oktober 1993 adviesnr. 160 serie 1993 nr.15
OVER DE STRUCTUURSCHETS VOOR STADSDEEL ZUID
Aan het deelraadsbestuur en de deelraadsleden van stadsdeel Zuid
ADVIES OVER DE STRUCTUURSCHETS VOOR STADSDEEL ZUID
INHOUDSOPGAVE:
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
3
I.
INLEIDING
4
II.
ALGEMEEN
4
III.
ZUID-AS
5
IV.
MUSEUMKWARTIER
6
V.
WONEN VERSUS KANTOREN
6
VI.
OPENBARE RUIMTE, VERKEER & VERVOER
7
VII.
WINKELSTRUCTUUR
9
VIII.
GROENE SCHEG LANGS DE SCHINKEL
9
Verder gebruik van dit advies staat ieder vrij, mits dit gebeurt met bronvermelding
2
SAMENVATTING: De ARS juicht het initiatief van Zuid toe om een structuurschets op het tussenniveau van het stadsdeel te maken. Vanwege een aantal boven-lokale elementen zoals infrastructuur en functies ziet de ARS een dergelijk plan als een stap naar een bredere planfiguur die deze elementen in hun totaliteit opneemt. Met de omliggende stadsdelen zou gezocht kunnen worden naar een meer omvattend plangebied waarin, onderbouwd met planologisch onderzoek, Zuid als bestuurlijke eenheid zijn plaats krijgt. Hoofdfunctie van stadsdeel Zuid is een schakel te vormen tussen het Amsterdamse centrum en het gebied Schiphol; Zuid vormt een woon- en werkgebied tussen deze twee spanningsvelden. Hoofddoel van Zuid zou moeten zijn om kwaliteit te bieden zowel voor wonen als werken. Dat zou ook in zijn winkel- en bereikbaarheidsstructuur tot uitdrukking gebracht dienen te worden. Zuid zou daartoe zijn evenwichtig gemengde milieu dienen te bewaren.
AANBEVELINGEN: 1.
Studies naar de context van Zuid binnen de regio en de bestaande stad krijgen meer contouren als de trends worden onderbouwd met cijfermateriaal. Vooral voor het wonen en de kantoorwerkgelegenheid lijkt dat de ARS belangrijker dan het formuleren van wensenlijstjes.
2.
Strategisch belangrijke gebieden zoals het station Zuid en het Olympisch Stadion met omgeving vragen met spoed om een stedebouwkundige visie van voldoende omvang en reikwijdte, dwz. relateren aan de Zuid-as als structureel gegeven.
3.
Voor het Museumplein hoopt de ARS op een vlotte uitwerking van de uitgangspunten van het plan Andersson. Het noordelijk deel van het museumkwartier vereist aan de ene zijde een directe aansluiting op de nieuwe N-Z-lijn en aan de andere zijde een voetgangersvriendelijke aansluiting met de omgeving van het Leidseplein.
4.
Het huidige evenwicht tussen wonen en werken in de woongebieden van het stadsdeel ziet de ARS als een goede. Doch planologisch cijfermateriaal en vergelijkingen met andere wijken zijn noodzakelijk om tot afgewogen oordeel te komen. Belangrijke onderzoeksvragen daarbij zijn: Welke positie moet de kleinschalige kantoorontwikkeling in de woongebieden hebben/krijgen? Zal een systeem waarmee je wonen en kantoren tegen elkaar kan uitruilen, garanties bieden voor het bewaren van dit evenwicht?
5.
Grootschalige parkeervoorzieningen mogen slecht aan de raakvlakken met de Zuid-as voorkomen. In de woongebieden zijn ze ongewenst ook niet als opvang voor parkeerdruk uit de Binnenstad. Mits dit ten goede komt aan een verbeterde openbare ruimte zou gespreid in de woongebieden op kleine schaal aan parkeervoorzieningen kunnen worden gedacht. Differentiatie naar primaire en secundaire routes voor auto en fiets kunnen via specifieke inrichtingscriteria een duidelijker verkeersgebruik afdwingen. De aanhaking (via tracé en halteplaatsen) aan de Noord-Zuid-lijn vraagt nadere standpunten vanuit stadsdeel Zuid.
6.
De openheid van water en groen dient langs de Schinkel als garantie voor de groene scheg tussen Nieuwe Meer en Vondelpark zorg te dragen. ARS-advies nr. 160; oktober 1993; over de Structuurschets voor stadsdeel Zuid
3
ADVIES OVER DE STRUCTUURSCHETS VOOR STADSDEEL ZUID
oktober 1993 adviesnr. 160 serie '93 nr.15
I. INLEIDING De informatie van de door het stadsdeel georganiseerde thema-avonden is in deze reactie verwerkt. Wij geven een reactie die niet direct aansluit op de door Zuid aangegeven thema's in haar Ideeënronde-boekje, maar proberen met onze bijdrage de voor Zuid belangrijkste invalshoeken naar voren te brengen. De ARS stelt vast dat het hier gaat om de ideeënfase waarin hij met deze reactie een verdere verdieping van de analyse probeert te leveren. De ARS houdt met zijn inbreng de mogelijkheid open tot verder commentaar op de uiteindelijk door het stadsdeel op te stellen structuurschets. Eventuele beoordeling daarvan kan tot nieuwe inzichten cq. standpunten leiden. II. ALGEMEEN Er liggen in Zuid een aantal gebieden waarvan de uitstraling boven het stadsdeelniveau uitstijgt. Deze zijn: De Zuid-as, Station-Zuid met omgeving, Stadionplein en het Museumkwartier. Met name op deze gebieden wordt ingegaan. De ARS onderschrijft de behoefte aan een visie op het stadsdeel als geheel met structurele uitgangspunten voor de toekomst. Het structuurplan Amsterdam is voor een dergelijke visie te globaal, deductie ervan geeft onvoldoende houvast op stadsdeelniveau. Andersom ontstaat door inductie van signalen uit de deelgebieden onvoldoende onderbouwing om tot een samenhangende visie op stadsdeelniveau te komen. Er zal naar een samenhang moeten worden gezocht op minstens twee schaalniveau's. Enerzijds moeten de criteria komen vanuit de regio en, anderzijds vanuit de bestaande stad. Voor een schets op stadsdeelniveau is het evenals in het structuurplan noodzakelijk om voldoende inzicht en cijfermateriaal over bevolkingssamenstelling, werkgelegenheid en voorzieningen te hebben. Analyses naar de specifieke aantrekkelijkheid voor het wonen en werken in Zuid zijn van belang om ontwikkelingen te kunnen uitstippelen. Bij het opstellen van een schets voor stadsdeel Zuid zijn er volgens de ARS 3 belangrijke pijlers: Ligging: Zuid vormt als hoekpunt van de stad, meer dan andere stadsdelen, de verdere stap naar de regio; Zie zijn positie als 'steppingstone' naar Schiphol en aan de aangrenzende verkeersassen van regiobelang. Functie: Zuid voorziet in zeer belangrijke mate in kantoor-werkgelegenheid. Het trekt veel werkenden aan van buiten het stadsdeel. Bewonerscategorie: Zuid biedt een hoogwaardig woonmilieu voor een type stedeling dat grote waardering heeft voor stedelijkheid en stedelijke voorzieningen. Studie naar de context binnen de regio en de bestaande stad behoren de trends in vooral het wonen en de kantoorwerkgelegenheid naar boven te brengen. Aan de hand van de trends en verwachtingen kunnen dan criteria worden geformuleerd, waarmee richting kan worden gegeven aan de zich aandienende ontwikkelingen. De kunst is daarbij zowel hoofdlijnen te vinden als de nodige marges in te bouwen. Uiteindelijk zal er bij de visie en planning naar de toekomst grens-overschrijdend moeten worden gedacht. Met name als het gaat om de Zuid-as, de Noord-Zuid-lijn en het Museumplein, behoren resp. de stadsdelen Buitenveldert, Rivierenbuurt en de Binnenstad bij de plannen te worden betrokken.
4
III. DE ZUID-AS 1. Station-Zuid met omgeving Aan de zuidelijke rand van stadsdeel Zuid is een enorme toename in kantooroppervlakte ontstaan. Om tot een evenwichtig milieu te komen zou hier een flinke hoeveelheid wonen moeten worden toegevoegd. In zijn advies over de DRO-studie naar de Zuid-as 1 stelt de ARS dat er geen eenzijdig op kantoor gericht milieu mag ontstaan. Door het wonen erbij op te nemen moet de ambiance van een centrumgebied ontstaan. Als tegenwicht tegen dit enorme kantoorvolume zou je hier kunnen streven naar een aanvulling met kleinschaliger bedrijfsleven. Via een verfijnder verkavelingswijze en dubbel grondgebruik, kan een omgevingsmilieu van aaneengesloten gevelwanden ontstaan die een besloten sfeer oplevert, een nieuwe verschijningsvorm i.t.t. de losstaande glazen paleizen zoals die ook in ZuidOost de boventoon voeren. Uiteindelijk doel is volgens de ARS, een hoogwaardiger werkmilieu te creëren, als tegenhanger voor de kantorencentra rond Schiphol. Er moet vooruit gelopen worden op een milieu voor een toekomstig topstation. Nu de centrale stad noch de NS dit doen, dient het stadsdeel dit op allerlei gebied veilig te stellen. De kantoor-werkgebieden kunnen parallel doorsneden worden met groene allee's: aan de noordkant door de Strawinskylaan en aan de zuidkant door de Karel Lotsylaan. Deze allee's dienen dan op maaiveldniveau gebracht te worden en vooral voetgangersvriendelijk te worden ingericht.2 Voor het bestemmingsverkeer ter plaatse kunnen parallelwegen en directe aansluitingen op parkeervoorzieningen dienst doen. De capaciteit voor het doorgaand verkeer op de ringweg wordt daarmee ontzien. De parkeervoorzieningen dienen mogelijk ondergronds en/of in het dijklichaam te worden opgenomen. Uitbreiding van de RAI zal onvermijdelijk richting Buitenveldert dienen plaats te vinden. In eerste instantie zullen daar de luchtrechten bovenover de ringweg-spoor benut moeten worden. 2. Stadionplein en omgeving Het nog bestaande Olympisch Stadion levert een erfenis op stedebouwkundig gebied op, waarop niet zonder meer een 4-laagse woonbebouwing kan worden losgelaten. Deze plek vereist andere, meer bijzondere bebouwing. Allereerst zal de stedelijke betekenis van dit stadiongebied naar boven moeten worden gehaald. Vragen daarbij zijn: - moet er uitsluitend een woonfunctie worden gerealiseerd? - moet er bij woningbouw een zekere samenhang ontstaan met de bestaande monumentaliteit? - moeten er voorzieningen op wijk- of stedelijk niveau worden toegevoegd? Inmiddels is al wel heel veel van de ruimte rond het IJsbaanpad (zuidelijk van het Olympisch Stadion) opgesoupeerd. De kantoorbouw heeft daar een autonome ontwikkeling doorgemaakt en vertoont geen enkel stedebouwkundig gebaar naar de entreefunctie vanuit zowel de Amstelveense weg als de Ringweg. De ARS vraagt zich af of hier een grootschalige parkeervoorziening op zijn plaats is, die in aansluiting op de kantoren nabij de Ringweg een functie vervult. Voor de ontwikkeling van een ware entree-poort is rond het kruispunt Amstelveenseweg-Ringweg volledige samenwerking/afstemming met Buitenveldert noodzakelijk. Over zo'n entree-functie heeft de ARS zich in zijn advies over het Jollenpad3 reeds uitgesproken. Voor het goed functioneren van dit gebied is, behalve een halte van de nieuwe ringsneltram, doortrekking van tramlijnen in radiaalrichting naar de VU en verder noodzakelijk.
1
) Zie ARS-advies over de DRO-studie naar de Zuid-as; nr.155, maart 1993.
2
) Zie ook het ARS-advies (nr. 155) over de Zuid-as: hoofdstuk II, 3 en 4
3
) ARS-advies over het Jollenpad in Buitenveldert; nr. 118, maart 1990
5
IV. MUSEUMKWARTIER 1. Museumplein Het Museumkwartier met de vele musea, het Concertgebouw en de pleinruimte voor allerlei evenementen vormt tezamen een uniek gebied dat op ieder tijdstip publiek van heinde en ver aan trekt. De ARS heeft over de stedebouwkundige plannen voor het Museumplein advies 4 uitgebracht. Het plan van Andersson wordt in grote lijnen onderschreven: dit wil o.a. zeggen dat er een parkeergarage komt en de hoofdruimte van het plein gereserveerd wordt voor evenementen. De ARS blijft met Andersson van mening dat de hoofdingangen van de musea aan de P.Potterstraat moeten blijven zitten. Ook de hoofdingang van het Rijksmuseum kan naar het voorplein aan de Stadhouderskade gericht blijven. De toekomstige Noord-zuid-lijn zorgt voor een stadsdeel-overschrijdende ontwikkeling in oostwest-richting, naar de Pijp en Rivierenbuurt. De aanhaking van het Museumplein/Rijksmuseum staat ter discussie als voor het tracé vanaf het Weteringcircuit naar de Boerenwetering de halte bij de Vijzelgracht komt te liggen, terwijl de volgende halte pas bij de RoelofHartstraat is voorzien. De loopafstand naar het Museumplein wordt dan te groot . De ARS is van mening dat het Museumplein met al zijn stedelijke voorzieningen een directe halte verdient met de Noord-zuid-lijn. 2. Stadhouderskade Volgens het recent uitgebrachte Verkeers- en InrichtingsPlan (VIP) voor de binnenstad blijkt er aan de Stadhouderskade-route een zwaardere verkeersfunctie toebedeeld te zijn. De ARS heeft in zijn reactie op het VIP reeds kenbaar gemaakt dat de Stadhouderskade niet als een opvang voor het uit de binnenstad verdreven autoverkeer mag dienen. Het mogelijk ondergronds brengen van het doorgaand verkeer gecombineerd met bovengrondse aankleding tot een openbare promenade zal het karakter van deze Singelgrachtroute ten goede komen. Het idee van M. de Hoog5 om rekening te houden met een voetgangerskoppeling tussen Leidseplein en Rijksmuseum via de Stadhouderskade verdient volgens de ARS dan ook waardering. Het gaat dan om het geleidelijk veranderen van een aantal bestaande functies naar meer publieksgerichte functies alsook een verandering naar een verkeersluw karakter van de Stadhouderskaderoute. Hierdoor zal de 'voorkant' van het Rijksmuseum meer tot zijn recht komen alsmede de voetgangersdruk in dit gedeelte meer lucht krijgen. Om te komen tot zo'n verkeersluwe promenade zal er dan ook zeker aan ondertunneling van een aantal rijstroken voor deze ringroute gedacht moeten worden.
V. WONEN versus KANTOREN: ALGEMEEN IN DE WOONBUURTEN 1. Evenwicht tussen wonen en werken Zuid is bij uitstek een stadsdeel waar de functies wonen en kantoren met elkaar wedijveren. Handhaving van de huidige bestemmingen wordt geregeld via bestemmingsplannen en ook via de erfpachtregeling. Het bestemmingsplan legt binnen de bestaande bebouwing het maximum aantal m2 woon- en kantoorvloeroppervlak vast en is als zodanig een negatief instrument. Daarbij is het beleid voor de specifieke woongebieden erop gericht om van werk- naar woonfunctie op te schuiven, steeds wint het wonen er daar iets bij. Hoewel dit in overeenstemming is met de uitgangs4
) ARS-advies over de stedebouwkundige plannen voor het museumplein; nr. 156, maart 1993
5
) Uitgesproken op de door stadsdeel Zuid georganiseerde thema-bijeenkomst 30 juni 1993
6
punten van het Structuurplan Amsterdam wordt het noodzakelijk na te gaan inhoeverre dit nog strookt met de plaatselijke trends in Zuid. Planologisch onderzoek naar bevolkingsopbouw en ontwikkeling zijn noodzakelijk, evenals het vergelijken ervan met andere stadsdelen. Op basis van andere invalshoeken zoals monumentaliteit verdient de homogeniteit van het PlanBerlage bescherming, blijvende aandacht voor de kwaliteit is hiervoor vereist. Er is momenteel sprake van een trend tot kleinschaliger kantoorontwikkeling verspreid over het stadsdeel, mogelijk als uitstraling van de Zuid-as-kantoren. Belangrijke vraag is of je die trend met het bestemmingsplan in de hand moet afzweren, of dat er in positieve zin op wordt gereageerd door de nodige flexibiliteit in de bestemmingsplannen op te nemen. Tenslotte dreigt bij het bestaande beleid in de specifieke woongebieden het gevaar van een zekere ontmenging, ten gunste van het wonen. Bij de villa's rond het Vondelpark zal er met zekere nuances gekeken moeten worden naar functiewijzigingen. Gezien de sterkere druk in de richting van kantoorfuncties is er veel voor te zeggen daar juist de woonfunctie een zekere voorrang te geven. Conclusie: De ARS is van mening dat de woon- en kantoorfuncties kritisch bekeken moeten worden en dat Zuid niet kan worden beschouwd als een stadsdeel dat een belangrijke bijdrage in de stedelijk/regionale woningtekorten kan leveren. Het evenwicht tussen wonen en werken in de woongebieden van Zuid anno 1993 vindt de ARS goed. Het huidige evenwicht kan als uitgangspunt dienen, als vingerwijzing voor het beleid. Het zoeken zou gericht moeten zijn naar een systeem waarmee je wonen en kantoren tegen elkaar zou kunnen uitruilen, zodat dit evenwicht bewaard kan blijven. 2. Aandacht voor specifieke werkgebiedjes Het is goed dat er gebouwen als het SVB-kantoor compleet worden vernieuwd, waarmee hoogwaardig kantooroppervlak ontstaat. Er zijn meer van deze complexen, zoals de Apollohal, die aan een nieuwe levenscyclus toe zijn. Daarmee is meteen aangegeven dat er in Zuid potenties in de renovatiesfeer liggen. Deze zullen onderkend moeten worden, om er plannen op te baseren, zodat er bij functiewijzigingen op ingespeeld kan worden. Voor de directe omgeving van het Hiltonhotel, behoort men zich af te vragen wat de bijdrage van Zwitserleven betekent. Zou daar door het toevoegen of terugbrengen van woonfuncties verbeteringen kunnen ontstaan? Kunnen kantoren daar worden gesplitst tot kleinere kantoor-eenheden? Welke bijdrage levert de op handen zijnde U-vormige uitbreiding van Hilton? Heeft dit op het gebruik van de ruimte eromheen ook invloed? Dit moet worden ingeschat en er moet op worden ingespeeld. Daaraan voorafgaand moet de vraag gesteld worden of in deze omgeving meer publiek in de openbare ruimte gewenst is waardoor andere dan kantoorfuncties hier meer op zijn plaats zijn en waardoor ook de vorm naar de straat aanpassing behoeft. Direct ten noorden van het Hilton, aan de J.Viottastraat, is een opvallende duo-villa verschenen, de ene villa voor wonen, de ander voor kantoor; ondergronds met elkaar verbonden. Als dit een nieuwe trend wordt, dan dient het stadsdeel zich daarop voor te bereiden. De ARS is van mening dat het Hilton-gebied een nadere beschouwing behoeft inzake de functie en beeld van het gebied.
V. OPENBARE RUIMTE, VERKEER & VERVOER 1. Openbare ruimte en parkeren Het heeft weinig zin aan de grenzen van het stadsdeel barrières tegen de auto op te werpen, omdat Zuid geen eiland binnen de stedelijk agglomeratie is en mag worden. Evenwel moet rekening worden gehouden met de druk die ontstaat wanneer het autoluw maken van de Binnenstad gestal-
7
te krijgt. Afgezien van een stedelijk beleid van transferia dat in een regionaal systeem dient te worden ingepast, is de ARS van mening dat nabij de woonbuurten in Zuid geen grootschalige parkeervoorzieningen als reactie op de Binnenstadsoperatie mogen komen. De parkeerdruk uit andere stadsdelen mag niet worden afgewenteld op de openbare ruimte in Zuid. Deze zal vooral moeten worden afgevangen aan de Ringweg zowel op stedelijk- als stadsdeelniveau. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt mede bepaald door de inrichting en de zorg ervoor. Belangrijke lanen (VanEeghenlaan) en straten dienen door herinrichting gevrijwaard te worden van het reeds optredende dubbelparkeren. Dit kan betekenen dat er op kleine schaal verspreid een aantal parkeervoorzieningen moeten worden ingesteld. Als je kosten wilt maken tbv. parkeren, doe dat dan gespreid en kleinschalig. Een beperkt parkeersysteem voor bezoekers van woningen en kantoorvestigingen zou bijv. uit kunnen gaan van een halteplaats op Stadionplein/-terrein en/of nabij de Ringweg. Een andere parkeerlocatie zou kunnen zijn bijv. nabij het zuidelijk deel van de Beethovenstraat: een combinatie van parkeervoorziening en woningen tot waar het winkellint van de Beethovenstraat zijn begin/eind kan vinden. Daarnaast kan bij initiatiefnemers van renovatie en invullingen de eis gesteld worden om te voorzien in eigen gebouwde parkeervoorzieningen. Stadsdeel Zuid bezit een diversiteit aan (nationale) culturele voorzieningen waarvoor het openbaar vervoersysteem vaak geen afdoende bereikbaarheid geeft. Rond het Concertgebouw betekent dit veelal parkeren in de avonduren. Dit geldt ook voor de verspreide kleinere kantoorvestigingen. Nader cijfermateriaal is hierbij noodzakelijk om tot uitspraken over evt. parkeervoorzieningen te komen. Gezien de lange termijn waarop sprake zal zijn van ingrijpende verbetering van het openbaar vervoer (N-Z-lijn niet voor 2005) mag niet verwacht worden dat tot die tijd sterke belemmeringen voor de auto worden doorgevoerd. Vooral voor de gebieden rond het Hiltonhotel en Minervalaan, waar nauwelijks openbaar vervoer rijdt mogen geen eenzijdige maatregelen tegen de auto worden genomen. De straatprofielen in Zuid zijn trouwens van zodanige afmeting dat het verkeer plus parkeren een acceptabele ruimte beslaan. In de meeste gevallen zullen herprofileringen, die van krappere afstelling van de verkeersruimte uitgaan, veel winst voor de openbare ruimte opleveren. 2. Primaire en secundaire wegen Volgens het Structuurplan 1991 beperkt het hoofdwegennet zich tot Amstelveenseweg, Stadionweg en Hobbemakade. Daarbinnen kan gemakkelijk een subniveau van belangrijke wegverbindingen worden onderscheiden. Daarmee kan men meer greep krijgen op criteria voor de openbare ruimte. Verbindingen als C.Krusemanstraat-Lairessestraat, Olympiaweg-Apollolaan, Parnassusweg, Beethovenstraat etc. kunnen een sub-hoofdwegenstructuur opleveren waarmee voor de verkeersproblematiek meer gedifferentieerde oplossingen kunnen worden geboden. Op deze wijze kan ook aan primaire en secundaire fietstracés worden gedacht, (deel uitmakend van één netwerk) waarbij voor elk fietstracé specifieke inrichtings- en detailleringscriteria gewenst zijn. Ook zal bij de routing van het fietsnet moeten worden aangesloten op bijzondere elementen als Vondelpark, Beatrixpark, VU-complex en Station-zuid. De traditionele stad-in en -uit beweging zal aangevuld moeten worden met de verbindingen tussen buurten/stadsdelen. 3. Invloed van, en aanhaking op Noord-Zuid-lijn Voor stadsdeel Zuid zal de belangrijkste halte behoren te liggen bij het Museumplein en niet op de Vijzelgracht of de Roelof Hartstraat. Beide liggen te ver van het Museumplein. De geprojecteerd halteplaats bij de Roelof Hartstraat-Ceintuurbaan zal ook daar de nodige inschatting van ontwikkelingen vereisen. De geprojecteerde halte nabij de RAI zal aan de zijde van het Beatrixpark uiteraard een zware druk op het groen uitoefenen, aangenomen dat dit het meest wenselijke tracé voor Zuid is. Daarmee komt de vraag naar boven of er andere halteplaatsen en zelfs tracés denkbaar zijn, bijv.
8
Beethovenstraat? De argumenten en effecten daarvan zullen door Zuid aangeleverd moeten worden. Van belang daarbij is de voorkeur vanuit stadsdeel Zuid in de hoofdopzet van het openbaar vervoerstelsel: een metrolijn met weinig haltes of een sneltramlijn met meerdere haltes.
VII. WINKELSTRUCTUUR P.C.Hooftstraat: Een keuze voor wijk- of stedelijk niveau moet tot uiting komen. Er zullen nadere wensen en een duidelijke aanbodstructuur geformuleerd moeten worden, gekoppeld aan een toewijzingsbeleid. Beethovenstraat: Hier kan een samenhang gezocht worden met de bereikbaarheid en een parkeervoorziening nabij de zuidelijke ringweg. De hoofdwinkelstructuur in Zuid zal gezien de ligging kenmerken hebben van een citywinkelapparaat. De bevolking van Zuid zal hieraan een eigen trendgevoelige kleur blijven geven. Daarom zal het winkelareaal een zekere beweeglijkheid hebben naar omvang, samenstelling en ook naar locatie. Dit kenmerk zal met een zekere soepelheid in het beleid gevolgd moeten worden.
VIII. GROENE SCHEG LANGS DE SCHINKEL: De groene scheg vanuit het Amsterdamse Bos dient garanties te krijgen voor zijn voortbestaan. De spoorlijn van het Museumlijntje moet een onverbiddelijke grens vormen tussen bebouwd en onbebouwd. Hoe dit te bewerkstelligen blijft de opgave. Het idee van M.de Hoog om door het toelaten van kantoorbouw aan de westelijke zijde van de Schinkel garanties te creëren voor het groenbehoud van de scheg, klinkt voor de ARS niet voldoende aannemelijk. Er zal gezocht moeten worden naar een groen-invulling met zodanige tegenkrachten dat garanties worden geboden tegen de druk van kantoren. Dit mag niet betekenen dat gebouwde (sport)voorzieningen het karakter gaan bepalen, de openheid met water en groen dient leidraad te zijn. Gezien de ringlijnhalte ter plaatse van de Amstelveenseweg en de ontwikkelingen in stadsdeeel Buitenveldert (Jollenpad-plannen) wijst de ARS nogmaals op de noodzaak tot intensieve samenwerking en harde planologisch-juridische afspraken. De sneltram lijn 16 van de Binnenstad naar Sloten loopt langs de noordrand van het Olympisch Stadionterrein. Wanneer sprake blijft van een tunnel-oplossing zal het bewaren van de groene scheg makkelijker vallen. Stadsdeel Zuid zal zich in deze hoek van het stadsdeel beter dienen voor te bereiden op veranderingen in de werksfeer, mogelijk zelfs kantoren. Voor het werkgebied ten westen van de Schinkel is een ontwikkeling in gang gezet van op auto gerichte kantoren alsmede volumineuze detailhandel. Dit soort handel is afhankelijk van autobereikbaarheid en vraagt een goed gestructureerd en gespreid beleid. Omdat de openbaar vervoersituatie op die plek ondoorzichtig is en zal blijven, meent de ARS dat deze plek een goede is voor deze detailhandel.
drs. F.M.C.van de Ven (voorzitter)
drs. B.B.J.Huls (secretaris)
9