Juli 2000 Adviesnr. 248 Serie 2000, nr. 16
OVER het concept STEDEBOUWKUNDIG PROGRAMMA van EISEN voor het ‘CENTRUM AMSTERDAM NOORD’
Aan: - Het Stadsdeelbestuur van Amsterdam Noord - Het Gemeentebestuur van de Centrale Stad
ADVIES over het Concept Stedebouwkundig Programma van Eisen (SPvE) voor het ‘CENTRUM AMSTERDAM NOORD’ (CAN)
INHOUDSOPGAVE
I.
SAMENVATTING en AANBEVELINGEN
3
INLEIDING
5
II. AMSTERDAM-NOORD EN ZIJN AMBITIES
6
1. Mogelijke ruimtelijke structuren voor centrumvorming in Noord 2. Het nieuwe metrostation als aanjager 3. Het programma voor de niet-winkelfuncties in het centrumgebied III.
HET CONCEPT in relatie tot het BESTAANDE WINKELCENTRUM 1. Hoofdopzet en financiering 2. Winkelstructuur en de Esplanade 3. Verkeersstructuur en parkeren
Verder gebruik van dit advies staat ieder vrij, mits dit gebeurt met bronvermelding 2
7
SAMENVATTING en AANBEVELINGEN van het advies over het Concept Stedebouwkundig Programma van Eisen (SPvE) voor het ‘CENTRUM AMSTERDAM NOORD’ (CAN) SAMENVATTING Allereerst zij vermeld dat de ARS heeft besloten dat deze reactie in principe het laatste advies is over een deelplan voor Amsterdam Noord. Hij heeft de laatste periode vaak deelplannen voorgelegd gekregen, maar acht voor de goede orde nu eerst een samenhangend plan voor heel Amsterdam Noord nodig. In zijn vorige advies heeft de ARS aangedrongen de centrumplannen van Noord te bezien in de context van de regio, de gehele stad en Noord zelf. Op deze punten gaat het SPvE niet duidelijk in. Er ligt geen effectrapportage voor de diverse wijken in Noord. Het ARS-commentaar uit het verleden blijft actueel, nl. dat er gevaar is dat de wijken verzwakt zullen worden door het nieuwe centrum. Door de verkeersstructuur en de ontsluiting van het centrumgebied is het onzeker of Noord zelf wel georiënteerd is op het nieuwe centrum. Delen van Noord liggen eigenlijk dichter bij de binnenstad. De komst van de N/Z-lijn creëert nieuwe concurrentie. Om daaraan tegemoet te komen lijkt het stadsdeel uitsluitend te mikken op een Centrumplan met een zeer hoog ambitieniveau. Afgezien van de haalbaarheid en de risico’s binnen Noord, kent het plan op zichzelf ook weer zwakke kanten: Het nieuwe metrostation ligt perifeer t.o.v. het winkelcentrum. Daarom is een invulling met een relatief zeer lange Esplanade ingebracht. Dat vereist echter dat er veel functies naar dit gebied moeten komen om de spanningsboog tussen het metrostation en het winkelcentrum te overbruggen. Vooronderstelling is dat het metrostation vele functies en mensen aantrekt. Volgens de ARS kan het echter ook als vertrekpunt naar de binnenstad gaan fungeren. Er ligt geen planologische onderbouwing ten grondslag aan de zwaarte van de kantorenfunctie bij dit metrostation. Volgens de ARS zullen kantorenlocaties vooral bij de combinatie van metrohalte + NS-station kunnen slagen. Het functioneren van de in het plan opgenomen openbare parkeergarage nabij de metrohalte, hoofdzakelijk voor bezoekers van het centrumgebied, wordt onduidelijk wanneer tevens getracht wordt het vrij parkeren in het winkelgebied te handhaven. De ARS is van mening dat het programma en daardoor het plan een aantal lacunes heeft. Hij meent dat het verstandiger is uit te gaan van een plan gebaseerd op een ‘groeimodel’. In het voorliggende plan is eerder sprake van een ‘forceermodel’, omdat het erbij gehanteerde rekenmodel dwingt tot het realiseren van een maximaal programma. AANBEVELINGEN 1. Kom eerst met een afgeronde visie voor geheel Noord, dat als toetsingskader kan dienen voor de centrumplannen; 2. Breng daarin tot uiting welke mate van centralisatie en/of spreiding van voorzieningen het beste aansluit op de structuur van Noord: sociaal-economisch, ruimtelijk en verkeerskundig; 3. Betrek bij de centrumplannen ook andere te ontwikkelen delen van Noord, zoals het Shellterrein, het Sixhavengebied en de Van Hasseltzone; 4. Kijk naar de optimale verhouding in kantoor/woonfuncties voor de zone rond het nieuwe station van de N/Z-lijn. Vergelijk zijn functie ook met het metrostation Van Hasseltlaan; 5. Bepaal welk minimumprogramma voor het gebied rond het metrostation Buikslotermeerplein haalbaar is en baseer daarop een SPvE met een daarop aansluitend ‘groeimodel’ om tot realisering te komen. ARS-adviesnr. 248; serie ’00, nr.16; juli 2000
5
ADVIES over het Concept Stedebouwkundig Programma van Eisen (SpvE) voor het ‘CENTRUM AMSTERDAM NOORD’ (CAN)
Juli 2000 Adviesnr. 248 Serie 2000; nr 16
I. INLEIDING De ARS is gevraagd te reageren op het Concept Stedebouwkundig Programma van Eisen Centrum Amsterdam Noord (Concept-SPvE, CAN; nov.’99). Hij heeft ook in juni ‘98 (adviesnr. 208) al gereageerd op een eerder product in de planvorming, n.l. het Masterplan voor de Centrale Zone Amsterdam Noord. Hij constateert dat een deel van zijn commentaar nog steeds geldt. Zo vindt de ARS het nog steeds een goede zaak (zie conclusie 5) bij de toekomstplannen voor het Buikslotermeerplein een hoog ambitieniveau te hanteren. Hij heeft daarbij aangetekend dat het een eerste vereiste blijft een duidelijke (hoofd)functie van het centrum voor ogen te hebben. Het gaat om de positiebepaling van het Centrumgebied binnen de regio en Amsterdam als geheel, waarbij ook de sociale en economische effecten voor Noord meegewogen worden. In de opvatting van de ARS is voor meer inzicht in de winkelstructuur een specifieke ‘Sociaal Economische Effectrapportage’ op z’n plaats. Op voorhand is de ARS van mening dat de plek straks in eerste instantie als een overstap- en verkeersknooppunt (transferium) zal functioneren, gecombineerd met een belangrijke regiofunctie voor het winkelen. Voor het intern functioneren van Amsterdam-Noord kan, volgens de ARS, Noord evengoed beschouwd worden als bestaande uit een drietal gebieden van elk ca. 25.000 inwoners, in plaats van één groot gebied met 80.000 inwoners. In het verlengde van zo’n positiebepaling is het van belang een vergelijking met andersoortige centrumplekken in Noord te maken, zoals de omgeving van het Mosplein en het, aan de IJ-zijde gelegen, ‘Balkon van Noord’. Elke plek is uiteraard steeds te beschouwen naar eigen kansen en functies. Zo heeft volgens de ARS (zie advies nr.126; 1990) het Sixhavengebied in potentie een recreatieve en culturele functie die aansluiting kan hebben met de binnenstad. Dit gebied ligt aan de rand van de binnenstad. Wanneer er uit de lopende onderhandelingen met Shell ook een metrohalte Sixhaven tot stand komt zal dit voor het gebied unieke kansen voor de genoemde functies openen. Uit de lopende onderhandelingen over de ontwikkelingsmogelijkheden van het Shell-terrein kan o.a. naar voren komen dat ook de woonfunctie in de huidige Shellgebouwen een plaats krijgt. Hierdoor zal de IJ-oever ter plaatse een openbaar karakter kunnen krijgen. Conclusies: Pas bij het formuleren van een algehele visie op Amsterdam-Noord is het mogelijk een daarop afgestemde vorm en hoofdfunctie voor een centrumgebied te creëren. Daartoe is het eerst noodzakelijk een afgerond beeld te hebben over: a) de positie van het Centrumgebied in Amsterdam en in de Regio; b) de verhouding van zo’n nieuw Centrum Amsterdam-Noord ten opzichte van andere centrumplekken in Noord. In de volgende hoofdstukken wordt vanuit deze invalshoek gekeken naar achtereenvolgens de ambities van Noord (§ II) en het nu voorliggende SPvE voor het Centrumgebied (§ III).
II. AMSTERDAM-NOORD EN ZIJN AMBITIES VOOR EEN CENTRUMGEBIED 1. Mogelijke ruimtelijke structuren voor centrumvorming in Noord In voorgaande stadia zijn de plannen voor het betreffende gebied opgewaardeerd van ‘Centrale Zone Amsterdam Noord’ (in 1998) tot ‘Centrum Amsterdam Noord’ (nu). Hieruit komt naar voren dat het 6
stadsdeel koerst naar een centrum waar vrijwel alle voorzieningen voor Noord en omstreken geconcentreerd bij elkaar worden gebracht. De huidige verkeersstructuur in Noord maakt het niet logisch alle voorzieningen te centraliseren. Zowel voor het openbaar vervoer (buslijnen) als het autoverkeer ontbreekt het vooral aan oost-west gerichte tracé’s die zo’n centrum zouden moeten ontsluiten. De ARS beseft dat de fase van het Stedebouwkundige Programma van Eisen reeds is gestart, doch hij blijft er aan herinneren dat er geen vergelijkingen zijn gemaakt met andere (potentiële) centrumplekken in Noord. De ARS ziet nog steeds kansen voor diverse andere centrumplekken die overigens niet onderzocht zijn. Zo wordt er ook geen ontwikkelingskans voor het, aan de IJ-zijde gelegen, Balkon van Noord geboden. Een aantal centrale plekken kan elkaar aanvullen in functie of mogelijk met elkaar worden verbonden tot zones. Conclusies: Het Stadsdeel Noord wenst een gecentraliseerd en geconcentreerd centrum voor Noord, zonder dat voldoende is gekeken naar de potenties in de overige delen van Noord en zonder alternatieve structuren als centrumzones te beschouwen. De ARS verwacht een gunstiger uitwerking voor de bewoners van stadsdeel Noord wanneer uitgegaan wordt van een gedeconcentreerd model van diverse zwaartepunten, met ieder een eigen ‘kleur’, die aansluit op de bestaande structuur van Noord. 2. Het metrostation Buikslotermeerplein als aanjager Er worden belangrijke verkeer- & vervoerfuncties ingezet om het zwaartepunt naar het metrostation te trekken. Wij noemen: * Het nieuwe metrostation vormt het opstappunt om snel in Amsterdam-Zuid en op Schiphol te komen. Het metrostation wordt vele malen groter uitgevoerd dan de overige metrostations langs de N/Zlijn. Er wordt vooruitgelopen op een hoge vervoerswaarde van dit station. Volgens de ARS biedt de hoge vervoerswaarde van een metrostation niet alleen kansen voor kantoren en winkels. Zo’n station kan ook heel goed dienen voor bijzondere woonvormen, zoals hoogbouw. Van belang is verder de verhouding met de N/Z-halte Van Hasseltlaan die aansluit op het Mosplein. Dit subcentrum kan een functionele bijdrage leveren aan de totale voorzieningenstructuur voor Noord. * Een busstation wordt aan het metrostation gekoppeld. Omdat de discussie over welke bussen hier halteren nog gaande is, worden in het SPvE nog veel zaken open gelaten. Dit heeft bij de ARS geleid tot vele vragen, zoals: S Halteren de regionale bussen uit Hoorn, Purmerend en Waterland allemaal bij het metrostation Buikslotermeerplein? Nog steeds is ook niet duidelijk of straks alle bussen die het Stadsdeel Noord bedienen ook naar dit centrumgebied zullen worden geleid. S Hoe is de verhouding geregeld met het belangrijke busstation achter het Centraal Station? S Zijn er mogelijkheden voor nadere uitruil met het CS? S Zijn er mogelijk halte-taken over te hevelen naar de Van Hasselt-metrohalte? Is er een functionele scheiding tussen regionale bussen (voor het Centrumgebied) en stadsdeelbussen (voor de Van Hasseltlaan) te maken? * Er is een belangrijke parkeervoorziening opgenomen. Uitgegaan wordt van een openbare parkeergarage ten behoeve van het Centrumgebied welke deels ook door bezoekers van de Amsterdamse binnenstad mag worden gebruikt. De transferiumfunctie is los gelaten. Het gaat nu vooral om een garage voor mensen die per auto ter plaatse willen zijn. Gedacht wordt aan bezoekers voor het sportcentrum en waarschijnlijk ook voor het winkelpubliek. De vraag dringt zich dan op: mag je voorzieningen stimuleren die autoverkeer uit de regio aantrekken, terwijl er een belangrijke metrohalte ligt? Conclusies: Het metrostation-Buikslotermeerplein wordt opgewaardeerd tot het belangrijkste zwaartepunt voor Noord. Vrijwel alle voorzieningen en werkfuncties worden er geconcentreerd. Volgens de ARS ligt het evenzeer voor de hand om deze plek te benutten als belangrijke vestigingsplaats voor bewoners. Om het centrumgebied een hierop afgestemde inrichting te geven is reeds nu het beeld over het aansluitend stelsel van regionale en lokale buslijnen van belang. Verder zullen het gebruik, doel en de consequenties van de geplande parkeergarage helder moeten zijn.
7
3. Het programma voor de niet-winkelfuncties in het centrumgebied * Voor de kantoorbehoefte is geen aanwijsbare vraag. Er wordt gesproken over de behoefte aan back-offices die daar door de goede bereikbaarheid kansen zouden krijgen. De ARS verstaat daaronder bijvoorbeeld werkkantoren, callcenters, archief i.t.t. beleids/bestuursafdelingen. De ARS vreest dat juist deze back-offices als eerste leeg komen te staan wanneer door de elektronische en telematica mogelijkheden het thuis en onderweg-werken zullen toenemen. * De muziekschool en bibliotheek worden als stadsdeelvoorzieningen in het centrumgebied opgenomen. Er wordt gesproken over concentratie in een cultuurcentrum. Volgens de ARS ontstaat hier de mogelijkheid om tot een multifunctioneel centrum te komen waar ook voor allerlei kleinschalige activiteiten, zoals buurthoreca, een plaats gevonden zou moeten worden. * De uitbreiding in de sfeer van cultuur + leisure worden naar het idee van de ARS in het SPvE (zie pag. 106) nogal optimistisch ingeschat. Er wordt gesteld dat de sterk op de binnenstad gerichte oriëntatie van deze functies geleidelijk afneemt ten gunste van de Amsterdamse regio in zijn totaliteit, die in een meerkernig metropolitaan gebied verandert. Verwacht wordt dat dit zich ook op het gebied van cultuur en vrije tijd zal afspelen, zodat Noord een belangrijke functie daarin kan gaan vervullen. Volgens de ARS kan men er niet vanuit gaan dat deze functies gemakkelijk zullen uitstralen naar de gehele regio. Het hierop anticiperen neemt een groot voorschot op de plannen. * Een sportcentrum op deze plek wordt in het programma een nationale functie toegedacht. De ARS meent dat dit nogal hoog gegrepen is. Hij vindt dat het sportcentrum zich zou moeten beperken tot een voorziening voor Noord en omgeving (Waterland). Conclusies: Het nieuwe plan is ambitieus en gaat naar het idee van de ARS uit boven hetgeen in Noord haalbaar is. Het centraliseren van de voorzieningen en winkels, gaat ten koste van de voorzieningen in de wijken. De grote volumina die in het plan zijn opgenomen zullen leiden tot lange realisatie-termijnen. Dit levert het gevaar op dat er langdurig open plekken blijven. Met name voor het functioneren van de Esplanade zijn dergelijke ‘gaten’ desastreus.
III. HET CONCEPT-SPVE in relatie tot het BESTAANDE WINKELCENTRUM 1. Hoofdopzet en financiering De groene scheg langs het Noordhollandskanaal wordt in het plan goed beschermd. De randbebouwing is een blijvende garantie voor het groene karakter ervan. De ARS gaat echter niet mee in het sprankelende optimisme van het SPvE over de winkels. Zijn parool luidt: Behoud en versterk wat je hebt, breid eventueel alleen het bestaande winkelcentrum uit met die functies die geen aantasting van de (sub)centra in Noord betekenen. Doordat uitgegaan wordt van het maximale rekenmodel, komt de financiering van de centrumfuncties onder hoge druk te staan. Het gevaar bestaat dat er blijvend geld tekort zal zijn. Het rekenmodel behoort volgens de ARS juist gebaseerd te zijn op de minimaal vereiste en haalbare winkelvestigingen. Conclusies: De randafwerking van het centrumgebied naar het groen is goed ingepast. De winkelvoorzieningen zijn te grootschalig. Maak liever een Groei- of Faseringsmodel als strategie die er voor kan zorgen dat het winkelcentrum blijvend zal functioneren. 2. Winkelstructuur en de Esplanade Er is geen ‘distributie planologisch onderzoek’ voor de winkels uitgevoerd, terwijl er toch wordt uitgegaan van een enorme vergroting van het winkelvloeroppervlak. Het is de vraag waar die behoefte op gebaseerd is. Bij enige toename in het tele-winkelen neemt de overslagfunctie van zo’n winkelcentrum af en wordt de groeimarge klein. In het huidige winkelcentrum Buikslotermeerplein zitten op het oostelijke eind belangrijke trekkers (C&A en AH). Deze zorgen voor een gespreid en evenwichtig looppatroon. Wanneer zoals de plan8
nen willen de belangrijkste functies rond de metro-halte worden gesitueerd, zullen de sterke winkelfuncties zich ook daar concentreren. Voor het oostelijk deel blijven de zwakkere functies over. Het functioneren van de Esplanade komt hiermee in het geding. Deze vormt dan geen verbinding meer tussen twee sterke aantrekkingspolen, maar dient hooguit als verdeel-as van de vele voorzieningen. Gezien de lengte (1200 meter) is een uitgekiende verdeling met sterke polen aan beide einden nodig. De vraag is welke sfeer deze open ruimte na winkeltijd en ‘s avonds oplevert. Conclusies: Het bestaande winkelcentrum past volgens de ARS goed in de huidige winkelhiërarchie. Het vervult een functie voor Noord, voor Waterland en gedeeltelijk voor Purmerend. De vraag is of je het moet versterken met allerlei culturele en andere voorzieningen. Wanneer er op en direct rond het metrostation verdicht gaat worden, dan zal het moeten gaan om andere functies dan winkelvoorzieningen. De Esplanade is volgens de ARS te ruim van opzet en erg lang. Het gevaar ontstaat dat er straks aan het oostelijke uiteinde geen aantrekkingspunt meer is. Een mogelijke andere opzet kan zijn: C Rond het Stadsdeelhuis en metro-station een concentratie van sport- en sociaal-culturele voorzieningen; C In het middenstuk alsnog aantrekken van een andere hoofdfunctie; C In het oostelijk deel andersoortige sterke hoofdfuncties proberen onder te brengen;
3. Verkeersstructuur en parkeren Wanneer het door het winkelgebied lopende deel van de Waddenweg wordt afgegraven, ontstaat een nieuw ontsluitingscarré rond het centrumgebied. Eigenlijk ontstaan er drie ‘in elkaar grijpende carrés’ (pag.52 en 69) waarvan de IJdoornlaan in oost/west-richting een belangrijk onderdeel vormt. De voorgestelde nieuwe infrastructuur geeft vooral toevoegingen in de oost/west gerichte infrastructuur. * Het ‘afstoppen’ van de Waddenweg zal volgens de ARS een belemmering van autoverkeer in de noord/zuid-richting veroorzaken. Juist daardoor zal het winkelcentrum vanuit de wijken in Noord moeilijker bereikbaar worden. In het SPvE wordt voorgesteld om hieraan met ventwegen langs de Nieuwe Leeuwarderweg tegemoet te komen. Het is de ARS niet duidelijk in hoeverre dit noord/zuidverkeer door de ventwegen + Nieuwe Leeuw arderweg kan worden overgenomen. Dit kan pas wanneer deze als echte stadsstraat wordt ingericht. De ARS verwacht dat voor de Nieuwe Leeuwarderweg geen ontwikkeling is weggelegd zoals die voor de Weesper-Wibautas wordt gevolgd. De Nieuwe Leeuwarderweg vormt vooral de hoofdontsluiting voor het verkeer in Noord. Volgens de ARS is dit niet te verenigen met een inrichting als stadsstraat. Momenteel liggen de parkeerplekken en de bevoorradingsplaatsen gespreid over het gehele gebied. Volgens de ARS zou dit in de nieuwe plannen beter in een compactere vorm opgezet kunnen worden. Er zou ook overwogen kunnen worden de bevoorrading van de winkels ondergronds af te wikkelen. Een dergelijk systeem kan gezien de grote ingrepen voor het winkelgebied wellicht goed ingepast worden. * Het gratis parkeren voor de winkels zal volgens het officiële Amsterdamse beleid onherroepelijk verdwijnen. Wanneer straks de investeerders verplicht worden het parkeren op te nemen, zal dat betaaldparkeren moeten worden. Dat betekent dat ook de andere, nu nog onbetaalde, parkeerplaatsen in de omgeving betaalde plaatsen zullen worden. Dit zal de interne concurrentiepositie van de winkels onderling en ook die van het Centrum in z’n geheel ten opzichte van andere centra weer beïnvloeden. Conclusies: De verkeersontsluiting van het winkelcentrum loopt gevaar door de noord/zuid verbinding van de Waddenweg te elimineren. De nieuwe plannen zouden een compacte parkeeroplossing moeten nastreven. Deze zou bij voorkeur ondergronds moeten worden uitgevoerd.
Ing. V.M. Dalm (voorzitter)
drs. B.B.J. Huls (secretaris)
9