VOEDING, BEWEGING EN GEWICHT
2010
Jeugd
6 KINDERENONDERZOEK: 0 - 11 JAAR Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar
werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland West in het voorjaar
van 2010 een schriftelijke gezondheidsenquête uitgevoerd onder
ouders of verzorgers van kinderen van 0 t/m 11 jaar.
De resultaten zijn beschreven in een serie van tien factsheets
en geven inzicht in de gezondheid, leefstijl en leefomstandigheden van de kinderen in de regio.
Hoeveel groente en fruit eten jonge kinderen? En hoeveel bewegen ze? Hoe vaak sporten ze op school, bij een vereniging of op straat? En spelen ze vaak buiten? Hoeveel kinderen zijn te zwaar? En wat vinden ouders zelf van de manier van leven, beweeggedrag en het gewicht van hun kind? Deze en andere vragen worden in deze factsheet beantwoord.
Voeding Ontbijt
Bijna alle kinderen van 1 t/m 11 jaar in de regio (98%) ontbijten vijf keer per week of vaker. Hierin zijn nauwelijks verschillen tussen gemeenten. Wassenaar
ONTBIJT MINDER DAN 5 KEER PER WEEK 1 LeidschendamVoorburg Zoetermeer Rijswijk
Komt vaker voor bij: In vergelijking met: • allochtoon nw2 7% • autochtoon 1) 1 t/m 11-jarigen. 2) kind is niet-westers allochtoon.
1%
PijnackerNootdorp
Westland Delft
Midden-Delfland
Groente
In de regio Zuid-Holland West eet 52% van de kinderen tussen 1 en 11 jaar dagelijks groente; 69% op minimaal zes dagen in de week. De rest, bijna eenderde (31%), eet groente op vijf of minder dagen per week.
In de factsheets worden resultaten gepresenteerd over het
vóórkomen van indicatoren van gezondheid. Ook is onder-
zocht of de indicatoren vaker voorkomen bij bepaalde groepen. Hierbij zijn de volgende achtergrondkenmerken bestudeerd:
geslacht, leeftijd, opleiding van de ouders, etniciteit, gezinssituatie en rondkomen.
Tot slot is bepaald of er verschillen zijn tussen gemeenten en trends ten opzichte van het Kinderenonderzoek 2006.
Resultaten die in de factsheets aan de orde komen zijn, voor
wat betreft geslacht en leeftijd, representatief voor alle kinderen
in de regio. Verschillen tussen groepen kinderen of gemeenten
zijn alleen genoemd als deze relevant en statistisch significant
zijn (dat wil zeggen met een kans van minder dan 5% op toeval
berustend). Meer details over de onderzoeksopzet en methode
EET NIET DAGELIJKS GROENTE 1
Komt vaker voor bij: In vergelijking met: • lage opleiding 55% • hoge opleiding • gemiddelde opleiding 54% • leeftijd 4-7 jaar 51% • leeftijd 1-3 jaar • allochtoon nw2 • autochtoon 50% • allochtoon w2 1) 1 t/m 11-jarigen. 2) kind is niet-westers (nw) of westers (w) allochtoon.
43% 44% 43% 36%
In Westland is het percentage kinderen dat niet dagelijks groente eet opvallend hoog (55%), in Wassenaar (38%) en Rijswijk (42%) juist laag.
zijn beschreven in factsheet 1.
GGD ZUID-HOLLAND WEST
6-1
KINDERENONDERZOEK 2010
Fruit
Van de kinderen tussen 1 en 11 jaar eet 61% dagelijks fruit; 69% op minimaal zes dagen per week. Het percentage kinderen dat niet elke dag fruit eet neemt toe van 16% op eenjarige leeftijd tot 50% op elfjarige leeftijd. EET NIET DAGELIJKS FRUIT 1
Komt vaker voor bij: • leeftijd 8-11 jaar • leeftijd 4-7 jaar • lage opleiding • gemiddelde opleiding • autochtoon
ONVOLDOENDE LICHAAMSBEWEGING (NNGB) 1
Komt vaker voor bij: In vergelijking met: • meisjes 59% • jongens • leeftijd 8-11 jaar 57% • leeftijd 4-7 jaar • hoge opleiding 56% • lage opleiding 1) 4 t/m 11-jarigen, voldoet niet aan de NNGB.
50% 52% 49%
In vergelijking met:
47% • leeftijd 0-3 jaar 41% 46% • hoge opleiding 43% • allochtoon nw2 41% • allochtoon w2
ONVOLDOENDE LICHAAMSBEWEGING (FITNORM) 1
25% 35% 36% 29%
1) 1 t/m 11-jarigen. 2) kind is niet-westers (nw) of westers (w) allochtoon. In Rijswijk is het percentage kinderen dat niet dagelijks fruit eet relatief laag (33%). Er is een samenhang tussen groente- en fruitconsumptie: bijna drie op de tien kinderen (28%) krijgt beide producten niet dagelijks voorgeschoteld.
Lichaamsbeweging Norm lichaamsbeweging
In het onderzoek zijn drie normen voor lichaamsbeweging opgenomen (tabel 1). TABEL 1: NORMEN VOOR LICHAAMSBEWEGING
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) Dagelijks minimaal één uur lang lichaamsbeweging: activiteiten waardoor het hart sneller gaat kloppen, zoals sport, fietsen, lopen, en op straat spelen. Fitnorm Minimaal drie keer per week twintig minuten intensieve lichaamsbeweging: activiteiten waarbij het hart sneller gaat kloppen en een persoon buiten adem raakt, zoals sport. Combinorm Combinatie van de NNGB en de Fitnorm: voldoen aan een of beide normen.
Komt vaker voor bij: In vergelijking met: • leeftijd 4-7 jaar 41% • leeftijd 8-11 jaar • eenoudergezin 41% • ander gezin • moeite • geen moeite 39% met rondkomen met rondkomen • meisjes 37% • jongens • lage opleiding 37% • hoge opleiding • gemiddelde opleiding 35% 1) 4 t/m 11-jarigen, voldoet niet aan de Fitnorm.
26% 32% 32% 30% 31%
Bij de twee normen spelen verschillende risicofactoren een rol. Bij laagopgeleide ouders voldoen relatief veel kinderen aan de NNGB, en relatief weinig kinderen aan de Fitnorm. Kinderen van 8 t/m 11 jaar voldoen minder vaak aan de NNGB maar juist vaker aan de Fitnorm. Een verklaring voor deze verschillen zou kunnen zijn dat kinderen van laagopgeleide ouders en kinderen jonger dan acht jaar hun lichaamsbeweging vooral krijgen door (buiten)spelen, terwijl bij kinderen van hoogopgeleide ouders en kinderen boven de acht jaar sport een grotere rol speelt. Voor wat betreft de NNGB zijn geen grote verschillen te zien tussen gemeenten, bij de fitnorm is het percentage kinderen dat deze norm niet haalt relatief hoog in Zoetermeer (38%).
Sport
Aan de ouders van 4 t/m 11 jarigen is gevraagd hoe vaak kinderen sporten op school, bij een sportvereniging en op straat. Vrijwel alle kinderen (98%) sporten één of meer dagen per week op school, 81% sport één of meer dagen per week bij een sportvereniging en 88% sport minimaal één dag per week buiten school en sportvereniging om (bijvoorbeeld voetballen op straat of zwemmen) (figuur 1).
Van de 4 t/m 11-jarige kinderen voldoet 54% niet aan de NNGB en 33% niet aan de Fitnorm. Bijna een kwart (23%) van de kinderen voldoet aan geen van beide normen (Combinorm).
GGD ZUID-HOLLAND WEST
6-2
KINDERENONDERZOEK 2010
100%
Buitenspelen
Een op de vijf kinderen (20%) speelt gemiddeld minder dan een half uur per dag buiten. Het merendeel (65%) speelt gemiddeld een half tot twee uur per dag buiten en één op de zeven kinderen (15%) speelt zelfs meer dan twee uur per dag buiten. Er is hierbij gevraagd naar een ‘gewone’ week; de gegevens hebben betrekking op het voorjaar.
80%
60%
SPEELT MINDER DAN EEN HALF UUR PER DAG BUITEN 1
40%
Komt vaker voor bij: • eenoudergezin • allochtoon nw2 • moeite met rondkomen • meisjes
In vergelijking met: 30% • ander gezin 29% • autochtoon • geen moeite 25% met rondkomen 22% • jongens • lage opleiding • hoge opleiding 22% • gemiddelde opleiding 1) 2 t/m 11-jarigen. 2) kind is niet-westers allochtoon.
20%
0%
op school
bij sportvereniging
buiten school/ vereniging
7 dagen/week 5-6 dagen/week 3-4 dagen/week 1-2 dagen/week (bijna) nooit
Figuur 1: Aantal dagen in de week dat 4 t/m 11-jarige kinderen sporten op school, bij een sportvereniging en buiten school/sportvereniging om. Zes procent van de kinderen sport minder dan één dag per week bij een sportvereniging èn minder dan één dag per week buiten school of sportvereniging om. Bijna eenderde van deze kinderen sport op school ook minder dan twee dagen per week.
GGD ZUID-HOLLAND WEST
19% 17% 17% 17%
Het percentage kinderen dat gemiddeld minder dan een half uur per dag buitenspeelt is relatief hoog in de stedelijke gemeenten Rijswijk (26%) en Zoetermeer (23%) en juist relatief laag in de minder stedelijke gemeenten MiddenDelfland (13%), Westland (15%) en Pijnacker-Nootdorp (16%).
Inactiviteit
Bijna de helft van de kinderen (46%) zit gemiddeld een uur of langer per dag voor de TV. Eén op de tien kinderen (9%) zit gemiddeld twee uur of langer per dag voor de TV. KIJKT 2 UUR PER DAG OF LANGER TV/DVD 1
Verschillen tussen groepen zijn met name te zien in sporten bij een sportvereniging. Dit wordt minder vaak gedaan door jonge kinderen en kinderen van ouders die laag zijn opgeleid of moeite hebben met rondkomen. Ook kinderen uit een eenoudergezin en allochtone kinderen sporten minder vaak bij een sportvereniging. In Delft sporten kinderen relatief weinig bij een sportvereniging en buiten school en sportvereniging om. In Zoetermeer wordt zowel op school als bij sportverenigingen minder gesport dan in de rest van de regio ZuidHolland West.
19% 18%
Komt vaker voor bij: • allochtoon nw2
18%
• lage opleiding
16%
• moeite met rondkomen • leeftijd 8-11 jaar
16% 13%
1) 2 t/m 11-jarigen. 2) kind is
In vergelijking met: • autochtoon • hoge opleiding • gemiddelde opleiding • geen moeite met rondkomen • leeftijd 2-3 jaar • leeftijd 4-7 jaar niet-westers allochtoon.
7% 6% 9% 7% 7% 6%
Het percentage kinderen dat twee uur of langer per dag TV kijkt is relatief laag in Pijnacker-Nootdorp (5%) en relatief hoog in Delft (12%). Eén op de vijf kinderen van 2 t/m 11 jaar heeft een TV op de eigen slaapkamer. Dit percentage neemt gestaag toe van 4% op tweejarige leeftijd tot 37% op elfjarige leeftijd.
6-3
KINDERENONDERZOEK 2010
Van de 2 t/m 11 jarige kinderen is 8% dagelijks, buiten schooltijd, gemiddeld meer dan een uur bezig met de computer (inclusief spelcomputer). In Pijnacker-Nootdorp is het percentage kinderen dat een uur of langer per dag computert relatief laag. GEBRUIKT 1 UUR PER DAG OF LANGER DE COMPUTER 1
Komt vaker voor bij: • leeftijd 8-11 jaar
17%
• allochtoon nw 13% • jongen 10% 1) 2 t/m 11-jarigen. 2) kind is 2
In vergelijking met: • leeftijd 2-3 jaar • leeftijd 4-7 jaar • autochtoon • meisje niet-westers allochtoon.
1% 3% 7% 6%
opgave van de ouders heeft ruim tweederde (68%) van de 2 t/m 11 jarige kinderen een lichaamsgewicht dat past bij hun lengte en leeftijd (figuur 3). Elf procent van de kinderen heeft een te hoog gewicht: matig overgewicht (9%) of ernstig overgewicht (2%). Aan de andere kant heeft 21% van de kinderen ondergewicht. Deze percentages zijn nauwelijks veranderd sinds 2006.
9%
2 9% %
68%
0%
50%
100%
ernstig ondergewicht ondergewicht normaal gewicht
Zowel voor TV/DVD kijken als voor computeren geldt dat de hoeveelheid tijd die de kinderen hiermee doorbrengen gestaag toeneemt met de leeftijd (figuur 2).
matig overgewicht ernstig overgewicht
Figuur 3: Percentage kinderen met een te hoog of te laag lichaamsgewicht, op basis van gegevens die door de ouders zijn verstrekt.
30% 25% 20%
HEEFT OVERGEWICHT 1
Komt vaker voor bij: In vergelijking met: 2 • allochtoon nw 21% • autochtoon 9% • opleiding laag 19% • opleiding hoog 8% • opleiding gemiddeld 13% 1) 2 t/m 11-jarigen, volgens opgegeven lengte en gewicht door de ouders. 2) kind is niet-westers allochtoon.
15% 10% 5% 0%
13%
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
leeftijd > 2 uur/dag TV kijken
> 1 uur/dag computeren
Figuur 2: Percentage kinderen dat meer dan twee uur per dag TV/DVD kijkt of meer dan een uur per dag computert, naar leeftijd. Aan de ouders is gevraagd hoe lang zij vinden dat een kind tussen 4 en 12 jaar voor een beeldscherm (TV of computer) mag zitten. Ruim de helft (58%) vindt dat een uur per dag genoeg is, 36% kiest voor een tot twee uur en bij 7% van de ouders mag een kind langer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten. Dit komt niet helemaal overeen met de werkelijkheid: Bij ouders die twee uur per dag TV of computer voldoende vinden, zit één op de zes kinderen in de praktijk langer achter de TV en/of computer.
Allochtone kinderen met een niet-westerse herkomst hebben vaker overgewicht dan autochtone kinderen. Met name kinderen van Turkse en Marokkaanse herkomst hebben vaak overgewicht (figuur 4). Onder Turkse kinderen is het aandeel met ernstig overgewicht relatief hoog. Nederlands Overig westers Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans, Arubaans
Overgewicht
Aan de ouders is gevraagd naar de lengte en het gewicht van het kind. Voor kinderen van twee jaar en ouder is op basis van deze gegevens de BMI1 uitgerekend. Volgens de 1) Body Mass Index: gewicht (kg)/lengte2(m). Indeling in vijf categorieën van lichaamsgewicht op basis van leeftijdsspecifieke grenswaarden. GGD ZUID-HOLLAND WEST
Overig niet-westers 0%
10%
20%
ernstig overgewicht
30%
40%
matig overgewicht
Figuur 4: Percentage kinderen met overgewicht naar verschillende etnische groepen.
6-4
KINDERENONDERZOEK 2010
Het percentage kinderen met overgewicht varieert van 7% in Wassenaar tot 13% in Delft en Rijswijk. De verschillen tussen gemeenten zijn echter niet statistisch significant. Kinderen met overgewicht hebben niet vaker dan andere kinderen ziekten of aandoeningen, maar ze worden door de ziekte in combinatie met het overgewicht wel meer belemmerd in hun dagelijkse bezigheden. Ook hebben kinderen met overgewicht vaker problemen met leeftijdgenoten en worden ze vaker gepest. TV kijken en computeren hangen sterk samen met het hebben van overgewicht. Overgewicht komt relatief vaak voor bij kinderen die veel computeren (27%), kinderen die veel TV/DVD kijken (18%) en kinderen die een TV op de eigen kamer hebben (16%). Ter vergelijking: in de totale groep is het percentage kinderen met overgewicht 11%. Ook kinderen die niet voldoen aan de Fitnorm hebben vaker overgewicht (15%). Met ontbijten, groente en fruit eten en met de NNGB is geen significante relatie gevonden. Omdat lengte en gewicht in het Kinderenonderzoek niet zijn gemeten, is de betrouwbaarheid van de gegevens afhankelijk van het inschattingsvermogen van de ouders. Bovendien ontbreken gegevens over gewicht en/of lengte bij 12% van de kinderen. Tijdens de reguliere contacten met de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) worden vrijwel alle kinderen gewogen en gemeten in groep 2 en groep 7 van de basisschool (respectievelijk 5-6 jaar en 10-11 jaar). Bij vergelijking van de JGZ-gegevens met de gegevens die ouders in de vragenlijst hebben ingevuld, blijkt dat ouders het gewicht van hun kind over het algemeen flink lager inschatten dan het in werkelijkheid is (tabel 2). Het percentage kinderen met ondergewicht volgens lengte en gewicht dat ouders opgeven is veel hoger dan het percentage dat de JGZ meet. Bij overgewicht is dit bij 10-11 jarige kinderen juist andersom.
Van de kinderen met overgewicht vindt 43% van de ouders het kind (iets) te zwaar. 57% van de ouders van kinderen met overgewicht vindt dus niet dat het gewicht aan de hoge kant is. Ook bij kinderen met ondergewicht wordt het gewicht door ouders vaak niet goed ingeschat; 73% van deze ouders vindt het gewicht van hun kind goed.
Leefstijlverandering
Aan ouders is gevraagd wat zij zouden willen veranderen om de gezondheid van hun kind te verbeteren. Bij kinderen met overgewicht zou eenderde van de ouders willen dat het kind wat dunner wordt (figuur 5). De leefstijlfactoren die zij het meest noemen zijn gezonder eten, minder snoepen en meer bewegen. De laatste twee factoren worden door deze ouders vaker genoemd dan door andere ouders. Gezonder eten en het verminderen van inactiviteit (minder TV kijken, minder computeren) worden door deze ouders bijna even vaak genoemd als door ouders met een kind dat geen overgewicht heeft. dunner worden gezonder eten minder snoepen meer bewegen minder tv/dvd kijken minder computeren 0%
overgewicht
OVERGEWICHT IN TWEE LEEFTIJDSGROEPEN, VOLGENS OPGEGEVEN LENGTE EN GEWICHT DOOR DE OUDERS (VRAGENLIJST) EN
Factsheets in de reeks
kinderen onderzoek 2010: 1 Onderzoeksopzet en
achtergrondkenmerken
2 Thuissituatie, kinderopvang 3 Lichamelijke gezondheid
10-11-jarigen vragenlijst JGZ 16% 8% 11% 18%
4 Psychosociale gezondheid 5 Roken en alcoholgebruik
6 Voeding, beweging en gewicht 7 Mondhygiëne en
40%
geen overgewicht
Meer informatie GGD Zuid-Holland West
Sector Gezondheidsbevordering Epidemiologie
Postbus 6080
2702 AB Zoetermeer (079) 343 08 88
[email protected]
www.ggdzhw.nl/onderzoek
zwemvaardigheid
8 Seksuele en relationele vorming
Mening van ouders over het gewicht
Aan de ouders is ook gevraagd wat ze zelf van het gewicht van hun kind vinden. GGD ZUID-HOLLAND WEST
30%
Colofon
en opvoeding
VOLGENS METINGEN DOOR DE JEUGDGEZONDHEIDSZORG (JGZ).
ondergewicht overgewicht
20%
Figuur 5: Percentage ouders van kinderen met overgewicht en kinderen zonder overgewicht, dat een leefstijlfactor wil veranderen.
TABEL 2: PERCENTAGE KINDEREN MET ONDERGEWICHT EN
5-6-jarigen vragenlijst JGZ 24% 15% 11% 11%
10%
6-5
9 Veiligheid en geweld
10 Samenvatting en
kernboodschappen voor beleid
Maart 2012 KINDERENONDERZOEK 2010