Juni 2000 Adviesnr. 247 Serie 2000, nr. 15
Over het STEDEBOUWKUNDIG PROGRAMMA VAN EISEN voor HET OOSTERDOKSEILAND
Aan: het Gemeentebestuur van de Centrale Stad
ADVIES over het Stedebouwkundig Programma van Eisen (SPvE) voor het Oosterdokseiland
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
I.
3
INLEIDING
5
1. Uitgangspunten ARS 2. Planwijzigingen en aandachtspunten
II.
KWESTIES OM NADER OP IN TE GAAN
6
1. Reservering voor een publieksfunctie op de IJ-oever 2. De spooroverbouwing 3. Behoud Brandweerkazerne en de laagbouw van Elling (PTT-gebouw) 4. Bebouwing Noordelijke Spoorstrook 5. Ontsluitingen 6. Gebruik van het water 7. Menging van functies 8. Sequentie van openbare ruimtes
BIJLAGE: Samenvatting en Aanbevelingen van het Advies over ‘de Opdrachtformulering voor het Stedebouwkundig Programma van Eisen voor het Oosterdokseiland’
Verder gebruik van dit advies staat ieder vrij, mits dit gebeurt met bronvermelding
2
11
SAMENVATTING en AANBEVELINGEN van het ADVIES over HET STEDEBOUWKUNDIG PROGRAMMA van EISEN (SPvE) voor het OOSTERDOKSEILAND
SAMENVATTING De ARS gaat in dit advies in op de wijzigingen in het plan voor het Oosterdokseiland. De conclusies van zijn eerdere advies uit ‘99 (over de Opdrachtformulering SpvE) blijven als uitgangspunt voor hem gelden. Overigens was en is hij positief over de inzet voor dit eiland. De ARS ziet in het SpvE van nu de tendens om de moeilijke plekken als vage reserveringen aan te houden. Hij signaleert het gevaar dat een latere ontwikkeling van zo’n plek wel eens lastig in te passen kan zijn in de dan al opgetuigde stedebouwkundige structuur. 1e Wijziging betreft het wegvallen van de Beurs.Hij pleit voor een actieve rol van de gemeente bij het zoeken naar een bijzondere (publieks)functie op die plek met een speciaal gebouw. Zo’n functie vindt hij nodig omdat de meeste nadruk ligt op de zuidzijde, terwijl de oorspronkelijke doelstelling: “De stad naar het IJ brengen” verwatert. 2e Wijziging is het schrappen van de spooroverbouwing. Een reservering ziet de ARS daar als zeer problematisch, omdat ook hier een nieuw stedebouwkundig beeld wordt opgezet met uitgekiende bouwvolumes waar later noch qua beeld, noch constructie veel aan kan veranderen. Hij pleit er ook hier voor dat de gemeente niet afwacht maar zich meer actief opstelt en ziet of er nu al een functie voor de overbouwing gevonden kan worden, zodat die in de planning kan meelopen. Voor de Noordelijke spoorstrook ondersteunt hij het afzien van bebouwing omdat hij prioriteit geeft aan een reservering voor het openbaar vervoer, zoals in het vorige advies gezegd. De verkeerscirculatie op het eiland kan volgens de ARS het plan maken of breken. Tot nu toe lijken de gevolgen daarvan niet ver genoeg geëxtrapoleerd om een reële voorstelling van zaken te kunnen maken. De ARS geeft enkele punten aan waar volgens hem fricties zitten. Belangrijkste zijn: de menging van bestemmings- en doorgaand verkeer, het samengaan van auto, fiets en voetganger op de zuidkade, de rol van de Spoorstraat, de asymmetrische ontsluiting van het eiland. Hij bepleit nadere beschouwing ervan. Over de inzet van het water is de ARS van mening dat er te sterk vanuit het land is ontworpen. Zijn voortdurend pleidooi om vanuit het water te kijken, is niet gevolgd. Dat leidt tot adhoc-oplossingen: Zichtlijnen en maten zijn verkleind door de drijvende chinees in het midden van het water te plaatsen, de overgang oever-water is abrupt, gekozen is voor steigers ver het water in, het waterplein (op zich een vondst) neemt een volgende hap uit het water ipv. dat het een overgangsgebied is tussen kade en water. Kortom, voor het eiland rondom is voor de overgang land-water geen filosofie voor gebruik en beeldkwaliteit gegeven. Het streven naar een gemengd milieu met een veelheid aan functies vindt de ARS positief. Wel is er zorg over de trekkracht van conservatorium of bibliotheek (die op zich introvert zijn) in hun rol als publieksfunctie. Wat de rol van Chinatown in deze is, hangt af van het karakter van de vestigingen daarbinnen. De reeks openbare ruimten op het eiland beschouwt de ARS als een sterk punt. Wel moeten volgens hem in de eerstvolgende fase het beheer en verblijfskarakter van de vizieren en binnenhoven geregeld worden.
1. 2. 3.
4. 5. 6. 7.
AANBEVELINGEN Maak als gemeente niet te snel voor de moeilijke en dure plekken een reservering voor de lange termijn, maar ga uit van het extra dat de plekken aan het IJ en boven de sporen kunnen brengen en zie of dat actief naderbij te brengen is. Breng beter in beeld tot welke beperkingen de verwachte verkeerscirculatie op het eiland leidt. Toets de ingetekende (ontsluitings)routes. Ga na hoe bestemmings- en doorgaand verkeer is te ontvlechten. Heroverweeg als lokale ontsluiting een aangepaste lichte brug ipv de huidige dam/brugcombinatie, die bovendien veel symmetrischer voor het eiland ligt. Dit ondanks de nieuwe brug/ontsluiting van de Oostertoegang. Vul concreet in hoe de mix van verkeerssoorten op de Zuidkade is om later niet voor verrassingen te staan Geef extra aandacht aan het stallen van fietsen van bibliotheekbezoekers Maak een compleet waterplan voor beeldkwaliteit en gebruik van de oevers van het hele eiland, werk eerder modelmatig dan met ontwerpen zoals nu. Houd zichtlijnen vrij, laat grotere wateroppervlakten in takt. Bezie of binnen de nagestreefde functiemix de bibliotheek en het Conservatorium voldoende trekkracht hebben om het publiekskarakter van het eiland te garanderen. Werk bij voorrang de kwetsbare publieke ruimten uit zoals de tussenstegen en de binnenhoven en laat zien op welke wijze het beheer gevoerd moet worden. Advies over het Stedebouwkundig Programma van Eisen Oosterdokseiland (nr.247, serie’00,nr.15, juni 2000)
3
ADVIES over het STEDEBOUWKUNDIG PROGRAMMA van EISEN OOSTERDOKSEILAND.
I.
juni ‘2000 adviesnr. 247 serie’00, nr.15
INLEIDING Over een eerdere versie van de planvorming heeft de ARS in 1999 geadviseerd. In de afgelopen periode (9/5) is het vervolgplan (SPvE) aan de ARS voorgelegd. Dat is eind juni in de ledenvergadering verder besproken en heeft geresulteerd in onderstaand advies. Vertrekpunt van de ARS is het advies uit ‘99 geweest, zodat dit maal voornamelijk is gereageerd op de aangegeven wijzigingen ten opzicht van de vorige planfase.
1. Uitgangspunten ARS Ter introductie worden de voornaamste punten uit het voorgaande ARS-advies genoemd: 1. AEX -beurs is als functie te introvert voor de IJ-Oever zelf. 2. Maak geen luchtbrug over de sporen als passage, wel als (publieks)verblijf (evt. restaurant) 3. Stel het behoud van de brandweerkazerne afhankelijk van het overige programma 4. Spoorstrookbebouwing Noordkant is te voorbarig i.v.m. aanwezige tunnel en reservering NS. 5. Ontsluiting van het Oosterdoks(O.D)eiland met nieuwe brug(gen) vindt de ARS voor een goede aanlanding te asymmetrisch: beter de bestaande dam/brug vernieuwen dan verplaatsen. Daarnaast was er waardering voor de functionele opzet met publieksfuncties (kennis, cultuur, werken), de intensiteit ervan die is nagestreefd, de interessante stedebouwkundige vormen, de veelsoortige openbare ruimten, de flexibiliteit voor de functies en de aandacht voor het hoogteprofiel door oplopende hoogtes naar buiten met het vml. PTT-gebouw als top. Ook in de recente ARS-behandeling waren er complimenten over de inzet hier een echt stedelijke plek te maken.
2. Planwijzigingen en aandachtspunten De belangrijkste planwijzigingen in de oorspronkelijke opzet zijn: 1. De AEX heeft in eerste instantie zijn optie laten varen: het bouwwerk direct op de IJ-Oever is geschrapt en nog slechts bij uitzondering een optie voor een speciale functie. (Sinds kort schijnt er opnieuw belangstelling te zijn van de AEX voor die plek). 2. Vanwege constructieve eisen en daarmee verbonden kosten is ook de spooroverbouwing geschrapt. Ook hier nog een optie voor een zeer speciale functie met als evnt. steunpunt een hoog gebouw naast de Brandweerkazerne, ook te zien als compensatie voor wegvallen van de AEX. 3. De bouwstrook achter de panden op De Ruyterkade is geschrapt vanwege spoorreservering. 4. Er is een waterplein in het Oosterdok aangebracht en het drijvend Chinees restaurant is midden in het water getekend. Andere aandachtspunten zijn voor de ARS: 1. Er is een reeks van openbare ruimten aan het Oosterdok gesitueerd. Iedere ruimte wordt geacht een eigen identiteit te hebben, zodat er voor elk wat wils is te vinden. 2. In de gebouwen zijn reserveruimten en hoven opgenomen en er is een flexibele indeling van de etages aangehouden. De bovenste verdiepingen springen terug. 3. Het besluit de Stadshartlus via de achterkant van het station te laten lopen vraagt extra inspanning op het Oosterdokseiland om de verkeersstroom uit de Binnenstad en die van het eiland zelf uit elkaar te houden en te verwerken.
5
4. De ‘Achterstraat’= ‘Spoorstraat’ tussen spoor en bebouwing is verder uitgewerkt, heeft een vitale functie en doet mee in de verkeerscirculatie. 5. Een plek voor de Hotelboot heeft de gemeente niet; die moet evt. naar IJ-zijde van het eiland. 6. Er is een ingenieuze brug-promenade gekomen vanaf het perron (2b) die tevens aan weerskanten van de Oostertoegang een opgang heeft gekregen.
II. KWESTIES OM NADER OP IN TE GAAN: 1. Reservering voor een publieksfunctie op de IJ-Oever In vroegere plannen voor de IJ-Oever was een hotelfunctie (Hyatt) opgenomen ongeveer op de plek van de AEX-optie. Nu de Beurs deze reservering heeft opgegeven, wil de gemeente de plek niet opnieuw expliciet oppakken om te ontwikkelen. Hij krijgt hoogstens de status van reservebouwplek voor het geval zich ooit een zeer bijzondere functie aandient. Die verdient dan ook een bijzonder gebouw. Overigens lijkt de oostkant van dit eiland de enige plek waar het terrein voldoende diepte heeft om nog een volume op de oever kwijt te kunnen. De ARS adviseert de gemeente deze plek niet passief te beschouwen maar meer met actieve inzet te behandelen en wel uitdrukkelijk als publieksfunctie. De IJ-zijde kan die goed gebruiken want zij heeft een veel ‘dunner’ programma dan de andere zijde van het eiland (en verderop het busstation en Muziekcentrum). Bovendien maakt een uitdrukkelijke inzet op deze plek vanaf het begin duidelijk dat deze mee-ontwikkeld wordt, zodat er bij de opzet van het IJ-front als geheel rekening mee kan worden gehouden. Bij een passieve houding loopt de eenmaal uitgedachte stedebouwkundige opzet op het eiland het gevaar later te worden verstoord door een geforceerde inpassing met een separaat ontwikkeld eisenpakket van een aparte functie. De conclusie van de ARS is dat versterking hier op zijn plaats is, conform het hoofddoel waarmee de IJOeveroperatie begon: “Stad en publiek naar het IJ brengen.” Bestaat daar de gedachte aan een IJBoulevard nog? Een helder idee voorkomt ook dat er een restplek ontstaat waar tenslotte de Hotelboot in het water terecht komt. Dit gevaar valt te lezen uit het SpvE, de gemeente zit met de boot in zijn maag, de vergissing uit het verleden om deze toe te laten eist nu zijn tol.
2. De spooroverbouwing De ARS ziet in dat het grote constructieve en daardoor ook financiële inspanningen vereist om de spooroverbouwing te realiseren. Die zou dan bovendien niet als doorgang maar als verblijfsfunctie moeten fungeren. Dat kan alleen als er een bijzondere (publieks)functie in zou trekken. Ook hier heeft de gemeente de eerdere gedachte aan bebouwing boven de sporen nog niet geheel laten vallen en wordt passief een reservering aangehouden, maar het lijkt op deze plek nog moeilijker dan aan de oever om een invulling voor de toekomst open te houden, zowel constructief als met het oog op de bebouwingstructuur die al wel wordt neergezet. Het lijkt de ARS dat het is: nu of nooit. Als hier een bijzonderheid kan komen, dan moet die nu worden ingebouwd, zodat de overige bebouwing in dezelfde planningstroom kan worden ontworpen. Een positief perspectief kan zijn dat de plek steeds meer waard wordt als het eiland met al zijn bestemmingen zal functioneren. Dan wordt zo’n dure overbouwing door de waardestijging van het geheel op den duur rendabel. Het hoge gebouw (60m) zou als blikvanger een compensatie zijn voor de afgeketste Beurs. De ARS pleit voor beide: Zowel hier als aan de oever zou een bijzondere bestemming in een bijzonder gebouw voor het gebied een aanwinst zijn.
6
3. Behoud Brandweerkazerne en de laagbouw van Elling (PTT-gebouw) De bestemming van werkruimtes of ateliers in de Brandweerkazerne levert aantrekkelijke functies op. Sloop is niet op voorhand geen goed alternatief. Ook als er goedkope ruimte voor deze functies teruggebouwd kan worden, is het karakteristieke pand de moeite waard te behouden. Een ander uitgangspunt is de inpassing van het gebouw in de omgeving. Er is immers een voorstel om een ‘bruggehoofd’ van 60m. naast de kazerne te maken, mogelijk als voetstuk voor een spooroverbouwing. Als nadruk gelegd wordt op de architectuur van de kazerne, zal het optrekken van zo’n hoge buur op een zeer zorgvuldige manier moeten gebeuren. Een wanverhouding als tussen het historisch Veerhuis aan de Sloterkade en zijn hoge buur mag hier niet ontstaan. Beeldkwaliteit dient dan voorop te staan. Daarnaast is de opvatting van de ARS dat een en ander in een ontwikkelingsperspectief geplaatst moet worden: het een niet via het ander onmogelijk verklaren, maar op termijn zien of er nieuwe behoeften ontstaan waardoor andere functies en bouwvolumes wenselijk worden. Binnen het concept van de MAB/EEA wordt sloop van de laagbouw van het PTT-complex (TPG) ook door de ARS als onvermijdelijk gezien.
4. Bebouwing Noordelijke Spoorstrook ARS had al eerder twijfels over bebouwing van deze strook. Dit gezien de spoorbehoefte, plus de kapitaalsvernietiging die er plaatsvindt als de tunnel die recent is aangelegd, moet worden afgebroken. Hij stemt in met de weigering van de railbeheerder (NS-RIB) hier de breedte van het spoorareaal binnen 10 jaar terug te brengen en het aantal sporen te reduceren. Graag zag de ARS nog een aanvullend, creatief plan voor de onderliggende, opgegeven tunnel.
5. Ontsluitingen Het verkeer wordt volgens de ARS op dit eiland een gecompliceerdere knoop dan zich oorspronkelijk liet aanzien. Factoren van groot naar klein: Op de grotere schaal van de Stadshartlus worden auto’s naar het Oosterdokseiland gedirigeerd. Wie van Munt naar Raadhuisstraat wil, moet via Damrak en Oostertoegang achter het CS naar de Martelaarsgracht-Spuistraat. Bestemmingsverkeer naar het O.D.-eiland (parkeergarage+bestemming maaiveld) moet op de Pr. Hendrikkade dezelfde route nemen via de Oostertoegang als het doorgaand verkeer van de Stadshartlus. De afslag zit bij de Spoorstraat. Sluipverkeer door deze straat is te verwachten. Er is voor dit afslaand verkeer slechts een korte uitvoegstrook getekend en situaties als voor de Bijenkorfgarage acht de ARS niet ondenkbaar. Een extra complicatie voorziet de ARS nu het invoegend verkeer vanaf de Oosterdokskade eerst nog het uitvoegend verkeer moet kruisen alvorens op de strook van de Stadshartlus terecht te komen.
7
In feite betekent dit 2 kruisingen op korte afstand van elkaar, met dus ook 2 x extra kruisen van de voetgangersstrook onder het viaduct. Het op deze wijze mengen van bestemmings- en doorgaand verkeer bij de Oostertoegang acht de ARS een handicap voor de bereikbaarheid van het eiland, terwijl de spooronderdoorgang er niet handzamer op wordt. Ooit functies maken in de onderdoorgang is een wens, maar dat lijkt niet haalbaar bij het te verwachten verkeersklimaat aldaar. Het rapport ‘Verkeersstructuur Stationseiland, IJ-Oever en Stadshart’ (dIVV febr. 2000) doet daar een aantal uitspraken over (p.16-18): “De winst die behaald wordt op de Dam en bij het Centraal Station mag niet ten koste gaan van de afwikkeling van het verkeer aan de zijkant van het CS (Oostertoegang) en op de kruising Oostertoegang-Pr. Hendrikkade.” (ad 1 p.16) Gezien de intekening van de verkeersstroken in de Oostertoegang zal de
verkeersdruk wel degelijk de afwikkeling daar belemmeren. Overigens zegt hetzelfde rapport dat ook zelf verderop: “De hoeveelheid autoverkeer conform de prognoses voor een avondspitsperiode 2010 wordt derhalve niet volledig in het verkeersontwerp gefaciliteerd” (ad 4, p.16).
M.a.w., er wordt een file voor de Oostertoegang geaccepteerd die is berekend op min.100 m.: “......in de spitsperiode in beide richtingen een wachtrij met een lengte van 100 tot 120 m.”(p.18, kruising Oostertoegang - Pr.Hendrikkade)”.
De dubbele kruising voor de entree naar het Oosterdokseiland (zonder lichtenregeling) was hierbij nog niet voorzien. De ARS vreest hier extra complicaties. Het betoog van de projectleider dat er een alternatieve route via de Kattenburgerstraat is, heeft de ARS er niet van overtuigd dat zo de extra druk voor de entree naar het Oosterdokseiland bij de Oostertoegang weggenomen is. Dit alternatief heeft wel effect op verkeer oostwaarts, richting Piet-Hein-tunnel, niet voor dat van de stadshartlus, dat westwaarts moet. De verkeerscirculatie brengt de ARS tot de volgende redenering: Als een herbezinning op de Stadshartlus niet haalbaar is, haal dan op een andere manier het bestemmings- en doorgaand verkeer uit elkaar. Breng dan ook de ingetekende bruggen in het geding, om verbetering van de circulatie te bereiken. De ARS betrekt hierbij zijn opvatting uit het verleden dat de ontsluiting van het eiland met de nieuwe bruggen te asymmetrisch is om het evenwichtig te bedienen en korte routes te creëren: Ze leveren veel omrijbewegingen op. De in zijn ogen zorgelijke situatie van de menging van bestemmings- met doorgaand verkeer (stadshartlus) versterkt zijn mening over handhaving van een middenontsluiting op het eiland en brengt hem tot de volgende aanbeveling: Maak van de huidige dam/brug een meer transparante, aansprekende lokale verbinding. Deze verbinding geeft bovendien meer armslag om de functie van de Spoorstraat te bewaken, waar de ARS veel sluipverkeer verwacht. Op de kleinere schaal van de zuidkade van het eiland worden auto’s toegelaten in één richting, samen met fiets en voetganger. De ARS is er niet gerust op dat het voetgangersklimaat daar niet onder lijdt. Veel hangt af van de wijze waarop dit wordt georganiseerd. Een enkele auto in de sfeer van een woonerf brengt een ander klimaat dan een gestage stroom bestemmingsverkeer. De verhouding fiets-voetganger was in het POR al niet helder weergegeven, zodat de indruk ontstond dat de fiets over het hele kadegebied kon uitwaaieren. Verder heeft de ARS de indruk dat het fietsverkeer voor de Openbare Bibliotheek (O.B.) wordt onderschat. Ook het parkeren van de fiets bij of in de O.B. verdient meer aandacht. Overigens ligt de O.B. niet zeer gunstig t.o.v. het CS en het overig openbaar vervoer als de middenbrug verdwijnt en zou dan zoveel mogelijk westwaarts moeten worden opgeschoven. Ook de fietsverbinding vanaf het busstation (Stationseiland) naar het O.D.-Eiland is moeilijk en moet extra aandacht hebben. In dit verband vraagt de ARS zich af of er in aanvullend openbaar vervoer rond het eiland is voorzien. Voor de ingetekende voetgangersbrug over de Oostertoegang heeft de ARS veel waardering omdat deze niet alleen voetgangers vanaf het perron oppikt, maakt ook het CS-voorplein en O.D.-Eiland zelf bedient. Men kan zo bovenover de Stadshartlus kruisingsvrij oversteken, zonder in conflict te komen met het verkeer dat via de begane grond loopt.
8
6. Gebruik van het water De ARS heeft in zijn voorgaande adviezen steeds gepleit voor het respecteren van het water en openhouden van de zichtlijnen aan dit 2e waterfront. Bij dit SPvE is hij er niet van overtuigd dat er is ontworpen vanuit het water: Er wordt nogal wat van het water afgenomen: Het drijvend restaurant blokkeert de zichtlijnen over het water, ligt teveel middenin en verkleint zo het vrije oppervlak. De ARS bepleit met klem voor dit restaurant een meer bescheiden plaats tegen de wal, meer aan de westkant en aansluitend aan het Chinees kwartier, zodat het water hier nog een redelijke maat krijgt tegenover de grote volumes op de wal. Een ander aspect betreft de inrichting van de waterkant aan het Oosterdok die niet meer glooiend met basaltblokken, maar rechtstandig is gemaakt. De overgang is daar abrupt en beperkt de diversiteit in het gebruik. Juist de oever is als overgangszone hiervoor het meest interessant. Tevens lijkt op deze wijze op pragmatische gronden afgeweken van de overall-typologie van de huidige oevers. Wel is een stelsel van steigers in het water gelegd waardoor een bepaald gebruik wordt geïntroduceerd, maar tegelijkertijd dreigt de ruimte van het wateroppervlak nu in kleine compartimenten uiteen te vallen. Verder vindt hij het waterplein weliswaar een vondst, maar hij merkt op dat dit anderzijds ook nog eens een flinke hap uit het water neemt en minder een toevoeging aan het gebruik van het water is. Aan dit bezwaar is tegemoet te komen door het verlaagde plein meer binnen de kade te trekken. Naar aanleiding van de situering van het drijvend chinees restaurant, de steigers en het waterplein heeft de ARS behoefte aan duidelijkheid over de vraag tot hoever alles nog openbaar toegankelijk is en waar het domein van de ingetekende functies begint. Het moge duidelijk zijn dat de ARS een maximale openbaarheid bepleit. Na bespreking van deze diverse aspecten, kwam de vergadering van de ARS tot de conclusie dat er overall, compleet en doordacht waterplan voor het eiland ontbreekt, waarin de overgangen naar het water en de oevers plus de beeldkwaliteit en het (openbare) gebruik die daarbij horen worden voorgesteld. En dit rondom het eiland, zowel voor Oosterdok met een typering van de stadskant met divers en flexibel gebruik als voor de IJ-Oever met zijn weidsheid. Dat zou de bespreking een betere samenhang kunnen geven en de indruk kunnen wegnemen dat er naar believen en ad hoc uit het water wordt geput.
7. Menging van functies Menging is nadrukkelijk het thema van het eiland en voor de ARS is dat een vervolg op het binnenstadskarakter. Dit is dus meer in functionele zin opgevat dan dat zo’n karakter zou zitten in de aanwezigheid van de stegen tussen de bouwvolumes. Daarin ziet de ARS niet de voortgezette radialen uit de oude stad ziet, zoals het SPvE zegt. Die stegen werken op grotere afstand niet, alleen ter plekke werken ze als geleding tussen de bouwvolumes. De ARS heeft wel zorg over het beheer in de stegen/vizieren en of het klimaat er voldoende aangenaam wordt. Dat geldt ook voor de Spoorstraat die op het Noorden en in de schaduw ligt. Volgens de ARS is het een conditio sine qua non dat dit model, vooral m.b.t. de vizieren, wordt getoetst op windhinder. Men dient vantevoren te weten of de vizieren geen windgaten worden waar het verblijfsklimaat onder de maat is. Hij zou zich daar graag een voorstelling van maken en is van mening dat dit in de komende planfase bij voorrang uitwerking verdient. De ingebouwde reserveruimte in de gebouwen voor de hoofdfuncties is wat de ARS betreft een goed uitgangspunt. Deze flexibiliteit geeft kansen aan uitbreiding, vernieuwing, d.w.z. investeringen in en door bestaande functies. De wens van de ARS aan de Noordkant meer functies in te brengen (oeverfunctie + overbouwing) moet in dit kader worden gezien. Op de kleine schaal wil het SPvE het wonen op de hogere etages van de gebouwen promoten. De ARS ondersteunt dat, liefst voor alle kavels. Hij wil ook graag inbrengen dat hier gekeken kan worden of door een combinatie van instellinggen nachtopenstelling kan plaatsvinden. Dat kan gelden voor (een deel van) de Openbare Bibliotheek, een internetcafé, een postkantoor, een EHBO-post, een nachtwinkel, een café met nachtvergunning. Dat vereist een juiste mix en goede afspraken.
9
Overigens is de ARS er nog niet van overtuigd dat met de huidige functies als conservatorium en O.B. die per definitie tamelijk introvert zijn, voldoende trekkracht voor het publiekskarakter aanwezig is, ondanks het idee van de aanvullende kleine bedrijfjes in de plint. Of de uitbreiding van Chinatown dit op zijn deel kan zijn, hangt mede af van de mate van kantoor- dan wel publieksfuncties.
8. Sequentie van openbare ruimtes De ARS is positief over de elkaar opvolgende openbare ruimtes aan de zuidkade. Hij adviseert heldere overeenkomsten af te sluiten over de toegankelijkheid, het gebruik en het beheer van de (semi-)openbare hoven. Daarover mag geen onduidelijkheid ontstaan. Tot nu toe is niet helder of er ook een (semi-) openbaar routesysteem is waarin ze zijn opgenomen.
Ing. V.M. Dalm (voorzitter)
Drs. B.B.J. Huls (secretaris)
10
ARS-advies nr.220 (serie’99, nr.03), jan.’99
BIJLAGE
SAMENVATTING en AANBEVELINGEN van het advies over de OPDRACHTFORMULERING voor het STEDEBOUWKUNDIG PROGRAMMA van EISEN voor het OOSTERDOKSEILAND Samenvatting De ARS constateert met instemming dat er een paar flinke dragers aanwezig zijn in het plan, maar daar zit tevens de kwetsbaarheid. Hij verwacht dat het gebied door zijn ligging als locatie blijvend aantrekkelijk is (met metropool-allure) voor allerlei vestigers, maar de gebouwen zullen aanpasbaar moeten zijn voor nieuwe typen bedrijven of veranderde bedrijfsvoering van aanwezige vestigingen. Hij verwacht dat het plan sterker wordt door flexibiliteit en reservecapaciteit in te bouwen. Wat betreft de verdeling van de functies over het eiland steunt de ARS de middenpositie van de bibliotheek en de inzet op extra functies in de plintbebouwing aan de zuidkant. De Beurs hoort als functie thuis op het eiland, maar misschien is er een plek te vinden die beter bij zijn karakter past. Op de plek aan het IJ vindt hij de vroegere optie van hotel/horeca daar beter op zijn plaats, met terrassen en bedrijvigheid rondom de klok en in het weekend. De ARS doet in dit verband nog de suggestie in één bouwvolume de Beurs zo mogelijk te combineren met publieksfuncties. Over het verkeer merkt de ARS op dat het eiland niet vanuit alle kanten even goed is ontsloten. Het verleggen van de dam/brug vindt hij een verslechtering, vooral voor de voetganger, omdat zo een symmetrische ontsluiting verdwijnt. Hij bepleit verder een ringlijn rond het eiland. De parcellering van de bouwvolumes wordt onderschreven, maar de ARS denkt dat de vormgevingsprincipes worden versterkt door de voorgenomen effectrapportages van de gebouwen en zichtlijnstudies. De extra kantorenschil aan de noordkant vindt hij niet aansluiten op de doorkijken in de zuidelijke bebouwing. En passant lijkt de onderliggende sneltramtunnel daarmee weggeschreven te worden en de reservecapaciteit voor de sporen voor onnodig verklaard. Bovendien is er geen afweging gemaakt tegenover de reserveruimte boven de sporen. Tenslotte gaat de ARS in op de traverse boven de sporen. Hij vraagt zich af of de betekenis ervan een ingrijpend incident is of dat de hele filosofie van de vormgeving daarmee ter discussie staat. Hij signaleert een aantal moeilijkheden die opdoemen als het ‘n soort overloop blijft. Hij pleit voor een veel ruimere opzet met functies, zoals horeca met publiek uitzicht, om het geheel levensvatbaar te maken. Hij ziet boven de sporen reserveruimte voor het gebied, maar acht het noodzakelijk dat die nu al in de vormgevingsfilosfie wordt verwerkt. Bovendien zal er dan nu al op geanticipeerd moeten worden in de constructie, de landhoofden, zichtlijnen, etc.
Aanbevelingen 1. Programmeer de bebouwingsvolumes flexibel en bouw reservecapaciteit in voor nieuwe, dan wel vestigingen met veranderende bedrijfsvoering. Neem marges op in het bestemmingsplan. 2. Zie of een geschiktere plek op het eiland is te vinden voor de Beurs tegen de achtergrond van de wens om publieksfuncties aan de IJ-Oevers te krijgen, danwel combineer in het bouwvolume de Beurs met die publieksfuncties . 3. Zet maximaal in op publieksfuncties in de plintbebouwing aan de Zuidkant. 4. Heroverweeg het weghalen van de evenwichtige aanlanding van de huidige brug/dam. 5. Maak zichtlijnstudies tijdig genoeg om in de verdere planvorming een rol te laten spelen. 6. Leg een ringlijn in rond het eiland waardoor het van alle kanten evenwichtig bereikbaar wordt. 7. Bezie de traverse over de sporen niet als incident. Voeg er (publieks)vestigingen aan toe. 11
Kijk of de ruimte boven de sporen als reservecapaciteit kan dienen i.p.v. de noordelijke schil. 8. Toets de bouwschil aan de noordkant op gevolgen (oa. tunnel, vizieren, alternatieven).
12