juni 2015
Jaargang 6, nr. 2
Voorwoord Er waren tijden, niet eens zo lang geleden, dat consultaties omtrent seksuele problemen in CAW of CGG vooral in verband stonden met remmingen. Nu zijn er in die centra meer hulpverleners die instaan voor plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag en voor mensen die eerder ontremd zijn. In dit nummer, volledig aan deze problematieken gewijd, beschrijft Samuel Markey, psycholoog verbonden aan CGG Mandel en Leie, de therapie van een Buso-jongere die seksuele feiten pleegde. Els Gevaert en Stéphane Fiore, psycholoog en maatschappelijk werker van CAW Zuid West-Vlaanderen doen verslag respectievelijk van hun groepstherapieën voor plegers en van hun therapie voor mensen met een seksverslaving. Zeker niet te versmaden is het artikel van de Fides-medewerkers van Sint-Amadeus te Beernem: Ellen Gunst, psycholoog en Nils Verbeeck, psychiater tonen hun benadering van ‘de feiten’ in samenwerking met een patiënt onder de veelzeggende titel ‘Seks om niet te voelen.’ Filip Vanneste
Redactieleden Jan Callens | Sint-Jozefskliniek Pittem |
[email protected] | 051 46 70 41 Bregwin Vantieghem | PZ Heilig Hart Ieper |
[email protected] | 057 23 91 85 | 0471/34 07 96 Olivier Peene |PZ H. Familie Kortrijk |
[email protected] Mia Ramboer | CGG Mandel en Leie Izegem |
[email protected] | 056 23 00 21 Filip Vanneste | CGG Mandel en Leie Izegem |
[email protected] | 056 23 00 21 Jozef Verbrugghe |
[email protected]
Vormgeving en administratie: Jacqueline Delodder |
[email protected] Mia Ramboer |
[email protected]
Groepssessies met plegers van seksuele feiten in een ambulante setting Els Gevaert, psychologe Gespecialiseerde voorziening voor hulpverlening aan seksuele delinquenten CAW Zuid-West-Vlaanderen Seksueel misbruik is een ernstig en complex maatschappelijk probleem. Dadertherapie, zowel individueel als groepsmatig, wil een bijdrage leveren aan het voorkomen van recidive en zo de fysieke, emotionele en seksuele integriteit van potentiële slachtoffers te vrijwaren. Vrij snel nadat het samenwerkingsakkoord ‘Hulpverlening aan seksuele delinquenten’ door het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Welzijn en Gezondheid werd ondertekend, merkte ons team dat, ondanks dat individuele therapie heel wat potentieel heeft om effectief te zijn, bleek dit voor sommige plegers ontoereikend. Vooral voor recidivisten of voor plegers van feiten waarbij een meer intensieve opvolging wenselijk was, rees de verwachting dat een groepsprogramma een gedegen aanvulling zou zijn op individuele gesprekken. Ondertussen kunnen we terugblikken op ruim 15 jaar ervaring in groepstherapie met plegers van seksueel geweld en is ons team stellig overtuigd van de meerwaarde ervan. Al van bij de aanmelding en intake wordt in team over de geschikte setting(s) gesproken. Met iedere cliënt wordt individueel gewerkt en al dan
niet in combinatie met koppelgesprekken en/of groepssessies. Een cliënt kan georiënteerd worden naar de hervalpreventiegroep, de veranderingsgroep of de internetgroep. De hervalpreventiegroep is een opengroepstherapieprogramma voor normaalbegaafde plegers waaraan iedere pleger minstens 2 à 3 jaar participeert. Er zijn 3 sessies per maand van 2 uur, het aantal groepsleden is beperkt tot 8 en het gaat om plegers van hands-on en hands-off delicten waarbij internetgrensoverschrijding niet het hoofddelict is. Een cruciaal deel van het groepsprogramma is het opmaken van de misbruikketting: een overzicht van de situaties, keuzes, gedachten, gevoelens, seksuele fantasieën en interacties met het slachtoffer, die een rol hebben gespeeld in het plegen van de feiten. Coping op korte en lange termijn, empathie voor het slachtoffer en persoonlijke thema’s passeren de revue, zo dat het groepsprogramma trouw wordt gevolgd. Hierbij wordt bewaakt geen afbreuk te doen aan het individuele proces van de groepsleden en wordt er ruimte gegeven aan actuele of persoonlijke topics. De veranderingsgroep baseert zich op dezelfde kernthema’s
2
en betreft evenzeer een langdurige groepstherapie waarbij hervalpreventie voorop staat. Het wezenlijke verschil met de bovenvermelde groep is dat deze groepssessies georganiseerd worden voor zwakbegaafde en/of minder verbaal vaardige plegers. De werkwijze is afgestemd op deze doelgroep door meer concreet, visueel en ervaringsgericht te werken. Er worden eenvoudigere handvatten aangeboden om herval te voorkomen, meer aan te sluiten bij de leefsituatie, meer te herhalen en minder beroep gedaan op inzichtelijk vermogen en transfer. Er zijn 2 sessies per maand van 2 uur en een kwart en ook hier wordt er bewust gekozen het aantal groepsleden te beperken tot 7 à 8. Sinds 2006 wordt jaarlijks een gesloten groep georganiseerd voor die plegers die zich schuldig hebben gemaakt aan seksuele grensoverschrijding via internet (downloaden van kinderporno, erotische chats met minderjarigen, seksuele feiten via webcam e.d.). Het betreft een reeks psychoeducatieve groepssessies bestaande uit 6 basissessies en een 4-tal vervolgsessies. De basissessies volgen een vrij strak programma waarin probleemerkenning en hervalpreventie, de link met porno of
verslaving, de gevolgen voor de slachtoffers, e.d. op de agenda staan. De inhoud van de vervolgsessies wordt afgestemd op wat relevant is voor die specifieke groepsleden. Het spreekt voor zich dat plegers die de internetgroep volgen het grootste deel van hun therapeutisch parcours individueel afleggen waarbij de internetgroep een meerwaarde heeft. In de groepsprogramma’s worden regelmatig themagerichte groepssessies aangeboden. Deze sessies kunnen standaardthema’s impliceren alsook specifieke thema’s die relevant zijn voor de desbetreffende groepsleden. Themasessies bieden de kans dieper stil te staan bij een bepaald onderwerp of een gastspreker aan het woord te laten die een verrijkende inbreng kan doen omtrent het thema. Een standaard themasessie gaat over bijvoorbeeld de gevolgen en het verwerkingsproces bij slachtoffers, waarbij een collega van slachtofferhulp vanuit zijn/ haar praktijk komt spreken.
Een specifiek thema is bijvoorbeeld alcoholmisbruik waarbij iemand van AA als gastspreker fungeert. Al naargelang de behoefte bij cliënten, organiseren we naast de beschreven groepsprogramma’s sporadisch ook tijdelijke gesloten themagerichte groepsprogramma’s. Voorbeelden daarvan zijn een agressiemanagementgroep, groep voor partners van incestplegers, een instapgroep, een jongerengroep, e.d. De surplus van groepssessies voor plegers van zedenfeiten kan samengevat worden door: In een niet veroordelende omgeving en met mogelijkheid voor herkenning van zichzelf in andermans verhaal, wordt het stiekeme van het misbruikgedrag doorbroken. O n d a n k s d a t p e r so o n li j k e (actuele) bekommernissen een plaats mogen krijgen in de groepssessies, wordt er een vastliggende structuur gevolgd. De groepsleden die verder staan in hun proces stimuleren de ‘groentjes’ of meer minimalise-
3
rende plegers op een geëigende manier tot probleeminzicht en tot engagement in het opnemen van verantwoordelijkheid. Groepsleden kunnen elkaar positief beïnvloeden inzake probleemoplossing, hervalpreventie en inleving in het slachtoffer. Probleemgedrag en risicogedachten kunnen ook geconfronteerd worden door de groepsleden, wat meestal het effect heeft dat men minder snel in de defensie gaat. De groep vormt een oefenterrein om moeilijke zaken bespreekbaar te stellen en door te werken. Zo leert men om op een respectvolle wijze met elkaar omgaan, om te ervaren hoe men in de sociale omgang met anderen kan groeien en hoe men door anderen wordt ervaren. Men merkt dat men steeds eigen gedachten over hoe de ander denkt dient af te toetsen.
Het spreken over persoonlijke en vaak delicate zaken in groep binnen een gedragen sfeer is een intensief en intiem gebeuren. Hierbij worden kansen geboden op intra- en interpersoonlijke verandering. Men leert eveneens hoe men controle kan houden over eigen gedachten, gevoelens en gedrag, en werkt men aan vaardigheden om dit alles te ondersteunen.
Seks om niet te hoeven voelen Ellen Gunst, psycholoog-experiëntieel psychotherapeut en wetenschappelijk medewerker FIDES Dr. Nils Verbeeck, psychiater-experiëntieel psychotherapeut en beleidsarts FIDES Binnen FIDES hebben we reeds jarenlang ervaring kunnen opbouwen in het behandelen van afwijkende seksualiteit, meer specifiek seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het Forensisch Initiatief voor Deviante Seksualiteit begon in 1998 kleinschalig binnen CGG Prisma vanuit de aansturing van de overheid om ambulante centra op te richten om seksuele plegers te behandelen. Het Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus nam die kans te baat om meteen ook een residentiële behandelunit voor plegers van seksueel misbruik op te richten. Ondertussen neemt het kleine initiatief van weleer langzaam maar zeker de vorm aan van een instituut waaronder naast het ambulante en residentiële behandelaanbod ook enkele verblijfsbedden, plaatsen Beschut Wonen binnen en buiten de campus, een samenwerkingsproject rond intrafamiliaal misbruik (IRIS), een prétherapeutisch aanbod in de gevangenis, een Mobiel Forensisch Team en een cel wetenschappelijk onderzoek gehuisvest zijn. Toch blijft het nog steeds dagelijks zoeken naar een geschikte behandelaanpak om cliënten op het rechte pad te helpen en het welzijn van zichzelf en anderen te optimaliseren.
De behandeling binnen FIDES kenmerkt zich van meet af aan door de toevoeging van een experiëntiële benadering naast de klassieke cognitief gedragstherapeutische aanpak en tal van andere therapeutische sporen (Baeke, Verbeeck, Debbaut, Decavel & Gunst, 2009). Wereldwijd focust de behandeling van plegers zich op de verandering van cognities en gedrag door training van vaardigheden en psychoeducatie rond het hanteren van risicofactoren en het vermijden van risicosituaties. De experiëntiële benadering is gericht op het in contact komen van de cliënt met zijn beleving en de exploratie hiervan. Hoewel enorm verrijkend en bewezen als belangrijk in functie van een goede outcome van therapie, is psychotherapie vrij uniek in het forensische werkveld. Het laatste decennium gaan echter meer en belangrijke (Marshall, 2012) stemmen op om het werken rond emoties meer te integreren in de behandeling. Dit ligt ook in de lijn van een meer positieve benadering vanuit een rehabilitatiemodel. Dit is gericht op het anders omgaan met en invullen van de algemeen menselijke noden van cliënten. De auteurs (Ward & Brown, 2004) stellen dat een benadering waarbij de cliënt vooral wordt gefocust
4
in datgene wat hij moet afleren en vermijden minder motiverend is dan een meer positieve benadering waarbij de cliënt merkt dat je hem wilt vooruit helpen. Dit ‘Good Lives Model’ gaat er van uit dat cliënten onvoldoende vaardigheden of mogelijkheden hadden om algemeen menselijke noden op een prosociale manier in te vullen wat tot een ontsporing heeft geleid. Dit rehabilitatiemodel ligt heel erg in de lijn van de huidige herstelgerichte benadering waarbij de hulpverlening zich zo goed mogelijk probeert af te stemmen op de behoeften van de cliënt en op zijn leven in de maatschappij. Dit gebeurt echter vaak op een vrij concrete, praktische manier waarbij de valkuil erin bestaat dat de onderliggende verstoring te weinig wordt verwerkt. De experiëntiële benadering kan een brug slaan tussen het beste van deze twee werelden: strikte hervalpreventie en rehabilitatie. De eerste benadering stelt dat behandeling moet afgestemd zijn op de risicofactoren die de kans op herval vergroten. De tweede benadering stelt dat het vormgeven aan een nieuw goed leven op zich risicobeperkend werkt. Daar valt op zich weinig tegen in te brengen, al is de vraag hoe we
kunnen vaststellen wat de specifieke risicofactoren zijn en wat er nodig is om een goed nieuw leven maximale slaagkans te geven. Voor de belangrijke risicofactoren kunnen we terugvallen op wetenschappelijke literatuur, in zoverre die risicofactoren zich laten meten natuurlijk. In een belangrijke overzichtsstudie sommen Mann, Hanson & Thornton (2010) de belangrijkste empirisch gevalideerde variabelen op, waaronder emotionele congruentie met kinderen, gebrek aan emotionele intimiteit met volwassenen, algemene zelfregulatieproblemen, … Deze factoren kunnen echter vaak gelinkt worden aan problematische hechting en traumatische ervaringen in de kindertijd. Dit is een kolfje naar de hand van de experiëntiële psychotherapeut. Verder is er ook empirische evidentie voor de risicofactor ‘seksuele preoccupatie’ en in zekere mate ook voor ‘seks als coping’. Vaak wordt aan seksuele plegers libidoremmende medicatie voorgeschreven. Binnen FIDES gebeurt dit uitzonderlijk. Liever gaan we op zoek naar de onderliggende betekenis van het gedrag. Vanuit de theorie van hechting en emoties kunnen we begrijpen dat mensen – vaak noodgedwongen – vluchtwegen zoeken om niet te hoeven voelen, zoals ook bij middelenmisbruik. De cliënt connectie leren maken met zijn problematische beleving en een steviger zelf ontwikkelen dat in staat is om die beleving te erkennen en te verwerken, is vaak een moeizame maar zinvolle, zo niet noodzakelijke weg. Cliënten staan
daar natuurlijk – zeker binnen een gedwongen behandelkader – niet voor te springen. Dus met een vriendelijke afstemming op de wensen of behoeftes van de cliënt vanuit de herstelgerichte zorg komen we bij aanvang van de therapie niet ver, zeker wanneer de cliënt een heel stuk van zichzelf afsplitst, onderdrukt of uitageert. Het ontwikkelen van een vriendelijke luisterhouding bij de cliënt ten aanzien van de eigen beleving kan pas door een langdurig en vasthoudend doorgedreven empathisch contact met de cliënt waarbij de therapeut ook afgestemd blijft op de innerlijke relatie van de cliënt met zijn onderliggende, nog impliciete beleving. Vaak geven cliënten aan dat ze voor het eerst in hun leven ervaren dat er iemand echt naar hen luistert en geïnteresseerd is in
5
wat in hen leeft, maar willen ze aanvankelijk de pijn nog steeds vermijden die binnen in hen woedt. Wanneer hun overlevingsmechanisme van onderdrukken en ontkennen niet voldoende was of niet langer stand hield, ontwikkelden velen ook andere copingstrategieën zoals overdreven met seks bezig zijn. Toen een cliënt, hier Eric genaamd, na zeer lang aarzelen en met veel schaamte sprak over zijn dwangmatige neiging om te masturberen, werd binnen het team beraadslaagd over een geschikt aanbod in aanvulling op het groepstherapeutisch programma. We waren niet zozeer te vinden voor zijn idee om een club voor seksverslaafden op te zoeken, gelijkend aan de Anonieme Alcoholisten. Omdat de vraag specifiek was om dit
gedrag af te leren, voelde ik me als cliëntgerichte therapeut toch onzeker worden en ging ik te rade bij een cognitieve gedragstherapeut (die me prompt vroeg zelf een artikeltje te schrijven over seksverslaving). Aarzelend ging ik aan de slag, maar toch ook met een zeker vertrouwen vanuit mijn theoretische bagage en overtuiging en ervaring dat het aanleren van specifieke focusvaardigheden wonderen kan doen. Deze cliënt had reeds een hele therapeutische weg afgelegd en was bereid zich meer open te stellen voor wat er werkelijk in hem leefde. Hij kon vrij snel aangeven dat de gedachte of neiging om te masturberen zich doorheen de dag vaak opdrong en hem een continu gevoel van spanning gaf. Wanneer hij zich meer gespannen voelde, was de drang ook meer aanwezig. Het moeilijkste moment beschreef hij voor het slapen gaan waarbij hij een sterke prikkeling in zichzelf voelde en verlangde naar rust in zijn
hoofd. Wanneer hij er bij stilstaat dat hij daar van af wil, erkende hij snel negatieve gedachten en een gevoel van onveiligheid en angst. Hij merkte op dat wanneer hij zijn licht dooft, het beeld en de beleving van vroeger als kind zich telkens opdringt maar onmiddellijk verdreven wordt door het verlangen naar seksuele bevrediging. Dit inzicht hielp hem echter niet om er niet aan toe te geven, waarna hij zich telkens gewrongen en zwak voelde. Maar hij oefende aan de hand van specifieke instructies om te leren echt luisteren naar zichzelf en zorg te dragen voor zijn beleving die hij al die tijd had proberen weg duwen. Ik was samen met hem blij verrast over de positieve evolutie en vroeg hem of hij bereid was zijn verhaal te delen, waarvoor ik hem dankbaar ben. “Al van sinds mijn vijf jaar heb ik te kampen met een vorm van dwangmatige seksverslaving. Dit is begonnen toen mijn stiefoom
6
mij begon te misbruiken op vijfjarige leeftijd en dit tot mijn negende levensjaar. Het misbruik heeft op mij een hele zware impact gehad, omdat ik dit van mijn ouders moest stilhouden voor de buitenwereld, omdat de familie anders een slechte naam zou krijgen. Ik moest elke dag alleen naar bed en voelde me daar erg onveilig, omdat het misbruik daar ook gebeurde en dit bezorgde me steeds een trigger. Om toch maar te kunnen inslapen, ontwikkelde ik een patroon dat er voor zorgde dat ik toch wat kalmeerde om zo te kunnen inslapen. Op vijfjarige leeftijd kan je nog niet van masturberen praten, maar ik betastte mezelf toch op een manier dat het voor mij aangenaam was. Door dit gevoel kon ik uiteindelijk inslapen. Ik had dit gevoel iedere dag nodig om mij veilig te voelen. Als ik dit niet deed, kon ik niet inslapen en voelde ik me onveilig en kwamen de beelden van het misbruik naar boven. Toen mijn puberteit kwam, werd dit gedrag nog intenser omdat ik dan echt kon masturberen. Als ik het licht uit deed, kreeg ik tintelingen in mijn buik die overgingen naar
een seksuele drang om te masturberen en te ejaculeren, want ik had dat nodig om de rust in mijn hoofd terug te vinden. Vaak gebeurde het dat ik het tweemaal per dag nodig had om goed te kunnen functioneren tijdens de dag, wat op den duur erg veel energie vergde om de dag door te komen. Dit patroon heb ik mijn ganse leven verder blijven hanteren. Op relationeel vlak heb ik steeds een verhoogd libido gehad waardoor ik steeds op zoek ging naar seks buiten het huwelijk. Dit heeft diverse vormen aangenomen. Op den duur was normale seks niet meer voldoende en begon ik extremere vormen te hanteren. Nu heb ik onlangs van een therapeute een aanbod gekregen om een oefening op mezelf toe te passen, met als doel te kunnen afstappen van mijn dwangmatig seksueel gedrag. Daarin werd uitgelegd dat dit een oefening is die ik moet uitvoeren vlak voor het slapen gaan. De oefening bestaat uit vijf delen. Bij deel één zoek ik in mijzelf contact en zeg ik ‘iets in mij wil me iets vertellen’. Deel twee is ‘ik zeg “hallo” tegen dat gevoel’. Deel drie vraagt ‘ik hou mijn hand op de plaats waar ik het voel’. Deel vier is ‘ik zeg er tegen: “hé, ik merk je op”’. En in deel vijf geef ik de boodschap ‘geen wonder dat jij je zo voelt’. In het begin klonk het vreemd om dat te doen, maar al na de eerste maal merkte ik iets in me op dat reageerde op deze oefening. En dat was mijn kindstuk, de kleine jongen die vroeger het misbruik heeft meegemaakt en zich nooit heeft kunnen uitdrukken omdat ik hem mijn ganse leven verstoten had. Nu weet ik dat deze oefeningen mijn leven drastisch aan het veranderen zijn waardoor de drang naar masturberen aan het afnemen is. Ik ervaar nu dat ik niet meer zoveel energie nodig heb om verder te
gaan met mijn dagelijkse bezigheden. Deze oefeningen stop ik nu niet weg, maar leg deze op mijn nachtkastje, zodat ik ze elke dag zie, vooraleer ik ga slapen en ik zal dit blijven gebruiken om beter tot rust te kunnen komen.” Eric verwijst naar een e-cursus van Ann Weiser Cornell (2012) als kennismaking met focusing ‘Word groter dan dat wat je klein houdt’, en dat kan dus ook een seksverslaving zijn. Meer info over focussen is te vinden op www.focussenvlaanderen.be . Wanneer ik in een gesprek met de cliënt stil stond bij deze oefeningen, was hij erg geraakt door hoe hij nu zijn kindstuk ervaart. Hij huilde om het gemis van koestering waaraan hij als kind zo’n nood had en nog steeds heeft. Hij gaf aan dat hij zich vroeger zo alleen en angstig voelde dat zichzelf betasten de enige manier van troost was die hij zichzelf kon geven. Vreemd genoeg, of net niet, kwam in het afsluitend gesprek ditzelfde woord ‘troost’ in hem op wanneer hij stil stond bij zijn beleving rond hoe hij nu zelf zijn kindstuk kan koesteren. Hij haperde en zei: “dit is echt het juiste woord: ‘troost’”. Ik merkte op dat de cirkel precies rond was. Het strelen van zichzelf als kind als vorm van troost was helemaal ontspoord in seksuele drang en ontlading zonder nog connectie te hebben met de oorspronkelijke betekenis. Die had hij nu teruggevonden samen met een nieuwe gezonde manier om zijn innerlijke kind te sussen en de nog steeds aanwezige behoefte
7
aan koestering te erkennen. We kunnen enkel hopen dat Eric in de toekomst ook de veiligheid vindt om dit in contact met een ander te kunnen ervaren. Dit verwerkingsproces zorgt er ook voor dat hij zich beter kan inleven in zijn slachtoffers. Er is een sterk gevoel van schuld en spijt aanwezig, maar hij is ook vastbesloten om zijn verantwoordelijkheid op te nemen om een andere manier in het leven te staan. Baeke, J., Verbeeck, N., Debbaut, D., Decavel, B. & Gunst, E. (Red.). (2009). Sporen naar verandering. Behandeling van seksueel delinquent gedrag. Antwerpen: Garant. Cornell, Ann Weiser. (2012). Get bigger than what's bugging you. E-course, Focusing Resources, http://focusingresources.com/? portfolio=get-bigger-than-whatsbugging-you Mann, R. E., Hanson, R.K. & Thornton, D. (2010). Assessing risk for sexual recidivism: Some proposals on the nature of psychologically meaningful risk factors. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 22, 191 -217. Marshall, W.L. (2012). The critical elements in effective sexual offender treatment. Plenary session IATSO conference, Berlin. Ward, T., & Brown, M. (2004). The good lives model and conceptual issues in offender rehabilitation. Psychology, Crime & Law, 10, 243-257.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag van jongeren: een casusbespreking Samuel Markey, psycholoog-psychotherapeut CGG Kortrijk
Jonas is een jongen die gedurende twee jaar in begeleiding is geweest bij onze dienst – aanvankelijk kwam hij wekelijks op consult maar gaandeweg werd de frequentie van de gesprekken afgebouwd. Kort na zijn 18de verjaardag besloot Jonas om de begeleiding af te ronden. In dit artikel wil ik een aantal sporen schetsen die als een rode draad doorheen de begeleiding liepen. Deze sporen vormden geen vooraf bepaald traject; zoals in elke begeleiding hebben we het juiste spoor moeten zoeken en die zoektocht verloopt in elke begeleiding anders. Pas in een
achterafbeweging was het mogelijk om deze behandelingssporen duidelijker in kaart te brengen. De begeleiding van Jonas gebeurde binnen een volledig vrijwillig kader. Hij werd aangemeld door een psycho-loog van zijn school (BUSO) - de ouders hadden de schoolpsycholoog bezorgd aangesproken over seksueel grensoverschrijdend gedrag van hun zoon. Jonas zou de piemel van zijn neefje – het drie jaar oude zoontje van zijn oudere broer – in zijn mond genomen hebben en zijn eigen piemel tegen de mond van het kind geduwd hebben.
8
Jonas heeft de feiten altijd erkend maar in het begin van de begeleiding was het zeer moeilijk voor hem om daarover te praten. Schuld- en schaamtegevoelens hadden aanvankelijk de bovenhand en kantelden bij momenten naar ernstig depressieve gedachten. Zijn uitleg voor de feiten klinkt oprecht, hoewel hij de oorzaak ervan buiten zichzelf legt. De feiten zouden naar zijn zeggen gebeurd zijn omdat hij geen lief had en gepest werd. In de eerste gesprekken bevestig ik Jonas’ gevoel dat zijn gedrag verkeerd was, zonder hem af te wijzen of zijn uitleg
al teveel in vraag te stellen. Ik vrees dat een te confronterende aanpak hem alleen maar dieper zou wegduwen in een depressieve spiraal en te veel druk zou zetten op het vrijwillige kader en de prille therapeutische relatie. In plaats daarvan benoem ik de afwijzing die Jonas voelt door leeftijdsgenootjes – in zijn beleving is het duidelijk: de meisjes willen hem niet, de jongens pesten hem. De hulpvraag van Jonas is tweeledig: hij wil leren hoe hij een lief kan vinden en hij wil dat de pesterijen ophouden. Vanuit deze dubbele hulpvraag zijn er twee parallelle sporen vertrokken die van begin tot einde een rode draad vormden doorheen de behandeling. Op het kruispunt tussen beide sporen, wanneer de begeleiding al een eind gevorderd was, kon er een nieuw spoor ontstaan waarbinnen het grensoverschrijdende gedrag meer centraal stond. Voor mijn bespreking heb ik geprobeerd om deze sporen uit elkaar te halen maar het spreekt voor zich dat deze doorheen de begeleiding volledig door elkaar lopen. De pesterijen Jonas is een zeer broze jongen met weinig zelfvertrouwen. Hij heeft een laag zelfbeeld en maakt een zeer angstige en zenuwachtige indruk. De schoolpsycholoog omschrijft hem als een jongen die bijna autistisch in zichzelf gekeerd is, sociaal-angstig, impulsief en laag normaal tot zwakbe-
gaafd. Jonas heeft ook Aziatische trekken omdat zijn moeder van daar afkomstig is, en hij heeft een aangeboren afwijking aan de voeten waardoor hij een vreemde wandelpas heeft. Zijn kledij is onverzorgd en verraadt dat zijn ouders het niet breed hebben. Allemaal kenmerken die van hem een makkelijk slachtoffer maken voor pesterijen. Dagelijks wordt hij verweten en uitgedaagd, regelmatig krijgt hij dreigmails en wordt hij afgeperst voor geld en snoep. Eenmaal plaste iemand in zijn blikje frisdrank zonder dat hij het wist, en op youtube en facebook verschijnen af en toe filmpjes waarop te zien is hoe Jonas aan het station in elkaar geklopt wordt. De gesprekken bij mij zijn de enige plaats voor Jonas om te ventileren over de pesterijen die hij dagelijks moet ondergaan. Zijn ouders weten van niets, op school is het zover gekomen dat leerkrachten de andere kant opkijken. Ik heb echter geen antwoorden op de vraag die Jonas mij blijft stellen: “Wat moet ik doen om die pestkoppen te stoppen?”. Op mijn vraag waarom hij nog nooit gesproken heeft met zijn ouders over de pesterijen, volgt een onsamenhangend verhaal. Jonas werd vroeger af en toe gepest door zijn oudere broer, maar de reactie van de ouders beperkte zich steevast tot het zinnetje: “Je mag je niet laten doen, probeer het onderling op te lossen.” Het is duidelijk dat Jonas niet veel hulp verwacht vanuit die hoek. Ik vraag me af of het toeval is dat Jonas het zoontje mis-
9
bruikt heeft van zijn broer – zijn broer die hem vroeger pestte. Hoewel Jonas te kennen geeft dat hij zijn problemen zelf wil oplossen, probeer ik hem toch te motiveren om zijn ouders in te lichten. Het gesprek waarin hij dit doet, verloopt zeer emotioneel. Op het einde van dit gesprek gaat Jonas akkoord met het voorstel van zijn ouders om de schoolpsycholoog in te lichten. Vanaf dat moment vertakt het behandelspoor zich, om zich ook verder te zetten buiten de context van onze begeleiding.
Op school worden bijvoorbeeld verschillende initiatieven genomen om de pesterijen een halt toe te roepen. Tegelijk discreet en effectief – tot het moment dat er via e-mail een nieuw filmpje opduikt waarin te zien is hoe een pestkop Jonas uitdaagt, kleineert en fysiek aanpakt. In overleg met de ouders licht de school de politie in en de twee pestkoppen worden buiten-gezet. De situatie op school wordt na enkele maanden eindelijk weer wat leefbaar voor Jonas – al blijft het moeilijk om een plaatsje te verwerven in de groep. Toch vindt hij de moed om door te zetten en zijn laatste schooljaar af te werken. Waar de begeleiding aanvankelijk vooral in het teken stond van ventileren, merk ik
dat de gesprekken meer en meer kantelen in een soort van sociale vaardigheidstraining. Ik vertrek echter niet van een vastliggend programma waarin bepaalde onderwerpen achtereenvolgens aan bod komen – ik gebruik als uitgangspunt de concrete vragen en situaties die Jonas me voorlegt. Van therapie is hier niet echt sprake. De begeleiding spitst zich vooral toe op het leren omgaan met sociale situaties – een pedagogisch discours dus, bij momenten zelfs educatief. De laatstejaarsstage is voor Jonas een ideaal oefenterrein om bepaalde vaardigheden uit te proberen. Hij wordt er gewaardeerd en geapprecieerd, en dat geeft hem voldoende zelfvertrouwen om naar Den Acroz (fictieve naam) te gaan, zoals ik enkele weken eerder had voorgesteld. Den Acroz is een sociaal artistiek project dat ontmoetingskansen wil creëren voor sociaal zwakkeren – zij organiseren allerhande activiteiten en hebben ook een eigen bar. Na enkele maanden heeft Jonas daar zijn plaats gevonden: hij heeft er niet alleen enkele vrienden gemaakt, hij werkt ook mee als vrijwilliger bij de organisatie van bepaalde activiteiten. Den Acroz betekent een keerpunt voor Jonas – het is een plaats waar hij zich welgekomen voelt, waar hij zich zelfs verantwoordelijk en belangrijk voelt, het wordt voor hem een uitvalsbasis om nieuwe plaatsen te ontdekken waar hij in contact kan komen met nieuwe mensen. Op het einde van de begeleiding heeft Jonas een kleine vrien-
denkring, en ook op zijn werk kan hij het goed vinden met zijn collega’s. We kunnen voorlopig besluiten dat Jonas doorheen de begeleiding evolueerde van een zeer sociaal-angstige en inzichzelf-gekeerde jongen naar een jongen die een bepaalde vriendenkring heeft opgebouwd waarbinnen hij zich gewaardeerd en geapprecieerd voelt. Deze evolutie heeft ervoor gezorgd dat zijn zelfvertrouwen groeide en dat hij leerde om op een positieve manier sociale contacten uit te bouwen, bv. op zijn stage- en werkplaats. Relaties Een tweede spoor dat als een rode draad doorheen de volledige behandeling loopt, sluit aan bij het verlangen van Jonas om een lief te vinden – of beter gezegd: bij zijn krampachtige en wanhopige pogingen om een meisje te versieren. Het lijkt wel alsof Jonas elke logische stap om een lief te vinden – elkaar leren kennen, vrienden worden, samen iets doen, verliefd worden, enz. – overslaat en onmiddellijk wil overgaan tot intimiteit – lichamelijke intimiteit, seksualiteit. Jonas begrijpt niet waarom hij keer op keer afgewezen wordt, en hij is ook steevast zwaar ontgoocheld en verdrietig dat een meisje hem niet ziet zitten – ook al kent hij soms niet eens haar volledige naam. Elke afwijzing betekent een nieuwe knauw voor zijn zelfvertrouwen, en versterkt de nood om “een lief te vinden”.
10
Parallel aan het behandelingsspoor waarbinnen gewerkt wordt rond sociale vaardigheden, vertrekt hier een ander spoor waarbinnen relationele en seksuele vorming centraal staat. Ook binnen dit behandelingsspoor overheerst aanvankelijk een pedagogisch, normerend, en soms zelfs educatief discours; maar gaandeweg wordt meer psychotherapeutisch werk mogelijk. Op een dag vertelt Jonas mij dat hij vroeger een lief had, Sharon. Ze hadden een jaar lang verkering maar ze liet hem enkele dagen voor de feiten zitten. Op mijn vraag of het ene misschien met het andere te maken heeft, haalt hij vol schaamte zijn schouders op. Hij vertelt dat hij zich goed voelde bij Sharon, dat hij bij haar de dagelijkse pesterijen even kon vergeten... Maar uit vrees om zelf gepest te worden, liet Sharon hem zitten... om iets te beginnen met één van de pestkoppen. Ik zie een mengelmoes van groot verdriet en diepe kwaadheid. Kwaadheid die bij momenten ook kantelt naar agressie: één keer heeft hij Sharon een duw gegeven en haar de huid vol gescholden toen ze aan het station stonden te wachten op dezelfde bus. In de daaropvolgende maanden doet Jonas een sterk appel op mij om zijn verdriet en kwaadheid te helpen plaatsen en verwerken – te containen. Aanvankelijk werd hij overspoeld door zijn gevoelens, en dacht hij dag en nacht aan Sharon. Gaandeweg kan hij het verleden met Sharon voorzichtig achter zich laten, en ook zijn verdriet en
kwaadheid. Door te spreken over zijn verdriet en kwaadheid tav. Sharon, komt ook zijn verdriet en zijn kwaadheid mbt. de pesterijen naar boven... Het valt echter op dat Jonas zich vooral heel kwalijk uitlaat over zijn oudere broer, maar hij beveelt me om hierover te zwijgen tegen zijn ouders. Hij zegt dat hij zijn kwaadheid en verdriet wil verbergen voor iedereen, waarop ik vraag: “Lukt dat? Ik hoor enorm veel opwinding in je stem als je spreekt over je broer en de andere pestkoppen.” Jonas vat mijn vraag dubbelzinnig op: “Denk je dat ik opgewonden wordt van mijn broer?” Hij lacht, hier valt de opening naar een nieuw spoor in de behandeling. Het seksueel grensoverschrijdend gedrag Ondanks het feit dat Sharon heel belangrijk was voor Jonas en dat de breuk met haar veel verdriet en kwaadheid met zich meebracht, kende hij haar eigenlijk niet zo goed. Na een jaar verkering kende hun relatie weinig diepgang – hij wist niet veel van haar en ze deden ook nooit iets samen omdat Sharon niet wilde gezien worden met Jonas. Eigenlijk was hun relatie maar gebaseerd op één ding: ze hadden seks met elkaar tijdens het halfuurtje dat ze na schooltijd moesten wachten op de bus. Orale seks, in de toiletten van het station of tussen de struiken in een parkje. Sharon gaf hem een goed gevoel en deed hem even niet denken aan de pesterijen die hij dagelijks moest
ondergaan. Naarmate de begeleiding vordert, voelt Jonas zich meer en meer schuldig tav. Sharon. Hij vindt dat hij haar gebruikte om zijn frustraties af te reageren… net zoals hij het kind van zijn oudere broer gebruikte om zijn frustraties af te reageren als Sharon hem liet vallen. Vanaf dit punt nemen zijn kwaadheid en verdriet tav. Sharon sterk af, en wordt het mogelijk om het seksueel grensoverschrijdend gedrag voorzichtig te bespreken. Waar seksualiteit vroeger een belangrijk kanaal was om frustraties af te reageren, merk ik dat Jonas er gaandeweg steeds beter in slaagt om op een andere manier met frustraties om te gaan: hij heeft een aantal vrienden bij wie hij terecht kan, hij speelt gitaar, onder impuls van zijn kinesist is hij beginnen sporten, etc. Ook de gesprekken bij mij blijven een belangrijk moment om af en toe eens te ventileren. Niettemin vertelt Jonas dat hij regelmatig naar pornosites surft als hij ergens mee zit. Pornosites hoeven niet noodzakelijk onrustwekkend te zijn – heel wat tieners surfen naar die sites. Wat mij wel verontrust is de manier waarop Jonas dergelijke sites gebruikt: enerzijds lijkt het voor hem een bepaalde copingstrategie te zijn om bepaalde gevoelens af te reageren, anderzijds gaat hij steevast – bijna dwangmatig – op zoek naar prentjes en filmpjes met orale seks-scènes. Vanwaar die fixatie op het orale, die ook in de feiten sterk aanwezig is?
11
Op een dag vertelt Jonas mij dat hij één van de pestkoppen die uit school is gezet, heeft tegengekomen op straat. Ik vraag hem wat hij gedaan heeft en hoe hij zich voelde. Jonas vertelt me dat hij die jongen genegeerd heeft, maar dat het was alsof hij moest kotsen – hij voegt eraan toe “alsof je een pik in iemands mond duwt tot hij moet kotsen”. Ruwe taal, die ik van Jonas eigenlijk niet gewoon ben. Op mijn vraag waar hij die uitdrukking vandaan haalt, vertelt Jonas zeer aarzelend een herinnering uit zijn kindertijd: hij zou ooit door zijn broer, die broer die hem dikwijls pestte, gedwongen zijn om hem oraal te bevredigen. Jonas had toen bijna moeten overgeven. Eigenlijk hebben we niet zo lang stilgestaan bij die traumatiserende ervaring uit het verleden, hoewel het wel een scharniermoment was in de begeleiding. Het bood een opening voor Jonas om zich vanuit zijn eigen ervaring in te leven in zowel het slachtoffer als zijn broer die vroeger ook gepest werd. Vanaf dan slaagde Jonas er ook in om seksualiteit verder los te koppelen van gevoelens als verdriet en kwaadheid, en verloor seksualiteit langzaam zijn functie om frustratie af te reageren. Opmerkelijk is dat Jonas vanaf dat moment aangaf dat hij verdere begeleiding niet meer nodig vond…
Hulpverlening door het H.S.D./L.D.S.G.-team bij seksueel grensoverschrijdend gedrag en misbruik Stéphane Fiore, maatschappelijk werker CAW Zuid-West-Vlaanderen Het H.S.D.-(Hulpverlening Seksuele Delinquenten)/ L.D.S.G.- (Leerproces Daders Seksueel Geweld)team vormt één geïntegreerd team dat hulpverlening biedt aan volwassen personen die wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag/-misbruik, al dan niet gepaard gaande met een justitiële interventie, bij ons worden aangemeld.
ren frequenter voor dan verslaving aan andere vormen van seksuele belevin g (prostitutiebezoek, partnerruil, buitenechtelijke relaties, etc.)
Seksverslaving is niet altijd een eenvoudig te definiëren concept. Wij spreken van seksverslaving wanneer:
De komst van het internet in quasi elk huisgezin , de vlotte toegankelijkheid en anonimiteit van allerlei vormen van virtuele seksualiteitsbeleving , heeft bij sommige mensen vermoedelijk een seksverslaving in de hand werkt of hun seksueel gedrag ontremd.
Zoals aangehaald focust de individuele- en groepstherapie haar aanpak niet op de behandeling van de acute seksverslavingsproblematiek en de ontwenning. Wel wordt gewerkt met de verslavingsproblematiek en het verslavingsgedrag. Dit betekent het erkennen dat er sprake is van (een zekere mate) van afhankelijkheid en van een problematische omgang met bepaalde vormen van seksualiteit . Er wordt stilgestaan bij zowel de positieve als negatieve aspecten verbonden aan aan hun verslavingsgedrag en bij de eigen vraag hoe men seksualiteit wil beleven zonder schade te berokkenen aan zichzelf of anderen. Eens hun verslavingsgedrag minder ruimte krijgt in hun leven, is het zeker ook belangrijk om samen op zoek te gaan naar alternatieve tijdsbesteding.
- seks wordt gebruikt als middel of vluchtroute om met problemen om te gaan zoals eenzaamheid, een gevoel van leegte, relationele en seksuele problemen, verwerking van traumatische gebeurtenissen, gevoelens van falen, twijfels rond identiteit, etc.
Het laatste decennium is er bij onze doelgroep een oververtegenwoordiging van mensen die via het internet of andere moderne media strafbaar seksueel gedrag hebben gesteld. Naast het strafbaar seksueel gedrag , komt pornoverslaving of compulsief masturbe-
Binnen ons kortdurend groepsprogramma voor mensen die internetmisbruik pleegden, merken we uit de verhalen, dat zij een periode zeer sterk, soms compulsief, afhankelijk waren van bepaalde vormen van virtuele seksualiteitsbeleving. Wij proberen
Binnen onze populatie zijn er mensen die te kampen hebben met één of andere vorm van verslaving. Soms gaat het om middelenmisbruik (alcohol, in veel mindere mate drugs), maar we merken dat een toenemend aantal mensen te kampen hebben met een vorm van seksverslaving . Bij middelenmisbruik is bij aanmelding meestal geen sprake meer van een acute verslaving, als dit wel het geval is moet eerst de nodige hulp en zorg geboden worden.
- mensen zowel fantasiematig als in gedrag steeds meer destructieve effecten ondervinden van hun seksualiteitsbeleving op hun leven en dat van hun omgeving - allerlei vormen van hun seksuele beleving hun leven steeds meer begint te beheersen en het gevoel van controleverlies toeneemt
12
binnen deze groep een duidelijke zicht te krijgen van wat aan de basis ligt van het internetmisbruik (verslaving, depressieve klachten, internet als middel om met minderjarigen in contact te komen, seksuele identiteitsproblemen, etc.) . Bij mensen met een pornoverslaving horen wij soms dat het “stepping stone” mechanisme bijdroeg tot de zoektocht naar steeds meer en ingrijpender materiaal. We trachten het inzicht te verhogen in het grensoverschrijdend gedrag. Dit laat ons ook toe om tijdens de individuele therapie verder te werken rond deze problematiek, en indien aangewezen mensen gericht te oriënteren naar een groepsprogramma of - therapie. Binnen ons langdurig groepsprogramma werden recent 2 gastspre-
kers uitgenodigd van Sexaholics Anonymous. Dit is een zelfhulpgroep voor seks- of lustverslaafden, die een herstelprogramma aanbiedt gebaseerd op het 12 stappenplan van de Anonieme Alcoholisten (A.A). De getuigenissen waren zeer boeiend en voor bepaalde mensen uit de groep herkenbaar. Indien het seksueel verslavingsgedrag heel compulsief/ dwangmatig is, of sprake is van hyperseksualiteit, dan zal in samenspraak met een externe psychiater bekeken worden of een medicamenteuze behandeling kan overwogen worden ter ondersteuning van de psychotherapie. Er moet opgemerkt worden dat niet alle mensen die seksuele grensoverschrijdend ge-
13
drag plegen, met een seksverslaving te kampen hadden. De laatste jaren is er een groeiende aandacht voor de problematiek van seksverslaving, als team proberen wij ons dan ook via gerichte studiedagen en vakliteratuur in deze thematiek te verdiepen. Op abstracter niveau houden seksverslaafden ons een spiegel voor: een maatschappij die steeds sneller draait, mensen die steeds (meer of beter) moeten “presteren”, maar au fond is er een lijden aan existentiële leegte en gebrek aan verbondenheid met zichzelf en de andere.
AANKONDIGING STUDIEDAG 24 september 2015 Trauma en identiteit Kliniek Sint-Jozef PITTEM
Kliniek Sint-Jozef, Centrum voor Psychiatrie en Psychotherapie, organiseert, in samenwerking met de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie op donderdag 24 september 2015 haar twaalfde tweejaarlijkse studiedag klinische psychotherapie. Sprekers zijn Dr. Geert Everaert, Dr. Mark Kinet en Prof. Ariane Bazan. Workshops door medewerkers van de kliniek Sint-Jozef, zijnde Annelies Carron, Martijn Devos, Isabel D’hont, Nele Fiers, Melanie Foulon, Mieke Hoste, Nicoline Pattyn en Sabine Vandoorne. Deze studiedag gaat door in de Kliniek Sint-Jozef, Boterstraat 6 te Pittem. Inlichtingen studiedag:
[email protected] Inschrijven vanaf 20 augustus 2015: zie www.sintjozefpittem.be
14