toekomst op de boerderij / deel 1 tekst J.F.A. Démoed foto’s Samuel Otte
Bedrijfsovername: een kwestie van goed voorbereiden, afstand nemen en loslaten
Van vader 50
17 Juli 2014
„Iedereen kan boer worden.” Wim Thomassen is er helder in. De overdracht van zijn bedrijf aan schoonzoon Dirk ziet hij met vertrouwen tegemoet. De financiële kant van het verhaal is volgens Wim niet het belangrijkste. Het nemen van de emotionele horde, het afstand doen van je bedrijf, is veel lastiger. Gelukkig zijn Wim en Dirk er goed uit gekomen. Openhartig vertellen ze hoe ze het aanpakten.
Wim Thomassen (rechts) draagt zijn bedrijf over aan schoonzoon Dirk.
op zoon 51
Tekst Vijftien jaar geleden start-
ten Wim Thomassen (50) en zijn vrouw Annie (49) een kalvermesterij in het Utrechtse Overberg. De zaken gingen goed. De
boerderij breidde uit. Het bedrijf telt nu 1.400 kalveren. Zeven jaar geleden namen Wim en Annie er ook biologische legkippen bij – de teller staat nu op 27 duizend stuks. Hiervoor kochten zij grond bij de buren. Onlangs namen ze ook biologische geiten voor de opfok. „Het werd allemaal wat veel,” blikt Wim terug. Uiteindelijk werd het besluit genomen om in het gezin te kijken of er belangstelling was voor opvolging. Maar als je zes kinderen hebt, hoe pak je dat dan aan?
Pa bouwt af Wim en zijn vrouw trommelden alle kinderen op en legden hen de plannen voor. Pa wil afbouwen, wie heeft er interesse? De kinderen kregen een maand de tijd om erover na te denken. Uiteindelijk gaven vijf kinderen aan dat ze niet met het bedrijf verder wilden. Wel hielden Wim en zijn vrouw daarbij rekening met het feit dat de jongste kinderen nog niet de leeftijd hadden om er een afgewogen antwoord op te kunnen geven. Schoonzoon Dirk (24) en dochter Nelleke (24) zagen het wel zitten om vaders bedrijf voort te zetten. Voor Dirk ging er een lang gekoesterde wens in vervulling. Hij had de agrarische school in Barneveld afgerond, werkte bij een kalvermesterij in Overijssel en had altijd al een zwak voor het boerenbestaan. Wim vindt het belangrijk dat je de tijd neemt voor je kinderen. „Een bedrijfsovername is ingrijpend. Begin er dan ook op tijd aan. Als één kind twijfelt, wacht dan even. Iedereen moet echt zijn keuze hebben gemaakt. Bij ons is het dus niet zo dat de race nu helemaal is gelopen. Stel dat een ander kind in de toekomst zegt toch met het bedrijf te willen doorgaan, dan kunnen we nog zien wat de mogelijkheden zijn.” Wim denkt in zo’n geval aan bedrijfssplitsing. Het ene kind gaat bijvoorbeeld verder met de kalveren, de ander met de kippen en de
52
geiten. De stallen staan nu al op verschillende plekken, dus dat maakt zo’n eventuele verdeling er alleen maar makkelijker op.
Schoonzoon bouwt op Dirk, die begin dit jaar met Nelleke naar Overberg verhuisde, is nu in loondienst bij zijn schoonvader. Hij is blij dat alle kinderen dezelfde kans voor bedrijfsovername kregen. „We hebben allemaal ja of nee kunnen zeggen. Dat is door iedereen gewaardeerd,” vertelt hij. Zo’n open houding is
Voorkom scheve gezichten Een kind dat een bedrijf overneemt, krijgt opeens veel vermogen van de ouders toegeschoven. Is dat niet oneerlijk tegenover de andere kinderen in het gezin?
H
et kind zal in de meeste gevallen heel hard moeten werken om een normaal inkomen te krijgen uit het bedrijf dat hij overneemt. Zolang hij boer blijft, krijgt hij niet zo veel. Maar wat als hij na een paar jaar besluit om het bedrijf te staken en te verkopen? Dan komt er opeens heel veel vermogen vrij. Is dat niet oneerlijk tegenover de broers en zussen? Om te voorkomen dat een kind het bedrijf opeens verkoopt en gaat cashen, wordt er een clausule in het overnamecontract opgenomen. Daarin staat dat de meerwaarde van het bedrijfsvermogen over de andere kinderen moet worden verdeeld als het bedrijf vroegtijdig wordt verkocht. Het is heel gebruikelijk en wenselijk om dat op die manier vast te leggen.
noodzakelijk; het voorkomt dat je achteraf scheve gezichten krijgt. Dirk ziet het helemaal zitten. Vier jaar werkte hij in loondienst en dan nu de kans om eigen baas te worden! Dat betekent een heel ander leven; lange dagen maken, altijd voor je dieren klaarstaan en verantwoordelijkheid dragen voor het zakelijke reilen en zeilen. Kan iedereen dat zomaar? Dirk denkt van niet. Het vraagt nogal wat kennis en inzicht om boer te zijn. Belangrijk is ook wat je ervoor over hebt. „Als je écht wilt, kan er veel. Het is maar net waar je grens ligt. Ik zie het boerenwerk absoluut niet als een probleem. Het is ook een hobby. Mijn uren houd ik niet bij, om maar een voorbeeld te geven.” Boer-zijn is een leefwijze. „Aan de ene kant heb je veel vrijheid, aan de andere kant zit je ook weer aan je werk vast. Die combinatie maakt het zo mooi.”
Financiële overdracht Bij een bedrijfsovername komen heel wat fiscale vraagstukken om de hoek kijken. Kinderen en ouders beginnen aan een lang traject. Eerst treedt het kind dat het bedrijf wil overnemen toe tot een samenwerkingsverband. Dat wil zeggen dat hij op het boerenbedrijf komt werken. Vaak werkt hij dan ook nog buiten het boerenbedrijf om wat extra vermogen op te bouwen. Dat geld is nodig om het bedrijf uiteindelijk over te kunnen nemen. Het overnametraject duurt minimaal tussen de vijf en tien jaar. Veel is afhankelijk van de leeftijd van de ouders. Wat willen en kunnen ze nog? Daarnaast is bepalend hoe veel inkomen de ouders na de overname nodig hebben. Als ze op een pensioengerechtigde leeftijd zijn, is het een heel ander verhaal dan wanneer ze voor die leeftijd zouden willen stoppen. In het laatste geval moet het kind veel meer bijdragen. Bedrijfsovername is moeilijk, omdat het kapitaalintensief is. Er zit veel vermogen in het bedrijf en als boer verdien je relatief weinig. Er moet vaak heel wat vermogen van ouders naar kind worden doorgeschoven. Hiervoor zijn speciale fiscale regels in het leven geroepen. Eén daarvan stelt dat
17 Juli 2014
ouders ruim een miljoen euro aan vermogen onbelast mogen doorschuiven naar het kind dat het bedrijf gaat overnemen. Zulke regelingen zijn nodig om een overname haalbaar te maken. Maar als je meerdere kinderen hebt, is het wel belangrijk om hierin open kaart te spelen en de zaken goed vast te leggen (zie kader).
Emotionele overdracht Pa is vaak degene die het bedrijf heeft opgebouwd. Om er ineens afstand van te doen, is een grote stap. Het voelt vaak aan alsof hij afscheid moet nemen van ‘zijn kindje’. Wim vond het ook moeilijk. Voordat hij zijn kinderen over zijn plannen om af te bouwen inlichtte, ging hij bij zichzelf na of hij het bedrijf wel kón loslaten. „Als je denkt dat je dat niet kunt, moet je je bedrijf niet eens aan je kind willen overdoen. Laat je kind
dan maar ergens anders gaan werken, anders komt het niet goed. Dan krijg je ruzie.” Vaak is de zoon namelijk wat ambitieuzer dan vader; hij wil bijvoorbeeld gaan investeren terwijl vader veel behoudender
„Als je denkt dat je het niet kunt loslaten, moet je het bedrijf niet willen overdoen aan je kind” wim thomassen
is en dit afraadt. Op zo’n moment wordt de zoon beperkt in de bedrijfsvoering. Dat is niet goed. Wim denkt dat hij het wel los kan laten. „Ik probeer er nu al vorm aan te geven door er bewust mee bezig te zijn. Je weet inmiddels van jezelf wel een beetje hoe je in elkaar zit. Ook hebben we een persoonlijkheidsscan gedaan, zodat je van jezelf weet wie je bent en hoe je in een team functioneert. Daar leer je veel van. Dat is nodig ook. Want als je jezelf niet kent, ken je je bedrijf ook niet. Je moet je eigen verbeterpunten willen zien.” Wim stoot voorzichtig wat verantwoordelijkheden af. Dirk neemt nu bijvoorbeeld al de geiten voor zijn rekening. „Een beetje overgave daarin en vertrouwen hebben in elkaar is belangrijk. Anders komt het niet goed.”
Links Wim Thomassen (r): „Vertrouwen hebben in elkaar is belangrijk, anders komt het niet goed.”
53
toekomst op de boerderij / deel 2 tekst J.F.A. Démoed foto Samuel Otte
Onder Marfred de Leeuw (l) en Erik Versteeg helpen boeren om in te spelen op ontwikkelingen in de markt.
Regeren is vooruitzien Marfred de leeuw: „Je moet verrassingen voor zijn”
Vroeger was je de beste boer uit de omgeving als je je voren kaarsrecht kon ploegen. Dat is nu wel anders. Met alleen maar rechte voren ploegen red je het niet meer. Tegenwoordig moeten boeren halve accountants zijn. Gelukkig zijn er specialisten die ze daarin bijstaan. Regeren is vooruitzien, ook in het boerenbedrijf. Erik Versteeg: „Het kennisniveau van boeren stijgt.”
54
E
rik Versteeg is agrarisch specialist bij Vallei Accountants Agri in Woudenberg. Hij tipt boeren zodat ze in kunnen spelen op actuele ontwikkelingen in de agrarische markt. Samen met collega Marfred de Leeuw ontwikkelt hij een rapportage waarmee boeren in één oogopslag helder hebben waar hun bedrijf, financieel en technisch bezien, staat. Erik: „Een financiële rapportage bestaat alleen uit cijfertjes. Onze rapportage gaat verder dan dat. We leggen een verband tussen die financiële cijfers en de technische kengetallen, zoals het aantal eieren per kip of de hoeveelheid kilogram melk per koe. Ook kijken we naar hoe dat zich verhoudt tot de voerkosten
van die dieren en hoe de komende periode er, naar verwachting, qua kasstroom (cash flow) uit zal zien.” Marfred: „Zo’n specifieke combi-rapportage, gericht op de toekomst, was er nog niet. Daarom hebben we hem zelf ontwikkeld.”
Geen grote verrassingen Vooruitzien is wat de bank steeds meer van de boer verlangt. Als hij een financiering wil krijgen voor een grote investering, zal hij wel moeten. De boer moet weten wanneer hij iets achter de hand moet houden, zodat hij niet opeens voor grote verrassingen komt te staan. Marfred: „Verrassingen moet je voor zijn. Daar houden banken niet van.”
17 Juli 2014
Erik gaat verder: „Wij maken daarom liquiditeitsprognoses. Hierin stellen we de vraag wat de boer het beste met zijn geld kan doen. In een agrarisch bedrijf gaan gigantische bedragen om. Als er bijvoorbeeld weer nieuwe kippen gekocht moeten worden, is het verstandig eerst te berekenen of je überhaupt aan je verplichtingen kunt blijven voldoen.” Want wat heb je aan duizenden nieuwe kippen als je andere dingen niet meer kunt betalen? In bepaalde gevallen adviseert Erik om de voerprijzen vast te zetten. Door een prijsafspraak te maken met de voerleverancier ben je voor langere tijd gegarandeerd van een vast tarief. „Varkenshouders en kippenboeren doen dat regelmatig. Ook kun je als kippenhouder bijvoorbeeld voor langere tijd de eierprijs vastzetten zodat je opbrengst is gegarandeerd. Dan weet je een beetje wat voor marge je maakt en kun je een stuk van je investeringsrisico ermee afdekken.”
Afschaffing melkquotum In januari 2015 vervalt het melkquotum; de regeling die ooit in het leven is geroepen om de rijzende boterberg, mesthoop en melkplas tegen te gaan. Boeren moeten vroegtijdig van zulke belangrijke maatregelen op de hoogte zijn, zodat ze hun maatregelen kunnen treffen. Veel boeren doen dat inmiddels. Stallen zijn uitgebreid, koeien worden gekocht en de melkproductie stijgt. Erik: „Veel stallen zijn op de groei gebouwd. Boeren die ruimte hebben voor honderd koeien en er nu maar zestig hebben, zullen hun uiterste best doen om hun stal vol te krijgen.” De melkprijzen zijn een tijd heel goed geweest, want er is veel vraag naar in het buitenland. Dat speelt de boeren in de kaart. „De meeste boeren zijn bezig om de slag naar 2015 te maken. Maar ze moeten niet vergeten om ook geld te reserveren. De prijspieken en -dalen, de winsten en verliezen, kunnen fors zijn in de agrarische sector.” Er zijn ook boeren die wat ruimer in hun jasje zitten. Zij lossen hun hypotheek af. Dat
is slim, vindt Erik. „Dat zijn de bedrijven die er later weer wat sterker voor staan.”
Hoopvolle toekomst Het aantal boerenbedrijven in Nederland blijft afnemen, met ongeveer vier of vijf per dag. De bedrijven die overblijven, worden groter. Schaalgrootte is nodig om voldoende inkomen te kunnen genereren. Toch denken Erik en Marfred dat boeren nog toekomst hebben in Nederland. „Als je maar efficiënt blijft werken. Je moet blijven letten op de vraag in de markt. Vroeger gebeurde het nog te vaak dat een boer gewoon maar begon met produceren en onvoldoende wist of er eigenlijk wel behoefte was naar zijn product. Ook is een vraag als ‘moet ik duurzamer gaan produceren of moet ik juist voor de kostprijs gaan?’ belangrijk. Boeren moeten heel zakelijk zijn en hun keuzes steeds harder en duidelijker maken.” Kunnen boeren dat allemaal zelf? Erik: „Je ziet wel dat het kennisniveau van de boer stijgt. Dat moet ook wel, want er wordt steeds meer van hem gevraagd. Op financieel gebied moet je nu veel meer weten dan twintig jaar geleden.”
trends Gelukkig zijn er een paar wereldwijde trends die hoopvol zijn voor de Nederlandse boer. De wereldbevolking groeit hard. De verwachting is dat er in 2050 Deo volente wereldwijd dubbel zo veel geconsumeerd gaat worden dan nu het geval is. Agrarische producten worden dus dubbel zo hard nodig. Maar dan zal er wel eerst een oplossing gevonden moeten worden voor de CO2-spagaat waarin de markt nu zit, schetst Erik. „De uitstoot van CO2 wil men voor het jaar 2050 halveren. Hoe ga je dat doen als je de productie moet verdubbelen om aan de vraag te voldoen? Dat is een lastig vraagstuk waar nu nog geen antwoord op is.” Het houdt de spanning erin. Voor de jonge boer is er in elk geval voldoende uitdaging en perspectief om zijn droom te kunnen verwezenlijken: werken en leven met de dieren waar hij zo veel van houdt
Antibioticagebruik met ruim vijftig procent gedaald De laatste jaren is er in Nederland hard gewerkt aan de terugdringing van antibioticagebruik onder vee. Dierenartsen en boeren moesten daar actief mee aan de slag. Hun inspanningen wierpen vruchten af. Marfred de Leeuw: „Het antibioticagebruik lijkt met ruim vijftig procent te zijn gedaald in 2013!” Het geeft iets aan van de ondernemingskracht van dierenartsen en boeren en het hart dat ze voor hun zaak hebben.
A
ntibioticagebruik onder vee is jaren geleden stevig in het nieuws geweest. Dit had tot gevolg dat de dierenarts is gaan werken met dagdoseringen. Dat betekent dat hij een groep dieren niet preventief behandelt, maar meer op individueel niveau. Marfred: „Dierenartsen liepen het risico hun apothekersfunctie kwijt te raken als ze te makkelijk waren met het voorschrijven van antibiotica.” Het antibioticagebruik was intussen namelijk flink gestegen, wat het risico met zich meebracht dat dieren resistent werden voor antibiotica. Er is toen gekozen voor een model van zelfregulering. De sector moest er zelf op toezien dat het antibioticagebruik zou dalen. Doelstelling was een vermindering van vijftig procent in 2013 en zeventig procent in 2015. Die doelstelling lijkt dus te zijn behaald. In juli 2014 zal de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) met een definitief rapport komen. Deze rapportage was op het moment van schrijven nog niet bekend.
55