november 1993 adviesnr. 162 serie 1993 nr.19
OVER DE PLANVOORNEMENS VOOR HET OOSTELIJK HAVENGEBIED
Aan: Het gemeentebestuur van Amsterdam
ADVIES over de planvoornemens voor het OOSTELIJK HAVENGEBIED INHOUDSOPGAVE:
I.
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
3
PROBLEEMSTELLING
4
EERSTE DEEL: BORNEO/SPORENBURG II.
ALGEMENE INDRUK
4
III.
STEDEBOUWKUNDIGE SETTING VAN DE SUPERBLOKKEN
5
IV.
DE GRONDGEBONDEN WONINGEN
5
V.
DAKGEBRUIK
5
VI.
HET WATER
5
VII.
VERHOUDING PRIVÉ-OPENBAAR
6
VIII.
HOE MULTI-FUNCTIONEEL IS DE WIJK?
6
IX.
STRAATPROFIELEN EN ONTSLUITING
6
TWEEDE DEEL: PANAMAPLEIN e.o. X.
HET PANAMAPLEIN
7
DERDE DEEL: HET WINKELCENTRUM XI.
OPMERKINGEN VAN ALGEMENE AARD
7
XII.
FRAGMENTARISERING VAN DE PLANNING
7
XIII.
TE HOGE PRETENTIES
9
XIV.
ZICHTPOSITIE OF WIJKONDERDEEL
9
XV.
PROGRAMMA OF SITUERING
9
XVI.
HET PLANCONCEPT OP DE HELLING
10
BIJLAGE: Onderzoeksvoorstel dubbelgrondgebruik Verder gebruik van dit advies staat ieder vrij, mits dit gebeurt met bronvermelding
2
SAMENVATTING: De ARS geeft in dit advies zijn mening over de tussenstand bij de invulling van het resterend deel van het OH.Gebied (Borneo/Sporenburg/Panamaplein/Oostelijk uiteinde O.Handelskade). Hij constateert dat de Projectgroep voorkeur heeft voor het plan van West8 en ziet eveneens een aantal kwaliteiten in het plan als woningbouwplan, zoals de poging een stedelijk dak te realiseren plus een maximum aantal grondgebonden woningen. De ARS heeft twijfels of al de nagesteefde kwaliteiten ook gehaald kunnen worden. Als zwakke punten ziet hij de smalle maat van de patio's en de slechts gedeeltelijke bezonning. Voorts is de dichtheid op het uitgeefbaar terrein zo hoog dat hij het bijna ondoenlijk acht de woningen overal goed te positioneren. De stedebouwkundige kant van het plan vindt hij voor de superblokken niet goed verantwoord. Hun plek is zwak verankerd aan zichtlijnen, schaduwwerking en andere stedebouwkundige gegevenheden, zoals de overgang van superblok naar de zee met laagbouw. De keuze voor West8 lijkt nog geen invloed te hebben op de uitwerking van aanliggende gebieden, zoals Panamaplein en winkelcentrum. Het Panamaplein is een zware opgave, waar teveel vastliggende verkeersgegevens door de stedebouw moeten worden ingepast. Mogelijk zit er nog een kans in het toepassen van dubbel grondgebruik. De ARS ziet niet de Singelgrachtroute als structuurgegeven, maar de oost/west-richting van de Piet Heintunnel. Het winkelcentrum wordt als een volgend stukje aan het gebied toegevoegd, terwijl de ARS had verwacht dat het beoordeeld zou worden in het licht van het gekozen plan van West8. De ARS constateert een voorgeschiedenis van ieder deel apart, zowel van de tunnel, als het winkelcentrum als Borneo/Sporenburg. De onderdelen worden autonoom tegen elkaar aangehouden. De ARS mist de coördinatie van het planproces. Hij ziet tot slot als beste oplossing dat geprobeerd wordt een stedebouwkundig plan te maken dat uit één en dezelfde filosofie voortkomt. Hij ziet eerder het Lloyd Hotel met zijn voorliggend plein als 'focal point' dan de nieuwe hoogbouw aan de Verbindingsdam.
AANBEVELINGEN: 1. Laat de dichtheden op het uitgeefbaar terrein goed nalopen en/of proefverkavelen. Toets ook de super-blokken op zichtlijnen, schaduwwerking en knoop hun positie vast aan stedebouwkundige gegevenheden. 2. Neem het eenmaal gekozen plan voor Borneo/Sporenburg als toetssteen voor de andere delen van het gebied, zowel tov. hun uitwerking, hoogte en zichtlijnen, alsook voor hun functie zoals centrumpositie. Zorg voor terugkoppeling van delen onderling, zoals de betekenis van de vanwege de tram verschoven as van de 'Van Eesterenlaan' tav. woonblokken, Verbindingsdam en/of winkelcentrum. 3. De openbare ruimte in het plan is kritisch. Zorg voor een overzichtelijke uitsplitsing van het gebruik, zoals verkeersruimte, straat, erf, speelplek. Vermijd ongedefinieerde ruimten zoals rond de Verbindingsdam. Bewaak het waterareaal om te voorkomen dat het bij voorbaat is ingenomen door (privé)schepen die het uitzicht belemmeren. Neem de realiteit van de wateratlas tot uitgangspunt. 4. Probeer dubbel grondgebruik toe te passen bij het temmen van de Piet Heinkade-tunneluitgang. Neem deze richting als structuurgegeven en niet de Singelgracht. Bezinning is nodig op de rol en hiërarchie van de 3 pleinen: Panamaplein, plein Verbindingsdam en plein voor het Lloyd Hotel. Gebruik dit gebouw als focal point. 5. Als het mogelijk is de Van Eesterenlaan tbv. de tram een ander en vloeiender tracé te geven, verandert ook de positie van het winkelcentrum. Het is in dit licht zinnig voor meer dan een cosmetische aanpassing te zorgen en te zien of het Panamaplein zelf niet met winkels versterkt kan worden. Dat leidt tot een ander planconcept (SPvE), waarbij een herschikking van uitgangspunten een integraal plan kan opleveren. ARS-advies over de planvoornemens voor het Oostelijke Havengebied nr. 162; serie 1993
3
november 1993 adviesnr. 162 serie '93, nr.19 ADVIES over de planvoornemens voor het OOSTELIJK HAVENGEBIED
I. PROBLEEMSTELLING De ARS heeft in zijn vergadering van 24-10-'93 kennis genomen van de planvoornemens voor twee delen van het plangebied: die voor Borneo/Sporenburg met vooral woningbouw en die voor het Panamaplein waar vooral de verkeersproblematiek zorgen baart. Deze zijn als twee van elkaar losstaande plannen gepresenteerd. Een integrerend plan ontbrak, hetgeen zich in de behandeling van het O.Havengebied naar de indruk van de ARS wreekt. De ARS heeft tevens kennis genomen van het besluit van de projectgroep O.Havengebied om de invulling van het bureau West8 uit te laten werken, nadat drie inzendingen waren beoordeeld. Bij zijn meningsvorming heeft de ARS deze andere plannen niet betrokken en spreekt zich dan ook niet uit over de vraag of de visie van West8 inderdaad de beste garanties biedt voor een goede invulling van het gebied. Er zitten heel wat kwaliteiten in die de opstellers hebben willen uitwerken, zoals de gedachte van het stedelijk dak en de laagbouw. Overigens vindt hij zo'n discussie wel de moeite waard om breder te voeren. Hij beveelt aan dat in vergelijkbare gevallen ook zo breed te doen. De week na de presentatie van de plannen voor Sporenburg en het Panamaplein bij de ARS kwamen de vier ontwerpen voor het derde deel van het gebied los: die voor het winkelcentrum ten westen van de Verbindingsdam. De ARS-commissie die dit advies heeft voorbereid, heeft kennis genomen van deze ontwerpen en hierover een extra deel aan het advies toegevoegd. Het winkelcentrum is beoordeeld in het licht van het plan van West8, omdat dat plan de inzet van de ledenvergadering was. Het advies bestaat zodoende uit drie delen.
EERSTE DEEL: BORNEO/SPORENBURG
II. ALGEMENE INDRUK De stedebouwkundige uitleg van het plan van West8 met zijn hoge dichtheid lijkt de ARS een goede inzet. Wel heeft hij er zorg over of het met de openbare ruimte wel goed komt in het plan en of de waterkanten niet vollopen met schepen (woonschepen, pleziervaart en binnenvaart), zodat er uiteindelijk weinig ruimte voor recreatie zal overblijven. De ARS vraagt zich af of de uitgangspunten van de Havenatlas zijn gevolgd. De ARS is een aantal thema's langs gelopen gelijkend op de vragen die ook over het plan van West8 aan het bureau Uytenhaak zijn gesteld.
4
III. DE STEDEBOUWKUNDIGE SETTING VAN DE SUPERBLOKKEN De superblokken zijn naar de smaak van de ARS in stedebouwkundige zin onvoldoende gemotiveerd. Hun ligging is niet vast verankerd aan gegevenheden ter plekke. Het beeld van een kathedraal in een huizenzee is niet valide en doet zowel als culturele alsook historische vergelijking de realiteit geweld aan. Het superblok dat ligt in de lijn van de dam zou daaraan de rechtvaardiging van zijn plek kunnen ontlenen, maar zo'n keuze dient i.p.v. gesteld, ontwikkeld te worden. Ook het superblok van 'de stoel' krijgt een plek toegewezen met een motivatie vanuit een ondergaande zon, maar een zorgvuldige stedebouwkundige studie ontbreekt. Waarom 'de stoel' in zijn uitzicht en bezonning voorrang moet hebben boven de achterliggende stroken woningen, is niet duidelijk. Uit het oogpunt van lichtval vanuit het westen zou 'de stoel' een gunstiger werking op de achterliggende 'zee van laagbouw' hebben als hij op de oostelijke kop van het eiland stond. Dit afgezien van een stedebouwkundige wenselijkheid ervan. Het gaat erom de broosheid van de gehanteerde argumenten aan te geven. Steeds hebben de superblokken, enerzijds nodig voor de dichtheid, ook ongunstige effecten op hun omgeving. Het thema 'overgang' is niet in het vocabulaire van de vormgeving opgenomen, er is alleen uitgegaan van het thema 'contrast'. De worsteling hoe die tegenstelling op te heffen is onvoldoende merkbaar. Schaduwwerking, uitzichten, lange straatgevels, hoogte tov. huizenzee zijn effecten die getoetst dienen te worden. Vanwege mogelijke windturbulentie acht de ARS het noodzaak dat het plan een windtunnelproef ondergaat.
IV. DE GRONDGEBONDEN WONINGEN De mogelijkheden voor verschillen in woningen, zowel qua plattegrond als in situering geven een reeks van variaties, die groot genoeg is om een zeer interessante differentiatie voort te brengen. In dit opzicht onderschrijft de ARS graag dit punt uit het rapport Uytenhaak. De plattegronden zijn veelbelovend en van een aantrekkelijke diepte, maar de ARS vindt de breedtemaat van de meeste woningen te smal. De ARS heeft daarbij gelet op de volgende aspecten: 1. Belichting van de ruimten op de begane grond is kwetsbaar. 2. De patio's op de begane grond zijn slechts lichtgaten, de neiging komt op ze dicht te maken. 3. De maatvoering van het parkeren binnen de gebouwen is moeilijk, krap en overigens bepaald door wat erboven gemaakt moet worden.
V. DAKGEBRUIK Zowel de dakterrassen als de idee van de patio's vindt de ARS een interessante benadering. Via het dakgebruik wordt een privé-buitenruimte gecreëerd waarvan een zekere mate aan privacy wordt verwacht. Dat vereist een zorgvuldige uitwerking van de architect. Een van de privacy-aspecten is de geluidshinder die in deze mate van dichtheid al gauw vanaf de daken kan optreden. Een andere vorm van privé-buitenruimte zijn de patio's. Deze zijn nogal krap. De zonnestand in Nederland is een andere dan bij de gegeven voorbeelden uit het buitenland. Dat wil zeggen dat de zoninval minimaal zal zijn. De ARS betwijfelt of ze in deze maatvoering nog wel tot hun recht komen. De dichtheid is te groot voor zoninval in de binnen- en buitenkamers op de begane grond.
VI. HET WATER Het water is openbaar, is gezegd. In ieder geval als kijkruimte. Wat effectief de bijdrage van kade en water zal zijn, hangt sterk samen met de manier waarop de kades zullen worden ontworpen. Opge-
5
past moet worden dat de druk op het gebruik van het water vanuit land en schepen zo groot wordt dat er een overdruk ontstaat. In het vuur van het ontwerp worden allerlei aardige vondsten en invullingen van de waterkant gepleegd, maar aan de Noordkant van Sporenburg schrijft de Wateratlas (geautoriseerd door de gemeenteraad) een areaal voor ter grootte van 45 binnen(vaart)schepen. Die moeten minstens kops of meer dan driedubbel overlangs liggen om het aantal te halen. Of er daarna nog veel zicht en water overblijft om fantasierijk mee om te gaan mag worden betwijfeld. Het water zou daarom ook met de verschillende bestemmingen moeten worden belegd, zoals woonboten, binnenvaartschepen, pleziervaart, vlonders, remmingen, en niet te vergeten: open water. In ieder geval ziet de ARS het water niet direct als vervanger van de behoefte aan openbare buitenruimte op het land. Ook dient aangegeven te worden dat (en waar) je ergens speelplekken voor kinderen moet maken.
VII. VERHOUDING PRIVÉ-OPENBARE RUIMTE De verhouding uitgeefbaar terrein (119.700 m2) tov. het totale landareaal (226.600) is tegen de 60%. Het totaal aantal woningen is 2150 stuks met een oppervlak van gemiddeld 55m2. Dat wil zeggen dat er gemiddeld 175 woningen per ha. moeten worden geplaatst binnen het te bebouwen terrein. Dat is uitzonderlijk hoog en zeer moeilijk te hanteren. Een 20% minder hoge dichtheid zou weliswaar nog een hoge dichtheid opleveren, maar een die beter is te positioneren en vorm te geven. De ARS vraagt zich bovendien af wat deze dichtheid betekent voor de 'superblokken', m.a.w. hoeveel van de te halen woningen worden daarop geprojecteerd? Verder is er nog een verschil aan te brengen in de openbare ruimte: een openbare plek om en nabij de woning zal weer anders zijn dan speelplekken voor na-school. M.a.w. is er een mogelijkheid in het plan plekken naar verschillend gebruik te differentiëren? Door de krapte die zich voor de ARS aftekent, pleit hij ervoor te zien of er nog meer parkeren van de straat kan verdwijnen. Dit enigszins in tegenstelling met Uytenhaak die het als een element van levendigheid beschouwt (p.26: getemd autoverkeer als bijdrage voor stedelijke sfeer). Intussen zijn wel de berichten dat voor de inrichting van de openbare ruimte geen geld is. Welk karakter moet die openbare ruimte dan hebben tegen die achtergrond, m.a.w. als er al zo weinig openbare ruimte is, op welk onderdeel ervan moet dan nog worden bezuinigd? Er zou integendeel extra geld en kwaliteit moeten worden besteed aan de krappe openbare ruimte die er dan nog is.
VIII. HOE MULTIFUNCTIONEEL IS DE WIJK? De ARS pleit voor meer verschillende functies in de wijk omdat hij het programma nogal mager vindt. De hoge onderverdiepingen die zijn voorzien zouden op zich ook voor werkgelegenheid moeten kunnen worden gebruikt. Daartoe moeten normen voor zo'n omzetting van de bestemming vooraf meegegeven worden. Het bestemmingsplan kan ook voor de begane grond een dubbele bestemming opnemen. Er kunnen zo reserveringen komen voor een winkel, praktijkruimte e.d.
IX. STRAATPROFIELEN EN ONTSLUITING In het algemeen zijn de straatprofielen aanvaardbaar, maar ongunstig voor een bus, want te smal. De open goot is in meerdere opzichten niet aantrekkelijk, ongemakkelijk voor de bus, ongunstig voor de maatvoering in de straat: Hij belet een optimaal gebruik ervan. Voor een goede indruk is het volgens de ARS nodig een routing voor een bus te presenteren en uit te tekenen. Zo wordt tastbaar waar de draaipunten en bottlenecks zitten. De ARS vraagt zich bovendien af of de lengte van de straatwanden niet te groot is. Variatie in de rooilijn kunnen de lengte van de straat breken.
6
TWEEDE DEEL: PANAMAPLEIN e.o. X. HET PANAMAPLEIN Het beeld van een park spreekt de ARS aan. De gebruiksmogelijkheden en verblijfswaarde zijn echter te klein doordat het onder de geluidsbelasting valt van de omringende wegen. De argumentatie om de Singelgrachtring door te zetten, is te zien als een poging om aan te sluiten bij de bestaande stad. De geïsoleerde ligging van het park is een feit. De relatie met de omgeving zal inderdaad ingebracht moeten worden, maar deze doortrekking mist de karakteristieken van de Singelgracht en wordt op deze manier onhelder. Deze route is doorlopend gemaakt en heeft ook letterlijk voorrang gekregen op de P.Heintunnel die als radiaal hier op uit komt. Het suggereert dat de afvloeiing van het verkeer ook primair over de Singelgracht kan gebeuren. De verkeersbelasting die hiermee opgeroepen wordt in de bestaande stad en met name langs deze zone, is men zich kennelijk niet bewust geweest. In een nadere analyse van deze zeer moeilijke plek, is de conclusie van de ARS dat er enkele opvattingen botsen. De ARS vindt dat de hoofdrichting Oost-west is: zowel via de P.Heintunnel als via de Zeeburgerdijk. Dat zou in het karakter van de kruising op het Panamaplein moeten zijn terug te vinden. De verbinding tussen die twee O/W-lijnen via een verlengde Celebesstraat (Panamaweg) ziet de ARS slechts als een soort by-pass, die niet het doorgaande karakter op het kruispunt Panamaplein mag bepalen. Het is de kunst zoveel mogelijk park te krijgen dat zo min mogelijk doorsneden wordt. Hij pleit ervoor de knoop in twee aspecten uiteen te leggen: 1. Er is een verkeerskundig probleem: hoe verkeer te verwerken en richtingen te verzoenen 2. Een stedebouwkundige vraag: hoe plein en omliggende bebouwing te integreren. Een vraag die hierbij behandeld moet worden: Is er een directe relatie vanuit het park met het voorgenomen winkelcentrum te leggen? De ARS pleit voor de situering van de IJ-Boulevard zo veel mogelijk tegen het talud van de spoordijk om zoveel mogelijk open ruimte over te houden. In feite komt de Piet Heintunnel te vroeg boven. Dat zou ondervangen moeten worden. Daarbij zijn enkele opties te onderzoeken: 1) a. Zoveel mogelijk (half) verdiept aanbrengen van de weg b. Zien of de weg onder het talud van het spoor onder te brengen is (De sporen uit Weesp worden om-hoog gebracht en aangesloten aan het bestaande spoortalud). c. Het aanbrengen van een parklandschap met reliëf (aarden wal) die aansluit op het spoortalud, en waar de weg onder loopt met mogelijk woningbouw daarin. Als de geluidshinder hierdoor is teruggebracht, wordt de stedebouwkundige opgave anders door andere randvoorwaarden. Op zich ligt het park daarmee dan nog niet centraal, maar zou op zich bruikbaar zijn. Een andere optie is om te zien of de plek als plein te versterken zou zijn, als er winkels aan toegevoegd worden. Dat veronderstelt een nieuwe mix van de stedebouwkundige eisen die in het verleden aan de verschillende stukken van het gebied zijn gesteld. In feite dicteert de volgorde van het realiseren van onderdelen in het gebied het stedebouwkundig plan. De Piet Hein tunnel wordt het eerst aangelegd; hoe en waar die boven komt bepaalt de opgave om er stedebouwkundig nog wat van te maken. De bouwfaseringen in het gebied zijn verantwoordelijk voor de manier van aanleg. Voor de ARS is dat de omgekeerde weg. Daardoor moet steeds met lapmiddelen geprobeerd worden nog iets te maken van de omgeving.
1
Zie het als bijlage bijgevoegd onderzoeksvoorstel in het kader van de IJ-Oevers uit okt. '93
7
DERDE DEEL: HET WINKELCENTRUM XI. OPMERKINGEN VAN ALGEMENE AARD De opdrachtformulering voor het winkelcentrum is in 1990 uitgebracht. De situering ervan aan het oostelijk einde van de Oostelijke Handelskade bij de Verbindingsdam was al eerder vastgelegd. Half november '93 vond er een presentatie plaats van 4 plannen die door ontwikkelaars voor die strook zijn gemaakt (Blauwhoed, Hopman, Multivastgoed en Bouwfonds). De aanzetten voor de invulling gaan dus nogal een tijd terug en krijgen nu vorm. Op de presentatie door DRO en het PMB voor de ledenvergadering van de ARS eind oktober was eigenlijk Borneo/Sporenburg het vertrekpunt. Het winkelcentrum is daar alleen zijdelings genoemd, van een concrete invulling was geen sprake. Ook bij de adviesvoorbereiding van een subcommissie van de ARS is Borneo-Sporenburg uitgangspunt geweest. Nu de ARS kennis heeft genomen van de presentaties van de 4 vormgevers en de maquettes van het winkelcentrum, wil hij ook deze invullingen bij zijn reactie betrek-ken. Hij wil hier niet de winkelcentra als zodanig beoordelen, maar blijft als vertrekpunt het plan van West8 hanteren, dat daarmee ook een toetssteen is geworden voor de plannen voor een winkelcentrum.
XII. FRAGMENTARISERING VAN DE PLANNING Het O.H.gebied is steeds in delen ontwikkeld. Het KNSM- en Java-eiland gingen vooraf. Dat zijn nog zinvolle en herkenbare eenheden te noemen. Het valt de ARS echter op dat bij Borneo-Sporenburg terloops het Panamaplein en het winkelcentrum worden meegenomen. Dat lijkt logisch, maar al gauw blijken er fricties te zitten in het feit dat deze onderdelen ieder op een ander moment hun stedebouwkundige randvoorwaarden hebben meegekregen. Daardoor lijken ze tevens onderling niet meer van positie te verschuiven. Zo kan het winkelcentrum dat qua plek vastligt, geen bijdrage meer leveren aan de oplossing van de knoop op het Panamaplein. Ook lijken nieuwe inzichten niet meer verwerkt te kunnen worden, zo-als dat van dubbel grondgebruik voor het vervolg van de uitrit uit de P.Heintunnel. Wijzigingen van de structuur tijdens de rit die logisch zijn voor het een, bv. het verleggen van de Van Eesterenlaan tbv. de tram, worden moeilijk verwerkt als het winkelcentrum op een anders gelegen as is ontworpen. Als daardoor de aansluiting op de Verbindingsdam verandert, heeft dat gevolgen voor de hele situatie aan de kop van die dam, voor de open ruimte, plein en verkeersafwikkeling en dus ook voor de bebouwing die dit moet markeren. Nergens wordt duidelijk of de beloofde uitzichten vanuit Sporenburg niet geblokkeerd worden door wat nu aan winkelplan gepresenteerd wordt. De uitkraging van het plan van Multi is autonoom en heeft nooit de opdracht meegekregen rekening te houden met mogelijke zichtlijnen. Het lijkt of elk plandeel zijn eigen zwaartepunt meeneemt: er is een 'plein', cq. een onbebouwd deel op de Oostelijke Handelskade ter hoogte van het Lloyd Hotel dat stamt uit een eerdere planfase. Het Panamaplein wordt eveneens 'plein' genoemd met alle onvervulde verwachtingen vandien als het niet verder komt dan een stuk verkeersafwikkeling, hooguit een rotonde. Ook aan de kop van de Verbindingsdam moet een 'plek' gecreëerd worden. Welk karakter die plek daar aan het open water en gekoppeld aan een hoogbouwflat moet hebben, wordt opengelaten. De ARS is van mening dat hier ernstige tekortkomingen in de stedebouwkundige regie te signaleren zijn.
8
XIII. TE HOGE PRETENTIES De opdrachtformulering van DRO voor het winkelcentrum staat bol van pretenties. Het gaat in de 'Probleemstelling' om "hoogwaardig, origineel, aantrekkelijk.....centrum met hoge afwerkingskwaliteit...maximaal benutten van watergerelateerde omgevingskwaliteit....duidelijk maken van de meerwaarde....centrumgebied dat landelijk voorbeeld wordt....zodanig succesvol dat...door zijn werfkracht bijdraagt aan vertrouwen in ontwikkeling van volgende grote watergerelateerde bouwlocatie in A'dam".(p.3) Dit lezende, ligt niet voor de hand dat het hier gaat om een beperkt winkelcentrum van wijkniveau. Voeg daarbij de tekeningen van DRO van de 'Mogelijke uitwerking planconcept' (p.15 e.v.) waarin is uitgegaan van de vorm van een gestrand schip, dan zijn alle voorwaarden aanwezig om de vormgevers op een verkeerd been te zetten. Het leidt tot een extensieve opgave, die dreigt die van een beperkt wijkcentrum te boven te gaan.
XIV. ZICHTPOSITIE OF WIJKONDERDEEL Een ander dilemma dat wordt opgeroepen door de stedebouwkundige uitgangspunten van DRO, is dat het lijkt of er dwingende combinatie aan de orde is tussen het maken van een zichtlokatie en een winkelcentrum op de schaal van het gebied. Daarbij komt de ongunstige ligging op het Noorden van de zichtzijde waar geen publiekscentrum of plein kan ontstaan. Dat zou naar de andere kant, naar de zuidkant, of zelfs op een andere plek moeten komen. De opdracht van DRO een zg. 'focal point' te maken, een torenflat op zichtlokatie, is misleidend in de zin dat ermee gesuggereerd wordt dat er een centrumgebied is, terwijl een plein- of publieksfunctie zeer moeilijk tot stand gebracht kan worden. Aan de kop van de Verbindingsdam lost zo'n centrumpositie zich steeds op in de ruimte van de omgeving en het water.
XV. PROGRAMMA OF SITUERING Alle vier inzendingen kloppen in principe in functionele zin: het programma zit er goed in. Onder de vier inzendingen is een tweedeling op te merken: twee hebben er het programma als uitgangspunt (Bouwfonds en Multi) en twee hebben de stedebouwkundige situering de nadruk gegeven. Er is een principiële keus aan de orde: opzienbarend winkelcentrum of aanpassing aan de omgeving. Beide benaderingen zijn op zich legitiem. De ARS herneemt hier zijn uitgangspunt: de invulling van Borneo/Sporenburg door West8. Hoe valt de beoordeling ervan uit tegen de achtergrond van het plan van West8? Wat hebben ze met elkaar te maken? Hoe reageren ze op elkaar? Toets op laagbouw De ARS is van mening dat als je kiest voor een plan als van West8 met als principe woningen met beide benen op de grond, daar een winkelcentrum bij past dat eveneens zo'n filosofie bevat. In dit geval zijn dat de plannen van Hopman en Blauwhoed. De nadruk komt dan op de omgeving te liggen, het laat de huisjes aan de overkant in hun waarde, het Lloyd Hotel blijft daarbovenuit zichtbaar. Het zijn beide pogingen om naar een integratie toe te werken. Op deze wijze kan toch nog wat af worden gedaan aan de fragmentarisatie in de planontwikkeling waarop de ARS zijn kritiek hierboven heeft gegeven. Nogmaals superblokken De ARS blijft zijn kritiek houden op het vormgegeven 'focal point', dat bij de meeste inzendingen als een fors volume verschijnt als woningen. Net zozeer als hij zijn kritiek blijft houden op de 'super-
9
blokken' van West8, is ook dit volume als een superblok te zien, als een meteoriet die is ingeslagen in de zee van laagbouw. Op geen enkele manier wordt door DRO duidelijk gemaakt hoe de superblokken van West8 zich verhouden tot de 'focal points' bij het winkelcentrum: of ze in elkaars zichtlijnen staan, of ze corresponderen met elkaar, hoe de zichtlijnen vanuit de laagbouw van West8 op het 'focal point' is. De wateratlas Het is de vraag of in de opdracht de nodige stedebouwkundige gegevens zijn verwerkt. De gegevens uit de wateratlas lijken niet als uitgangspunt te zijn meegegeven. Het is een element van de versnippering in de planvorming. Vanuit de IJ-Oeverplanning blijkt dat nu net op het punt van ligplaatsen voor woonschepen en binnenvaart de zaak gaat klemmen. Het areaal in het oostelijk Havengebied zal hard nodig zijn. Intussen komt Multi met een uitwerking ten oosten van de Verbindingsdam met watervilla's, die op zich niet onverdienstelijk zijn. Echter, er wordt daar een areaal van 45 plaatsen voor binnenschepen aangegeven. Hier bestaan dezelfde vragen als bij het voorgenomen kadegebruik en uitzicht als bij het plan West8: wat is een reële uitgangssituatie? Het laten voortbestaan van dergelijke onduidelijkheden is fnuikend voor het planproces: de eindjes moeten dan achteraf nog aan elkaar geknoopt worden.
XVI. HET PLANCONCEPT OP DE HELLING Overziende de gefragmenteerde planningswijze, overziende het uitgangspunt van West8 dat wij als laagbouwplan willen betitelen, overziende onze twijfel bij het idee 'focal point', gedachtig onze wens naar wat meer centrumplek in het gebied, ziende de moeite om het Panamaplein vorm te geven, zouden wij er voor kiezen een aantal ingenomen posities te herschikken. 1. De stelling van de ARS is: Het 'focal point' is er al in het gebied: het is het Lloyd Hotel. Geef dat dan ook de nadruk die anders aan nieuw op te roepen en discutabele focal points toegekend moet worden. Geef het een centrale functie. Groepeer de andere functies eromheen. Richt daar je wegenstructuur op. Houd daarop zichtlijnen open. Zie of je daar pleinen aan kunt koppelen. Aan de Oostelijke Handelskade is daar al wel enigszins aan gedacht doordat ten noorden ervan een open ruimte op de kade komt. 2. Geef het Panamaplein maximale aandacht. Verplaats functies daarheen als dat nodig is om het als plein vorm te geven en het geluid op te vangen.
Drs. F.M.C.van de Ven (vz.)
Drs. B.B.J.Huls (secr.)
10
11
12
13