Foto: Agentschap Jongerenwelzijn
Jonas is vijftien jaar. Hij werd door de politie betrapt op het dealen van harddrugs. Vorige week werd hij voor de jeugdrechter geleid, en die besliste dat hij voor drie maanden geplaatst wordt in de gemeenschapsinstelling De Zande te Ruiselede (zie box 1), in de gesloten opvoedingsafdeling. Jonas zal binnen de muren van De Zande gepaste begeleiding krijgen. Maar zoals iedere 15-jarige liep Jonas nog school. Wat betekent deze plaatsing voor zijn schoolloopbaan? Kan hij in De Zande zijn richting Handel-Talen verderzetten? Kan hij aan de komende paasexamens nog deelnemen? Zou hij zijn eigen schoolboeken kunnen gebruiken?
Jongeren binnen de muren van een gemeenschapsinstelling Onderwijs als schakel met hun buitenwereld
Caleidoscoop jg. 25 nr. 2
20
Jongeren binnen de muren van een gemeenschapsinstelling
Jongeren als Jonas zouden na hun verblijf in de gemeenschapsinstelling de draad weer moeten kunnen oppikken. Onderwijs is daarbij een niet onbelangrijke schakel. Veerle Germeijs sprak daarover met Vicky De Proft, leerlingbegeleider in de gemeenschapsinstelling De Zande, campus Ruiselede. Samen met haar collega leerlingbegeleider in de gemeenschapsinstelling De Kempen, maakt zij iedere dag werk van de schakel die onderwijs kan zijn voor jongeren als Jonas. Ze zijn momenteel maar met twee in Vlaanderen, die leerlingbegeleiders, in een functie die nog niet bestond voor 2012 (zie het artikel van M. Trips in dit Caleidoscoopnummer).Van pionierswerk gesproken.
BOX 1. GEMEENSCHAPSINSTELLING DE ZANDE, CAMPUS RUISELEDE Campus Ruiselede heeft een capaciteit van 81 plaatsen voor jongens tussen 12 en 18 jaar. De jeugdrechter bepaalt hoe lang een jongere geplaatst wordt en in welk regime (open/gesloten). Er zijn 27 plaatsen in de gesloten afdeling en 54 plaatsen in de open afdeling.Van de 54 open plaatsen zijn er 10 “time-out”plaatsen en 6 plaatsen “GRT” (geïndividualiseerd residentieel traject; zie verder).
Verblijf De jongere start zijn verblijf in de onthaalleefgroep. Bij aankomst wordt hij naar een onthaalkamer gebracht waar hij kledij van de leefgroep ontvangt en zijn persoonlijke bezittingen in bewaring geeft. Na een korte periode kan hij zijn intrek nemen in een kamer. Bij ontwenningsverschijnselen of ernstige aanpassingsproblemen kan dat langer duren.
Hoofddoel van het verblijf is de jongere te laten stilstaan bij wat er allemaal gebeurd is, hem tot rust te laten komen, structuur aan te bieden en te helpen in de zoektocht naar een nieuwe toekomst. Dat probeert men samen met de ouders te doen.
Alle jongens doorlopen een fasesysteem. Om te wennen aan zijn verblijf start de jongere in een fase waarin hij veel op kamer verblijft. Hij krijgt individuele taken, vragenlijsten, opdrachten van de begeleiders en neemt alle maaltijden op de kamer. Daarna doorloopt de jongere de volgende fases waarin hij geleidelijk aan geïntegreerd wordt in het leefgroepgebeuren tot hij uiteindelijk deelneemt aan alle activiteiten.
De leefgroepen werken nauw samen met een team van psychologen, orthopedagogen, maatschappelijk werkers en een (para)medische staf. Onderwijs Voor jongeren die in de gemeenschapsinstelling zijn geplaatst, wordt de schoolloopbaan doorbroken. Zij volgen meestal school (nl. huisonderwijs) in de instelling zelf en de begeleiding vanuit het CLB in hun oorspronkelijke school valt dan even stil.
Van leerkracht tot leerlingbegeleider Caleidoscoop: Je bent sinds januari 2012 leerlingbegeleider in de gemeenschapsinstelling De Zande. Dit is een nieuwe functie die er gekomen is naar aanleiding van een genomen engagement tussen de ministers Welzijn en Onderwijs. Hoe ben je in de functie van leerlingbegeleider gerold? Vicky: Ik ben logopediste van opleiding, maar ik heb ook een aggregatieopleiding (d.w.z. “specifieke lerarenopleiding”) gevolgd. Ik ben een tijd zelfstandig logopediste geweest, maar ben nadien op zoek gegaan naar een lesopdracht. Ik heb dan acht jaren les gegeven in De Zande. Als klastitularis zag ik dat er voor onze jongens toch heel wat mogelijkhe-
Na de onthaalperiode gaat de jongere over naar een begeleidings– of observatieleefgroep. Hier draagt hij zijn persoonlijke kledij en kan hij persoonlijke bezittingen bijhouden. Tijdens het verblijf werkt het multidisciplinaire team een handelingsplan uit voor de jongere met doelstellingen en werkpunten. Een aantal jongens volgt een geïndividualiseerd residentieel traject (GRT) als tussenstap voor een verblijf buiten de instelling zoals begeleid zelfstandig wonen of thuis wonen. Deze jongens leven in een open regime en lopen extern school. Sinds februari 2012 heeft campus Ruiselede ook een herstelgerichte time-outleefgroep voor jongens. Met dit aanbod wil men een vastgelopen begeleidings- of behandelingstraject deblokkeren door een korte afkoelingsen bezinningsperiode te bieden in een beveiligde setting. Einddoel van het programma “time-out” is het herstel van de hulpverleningsrelatie en de heroriëntering van de jongere naar de voorziening van herkomst. Bron: wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn
Ik heb gesolliciteerd voor die functie en ben dan aangenomen.
den waren om schoolwerk van de “externe” school bij te houden of om na hun verblijf in De Zande de terugkeer naar die school te vergemakkelijken. Ik belde bijvoorbeeld hun school op en keek of er met hen kon samengewerkt worden. Maar eigenlijk zat die zorg niet in ons opdrachtenpakket als klastitularis. Sommige leerkrachten zetten zich daar wel voor in, terwijl anderen minder geëngageerd waren. De samenwerking met de externe school kwam er ook meestal pas op vraag van de jongere zelf. Toen de nieuwe functie van leerlingbegeleider open stond, sprak het me wel aan om dit alles op een meer georganiseerde manier te doen. Op die manier zou de zorg niet meer afhangen van het feit of jongeren die vraag stelden of van de leerkracht met wie ze te maken hadden.
Ik was in het begin wel bang om mijn job als lesgeefster op te geven omdat ik graag tussen de mensen sta en heel graag met de jongens bezig ben. Ik was bang dat ik een administratieve taak ging krijgen: scholen opbellen en dossiers vervolledigen. Maar ik heb voor een stuk ook carte blanche gekregen voor de invulling van mijn job. In overleg met onze onderwijsdirecteur is mijn takenpakket gaandeweg duidelijker geworden. Caleidoscoop: Hoeveel leerlingen begeleid je? Vicky: Ik begeleid 71 jongens die verblijven in De Zande op de campus Ruiselede. Deze jongens verblijven hier omwille van problematische opvoedingssituaties of omdat ze een als misdaad
Jongeren binnen de muren van een gemeenschapsinstelling
Caleidoscoop jg. 25 nr. 2
Aanbod Bij de begeleiding in de leefgroep besteedt men aandacht aan: - het inbouwen van een rustperiode en het bijbrengen van inzicht in de problemen; - het leren omgaan met regels en grenzen; - het helpen groeien naar zelfstandigheid, zelfredzaamheid en het opnemen van verantwoordelijkheden; - het leren uit ervaringen op een positieve manier (dagelijks leven, leefgroepprojecten, samenwerkingsverbanden enz.); - het versterken en verbeteren van de contacten met de minderjarige (met zijn ouders…).
21
omschreven feit hebben gepleegd. Ik begeleid 27 jongens in de gesloten afdeling en 38 jongens in de open afdeling. In de open afdeling van Ruiselede zitten er daarnaast ook 6 jongens met een geïndividualiseerd residentieel traject, die extern schoollopen. Deze jongens begeleid ik ook als de opvoeders vragen hebben rond hun schoolloopbaan. Ten slotte hebben we in Ruiselede nog een herstelgerichte time-outleefgroep voor 10 jongens, maar deze begeleid ik niet (zie box 1).
BOX 2. WAT DOET DE SOCIALE DIENST VOOR GERECHTELIJKE JEUGDBIJSTAND?
De Zande heeft ook nog een campus Beernem, waar 46 meisjes verblijven. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat ik ook voor hen leerlingbegeleider zou zijn, maar dat bleek niet haalbaar te zijn. De meisjesafdeling heeft dus in principe geen leerlingbegeleider. Het enige wat ik daar doe is ervoor zorgen dat al die meisjes een intake hebben over hun schoolloopbaan zodat we bijvoorbeeld weten naar welke school ze gaan. Nadien neemt de kastitularis de schoolloopbaanbegeleiding zo goed als ze kan verder op.
In de beginfase van de gerechtelijke jeugdhulp voert de consulent van de sociale dienst een maatschappelijk onderzoek uit. Hij zoekt samen met de jongere en ouders wat de problemen zijn en wat er het best kan gebeuren. De consulent kan ook overleggen met mensen die de situatie van de jongere goed kennen, zoals het CLB, het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg en het OCMW. De consulent maakt dan een verslag voor de jeugdrechter. De jeugdrechter houdt bij zijn beslissingen meestal rekening met het advies van de consulent maar kan ook iets anders beslissen. Als de jongere een strafbaar feit pleegde, blijft er nog steeds het advies van de consulent, maar is het de procureur die een bepaalde maatregel vraagt aan de jeugdrechtbank.
Als ik voor alle 117 leerlingen begeleider zou moeten zijn, dan kon ik mijn werk niet kwaliteitsvol doen. Dan was ik bijna veroordeeld om enkel een intake en papierwerk te doen. Ik zie mijn opdracht als veel breder: ik wil niet dat het stopt bij het één keer zien van een jongen en het opbellen van de school waar hij vandaan kwam.
De consulent volgt de jongere, zijn gezin en de hulpverlening op. Minstens een keer per jaar wordt onderzocht of de beslissing van de jeugdrechter nog aangepast is. De consulent komt minstens twee keer per jaar met de jongere en zijn ouders praten. Dan wordt bekeken hoe de hulpverlening verloopt, wat er veranderd is, wat er nog moeilijk of nodig is. De consulent maakt hierover een verslag en geeft advies aan de jeugdrechter.
De jeugdrechter kan een jongere hulpverlening opleggen. De jeugdrechter bepaalt daarbij welke hulpverlening aangewezen is en hoe lang de hulpverlening zal duren. Hij wordt daarin bijgestaan door de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand. Men komt in de gedwongen hulpverlening terecht wanneer: - een minderjarige de wet overtreden heeft (strafbare feiten); - een minderjarige zich in een problematische opvoedingssituatie bevindt én hulp op vrijwillige basis niet mogelijk is. De minderjarige kan dus ook in de gedwongen hulpverlening terechtkomen als hij geen strafbare feiten heeft gepleegd; - er zich een acute crisissituatie voordoet waarbij meteen moet worden ingegrepen; - ouder(s) niet doen wat van hen wordt verwacht.
Daarna stelt de consulent een hulpverleningsprogramma op. De consulent organiseert de hulpverlening. Hij zoekt uit welke dienst best kan helpen. Als de jeugdrechter beslist dat de jongere geplaatst wordt, zoekt de consulent uit waar de jongere terecht kan.
De sociale dienst is niet rechtstreeks toegankelijk. Je komt er alleen terecht via een gerechtelijk parcours. Per gerechtelijk arrondissement is er een sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand. Bronnen: wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn Brochure “jij en de jeugdrechtbank” van Jongerenwelzijn
Wat doet een leerlingbegeleider? Caleidoscoop: Ik kan me voorstellen dat geen twee werkdagen er hetzelfde uitzien voor jou. Maar zou je ons toch een idee kunnen geven van jouw takenpakket?
Klasindeling
Caleidoscoop jg. 25 nr. 2
22
Vicky: Op maandag zit ik meestal samen met de hoofdleraar, die de rechterhand is van de onderwijsdirecteur van onze instelling1. Ik adviseer de hoofdleraar dan over de klasindeling op basis van de intakes die ik voordien met de nieuwe jongens heb gedaan. De hoofdleraar deelt elke week de jongens in een klas in omdat er elke week jongens in vrijheid worden gesteld en er ook nieuwe
jongens binnen komen. Deze klasindeling is afhankelijk van de schoolloopbaan van de jongere. Jongens die voltijds school volgen zitten bij ons samen in een klas en jongens die deeltijds les volgen zitten in een andere klas. Daarnaast hebben we ook jongens die bijna geen school meer lopen omdat zij alleen gaan wonen of bijna 18 zijn. Hen bereiden we voor op zelfstandig wonen en werken. Ten slotte hebben we ook een klas anderstaligen en een klas individuele opvolging voor jongens die bijvoorbeeld een cognitieve beperking hebben (zie ook box 2 in het artikel van M. Trips in dit nummer).
Jongeren binnen de muren van een gemeenschapsinstelling
Onderwijsdoelstellingen bepalen Vicky: Vervolgens maken we op maandagmorgen voor de nieuwe jongens een algemene onderwijsdoelstelling op. Op basis van de intake die ik met de jongens gedaan heb en het contact dat ik heb gehad met hun externe school bepalen we wat de doelstelling voor die jongere is op vlak van onderwijs. Voor sommigen kan dat het werken naar meer zelfstandigheid zijn of het leren wat VDAB en OCMW zijn. Voor anderstaligen is dat vaak Nederlands leren. Voor jongens van wie we weten dat ze heel zware
Contact met scholen Vicky: Na de intake en vooraleer ik samenzit met de hoofdleraar heb ik dus met alle scholen contact gehad. Daarbij ga ik in de eerste plaats na of die leerling nog ingeschreven is. Heel wat jongens weten dat niet meer. Ze zijn bijvoorbeeld geschorst, dan een aantal weken niet meer naar school gegaan en nadien opgepakt. Zijn ze dan nog ingeschreven? Ik toets ook af in welk jaar en studierichting de jongere zit. De tweede vraag is dan: is de jongere nog welkom als hij hier zijn traject heeft uitgedaan? Als daar voorwaarden aan verbonden zijn, is het belangrijk deze heel duidelijk te kennen van bij het begin van zijn verblijf bij ons. Deze elementen worden in het dossier van de jongere opgenomen en ook doorgegeven aan de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand (zie box 2). Zij communiceren dat verder door aan de jeugdrechtbank. In het dossier van de jongere vermeld ik ook standaard de contactpersoon op school en bij het CLB. De meeste contacten verlopen via de school zelf, maar het kan soms gebeuren dat we met het CLB contact opnemen. Zo kregen we bijvoorbeeld bij een bepaalde school moeilijk ingang en hebben we op aanraden van de ouders van de jongen contact opgenomen met het CLB. Via het CLB hebben we dan toch met de school vlotter kunnen samenwerken. Het gebeurt ook wel dat een jongen vanuit een gewone school bij ons komt en we vermoeden dat hij gebaat zou zijn met een schoolloopbaan in het BuSO. Dan nemen we ook contact op met het CLB. Ik toets met de externe school ook af of een verdere samenwerking rond het schoolwerk zinvol is. Als het om een problematische spijbelaar gaat die bijvoorbeeld bijna een jaar niet meer naar school is geweest, is het vaak niet echt zinvol om hierover samen te werken.
Voor andere jongens die tot op de dag dat ze zijn opgepakt nog school gelopen hebben, is het wel zinvol om een samenwerking te bespreken. Met de leerlingbegeleider of coördinator van de externe school bekijk ik wat zij kunnen doen en wat wij kunnen doen. We proberen een regeling te treffen zodat wij voldoende materiaal en schoolboeken van de school krijgen en het ook niet te veel extra inspanningen van de leerkrachten op de externe school vraagt. Tijdens de examens gebeurt het ook dat de externe school ons de examens bezorgt en de jongere op die manier aan zijn examens kan deelnemen. Ik informeer onze klastitularis ook over de samenwerking en afspraken met de externe school en dan volgt de klastitularis alles verder praktisch op. We merken dat het voor onze jongens erg belangrijk is dat ze kunnen werken met hun eigen schoolboeken. Ze zijn dan veel meer geëngageerd. Soms komt de externe school ook eens langs met bijvoorbeeld de schoolboeken. Zij kunnen op die manier onze jongens echt een hart onder de riem steken. De externe school blijft ook binnen de mate van het mogelijke op de hoogte van het proces dat de jongere binnen onze instelling doorloopt. Het gebeurt soms ook dat ik een klassenraad op de externe school bijwoon en schets waarom het continueren van een schoolloopbaan een ankerpunt kan zijn wanneer een jongen vrijkomt. Het gebeurt ook dat ik naar een school rijd om materiaal op te pikken als een school aangeeft dat ze het absoluut niet kan opsturen. Dat gebeurde in het begin vaker dan nu omdat ik het toen belangrijk vond dat wij bij de scholen een gezicht kregen en omgekeerd. Ondertussen is mijn takenpakket ook uitgebreider, waardoor dat minder vaak lukt. Ik ben in het begin immers niet gestart met de volledige populatie maar enkel met de leerlingen die nieuw binnenkwamen bij ons. Ik heb dat geleidelijk aan opgebouwd waardoor ik ondertussen bijna de volledige populatie van 80 jongens die nu bij ons verblijven begeleid2. Als het echt noodzakelijk is, ga ik nog wel naar een school toe maar onze opvoeders en onze chauffeur helpen nu ook vaak om materiaal met scholen uit te wisselen.
Keuzebegeleiding Vicky: Het kan ook zijn dat ik de jongens begeleid met hun studiekeuze. Het gebeurt bijvoorbeeld dat een jongen zegt dat hij de huidige studierichting echt niet graag doet en daardoor spijbelt maar niet weet wat hij zou kunnen kiezen. Voor jongens die geen school meer hebben waar ze terug naartoe kunnen, helpen we ook mee zoeken. Bij problematische schoolloopbanen kijk ik soms wetteksten na of win ik informatie in via het CLB, zodat we beter kunnen begrijpen wat er juist is misgelopen. Zo was er dit schooljaar bijvoorbeeld een meisje dat in het midden van het schooljaar uit een school was geschreven terwijl er toch geen andere school voor haar gevonden was. Om die situatie beter te kunnen begrijpen heb ik de school opgebeld. Toen bleek dat het meisje een tijd spoorloos geweest was. Ik heb de wettekst opgezocht waarnaar de school verwees over de regels van uitschrijven bij het spoorloos zijn van leerlingen. We proberen dat elke jongere die bij ons de instelling verlaat ook een school heeft waar hij naartoe kan of dat we toch weten wie de school gaat zoeken. Bij jongeren die naar huis gaan en waarvan de ouders niet zo goed weten naar welke school ze kunnen gaan, overleg ik met de ouders.
Terugkeer voorbereiden Vicky: Als het mogelijk is bereiden we ook altijd de terugkeer naar school voor. Als de jeugdrechter lang genoeg op voorhand zegt dat een jongen vrijgesteld wordt, bellen we de school terug op en bekijken we of er nog een gesprek met de school moet plaatsvinden. We gaan dan na of we bepaalde informatie moeten doorgeven om die terugkeer zo vlot mogelijk te laten lopen. Bijvoorbeeld, voor jongeren die niet met het schoolmateriaal van hun externe school gewerkt hebben, sturen wij een verslag op rond de vorderingen die ze hier gemaakt hebben op gedrag, leer- en werkattitude en de leerinhouden. Daarnaast geven wij de contactpersonen van begeleidende diensten door zodat de school weet met wie ze contact kunnen opnemen bij problemen.
Jongeren binnen de muren van een gemeenschapsinstelling
Caleidoscoop jg. 25 nr. 2
spijbelaars zijn of dat ze heel moeilijk in de school functioneren, kan de onderwijsdoelstelling gaan over het aanleren van een basisleer- en werkattitude. Dat betekent dat ze moeten leren om in een klas te functioneren en zich aan de klasregels te houden. Bij deze jongens kunnen we pas nadien echt rond hun schoolmateriaal werken.
23
Caleidoscoop: Dat lijkt me een hele boterham, voor al die 80 jongeren. Vicky: Al die stappen hoeven niet voor elke jongere te gebeuren. Voor jongeren die bijvoorbeeld niet meer welkom zijn in hun vroegere school, zal de klemtoon liggen op keuzebegeleiding en wordt er geen materiaal uitgewisseld met scholen. We werken ook heel nauw samen met de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand. Als zij bijvoorbeeld al hele goede contacten hebben met een instelling waar een jongere verbleef, dan bekijken zij samen met die instelling de terugkeer naar school. We verdelen dus soms het werk wel.
Maatwerk Vicky: Belangrijk om te zeggen is dat er eigenlijk geen standaardmanier is om samen te werken met een externe school. Bij elke jongere kijken we wat kan, afhankelijk van de mogelijkheden van de externe school en leerkrachten die er werken. Zo is er bijvoorbeeld een jongen die maritiem onderwijs volgt en daar eigenlijk een basic safety training moet krijgen. Daarbij moet hij zaken als vuurbestrijding leren. We hebben uitgezocht op welke manier we dat toch ook al van hier uit mee kunnen helpen voorbereiden. De training voor deze jongen zou plaatsvinden in een VDABcentrum. Ik heb dan aan onze directie een aanvraag gericht om extern school te lopen voor deze training. De aanvraag werd goedgekeurd omdat dit in het belang was van de jongen zijn uitstroomperspectief.
Onderwijs is maar een deel van het verhaal Caleidoscoop: School lopen is natuurlijk maar één element in het volledige plaatje van begeleiding dat jongeren in een gemeenschapsinstelling krijgen. Hoe past dat onderwijs daarin? Caleidoscoop jg. 25 nr. 2
24
Vicky: Sowieso ligt in de begeleiding van onze jongeren nog altijd meer klemtoon op pedagogie of opvoeding dan op onderwijs. Jeugdrechters gaan ook het meeste rekening houden met wat voor een jongere op pedagogisch vlak het beste vervolg is. Wij proberen dan ons
onderwijs daar een stukje in te passen. Maar vaak is het pedagogisch traject van jongeren nog niet helemaal gekend als ze bij ons binnenkomen. En dat is moeilijk. Soms hebben we dan met ons onderwijs al een stukje afgelegd en blijkt dat een jongere naar psychiatrie moet waarin het schoolse gebeuren totaal niet past. Ik moet dan aan de externe school met wie we een samenwerking opgestart waren, melden dat we op schools vlak niets meer kunnen doen. Want het pedagogisch traject primeert en niet het onderwijstraject, wat voor een stuk ook logisch is. Moesten we van bij de aankomst van de jongeren duidelijker het pedagogisch traject kennen, dan zouden we daar ook veel gerichter op kunnen inpikken met ons onderwijs.
hen voor heel wat rust zorgt. Vroeger hadden ze heel wat vragen en moesten ze die vragen zelf stellen om een samenwerking op te kunnen zetten. Daardoor gebeurde het vaak dat ze de vraag tot samenwerking te laat stelden, waardoor ze al te ver achterop geraakt waren met hun schoolwerk. Nu leggen wij van bij het begin uit dat er kan worden samengewerkt met de school als zijzelf en de school daartoe bereid zijn. Ik denk ook dat het voor hen goed is dat ze een vaste contactpersoon hebben voor alles wat met school te maken heeft. Dat zie ik als ik over de speelplaats of in de gang loop. Ze weten dat ze daarvoor bij mij terecht kunnen en stellen
Maar we hebben bijvoorbeeld toch ook al eens verkregen dat voor een jongere voor wie school heel belangrijk was, de jeugdrechter daarin een stuk is meegegaan. Daardoor is de jongere terug naar huis kunnen gaan met thuisbegeleiding zodanig dat hij zijn schoolloopbaan kon continueren.
Kan een leerlingbegeleider een verschil maken? Caleidoscoop: Als je vergelijkt met de situatie van een jaar geleden toen er nog geen leerlingbegeleiders waren, wat is er dan precies veranderd voor de jongeren zelf ? Op welke manier maken leerlingbegeleiders het verschil uit voor deze jongens? Vicky: Ten eerste geven wij onze jongens opnieuw wat duidelijkheid (bv. kan je nog terug naar jouw school, ben je nog ingeschreven?). Ik merk toch dat dit bij
Jongeren binnen de muren van een gemeenschapsinstelling
me de vragen waarmee ze zitten. Vroeger stelden ze die vragen bijvoorbeeld aan de opvoeder maar het was niet duidelijk wat die ermee deed. Of aan de sociale dienst maar daar kregen ze niet altijd feedback van. Ik heb in de gang een bureau tussen de klaslokalen, en de jongens komen op mijn deur kloppen al ze met vragen zitten. Ik ben voor hen een vertrouwd gezicht en neem hun onzekerheid over school een stuk weg. Verder is het voor hen ook belangrijk dat ik een leerlingbegeleider ben. Ik wil niet iemand zijn die enkel scholen opbelt en
Jongeren die de oude en nieuwe situatie kennen, geven ook aan dat de terugkeer naar school nu vlotter verloopt. Ze weten dat ze op een bepaald uur bij een bepaalde persoon opgevangen worden in hun school. Vroeger zaten ze met vragen als: bij wie moet ik mij nu gaan aanmelden of moet ik rechtstreeks naar de klas? Wat moet ik nu zeggen tegen mijn medeleerlingen en wat moet ik antwoorden tegen de leerkracht op de vraag waarom ik zo lang ben weggeweest? Die vragen maakten dat de terugkeer naar school een drempel was, waardoor het risico bestond dat ze alweer snel gingen spijbelen. Caleidoscoop: En de leerkrachten in De Zande, merken zij een verschil met vroeger? Vicky: Ja, zeker. Vroeger moesten leerkrachten heel wat zelf uitzoeken (bv. wat is het niveau van die jongere?). Nu is het voor hen duidelijker welk materiaal ze kunnen volgen. Ik denk wel dat het werken met materiaal van de externe scholen niet altijd evident is voor de leerkrachten. Zij leveren extra inspanningen om voor elke jongere andere cursussen en schoolboeken te volgen. Onze leerkrachten zijn ook heel blij dat
ik de externe contacten doe. Vroeger moesten zij dat tussen hun lessen door doen en de leerkrachten in de externe school waren dan ook niet altijd bereikbaar. Niet alleen voor de eerste contacten met de externe school, maar ook voor het vervolg merk ik dat ze steun aan me hebben als ze in de knoei zitten (bv. wanneer de concrete uitwisseling van schoolmateriaal met een leerkracht stroef verloopt). Leerkrachten krijgen soms ook vragen van de jongens over hun school. Vroeger wisten ze niet goed waar ze met die vragen naartoe moesten. Sommigen losten het zelf op, anderen gaven het dan door aan de opvoeders of aan de sociale dienst. Nu weten ze dat ik een aanspreekpunt ben. Alles is nu dus veel meer gecentraliseerd, zowel voor de jongeren als voor de leerkrachten.
Onbekend is onbemind Caleidoscoop: Je bent nu een jaar leerlingbegeleider. Welke knelpunten ervaar je op dit moment nog? Vicky: Ik merk in mijn contacten met scholen dat onderwijs in een gemeenschapsinstelling nog altijd onvoldoende gekend is. Scholen die nog geen leerling in een gemeenschapsinstelling hebben gehad, hebben vaak hun twijfels over ons onderwijs en zitten nog met heel veel vragen. Zij weten bijvoorbeeld niet dat onze leerlingen 27 uur per week les krijgen van gediplomeerde leerkrachten. Sommige scholen aarzelen dan bijvoorbeeld om de oplossingen van de oefeningen in hun handboek te bezorgen aan onze leerkrachten. Dat zou echter wel het werk voor onze leerkrachten vergemakkelijken. Onbekend is vaak onbemind en dan moeten we scholen over die drempel zien te krijgen om samen te werken. Bij sommige leerkrachten loopt de samenwerking ook wel stroef omdat een leerling al een lange tijd moeilijk gedrag gesteld heeft op school. Hen wordt dan gevraagd om materiaal op te sturen, kopies te maken, examens door te faxen, wat niet altijd vanzelfsprekend is. Hoe bekender we zijn, hoe vlotter de samenwerking loopt. Ik had onlangs een jongen waarbij ze op school al vernomen hadden dat hij bij ons verbleef. Ik
had de school nog niet kunnen contacteren en er zat al een postpakketje met bundeltjes schoolmateriaal in de post. Je voelt dat het met scholen waar je al een of twee leerlingen gehad hebt heel vlot begint te lopen.
Toekomstmuziek Caleidoscoop: Heb je een zicht op wat de toekomst brengt? Vicky: Het project van de leerlingbegeleiders is een gedeeld project van de minister van Onderwijs en de minister van Welzijn. Het project moet jaarlijks verlengd worden. In februari vond er een eerste evaluatie plaats en werd er gekeken wat men daaruit kan leren (zie box 6 in het artikel van M. Trips in dit nummer). We hopen dat de leerlingbegeleider in gemeenschapsinstellingen een vaste functie wordt én hopelijk kan uitgebreid worden naar andere campussen. Want eigenlijk zou het toch goed zijn om op elke campus een leerlingbegeleider te hebben. Op het einde van vorig schooljaar hadden we in juni nog 10 jongens die samenwerkten met hun school. Negen daarvan waren na hun examens geslaagd voor hun studiejaar. Dan zie je toch wel dat ons werk opbrengt, dat de inspanningen van een leerlingbegeleider en leerkrachten uit de instellingen én de externe school echt wel iets opleveren. nnn
1 De functie van hoofdleraar wordt opgenomen door een leraar die naast zijn activiteit als lesgever een aantal praktische taken in functie van het didactisch proces opneemt (bv. bepalen van onderwijsprofiel van de leerling) en een aantal leidende en begeleidende taken naar het personeel en de jongeren opneemt (bv. intervisievergaderingen, klassenraad leiden). 2 Jongens verblijven gemiddeld 3 maanden in Ruiselede. Dit betekent dat een leerlingbegeleider op jaarbasis 300 à 400 jongens begeleidt.
Jongeren binnen de muren van een gemeenschapsinstelling
Caleidoscoop jg. 25 nr. 2
dossiers in orde maakt, maar iemand die met hen samen een stukje op zoek gaat. Voor jongens die geen school meer hebben omdat ze er niet meer welkom zijn of omdat ze er zelf niet terug naartoe willen is het belangrijk samen te kijken waar ze wel naartoe willen, waarin ze wel geïnteresseerd zijn. Ik geef hen aan dat het niet enkel belangrijk is wat de jeugdrechter of hun mama en papa willen, maar vooral wat zij zelf willen. En dat kunnen we dan terugkoppelen aan de jeugdrechter, mama en papa. Dan zie je dat bij jongens die school totaal onbelangrijk vonden en waarmee ik dat proces doorlopen heb, ze toch terug een idee krijgen van wat school kan betekenen. Sommige jongens houden heel hard vol voor het voltijds onderwijs maar weten bijvoorbeeld niet hoe het deeltijds onderwijs werkt. Dan blijkt het toch belangrijk om die jongens daarover informatie te geven. In die situaties en voor het zelf opzoeken van informatie over de onderwijswereld werk ik heel graag met de website van Onderwijskiezer (www.onderwijskiezer.be).
25