je weet zo snel mogelijk gebieden te bereiken die in eerste instantie onbereikbaar lijken te zijn. Samen 16
Free running:joggen wordt afgewisseld met bijvoorbeeld sprongen en rollen.
oktober 2007
Beginnende free runners kunnen hun flips beter in de gymzaal oefenen dan in buitenlucht.
parkour en free running is het doel. Bij parkour gaat het er om dat je zo snel en efficiënt mogelijk allerlei obstakels weet te overwinnen terwijl bij free running het er om gaat dat je die obstakels op een zo’n vloeiend mogelijke manier weet te overbruggen. Bij parkour zijn alle bewegingen doelgericht terwijl bij free running acrobatiek, sprongen en andere stunts gemaakt kunnen worden zonder dat deze doelgericht hoeven te zijn. De terminologie verschilt eveneens binnen beide disciplines. Binnen parkour worden de originele Franse termen gebruikt of eventueel een Engelse vertaling van die begrippen. Binnen free running zijn nieuwe en andere termen geïntroduceerd voor diezelfde bewegingen. Daarnaast horen (serieuze) wedstrijden niet thuis binnen de filosofie van het traditionele parkour terwijl bij free running ruimte voor competitie is.
ELEMENTEN De discipline free running bevat elementen als flips (salto’s) en vaults (manier om onder of over een obstakel te gaan) en spins (sprongen met een draaibeweging). Een aantal van die elementen komt overeen met elementen uit het turnen zoals: • Monkey vault: hierbij hurk je over een obstakel zoals een muurtje • Round off: dit is een arabier. GYM kaderinfo
• • • •
Front flip: dit is een salto voorover. Backflip: dit is een salto achterover. Side flip: dit is een zijwaartse salto. Ariel: dit is een losse radslag.
Andere elementen zijn: • Wall flip: bij deze flip ren je tegen de muur, waarna je een achterwaartse salto (backflip) maakt. • Rail flip: bij deze flip maak je een gehurkte overslag over bijvoorbeeld een klimrek, waarbij je vasthoudt aan het rek (rail). • Palm spin: bij deze spin zet je met twee benen af en maak je een gehurkte sprong over het obstakel (bijvoorbeeld een muurtje of een leuning), waarbij je een draai maakt zodat je landt in de richting waar je van vandaan kwam . • Wall spin: is een verticale versie van de palm spin. Je zet met twee benen tegelijkertijd af en maakt een gehurkte arabier tegen de muur, waarbij je handen tegen de muur plaatst.
ToEKoMST Hoewel free running een typische buitensport is, zijn er (beginnende) free runners die hun flips liever in de gymzaal oefenen vanwege de aanwezigheid van matten. Dit biedt mogelijkheden voor gymnastieken turnverenigingen. Wellicht kunnen verenigingen een programma aanbieden
Site seeing http://methode-naturelle.com/ Op deze site kun je meer lezen over la methode naturelle. www.urban-style.nl/nl/news/index. php?blogid=1 Op deze site vind je allerlei informatie over free running en parkour in Nederland. Je kunt hier ook filmpjes downloaden. www.parkour.nl/ Op deze site kun je allerlei informatie vinden over parkour. www.youtube.com Hier vind je talrijke filmpjes, waarbij allerlei tricks worden gedemonstreerd door mensen die veelal jaren op deze elementen hebben geoefend!
speciaal voor free runners, waar zij (onder deskundige begeleiding) hun tricks in een veilige en zachte situatie kunnen leren voordat zij die op straat gaan toepassen. Daarnaast biedt een gymzaal uitkomst wanneer de weersomstandigheden ongeschikt zijn om buiten te trainen. Op deze manier zouden free runners op een enigszins verantwoorde wijze hun elementen kunnen trainen. 17
dAMESALGEMENE EN hErENTurNEN GYMNASTIEK
juiste vormspanning en lenigheid en de juiste beoordeling daarvan (deel 1) Tekst en foto: Saskia Wallenburg
In dit verhaal wil ik de mogelijkheden en onmogelijkheden bespreken van het menselijke lichaam in relatie tot de turnsport en de gezondheid van de sporter. Trainer en jury moeten zich bewust zijn van de effecten die hun keuze van uitvoering van elementen kan hebben voor de sporter in het bijzonder en de turnsport in het algemeen. Het eerste deel behandelt de mobiliteit van de schouders en de polsen in relatie tot het turnen en de beoordeling door de jury. Het tweede deel, welke in de volgende uitgave verschijnt, behandelt de mobiliteit van de wervelkolom en de heupen in relatie tot het turnen en de beoordeling van de jury. De belangrijkste gewrichten die in het turnen worden belast wil ik belichten. Ik wil daarmee de lezer prikkelen na te denken waarom je in sommige gevallen voor de ene houding van een gewricht kiest en in sommige gevallen voor een andere houding. Dit hangt af van de fysieke kwaliteiten van de sporter en van de algemene eis van de turnsport een zo mooi mogelijk lijnenspel te organiseren.
reglementen van je verwacht. Het FIG heeft een dwingend karakter. Er staat minutieus omschreven waar een element aan moet voldoen wil deze als waardeelement tellen. En toch kan de interpretatie van het FIG kan van individu tot individu verschillen. Dit heeft onder meer relatie met persoonlijke bagage en voorkeuren van het jurylid. Daarnaast wordt er impliciet vanuit gegaan dat je weet wat het menselijke lichaam allemaal kan. En daarmee wordt er indirect vanuit gegaan dat je als jury ook weet welke bewegingen goed en slecht voor je zijn.
jurYINVLoEd Een jurylid heeft een zeer bepalende invloed op de wijze waarop de gymnast elementen uitvoert. Heeft de jury voorkeur voor een bepaalde manier van uitvoeren van een beweging dan zal de gymnast zich zeer waarschijnlijk aanpassen aan de wensen van de jury, zelfs als dit fysiek gezien niet de meest optimale keus is.
wijze te laten beoefenen in combinatie met een maximale sportieve prestatie.
fLExIBILITEIT ALGEMEEN Uitermate beknopt wil ik de factoren noemen die lenigheid bepalen. Lenigheid is een eigenschap die gedeeltelijk erfelijk bepaald is en gedeeltelijk trainbaar is. De vorm van het gewricht is een vast gegeven. De combinatie van arthrogene (gewricht), tendinogene (pezen, banden) en musculaire variaties (spieren) bepaalt de mate van bewegingsvrijheid in een gewricht. Beïnvloedbaar door training zijn het tendinogene en musculaire structuren. Pezen kunnen door training zes procent van hun oorspronkelijke lengte toenemen. Dit is dus vrij beperkt. De grootste toenamen van lenigheid door training bereik je met de spieren, die twintig tot vijftig van hun oorspronkelijke lengte kunnen toenemen. De reden waarom het imago van lenig zijn negatief is, kan zijn omdat mensen die het uiterste van hun gewrichten willen bereiken dit niet alleen uit pezen en pezen halen. Zij bewegen eindstandig in het gewricht zelf, wat op den duur tot gewrichtsslijtage kan lijden. Lenigheid moet dus met kunde en kennis worden begeleid.
fLExIBILITEIT SpEcIfIEK GEBruIK EN MoGELIjKhEdEN GEwrIchTEN:
IMAGo TurNSporT
Illustratie 1: Critical thinking indien juist te zien is!
jurYLId - EEN pITTIGE fuNcTIE Als jurylid sta je voor de taak houdingen en bewegingen te analyseren, te classificeren en te voorzien van een zo objectief mogelijke waardering. Geen gemakkelijke taak. Allereerst wordt kennis van de FIG18
De turnsport heeft van oudsher een negatief imago. Naast de nog ergonomisch niet ver ontwikkelde turnmaterialen is deze mede ontstaan door onvoldoende kennis van het menselijk functioneren. Net als je vroeger niet wist dat roken slecht voor je was, zo is in de loop der tijd meer kennis vrijgekomen hoe turnen op een verantwoorde manier kan worden beoefend. Maar ook anno nu heersen er nog veel misstanden over wat juist uitvoeren van de turnsport is. Het is de gezamenlijke taak van jury en trainer om de sport op een zo verantwoord mogelijk
poLSEN
Illustratie 2. Handen, polsgewricht.
oktober 2007
De polsen bestaan uit een complex van botstukjes die bewegingen in diverse richtingen mogelijk maken. In het turnen worden de polsen veelvuldig zwaar belast. Dit brengt een aantal gevolgen met zich mee. Uit onderzoek komt naar voren dat van alle sporters, gymnasten degenen zijn die de meest stugge polsgewrichten hebben. Dit is een functionele en goede oplossing van het lichaam. Eindstandige bewegingen kunnen op den duur leiden tot artrose. Het lichaam beschermt haar gewrichten naar aanleiding van de gevraagde functies. Een positief bijeffect van drukbelasting van botten en gewrichten is dat er een sterkere botstructuur ontstaat. Op langere termijn betekent dit dat gymnasten op oudere leeftijd minder kans maken op osteoporose en daardoor minder snel iets zullen breken.
Recht/bovengreep De polsen worden in het turnen zowel in steun- als hangposities belast. Vooral in steun kunnen rigide polsen voor problemen zorgen. Worden polsen, welke beperkingen naar dorsaalflexie (rugwaarts buigen) hebben, recht geplaatst in steunvormen, dan heeft dat naast pijn direct gevolg voor het gevraagde minimalisme in het lijnenspel. Er zal in veel gevallen direct een schouder-romphoek ontstaan en van daaruit een kettingreactie naar de rest van het lichaam. Dit werkt vervolgens door in de gehele uitvoering van het element. In hang zal de gymnast over het algemeen minder last hebben van een beperking naar dorsaalflexie, aangezien in deze positie niet snel de eindstand wordt bereikt.
Illustratie 4. Hang in bovengreep.
Illustratie 6. Steun in ondergreep.
Naar buiten/ exorotatie/ ondergreep
Naar binnen/endorotatie/ ellegreep
In het herenturnen, zien we vaker dat in steun de handen naar buiten worden geplaatst. Dit heeft in de meeste gevallen te maken met de hierboven verklaarde beperking van het polsgewricht naar dorsaalflexie. Fysiek gezien is het van trainer en turner voor de polsen een verstandige keus op deze manier te turnen in steunvormen. De polsen worden ontzien en het lijnenspel blijft gehandhaafd. Een risico van deze handenplaatsing is dat er eenvoudiger overstrekking van het elleboog gewricht ontstaat, omdat deze bij naar buiten draaien van de handen gemakkelijker in de eindstand wordt gedwongen. Voor de hyperlenigen onder de gymnasten, met van nature al overstrekte ellebogen, is dit daarom zelden een gewenste handpositie.
Een vaak gebruikte handplaatsing in steun is die waarbij de handen naar binnen geplaatst zijn. Hierin zie je veel varianten van licht tot geheel naar binnen gedraaid. Er zijn juryleden die extra letten op deze handenplaatsing en hun waardering van het element hier van laten afhangen. De vraag hier is: “Wat is het belang voor de turnsport?” Het lijkt schijnbaar tegenstrijdig. Want wanneer je de handen naar binnen draait, wordt het automatische bewegingspatroon van het lichaam geactiveerd om in de schouders en bovenrug bol te worden. Daarmee onderbreek je het ultieme lijnenspel, maar schep je in deze positie voorwaarden beter te kunnen duwen. Tevens kun je uit de bolle positie van houding veranderen naar een open positie van de romp-schouderhoek. Daarmee kun je weer energie genereren. Voordeel van het naar binnenplaatsen van de handen is dat de ellebogen minder snel zullen overstrekken en gymnasten, zeker de hypermobielen onder hen, beschermd worden tegen een overstrekkingstrauma van het ellebooggewricht.
Illustratie 5. Steun in exorotatie. Illustratie 3. Steun in bovengreep.
Illustratie 7.Steun in endorotatie.
GYM kaderinfo
19
dAMES- EN hErENTurNEN
NAAr BuITEN/ExoroTATIE/ oNdErGrEEp
Illustratie 8. Steun in ellengreep.
Illustratie 11. Bewegingen arm.
Illustratie 12. Exorotatie schouder in hang.
Ofwel voor de dynamiek van de beweging en het beschermen van de pols- en ellebooggewrichten is de keus voor het naar binnendraaien van de handen legitiem. Voor het ideale lijnenspel kun je hier wat kanttekeningen bijzetten. In hang maak je met het naar binnendraaien van de handen een ellengreep. Hiermee is niet de flexibiliteit van het polsgewricht bepalend voor het vermijden van onnodige romphoeken maar is de mobiliteit van de schouders de bepalende factor.
Wanneer je de armen maximaal wil heffen (anteflexie) stuurt de vorm van het schoudergewricht de bovenarm automatisch naar een draaiing naar buiten. De combinatie van het naar buiten draaien en heffen van de armen garandeert anatomisch gezien de meeste bewegingsruimte. Ofwel, zo kun je het beste de armromphoek openen. Gevaar in deze positie is wel dat het gewricht een mindere stabiliteit heeft. Goede fysieke voorbereiding is daarom een must! Het naar buiten draaien van de armen gaat vrijwel automatisch gepaard met het naar buiten draaien van de polsen. Hierboven staat al verklaard dat dit voor polsen gunstige en voor ellebogen ongunstige gevolgen kan hebben. Het naar buiten draaien van de armen in geheven positie activeert tevens de keten van bewegen. Dit betekent dat de ene beweging direct gevolg heeft voor een andere houding of beweging van het lichaam. In dit geval zal ook de wervelkolom neigen naar strekken en daarmee hol worden. Om deze reden zou je als jury dus het naar buiten draaien van de armen erg moeten kunnen waarderen. Al zie je in de meeste gevallen dat het naar buiten draaien van de schouders en het daarmee gepaarde naar buiten draaien van de polsen eerder wordt afgestraft dan beloond. De trainer is degene die rekening houdend met de wensen van de jury en de fysieke mogelijkheden van de gymnast, keuze moet maken over deze details van uitvoering.
Het in hang naar buitendraaien van de armen geeft de ondergreeppositie. In deze positie is het dus relatief eenvoudig de schouderromphoek maximaal te openen. Gymnasten met een beperkte schouderlenigheid vallen bij deze positie vaak gelijk door de mand.
SchoudErS
Illustratie 9. Schoudergewricht. Illustratie 10. Bovenarm.
Het schoudergewricht heeft een hoge graad van bewegingsvrijheid. Dit is vooral te danken aan de kleine ondiepe kom. De mogelijkheid tot bewegen is hierdoor enorm, de mogelijkheid op blessures echter ook. De stabiliteit van de schouder stoelt voor een belangrijk deel op de werking van de banden en een verfijnd musculair systeem. 20
NAAr BINNEN /ENdoroTATIE / ELLENGrEEp Het naar binnen draaien van de armen heeft een directe werking op de bewegingsketen die naar buiging stuurt. Door het naar binnen draaien van de armen zal de bovenrug neigen naar een bolle positie. Van deze gegevens kun je in je turnelementen positief gebruiken maken. Anatomisch gezien maak je niet maximaal gebruik van de uiterste mobiliteit van het gewricht. Wel heb je in deze positie wat meer stabiliteit.
Illustratie 13. Endorotatie schouder in hang.
oktober 2007
Site seeing In hangpositie betekent grote mobiliteit van het schoudergewricht het gemakkelijker kunnen uitvoeren van elementen in ellengreepposities en dientengevolge worden polsen minder zwaar belast. Het naar binnen of naar buiten draaien van de schouders heeft dus direct gevolg voor de houding van de romp. Holle en bolle posities kunnen worden ondersteund door de positie van de schouders. Ofwel de flexibiliteit van de schoudergordel kan van directe invloed zijn op de vormspanning welke als voorbereiding dient voor de uitvoering van turnelementen.
NorMALE BEwEGINGSuITSLAGEN SchoudEr Abductie (zijwaarts van het lichaam bewegen): 180 graden. Adductie (zijwaarts naar het lichaam bewegen): 45 graden. Horizontale extensie (horizontaal rugwaarts brengen): 45 graden. Horizontale flexie (horizontaal voorwaarts brengen): 130 graden. Verticale extensie/retroflexie (arm recht naar achteren brengen): 60 graden. Verticale flexie/anteflexie: 180 graden.
andere gewrichten, waardoor ongewenste hoeken van het lichaam ontstaan. Door een goede mobiliteit van de schouder hoeft de gymnast niet in eindstanden van de wervelkolom te bewegen, wat schadelijke gevolgen kan hebben. Belangrijk is wel dat de gymast ter voorkoming van blessures van de schouder het musculaire systeem rondom de schouder goed traint.
rESuMÉ Juiste lenigheid voor gymnasten is, naar mijn idee, die mobiliteit waarbij het maximale van het desbetreffende gewricht wordt gevraagd zonder daarbij het gewricht en bijbehorende structuren te beschadigen. Daarnaast dient de lenigheid niet het doel, maar vooral een middel te zijn met als doel het volgens de eisen van de turnsport efficiënt en esthetisch te bewegen. De mogelijkheden van de gewrichten zijn individueel verschillend. Het is aan de trainer om verantwoorde keuzes te maken die zowel de sporter als de turnsport ten goede komen. De jury heeft daarbij de taak de keuzes te sturen naar fysiek verantwoord bewegen in het kader van eisen die de turnsport met zich meebrengt.
woordENLIjST Osteoporose: botontkalking. Artrose: slijtage van een gewricht. Dorsaalflexie: rugwaarts buigen. Palmairflexie: handpalmwaarts buigen. Abductie: zijwaarts van het lichaam af bewegen. Adductie: zijwaarts naar het lichaam toe bewegen. Ulnair abductie: buigen naar pinkrichting. Radiair abductie: buigen naar duimrichting. Exorotatie: naar buitendraaiing. Endorotatie: naar binnendraaiing. Voor vragen, neemt u gerust contact via e-mail:
[email protected] Foto 1. Lenigheid schouders.
In de schouder zie je bij gymnasten vaak een grotere bewegingsuitslag dan bij de gemiddelde mens. Een grote schouderlenigheid is in het turnen gunstig voor het goed uitvoeren van vele elementen. Gymnasten met een beperkte schouderlenigheid zullen deze compenseren in GYM kaderinfo
Juiste vormspanning en lenigheid www.kngu.nl/uploadedFiles/GYMkaderFORUM3651.pdf Op de KNGU-site kun je surfen naar GYMkaderinfo. Hier staat dit artikel van het GYMforum online. De vraag aan het forum is: Hoe leer ik de split? Met duidelijke foto’s en tekst wordt deze vraag beantwoord. www.cmcrossroads.com/bradapp/ docs/rec/stretching/stretching_4. html#SEC36 Aan lenigheid zijn grenzen. Het gewricht bepaald uiteindelijk wat de maximale bewegingsuitslag kan zijn. Wil je lenigheid vergroten, dan moet je je richten op het veranderen van de tolerantie van de rekprikkel en het veranderen van de neurofysiologie van de musculatuur en het peesweefsel. Er zijn verschillende manieren lenigheid te beïnvloeden. In dit artikel worden de theoretisch achtergronden toegelicht en de werkwijze uitgelegd va rekmethoden als ballistisch, dynamisch, actief, passief, statisch, isometrisch en PNF-stretching. www.bsl.nl/secties/stimulus/artikel.pdf Over stretchen wordt een vrijwel oneindige discussie gevoerd of het nut ervan. In dit artikel lees je de argumentering waarom stretchen overbodig zou zijn. Altijd goed om eens de verschillende visies naast elkaar te zien en van hieruit je eigen opinie te vormen. www.usa-gymnastics.org/publications/ technique/2000/5/flexibility.html Leuk, prettig leesbaar over lenigheid van turnsters. De resultaten van een onderzoek worden uitgelegd en resulteren in de conclusie dat de lenigheid van de loopspagaatsprong kan worden beïnvloed door het uitvoeren van een stretchingprogramma met de regulier verkrijgbare zwarte elastische Theraband. Een lenigheidsverbetering van gemiddeld 5 graden is haalbaar volgens de uitkomst van dit onderzoek. www.russianmartialart.org/html/ rusflex.html Hoe doen de Russen het? Wil je weten wat het geheim is van de flexibiliteitstraining van de Russen. In dit artikel wordt het geheim ontknoopt.
21
ALGEMENE GEZoNdhEId GYMNASTIEK
Topsport zonder drugs of drugs zonder topsport Tekst: Liesbeth Lim en Alien van der Sluis van Dopingautoriteit Nederland
de combinatie topsport en drugs is zo op het eerste gezicht een vreemde. Voor de meeste sporters die serieus met hun sport bezig zijn is het belangrijk dat hun lichaam in optimale conditie is. de voor de levensgenietende leek misschien monotone cyclus van trainen – eten rusten laat weinig ruimte om tot diep in de nacht te feesten, het licht uit te doen in de kroeg en de volgende dag een roes uit te slapen. wat is de link tussen topsport en drugs? Marco Pantani is misschien wel het meest trieste voorbeeld van de combinatie topsport en drugs geworden, toen hij in 2004 overleed aan een overdosis cocaïne. Volgens de statistieken van dopingcontroles die in Nederland zijn uitgevoerd in 2006 zijn van de 41 dopingovertredingen die tot een aangifte leidden maar liefst twaalf het gevolg van cannabisgebruik, vijf van cocaïne en twee van XTC. Ook aan de Doping Infolijn wordt regelmatig de vraag gesteld hoe lang sociale drugs te traceren zijn bij een dopingcontrole. Er is blijkbaar een categorie sporters die deze middelen buiten wedstrijdverband wil gebruiken voor recreatieve doeleinden. Wat zijn hiervan de risico’s wanneer het gaat om dopingcontroles?
cANNABIS, BIjZoNdEr GEVAL Cannabis is een bijzonder geval op de dopinglijst. De werkzame stof THC zorgt voor verslapping van de spieren, versnelling van de hartslag, een droge mond en verandering van het gevoel voor tijd en ruimte, waardoor ook de reactietijd toeneemt. Niet bepaald prestatiebevorderend dus. De reden dat cannabis op de WADA-dopinglijst staat is dat stoffen beoordeeld worden op basis van drie criteria, namelijk prestatieverbetering, schadelijkheid voor de gezondheid en in strijd zijn met de ‘spirit of sport’. Voldoet een stof aan twee van de drie criteria dan komt het op de lijst terecht. Dat het dopingbeleid sinds 2004 geharmoniseerd is en de dopinglijst daardoor wereldwijd hetzelfde is heeft voornamelijk voordelen. Een nadeel is echter dat landen met een minder liberaal drugsbeleid dan Nederland 22
cannabis beschouwen als zowel schadelijk voor de gezondheid als in strijd met de spirit of sport. Hierdoor staat het op de dopinglijst, hoewel het de sportprestatie niet verbetert (en zelfs daar zijn niet alle landen het over eens). Er gaan geluiden op het dopingbeleid in de toekomst vooral te richten op stoffen die de prestatie bevorderen, maar het aantal landen dat dit niet ziet zitten is voorlopig nog in de meerderheid. Gevolg: cannabis staat op de dopinglijst en de Nederlandse topsporter heeft met deze werkelijkheid te maken.
SocIALE druGS EN dE dopINGLIjST: rEKENEN MET dETEcTIETIjdEN? De WADA-dopinglijst bestaat uit een groep van stoffen en methoden die zowel binnen als buiten wedstrijdverband verboden zijn én een groep stoffen alleen verboden binnen wedstrijdverband. Onder de eerste groep vallen stoffen die een langdurig effect op de sportprestatie hebben, bijvoorbeeld anabole steroïden. De stoffen in de tweede categorie, waarin onder andere cannabis en stimulantia vallen, hebben over het algemeen een kortdurend effect op de sportprestatie. Amfetaminen (de werkzame stoffen in onder andere speed), XTC en cocaïne behoren tot de stimulantia. Evenals Cannabis zijn zij buiten wedstrijdverband dus toegestaan. De conclusie dat een joint roken of een XTC pilletje slikken in de week voor een belangrijke wedstrijd zonder risico’s is, is te snel getrokken. Niet alle stoffen zijn even snel uit het lichaam verdwenen en als sporter heb je te maken met zogenaamde detectietijden, de tijd tussen het moment van gebruik van een stof en het moment
waarop de betreffende stof niet meer kan worden aangetoond in een urinemonster. Voor veel stimulantia gaat het hierbij om enkele dagen, maar het is onmogelijk individueel een exacte detectietijd te bepalen.
rISIcoVoL Om een voorbeeld te geven: de gemiddelde detectietijd voor cocaïne ligt op 72 uur, maar bij een hoge dosering werd het in een individueel geval nog 22 dagen na gebruik aangetoond. Rekenen met detectietijden is dus een uiterst risicovolle zaak wanneer je in aanmerking komt voor dopingcontroles. Voor cannabis geldt dit nog sterker. De werkzame stof, THC, slaat zich op in vetcellen. Tijdens inspanning worden naast koolhydraten ook vetten als energiebron gebruikt en hierbij komen ook de afbraakstoffen van THC in de urine terecht. Juist na intensieve inspanning, is de kans op detectie van THC hierdoor verhoogd. Ook voor cannabis blijkt de maximale tijd van detectie in een urinemonster ver boven de ‘normale’ detectietijd te liggen. Voor één joint wordt een gemiddelde detectietijd van twee tot vier dagen aangehouden, bij regelmatig gebruik kan de stof echter tot 31 dagen na gebruik in een urinemonster worden aangetoond, maar de maximaal bekende tijd is maar liefst drie maanden na
oktober 2007
uITSTAppEN Voor vragen over dispensaties of alle andere dopingvragen kun je van maandag tot en met vrijdag tussen 13.00 en 16.00 uur bellen met de Doping Infolijn (0900) 200 10 00 (0,10 ct/minuut). Je kunt je vraag ook per email stellen via
[email protected].
gebruik! Nogmaals, de genoemde tijden zijn gemiddelden en zeggen dus onvoldoende over de individuele detectietijd. De voorbeelden geven duidelijk aan dat de variatie hierin erg groot is.
MEEroKEN EEN rISIco? Wanneer het gaat om verklaringen voor positieve dopinguitslagen viert creativiteit af en toe hoogtij. Regelmatig wordt meeroken aangevoerd wanneer een sporter positief test op cannabis. Is meeroken van cannabis inderdaad risicovol als een sporter in aanmerking komt voor dopingcontroles en zo ja, wordt het ook als excuus aanvaard als een sporter positief test? Door inhalatie van andermans cannabisdampen krijgt een sporter inderdaad THC binnen, maar bij een dopingcontrole wordt een grenswaarde gehanteerd. Zolang de concentratie in de urine daaronder blijft is er geen sprake van een overtreding. De aangetroffen hoeveelheid die door meeroken kan worden aangetroffen in de urine hangt af van de grootte en ventilatie van de ruimte waarin de persoon aanwezig is, de concentratie THC in de joint en de hoeveelheid rook die wordt ingeademd. Resultaten van verschillende studies spreken elkaar tegen. Zo toonde een onderzoek aan dat bij proefpersonen die cannabis inhaleerden in een afgesloten auto THC waarden in hun urine inderdaad boven de bij dopingcontroles gebruikte detectielimiet kwamen. In een ander onderzoek werd deze detectielimiet echter niet bereikt bij drie proefpersonen in een afgesloten ruimte waarin grote hoeveelheden marihuana werden gerookt. In een derde studie werden proefpersonen gedurende zes dagen iedere dag passief een uur lang blootgesteld aan cannabisrook en bleek bij enkele proefpersonen de THC-waarde in hun urine boven de detectielimiet uit te komen. GYM kaderinfo
Omdat in alle studies de hoeveelheden cannabis waaraan de proefpersonen werden blootgesteld behoorlijk hoog waren en de kans dat een sporter door meeroken positief test op cannabis niet erg groot is, wordt meeroken niet als excuus geaccepteerd op het moment dat een sporter bij een dopingcontrolepositief test op cannabis! Het risico is echter niet 100 procent uit te sluiten. Een sporter die in een auto zit waarin geblowd wordt of op een feestje is waar in een kleine ruimte volop geblowd wordt doet er beter aan het zekere voor het onzekere te nemen en toch maar uit of op te stappen!
Site seeing www.dopingautoriteit.nl Hier vind je echt al het laatste nieuws over doping en sport. Wat is doping? Welke middelen staan op de lijst? Hoe gaat een dopingcontrole? Er is ook een aparte link met informatie voor sporters waar ook voedingssupplementen worden besproken en gevallen waarin dispensatie kan worden gegeven worden genoemd.
TopSporT EN druGS: LASTIGE coMBINATIE! De combinatie topsport en drugs blijft een buitengewoon lastige. Naast de fysiologische en psychologische effecten zijn er ook dopingaspecten aan verbonden. Doordat detectietijden zeer slecht individueel vast te stellen zijn loopt een topsporter altijd een risico op het moment dat hij met sociale drugs in aanraking komt, ook als dit buiten het wedstrijdseizoen gebeurt. De veiligste weg: maak een duidelijke keus. Topsport zonder drugs óf drugs zonder topsport!
NATIoNAAL TurNcoNGrES
Turnen & Trampolinespringen in Veldhoven Zaterdag 8 december Thema: Talentontwikkeling – Masterplan talentontwikkeling – Long Term Athlete Development theorie en praktijk – Long Term Athlete Development mentale competenties Zondag 9 december Thema: Turnen en wetenschap – Innovatie in het turnen – Trainingsregistratie – Harde piekbelastingen binnen het topturnen Het middagprogramma van beide dagen bestaat uit technische/praktische workshops, gegeven door de topsporttrainers. Informatie bij Jet Geerdink (055) 505 87 51 e-mail:
[email protected] Zie www.kngucampus.nl (klaslokaal bijscholingen) voor verdere informatie.
2
BESTuurSMANAGEMENT ALGEMENE GYMNASTIEK
Samenwerken succesvol Tekst: NOC*NSF Erik Lenselink en Femke Winters
In 200 zijn in de vijf KNGu districten zes lokale samenwerkingsprojecten tussen in totaal dertig gymnastiekverenigingen gestart. onder begeleiding van de districtsconsulenten zijn zij op verschillende gebieden gaan samenwerken. uit de eindevaluaties blijkt dat de verenigingen de samenwerking positief beoordelen en zijn er plannen gemaakt om de samenwerking verder vorm te geven. daarnaast hebben de projecten bruikbare informatie en tips opgeleverd voor andere gymnastiekverenigingen die in de toekomst willen gaan samenwerken. De KNGU vindt het belangrijk om lokale samenwerking tussen gymnastiekverenigingen te stimuleren. De gymnastiekwereld bestaat uit veel kleine verenigingen, waarvan veel wordt gevraagd. Door het tekort aan vrijwilligers is het voor de verenigingen moeilijk daar allemaal aan te voldoen. Daarnaast worden steeds meer eisen gesteld aan de accommodaties. Samenwerken kan hier een oplossing voor zijn, omdat de gymnastiekverenigingen dan meer slagkracht krijgen. Dit hoeft niet ten koste hoeft te gaan van hun eigen identiteit. De KNGU heeft mede daarom in 2005 een subsidieaanvraag ingediend om de lokale samenwerking tussen gymnastiekverenigingen te stimuleren. De districtsconsulenten hebben zes clusters van verenigingen gevonden met plannen om te gaan samenwerken. Het gaat om verenigingen in de gemeenten Waterland, Den Haag, Assen, Vlissingen, Bronckhorst en Oudewater.
GEZAMENLIjKE AccoMModATIE De verenigingen in Assen, Den Haag en Vlissingen zijn gaan samenwerken met het oog op de bouw van een nieuwe gezamenlijke accommodatie. Door de gezamenlijke vertegenwoordiging is de gymnastieksport daar beter op de kaart komen te staan. Met de gemeente zijn afspraken gemaakt over een nieuwe accommodatie. Na een gemeentelijke herindeling bestond de nieuwe gemeente Bronckhorst uit elf gymnastiekverenigingen. Voor die verenigingen was dit een aanleiding te gaan samenwerken. Ook zij willen daarmee onder andere toewerken naar een gezamenlijke vertegenwoordiging bij de gemeente. Voor twee verenigingen in Oudewater werd het door het toenemende 24
tekort aan vrijwilligers steeds lastiger het bestaande gymnastiekaanbod te blijven geven. Door het samenvoegen van de lessen en het technische kader is het voor die verenigingen nu mogelijk hun aanbod beter af te stemmen op de wensen van hun leden. Drie gymnastiekverenigingen in Waterland zijn een verregaande samenwerking aangegaan. Een grondige analyse van de eigen verenigingen en onderzoek naar mogelijke samenwerkingsvormen heeft onder andere geleid tot bestuurlijke samenwerking en een toekomstige fusie tussen twee van de verenigingen.
4. Ontwerpen: van deelprojecten, een plan van aanpak en een communicatieplan. 5. Uitvoeren: van de projectplannen. 6. Formaliseren van de samenwerking. 7. Evaluatie: van proces en producten. Voor meer informatie en/of het opvragen van het eindrapport en de ‘good practices’ kunt u contact opnemen met uw districtsconsulent. Kijk op www.kngu.nl button kngu/ districten.
SAMENwErKING Ondanks dat het veel tijd en energie heeft gekost, zijn de verenigingen positief over de samenwerking. De externe ondersteuning vormde een belangrijke impuls. De samenwerkingsverbanden hebben tot een aantal producten geleid die als ‘good practice’ kunnen dienen voor andere verenigingen. Voorbeelden daarvan zijn een startnotitie, een model SWOT-analyse, een model intentieverklaring tot samenwerking, een communicatieplan en een convenant.
STAppEN Op basis van de projecten is ook een aantal stappen te herleiden die verenigingen kunnen volgen als zij gaan samenwerken: 1. Initiatief: bepalen van de overlegstructuur en het gezamenlijke verwachtingspatroon. 2. Verkenning: van het nu en de toekomst, de financiën en contacten met de gemeente. 3. Formaliseren van de start: het tekenen van een intentieverklaring tot samenwerking. oktober 2007
Samenwerking van gymnastiekclubs neemt hoge vlucht Tekst: Grietje-Akke de Haas
De subsidie die de KNGU toegekend kreeg van het ministerie van VWS voor het stimuleren van de lokale samenwerking van gymnastiekverenigingen, kan een hoge vlucht nemen zo blijkt. Neem nu de elf gymnastiekverenigingen uit Den Haag, Rijswijk en Westland die een convenant hadden ondertekend, om te gaan samenwerken met als doel een turnhal te realiseren in de regio Den Haag. Zoals het er nu naar uitziet wordt de turnhal zelfs gevestigd in een Topsport- en Onderwijscentrum, dat moet verrijzen op het Zuiderpark in Den Haag. Geduld, inzet en een lange adem is echter wel geboden voor het zover is. Een korte terugblik. Al heel lang stond een eigen turnhal op het verlanglijstje van de Haagse gymnastiekvereniging Die Haghe. Door het ontbreken van een geschikte training- en wedstrijdaccommodatie werden de leden namelijk erg beperkt in hun ontwikkeling en groei. Door gebrek aan vrijwilligers bleef het bij wensen en plannen. Jan Raateland die betrokken raakte bij de vereniging doordat zijn vrouw en dochters er lesgeven, bood aan om de kar te trekken. Hij zocht contact met meerdere gymnastiekverenigingen in de buurt, om de kans op een eigen turnhal te vergroten. Het enthousiasme was zo groot, dat naast Die Haghe nog tien verenigingen in oktober 2005 een convenant sloten voor een haalbaarheidsonderzoek.
Subsidie Districtsconsulent KNGU Peter Bus, wees Raateland al in een vroeg stadium op de mogelijkheid van de subsidie in het kader van de stimulering van samenwerking tussen verenigingen. De subsidie werd toegekend en gebruikt voor de realisatie van het convenant, een onderzoek naar de inventarisatie van de bezetting van de turnhal en de mogelijkheden waarop de samenwerking tussen de verenigingen verder inhoud kon worden gegeven. De inventarisatie en een workshop met de samenwerkende verenigingen onder leiding van Peter Bus, wees uit dat de GYM kaderinfo
turnhal op een heel goede bezetting kan rekenen, ook omdat er wordt samengewerkt met de Haagsche Hogeschool en het Segbroekcollege. Het persbericht dat Raateland uitdeed over het gesloten convenant kwam bij de Haagse gemeenteraad terecht. Die verleende een voorbereidingskrediet om de haalbaarheid van de turnhal te onderzoeken.
Topsportcentrum “Als alles volgens planning loopt”, sprak Raateland in GYMkaderinfo van juni 2006 de hoop uit, “vindt halverwege 2008 het openingsfeest van de turnhal plaats.” Op het moment ziet de toekomst er echter even anders uit. Een feestje ter ere van een nieuwe turnhal zal er wellicht wel plaatsvinden, maar niet voor de hal die Raateland voor ogen had. Het haalbaarheidsonderzoek in opdracht van de gemeente Den Haag bevestigde namelijk niet alleen de rendabele exploitatie van een turnaccommodatie, maar wees ook het Zuiderpark als voorkeurslocatie aan, het voormalige thuishonk van voetbalvereniging ADO Den Haag. Raateland: “Omdat de club is verhuisd, maakt dat de plek vrij voor een topsportcentrum. Dat heeft echter wel heel wat voeten in de aarde. De Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding ( HALO) is namelijk ook erg enthousiast om te verhuizen.” Raateland verduidelijkt de bedoeling van de gemeente door de vergelijking te maken met Sportstad
Peter Bus is districtconsulent van Zuid-Holland Noord.
Heerenveen, als onderwijs- en sportcentrum. “Zoiets op het Zuiderpark is ook de wens van de gemeente. En als er dan toch een topsportcentrum komt, dan kan er ook een turnhal in worden gebouwd, en de HALO zich er vestigen.” De ontwikkeling naar een dergelijk centrum gaat wel een aantal jaren duren, wat de reden is om aan te sturen op een tijdelijke voorziening. Die is gevonden in de vorm van een ballonhal. Jammer genoeg is deze niet eerder beschikbaar dan eind 2008. Of de voorziening er daadwerkelijk komt, hangt af van een beschikbare locatie en de financiën. Bovendien zal de gemeente voor de bouw van een turnhal op het Zuiderpark ook fors moeten investeren. Raateland geeft dan ook aan, dat de wethouder Sport Sander Bekker terughoudend is het doen van beloftes en toezeggingen. Stel, de tijdelijke voorziening komt er, is Raateland dan niet bang dat dit onderdak veel langer gaat duren dan 2009/2010? “Ik ben er aan gewend om dit soort projecten te doen, waar je een lange adem voor moet hebben. Maar als je er in gelooft, kan het. Bovendien, Den Haag heeft nooit iets aan de turnsport gedaan, en kan er zo langzamerhand niet meer omheen. Want turnen is toch de derde sport in Nederland.” Een turnklimaat creëren in de Haagse regio is erg belangrijk, vindt Raateland. “De turnsport heeft helden en voorbeelden nodig. Die geven uitstraling en enthousiasme naar de rest af. Dat maakt dat de turnsport zichtbaar wordt, in plaats van dat deze plaatsheeft in achteraf gelegen zaaltjes, met nergens een ziel waar het bij elkaar komt.” 25
BESTuurSMANAGEMENT ALGEMENE GYMNASTIEK
Alliantie School & Sport samen sterker Tekst: Peter de Graaf, districtconsulent KNGU
Met een basketbalworp door Minister Maria van der hoeven van ocw, staatssecretaris clémence ross - van dorp en voorzitter van het Noc*NSf Erica Terpstra en leerlingen van de ‘sportiefste school van Nederland’ ging in het haagse perscentrum Nieuwspoort in januari 2006 de alliantie ‘School & Sport Samen Sterker’ officieel van start. Met als doel om jongeren te stimuleren hun levenlang te sporten en bewegen. de basis hiertoe wordt versterkt door een structurele verankering van school en sport. In 2007 moeten daarom tweeduizend scholen voor basisonderwijs, tweehonderd VO-scholen en dertig MBO-instellingen het predikaat ‘sportgeoriënteerd’ hebben. Doel is om een betere samenwerking tussen scholen en sportverenigingen te krijgen om jongeren te stimuleren tot levenslang sporten en bewegen. In de kabinetsnota ‘’Tijd voor sport” van september 2005 is deze doelstelling door de minister van OCW en de staatssecretaris van VWS geoperationaliseerd door de formulering van de volgende ambitie in 2010: In 2010 kan op negentig procent van alle scholen elke leerling dagelijks sporten binnen en buiten de schooluren.
SAMENwErKEN Sport moet in deze definitie ruim worden geïnterpreteerd. Behalve de georganiseerde sporten worden hiermee eveneens de niet-georganiseerde sporten en vormen van bewegen bedoeld. In het verlengde hiervan zullen NOC*NSF en OCW door middel van de Alliantie stimuleren, dat scholen en sportverenigingen meer met elkaar gaan samenwerken. Zodat ook elke leerling werkelijk de kans krijgt op elke schooldag in de week van een goed sporten beweegaanbod te profiteren. Scholen die aan bovenstaande norm voldoen, noemen we ‘sportgeoriënteerde scholen’. Hiermee wordt het onderscheid duidelijk gemaakt tussen enerzijds sportactieve scholen (deze scholen profileren zich met sport, investeren hierin volop en onderscheiden zich daarmee van de rest) en anderzijds de scholen, die enkel de kerndoelen halen en niet gericht zijn op sport (niet-sportgeoriënteerde scholen). 26
In het seizoen 2006/2007 verzorgde elke sportbond acht kennismakingslessen van drie keer 45 minuten wekelijks op de woensdagmorgen aan groep 7 en 8 van de Breedeborgh in Nieuw Vennep. De KNGU koos voor het thema Spaceturnen met tumblingspringen, de Flikflakker, de Creaqbus en de Saltostoel om de leerlingen een plezierig en dynamisch bewegingsaanbod te kunnen bieden.
rESuLTAAT
Binnen de kwalificatiestructuur BVE is sport en bewegen niet opgenomen. Het is daardoor niet uitzonderlijk dat op BVEinstellingen helemaal niets aan sport en bewegen wordt gedaan. In het kader van de Alliantie verdient dit extra aandacht.
• KNGU heeft met Spaceturnen de leerlingen van het primair onderwijs groep 7 en 8 bereikt. • De plaatselijke gymnastiekvereniging SV PAX uit Hoofddorp heeft hierdoor nieuwe leden aan zich kunnen binden. • Er was sprake van een kwalitatief goed bewegingsaanbod. • De leerlingen van groep 7 en 8 ervaren tot nu toe gymnastiek als leukste sport.
INVESTErING
KANSEN Voor KNGu
Om de ambitie van 2010 te realiseren zijn inspanningen ten aanzien van kader, accommodaties, aanbod, topsport, communicatie en onderzoek essentieel. Om de sport- en onderwijswereld te overtuigen moet er volgens het gezamenlijke implementatieplan (vastgesteld na overleg met onderwijs- en sportorganisaties) van de alliantie ‘School & Sport Samen Sterker’ met een stuurgroep bestaande uit de heren Kerstens (OCW), Bekker (VWS), Fledderus (NOC*NSF en Steen (VBS) en met als eindverantwoordelijke programmadirecteur Jos Kusters, geïnvesteerd worden in een aantal zaken: • Inspirerende voorbeelden op het gebied van sportactieve scholen in het PO en Vo. • Sterke verenigingen. • Attractief sportaanbod. • Sport-en-bewegen in de BVE-sector. • Multifunctionele accommodaties. • Betere topsportvoorzieningen.
• Licentiehouders van gymnastiekverenigingen in gaan zetten voor het verzorgen van de kennismakingslessen in primair onderwijs. • Verkorte cursussen aanbieden. • Rol van de KNGU: proces in gang zetten, bewaken en aanjager zijn. • Verdere kansen: het kant-en-klaar programma’s aanbieden voor naschoolse opvang.
VoorBEELd proEfTuIN: hAArLEMMErMEEr MET KNGu Door samenwerking met de sportbonden JBN, KNWU, NHV, NBB en de brede school ‘de Breedeborgh’ uit Nieuw Vennep (basisschool) en de lesgevers Inge Roquas (SV Pax) en Martijn Lendjes (Vakleerkracht van de Breedeborgh) ontstond een proeftuin van acht lessen Spaceturnen.
Site seeing www.alliantieschoolensport.nl De Alliantie School & Sport samen sterker is een samenwerkingsverband tussen de ministeries van OCW en VWS en de overkoepelende sportorganisatie NOC*NSF. De ambitie van de drie partijen luidt: levenslang sporten en bewegen voor alle jongeren. De Alliantie school & sport samen sterker werkt met verschillende sportorganisaties samen. De sportbonden is de bekendste organisatievorm. Naast de bonden zijn er koepelorganisaties die de belangen van meerdere sportbonden en/of belangenorganisaties behartigen. Op regionaal niveau zijn provinciale sportraden en Olympische Steunpunten actief.
oktober 2007
Junior-assistent De drie gymnastiekverenigingen CGV Zoetermeer, Pro Patria Zoetermeer en NAS Benthuizen hebben de handen ineengeslagen om een grote groep enthousiaste leden op te leiden tot junior-assistent.
De grote groep enthousiaste leden die junior-assistent zijn geworden.
Binnen de lessen peuter/kleuter en turnen zijn we altijd heel erg blij als we assistenten hebben die ons kunnen helpen met het neerzetten van de toestellen en het vangen en in de gaten houden van de kinderen. Om dit goed te kunnen doen (vooral het vangen) heeft de KNGU een cursus ontwikkelt voor leden vanaf 10 jaar die graag willen helpen. De bedoeling van de junior-assistentencursus is dat je per cursist het cursusmateriaal besteld en de cursisten binnen de lessen opleid tot assistenten aan de hand van het uitvoeren van 19 opdrachten. Echter, 32 cursisten onderbrengen bij leiding met een C-licentie en ze 19 opdrachten laten uitvoeren in de lessen valt niet mee. Vandaar dat wij hebben gekozen voor een andere opzet. Onder leiding van Arina Pouwels, Jeffrey Ros en Christa Ros hebben 19 cursisten van CGV Zoetermeer, 10 cursisten van Pro Patria en drie3 cursisten van NAS Benthuizen de cursus tot junior-assistent gedaan. In 5 lessen van twee uur leerden de cursisten de basisprincipes van het vangen en hulpverlenen. Daarnaast hebben ze vier stageopdrachten moeten uitvoeren en een theorietoets gemaakt. Bij afronding van de stagelessen en de toets krijgen de cursisten een bewijs van deelname en het echte junior-assistenten T-shirt. Allemaal van harte gefeliciteerd!
Helpdesk van de KNGU Tekst: Rieky van Sterkenburg
Een effectieve website is een waardevol communicatiemiddel. De KNGU kent tal van ondersteunings mogelijkheden voor haar leden. Eén daarvan is de Helpdesk. De Helpdesk is gemakkelijk en voor iedereen te vinden. Het enige wat u moet doen is surfen naar www.kngu.nl en dan de button Helpdesk aan de rechterzijde aanklikken. Op de Helpdesk vindt u de meest gestelde vragen met de bijbehorende antwoorden. Iedereen die een vraag heeft, waarvan het antwoord niet in de helpdesk te vinden is, kan hierover rechtstreeks mailen. Wie via een site vragen stelt, kent praktisch allemaal de geautomatiseerde antwoorden die binnen enkele seconden in je mailbox komen. Een antwoord in de zin van “Wij hebben uw vraag ontvangen. De desbetreffende afdeling zal zo spoedig mogelijk reageren” kan tegelijk het einde zijn van de e-mailuitwisseling. GYM kaderinfo
Nieuwe vragen
Ga dan naar de helpdesk op www.kngu.nl
Wij proberen uw vraag binnen een werkweek te beantwoorden, het liefst eerder. De Helpdesk geeft de gebruiker ook de mogelijkheid om nieuwe vragen te stellen. Als deze vragen vaker wordt gesteld worden ze vervolgens opgenomen in de Helpdesk. Op de Helpdesk staan twaalf rubrieken met daaronder weer subrubrieken. Nieuwsgierig geworden?
Dit jaar zijn bijvoorbeeld vragen over de KNGU-site www.kadertekort (leiding tekort en aanbod leiding) en YOUR TURN opgenomen. Heeft u suggesties of opmerkingen waar wij onze dienstverlening op de Helpdesk kunnen verbeteren? Laat het ons weten.
27
colofon
TurNEN IN BEELd
GYMkaderinfo verschijnt vier keer per jaar in maart, juni, oktober en december en is een bijlage van GYMmagazine, het officieel maandelijks magazine van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie.
8e Gemoderniseerde en aangevulde druk Stilstaan is achteruitgaan. Zonder vooruitgang geen vernieuwing en zonder vernieuwing geen vooruitgang. De achtste druk van het boek is geheel gemoderniseerd en heeft de nodige wijzigingen ondergaan. Met hulp van Janssen en Fritsen zijn veel foto’s geplaatst. Nieuwe delen zijn toegevoegd, zoals onder anderen: ‘Motorisch leren binnen het turnen’ met dank aan Gerrit Beltman. De nadruk is ook gelegd op ‘Creavisionair turnen’, waarbij het accent ligt op het ontwikkelen van de creativiteit, iets wat zeker gemist wordt in de opleidingen en het denken van veel trainers en coaches. Met hulp van vrienden en collega’s Martin van Wijk en Roger van der Auwera is ook een ‘Creagym’-blik in de toekomst gemaakt. Turnen heeft recht op eigen accommodaties met licht, vrolijk en uitdagend materiaal. Onze stoffige zalen zijn nodig aan innovatie toe. Drie zaken staan centraal in het boek: • Turnen als de basissport • profielelementen • creatief turnen Denken en ontwikkelen is het zwaarste werk dat er is. Dat is ook de reden dat zo weinig mensen zich ermee bezig houden.
ja
Abonne ebon
redactie Marianne van Waterschoot (hoofdredacteur) Janet van Nieuwenhuizen (bladmanager) Tjalling van den Berg (voorzitter) Frank van de Beld (secretaris) rubrieksredactie Algemene gymnastiek Martin van Wijk Tel. (0348) 44 48 79 E-mail:
[email protected]
BESTELLEN Bestellen kan gewoon via de boekhandel. Bij sommige boekhandels zal het boek ook te koop liggen, dat zijn boekhandels gericht op studenten. Verder is het te bestellen via www.tirionuitgevers.nl, er komen dan verzendkosten bij. prijs € 6,9 ISBN ( 978 90 6076 554 8) Tjalling van den berg Tekeningen: jochem mol
kade rinfo
ik wil een abonnement op GYMkaderinfo, het driemaandelijks technisch- en bestuurlijk magazine van de KNGu: 4 nummers per jaar en 11 nummers GYMmagazine en betaal € 20, per jaar.
Naam Adres PC + Woonplaats Telefoon Geboortedatum
Springen/Acro Tjalling van den Berg Tel. (0513) 65 35 93 E-mail:
[email protected] Gezondheid Frank van de Beld Tel. (079) 316 74 70 E-mail:
[email protected] damesturnen/Site seeing Saskia Wallenburg Tel. (035) 538 62 47 E-mail:
[email protected] herenturnen/coachen Ruben Bakema Tel. (06) 10 03 94 31 E-mail:
[email protected] GYMkaderforuM/choreografie/Trends Bella Makatini Tel. (06) 54 25 46 66 E-mail:
[email protected] Bestuursmanagement Ronald den Heijer Tel. (0514) 54 20 24 E-mail:
[email protected]
Lid van gymvereniging Te ❍ Ik abonneer mij tot wederopzegging (Opzegging schriftelijk voor 1 december.) ❍ Ik betaal via een automatische incasso: Bankrekeningnummer T.n.v. Woonplaats Handtekening (indien minderjarig de handtekening van ouders/voogd)
Deze abonneebon opsturen naar: Bondsbureau KNGU t.a.v. administratie, Postbus 142, 7360 AC Beekbergen of faxen naar: (055) 505 25 05.
28
redactie-adres Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie Postbus 142, 7360 AC Beekbergen E-mail:
[email protected] Vormgeving en druk Jurriaans Lindenbaum Grafimedia Postbus 22725, 1100 DE Amsterdam Z-O Tel. (020) 342 54 25, Fax. (020) 342 54 35 E-mail:
[email protected]
dE VoLGENdE GYMKAdErINfo VErSchIjNT op 7 dEcEMBEr