Jongeren en druggebruik: visie en aanbod van netwerk van De Sleutel 1. Inleiding De frequentie en omvang van de drugproblematiek bij jongeren vormen een ernstig maatschappelijk probleem dat gepaste aandacht moet krijgen. De expertise in het werken met drugsverslaafden is ontstaan in het volwassenencircuit. De zorg voor drugs gebruikende jongeren is heel specifiek en vereist - vergeleken met de zorg voor volwassenen - andere kwaliteiten. Op zichzelf staande interventies zullen enkel volstaan in geval van beginnend druggebruik. Net als bij volwassenen vereist de zorg voor minderjarigen dat er in trajecten kan gewerkt worden. Nu gebeurt dit echter nog niet altijd via een transparante systematiek (dikwijls op ad hoc basis). Samenwerking en coördinatie in trajecten zijn belangrijk. Dit veronderstelt een gedeelde visie over de problematiek. We willen eerst ingaan op wat volgens ons belangrijke aspecten zijn van deze visie omtrent jongeren met een drugproblematiek. Daarna gaan we in op belangrijke schakels van het hulpverleningstraject. In een volgende aflevering van dit tijdschrift wordt dieper ingegaan op het thema drugpreventie. 2. Visie op werken met minderjarigen met een drugprobleem Het druggebruik begint bij de jongere vaak op vrijwillige basis. Bij sommigen is dit een tijdelijk experiment, maar bij anderen zal er geleidelijk aan controleverlies over het gebruik optreden. Eenmaal er afhankelijkheid is ontstaan, is het bijzonder moeilijk om nog te stoppen met druggebruik. De consequenties van druggebruik bij jongeren zijn groter dan bij volwassenen. Hoe vroeger iemand start met druggebruik, hoe groter de kans dat hij of zij later een afhankelijkheid ontwikkelt. De ontwikkelingspsychologie leert bovendien dat jongeren kwetsbaarder zijn: druggebruik levert meer schade op die irreversibel kan zijn. Hierdoor worden op latere tijdstippen in het leven de keuzemogelijkheden voor een veranderingstraject sterk beperkt.
2.1. Van experimenteren tot afhankelijkheid, wat is er specifiek bij minderjarige druggebruikers? Jongeren vragen een heel eigen benadering waarin de ontwikkelingspsychologische invalshoek een belangrijke rol speelt. Zij zijn veel impulsiever in hun daden. Daarom is de ontwikkeling van motivatie bij jongeren ook anders dan bij volwassenen, ze zijn sterker gericht op de korte termijneffecten. Het druggebruik heeft subjectief voor de jongere nog weinig onprettige consequenties op de korte termijn.
1
Van adolescenten kan men verwachten dat zij experimenteergedrag vertonen. Maar het is niet gemakkelijk om uit te maken tot waar normaal experimenteren gaat en waar pathologisch experimenteergedrag begint. Bovendien kan ook “normaal” experimenteergedrag schadelijke gevolgen hebben. Jongeren zijn kwetsbaarder op vele terreinen: financieel, seksueel, criminaliteit e.a.. Deze kwetsbaarheid is nog meer uitgesproken gezien de invloed van drugs en andere verslavende middelen op de hersenen die nog in volle ontwikkeling zijn. Sensitisatie of de gevoeligheid voor de effecten van verslavende stoffen en het proces naar afhankelijkheid ontwikkelen zich sneller wanneer een individu reeds op jonge leeftijd deze producten misbruikt. We zien dan ook dat bij vele verslaafden de ontwikkeling naar chronische afhankelijkheid plaats vond tijdens de puberteit of adolescentie. Jongeren zijn peergroup-gevoelig; de communicatie met volwassenen is beperkter en meer instrumenteel gericht (iets bekomen). Een volwassene zal zich meer op experts (autoriteit) richten om zijn gedrag te veranderen, jongeren richten zich meer op de perceptie (“hoe dicht staat deze persoon bij mij)”.
2.2. Consequenties voor een begeleidingscontext
Jongeren moeten steeds vanuit hun context worden benaderd; zij leven binnen hun gezin en zijn hier veel meer afhankelijk van dan volwassenen. Welke functie speelt het druggebruik in het gezin? Welke rol spelen ouders hierin (bezorgdheid, controlerend, meegaand, ….); we vinden immers dat het gezin de wenselijke context is waarbinnen jongeren leven.
Ook bij jongeren kijken we naar de samenhang tussen het druggebruik en het functioneren op andere levensterreinen. De afstemming met verschillende actoren, betrokken bij de jongere is dan ook belangrijk. Mensen die reeds een band met deze minderjarigen hebben, zijn betrokken partij in een begeleiding..
De juridische situatie van minderjarigen is héél verschillend met deze van volwassenen. De minderjarige kan niet volledig autonoom beslissen over zijn handelen. Ouders, een voogd, een jeugdrechter hebben een eigen mandaat . De hulpverlener moet bij zijn interventies rekening houden met het standpunt van deze partijen.
Minderjarigen zijn leerplichtig. Een onderwijscontext hoort er voor elke minderjarige bij.
De hulpverleningsinterventies moeten gefaseerd verlopen en aangepast zijn aan de individuele problematiek; toch ligt dit moeilijker bij jongeren dan bij volwassenen omdat screening van de problematiek niet zo evident is. Daarom kan eenzelfde schema van interventies zoals bij volwassenen vaak niet gevolgd worden.
2
Jongeren die niet meekunnen in het onderwijs komen in een watervalsysteem terecht. Vele druggebruikers belanden zo in het deeltijds onderwijs of haken af zonder diploma.
Het merendeel van de jongeren gebruikt géén drugs of slechts occasioneel. Het trajectdenken bij jongeren moet daarom ook vroeginterventies omvatten.
Omgaan met minderjarigen vraagt een groot empathisch vermogen van de hulpverlener, waarbij ook het eigen (volwassen) referentiekader gerelativeerd moet kunnen worden. Wij benadrukken het belang van een ondersteunende en positieve benadering, gecombineerd met voldoende opvolging en controle.
We willen nu een aantal begeleidingsmogelijkheden belichten, startend vanaf vroegdetectie en vroeginterventie en eindigend bij categoriale residentiële hulp.
3. Vroegdetectie Vroegdetectie is belangrijk omdat in een vroeg stadium problemen makkelijker kunnen verholpen worden. Hoe kan je weten of een individu enkele, meerdere of zelfs alle kenmerken van verslaving ontwikkelde? Dit is niet evident omdat een druggebruiker hier niet noodzakelijk zelf bij stilstaat of er niet wil bij stilstaan of communiceren. Een systematische en gestandaardiseerde strategie om informatie te verzamelen, te beoordelen en terug te koppelen is daarom aangewezen. 3.1. Wat? Vroegdetectie gaat over het herkennen van signalen die kunnen wijzen op een beginnend of een bestaand verslavingsprobleem. De moeilijkheid is dat de jongere zich meestal niet heeft aangemeld in de hulpverlening wegens een probleem met drugs, maar wel een andere klacht heeft, op somatisch, psychisch of sociaal gebied. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk personen die aan de criteria van drugmisbruik beantwoorden toch ontdekt worden en dat zo weinig mogelijk personen die niet beantwoorden aan de criteria ten onrechte als mogelijke drugverslaafde gelabeld worden. 3.2. Welke instrumenten gebruiken en met welk doel? Sensitiviteit en specificiteit zijn belangrijke criteria in de selectie van een screeningsinstrument ten behoeve van vroegdetectie. Sensitiviteit is hier de mate waarin al diegenen die drugs gebruiken gaan gedetecteerd worden, specificiteit is de mate waarin alleen diegenen die drugs gebruiken gaan gedetecteerd worden. Als er indicaties gevonden worden, moeten de resultaten van de vroegdetectie op constructieve wijze kunnen teruggekoppeld worden naar de gescreende persoon en moet het mogelijk zijn om een vervolgtraject te realiseren. Hiervoor is het noodzakelijk dat er een goede, persoonlijke band is tussen de onderzochte persoon en de screener. Instrumenten voor 3
vroegdetectie zijn de SEM-J (www.vad.be) en de Drugscanner (www.drugscanner.be), beide instrumenten hebben een internet applicatie. 3.3. In welke situaties, waar en door wie moet er aan vroegdetectie gedaan worden? Vroegdetectie kan moeilijk in een specialistische omgeving gebeuren. Ze vindt plaats in situaties waarin de jongere zich om andere redenen bevindt zoals onderwijs, eerstelijnshulp. De jongere wordt dan benaderd door hulpverleners en andere professionelen die al vanuit hun professionele activiteiten een band hebben opgebouwd met deze persoon. Deze therapeutische band maakt het mogelijk om na de eigenlijke screening een vervolggesprek te voeren. Tijdens dit gesprek zal de wenselijkheid van verdere interventies een gespreksthema zijn. De persoonlijke relatie laat ook toe om de uitvoering van eventuele verdere hulpverlening op te volgen en bij eventuele grotere problemen verdergaande interventies voor te stellen.
4. Vroeginterventie : praktijkvoorbeeld uit het Dagcentrum De Sleutel Brugge Met haar vroeginterventieproject richt het dagcentrum zich tot drugsgebruikende 15 à 18 jarigen veelal met een Persoonlijk OntwikkelingsTraject. 4.1. Wat is vroeginterventie? Wij definiëren vroeginterventie als alle methodologisch onderbouwde acties die professionelen uit de welzijns- en gezondheidssector toepassen met de bedoeling personen met riskant middelengebruik zo vroeg mogelijk te identificeren, hen te motiveren tot gedragsverandering en verder te ondersteunen bij deze gedragsverandering. Vroeginterventie wil (het risico op) schade, die bij het verder zetten van dit gebruikspatroon zou optreden, reduceren (3). Het gaat om een afgebakend aanbod, beperkt in de tijd. In Vlaanderen worden de vroeginterventie-initiatieven voor jongeren opgedeeld in 3 categorieën: de individuele kortdurende interventie (met 3 tot max 5 à 7 gesprekken), de gewone groepswerking (4 à 6 dagdelen) en de groepswerking voor specifieke doelgroepen (4 tot 30 dagen). Het verder geschetste praktijkvoorbeeld van het Vroeginterventieproject (VIP), situeert zich in deze laatste categorie 4.2. Hoe groeide de expertise?
4
Het Dagcentrum De Sleutel Brugge heeft reeds jaren een specifiek behandelaanbod voor minderjarigen. Deze ervaring (ook inzake vroegdetectie) werd o.m. opgedaan via een preventie- en tewerkstellingsproject gericht op de risicogroep van jongeren uit het Deeltijds Beroepsonderwijs (4). De verworven expertise wordt nu verder toegepast in het Vroeginterventieproject (VIP). Om onze doelgroep van minderjarigen die geen aansluiting vinden op de reguliere arbeidsmarkt te blijven bereiken, volgden we de evoluties binnen het Deeltijds Beroepsonderwijs: brugprojecten, voortrajecten als voorbereiding op de brugprojecten en de Persoonlijke OntwikkelingsTrajecten (POT). Binnen deze laatste categorie vinden we een concentratie van minderjarigen met risico op het ontwikkelen van problematisch middelengebruik. Als gevolg van individuele problematieken vinden zij zelfs in de voortrajecten nog geen aansluiting. Doelstellingen VIP heeft volgende drie hoofddoelstellingen: 1/het bewust worden van risicogedrag,2/ de weerbaarheid en veerkracht vergroten en 3/Empowerment van de context. 4.3. Doelgroep De doelgroep van jongeren met een Persoonlijk OntwikkelingsTraject (POT) kan verruimd worden naar jongeren die zich in een vergelijkbare situatie bevinden (5). Als context beschouwen we niet alleen de ouders maar ook de begeleiders van POT. Wel moet meegenomen worden dat het voor de jongere niet gemakkelijk is om met zijn/haar veranderde attitudes en gedrag terug te keren naar de oude context van POT met (een deel van) hun oude vrienden, peers. In functie van behoud van de gerealiseerde verandering is verdere ondersteuning door de begeleiders POT een noodzaak. 4.4. Verwijzers
Jongeren in dit Vroeginterventieproject worden via diverse kanalen doorverwezen. Sommigen al meteen via de drughulpverlening, anderen via een trajectbegeleider in de school, vaak via bijzondere jeugdzorg (partner Groep Intro). Het aanbod wordt bekendgemaakt bij Centra voor LeerlingBegeleiders (CLB), parket, instellingen bijzondere jeugdzorg, zelfstandige psychologen,... Bij intakegesprekken vragen we aan de verwijzer om mee aanwezig te zijn. Ook op de wekelijkse bespreking op het multidisciplinaire team nodigen we alle partners uit. 4.5. Methodiek VIP opteert voor een intensief uitgewerkt groepsprogramma. Op deze wijze slaagt het programma erin om de jongeren voldoende te bereiken en zo impact te hebben. We creëren een omgeving waar 5
ze met het geleerde aan de slag kunnen, waar ze in groep en individueel feedback kunnen krijgen. Essentieel is een gedegen screening (6) in functie van vroegdetectie met een terugkoppeling naar de gescreende persoon. Deze terugkoppeling naar de jongere gebeurt door de begeleiders van POT. Vanuit hun context hebben zij reeds een band met de jongere. Dit geeft hen meer mandaat zeker ook met het oog op het eventueel nog te realiseren vervolgtraject. Wanneer uit de screening blijkt dat het voor een jongere aangewezen is om een begeleiding op te starten met specifieke aandacht voor alcohol- en ander druggebruik, wordt deze jongere door de begeleider POT voorgesteld op een oriëntatieoverleg (7) met de klinisch coördinator van het dagcentrum. In dit oriëntatieoverleg wordt een vervolgtraject voor de jongere uitgezet en dit kan of een instap in het project vroeginterventie, of een ambulante behandeling in het dagcentrum of een residentiële behandeling binnen de drughulpverlening zijn. Dit advies wordt door de begeleider POT naar de betreffende jongere en zijn/haar context teruggekoppeld.
Methodiek toegepast in de praktijk Per schooljaar worden 3 groepen (één per trimester) met maximaal 7 tieners opgestart. Het gaat om een interventie naar risicojongeren gedurende een vaste periode van 10 weken (telkens op dinsdag, donderdag en vrijdagvoormiddag). Parallel zijn er ook individuele gesprekken en worden er ook gezinsgesprekken opgestart. Zo krijgen we de opvoedingscompetenties van de ouders onder de loep. - Bewust worden van risicogedrag In tegenstelling tot ouders, die vaak vragende partij blijken, zijn de jongeren niet of beperkt gemotiveerd. Ze zien nog geen probleem maar tegelijk voelen ze veel druk om hun probleem aan te pakken. Het is niet evident om hen gemotiveerd te krijgen. Vaak durven ze nog niet open over hun druggebruik praten, is er een muur waar we nog doorheen moeten. Ze moeten nog niet 100 % clean zijn. We vragen de jongeren om open over hun gebruik te praten. Op vaste momenten doen we een groepsgesprek rond hun gebruik. Wanneer doen ze dat? Welke gevoelens gaan daarmee gepaard? Gebeurt dat als er ruzie is thuis, als ze verdrietig zijn, om problemen even te vergeten,… In een schoolse context of in een instelling zijn jongeren minder eerlijk over hun gebruik. Dat ze dat bij wel ons kunnen, is voor hen een forse stap vooruit. Eenmaal we dat bespreekbaar kunnen maken, kunnen de jongeren hun eigen patroon van gebruik leren ontdekken. Hierdoor worden ze zich ook bewust van dat risicogedrag, ze leren het ook zelf in kaart brengen. Middelengebruik bespreekbaar maken kan bv via het bijhouden van een dagboek (wanneer en met wie). Wij zorgen daarbij voor feedback en laten ze zo tot inzicht komen. Dit gebeurt vaak aan de hand van non-verbale oefeningen.
6
- Via ervaringsleren jongeren motiveren voor sociale vaardigheidsoefeningen. Door middel van het ervaringsgericht leren, werken we aan de doelstelling ‘weerbaarheid en veerkracht verhogen’ en trachten we de persoonlijke en sociale vaardigheden van de jongeren te verbeteren. Enkele belangrijke vaardigheden zijn:: met verandering kunnen omgaan, succeservaringen hebben, gevoel dat je keuzes hebt, gevoel controle te hebben over eigen leven, probleemoplossend vermogen, zelfstandigheid. Het ervaringsgericht leren is een niet-schoolse manier van leren. Voorbeelden van activiteiten zijn zeilen, oefeningen met een paard, gaan wandelen met honden uit het asiel, survival, touwenparcours,… De jongeren genieten van dit soort actie, werken sneller mee. Ze oefenen, soms onbewust, de bovenstaande vaardigheden actief in. Daarbij is het de kunst van de begeleiders om continu de link te leggen naar de ervaring uit het dagelijkse leven. Dit soort ervaringen is nieuw en verrijkend. Deze verruiming van hun horizon biedt hen alternatieven voor druggebruik en verhoogt het zelfvertrouwen. Het ervaringsgericht leren vergt heel wat tijd omdat het gaat over het trainen van persoonlijke en sociale vaardigheden. We bieden hen ruimte om deze goed in te oefenen. Buiten VIP is hiervoor onvoldoende ruimte. Belangrijk is ook dat het een non-verbale aanpak betreft. Vaak hebben ze het al gehad met ‘praten’ met opvoeders over hun probleem.
- Empoweren context Interventies waarin de omgeving betrokken wordt, zijn meer succesvol. In de voorziene 10 weken wordt met de context dan ook een parallel traject opgestart. De jongere en de ouders krijgen terugkoppeling van de resultaten van een screening van de opvoedingscompetentie van. De opvoedingscompetentie van de ouders wordt versterkt met instrumenten om de sociale vaardigheden van hun kind te vergroten. Doelstelling is ook de ouders bewustmaken van het druggerelateerd risicogedrag van hun kind en dit kunnen situeren in relatie tot hun opvoedingscompetenties. Ouders worden expliciet gevraagd om de aanwezigheid en inzet van hun zoon/dochter in het programma mee te realiseren. Hiervoor wordt de methodiek van Contingency Management (zie ook CM) gehanteerd.
5. Outreach gericht op drugsgebruikende minderjarigen Via de methodiek van het outreachend werken verlagen de ambulante centra van De Sleutel de drempel naar hulp. Door de jongeren in hun eigen omgeving te bereiken, ontstaan er meer mogelijkheden om hen te motiveren naar een traject op maat.
7
Jongeren zoeken niet vaak spontaan of vrijwillig hulp. Dat is eigen aan de puberteits- of adolescentiefase waarin ze zich bevinden. Ze zijn volop in ontwikkeling, worstelen met zichzelf, met autoriteit, met hoe de samenleving naar hen kijkt,... Ze proberen van alles uit,... Vaak zien ze zelf geen probleem in hun druggebruik. In hun beleving is dit vaak onschuldig en experimenteel, terwijl de volwassenen uit hun omgeving dit gebruik al langer als problematisch bekijken. Via de outreach-methodiek leiden we de jongeren actief toe van naar bestaande hulpverlening: we verlaten het dagcentrum en zoeken de jongere actief op in het eigen milieu. Gewoon raad geven of doorverwijzen is niet effectief bij deze doelgroep. Deze groep in de hulpverlening krijgen vereist een meer aanklampende aanpak. Outreach verschilt van de klassieke begeleiding door het laagdrempelige karakter en het uitgesproken maatwerk. Nog minder dan bij volwassenen kan men vooraf een traject uitstippelen. Een minderjarige heeft nood aan een kader (leren verantwoordelijk zijn, maar ook ruimte voor experimenteren), weg van het gesprek in een klassieke hulpverleningssetting. Vandaar de aanklampende aanpak: de outreachwerker blijft aandringen en gaat bewust op een vertrouwde plek met de jongere in gesprek. Onze opdracht is om betrouwbaar te zijn en de privacy te bewaken. Dit vraagt openheid, eerlijkheid en een consequente houding omtrent het te lopen traject en over de wijze van terugkoppeling en samenwerking met de omgeving.
Outreach bij jongeren werkt via diverse kanalen: Rechtstreekse aanmelding via de ouders, grootouders of school. Vaak gebeurt de aanmelding onder druk van het jeugdparket. Dan gaat het over de jongere die door de politie betrapt wordt; de meesten van hen wonen thuis. Uit de praktijk: de brief van het jeugdparket is een alarmbel zowel voor de minderjarige als voor de ouders. Vaak zijn de vijf daaropvolgende verplichte gesprekken voor beide partijen voldoende om het gebruik in vraag te stellen en indien nodig zich te herpakken. Soms is er echter sprake van problematisch gebruik. In samenwerking met de betrokken ouder(s) kan ambulante of indien wenselijk ook residentiële drughulpverlening opgestart worden. Via Bijzondere Jeugdzorg. Hier hangt de wijze van samenwerking af van het soort voorziening en het doel. Rode draad is dat deze instellingen (OOC, OOOC, begeleidingstehuis,…) een beroep willen doen op onze expertise inzake drugs en jongeren. Een eerste luik betreft concrete dossiers waarbij er advies gevraagd wordt als er sprake is van “gebruik” bij een jongere. We gaan dan in gesprek met de jongere en onderzoeken of het al dan niet om problematisch gebruik gaat. Tot slot volgt een advies in functie van toekomstige hulpverlening.
8
Uit de praktijk: ons werk bestaat erin om de gebruikende jongeren beter te bereiken. Daarom gaan de eerste verkennende momenten steeds door op een voor hen vertrouwde plek. Een meer spontaan gebeuren laat dikwijls toe vrij snel een duidelijk beeld te krijgen van hun gebruik of misbruik. Een hulpverleningsplan op maat wordt dan samen met de jongere aan de verantwoordelijke voorgesteld en verder concreet afgesproken. Deze aanpak biedt als meerwaarde dat we als buitenstaander onze expertise op vlak van drugs kunnen aanwenden vanuit een onbevooroordeelde, neutrale positie. Een tweede luik betreft vragen naar knowhow-overdracht en deskundigheidsbevordering waarbij externe teams advies vragen inzake aanpak rond “gebruik” bij een aantal jongeren. We gaan in gesprek met of nemen deel aan multidisciplinair overleg (casusbespreking) en opteren er voor om te investeren in een goede screening en Trajectwerking. Netwerking Vandaag is er een tendens naar meer multidisciplinaire en extramurale samenwerking. Er wordt maximaal samengewerkt in het belang van de cliënt. Dankzij deze evolutie kunnen we onze expertise op vlak van vroegdetectie en drughulpverlening binnenbrengen in externe hulpverleningsteams. Tegelijk wordt het mogelijk om hulpverleningstrajecten sneller en op maat op te starten. Ook scholen zijn hiervoor vragende partij. Op die manier bereiken we met onze drughulpexpertise voor minderjarigen het ruimere jeugdwelzijnsaanbod beter en vinden we aansluiting bij de praktijk in scholen, CLB, Jeugdadviescentra (JAC’s), ... Om de trajecten van minderjarigen beter uit te werken en af te stemmen met de diverse betrokken partijen, investeren we in netwerkvorming. De Sleutel, als categoriale hulpverleningsorganisatie, is dan ook vragende partij van het intensiever samenwerken met de CLB’s, de consulenten Comité Bijzondere Jeugdbijstand en de consulenten van de jeugdrechtbank. De CLB’s zijn uitermate belangrijk in het kader van de vroege detectie, de consulenten kunnen een belangrijke rol opnemen in de vroege toeleiding als ‘stok achter de deur’ (we veronderstellen hierbij dat jongeren de drughulpverlening liever vermijden). 6. Ambulante begeleiding Bij een ambulante begeleiding wordt er gewerkt met multidisciplinaire consultaties op afspraak. Een jongere kan zichzelf aanmelden, maar dikwijls gebeurt die via de ouders of via een andere professionele hulpverlener. Het netwerk weet dikwijls niet zo erg goed wat de ernst is van een mogelijk misbruik; er zijn natuurlijk wel signalen, bijvoorbeeld is er geld verdwenen thuis. Het is goed wanneer ouders deze signalen ernstig nemen en hulp zoeken.
9
Het eerste contact kan dan een gesprek zijn met deze aanmelders. Tijdens dit eerste gesprek bevragen we of het gedrag van de zoon of dochter veranderd is, bespreken we op welke signalen de vermoedens gebaseerd zijn. Tegelijk hanteren we een aantal parameters: hoe zit het met de schoolresultaten, is er een verschil met vorig jaar, zijn er op school gedragsproblemen? Belangrijk is verder het contact met de vriendenkring. Komen vrienden nog aan huis, weet de ouder wie ze zijn? Brengt die de zoon of dochter soms nog naar die vrienden, of is er in die relatie met vrienden plots iets veranderd? Zijn er genoeg argumenten dan adviseren we om de jongere alleen op gesprek te laten komen. Aan ouders geven we dan het advies om vooraf met hun zoon of dochter over het druggebruik in gesprek te gaan. Zeg hen dat je ongerust bent over dat gebruik. Dat je graag een expert zou laten bepalen hoe ernstig het probleem is. We geven ook als tip mee dat je dan ook duidelijk afspreekt om, als de situatie niet problematisch blijkt, je niet elke dag zal blijven vragen en zagen naar dat gebruik. Ook in het geval waarin het gebruik geminimaliseerd wordt, nodigen we de jongere op gesprek uit. De ouder is dan vragende partij omdat die duidelijkheid wil over de ernst van het gebruik. Dat eerste gesprek met de jongere wordt bij ons bewust gepland zonder de ouder. Een gesprek met een buitenstaander zien jongeren veel sneller zitten. Jongeren vermijden soms om met hun ouders te praten over ernstig of zwaarder gebruik vanuit een zorg voor hun ouders, ze willen hen niet ongerust maken. Met de jongere werd dan vooraf afgesproken welke relevante informatie met de ouders besproken zal worden, zodat de ouders een totaalbeeld krijgen van de ernst of niet-ernst, zonder daarom alle details te weten over het druggebruik van hun kind.
Een goed instrument om de ernst van problematiek in te schatten is de ADAD. Dit is een half gestructureerd interview dat de belangrijkste levensdomeinen in kaart brengt. We geven de ouders ook advies over het nut van urinecontroles. Een escalatie van conflicten kan voorkomen worden door de urinecontroles over te laten aan de hulpverlening. Tijdens het daaropvolgend feedbackgesprek worden de resultaten van de urinecontrole dan samen overlopen. Als blijkt dat de jongere niet clean kan blijven voor dergelijke aangekondigde controle, is dit wellicht een signaal dat ernstig moet worden genomen. We zijn ons bewust van de loyaliteit tussen ouders en kinderen. Vanuit dit gegeven willen we het ouders zo comfortabel mogelijk maken, om daarna zelf ook nog verder te kunnen werken met de jongere. Want we denken dat ouders die zich niet erkend voelen door de hulpverlener, hun kind niet meer zullen blijven steunen om nog naar de consultaties te komen. Een machtsstrijd vermijden, lijkt toch de beste optie. Bij de ambulante begeleiding van drug gebruikende minderjarigen is het betrekken van de context 10
essentieel wil men goede resultaten bekomen. Wanneer de ouders bij de begeleiding betrokken worden, haakt de jongere langer aan waardoor de kans op een positieve afronding ook toeneemt. Voor de behandeling van drugs gebruikende adolescenten maken we ook gebruik van een behandelmodel gebaseerd op contingency management (CM). Deze beloningsmethodiek verbetert de therapietrouw en vermindert het druggebruik tijdens de behandeling. Iedereen weet dat de gevolgen van onder invloed zijn van drugs zeer belonend zijn, het heeft een bekrachtigend effect op korte termijn. Bij CM werken we verder op het principe dat consequenties van een specifiek gedrag bepalen of dit gedrag meer of minder zal gesteld worden. We zorgen er voor dat ook het abstinent zijn (= geen drugs gebruiken) gevolgd wordt door een beloning. Dankzij het veranderen van de consequenties bevorderen we gedragsverandering. We creëren ambivalentie tussen oud, ongewenst gedrag (verder druggebruik) en nieuw, gewenst gedrag (geen drugs gebruiken). Dankzij de beloning maken we dit tot een aantrekkelijk alternatief (ook) op korte termijn. Welke beloning we geven, wordt afgesproken tussen jongere en hulpverlening, ook de ouders laten hierin hun stem horen. De beloning moet passen in een drugvrije levensstijl. Residentiële behandeling in het Residentieel Kortdurend Jongerenprogramma (RKJ). Het RKJ is een residentieel oriëntatie- en behandelingscentrum voor minderjarigen met een drugproblematiek. De totale behandelingstijd duurt ongeveer 6 maanden. Zowel minderjarige jongens als meisjes kunnen opgenomen worden. De jongeren die aangemeld worden zijn meestal al jaren drugs aan het gebruiken. De drugproblematiek staat vrijwel nooit alleen. Een opname veronderstelt een complexe problematiek: met aspecten op gebied van de persoonlijke ontwikkeling, de relaties met de omgeving (gezin, school ), bijkomend alcohol of medicatiemisbruik, problemen met justitie, gezondheidsproblemen. Het RKJ streeft meerdere einddoelen na: -De jongere is niet meer afhankelijk van drugs. -Hij is in staat om normale relaties met zijn omgeving aan te gaan, buiten het drugmilieu. -De jongere gaat terug naar school of oefent een beroep uit. -Hij is in staat een drugvrije vrijetijdsbesteding uit te bouwen -De jongere gedraagt zich volgens een gezond normen- en waardenpatroon. Om dit waar te maken steunt het behandelprogramma op een aantal belangrijke inzichten: Een veilig klimaat aanbieden en het drugsvrij houden van de behandelomgeving is essentieel. Dit is geen gemakkelijke opdracht omdat een groep minderjarigen die allen een verslavingsprobleem hebben, samen gebracht worden. Moeilijk maar even belangrijk is een onderscheid te kunnen maken tussen normaal pubergedrag en echte deviantie. 11
Om de doelstelling rond school te realiseren integreerden we in het behandelprogramma een onderwijsaanbod (16 lestijden per week), dit i.s.m. de UZ school van de stad Gent. De doelgroep voor residentiële behandeling kampt met een langdurende en ernstige problematiek die een grote impact heeft op neurologisch/biologisch gebied, op ontwikkelingsgebied, op de levensstijl, op de interactie met gezin en omgeving. Deze kenmerken impliceren dat een residentieel behandelcentrum bij voorkeur geen op zich staande entiteit is, maar het best kan functioneren in een trajectvisie waarbij nauw wordt samengewerkt tussen de verschillende actoren. De complexiteit van de problematiek nopen de hulpverleners tot een bescheiden realisme. De behandeling is een geïntegreerde individuele- en groepsaanpak, met meerderde zorgaspecten.
Verslavingszorg We proberen samen met de jongere zicht te krijgen op de betekenis van de verslaving. Hoe is de verslaving tot stand kunnen komen en waarom bleef ze bestaan? Hierbij spelen zowel kenmerken van het product, van het individu als van de context een belangrijke rol. Welke vaardigheden heeft de jongere nodig om te nee te leren zeggen aan het druggebruik? Het aanleren van die vaardigheden die nodig zijn om een sociale re-integratie mogelijk te maken is minstens even belangrijk dan het afleren van het verslavingsgedrag. Ook emoties en cognities kunnen een belangrijke impact hebben op het verslavingspatroon. Orthopedagogische zorg Een minderjarige met een zwaar verslavingsprobleem bevindt zich steeds in een problematische opvoedingssituatie. Toch is het belangrijk dat het vanaf het begin duidelijk is dat het RKJ de opvoeding slechts tijdelijk en nooit volledig overneemt. Vanaf het begin wordt er gestreefd naar een duidelijke communicatie en afstemming met de omgeving van de jongere. Hierbij zal het gesprek over opvoedingswaarden en -normen een belangrijke rol innemen. Het is steeds een delicate evenwichtsoefening om de context met respect te behandelen, zonder de eigen normen en waarden over boord te gooien. Ook de leefgroep heeft een belangrijke functie. De groep fungeert als “mini-maatschappij” waar de jongere in een veilig klimaat de mogelijkheid krijgt om te experimenteren met nieuwe vaardigheden. De jongere leert er ook om verantwoordelijkheid op te nemen en om daarvoor verantwoording af te leggen. Diagnostisch en therapeutisch aspect Op objectieve wijze inschatten wat de ernst is van de problematiek op de verschillende levensterreinen is een essentiële functie tijdens de oriënteringsfase. Indien de jongere overgaat naar 12
de behandelingsfase gaat de therapeut aan de slag met de vastgestelde dysfuncties. We proberen inzicht te krijgen in het gedrag van de jongere en zoeken samen met hem hoe we met deze problemen kunnen omgaan. Medische luik Naast de verslavings- en ontwikkelingsstoornissen zien we vaak ook bijkomende psychiatrische problemen bij deze jongeren. Gezien de leeftijd van de cliënten en de combinatie van verslavingsmet ontwikkelingsstoornissen, gebeurt de opvolging bij voorkeur door een jeugdpsychiater . Ontwikkelingspsychologisch perspectief Stimuleren van de ontwikkeling is steeds een belangrijk doel in het behandelingsproces. Leren omgaan met en herkennen van gevoelens, het opbouwen van frustratietolerantie, leren omgaan met seksualiteit, aanleren van sociale vaardigheden, opbouwen van een zelfwaardegevoel en een eigen identiteit, verwerven van coping-strategieën, aanleren van cognitieve en metacognitieve vaardigheden… het zijn niet alleen belangrijke doelen op zich, maar het nastreven ervan zal tevens de slaagkans verhogen voor de jongere om zich zonder druggebruik te re-integreren. Contextuele luik behandeling Gezien we stappen willen zetten naar een drugvrije re-integratie, moeten we de context betrekken bij de interventies. Dit is in de eerste plaats het gezin. Dit kan bijzondere problemen scheppen voor minderjarigen waarvan het gezinssysteem afwezig of zwaar geschonden is. Maar ook in die situaties waarbij er een beroep kan gedaan worden op een betrokken gezinssysteem, moeten we er rekening mee houden dat dit in vrijwel alle gevallen het gezinssysteem niet ongeschonden uit de strijd zal gekomen zijn. De gezinssystemen hebben eigen mechanismen ontwikkeld om met de verslaving van de jongere om te gaan. Deze zijn niet altijd congruent met de doelen van een drugvrije sociale integratie (vb moeder koopt zelf drugs om zoon uit criminele milieu te houden). Een voordeel van residentiële opvang is wel dat het gezin tijdelijk kan ontlast worden van de druk die de verslaafde jongere uitoefent. Ouders hebben vaak nood aan informatie en kennis omtrent de problematiek van hun kind. Psychoeducatieve activiteiten aanbieden brengt rust en duidelijkheid. In oudergroepen kunnen we daarnaast ook aandacht geven aan het aanleren van pedagogische vaardigheden en aan het elkaar wederzijds ondersteunen. Naast het gezin zijn er natuurlijk nog andere elementen uit de context die een belangrijke rol kunnen spelen. De vriendenkring is voor een adolescent bijzonder belangrijk. In hun identiteitsontwikkeling vormen deze een belangrijke toetssteen waaraan de jongere zich kan spiegelen en zijn gedrag kan op afstellen. Voor jongeren die reeds lang met het drugmilieu contact
13
hebben is het vaak heel moeilijk om hun oude vriendenkring los te laten en een nieuwe vriendenkring op te bouwen. 7. Tot Slot Reeds geruime tijd groeit in onze organisatie, De Sleutel, het besef dat ook voor druggebruikende minderjarigen een netwerk van geschakelde interventies noodzakelijk is. Op basis van onze ervaringen in de verschillende centra van De Sleutel hebben we hier een aantal ideeën gebundeld. Een gemeenschappelijke visie omtrent de problematiek is essentieel om effectief en efficiënt te kunnen samenwerken. Hoewel we nu reeds een gamma van interventies - gaande van vroegdetectie tot gespecialiseerde residentiële opname - kunnen beschrijven, zijn we toch nog niet zo ver dat we kunnen spreken van een volledig netwerk. Het blijft een uitdaging om via samenwerkingsverbanden en afspraken, vooral in het begin van een drugcarrière stappen te kunnen ondernemen. Hoe eerder deze problematiek kan besproken worden, hoe eerder de ernst kan ingeschat en teruggekoppeld worden, en ook hoe minder ingrijpend de interventie zal zijn. Als we meer jongeren in een vroeg stadium kunnen bereiken, zullen er minder chronische problemen ontstaan. Dit laatste is belangrijk omdat deze chronische problematiek niet reversibel is. Auteurs Robrecht Keymeulen, klinisch psycholoog, stafmedewerker Zorg, De Sleutel. Paul De Neve, communicatie, medewerker Zorg, De Sleutel.
Bron: Zorgbreed 39, Tijdschrift voor integrale leerlingszorg, driemaandelijks, 10de jaargang, maartapril-mei 2013 (Uitgeverij Garant)
14
Literatuurlijst Hibell B., Guttormsson U., Balakireva O., et al. (2009). The 2007 ESPAD Report - Substance Use Among Students in 35 European Countries. The Swedish Council for Information on Alcohol and Other Drugs (CAN). Sweden: Stockholm. Meyer et all, Persistent cannabis users show neuropsychological decline from childhood to midlife, Proceedings of the National Academy of Sciences, 2012, 109 (40), E2657 - E2664. DrugScope (2000) Vulnerable Young People and Drugs: Opportunities to Tackle Inequalities. DrugScope: Londen. Nutt, King, Saulsbury en Blakemore, Development of a Rational Scale to assess the Harm of Drugs of potentional Misuse, The Lancet, 2007, vol. 369: 1047-1053. Keymeulen, R., Soyez, V., Paesbrugge S., Collin O., Grootjans , J., De Maesschalck M., Polspoel D., ‘Vlaamse Aanpassing van de Adolescent Drug en Alcohol Diagnosis - ADAD ‘, Gent, De Sleutel, 2005. Keymeulen, Robrecht, “ De Sleutel, de Ontwikkeling van een netwerk voor Drughulpverlening “ Welzijnsgids - Welzijnszorg, Methodiek, Kluwer Uitgeverij, aflevering 68 juni 2008. Doom, Linda, Vroeginterventie in het Dagcentrum De Sleutel Brugge, De Sleutel-magazine 23, september 2010, 11-13
Voetnoten (1) Verstuyf, Dossier vroeginterventie, VAD, 2007 (2) Maak kennis met ’t Mussennest-project via www.desleutel.be (3) Er wordt ook gewerkt met jongeren uit het deeltijds onderwijs algemeen én het ASO in geval het druggebruik de aanwezigheid en inzet op school dermate verstoort dat een onderbreking op school i.f.v. het volgen van het VIP project verantwoord blijkt. (4) De screening gebeurt binnen POT en de begeleiders van POT hanteren in deze de SEM-J (5) De voorstelling omvat naast de resultaten van de screening ruimere info op leefgebieden lichamelijke gezondheid, school en opleiding, alcohol, drugs, illegaal gedrag en justitie, sociale activiteiten en relaties met vrienden, familiale antecedenten en relaties, psychische problemen (conform de domeinen bevraagd in de ADAD of Adolescent Drug Abuse Diagnosis, het instrument gehanteerd bij indicatiestelling in de drughulpverlening). (6) op basis van de Equine Assisted Psychotherapy ( http://www.eagala.org.uk/)
15