SB10031 - Bijlage
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
MEDEDELING referentienr. datum gewijzigd contact
: M-VVKSO-2010-016 : 2010-03-04 :— : Dienst Leerlingen en schoolorganisatie,
[email protected] Katrien Bressers,
[email protected], 02 507 07 25 Jan Schokkaert,
[email protected], 02 507 06 48
Een brug tussen jongeren in een gesloten gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand en hun school 1
Situering
Het gebeurt dat jongeren die tussen 12 en 18 (maximum 20) jaar oud zijn – wegens een problematische opvoedingssituatie (POS) en/of wegens een als misdaad omschreven feit (MOF) – door de jeugdrechter worden toegewezen aan een Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand (verder afgekort tot GBJ). De GBJ hebben de missie om binnen een geïntegreerd welzijnsbeleid garant te staan om deze jongeren, voor wie vrijheidsinperking en een structuurverlenend aanbod noodzakelijk zijn, regionaal een kwaliteitsvolle, pedagogische en subsidiaire hulpverlening te bieden om hen een beter toekomstperspectief te geven in de samenleving. De GBJ hebben opdrachten uit te voeren zoals bepaald in het decreet van 7 maart 2008 betreffende bijzondere jeugdbijstand en de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. Ze worden beheerd door het verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. I.c. gaat het enerzijds over de twee Vlaamse GBJ te Mol en Ruiselede, en anderzijds over de hulp- en dienstverlening aan minderjarigen geplaatst in het federaal centrum te Everberg. In deze Mededeling wordt de werking van de GBJ toegelicht, met bijzondere aandacht voor het intern onderwijs. Sinds september 2008 zijn in de GBJ ook twee vanuit het onderwijs gedetacheerde verbindingsfunctionarissen aan de slag; in punt 4 beschrijven we hun rol en opdracht.
2 2010-03-04 – M-VVKSO-2010-016
2
Werking van de GBJ
2.1
Schematische voorstelling met vermelding van de capaciteit
Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand
Centrale Cel Brussel
Fed. Centrum “De Grubbe” Hollestraat 78 3078 Everberg
GBJ “De Zande” Bruggesteenweg 130 8755 Ruiselede
GBJ “De Kempen” Molderdijk 2 2400 Mol
Jongens Gesloten (24 Vl. + 26 Wal.)
“Ruiselede”: jongens 1) open afdeling 2) gesloten afdeling
(54) (26)
“Beernem”: meisjes 1) gesloten afdeling 2) open afdeling
(30) (10)
“De Markt”: 1) open afdeling – jongens (72) 2) gesloten time-out – meisjes (10) “De Hutten”: jongens gesloten afdeling
2.2
Hoe verloopt het verblijf van een jongere?
2.2.1
Opname en onthaalfase
(40)
•
Toewijzing gebeurt steeds door de jeugdrechter.
•
De jongere komt altijd in een onthaalleefgroep. Daar verblijft de jongere tijdens een eerste fase in afzondering. Deze fase is niet strikt afgebakend in de tijd,maar is afhankelijk van o.a. de mate waarin de jongere de plaatsing accepteert, bereid is tot introspectie, structuur accepteert… Dit hangt zeer sterk samen met de emotionele toestand waarin de jongere zich bevindt.
•
Na verloop van tijd krijgt de jongere binnen deze leefgroep meer bewegingsvrijheid en contact met de andere jongeren.
•
Als dit gunstig evolueert, stroomt hij door naar een gewone leefgroep, en pas dan stroomt hij ook door naar intern onderwijs.
3 2010-03-04 – M-VVKSO-2010-016
Dit betekent dat de periode van het binnenkomen van de jongere tot de inschakeling van de jongere in een leefgroep en het intern onderwijs, kan variëren van enkele dagen tot, in sommige gevallen, enkele weken. Dit is enerzijds afhankelijk van de houding van de jongere zelf en anderzijds van de vrije plaatsen in de leefgroepen. Tijdens het verblijf van de jongere in de onthaalleefgroep worden al de eerste contacten met de scholen en de begeleidende CLB’s gelegd. Zo wordt het tijdsverlies beperkt en kan, bij de instroom van de jongere in het intern onderwijs, onmiddellijk met de vorming gestart worden.
2.2.2
Leefgroepfase
•
Een plaatsing in de GBJ duurt gemiddeld drie maanden. Er zijn grote uitzonderingen, bv. time-out, waarbij de jongere kortstondig in de instelling verblijft, of plaatsingen waarbij de beschikking meerdere keren verlengd wordt. Dit betekent dat er op jaarbasis een verloop is van meer dan 500 jongeren per Gemeenschapsinstelling.
•
Al deze jongeren volgen intern onderwijs, tenzij de jeugdrechter bij uitzonderingsmaatregel toestemming geeft tot het volgen van onderwijs buiten de instelling.
2.2.3
Vrijstelling
•
De jongeren worden door de jeugdrechter vrijgesteld. Dit kan zijn na afloop van de aanvankelijk voorziene termijn, maar evengoed kan de jeugdrechter een vervroegde vrijstelling of een verlenging uitspreken.
•
Het is moeilijk dergelijke beslissing in te schatten. Daardoor gebeurt het soms dat zowel de jongere als de begeleiders voor de verrassing komen te staan dat een jongere vrij onverwacht naar huis gaat of in een ander begeleidingstraject terechtkomt.
•
Dit heeft wel eens tot gevolg dat er niet de nodige afspraken gemaakt zijn met de school en dat het uitgewerkte traject abrupt afgebroken wordt.
2.3
Het pedagogisch model
Het pedagogische model berust in essentie op 3 pijlers: •
opvoedkundige vaardigheden van Patterson (gedragsgerichte component);
•
ervaringsgericht leren (belevingsgerichte component);
•
contextgericht werken (systeemgerichte component).
Deze 3 componenten omvatten de essentiële registers die in elke psychosociale hulpverlening in afwisselende mate worden bespeeld. Voor elke individuele jongere zullen deze drie aspecten in een verschillende dosering aan bod komen, afhankelijk van zijn persoon, de concrete hulpvraag en het traject dat de jongere in de instelling doorloopt. Daarnaast is er een specifiek aanbod voor elk van de jongeren, dat geëxpliciteerd wordt in multidisciplinaire cliëntbespreking. De neerslag daarvan komt in een handelingsplan dat voortdurend bijgestuurd en geëvalueerd wordt.
2.4
De interne onderwijsverstrekking
2.4.1 De betrokken jongeren zijn nog leerplichtig. Algemeen gesteld zijn er twee manieren om aan de leerplicht te voldoen: •
Door zich in te schrijven in een onderwijsinstelling (voltijds, of via leren en werken) en – behoudens in geval van gewettigde afwezigheid – geregeld de lessen bij te wonen. Indien de jongeren die door de jeugdrechter aan een GBJ werden toegewezen, nog als leerling in een onderwijsinstelling zijn ingeschreven, dan zij ze er gewettigd afwezig op grond van het “onderworpen zijn aan maatre-
4 2010-03-04 – M-VVKSO-2010-016
gelen opgelegd in het kader van de bijzondere jeugdzorg of de jeugdbescherming.”1 De GBJ zullen ter staving van deze afwezigheid een verblijfsattest uitreiken. De interne onderwijsverstrekking binnen de GBJ probeert bij te dragen tot een optimale reïntegratie na vrijstelling door de jeugdrechter. •
Door huisonderwijs te volgen. De interne onderwijsverstrekking binnen de GBJ wordt beschouwd als een vorm van huisonderwijs, zodat de betrokken jongeren steeds in orde zijn met de leerplicht.
2.4.2
De interne onderwijsverstrekking wordt volgens onderstaande principes georganiseerd:
•
een zo groot mogelijke individualisatie;
•
zoveel als haalbaar aansluiten bij het programma van studierichting en -jaar waaruit de jongere afkomstig is;
•
zoveel als kan de bestaande programma’s volgen.
2.4.3 Er worden vijf trajectprofielen onderscheiden op grond van het reeds gevolgde traject en het te verwachten vervolgtraject binnen het regulier onderwijs of het uitstroomperspectief daarbuiten: •
“voltijds leren” voor de jongeren die de intentie hebben na de plaatsing terug voltijds onderwijs te volgen;
•
“alternerend leren en werken” voor de jongeren die hun opleiding in één van de deeltijdse leersystemen zoeken;
•
“zelfstandigheid” is bedoeld voor +17-jarigen bij wie de voorbereiding op zelfstandig wonen en werken centraal staat;
•
“anderstaligen” met de bedoeling Nederlands onkundigen maximaal taal aan te leren;
•
“individuele opvolging” voor jongeren die om specifieke redenen niet zomaar kunnen opgevangen worden in de vorige trajectprofielen.
3
Intern onderwijs in de GBJ
3.1 Er wordt onderwijs verstrekt à rato van 28 wekelijkse lestijden van 50 minuten, in een gelijke verhouding tussen algemene vorming en praktijk. Anders dan in het regulier onderwijs, kent men in de GBJ geen opdeling van het werkjaar in trimesters. Er is enkel één week “vakantie” voorzien tussen kerstmis en nieuwjaarsdag en drie weken van eind juli tot half augustus. 3.2 In de algemene vorming wordt sterk rekening gehouden met onmiddellijke bruikbaarheid; ook het motivationele aspect krijgt een klemtoon. Het programma van de algemene vorming omvat volgende leerdomeinen: •
taal;
•
wiskunde – rekenen;
•
maatschappelijke vorming;
•
sociale vaardigheden;
•
informatica;
•
sport.
1
Ministeriële omzendbrief SO/2005/04 van 8 juli 2005 over “Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds secundair onderwijs”, punt 2.1.6.e http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > leerplicht
5 2010-03-04 – M-VVKSO-2010-016
3.3 De objectieven van de praktische vorming variëren, afhankelijk van de beginsituatie en het uitstroomperspectief van de jongere, van het helpen ontdekken van interesses (oriënteren), over het stimuleren tot verwerven van handvaardigheid en technisch inzicht, tot het aanbieden van een vakopleiding. Het aanbod van praktijkateliers verschilt van vestigingsplaats tot vestigingsplaats: •
Ruiselede: houtbewerking, bouw, metaal-lassen, metaal-mechanica, elektriciteit, technisch tekenen, schilderendecoratie, polyvalent, tuinbouw;
•
Beernem: voeding-verzorging, schoonheidszorgen-haartooi, handel/kantoor-verkoop, keuken-horeca, polyvalent, moderealisatie;
•
Mol – De Markt: metaal-lassen, metaal-automechanica, metaal-elektriciteit, metaal-sanitair, metaalfietsherstelling, bouw-metselen, hout-meubelmakerij, milieu-tuinbouw, handel/kantoor-verkoop;
•
Mol – De Hutten: metaal-lassen, metaal-elektriciteit, hout-meubelmakerij, hout-bouw, milieu-tuinbouw.
4
Rol van de verbindingsfunctionarissen
4.1
Brugfunctie tussen de GBJ en de school
Globaal is het de bedoeling dat de verbindingsfunctionarissen mee helpen een brug te slaan tussen enerzijds het onderwijs dat gegeven wordt binnen de GBJ en anderzijds het reguliere onderwijs. Door een betere afstemming en/of samenwerking tussen de beide onderwijsverstrekkers wordt betracht: •
de leervorderingen van de geplaatste jongeren te bewaken;
•
de continuïteit in de schoolloopbaan minimaal te hypothekeren;
•
een uitstroomperspectief te bieden met reële kansen op (re-)integratie;
•
het realiseren van de algemene hulpverleningsdoelstellingen te ondersteunen.
Binnen dat kader verruimen de verbindingsfunctionarissen de contacten met de verschillende partners. •
Er worden contacten gelegd met de school van herkomst. Er wordt een principiële vraag tot samenwerking geformuleerd en deze wordt geduid binnen de onderwijsaanpak van de GBJ. Erg belangrijk is te bewaken dat de doelstellingen zowel organisatorisch als inhoudelijk realistisch blijven, zodat het voor de leerling een positief leertraject wordt. Eens de krijtlijnen van de samenwerking duidelijk zijn, wordt binnen het intern onderwijs van de GBJ de verdere opvolging opgenomen door de direct betrokken begeleiders. Omdat het geen sinecure is om het onderwijs binnen de GBJ niet te laten vervreemden van het reguliere onderwijs, om ondersteunend op te treden in probleemdossiers, is het belangrijk dat scholen maximaal meewerken aan de vraag vanuit de GBJ om voor cursussen, handboeken, schoolmateriaal, taken, toetsen… te zorgen.
•
Voor de jongeren waarvan het traject het continueren van de schoolloopbaan inhoudt, maar die niet meer ingeschreven zijn in een school, wordt er gezocht naar een school voor de toekomst.
•
Er wordt een samenwerking met het CLB opgestart. Op het ogenblik dat een jongere in de instelling geplaatst wordt, moet het onderwijsteam van de GBJ zich meestal baseren op de informatie die de jongere zelf wil of kan meedelen m.b.t. de schoolloopbaan. Voor sommigen zijn dit juiste en relevante gegevens, anderen kunnen of willen niet de correcte of volledige informatie geven. Nochtans moet op vrij korte tijd een inschaling gemaakt worden om de jongere een passend geïndividualiseerd lesaanbod te bieden. Aangezien er vaak waardevolle gegevens voorhanden zijn, wordt aan het begeleidend CLB gevraagd deze gegevens te bezorgen. Het gaat om: –
een correct overzicht van de schoolloopbaan van de jongere;
6 2010-03-04 – M-VVKSO-2010-016
–
aanduiding van het bereikt schools peil;
–
relevante informatie, bv. over intelligentie, leer- of ontwikkelingsstoornissen, gevolgde remediëringstrajecten …;
–
facultatief: aandachtspunten die kunnen opgenomen worden in het onderwijshandelingsplan.
Deze gegevens zullen aan het CLB gevraagd worden mits schriftelijke toelating van de betrokkene, en deontologisch correct gehanteerd worden. Daarnaast is het wellicht af en toe nodig om samen met het CLB te zoeken naar een onderwijsinstelling (eventueel woon- en/of arbeidsmogelijkheden) voor de jongere na het verblijf in de GBJ.
4.2
Concrete taken
De taken van de verbindingsfunctionarissen kunnen worden opgesplitst in de volgende resultaatsgebieden.
4.2.1
Onderwijsaanbod
Het onderwijs binnen de GBJ niet laten vervreemden van het reguliere onderwijs, zodat de leerlingen een maximale kans op leervorderingen en een waaier van mogelijkheden wordt geboden.
4.2.2
Onderwijsregelgeving
Verankering van de werking van de GBJ in de huidige regelgeving. Regulariseren van de werking van de GBJ de regelgeving en het duiden van lacunes.
4.2.3
Onderwijsbeleid
Op basis van onderzoek beleidsadviezen formuleren voor het departement Onderwijs en Vorming, het hoofdbestuur van de GBJ, alsook de individuele onderwijsdirecties binnen de GBJ teneinde het onderwijsaanbod binnen de GBJ te verbeteren.
4.2.4
Onderwijsfacilitatie
Contacten leggen met interessante partners. Bekend maken van de mogelijkheden en de beperkingen van het onderwijs binnen de GBJ aan externe onderwijspartners en het vergroten van de onderwijs-, vormings- en/of tewerkstellingskansen voor de jongeren in de GBJ. Voorbeelden van activiteiten •
ontwikkelen van een informatiebrochure voor de scholen en de CLB’s van de in de GBJ geplaatste jongeren;
•
scholen sensibiliseren zoveel mogelijk de onderwijsloopbaan van de jongeren te continueren;
•
scholen motiveren tot inschrijven en geven van kansen.
4.2.5
Schoolloopbaanbegeleiding
Adviserend en ondersteunend optreden in probleemdossiers. Op gang brengen van vastgelopen situaties.
7 2010-03-04 – M-VVKSO-2010-016
Voorbeelden van activiteiten •
bijwonen van klassenraden (gebeurt (te) weinig);
•
vragen van leerlingen beantwoorden; studie- en beroepskeuzebegeleiding;
•
scholen (directie, leerkrachten, leerlingbegeleiders) adviseren betreffende didactiek, onderwijsdoelstellingen, gedrags- en/of leerproblemen;
•
contact nemen met CLB’s;
•
contact nemen met scholen:
4.3
–
voor jongeren die nog in hun school ingeschreven zijn, afspraken maken over de uitwisseling van leerstof, taken, toetsen, examens... en dat op basis van een netwerkfiche;
–
voor de jongeren die niet (meer) in een school ingeschreven zijn, bemiddelen om hen terug in een onderwijstraject te integreren.
Contact
Mevr. Anne Wyndaele, verbindingsfunctionaris GBJ “De Kempen” Molderdijk 2, 2400 Mol Tel. 014 34 65 11
[email protected] De heer Lieven Degraeve, verbindingsfunctionaris GBJ “De Zande” Bruggesteenweg 130, 8755 Ruiselede 051 65 01 35 – 0473 92 15 97
[email protected]