JONG OUDERSCHAP Ondersteuning van kwetsbare tienerouders
Kris Nelen | Coauteurs: Luc Deneffe, Marleen Lemmens, Lieven Peeters en Ria Van Laer.
JONG OUDERSCHAP Ondersteuning van kwetsbare tienerouders
Auteur: Kris Nelen Coauteurs: Luc Deneffe, Marleen Lemmens, Lieven Peeters en Ria Van Laer. Foto’s: Monique Moerenhout (figuur 4, 5, 6, 7, 24 en 25) en opvoedingswinkel Leuven (figuur 26) Eerste druk Ontwerp omslag: Provincie Vlaams-Brabant Layout: Maarten Deckers © 2011 vzw Amber en vzw De Wissel Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de inhoud van de uitgave, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende is verboden.
JONG OUDERSCHAP Ondersteuning van kwetsbare tienerouders
Kris Nelen | Coauteurs: Luc Deneffe, Marleen Lemmens, Lieven Peeters en Ria Van Laer
Inhoud
Voorwoord Korte voorstelling van Amber, De Wissel en Shelter Beo Inleiding
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders Hoofdstuk 1: Basishouding in de begeleiding van tienerouders 1.1. Specifieke basishouding voor tieners die ook ouder zijn 1.2. Algemene basishouding van een ouderbegeleider
16 17 17 20
Hoofdstuk 2 : Thema’s in een tienerouderbegeleiding
24
2.1. Gesprek over de beleving van de tienerouders 2.2. De ontwikkeling en de behoeften van het kindje 2.3. Het afstemmingsproces ouder-kind 2.4. Maatschappelijke perspectieven inbrengen 2.5. Een ondersteunend netwerk
24 26 26 30 31
Hoofdstuk 3 : De begeleiderspositie in een tienerouderbegeleiding 3.1. De werksetting 3.2. Een begeleiderspositie die de complexiteit van tiener en ouder zijn erkent 3.3. Aandachtspunten
Hoofdstuk 4: Vergroten van de veiligheid in risicosituaties 4.1. Veiligheid is de prioriteit 4.2. Begeleidershouding en begeleiderspositie in risicosituaties 4.3. Veiligheid bespreken met de ouders 4.4. Rekening houden met de veranderingsmogelijkheden
5
9 11 13
Inhoud
33 33 34 37
38 38 39 41 43
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
48
Hoofdstuk 5: Trajectbegeleiding, een werkdefinitie
50
Hoofdstuk 6: Trajectbegeleiding in de praktijk van Beo
54
6.1. Systematische aanpak van de trajectbegeleiding binnen Beo 6.2. Concrete methodiek om krachten en veranderingswensen te inventariseren 6.3. Outreachend naar moeilijk bereikbare tienerouders 6.4. De duur van het begeleidingscontact hangt af van de vraag 6.5. Enkele knelpunten uit de praktijk van Beo
Hoofdstuk 7: De praktijk van de trajectbegeleiding en de begeleidingsondersteuning in De Wissel 7.1. Eigen netwerk eerst: gericht op de krachten van alle betrokkenen i.p.v. op problemen 7.2.Begeleiding binnen een flexibel traject met aanbod van hulp overal waar nodig, zo lang als nodig en door een vertrouwde begeleider 7.3. Verbreding, versterking en coördinatie van professionele hulp bij ernstige zorgen 7.4. Ondersteuning van begeleiders
Hoofdstuk 8: Begeleidingsondersteuning in de praktijk van Beo 8.1. Begeleidingsondersteuning voor andere hulpverleners 8.2. Een praktijkvoorbeeld van een begeleidingsondersteuning
DEEL 3: Juridische vragen bij tienerouderschap Hoofdstuk 9: De verantwoordelijkheid van een minderjarige ouder.
54 57 59 59 60
61 62 63 65 68
69 69 70
74 76
Hoofdstuk 10: Wanneer komt er een dossier binnen de Bijzondere Jeugdzorg? 78
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap Hoofdstuk 11: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
81 83
11.1. Materiële en financiële basisvoorwaarden 83 11.2. Aanpak gericht op een ruime doelgroep van kwetsbare jonge ouders en hun netwerk 83 11.3. Aandacht voor ouderschap binnen elke dienst- en hulpverlening 85 11.4. Combineerbaarheid van steun en trajecten op andere levensdomeinen 85 11.5. Mobiel, ambulant en residentieel aanbod in de eigen leefregio van de tienerouders 86 11.6. Vraaggericht variëren van het aanbod 86 11.7. Trajectbegeleiding met mandaat 87 11.8. Kennis over jong ouderschap: in elke regio een expertisecentrum jong ouderschap 87 11.9. Shelter: contouren van een passende hulpverleningsstructuur voor jonge ouders 88
6
Inhoud
Bijlagen 89 Bijlage 1: Themakaartjes 1. Themakaartjes zwangerschap en kraamtijd 2. Themakaartjes baby- en peutertijd
90 91
Bijlage 2: Informatie voor jonge ouders
92
Bijlage 3: Materiaal bij intrafamiliaal geweld
94
Bijlage 4: Themakaartjes algemene levensdomeinen
96
Bijlage 5: Voorbeeld van een overzicht van de doelen van een vijftienjarige mama voor de algemene levensdomeinen.
97
Bijlage 6: Algemene signalen / factoren van veiligheid en onveiligheid
99
Bijlage 7: Een voorbeeld van een lopende trajectbegeleiding
100
Bijlage 8: Vrijwillige en gedwongen hulpverlening
102
Lijst van figuren
7
90
Inhoud
105
8
Voorwoord Monique Swinnen, gedeputeerde voor welzijn van de provincie Vlaams-Brabant In 2010 kregen 1228 meisjes in Vlaanderen onder de 20 jaar een of meerdere kinderen. Een kleine 300 van deze moeders waren nog minderjarig; terwijl 9 meisjes zelfs jonger waren dan 15 jaar. De bevallingscijfers (= aantal bevallingen per 1000 meisjes) onder Vlaamse tieners waren de voorbije jaren (2001-2009) vrij stabiel. Maar in 2010 vond er voor het eerst sinds lang een grote daling plaats. Dit is al goed nieuws want een ongeplande zwangerschap is voor een aanstaande tienermoeder of tienervader een emotioneel zwaar traject. Een goede ondersteuning in de periode van de zwangerschap/bevalling en daarna bij de opvoeding is daarom van groot belang. De Provincie Vlaams- Brabant wil maatregelen ten aanzien van tienerouders ondersteunen. Het project Beo, dat als vernieuwend project door de provincie gesubsidieerd werd, gaf daartoe een aanzet. De ervaringen van dit project werden gebundeld in deze publicatie die handvaten kan aanreiken aan hulpverleners en beleidsmakers.
vzw Amber en vzw De Wissel Vanuit vzw Amber en vzw De Wissel wilden we onze ervaringen, bevindingen en expertise in de ondersteuning van jonge tienerouders en hun netwerk delen met andere hulpverleners en beleidsmakers. Met die bedoeling begonnen we met het schrijven van een artikel, dat uiteindelijk resulteerde in dit boek. Aanleiding daartoe was het afronden van de experimentele werking van het project Beo waarin we ondersteuning boden aan tienerouders. Deze werking werd gesubsidieerd als vernieuwend project door de Provincie Vlaams Brabant. De auteur, Kris Nelen, projectverantwoordelijke van het project Beo en personeelslid van vzw Amber liet zich hierbij bijstaan door enkele medeauteurs. Vanuit vzw Amber werkte Marleen Lemmens mee aan het boek, samen met Ria Van Laer die ondertussen actief is op het CGGZ Vlaams-Brabant Oost vzw. Vanuit vzw De Wissel deden Luc Deneffe en Lieven Peeters hun inbreng als medeauteurs. Dit boek kon enkel tot stand komen mede dankzij de steun van de Provincie Vlaams-Brabant en de Balie van de Rechtbank Leuven. Zeker ook een woord van dank voor de raden van bestuur van vzw Amber en vzw De Wissel, die belangrijke extra middelen hierin investeerden. Tot slot danken we collega’s uit beide voorzieningen voor hun waardevolle suggesties.
9
Korte voorstelling van Amber, De Wissel en Shelter Beo Vzw Amber is een hulpverleningsorganisatie, erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Amber (afkorting van ‘ambulante begeleidingsdienst regio Leuven’) biedt mobiele begeleiding op maat en is erkend binnen de Bijzondere Jeugdbijstand voor thuisbegeleiding en begeleid zelfstandig wonen. Sinds 2009 biedt Amber een kortdurende variant van thuisbegeleiding aan: ‘TB 25’. In 25 contacten werken de gezinsleden aan hun opvoedingsdoelen. Op basis van praktijkervaringen en evoluties in het werkveld experimenteert Amber actief met aangepaste werkvormen en methodieken. Amber ontwikkelde in 1997 de module: ‘vroegtijdige intensieve gezinsondersteuning’, gericht op de ondersteuning van kwetsbare gezinnen met een jonge baby. De module werd, na een experimentele fase, als ‘ambermodule’ geïmplementeerd binnen de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en kreeg een erkenning binnen Kind en Gezin. De erkende plaatsen binnen Amber werden vanaf 2009 opgenomen in de werking van CKG De Schommel. Meer informatie over Amber is te vinden op www.amber-begeleidingsdienst.be Vzw De Wissel is de familienaam van een aantal initiatieven in de Bijzondere Jeugdbijstand in het arrondissement Leuven. De Rotonda in Leuven en de Switch te Betekom zijn twee CANO-begeleidingshuizen, erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Adolescente meisjes worden begeleid vanuit de residenties, zelfstandig of thuiswonend. Beide voorzieningen genieten een bijzondere erkenning. Ze richten zich tot specifieke, kwetsbare doelgroepen, die bij de Switch ook wel bekend staan onder de naam ‘proeftuinmeisjes’. De doelgroep daagt de voorziening uit om steeds nieuw paden en werkwijzen te zoeken, dikwijls onder de vorm van projecten of samenwerkingen. Het samenwerkingsproject Rizsas, in Wezemaal, vangt jongeren op die tijdelijk de aansluiting op het schoolse circuit missen. Het wil daarmee vorm geven aan hun leerrecht. Daarnaast zijn er de projecten ‘Equicanis’, werken met paarden en honden, het project ‘Ervaringsleren’, ‘Stretch-IT’ en ‘TC’, dat doelt op een intensieve begeleiding van jonge mensen naar zelfstandigheid. Meer informatie over De Wissel is te vinden op www.wissel.be.
11
Vzw Amber en vzw De Wissel zijn lid van het Platform Bijzondere Jeugdzorg Arrondissement Leuven en van Brug 0-6, regionale en intersectorale overlegvormen die inspirerend werken in het zoeken naar antwoorden in samenwerking met anderen. In 2006 diende De Wissel, gedragen door ‘Brug 0-6’, een voorstel in voor de mobiele, ambulante en residentiële begeleiding van tienerouders in de Bijzondere Jeugdzorg, de ‘Shelter’. Binnen de toenmalige uitbreidingsronde kon dit voorstel niet weerhouden worden. Een deelproject van Shelter werd in 2008 door de Provincie Vlaams-Brabant goedgekeurd als vernieuwend project. Amber nam de leiding van dit deelproject. Shelter Beo of kortweg ‘Beo’ bood van oktober 2008 tot juli 2010 trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning voor tienerouders en hun begeleiders.
12
Inleiding
Als kwetsbare tieners of jongvolwassenen een kind krijgen, combineren zij hun ontwikkelingstaken als puber of als adolescent met het ouderschap. Hoe kan een professionele begeleider hen daarbij ondersteunen? Hoe vindt een jonge ouder de weg naar gepaste ondersteuningsmogelijkheden? Aan welke ondersteuning is er behoefte? Dit boek wil een aantal uitgangspunten en handvaten aanreiken. We vertrekken vanuit de ervaringen in de experimentele werking van Beo: Begeleidingsondersteuning jonge ouders. Beo is een projectwerking die tot stand gekomen is vanuit Brug 0-6, een lokaal intersectoraal overleg rond de doelgroep 0-6-jarigen in de regio Leuven1. Het project Beo werd uitgevoerd door vzw Amber in de periode oktober 2008 tot juli 2010, met financiële steun van de Provincie Vlaams-Brabant. De projectwerking van Beo richtte zich op een strikte doelgroep: ‘kwetsbare tienerouders én hun netwerk’. De tienerouders waren zwanger terwijl ze zelf nog minderjarig waren. Bovendien hadden de tienerouders een extra ‘kwetsbaarheid’: de jonge ouders leefden bijvoorbeeld in armoede, hadden weinig eigen netwerk, kenden zelf een problematische opvoedingssituatie, hadden een mentale beperking of kampten met psychische problemen. Ook steunfiguren uit het eigen en professionele ‘netwerk’ rond de tienerouders konden een beroep doen op ondersteuning van Beo. We ondersteunden tienerouders en hun netwerk om in de zwangerschap, de kraamtijd en/ of de baby- en peutertijd een gepast hulpverleningsnetwerk op te bouwen. We werkten een vorm van trajectbegeleiding uit waarin we de jonge ouders systematisch, over een langere periode en voor alle levensdomeinen steunden om hun hulptraject te organiseren en af te stemmen op hun vragen en op de behoeften van het kindje. Naast deze trajectbegeleiding boden we begeleidingsondersteuning aan begeleiders van jonge ouders. De ervaringen binnen het project verfijnden onze visie op hulp aan tienerouders. Door met de kwetsbare tienerouders te praten, hun traject te volgen en steunfiguren uit hun eigen netwerk en uit het professionele netwerk te ontmoeten, hebben we vanuit Beo kennis, ervaringen, ‘good practices’, knelpunten en voorbeelden kunnen verzamelen. Het zicht op de sociale kaart, over de sectoren heen, is verruimd.
1
13
Meer uitleg over deelnemers en doelstellingen van Brug 0-6 kunt u vinden op www.beoshelter.be.
Vzw De Wissel en vzw Amber namen na afloop van het project het initiatief om de ervaringen te bundelen voor andere begeleiders en beleidsmakers. De bruikbare elementen uit de projectwerking zijn aangevuld met ervaringen binnen de ruimere werking van beide organisaties. Op basis van een positieve evaluatie van de werking van Beo worden voor de toekomst structurele mogelijkheden gezocht om de begeleidingsondersteuning opnieuw aan te bieden, gekaderd in een ruimer synergetisch geheel van mobiele, ambulante en residentiële begeleiding voor jonge ouders (‘Shelter’). De werking van Beo zou hiervan dan een onderdeel kunnen zijn.
Vooraleer u door het boek te laten zwerven, nog enkele kanttekeningen. Een eerste kanttekening betreft de term ‘tienerouder’ of ‘jonge ouder’. We vertrokken bij het schrijven van dit boek wel van de praktijkervaring met een erg specifieke doelgroep: kwetsbare minderjarige tienerouders met jonge kinderen en hun netwerk. We bakenden de leeftijdsgrens strikt af omdat binnen Beo maar een beperkt aantal tienerouders kon worden begeleid. Dat impliceert echter niet dat we pleiten voor een strikte leeftijdsgrens. Integendeel. Waar we in dit boek de termen ‘tienerouder’ en ‘jonge ouder’ schrijven, bedoelen we ‘een jongere of jongvolwassene, die kwetsbaar is, ook in zijn jong ouderschap’. Een volgende kanttekening betreft de focus die in dit boek ligt op ‘ouderschap’. In deel 1 tot 4 beschrijven we hoofdzakelijk de ondersteuning van jonge ouders die ervoor kozen om het kindje te houden. Ongeveer de helft van de zwangere tieners kiest ervoor om de zwangerschap uit te dragen. We zijn ons ervan bewust dat de ondersteuning van het keuzeproces om de zwangerschap al of niet uit te dragen evenveel aandacht verdient. Omdat andere organisaties2 hier al materiaal rond ontwikkelden, houden we de focus van dit boek op de ondersteuning van het ‘ouderschap’. Enkel deel 5 zoomt uit naar zwangerschap én ouderschap. We belichten in deel 5 ook concrete initiatieven die zich richten op zwangeren. En tenslotte: ‘Ceci n’est pas un livre.’ Dit document is bedoeld als inspiratiebron die je dus naar eigen goeddunken kan gebruiken: als één geheel van A tot Z lezend of ‘kijkend’ naar de illustraties en begeleidingsinstrumenten in de bijlagen of ‘zappend’ naar de delen die je vanuit jouw situatie het meeste interesseren. Deel 1 belicht de begeleiding van tienerouders. We bespreken de basishouding (hoofdstuk 1), de thema’s (hoofdstuk 2) en de begeleiderspositie (hoofdstuk 3) in een tienerouderbegeleiding. Vervolgens komt het vergroten van veiligheid in risicosituaties aan bod (hoofdstuk 4). Deel 2 geeft een beeld van de praktijk van trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning, zoals die vorm krijgen binnen Beo en binnen De Wissel. Na een werkdefinitie van trajectbegeleiding (hoofdstuk 5), beschrijven we de ervaringen met trajectbegeleiding uit de experimentele werking van Beo (hoofdstuk 6), de praktijkervaring van trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning uit De Wissel (hoofdstuk 7) en tenslotte de begeleidingsondersteuning vanuit Beo (hoofdstuk 8). 2
14
Het cRZ (centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen) werkte in samenwerking met Steunpunt Algemeen Welzijnwerk de ‘Routekaart tienerzwangerschap’ uit. Deze digitale routekaart wil een begeleider houvast bieden in de begeleiding van het keuzeproces van een tiener, haar partner en haar ouders. Routekaart tienerzwangerschap. (2011). Geraadpleegd op 14 mei, 2011, van www. crz.be/tienerzwangerschap/getpage.asp?i=1
In deel 3 gaan we in op juridische vragen bij tienerouderschap. We verduidelijken de verantwoordelijkheid van een tienerouder (hoofdstuk 9) en bespreken wanneer binnen de Bijzondere Jeugdbijstand een dossier wordt geopend (hoofdstuk 10). In deel 4, ten slotte, beschrijven we de noodzakelijke omgeving voor een goede tienerouderbegeleiding. Hierin geven we onze visie weer op de structurele behoeften van een professionele ouderschapsondersteuning bij tieners (hoofdstuk 11). Bij dit boek hoort een vijfde deel: de sociale kaart voor jonge ouders. Dit deel is te raadplegen op www.beoshelter.be. We kozen voor een digitale vorm omdat het een regionaal overzicht is én omdat we deze gegevens digitaal beter kunnen actualiseren. We brengen de ondersteuningsmogelijkheden voor jonge ouders in de regio Leuven in kaart (hoofdstuk 12), zoals we ze in 2010 kennen. Ten slotte geven we een overzicht van wat er buiten de regio structureel erkend is voor deze doelgroep (hoofdstuk 13). Jonge ouders kunnen een beroep doen op het begeleidingsaanbod buiten de regio, maar het is een groot nadeel dat ze ver verwijderd zijn van hun netwerk. Jouw feedback of aanvullingen zijn steeds welkom op
[email protected].
15
DEEL 1:
De begeleiding van tienerouders
16
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Hoofdstuk 1: Basishouding in de begeleiding van tienerouders
Tieners zullen – net als elke andere ouder - het ouderschap vorm geven op een manier die bij hen past, een manier die aansluit bij hun krachten en waarbij ze botsen op hun grenzen. De combinatie van het ouderschap met de eigen ontwikkeling als tiener speelt hierbij een rol. De opbouw van de begeleidingsrelatie met tienerouders kent dan ook een eigen dynamiek. Een begeleider stimuleert de eigen ontwikkelingskansen van de tiener én helpt de jonge ouder om af te stemmen op de behoeften van de baby. In dit hoofdstuk willen we een aantal uitgangspunten voor de begeleidershouding schetsen, die de beschikbaarheid van de tienerouders voor de behoeften van hun baby kunnen stimuleren. In 1.1. schetsen we hoe begeleiders jonge ouders kunnen steunen in hun ouderschap. In 1.2. geven we enkele uitgangspunten mee die voor ouderschap én andere begeleidingsthema’s belangrijk zijn.
1.1. Specifieke basishouding voor tieners die ook ouder zijn3 Tienerouders: moeders en vaders! De begeleiding van tienerouders of jonge ouders richt zich op tienermoeders én tienervaders. De vragen en doelen van elk van de ouders krijgen een evenwaardige plek in de begeleiding. Als een van de ouders in de begeleiding meer op de achtergrond staat, is het belangrijk hem of haar extra uit te nodigen om zijn perspectief in te brengen. Vb. Als de vader in de kraamtijd wisselende werkuren heeft, kiest de begeleider er uitdrukkelijk voor om de begeleidingsmomenten te plannen buiten vaders 3
17
We baseren ons op ervaringen en uitgangspunten van vzw Amber en van vzw De Wissel. Vanuit vzw Amber werden we geïnspireerd door de ervaringen binnen de Thuisbegeleiding en binnen de Vroegtijdige Intensieve gezinsbegeleiding van vzw Amber. Een aantal elementen is gebundeld in een lezing voor de WAIMH op 14 december 2006: Ria Van Laer, Vaardigheden bij het hechtingsgericht en relatieopbouwend werken in gezinnen met een jonge baby. Intern werkdocument Amber, december 2007. Vanuit de Wissel zijn de inspiratiebronnen zowel concrete ervaringen in begeleidingstrajecten als de basisvisie van CANO, Centra voor Actieve Netwerkondersteuning en Opbouw. Deze basisvisie is neergeschreven in de visietekst van de CANObegeleidingshuizen over Vlaanderen, zoals verdeeld op de studiedag “Inspirerend Verbinden in de Bijzondere Jeugdzorg” van 25 februari 2011. Beide vermelde teksten zijn te vinden op de website www.beoshelter.be.
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
werkuren. Voor het maken van nieuwe afspraken, belt de begeleider met de vader om na te vragen wat zijn vrije uren zijn. Als de ouders niet meer samenwonen is het belangrijk om hen elk apart de gepaste ondersteuning aan te bieden.
Rekening houden met het verlangen naar autonomie Zowel voor de keuzen in hun eigen leven als voor de keuzen als ouder moet de begeleider rekening houden met het verlangen naar autonomie. Dit is bij alle ouders aanwezig. Bovendien is het onderhandelen over meer autonomie bij tieners ook typisch voor hun ontwikkelingsfase. Als de veiligheid van de baby én van de tienerouder niet in gevaar is, kunnen tienerouders zelf alle beslissingen voor het kindje nemen. De verantwoordelijkheid voor de opvoeding blijft bij de jonge ouders. Als begeleider kan je niet in de plaats van de ouders beslissen over dagelijkse dingen: eetgewoonten, kleding, slapen,…. Die verantwoordelijkheid niet overnemen, maar de tienerouders steunen in het zoeken van eigen oplossingen, vergroot het zelfvertrouwen van de jonge ouders.
Wisselende balans van zelfstandigheid/afhankelijkheid Verantwoordelijkheid nemen en gedoseerd om hulp en steun vragen is een opdracht in elke levensfase. Bij de geboorte van een kind intensifieert of specialiseert dat proces zich bij het zoeken naar gepaste steun bij het ouderschap. Voor tieners is het zoeken in de balans zelfstandigheid/afhankelijkheid bovendien vaak heftiger dan in andere levensfases. Deze onvoorspelbaarheid is best moeilijk in combinatie met de constante zorg die een baby nodig heeft. Figuur 1 verduidelijkt hoe deze opdrachten bij tienerouders samenkomen.
Figuur 1: De moeilijke balans van zelfstandigheid/ afhankelijkheid bij tienerouders
18
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Tienerouderschap vraagt vaak om een koerswijziging (bijvoorbeeld toch terug een beroep doen op de omgeving) of een versnelling (bijvoorbeeld sneller overwegen om alleen of samen te gaan wonen). Vb. Myriam4 doet ‘vanzelfsprekend’ een beroep op haar moeder voor de zorg voor de baby. Ze geeft aan dat ze het leven van een zestienjarige zoveel mogelijk wil voortzetten en dat ze blij is dat haar moeder het opneemt. Als ze zeventien is, wil ze alleen gaan wonen en vindt ze het dan weer vanzelfsprekend dat ze de zorg voor het kindje helemaal zelf gaat opnemen. De omgeving is hierover bezorgd en Myriam begrijpt die bezorgdheid niet. Enkele maanden later moet ze stage lopen en vindt ze het vanzelfsprekend dat haar moeder opnieuw de zorg even overneemt, om op tijd op haar stageplaats te geraken.
Verbondenheid met de eigen ouders en de ruimere context Een balans zoeken tussen loslaten van en verbondenheid met de eigen ouders is in de ontwikkelingsfase als tiener aan de orde. De nieuwe baby brengt in de relatie met de eigen ouders ‘een nieuwe start’. Ook in de ruimere context komt er door de geboorte van de baby een kantelmoment. De geboorte - en vooral de totale afhankelijkheid van de baby - geeft groeikansen om op een nieuwe manier verbondenheid met elkaar te tonen, zowel in het gezinssysteem als in het ruimere netwerk. Vb. Een begeleider vertelt hoe belangrijk voor een zestienjarig meisje de klik was van de grootouders, na een eerste geschrokken reactie. Zowel de grootmoeder als de grootvader (die gescheiden leven) steunen de jonge mama, elk op hun manier. ‘We willen er nu het beste van maken voor het baby’tje’. Als begeleider is het belangrijk om de krachten in de relaties met de eigen ouders en het ruimere netwerk te activeren. Duidelijke afspraken maken over de hulp die de eigen ouders en andere steunfiguren kunnen bieden, voorkomt veel conflicten. Het netwerk van jonge ouders neemt vaak een belangrijke rol op in de zorg voor de baby. Het is belangrijk om dit als begeleider te erkennen, dit te communiceren naar het netwerk en er rekening mee te houden. De valkuil bestaat om als professionele hulpverlener in concurrentie te komen met de steunfiguren uit het netwerk. Vb. Als begeleider kan je vragen naar de reacties in de familie en in hun netwerk? Op wie lijkt hij volgens hen? Wie was trots? Wie was er nog trots?
‘Jonge’ reacties horen erbij Impulsieve reacties, creatieve ideeën, verzet tegen de ouders, heftige emoties, stemmingswisselingen en risico’s nemen horen bij de ontwikkelingsfase van pubers en adolescenten. Recente bevindingen uit hersenonderzoek bij jongeren maken dit begrijpelijk: tot 25 jaar zijn niet alle hersengebieden even sterk ontwikkeld. De vaardigheden zoals plannen, voor4
19
Omwille van de privacy van de jonge ouders werken we in alle voorbeelden met fictieve namen en passen we andere herkenbare elementen aan.
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
uitkijken, ordenen en anticiperen zijn nog niet helemaal ontwikkeld. ‘Het is niet eerlijk om van tieners te verwachten dat ze op een volwassen manier beslissingen nemen, terwijl hun hersenen nog niet af zijn’, aldus Jay Giedd, hersenonderzoeker5. De begeleider kan een jonge ouder helpen om heftige emoties te ‘containen’: hij erkent de gevoelens verbaal en non-verbaal, verdraagt ze, geeft er ruimte aan en begrenst ze. Hij kan de jonge ouder steunen en coachen in het nemen van beslissingen. Sommige tieners hebben een romantisch beeld van het ouderschap en staan er niet voor open om vooraf al ‘problemen’ te bespreken. ‘Problemen pas oplossen als ze zich stellen’ kan dan wel een mooi uitgangspunt lijken, maar in de realiteit van bijvoorbeeld het zoeken van een bereikbare en betaalbare kinderopvang weet de begeleider al dat zoiets niet werkt! En dan is het aan de begeleider om de tienerouders hierover goed te informeren en hen te stimuleren om rond dat thema proactief te werken. Deze levensfase heeft ook eigen krachten: tieners gaan op zoek naar nieuwe dingen, hebben lef en kunnen met zeer verrassende ideeën komen. ‘De puber moet het veilige eigen nest uit en in een nieuwe omgeving zijn eigen onafhankelijke leven beginnen. Als hij zorgvuldig alle risico’s af zou wegen, zou dat nooit gebeuren’ 6 De begeleider kan gebruik maken van deze kracht.
Actief steun aanbieden en contact onderhouden Van peuters aanvaardt iedereen dat ‘ikke doen!’ belangrijk is, maar als tienerouders (nog) geen hulp vragen krijgt dat soms de bijklank van ‘geen goed ouderschap’. De drempel voor de begeleiding in het algemeen en voor elk begeleidingscontact moet zo laag mogelijk blijven. Concreet betekent dat bijvoorbeeld om actief bij de tienerouders het aanbod te gaan voorstellen, om soepel in te gaan op een begeleidingsvraag die een jonge ouder stelt en om volhardend opnieuw contact te zoeken met de jonge ouders, als ze op de vorige afspraak niet aanwezig waren.
1.2. Algemene basishouding van een ouderbegeleider7 Starten met een schone lei Elk gezin raakt bij de geboorte van een baby uit zijn gewone evenwicht en gaat dan zoeken naar een nieuw evenwicht. Dit is ook zo bij tienerouders. Wanneer ze ervoor kiezen om zelf de zorg op te nemen, moeten de jonge ouders en hun baby elkaar nog leren kennen en 5 6 7
20
Geciteerd in: Nelis, H. & Van Sark, Y., Puberbrein binnenstebuiten. Wat beweegt jongeren tussen 12 en 25 jaar?, Kosmos, Utrecht/Antwerpen, 2010, p. 19. Swaab, D., Oorlog in de zomer., in NRC Handelsblad van 14 juni 2008, geciteerd in Nelis, H. & Van Sark, Y., Puberbrein binnenstebuiten. Wat beweegt jongeren tussen 12 en 25 jaar?, Kosmos, Utrecht/ Antwerpen, 2010, p. 34. Voor de formulering van deze elementen baseren we ons op BOLT, A., Het gezin centraal. Handboek voor ambulante hulpverleners., SWP, Amsterdam, 2006, p.21-30. De beschreven uitgangspunten zijn ook nuttig in de begeleiding van andere doelgroepen of in de begeleiding van tieners voor levensdomeinen buiten het ouderschap, bijvoorbeeld school, relaties, regeling van financiële en administratieve zaken.
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
nemen zij een nieuwe start. De jonge ouders nemen zich voor om goede ouders te zijn voor hun kind. Een begeleiding die op dat moment wordt aangeboden, vertrekt nog niet van fouten of mislukkingen. Als begeleider kan je gebruik maken van de positieve dynamiek die de geboorte van de baby voor de jonge ouders én hun context met zich meebrengt. Wanneer jonge ouders ervoor kiezen om de zorg aan anderen toe te vertrouwen, doen ze dat omdat ze voor de baby een goede toekomst wensen.
Oog hebben voor positieve evoluties en vertrouwen in veranderingsmogelijkheden Als hulpverlener gaan we ervan uit dat de jonge ouders willen dat het goed gaat met hun baby. Het kind is voor de tienerouders een belangrijke bron van energie en motivatie. Vanuit het verlangen van ouders om het goed te doen, kunnen de behoeften van de baby in het gesprek een plaats krijgen. Ook als ouders er niet in slagen om zich af te stemmen op wat de baby nodig heeft, is het belangrijk om dat open met hen te bespreken. We spreken de jonge ouders dan aan vanuit het vertrouwen dat zij mee kunnen zoeken naar manieren om de basisbehoeften van de baby te vervullen en vanuit het geloof dat verandering mogelijk is, ondanks moeilijkheden en regelmatig falen. Het is belangrijk voor begeleiders om oog te hebben voor positieve veranderingen in het ouderschap en om dat in het gesprek met de jonge ouders zichtbaar te maken.
Respect tonen voor het tempo van gezin Het is ook belangrijk om het tempo van een gezin te volgen. Te snel oplossingen aanbieden heeft dikwijls een omgekeerd effect of maakt dat de verantwoordelijkheid deels wordt overgenomen. Haalbare doelen stellen, waar de ouders zelf aan willen werken, is van bijzonder belang.
Vraaggerichte houding De doelen van de tienerouders en de behoeften van de baby vormen samen het vertrekpunt van de begeleiding. De tienerouders behouden de regie over hun leven en over hun begeleidingsproces. Ze houden samen met de begeleider zicht op de behoeften van hun kind. Ze bepalen van daaruit zelf aan welke doelen in de begeleiding wordt gewerkt en ze krijgen de gelegenheid om zelf oplossingen of steun te zoeken.
Verandering ondersteunen De begeleider kan de ouders stimuleren om haalbare doelen te kiezen die belangrijk zijn voor henzelf of voor hun baby. Vervolgens nodigt hij de ouders uit om er stap voor stap aan te werken. Op die manier structureert en stimuleert de begeleider het veranderingsproces.
Open en transparante houding Er is geen verborgen agenda, wel een open dialoog met de jonge ouders over het begeleidingsproces. De begeleider geeft duidelijkheid over de stappen die hij zet. De jonge ouders hebben inspraak en inzage bij de eventuele opmaak van een verslag.
21
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
‘Niet weten’ De begeleider is zich ervan bewust dat hij een andere kijk op de werkelijkheid heeft dan de jonge ouders. Hij zet zijn eigen ideeën en vooroordelen opzij en is authentiek nieuwsgierig naar de eigen ervaringen, kwaliteiten, ideeën en doelstellingen van de jonge ouders. Die houding van ‘niet weten’ is zichtbaar in verschillende begeleidersvaardigheden, zoals invoegen, begrip en erkenning tonen door gevoelens te reflecteren, stellen van open vragen, doorvragen, samenvatten. De houding van de begeleider maakt het mogelijk dat de jonge ouders hun ‘verhaal’ ordenen en dat ze zelf gaan nadenken over oplossingen die bij hen passen.
Uitgaan van gelijkwaardigheid van jonge ouders en begeleider De relatie tussen begeleider en jonge ouders kenmerkt zich door samenwerking en dialoog. De begeleider stelt zijn kennis, ervaring, inzichten en zicht op ondersteuningsmogelijkheden ten dienste van de jonge ouders en hun zoektocht. De jonge ouders brengen op hun beurt positieve ervaringen aan, die dan voor de begeleider inspirerend kunnen zijn voor andere begeleidingssituaties. Vb. Linde, een jonge mama, had samen met een begeleidster onderhandeld over haar leerplicht na de geboorte. Met de school en het CLB werd afgesproken dat de begeleidingsmomenten (drie begeleidingsmomenten per week vanuit de ambermodule van een CKG) ook beschouwd werden als ‘lestijd’ voor de jonge mama. Geïnspireerd door deze ervaring probeerde de begeleidster voor een jonge papa, Jurgen, te onderhandelen dat twee stageperiodes konden worden verwisseld. Hij had immers aangegeven dat hij zijn zoontje geen badje durfde te geven. Hij volgde de richting personenzorg. Had hij de stage bij een kribbe en die in het bejaardentehuis kunnen omwisselen, dan zou hij zijn baby in de kribbe mee kunnen verzorgen en er heel wat vaardigheden opdoen. Spijtig genoeg stond de school van Jurgen dit niet toe.
Oog hebben voor alle aspecten van de gezinscontext De groei in het ouderschap en de opvoedingssituatie van een baby zijn verweven met de totale gezinssituatie. Een verbetering in de totale situatie van het gezin verhoogt de levenskwaliteit en geeft meer kansen aan alle gezinsleden, dus ook aan de baby. De draagkracht verhoogt en er komt ruimte vrij om de signalen van de baby te ontvangen door te werken aan hindernissen die goed ouderschap in de weg staan en door de aanwezige krachten te vergroten. Een integrale begeleiding of een samenwerking met andere diensten is belangrijk.
Begeleidingsengagement Dat een vaste begeleider gedurende het hele begeleidingsproces aanwezig kan zijn, komt dat proces ten goede. Hij blijft samen met de jonge ouders zoeken naar oplossingen en steun. Hij behoudt samen met hen het overzicht en maakt verbindingen in verschillende periodes van het ouderschap. De begeleider is aanklampend aanwezig en helpt breuken te
22
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
vermijden. Hij draagt mee zorg voor continuïteit. Een begeleider engageert zich om voor en met elk van de ouders te blijven zoeken naar een geschikt begeleidingstraject en toetst dit af met de verwijzer.
... ook voor de moeilijke doelgroep. Begeleiding is ook nodig voor de doelgroep die als ‘zeer moeilijk bereikbaar’ wordt bestempeld: jongeren met een meervoudige problematiek of jongeren die vanuit hun hulpverleningsgeschiedenis hulpverlening wantrouwen8.
Ruimte laten met begrenzing voor de veiligheid De begeleider laat in het groeiproces van jonge ouders ook ruimte voor proberen, mislukken of emotionele uitbarstingen. Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat er dan niet een onmiddellijke actie en veroordeling volgt, maar dat zij gesteund blijven als iets (tijdelijk) niet goed gaat. Hierdoor durven de jonge ouders in de begeleiding ook moeilijke dingen te bespreken en kunnen ze op zoek naar oplossingen. Belangrijk is wel dat ze op een duidelijke grens stoten, zodra de veiligheid van de baby in het gedrang komt.
Angst en wantrouwen voor steun in het ouderschap hanteerbaar maken Wantrouwen ten aanzien van een begeleiding hangt meestal samen met angst voor beoordeling of angst voor een plaatsing van de baby. Door dit bespreekbaar te maken en zo lang mogelijk ondersteuning te bieden binnen de vrijwillige hulpverlening, kunnen de angst en het wantrouwen verminderen. De kracht ligt erin om de begeleiding werkelijk als steun aan te bieden, met veel respect en waardering voor het eigen perspectief en voor de inspanningen die de jonge ouders zelf leveren. Enkel op die manier kan een gezin de betrokkenheid en de inzet van de hulpverlening als steun ervaren. Wanneer echter de veiligheid of de basisbehoeften van het kindje in het gedrang komen en hier kan binnen de vrijwilligheid niet aan gewerkt worden, is de grens van de vrijwillige hulp bereikt. Hierover open communiceren met de jonge ouders is belangrijk.
Feedback vragen over begeleidingsacties De begeleider vraagt aan de jonge ouders feedback over zijn begeleidingsacties. Hij vraagt welke acties de jonge ouders een stap vooruit helpen en wat in de begeleiding beter anders zou lopen. Hij complimenteert de jonge ouders om hun constructieve feedback en denkt er samen met hen over na hoe dit in de verdere begeleiding vorm te geven. Zo sluiten de acties van de begeleider steeds meer aan bij de behoeften van het jonge gezin.
8
23
Zie ook visietekst CANO, p. 6: ‘In het eigen aanbod van hulp worden breuken vermeden: vaste medewerkers staan in voor contextbegeleiding en individueel coachen van de jongere. Deze medewerkers staan in voor contextbegeleiding en individueel coachen van de jongere. Deze medewerkers volgen de jongere en het netwerk doorheen het hulpverleningstraject, residentieel verblijf, mobiele begeleiding, verblijf in psychiatrie of gespecialiseerde centra, schoolvervangende projecten, time-out of verblijf in gesloten instelling, project...’
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Hoofdstuk 2 : Thema’s in een tienerouderbegeleiding
Uit bovenstaande uitgangspunten is duidelijk dat we het belangrijk vinden om erg vraaggericht en op maat te werken. Dat heeft als gevolg dat we geen vast ‘programma’ voorstellen dat een begeleider aan tienerouders kan aanbieden. De inhoud van elke ouderbegeleiding is verschillend. Wel zijn er een aantal elementen die in verschillende begeleidingen opduiken. Deze basisthema’s komen in dit hoofdstuk aan bod. Een gesprek met de jonge ouders over hun beleving van de situatie is een eerste thema (2.1.). Andere basisthema’s zijn het ter sprake brengen van de behoeften en de ontwikkeling van het kindje (2.2.) en de afstemming tussen ouder en kind (2.3.). Daarnaast kan een begeleider maatschappelijke verwachtingen en grenzen aan bod brengen (2.4.) en kan hij samen met de jonge ouder het opbouwen van een ondersteunend netwerk bespreken (2.5.).
2.1. Gesprek over de beleving van de tienerouders Het is belangrijk om uitgebreid stil te staan bij het perspectief van de jonge ouders op de totale situatie én op hun perspectief op het ouderschap in het bijzonder. Zoals bij elke begeleiding, zijn er geen vaste stramienen om dit gesprek aan te gaan. We sommen enkele mogelijkheden op.
Stilstaan bij wat zij als goed lopend en als moeilijk lopend beleven Binnen elk thema stimuleert de begeleider de jonge ouders om uit te klaren waarin hij verandering wil en om te verwoorden wat goed loopt. Het helpt bijvoorbeeld om met de jonge ouders alle thema’s over ouderschap systematisch te overlopen. Zo kan de ouder samen met de begeleider als het ware met een ‘breedhoeklens’ kijken naar alle aspecten van het ouderschap. In bijlage 1 geven we voorbeelden van belangrijke thema’s tijdens de zwangerschap, de kraamtijd, de baby- en peutertijd.
Van probleembespreking naar veranderingswensen De begeleider gaat niet diepgaand in op ‘voorbeelden, oorzaken en schuldigen’ van het
24
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
probleem, maar eerder bevraagt hij hoe de jonge ouders de situatie willen veranderen 9. Een begeleider kan meer zicht krijgen op de concrete veranderingswensen van jonge ouders, door bijvoorbeeld de ‘wondervraag’ te stellen (‘Neem eens aan dat er een wonder gebeurt en dat het helemaal loopt zoals je wil, hoe zou dat dan zijn…?’) of een toekomstprojectie te maken (‘Stel dat alles over een jaar goed loopt, hoe zou dat dan zijn?’).
Herhalen van dit thema doorheen de begeleiding Stilstaan bij het perspectief en de wensen van de ouders is een constant weerkerend thema doorheen de hele begeleiding. Door het ouderschap op te nemen, groeit een jonge ouder in het ouderschap en dit heeft effect op de beleving. Ook kan de beleving van ouders in de verschillende fases van het ouderschap erg verschillen. Vb. Een mama die graag en veel knuffelt met de baby, kan misschien minder genieten van de explorerende peuter die van haar ‘wegloopt’ op momenten dat zij wil knuffelen. Een wijziging in de algemene situatie kan het perspectief erg veranderen. Tienerouders combineren het ouderschap met andere ontwikkelingstaken. Er komen ook in andere levensdomeinen nog grote veranderingen in hun situatie, bijvoorbeeld als ze zelfstandig gaan wonen of als er een breuk komt met de partner. Deze veranderingen hebben een effect op het ouderschap, omdat de jonge ouders meer of juist minder zorg voor het kind kunnen opnemen… Het is dus ook belangrijk om veranderende ervaringen telkens opnieuw te bespreken.
Kijk op ‘tienerouder zijn’ ter sprake brengen ‘De’ tienerouder bestaat niet. Boeiend is om het gesprek met de jonge ouders aan te gaan over hoe zij kijken naar hun eigen ‘tienerouderschap’. Voelen zij zich extra kwetsbaar of net extra sterk als jonge ouder? Ervaren ze extra steun? Vinden ze dat de maatschappij betuttelend of juist ondersteunend reageert? Voelen ze zich een ‘uitzondering’ tussen hun leeftijdsgenoten? En zo ja, hoe is het om die ‘uitzondering’ te zijn? Sommige tienerouders geven aan dat ze denken dat anderen hun ouderschap al van te voren beoordelen als onvoldoende. Maar de beleving hiervan kan voor elke tienerouder heel verschillend zijn.
Beleving wordt ook geuit in niet-verbale signalen Jonge ouders ervaren last of plezier in de interactie met hun kind, maar verwoorden dat niet altijd. De begeleider houdt rekening met de niet-verbale signalen van de ouders, spiegelt ze en nodigt de jonge ouder uit om erover te praten. Vb. ‘Ik zie je zuchten als hij terug feller begint te wenen. Wil je er iets over zeggen hoe dat voor jou is?’
9
25
Methodisch laten we ons hierbij inspireren door de oplossingsgerichte benadering. Voor wie hierover meer wil lezen, verwijzen we bijvoorbeeld naar BOLT, A., Het gezin centraal. Handboek voor ambulante hulpverleners., SWP, Amsterdam, 2006, p.159-170.
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
De begeleider helpt de jonge ouders om hun verhaal te vertellen door open te staan voor al de ideeën, gevoelens en gedachten, ook als de jonge ouder ze non-verbaal uit. Hij kan deze beleving mee structureren en ordenen.
2.2. De ontwikkeling en de behoeften van het kindje De baby is totaal afhankelijk van zijn verzorger Een baby heeft in alles zijn verzorgers nodig. Deze afhankelijkheid van de baby na de geboorte vraagt van ouders dat zij zich dag en nacht ter beschikking stellen van hun baby. Bij moeders valt op dat zij kort voor en na de geboorte geactiveerd worden om te reageren op de behoeften van de baby. Bij baby’s valt op dat zij op een actieve manier zorg ontlokken. Voor kwetsbare tienerouders bestaat de vrees dat deze volledige beschikbaarheid in gevaar komt, bijvoorbeeld omdat hun eigen leven nog erg ongeordend verloopt of omdat zij in andere situaties erg impulsief reageren.
De behoefte aan zorg, een emotionele band en ontwikkelingsstimulering Alle baby’s en peuters hebben dezelfde dingen nodig. De begeleider stelt de jonge ouders voor samen naar de behoeften van ‘een’ kindje te kijken en vraagt dan telkens hoe dat voor hen en hun kindje loopt. Figuur 2 geeft een voorbeeldlijstje van de behoeften bij een jonge baby:
Figuur 2: Een lijst met de behoeften van een jonge baby
2.3. Het afstemmingsproces ouder-kind De tienerouder eerst aan het woord Jonge ouders kunnen naar aanleiding van een ‘lijst’ met babybehoeften (zie een voorbeeld in figuur 2) vertellen over wat ze zelf doen en hoe ze daarin zelf zorgen voor hun kindje. Zo denkt de ouder zelf na over positieve interacties met zijn kindje. De begeleider kan in het gesprek uitleg geven over de behoeften van een baby. Bepaalde daarvan zijn voor de jonge ouders niet direct duidelijk. Nadat de begeleider uitleg gegeven heeft, voor ‘baby’s in het algemeen’ legt hij de link met de situatie in dit gezin en vraagt naar hun ervaringen.
26
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Vb. ‘Jij kent … (naam van het kindje) best. Waaraan heb je weleens gezien dat hij dat nodig heeft? En hoe heb je dat toen gedaan?’
Attent maken op aanwezige krachten in de interactie tussen ouder en kind De begeleider zoomt in het verhaal van jonge ouders in op positieve interactiemomenten tussen ouder en kind. Hij zorgt als het ware dat de ouders zichzelf kunnen complimenteren voor wat goed loopt. Eventueel vult hij aan met eigen voorbeelden uit wat hij concreet opmerkte. Dat verhoogt het zelfvertrouwen van de ouder. Vb. Lies: ‘Ja, hier staat: ‘het kindje bepaalt wanneer contact en wanneer rust’. Da’s waar, daar heb je niet veel aan te zeggen, hé!’ Begeleidster: ‘Ik moet nu denken aan wat je vorige keer vertelde. Hoe je ruzie kreeg met de oma omdat je hem uit zijn bedje haalde om te knuffelen als je thuiskwam.’ Lies: ‘Maar ik had hem al zo lang niet gezien! Moet mijn ma daar nu zó kwaad voor zijn. Hij sliep direct terug!’ Begeleidster: ‘We hebben het er toen al over gehad dat dat niet altijd gemakkelijk is voor jou, omdat je de hele dag op school bent, hé. Eigenlijk zie je hem zo graag en dan wil je samen knuffelen. Heb je na vorige keer nog met hem kunnen knuffelen?’ Lies:… (beschrijft concreet wat knuffelmomenten) Begeleidster: ‘Ah ja, dus er zijn er wel weer wat geweest. En wat was Lander aan het doen toen jullie begonnen? Was hij goed wakker en aan het rondkijken?’ Lies: … (vertelt concreet wanneer wel en wanneer niet)… Begeleidster: ‘Zeg, waaraan zie jij eigenlijk dat Lander wel zin heeft om samen te spelen? Wat doet hij dan? En waaraan zie je dat hij liever rust?’ Methodisch kan een begeleider dit opnemen in video-interactiebegeleiding10. Het beeldmateriaal kan eventueel vertraagd worden afgespeeld om de micro-interacties tussen ouder en kind te bekijken. Het is belangrijk om in het herbekijken van beelden met de jonge ouders te vertrekken van geslaagde interactiemomenten. In geslaagde interactiemomenten geeft de baby bijvoorbeeld een signaal, de ouder ontvangt dat met een gepaste, afgestemde reactie en de baby reageert erg tevreden. Een mooier compliment kunnen de ouders niet krijgen. Figuur 3 illustreert dit.
Figuur 3: Een voorbeeld van een geslaagd interactiemoment
10 Voor meer informatie verwijzen we naar ELIËNS, Marij, Baby’s in beeld. Video-hometraining en video-interactiebegeleiding bij kwetsbare baby’s., SWP, Amsterdam, 2005, 240 p.
27
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Uitbreiden van mogelijkheden in de interactie De begeleider vergroot de afstemming in de interactie, door jonge ouders er attent op te maken dat de baby een heel aantal behoeften heeft. Als ouders meer verlangens en intenties van het kind kunnen mentaliseren, kunnen ze beter inspelen op die behoeften en verhoogt de ouder-kindafstemming in de gewone dagelijkse zorg. Vb. Voor het huilen van een baby gaan ouders dikwijls een verklaring zoeken in een onvervulde lichamelijke behoefte. De begeleider kan zich hardop afvragen of de baby andere behoeften uitdrukt: nabijheid van zijn moeder, haar warmte, haar veiligheid, dat hij zich verveelt of zin heeft om wat te bewegen. De begeleider kan signalen van de baby opmerken in wat de jonge ouders vertellen (zoals in het voorbeeld van Lies hierboven) en hij is alert voor de signalen van de baby die hij rechtstreeks krijgt. De baby communiceert door verschillende signalen: stem, mimiek, alertheid, lichaamshouding en lichaamsbeweging. Via ‘speaking for the baby’ kan de begeleider de behoeften van de baby die hij rechtstreeks opmerkt concreet bij de ouders overbrengen of bevestigen. Zo vergroot het inlevingsvermogen van de ouders. Vb.. ‘Wow, mama, als je zo naar me lacht, word ik helemaal wild van plezier. Kijk maar hoe ik met mijn armpjes en voetjes zwaai!’, Vb. ‘‘Hé mama, dat speelgoedje interesseert mij echt. Ik kan er niet bij, wil je me helpen?’ De begeleider verbreedt de beleving van de jonge ouders door informatie te geven. Informatie over verzorging, emotionele behoeften of de ontwikkelingsstappen van de kinderen kan de beleving van jonge ouders ombuigen. In het voorbeeld gaat het over informatie over de gehechtheid. Vb. Griet gaf aan dat het haar opviel dat haar kindje (2 jaar en 3 maanden, met een ontwikkelingsachterstand), minder bij haar bleef zitten, maar meer en meer ‘de wereld ging ontdekken’. Ze had er last van dat ze elk moment op hem moest letten en dat hij bijvoorbeeld aan de computer ging prutsen. En als ze zei dat het niet mocht, werd hij erg boos. Zij werd er zelf ook boos van en reageerde dan door hem weg te trekken van de computer en riep ‘Stout kind, mama zegt neen!’. De begeleider ging hierop in door enerzijds uit te leggen hoe de wereld ontdekken voor kinderen erg belangrijk is voor hun zelfstandigheidsen intellectuele ontwikkeling en door anderzijds te bespreken dat de koppigheid eigenlijk een stapje vooruit is in de ontwikkeling van haar kindje. De begeleider verduidelijkte dit aan Griet aan de hand van de ’cirkel van veiligheid’11.
11 MARVIN, R. et al., The Circle of Security project: Attachment-based intervention with caregiver–preschool child dyads. Attachment & Human Development., Vol 4, nr. 1 april 2002, p. 110-111. Deze cirkel van veiligheid is in een nederlandstalige versie opgenomen in GEENEN, G. en CORVELEYN, J. Helpende handen. Gehechtheid bij kwetsbare ouders en kinderen., Lannoo Campus, Leuven, 2010, p. 30.
28
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Griet kon samen met de begeleider ook stilstaan bij wat zij als ouder kan doen. Ze blijft het wel lastig vinden dat hij overal aanzit en niet luistert, maar ze probeert wel te zorgen dat ze erop let dat hij zich niet pijn kan doen of iets stuk kan maken. Ze kan ook wel fier zeggen ‘Maar ja, hij wordt nu al groter en we moeten die periode door’. Om informatie te geven staat heel wat tekst- en beeldmateriaal ter beschikking. Er is materiaal dat de begeleider in de voorbereiding kan gebruiken en er is heel veel begeleidingsmateriaal dat hij aan de jonge ouders kan doorgeven, zowel over de verzorging als over hechting en ontwikkelingsstimulering. Het is belangrijk om materiaal uit te kiezen dat begrijpbaar en aantrekkelijk is voor ouders. Als ontwikkelingsschalen samen met de ouders worden afgenomen, zijn het bruikbare instrumenten om in gesprek te gaan met de ouders en te zoeken naar een mogelijk volgende stap in de afstemming op de ontwikkeling van het kindje. De begeleider kan informatie en materiaal aanbrengen over het stimuleren van de motorische, sociale, emotionele, cognitieve en taalontwikkeling van het kindje. Verschillende diensten ontwikkelden bruikbaar materiaal12. De begeleider kan de jonge ouder al laten anticiperen op latere ontwikkelingsstappen en op kleine tussenstapjes. Een baby ontwikkelt immers erg snel. Het is belangrijk de jonge ouders hierop voor te bereiden. Vb. Als ouders van een jonge baby op een babybehoeftenlijstje lezen ‘veilig de wereld ontdekken’, dan kan de begeleider al uitleggen dat dat in kleine stapjes gaat: door al eens verder rond te kijken en alles te volgen. De begeleider kan dan al vertellen dat een peuter van 1 jaar dat al helemaal anders doet: rondkruipen of rondlopen en overal aankomen. Maar toch af en toe komen bijtanken bij de ouder.
Zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor afstemming Als de begeleider opmerkt dat de jonge ouder niet ingaat op de signalen van de baby geeft hij dit respectvol, open en concreet aan. Hij gaat ervan uit dat de ouders ernaar streven om dit te veranderen en steunt hen om te zoeken naar mogelijkheden voor afstemming. Hij bevraagt eventueel of bijkomende steun hen een stap vooruit kan helpen. Vb. Als de begeleider zich zorgen maakt over de hechtingspatronen tussen de ouder en het kindje, verduidelijkt hij deze bezorgdheid aan de hand van de ‘cirkels van beperkte veiligheid’13. Vb. Het is belangrijk om de ouders te informeren over de behoefte aan zorg: een aangepaste structuur bieden (slaappatroon, voedingsregelmaat…), een babyvriendelijke en –veilige omgeving bieden (niet te warm toedekken, eten lauw laten worden, …). De jonge ouders kunnen nood hebben aan informatie, 12 In bijlage 2 geven we enkele voorbeelden. 13 MARVIN, R. et al., The Circle of Security project: Attachment-based intervention with caregiver– pre-school child dyads. Attachment & Human Development., Vol 4, nr. 1 april 2002, p. 110-111. Deze cirkel van veiligheid is in een nederlandstalige versie opgenomen in GEENEN, G. en CORVELEYN, J. Helpende handen. Gehechtheid bij kwetsbare ouders en kinderen., Lannoo Campus, Leuven, 2010, p. 30
29
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
tips of adviezen, samen structureren, aanleren van praktische vaardigheden in het opnemen van de zorg (bijvoorbeeld fruitpap maken), … Hiervoor is samenwerking met de verpleegkundige van Kind & Gezin belangrijk. Eventueel kan de begeleider meegaan naar de consultatie. Sommige ouders verwachten dat hun kind gaat goedmaken wat ze zelf missen of projecteren hun eigen gevoelens op het gedrag van het kind. Als begeleider kan je dit aankaarten met de jonge ouders en bespreken wat ze zelf nodig hebben. Vb. Milan zegt dat zijn zoon bij hem altijd weent, ‘omdat zijn zoon hem niet moet’. Hij heeft het er nog altijd moeilijk mee dat zijn vriendin ongepland zwanger raakte en dat dat zijn hele leven op zijn kop zette.
2.4. Maatschappelijke perspectieven inbrengen Hoe iemand naar jong ouderschap kijkt en hoe iemand dit ervaart, met andere woorden de betekenisverlening én de beleving worden mede bepaald door de sociale context. In elk gezin of familie bestaan er immers welbepaalde ideeën over (jong) ouderschap. Evengoed kan wat in ‘de maatschappij’ leeft van grote invloed zijn, bijvoorbeeld de manier waarop media jong ouderschap in beeld brengen. Het kan van belang zijn om hier in een begeleiding bij stil te staan.
Gesprekken met ouders over ‘tienerzwangerschap’ en ‘goed genoeg’ ouderschap Het kan erg waardevol zijn om met jonge ouders te bespreken hoe mensen kijken naar ouderschap, naar tienerzwangerschap, naar ouders die onder de jeugdrechtbank staan, naar ouders met een beperking, enzovoort. Met welke ideeën hierover wordt de jonge ouder geconfronteerd in de eigen familiecontext of in de maatschappij? Op welke uitspraken ‘botst’ hij of zij, bijvoorbeeld over wat normaal is en niet normaal, m.b.t. de leeftijd van een jonge ouder? Of over wanneer iemand goed of ‘goed genoeg’ bevonden wordt om ouder te worden of te zijn? Bestaat er een verschil tussen de denkbeelden van de ouders onderling? Tussen die van de ouders en hun familie? Tussen die van de familie en wat ‘men denkt’ in de samenleving? Hoe voelen zij zich hierbij? Welke invloed heeft dit eventueel op hun zelfbeeld en op hun zelfvertrouwen? Hoe denken ze zelf over dit alles, als individu, als koppel, als ouder?
Stilstaan bij het eigen normpatroon en de eigen vooroordelen t.a.v. tienerouderschap De jonge ouder én de begeleider zijn verbonden met hun culturele ‘roots’, waarin ook religieuze en/of etnische elementen kunnen meespelen. Begeleiders dienen te reflecteren op wat vanuit hun eigen culturele achtergrond ‘gewoon’ of ‘normaal’ lijkt, om te vermijden dat deze opvattingen impliciet en onbewust de begeleiding sturen. Door zich bewust te zijn van de eigen ervaringen en (voor)oordelen, zijn begeleiders beter in staat om op een genuanceerde, respectvolle en open manier stil te staan bij het unieke perspectief van deze ouder.
30
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
2.5. Een ondersteunend netwerk De eigen kracht, het eigen netwerk en het bestaande professionele netwerk vormen de basis Jonge ouders en hun netwerk (van familie, vrienden, buren, aanwezige hulpverleners… ) hebben positieve mogelijkheden, oplossingscapaciteiten en krachtbronnen. De begeleider geeft appreciatie voor die krachten en waakt ervoor de steun optimaal te benutten en te stimuleren. Hij stelt geen veranderingen voor rond zaken die goed worden opgenomen (‘Niet repareren wat niet stuk is!’) en zal enkel aanvullende professionele hulp voorstellen bij de vragen van de jonge ouders of rond de behoeften van het kindje.
Bijkomende ondersteuning uitbouwen op maat Waar nodig kan de begeleider tienerouders wegwijs maken in het bestaande aanbod en hen activeren om stappen te zetten naar bijkomende ondersteuning. De begeleider steunt hen om het eigen en professionele netwerk (verder) uit te bouwen, zodat het beter aansluit bij hun behoeften. Hij kan met hen hun netwerk in kaart brengen, relatieherstel op gang brengen binnen de eigen context, de ouder helpen om nieuwe steunfiguren of familieleden aan te spreken voor nieuwe steun.
Maatwerk en creatieve combinaties van steunmogelijkheden in verschillende sectoren Voor kwetsbare tienerouders met een meervoudige problematiek is het van essentieel belang om aanvullende, professionele steun te zoeken over sectoren heen: buurtwerk, opvoedingsondersteuning, Vlaams Agentschap voor personen met een handicap, Algemeen Welzijnswerk, verenigingen waar armen het woord nemen, Geestelijke Gezondheidszorg, onderwijs, CLB,… Gepaste steun wil zeggen: een combinatie van ondersteuning vanuit verschillende sectoren die aansluit bij de unieke vraag van deze jonge ouders en hun baby. Maatwerk dus. ‘Out of the box’ denken en creatief nadenken in combinaties zijn zeker belangrijk. De begeleider kan de jonge ouders informeren over de mogelijkheden. Deze mogelijkheden verschillen naargelang de regio14.
Drempels verlagen zonder ‘overzorg’ Voor een aantal jonge ouders is de drempel naar nieuwe steun hoog. Dat kan verschillende redenen hebben. De meeste jonge ouders kennen de voorzieningen niet waar ze hulp kunnen vragen. Dat is ook te begrijpen, want er wordt vanuit verschillende sectoren een aanbod geformuleerd, waardoor het voor hulpverleners soms al zoeken is. De drempel kan ook te hoog zijn vanwege opgelegde of negatief ervaren hulpverlening in het verleden, of omdat de ouder(s) als tiener eigenlijk liever zelfstandig alles wil(len) aanpakken. De begeleider vraagt de jonge ouders om aan te geven wat nodig is om de drempel naar de gepaste ondersteuning te nemen, bijvoorbeeld informatie, hulp bij contactname met nieuwe hulpverleners, kennismakingsgesprekken of een 14 Voor regio Leuven verwijzen we naar deel 5 van dit boek, op de website www.beoshelter.be.
31
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
intakegesprek organiseren en meedoen… Zo houden de jonge ouders de regie in het kiezen en organiseren van steun. Vb. De begeleider kan vragen ‘Zou het je helpen als ik informatie meebreng over …?’ of hij kan vragen naar voorgaande positieve ervaringen ‘Hoe ben je eigenlijk in contact gekomen met … (naam van een hulpverlener)? Heb je zelf het eerste gesprek gedaan? Wie heeft dat met jou opgenomen?’
Ouders steunen in contacten met andere diensten In een aantal situaties is het belangrijk om het standpunt van een gezin tegenover andere personen of diensten mee te verwoorden. Vermijd daarbij om in plaats van de ouders op te treden, maar ga samen met hen het gesprek aan, vertrekkend van wat de ouders zelf kunnen. Die rol is vooral belangrijk in situaties waarin ouders zich bedreigd voelen of in conflict zijn gegaan.
32
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Hoofdstuk 3 : De begeleiderspositie in een tienerouderbegeleiding
De werksetting van een begeleider heeft een grote impact op de begeleiderspositie (3.1.). Hij begeleidt een complex systeem en voelt vaak een grote verantwoordelijkheid voor het jonge kind. In 3.2. werken we deze elementen vanuit een praktijkvoorbeeld verder uit en in 3.3.geven we enkele aandachtspunten voor de begeleiderspositie.
3.1. De werksetting Door de werksetting vanwaaruit de begeleider de tienerouderbegeleiding uitvoert, start de begeleiding op een welbepaalde wijze en vanuit een welbepaalde positie. Begeleider en tienerouder behoren respectievelijk tot een ‘hulpverleningssysteem’, bij voorbeeld een voorziening, en tot een ‘cliëntsysteem’, bijvoorbeeld een koppel, een familie… Wat voor een cliënt geldt, geldt ook voor een begeleider: het ruimere systeem of ‘de context’ heeft een belangrijke invloed op al zijn doen en laten. Voorbeelden van deze context zijn: de maatschappelijke ‘plaats’ van de voorziening (Justitie, Geestelijke Gezondheid, Welzijn, Kind en Gezin…) met daaraan gekoppeld het maatschappelijk mandaat, de opdracht (missie), de visie en het beleid van de voorziening, de gehanteerde theorieën; het regime van procedures (intake, wachtlijst,…), enz. Een belangrijke factor is ook het tijdskader: de mogelijke of voorgeschreven duur van een begeleiding. Deze context omschrijft voor begeleiders een soort mentale ruimte waarbinnen betekenissen (al dan niet) kunnen bestaan, ontstaan en telkens weer gecreëerd worden: hoe denk ik als begeleider over deze tienerouder(s) en familie, hoe verhoudt ik mij tot hen, hoe zal ik tewerkgaan? Vb. Een dienst Begeleid Zelfstandig Wonen die de jonge ouder in opdracht van de jeugdrechtbank volgt, heeft een andere uitgangspositie dan de begeleider van het inloopteam, waar de jonge ouder zelf opvoedingsondersteuning zoekt. Vb. Een maximumbegeleidingsduur van 6 maanden bepaalt de manier waarop de begeleider de jonge ouders tegemoet treedt én de manier waarop de jonge ouder naar de begeleider kijkt.
33
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
3.2. Een begeleiderspositie die de complexiteit van tiener en ouder zijn erkent Een tienerouder heeft twee ontwikkelingstaken die zij of hij tegelijk probeert te vervullen. Het is belangrijk om tienerouders te benaderen als volwaardige tiener én als volwaardige ouder. Dat is een proces van zoeken, waarbij de begeleider een evenwicht tussen beide moet vinden. We willen dit illustreren aan de hand van een praktijkvoorbeeld uit een begeleidingsbespreking. Marleen, de begeleidster, bespreekt in het team haar begeleiding voor Nicco, de baby van de vijftienjarige Jolien. Ze geeft aan dat ze het moeilijk vindt om vanuit haar basisopdracht (pedagogische gezinsbegeleiding) een positie te zoeken. Ze vraagt het team hierin om steun. Ze gebruikt in de bespreking de duplo-popjes om het gezin voor te stellen.
Zus: 21 jaar + partner: inwonend Oma: thuiswerkend Opa
Nicco: 4 maand (gezondheidsproblemen)
Mama Jolien: 15 jaar
Figuur 4: De gezinsleden
Jolien, de jonge mama woont met haar baby, Nicco, bij haar ouders. Daar wonen ook nog Joliens zus en haar partner. Nicco heeft gezondheidsproblemen, waardoor veel extra basiszorg nodig is. Er zijn geen contacten meer met de papa van Nicco. Figuur 4 geeft in duplo’s de samenstelling van het gezin weer. Er zijn regelmatig conflicten tussen Jolien en haar ouders over uren van thuiskomen. De zorg voor Nicco is niet echt een conflictthema. Jolien gaat naar school en haar moeder neemt de zorg voor Nicco op. Jolien geeft aan dat ze zich soms eerder de babysit voelt van Nicco dan zijn mama. Marleen vertelt hoe ze haar begeleiderspositie in dit gezin tot nu toe ervaart. Ze probeerde in de begeleiding vooral om mama Jolien te steunen in het opnemen van haar ouderrol. Bij de duplo’s hebben we de band tussen Jolien en Nicco in beeld gebracht door een groen matje onder deze twee popjes te leggen (zie figuur 5).
34
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
De teambegeleidster vraagt Marleen om een concreet voorbeeld te geven van haar bezorgdheid om deze band. Als Nicco huilt, probeert Jolien hem te troosten. Als dat niet lukt (wat regelmatig gebeurt, omdat de baby door medische problemen pijn heeft), geraakt Jolien over haar toeren en geeft ze Nicco door aan oma, die hem dan probeert te kalmeren of hem vasthoudt terwijl hij weent. Dan vraagt de teambegeleidster aan Marleen om een duplootje voor zichzelf te kiezen en dat in de opstelling te plaatsen. Marleen koos voor zichzelf een klein popje. Dit zie je in figuur 5. Zij voelde zich ‘klein’ in het gezin, omdat ze merkte dat alle tips en voorstellen die ze aan Jolien deed door oma werden ‘tegengewerkt’ en ‘afgekeurd’. Dat gaf de begeleidster het gevoel dat Jolien van oma geen ruimte kreeg om te groeien in haar ouderrol en dat zij parallel daarmee als ‘kleine’ begeleidster geen ruimte kreeg om hierin ondersteuning te bieden.
Steun aan moeder en kind?
Begeleidster
Figuur 5: Positie van de begeleidster
In de begeleidingsbespreking kwam de suggestie om de dubbele ontwikkelingstaak van de jonge ouder uit te beelden door een tienerpopje Jolien én een ouderpopje Jolien neer te zetten. Marleen zette het tienerpopje, de vijftienjarige, dicht bij haar ouders. Dat zie je in figuur 6. Dat bracht een ander perspectief voor Marleen. Zij kon zien dat de ouders van Jolien ook zorgen voor Jolien als vijftienjarige en dat er de gewone puberconflicten zijn rond uitgaan. Van Nicco krijgt ze het beeld dat er eigenlijk wél goed voor hem gezorgd wordt. Ze brengt dit in beeld door hem ‘in de watten’ te leggen met een wit matje. Ook dat is te zien op figuur 6. Immers, de hechtingsfiguren zijn duidelijk aanwezig voor Nicco: als de zorg voor mama Jolien te veel wordt, nemen de grootouders, die over de schouder van vijftienjarige Jolien meekijken, de zorg op zich. Zo krijgt de baby de gepaste zorg.
35
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
De tiener komt ook in beeld
Jolien: tiener Figuur 6: Jolien als tiener
Jolien: jonge ouder
én als ouder
Marleen reflecteert samen met de teamleden verder: Ze ziet nu dat het switchen van Jolien tussen moederrol en kindrol in het gezin een kenmerk is van het ‘tienerouder’-zijn. Ook de grootouders van Nicco switchen tussen grootouderrol voor Nicco en ouderrol voor Jolien. Marleen ziet nu hoe het gezin hierin een evenwicht heeft gevonden dat basaal voor iedereen oké is. Ze begrijpt ook dat Nicco veel positieve energie in het gezin bracht, dat Jolien doet wat ze kan om Nicco te troosten én dat ze steun zoekt als het haar teveel wordt. Marleen wil hier rekening mee houden en niet ‘trekken’ aan Jolien om vanuit haar moederrol alle verantwoordelijkheid voor Nicco op zich te nemen. Jolien mag steun vragen bij haar omgeving. Belangrijk is dat Nicco telkens als hij pijn heeft wordt opgevangen, juist omdat Jolien van haar ouders steun vraagt en krijgt. Wanneer een teamlid vraagt waar zij nu voor de volgende contacten haar begeleidingspopje zou willen neerzetten, geeft Marleen een verrassend antwoord: ‘Ik wil nu een ander, groter begeleidingspopje. En ik wil het nergens meer neerzetten: ik wil rondstappen: af en toe naast Mama Jolien, dan naast Jolien van vijftien, dan naar oma en opa. Oma en opa wil ik complimenteren voor de zorg voor hun vijftienjarige én voor Nicco.’ Dus als je Figuur 7 ziet, laat dan in je hoofd het nieuwe begeleidsterspopje rondlopen.
Complexiteit erkennen
Begeleidster
Jolien: tiener Jolien: jonge ouder
Figuur 7: De nieuwe begeleiderspositie
36
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
3.3. Aandachtspunten Coaching van de tienerouder is het uitgangspunt Een begeleider heeft als taak om het proces van de tienerouders en hun baby te coachen. Hij neemt de verantwoordelijkheid van de jonge ouders niet over. De begeleider is wel verantwoordelijk voor het proces: hij stimuleert de jonge ouders om de zorg voor de baby zo goed mogelijk op te nemen en om het eigen ontwikkelingsproces voort te zetten. De begeleider staat niet garant voor een goed verloop van de ontwikkeling van de jonge ouder en het kindje.
Meerzijdige partijdigheid in de begeleiding: vóór iedereen en tegen niemand De begeleider probeert zich in te leven in de beleving van de jonge ouder en van de baby. Hij zoekt hoe aan ieders belang recht gedaan kan worden, zonder de andere partij onrecht te berokkenen. Door zelfreflectie, intervisie, coaching en/of supervisie, kan de begeleider telkens opnieuw de nodige afstand nemen om de perspectieven van de verschillende gezinsleden in beeld te houden. Het risico bestaat dat de afstand van de begeleider tot de ouders of de baby te klein wordt. Doordat er een groot appel komt van het kind is het niet eenvoudig om die afstand te bewaren. Hoe jonger een kind is, hoe meer dit appel bij de begeleiders voelbaar is. Als de veiligheid van het kindje in gevaar is, is het gevaar van ingezogen te worden echt erg groot. Als de begeleider alleen nog ziet hoe het gedrag van ouders de ontwikkeling of de groei bedreigen, gaat hij automatisch geneigd zijn om de verantwoordelijkheid over te nemen. Ook als de begeleider te dicht bij de ouders staat, kan hij zoveel begrip hebben voor de (beperking van de) tienerouder dat hij niet meer in beeld heeft dat de basisbehoeften van het kind niet worden vervuld.
Verschillende perspectieven van steunfiguren en hulpverleners coördineren Alle initiatieven van steunfiguren en hulpverleners vragen om onderlinge coördinatie en afstemming op de behoeften van de jonge ouder en het kindje. Bij sommige situaties zijn verschillende steunfiguren betrokken, uit het eigen of het professionele netwerk. Het helpt als elke steunfiguur de behoeften van de jonge ouder en het kindje goed in beeld houdt en vanuit de eigen positie en basisopdracht vorm geeft aan de bijbehorende ondersteuning. Als de coördinatie van perspectieven niet goed verloopt, is het mogelijk dat er ‘teamsplitting’ komt: de hulpverleners gaan elk dicht bij één of enkele gezinsleden staan. Dit vergroot zowel de verdeeldheid onder de hulpverleners als de conflicten tussen de gezinsleden.
37
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Hoofdstuk 4: Vergroten van de veiligheid in risicosituaties
Omgaan met situaties van onveiligheid bij tienerouders kan op dezelfde manier als in andere onveilige opvoedingssituaties. Omdat het om jonge kinderen gaat, zijn de bezorgdheid en het verantwoordelijk-heidsgevoel van de begeleider in deze situaties echter nog groter. We werken een aantal aspecten uit: de prioriteit bij het vergroten van de veiligheid (4.1.), de begeleidershouding en begeleiderspositie in risicosituaties (4.2.), een manier om met ouders de veiligheid te bespreken (4.3.) en de inschatting van de veranderingsmogelijkheid (4.4.).
4.1. Veiligheid is de prioriteit15 Het werken vanuit de vraag en de doelen van de tienerouders kan een grens bereiken als er gevaar dreigt voor het kind, door lichamelijk geweld, misbruik, fysieke of emotionele verwaarlozing, partnergeweld, een vechtscheiding waarin het kind betrokken is of een andere verontrustende situatie. Soms is vóór de begeleiding al geweten dat er sprake is van verwaarlozing, mishandeling of misbruik. In andere situaties vangt een begeleider signalen op die wijzen op onveiligheid of verwaarlozing. Veiligheid en basiszorg vormen voor elk kind een basisrecht. Het appel dat uitgaat van een jonge baby om zijn veiligheid en basisbehoeften te garanderen is enorm groot. Dat appel is belangrijk. Het zet de begeleider in beweging om de veiligheid en basiszorg te vergroten. De begeleider heeft de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het vergroten van de veiligheid. Hij begeleidt dit proces en verhoogt daarin de keuzemogelijkheden van de ouders en hun netwerk. Die verantwoordelijkheid krijgt in dergelijke situaties absolute prioriteit. De begeleider zet dit thema actief op de agenda van de begeleidingsgesprekken. Als het niet lukt om met de ouders de veiligheid te vergroten of als de ouders hieraan niet willen/ kunnen meewerken, schakelt de begeleider instanties in die de bevoegdheid hebben om bescherming op te leggen.
15 BOLT, A., Het gezin centraal. Handboek voor ambulante hulpverleners., SWP, Amsterdam, 2006, p. 193.
38
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
4.2. Begeleidershouding en begeleiderspositie in risicosituaties Uitgangspunt voor begeleiding in situaties van onveiligheid of verwaarlozing Alice van der Pas vat de essentie van de begeleidingshouding bij jonge ouders waar een ernstige bezorgdheid bestaat als volgt samen: een kind in nood is gediend met een ouderbegeleiding die de ouder respecteert en de ouder is gediend met een ouderbegeleiding die het belang van het kind voor ogen houdt16.
Zoeken naar oplossingen, liefst met de ouders De begeleider bespreekt de opgevangen signalen zo concreet mogelijk met de ouders. Als de ouders het probleem onderkennen, kan de begeleider samen met hen zoeken hoe zij de mishandeling, het misbruik of de verwaarlozing kunnen stoppen. Als de ouders het probleem niet onderkennen of als het niet lukt om tot een veilige situatie te komen, moet de begeleider de situatie melden bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling of bij het parket. Vanuit het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling krijgen de ouders hulp aangeboden om de veiligheid te vergroten of aan de basisbehoeften te voldoen. Het parket maakt een inschatting van de ernst van de situatie om uit maken of de begeleiding van de jonge ouders binnen de vrijwilligheid kan blijven doorlopen. Zij geven ernstige situaties door aan het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of aan de jeugdrechter. Enkel de jeugdrechter kan eventueel dringende verplichte maatregelen opleggen om de baby te beschermen.
Openheid en eerlijkheid over de macht die je hebt Als de begeleider inschat dat de veiligheid of de basisbehoeften van het jonge kindje in gevaar zijn, is het zijn plicht om te werken aan het verhogen van de veiligheid of het welzijn. Als de begeleider de situatie ernstiger inschat dan de jonge ouders, is het belangrijk om daar duidelijk over te zijn. De begeleider geeft ook telkens aan welke informatie hij moet melden en wat de mogelijke gevolgen hiervan zijn. Vb. Luca kan omwille van een escalerend conflict met haar ouders niet thuis blijven wonen met haar kindje. Ze wil met haar baby bij een vriendin gaan inwonen, tot ze een inkomen en een studio heeft. Het Comité Bijzondere Jeugdzorg stelt echter voor dat Luca en haar dochtertje van 11 maanden samen naar een CIG (Centrum voor Integrale Gezinsondersteuning) gaan. Het Comité schat in dat er gevaar is voor de basisbehoeften van het kindje (er is geen onderdak en geen inkomen). Luca is het hier niet mee eens. In een gesprek informeert de consulente de jonge ouder dat ze de bemiddelingscommissie zal inschakelen als er geen duidelijke, stabiele situatie komt. De jonge ouder loopt boos buiten. De begeleider neemt in een volgend gesprek op hoe de bemiddelingscommissie werkt en dat een eventueel gevolg kan zijn dat de jeugdrechter een maatregel oplegt. Hij maakt hierbij gebruik van het overzicht uit bijlage 8. 16 Ik noteerde een hele tijd geleden deze treffende uitspraak van Alice van der Pas omdat ze heel nauw aansluit bij de praktijk van thuisbegeleiding. Jammer genoeg noteerde ik geen exacte referentie.
39
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Metacommunicatie over de eigen positie in de verplichte hulpverlening Bepaalde risicosituaties gaan gepaard met een verplichte maatregel, tegenover de jonge ouder en/of tegenover het kindje. In andere risicosituaties stemmen jonge ouders in met hulpverlening, maar ervaren zij die toch als opgedrongen. Soms is de begeleider de enige persoon die rechtstreeks contact heeft met de jonge ouders en het kindje, er informatie over heeft en kan inschatten hoe ernstig de zorgen zijn en of een ‘maatregel’ nodig is. Zowel de begeleider als de jonge ouder kunnen dit als moeilijk ervaren. Vb. Een begeleider geraakt soms gevangen in twee rollen: deze van maatschappelijke ‘controle’ (inschatten van welzijn en veiligheid) en die van ‘compassion’ (steun, begrip en vertrouwen). Jonge ouders zullen soms problemen verbergen omdat ze bang zijn dat de bespreking tot een plaatsing zou leiden. In een ‘metagesprek’ bekijkt de begeleider met de jonge ouder open zijn eigen ‘dubbele’ positie. Wanneer dit lukt, kan er samen met de jonge ouder en zijn netwerk terug gekeken worden naar krachten en naar risico’s.
Het standpunt van de baby inbrengen Een tienerouder bekijkt een lastige situatie soms enkel vanuit het eigen standpunt. Een begeleider kan dan helpen en via ‘speaking for the baby’ het gevaar voor de baby laten zien. Vb. Fien en Jef vertellen aan de begeleidster dat ze in de loop van de vorige week de laatste bus naar huis hadden gemist. Het vroor buiten en ze hadden een uur moeten lopen, met peuter Liam in de buggy. Fien klaagde erover hoe haar voeten helemaal verkleumd waren en Jef zei dat zijn handen helemaal bevroren waren van de buggy te duwen. De begeleidster was erg bezorgd om Liam, maar toonde eerst begrip voor hun last. Hoe de bus in hun dorp veel te vroeg stopt. Dat is lastig. En hoe koud het wel niet is deze week. Dat is niet gemakkelijk voor wie erdoor moet. Toen vroeg de begeleidster met Liam op schoot: ‘Zeg mama en papa, kunnen jullie dan voor mij volgende keer ook nog een extra dekentje meenemen? Dan zijn mijn voetjes ook zeker niet te koud als die stomme bus niet meer komt…’
Extra zorg voor de begeleider In situaties waar de veiligheid van kinderen in gevaar is, is het extra moeilijk om als begeleider de balans in evenwicht te houden tussen afstand en nabijheid. Het grote appel van een kwetsbare, hulpeloze baby of ‘compassie’ met de zwaarte voor een jonge ouder in een moeilijke situatie kan een begeleider meesleuren. Zelfzorg, teamsteun en supervisie zijn vormen een tegenwicht voor allerlei gevaren: het risico om ingezogen te geraken in één perspectief, secundaire traumatisering, op je grenzen botsen, confrontatie met eigen patronen, in een ‘redderspositie’ schieten in plaats van het proces op gang te brengen, compassiemoeheid, verlies van vertrouwen in het hulpverleningsnetwerk …. Figuur 8 brengt dit in schema.
40
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Figuur 8: Noodzakelijke zorg voor de begeleider
Verantwoordelijkheid bij onveiligheid van de jonge ouder Ook wanneer een begeleider opmerkt dat de situatie voor een van de jonge ouders onveilig is (bijvoorbeeld bij partnergeweld of als de jonge ouder zelfmoordgedachten uit), geldt het bovenstaande. Het kindje is hoe dan ook in een onveilige situatie, het merkt de spanning. Verschil is wel dat de jonge ouder een betrokken gesprekspartner is om mee na te denken over hoe hij zijn eigen situatie veiliger kan maken. Ook deze situatie appelleert sterk aan de begeleider om de veiligheid te vergroten. Opnieuw is het zijn verantwoordelijkheid om het proces goed te begeleiden en daardoor de keuzemogelijkheden voor de jonge ouder uit te breiden. In andere sectoren is materiaal ontwikkeld dat de begeleider kan gebruiken in de bespreking17.
4.3. Veiligheid bespreken met de ouders18 Het belang van nuancering: krachten én zorgen bespreken In elke situatie van een tienerouder en zijn kindje zijn er concrete feiten die goed of juist problematisch verlopen. Wanneer de begeleider zich zorgen maakt over de veiligheid, is het belangrijk om met de jonge ouders het gesprek aan te gaan over concrete feiten van onveiligheid en over concrete signalen van veiligheid. Het is belangrijk om dit genuanceerd met de jonge ouders te bespreken. De signalen van veiligheid zijn echt nodig om te werken aan het vergroten van de veiligheid. Figuur 9 geeft een voorbeeld.
17 Steunpunt Algemeen Welzijnswerk ontwikkelde bijvoorbeeld informatiemateriaal voor ouders en werkmateriaal voor begeleiders. Het materiaal is te bestellen of te downloaden via www.steunpunt.be. In bijlage 3 stellen we kort het materiaal voor dat we gebruikten in de trajectbegeleidingen van Beo. 18 We baseren ons voor dit thema op de methode ‘signalen van veiligheid’. TURNELL, A. & EDWARDS, S., Veilig opgroeien. De oplossingsgerichte aanpak Signs of safety in jeugdzorg en kinderbescherming., Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2010, 240 p.
41
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Figuur 9: Een voorbeeld van concrete signalen van veiligheid en onveiligheid
Naast de concrete feiten, zijn er ook algemenere tekenen van veiligheid (‘krachten’) en van onveiligheid (‘zorgen’) in het gezin. De lijst van positieve of negatieve factoren in bijlage 6 kan begeleiders inspireren om naast de zorgen ook krachten te blijven zien en deze genuanceerd te verwoorden. Figuur 10 geeft de algemene signalen van veiligheid en onveiligheid weer voor het voorbeeld uit figuur 9.
Figuur 10: Een voorbeeld van algemene signalen van veiligheid en onveiligheid
42
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Een duidelijke verwachting formuleren De begeleider benoemt de krachten die hij ziet bij de jonge ouder(s) en bespreekt open welke verandering nodig is. Hij formuleert zonder beschuldiging een duidelijke verwachting en legt de verantwoordelijkheid voor deze verandering bij de ouders. Vb. Het is goed dat jullie elk opkomen voor jullie mening en ook dat jullie het nu terug hebben kunnen uitpraten. Het is absoluut niet oké als jullie zo fel ruzie maken waar Brian bij is! Hij voelt die spanning heel erg aan. Daarnaast zijn jullie op dat moment zo met de ruzie bezig dat jullie niet op hem letten. Ik heb begrepen dat jij, Maddy, naar buiten bent gelopen en dat jij, Peter, haar achterna bent gelopen. Brian is dan alleen in de kamer geweest. Hij is zo klein dat dat echt gevaarlijk is! Dat is niet oké. Het is belangrijk dat jullie hem op een rustige plek brengen als de spanning stijgt, vooraleer de ruzie uitbarst. En dat er altijd iemand bij hem is. Hoe gaan jullie dat dan aanpakken, zodat Brian niet midden in de spanning zit en zodat er altijd iemand op hem let ?
Verdediging is een gewone reactie In de meeste situaties komen de ouders eerst nog terug op het voorbije conflict/probleem en schieten ze nog in de verdediging. Vb. ‘Dat is zijn schuld, hij had maar niet moeten…’. Eigenlijk is dat een algemene reactie bij een confrontatie of bij kritiek van anderen. Als begeleider kunnen we dit positief opvatten: de boodschap is blijkbaar aangekomen. Om de jonge ouders in de toekomst op oplossingen te richten, kan de begeleider de vraag om verandering herhalen: Vb. Hoe ga je dat in de toekomst aanpakken, zodat er altijd iemand bij Brian is? Wat zijn daar je ideeën over? De begeleider kan dit gesprek eventueel spreiden over verscheidene contactmomenten. Vb. Vorige week hebben we het gehad over ruzies waar Brian bij is. Je weet dat ik het erg belangrijk vind dat er een rustige sfeer is rondom hem en dat er altijd iemand bij hem is. Hoe is het deze week gelopen? Welke manier hebben jullie uitgeprobeerd of aan welke manier om het aan te pakken hebben jullie gedacht?
4.4. Rekening houden met de veranderingsmogelijkheden Bij bezorgdheid over de veiligheid of het welzijn van het kindje is verandering op korte termijn noodzakelijk. Een aantal factoren speelt een grote rol in de veranderingsmogelijkheden. Hoe de jonge ouder het probleem en de veranderingsmogelijkheid inschat heeft bijvoorbeeld een groot effect op de samenwerkingsrelatie in de begeleiding. De begeleider stemt zijn begeleidingsacties telkens af op deze samenwerkingsrelatie.
43
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Verschillende modellen kunnen de begeleider houvast bieden om stil te staan bij de samenwerkingsrelatie die hij met de jonge ouder heeft voor een bepaald doel. We vertrekken voor onze beschrijving van de uitwerking van de samenwerkingsrelaties binnen de jeugdhulp zoals Bolt ze heeft beschreven19. We maken eerst een onderscheid tussen een probleem of een beperking en lichten dan de 4 samenwerkingsrelaties kort toe, met een voorbeeld uit een risicosituatie.
Een probleem of een beperking? We spreken van een probleem als een oplossing denkbaar is. Dan richt de hulp zich op het veranderen van de situatie, dus op het zoeken van oplossingen om de veiligheid te vergroten. Bij een beperking is verandering op korte termijn niet haalbaar. Dan richt de hulp zich op het aanvaarden van de beperking en het leren hanteren van de consequenties, waardoor de veiligheid en het welzijn van het kindje vergroot. Vb. Een jonge papa alarmeert de begeleidster. Hij merkt dat zijn partner depressieve gedachten heeft en dat de zorg voor hun kindje, Seb, haar te zwaar valt en niet opgenomen wordt als hij niet thuis is. In een begeleidingsgesprek met beide ouders geeft de jonge mama aan dat een opname in de psychiatrie wel nodig is voor haar eigen veiligheid, maar dat ze worstelt met het idee dat ze Seb dan helemaal in de steek laat. Deze twijfel kan in het gesprek worden opgenomen en de papa stelt voor dat Seb gedurende de opname tijdens zijn werkuren naar een kribbe zou gaan.
Een vrijblijvende relatie Soms maken jonge ouders zich geen zorgen over de veiligheid of het welzijn van het kindje, terwijl hun omgeving inschat dat er een risico bestaat. Zij vinden dat de bezorgdheid van hun omgeving nergens op slaat en ervaren begeleiding als opgelegd. We spreken van een vrijblijvende samenwerkingsrelatie voor het vergroten van de veiligheid. Het is belangrijk dat de begeleider uitgebreid stilstaat bij het standpunt van de jonge ouders. Vaak hebben de jonge ouders er wel last van dat anderen vinden dat het niet goed loopt. Dat kan de begeleider dan als een alternatieve hulpvraag van de jonge ouder zien: ‘Ik wil aan mijn omgeving bewijzen dat mijn kind veilig is en goed verzorgd wordt’. De begeleider kan aansluiten bij deze alternatieve hulpvraag om de jonge ouder te steunen om stappen te zetten in de richting van meer veiligheid en welzijn. Vb. Kaat, het kindje van Saskia en Dieter is met een dringende maatregel geplaatst in een pleeggezin. De jonge ouders zijn razend kwaad op de jeugdrechter. Ze hebben geen onderdak of inkomen, maar willen met hun kindje bij een vriend gaan inwonen. Ze ervaren de bezorgdheid over hun kindje als overdreven: ‘Waarom moeien zij zich met ons? Dat iedereen ons met rust laat!’ Ze denken dat ze met de kinderbijslag het eten voor de peuter wel kunnen betalen en dat 19 BOLT, A., Het gezin centraal. Handboek voor ambulante hulpverleners., SWP, Amsterdam, 2006, p. 113 – 127
44
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
een van hen op korte termijn werk zal hebben, zodat ze een appartementje kunnen huren. In een gesprek verduidelijkte de jeugdrechter dat Kaat terug bij de ouders kan wonen als het inkomen in orde is en als ze onderdak hebben. De ouders gaan dezelfde dag nog met de begeleider naar het OCMW om leefloon en een waarborg voor een studio aan te vragen.
Een zoekende relatie Andere jonge ouders erkennen het probleem wel, maar ze zien niet hoe zij kunnen bijdragen aan de verandering naar meer veiligheid. Deze jonge ouders hebben wel een klacht, maar geen duidelijke, werkbare hulpvraag. Er is een zoekende samenwerkingsrelatie. De begeleider kan de jonge ouders helpen door hen te laten nadenken over de momenten waarop ze het kindje veiligheid bieden en de manier waarop ze inspelen op zijn behoeften. Hij kan hen ook richten op ‘goed zorgen’ voor het kindje in de toekomst. Hij vraagt de jonge ouder dan om na te denken over hoe het er uitziet of hoe het er zou uitzien als het probleem is opgelost. Vanuit de goed lopende momenten of vanuit een toekomstprojectie kan de jonge ouder nadenken over eerste stappen in de richting van de gewenste situatie. Vb. Malika klaagt erover dat er hoogoplopende ruzies zijn tussen haar en haar partner, Vincent. Bij die ruzies vallen er wederzijds klappen. Ze vindt dat Vincent moet ophouden met haar uit te dagen en verwijten te maken. Als de begeleidster vraagt hoe het voor Imte, hun baby, zou zijn om in de spanning te zitten, barst Malika in tranen uit. Ze beseft dat het niet oké is voor Imte. Ze geeft aan dat ze in de ruzie de controle over zichzelf verliest en ook niet in de gaten heeft wat Imte nodig heeft. De begeleidster vraagt haar of er al eens een situatie is geweest waarin er ook spanning was, maar waarin Imte veilig was. Malika vertelt over deze situatie en ze neemt zich voor om Imte op dezelfde wijze in veiligheid te brengen als er weer ruzie dreigt.
Een consulterende relatie Als een jonge ouder het probleem ook ziet en zelf wil werken aan verandering, spreken we van een consulterende samenwerkingsrelatie. De begeleider kan dan gericht werken aan het vergroten van de veiligheid en het welzijn. Het is mogelijk om met de jonge ouders doelstellingen af te spreken. Deze kunnen gaan over gedragsverandering, vergroten van steun, elimineren van stressfactoren en taakverlichting. De begeleider staat met de jonge ouders stil bij wat wél werkt in de richting van de doelen en moedigt hen aan om meer te doen van wat werkt. Vb. Mirco ondervindt dat Elise, hun ondernemende peuter van 2, soms vanuit de zetel in de wieg van haar babybroertje klimt. Hij is bezorgd dat ze, zonder het te willen, bovenop haar broer zal gaan liggen. In de begeleiding geven de ouders als doel ‘Mirco en Vannessa houden constant toezicht op Elise’. De begeleider stimuleert de jonge ouders om hiervoor oplossingen te vinden. De ouders maken, onder begeleiding, afspraken om elkaar af te wisselen als ze samen thuis zijn.
45
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Een co-expertrelatie Als jonge ouders zelf oplossingen kunnen bedenken voor hun problemen en als ze daarbij hun eigen krachten en die van de omgeving ten volle benutten, is er een co-expertrelatie. De begeleider applaudisseert en rondt de begeleiding af. Vb. Een jonge mama moet onverwacht in het ziekenhuis opgenomen worden. Zij regelt occasionele dagopvang voor de baby en zorgt dat haar partner alle nodige verzorgingsspullen brengt.
De veranderingsmogelijkheden om de veiligheid te vergroten Als er een consulterende of co-expertrelatie is met de jonge ouder, zijn de veranderingsmogelijkheden het duidelijkst. Als er een vrijblijvende of een zoekende relatie is werkt de begeleider gericht verder om voor de doelen rond veiligheid en basaal welzijn tot een consulterende relatie te komen en verandering mogelijk te maken. Terwijl dat proces zijn gang gaat, moet er extra steun komen om voor het kindje veiligheid te bieden en aan zijn basisbehoeften te voldoen.
Samenvattend: het oplossingsgerichte stroomschema Na de beschrijving van de verschillende samenwerkingsrelaties geven we deze samenwerkingsrelaties weer in de ‘oplossingsgerichte flowchart’, zoals uitgewerkt door Cauffman20. Dit stroomschema helpt de begeleider om voor elk doel de samenwerkingsrelatie in te schatten en zijn begeleidingsactie daarop af te stemmen.
20 CAUFFMAN, L., Oplossingsgericht management: Simpel werkt het best… , Lemma, ’s Gravenhage, 2001.
46
DEEL 1: De begeleiding van tienerouders
Figuur 11: Oplossingsgerichte flowchart. (Cauffman, 2001, p.92)
47
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
DEEL 2:
Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
48
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
In dit deel belichten we de praktijkervaringen van Beo en De Wissel met uiteenlopende vormen van trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning. Er zijn veel gelijkenissen in methode en uitgangspunten voor de trajectbegeleidingen en de begeleidingsondersteuning in beide voorzieningen. Een vraag-, kracht- en oplossingsgerichte visie is in beide organisaties het vertrekpunt. De trajectbegeleiding en de begeleidingsondersteuning verschillen wel van vorm. Beo biedt trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning aan vanuit een externe organisatie, terwijl de trajectbegeleiding en de begeleidingsondersteuning van De Wissel gericht zijn op cliënten en begeleiders van de eigen organisatie. In hoofdstuk 5 geven we een werkdefinitie van trajectbegeleiding weer die door Beo is ontwikkeld en door De Wissel onderschreven wordt. We belichten vervolgens in hoofdstuk 6 de trajectbegeleiding van een tienerouderschap door Beo. Hoofdstuk 7 geeft de praktijk weer van een trajectbegeleiding van een tienerouderschap en de bijbehorende ondersteuning in De Wissel. Hoofdstuk 8 ten slotte beschrijft de begeleidingsondersteuning door Beo van een begeleider van buiten Beo zelf.
49
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Hoofdstuk 5: Trajectbegeleiding, een werkdefinitie
In dit hoofdstuk staan we stil bij de werkdefinitie van trajectbegeleiding die we binnen Beo ontwikkelden. Deze werkdefinitie is herkenbaar vanuit de werking van De Wissel.
Uitgangspunt: een traject met regie bij de jonge ouders De tienerouders zijn verantwoordelijk voor hun baby. Dit betekent dat zij keuzen maken over wat zij zelf aan zorg opnemen en over datgene waarvoor zij steun zoeken in hun netwerk of bij professionele organisaties. De eindregie van het volledige traject ligt bij de jonge ouders.
Een werkdefinitie van trajectbegeleiding Aansluitend bij dit uitgangspunt formuleren we in figuur 12 een werkdefinitie van trajectbegeleiding. Het doel bepaalt de kern van de trajectbegeleiding.
Figuur 12: Doel van trajectbegeleiding
Een trajectbegeleiding steunt kwetsbare jonge ouders in de regie van hun hulptraject. Trajectbegeleiding is succesvol als de jonge ouders een beroep kunnen doen op steun die aansluit bij hun evoluerende vragen en doelen en die van hun kindje. Trajectbegeleiding is dus empowerend. Ze vergroot de zelfsturing en de keuzemogelijkheden van de jonge ouders. De trajectbegeleider begeleidt dit proces. Hij activeert en steunt de kwetsbare jonge ouders om het eigen hulptraject uit te tekenen en, waar nodig, verder uit te bouwen. Hij begeleidt de jonge ouders over een langere periode heen, in een continu proces, gericht op alle levensdomeinen. Hij gaat hierbij systematisch te werk.
50
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Een traject over verschillende gezinsfases heen De steun moet steeds aangepast zijn aan de eigen kracht en aan de doelen die de kwetsbare jonge ouder stelt voor zichzelf en zijn kindje. Deze doelen evolueren naargelang de fase van het ouderschap. In figuur 13 geven we enkele voorbeelden.
Figuur 13: Voorbeelden van steun bij opeenvolgende oudertaken
De trajectbegeleider kan bij de jonge ouder toetsen of hij op een later moment steun zal kunnen gebruiken. Hierop anticiperen, samen met de jonge ouder, vergroot immers de keuzemogelijkheid van de jonge ouder. Vb. Een jonge ouder die pas zwanger is, vroeg zich af of zij naar school kon blijven gaan en of er dan kinderopvang mogelijk was tijdens de schooluren. Er werd dan samen al ingeschreven voor deze opvang. In een andere situatie bracht de trajectbegeleidster het probleem aan dat de inschrijving in een crèche dringend is als de jonge ouder dit zou willen. Na de bespreking overwoog de jonge ouder hoe ze de opvang verder wilde regelen.
51
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Continuïteit in de trajectbegeleiding zelf Eenzelfde trajectbegeleider volgt het hele traject van de jonge moeder en/of vader en de context21. Deze trajectbegeleiding loopt door, ook als er belangrijke wijzigingen zijn in de situatie van de jonge ouder of in de steun rond de ouder. Bij een onvermijdelijke breuk in dit proces van trajectbegeleiding, bijvoorbeeld door zwangerschap, ziekte, ontslag, verhuizing, zorgt de voorziening die de trajectbegeleiding organiseert voor een begeleide overdracht aan een collega.
Steun voor alle levensdomeinen De trajectbegeleider zoekt steun voor de jonge ouders en hun situatie binnen een veel ruimer kader dan de ‘integrale’ jeugdhulpverlening. De eerste denkrichting van de trajectbegeleiding gaat naar de vragen van de jonge ouders en hun kindje. Vragen op andere domeinen zijn hier al dan niet stevig mee verweven. Soms ‘verdrinken’ de jonge ouders immers in andere problemen en is het nodig om hier steun voor te zoeken. Tegelijk bevraagt of bespreekt de trajectbegeleider telkens hoe dit voor het kindje een rol speelt. Vb. Lucas en Maaike wonen in een te kleine en ongezonde woning. Dat geeft erg veel spanning tussen hen beiden. Dan komt het soms tot hoogoplopende ruzies waarbij er klappen vallen en de ouders overwegen om uit elkaar te gaan. De trajectbegeleider zoekt mee uit waar ze terecht kunnen in verband met het woningprobleem en leidt een van beide partners toe naar crisisopvang binnen het Algemeen Welzijnwerk. Hij bespreekt ook met de jonge ouders bij wie ze de kleine Bo kunnen brengen als de spanning oploopt. Het is belangrijk dat de trajectbegeleider over de muren van het organisatie- of sectoraanbod heen kan kijken. De trajectbegeleider kan combinaties van steun voorstellen uit verschillende sectoren, bijvoorbeeld vanuit Kind en Gezin, de Centra voor Integrale Gezinszorg, de Centra Geestelijke Gezondheidszorg, de armoedebeweging, de opvoedingsondersteuning, de OCMW’s, de Centra voor Leerlingbegeleiding, het onderwijs, het buurtwerk, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, de Bijzondere Jeugdbijstand en het Algemeen Welzijnswerk. Een ruime intersectoriële oriëntatie is ook belangrijk om te kunnen aansluiten bij de bestaande steun in het netwerk. Vb. Mario heeft goede contacten in de jongerenwerking van het buurthuis. Zijn ouders zijn betrokken in de armoedebeweging. Mario kan deze mensen ook om steun vragen in zijn ouderschap.
21 Binnen het project van Beo definieerden we het ‘traject’ vanaf de zwangerschap tot het kind naar de kleuterschool gaat. We pleiten echter uitdrukkelijk voor een langere periode van follow-up.
52
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Systematische aanpak De trajectbegeleider gaat planmatig te werk om de steun af te stemmen op de krachten en de behoeften van de jonge ouders en hun kindje. Doorheen de tijd doorloopt de trajectbegeleider samen met de jonge ouder herhaaldelijk eenzelfde proces waarin hij de jonge ouder ondersteunt om zijn hulptraject te organiseren en te optimaliseren. In het voorbeeld in bijlage 7 beschrijven we van één traject de eerste 6 maanden.
53
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Hoofdstuk 6: Trajectbegeleiding in de praktijk van Beo
In dit hoofdstuk geven we informatie over de methodiek van de trajectbegeleiding, zoals we die binnen de projectwerking van Beo ontwikkelden. In 6.1.geven we een overzicht van de aanpak, terwijl 6.2. de concrete manier beschrijft om krachten en veranderingswensen van een jonge ouder te inventariseren. Het outreachend karakter, gericht op een moeilijke doelgroep, komt aan bod in 6.3. In 6.4. belichten we de duur van een begeleidingscontact. Ten slotte komen in 6.5. enkele knelpunten aan bod.
6.1. Systematische aanpak van de trajectbegeleiding binnen Beo Vooraf: Keuze voor trajectbegeleiding De trajectbegeleider neemt het initiatief om aan een jonge ouder het aanbod van trajectbegeleiding voor te stellen. Hij laat de jonge ouder even bedenktijd om te beslissen om al of niet in te gaan op het aanbod van trajectbegeleiding.
Van behoefte naar hulpvraag De trajectbegeleider bevraagt bij de jonge ouder wat goed loopt en waar zich problemen voordoen. Hij richt het gesprek op de veranderingswensen van de jonge ouder voor zichzelf en voor het kindje. Hij vraagt wat volgens de jonge ouder de eerste stappen kunnen zijn in de richting van dit doel. In de eerste plaats bekijkt hij op welke manier de jonge ouder zichzelf die eerste stappen ziet zetten. Verder vraagt hij aan de jonge ouder om na te denken over de mogelijkheden in zijn bestaande netwerk. Pas als er dan nog behoeften zijn, stelt hij voor om in verschillende sectoren de mogelijkheden voor nieuwe steun op te zoeken.
Van hulpvraag naar steun en hulp Op basis van een uitgebreide sociale kaart zoekt de trajectbegeleider informatie op over nieuwe steun die aansluit bij de hulpvraag van de ouder of het kindje. Hij bespreekt de keuzemogelijkheden met de jonge ouder. Wanneer de jonge ouder een keuze maakt, bekijkt de trajectbegeleider de concrete mogelijkheid voor het inschakelen van de hulp. Als de drempel voor de jonge ouder en het bestaande netwerk te hoog is, leidt de trajectbegeleider de tienerouder toe naar deze steun. Hij kan bijvoorbeeld meegaan naar het kennismakings- en/of intakegesprek.
54
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Afstemming van steun op de krachten en veranderingswensen Om een totaal hulptraject te laten aansluiten bij de vraag van de jonge ouder en zijn kindje, heeft de trajectbegeleider bijzondere aandacht voor de afstemming tussen de jonge ouder en alle steunfiguren uit het eigen en professionele netwerk. De jonge ouder kan aangeven op welke punten deze afstemming verder nodig is. De krachten en veranderingswensen vormen hierbij de leidraad. Samen met de jonge ouder of met diens toestemming zal de trajectbegeleider naar alle partijen belangrijke informatie communiceren voor de coördinatie van het hulpproces, bijvoorbeeld nieuwe doelstellingen van de jonge ouder, nieuwe behoeften die de ouder bij de baby opmerkte, een volgende stap in de richting van een doel, afronding, begeleidingswissel of wijzigingen.
Evaluatie De trajectbegeleider gaat bij de jonge ouder na of de ingezette steun bijdraagt aan het doel en vraagt aan de jonge ouder suggesties tot bijsturing. Als er nog veranderingswensen zijn voor hetzelfde thema herhaalt het proces zich.
Het cyclische proces van de trajectbegeleiding Het beschreven proces herhaalt zich voor verschillende veranderingswensen in het traject van de jonge ouder. Om het cyclische verloop in zijn totaliteit weer te geven, ontwikkelden we binnen de experimentele werking van Beo het Beo-schema, weergegeven in figuur 14.
55
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Figuur 14: Beo-schema
56
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
6.2. Concrete methodiek om krachten en veranderingswensen te inventariseren Krachten en veranderingswensen inventariseren De trajectbegeleider overloopt met de jonge ouder op welke domeinen verandering nodig is en welke domeinen goed lopen. Dit is mogelijk door te werken met themakaartjes. Bijlage 1 bevat themakaartjes voor het ouderschap: voor de zwangerschap en kraamtijd (bijlage 1.1.) en voor de opvoeding in de baby- en peutertijd (bijlage 1.2). In bijlage 4 zijn themakaartjes opgenomen voor de algemene levensdomeinen. De trajectbegeleider vraagt aan de jonge ouders om deze themakaartjes in 2 kolommen te ordenen: • Alles mag blijven zoals het is • Ik wil dat er iets verandert De jonge moeder en de vader doen dit elk apart. De trajectbegeleider neemt de tijd om stil te staan bij al de thema’s. Hij vertrekt van hoe de tienerouder er zelf naar kijkt. Door de tienerouder te laten vertellen over de goed lopende domeinen, krijgen we meer zicht op de krachten van de jonge ouders en hun netwerk. Bij de domeinen waar zij willen dat er iets verandert, vraagt de begeleider wat ze dan wel concreet zouden willen en noteert hun antwoorden. Zo worden de veranderingswensen van de jonge ouder duidelijker. Figuur 15 verduidelijkt dit met een voorbeeld van een ordening voor de thema’s van zwangerschap en kraamtijd. In het voorbeeld stelt de jonge ouder bij de open vraag een vraag naar de mogelijkheid om haar zoontje te laten besnijden.
Figuur 15: Voorbeeld van een ordening van themakaartjes rond zwangerschap en kraamtijd
57
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Focus bepalen: keuze van de eerste stappen in de verandering Bij elke veranderingswens vraagt de trajectbegeleider aan de jonge ouder wat de eerste stap in de richting van die wens is. Daarna bespreekt hij of de jonge ouder zelf die stap willen zetten of met steun van anderen. Wanneer de jonge ouder met steun van anderen aan het doel wil werken, bevraagt de trajectbegeleider eerst of er al steun in het netwerk is. Als er nog geen steun is, gaat de trajectbegeleider na of de jonge ouder bijkomende steun kan vragen bij het bestaande netwerk. Wanneer hier geen mogelijkheden toe bestaan, zoekt de trajectbegeleider samen met de jonge ouder naar aanvullende steun. Figuur 16 werkt het vorige voorbeeld voor zwangerschap en kraamtijd verder uit naar steun :
Figuur 16: Voorbeeld van eerste stappen in de verandering zoals gepland door de jonge ouder.
Een overzicht voor de jonge ouder Uiteindelijk brengt de trajectbegeleider al de thema’s en de concrete doelen voor de ouder samen in een overzicht. Bijlage 5 geeft daar een voorbeeld van. Binnen Beo heeft de trajectbegeleider ervaren dat sommige jonge ouders het op papier weergeven van het gesprek erg apprecieerden en dat anderen dit niet steunend vonden. De trajectbegeleider laat de jonge ouder dan ook de keuze: ‘Ik heb wat we vorige keer hebben besproken op een blad gezet. Heb je er iets aan om dat te gebruiken?’
58
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Samenwerking bevorderen De trajectbegeleider van Beo gebruikte deze methodiek ook bij de afstemming van gelijktijdige hulpverleningsprocessen. De jonge ouder legde de kaartjes en besprak haar doelen met twee hulpverleners samen (thuisbegeleiding en Begeleid Wonen Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap). De jonge ouder en de beide hulpverleners konden zo samen de hulpvragen over beide werkvormen verdelen.
6.3. Outreachend naar moeilijk bereikbare tienerouders Als de jonge ouder na het kennismakingsgesprek aangaf te kiezen voor trajectbegeleiding, bleef de trajectbegeleider zelf (steeds opnieuw) het initiatief nemen om nieuwe afspraken te maken. Voor een aantal jonge ouders was het erg moeilijk om begeleidingsafspraken na te komen, zowel met andere hulpverleners als met de trajectbegeleider. De trajectbegeleider bood op zeer korte termijn een nieuw begeleidingsmoment aan. De trajectbegeleider formuleerde dit steeds als een voorstel. Vb. ‘Deze afspraak is misgelopen. Vind je het goed om zo snel mogelijk een nieuw moment te zoeken om samen te zitten?’ De trajectbegeleider van Beo is outreachend: de begeleider ging naar de woonplaats van de jonge ouder. Als het kon, ging hij op het moment van de misgelopen afspraak naar de plaats waar de jonge ouder zich bevond. Hij sprak af op momenten dat het voor de jonge ouder nodig en mogelijk was. Soms nam hij in lange telefoongesprekken dringende vragen op met de jonge ouder. In situaties waar het maken van begeleidingsafspraken extreem moeilijk verliep, stelde de trajectbegeleider zich mobiel, flexibel, volhardend en outreachend op in het aanbieden van begeleidingsafspraken, zonder zichzelf op te dringen. Zo kon Beo een groep ‘moeilijk bereikbare’ en kwetsbare jonge ouders trajectbegeleiding blijven bieden.
6.4. De duur van het begeleidingscontact hangt af van de vraag De trajectbegeleider neemt in elk begeleidingscontact ruim de tijd, zodat al de begeleidingsvragen van de jonge ouder aan bod kunnen komen. De trajectbegeleider neemt informatie mee die gaat over de voorgaande begeleidingsvragen en luistert of er nieuwe behoeften opgedoken zijn. Een jonge ouder beklemtoont dit in de feedback: “Het was niet afgemeten getimed. Je had tijd tot al onze vragen waren besproken”.
59
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
6.5. Enkele knelpunten uit de praktijk van Beo Geen mandaat voor de coördinatie van de hulp Binnen en tussen de sectoren zijn er geen afspraken over het leiden van het proces om de hulp te coördineren en af te stemmen. Binnen de experimentele werking van Beo botste de trajectbegeleider op dit gebrek aan afspraken. Naar aanleiding van de bespreking met de jonge ouders, gaf een aantal van hen aan te verwachtten dat de trajectbegeleider de afstemming van de samenwerking of het vragen van extra’s met de andere hulpverleners zou opnemen. De trajectbegeleider kon de jonge ouders wel steunen om hun mening te verwoorden tegenover andere hulpverleners. Vb. In een situatie waar verschillende hulpverleners en steunfiguren betrokken waren, werd een cliëntoverleg met een externe voorzitter georganiseerd. De trajectbegeleiding bereidde met de jonge mama voor hoe zij voor zichzelf en het kindje de toekomst zag en welke concrete eerste stappen zij wilde bespreken.
Dakloosheid en praktische materiële zorgen Binnen de trajectbegeleidingen vormde dakloosheid en wonen in zeer beperkte omstandigheden in meer dan de helft van de situaties een ernstig probleem. Soms verbleef het kindje omwille van deze problematiek bij anderen, terwijl dit echt niet de keuze van de ouders was. Hun dakloosheid en andere praktische, materiële zorgen doorkruisten de mogelijkheden van de jonge ouders om verder te werken in de richting van de doelen voor zichzelf en voor hun kindje. Dat vormde bij de helft van de trajectbegeleidingen een ernstig knelpunt.
60
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Hoofdstuk 7: De praktijk van de trajectbegeleiding en de begeleidingsondersteuning in De Wissel
De Wissel is een Centrum voor Actieve Netwerkontwikkeling en Omgevingsondersteuning, een ‘CANO’-voorziening22 binnen de Bijzondere Jeugdzorg, gericht op het begeleiden van adolescente meisjes en hun leefomgeving. Als CANO-voorziening engageert De Wissel zich om voor elke adolescente jongere onvoorwaardelijk en samen met de verwijzer te blijven zoeken naar een geschikt begeleidingstraject. Op die manier ontwikkelde De Wissel zijn expertise in trajectbegeleidingen van zeer moeilijk bereikbare jongeren. Bij het uitwerken van trajecten vertrekt CANO zoveel mogelijk van de vraag van de jongeren en hun gezin en houdt men rekening met de noodzaak. CANO ondersteunt de jongeren zoveel mogelijk in hun eigen leefomgeving. Elke CANO-voorziening zoekt permanent naar nieuwe en doeltreffende methodieken en zet daarbij maximaal in op het herstellen en voorkomen van breuken in het netwerk van de jongere. Zo maakt ze maximaal gebruik van de positieve mogelijkheden en oplossingscapaciteiten van de jongeren, hun ouders en de steunfiguren uit hun omgeving. Er is een ruime ondersteuning voorzien van de begeleiders. Meisjes die door De Wissel begeleid worden, kunnen zwanger of een jonge moeder zijn of worden. Hoe kijken we tegen de begeleiding van deze meisjes aan? Hoe denken we erover en hoe handelen we in de praktijk? Met andere woorden welke zijn de visie, methodiek en praktijk in de begeleiding van zwangere meisjes en jonge moeders? Hoe ondersteunen we hun traject over een langere periode heen? Hoe ondersteunen we de begeleiders? In dit hoofdstuk beschrijft Lieven Peeters, trajectbegeleider van De Wissel, in een doorlopend verhaal hoe een CANO-voorziening interne trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning in de praktijk brengt. Enkele CANO-principes komen aan de oppervlakte. Zo noteren we ‘eigen netwerk eerst’, gericht op de krachten van de betrokkene en ‘een flexibel traject met een vertrouwde begeleider’. We besteden ook aandacht aan hoe er bij ernstige zorgen gepraat kan worden met de tienerouder en hoe de organisatie deze zorgen kan delen met andere professionelen. Tenslotte staan we stil bij wat deze zorgen ook met begeleiders doen en welke ondersteuning zij daarbij kunnen krijgen.
22 Met CANO (Centra voor Actieve Netwerkontwikkeling en Omgevingsondersteuning) hebben een aantal voorzieningen een visie en een werkmethode die ontwikkeld om een antwoord te bieden op problematische hulpverleningsituaties in de Bijzondere jeugdzorg. Deze voorzieningen vinden elkaar in hun gedeelde missie waarmee zij zich richten op adolescente jongeren en hun families die elders ‘uit de hulpverleningsboot’ vallen. Vanaf eind jaren ‘80 experimenteerde CANO met methodieken om de uitstroom uit gemeenschapsvoorzieningen te verbeteren. In 2010 is een CANO-protocol uitgewerkt.
61
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
7.1. Eigen netwerk eerst: gericht op de krachten van alle betrokkenen i.p.v. op problemen Het zwanger worden en zijn, het zich aankondigen van een (mogelijke) geboorte is een belangrijk, existentieel gebeuren in het persoonlijke leven van elke vrouw: zij wordt moeder. Het idee of gevoel moeder te (kunnen) worden boort bij het meisje een rijke bron aan van hoogst individueel gekleurde betekenissen. Zwangerschap heeft naast deze persoonlijke betekenisdimensie, bij uitstek een sociale betekenis: er is een partner die (mogelijk) vader wordt, een moeder-oma, een vader-opa, een broer-oom, … Een hele familie is mee zwanger. Door haar zwangerschap verschuift dit individuele meisje van plaats op de lijn van de generaties. Zij is zwanger zoals haar moeder zwanger geweest is van haar. Haar kind zal een moeder hebben zoals zij als kind een moeder had...
Begeleiden is in essentie contextgericht Een essentieel principe voor de begeleiding in De Wissel is dat deze bij voorrang en voortdurend contextgericht moet zijn. In de begeleiding richten wij ons naar de meisjes en naar alle relevante betrokken personen uit hun leefomgeving. In de praktijk zijn ouders en siblings meestal de belangrijkste betrokkenen. Dat is niet omdat het gezinssysteem gezien wordt als ‘een deel van het probleem’ of omdat wij ze verdenken aan de basis te liggen van de problemen. Wel omdat wij denken dat een gezin in potentie voor elke persoon, voor elke jongere de meest krachtige hulpbron is. Wij wensen de familieleden tegemoet te treden met respect, interesse en hoop en ons aan te bieden als bondgenoten in hun zoektocht naar een meer bevredigend leven voor hun (klein)dochter, zus, … en voor henzelf. Elke belangrijke kwestie of gebeurtenis in het leven van een meisje wordt door ons gezien als steeds ook belangrijk voor haar gezin, voor haar familie. Bij zwangerschap gaat onze aandacht en zorg uit naar wat dat betekent, en voor het meisje persoonlijk, en voor het meisje in relatie met haar partner en haar familie, en voor de betrokken partner zelf en zijn familieleden.
Begeleiden in het gezamenlijke beslissingsproces over al dan niet moeder worden Wie van de familie is op de hoogte van de zwangerschap op het moment dat wij het vernemen? Afhankelijk van de bestaande onderlinge relatie of eventuele relatiebreuk kunnen partner en ouders het snel weten, maar kan het ook zijn dat het meisje het geheim wil houden voor haar partner, moeder, vader,… . Een vraag die zich opwerpt is of het meisje het kindje wil houden of niet. Dat is een vraag die het meisje voor zichzelf formuleert of die de betrokkenen haar stellen. Een antwoord op deze vraag komt met andere woorden voort uit een interne en een externe dialoog, dialogen die elkaar wederzijds beïnvloeden. Begeleiden wil dan zeggen: het meisje en alle betrokkenen ondersteunen bij het voeren van dit belangrijke gesprek. Wij bevragen het meisje over hoe dit beslissingsproces er voor haar uit ziet. Is de zwangerschap door haar en door haar partner gepland en gewenst, niet gepland maar wel gewenst of geen van beide? Vaak is er sprake van veel ambivalentie: een gevoel van verlangen om het kindje te
62
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
houden, een besef en denken om dit beter niet te doen. Veel elementen van overweging en betekenis spelen mee. De begeleiding moedigt zo nodig het meisje nadrukkelijk aan om het feit van zwanger te zijn en haar beslissingsproces te delen met haar partner, ouders of andere familieleden. Hen op de hoogte brengen of betrekken zonder toelating van het meisje is in geen geval mogelijk en niet alleen omdat dit de vertrouwensrelatie in gevaar zou brengen. Melden of niet melden brengt in beide gevallen een vertrouwensrelatie ‘in gevaar’: of deze met het meisje, of deze met bijvoorbeeld de ouders. Het kan gewoon niet omdat elke jongere ook in dit geval recht heeft op privacy.23
Samen zoeken naar passende ondersteuning, aanvullend bij de eigen mogelijkheden Wanneer besloten is om het kindje te houden, wordt in de begeleiding met alle betrokkenen besproken welke de beste ondersteuning is, nu voor het zwangere meisje en in de toekomst voor de jonge ouders. Tijdens de begeleidingsgesprekken denken we na over welke hulp wel of niet nodig lijkt voor de verschillende gebieden (medische hulp, opvoedkundige steun, materiële ondersteuning, ondersteuning van de relatie,…) en waar we die hulp het beste kunnen zoeken, bij voorkeur eerst in het eigen netwerk. We zien professionele hulp altijd als aanvullend op wat de mensen zelf aankunnen en die hulp bestaat op de eerste plaats uit de reguliere diensten voor (jonge, toekomstige) ouders, zoals die van Kind en Gezin. Zo nodig richten we ons tot meer gespecialiseerde diensten. Daarna organiseren we een rondetafelbijeenkomst om al deze gegevens bij elkaar te leggen en uit te wisselen, met het doel om een gezamenlijk plan van aanpak te ontwikkelen. Uitgenodigd zijn vanzelfsprekend het meisje en haar partner, de betrokken familieleden, de verwijzer en de hulpverleners die nu actief zijn of in de toekomst een helpend aanbod kunnen verstrekken.
7.2.Begeleiding binnen een flexibel traject met aanbod van hulp overal waar nodig, zo lang als nodig en door een vertrouwde begeleider Behouden van een breed begeleidingsaanbod op alle mogelijke domeinen Zwangerschap en (toekomstig) ouderschap zijn een bijzonder belangrijk gegeven in het leven en dus ook in de begeleiding van een meisje en haar leefomgeving. In de praktijk zien we vaak dat alle aandacht van de cliënten en van de begeleiders naar dit thema gaat. Andere belangrijke thema’s worden als het ware ‘on hold’ gezet. Er treedt voor alle betrokkenen een bepaalde verenging, een zeker reductie op. De begeleiding wordt herleid tot deze focus. Dat is een begrijpelijke en voor een deel noodzakelijke beweging. Toch is het belangrijk om de andere thema’s in de begeleiding, die op lange termijn ook van belang zijn in het leven van het meisje, niet los te laten. We denken dan aan het zoeken naar of het vol23 Decreet rechtspositie minderjarigen.
63
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
houden van opleiding en werk, aan het voort onderhouden en uitbouwen van het eigen relationele netwerk, aan de voorbereiding op een zelfstandig leven, aan het oplossen van allerlei praktische, financiële en administratieve problemen… Om het gehele ‘gewone’ traject centraal te blijven stellen, worden de verschillende mogelijke begeleidingsdomeinen geregeld en blijvend bevraagd en dit op drie niveaus: tijdens de begeleidingsgesprekken met meisje en context, tijdens de driewekelijkse meisjesoverlegbijeenkomsten (interne supervisie) en tijdens de trajectbesprekingen met het meisje, dit bij voorkeur in aanwezigheid van de belangrijke personen uit het eigen en uit het professionele netwerk.
Aanbieden om zo lang als nodig de ‘rode draad’ te zijn in het begeleidingstraject Naast het behoud van deze brede focus staat het streven naar continuïteit voorop. Continuïteit betekent dat De Wissel expliciet aan het meisje en haar context aanbiedt om zo lang als nodig de ‘rode draad’ in het begeleidingstraject te vormen. Heel wat meisjes die door De Wissel begeleid worden, zijn in het verleden met relationele breuken geconfronteerd, niet alleen in hun persoonlijk leven, maar helaas ook in hun omgang met ‘de hulpverlening’. Vaak waren de moeilijkheden waarmee ze worstelden zo zwaar dat ze een volgehouden hulpverlening voor alle betrokkenen onmogelijk maakten. Het behoudsengagement dat De Wissel uitspreekt vertaalt zich in de ambitie om voor dit meisje en haar context, wanneer dit aangewezen is, de laatste voorziening Bijzondere jeugdzorg te zijn. Dit betekent concreet dat, wanneer een meisje elders verblijft dan op de plaats waar ze normaal gezien begeleid wordt, De Wissel zich aanbiedt om de begeleiding voort te zetten, bijvoorbeeld bij een opname in een (psychiatrisch) ziekenhuis of in een CIG. De begeleidingscontacten met het meisje en de context, maar ook het overleg met de ‘nieuwe’ hulpverlening en de coördinatie van het geheel worden dan in de planning ingebouwd. Ook wanneer het meisje hierdoor tijdelijk niet ingeschreven kan blijven, wordt een oplossing gezocht om de begeleiding gedurende deze periode toch verder mogelijk te maken. Dat betekent ook dat we zo nodig op tijd de overstap voorbereiden en zetten naar andere vormen van hulp, wanneer een meisje bijvoorbeeld door haar leeftijd aan het einde van de begeleiding komt. In de nazorg kan deze overgang eventueel verder ondersteund worden. Een bijzondere situatie doet zich voor wanneer een meisje dat in een leefgroep verblijft zwanger wordt. In dat geval dient om redenen van veiligheid een andere verblijfplaats gezocht te worden. Er bestaat immers gevaar voor situaties met agressie. Dat zoeken gebeurt in de eerste plaats binnen de familie. Indien dit niet mogelijk blijkt, gaan we creatief op zoek naar een andere oplossing. Vanaf 17 jaar kan deze oplossing bestaan uit het starten van een BZW-begeleiding24. Zwangerschap kan voor onze voorziening principieel geen reden vormen tot uitsluiting of om een begeleiding te beëindigen.
24 De minimumleeftijd voor BZW (Begeleid Zelfstandig Wonen) is wettelijk vastgesteld op 17 jaar.
64
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Een vaste, vertrouwde begeleider biedt zich aan als bondgenoot Het streven naar continuïteit in de werkrelatie vormt het fundament voor het aanbieden van brede en continue hulp. De basisidee daarbij is het vanzelfsprekend gegeven dat een werkrelatie tussen hulpverlener en cliënt een noodzakelijke voorwaarde is om die hulpverlening mogelijk te maken. Voor cliënten maakt continuïteit hierin het verschil omdat ze dezelfde begeleiders ontmoeten die ze geleidelijk aan kunnen en durven vertrouwen. Vele cliënten hebben immers reeds een lange rij van hulpverleners zien passeren en aan elk van hen hebben ze de meest pijnlijke en kwetsbare delen van hun leven toevertrouwd. De hulpverlener van zijn kant wacht het ontstaan van een werkrelatie die goed genoeg is niet af maar gaat er actief naar streven. Het hoort tot diens verantwoordelijkheid om deze te ‘installeren’ en te verbeteren. Zeker in een context van gedwongen hulp is die opdracht niet eenvoudig met succes te vervullen. Essentieel daarbij is de relationele basishouding waarmee een begeleider de mensen tegemoet treedt. Het moet een houding zijn waarbij wij ons aanbieden als een bondgenoot, met respect, interesse en waardering voor elke persoon van de familie en met hoop en geloof in hun krachten. Die houding vertrekt van de gedachte dat wij het bijzonder voorrecht genieten een gast te mogen zijn in hun persoonlijke leven. Onze overtuiging is dat onze basishouding, ‘hoe we zijn’, onze werkmodellen bepaalt (‘hoe we denken’) en dus ook onze acties en interventies (‘hoe we handelen’). De werkrelatie die we zo nastreven is ons voornaamste ‘instrument’, meer nog dan technieken van begeleiding en gesprek. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat deze gerichtheid een erg werkzame factor is: 45 % van de factoren die therapeutisch succes verklaren zijn relationeel, het bevorderen van hoop inbegrepen. Slechts 15% ervan wordt gekoppeld aan therapeutische technieken. De Wissel heeft de hele organisatie ge(her)structureerd om continuïteit in werkrelaties maximaal te bevorderen. Vanaf het eerste contact hebben het meisje en haar context een ‘eigen’ contextbegeleider die hun vertrouwenspersoon is en hen volgt gedurende het gehele begeleidingstraject. Binnen dit traject kan het begeleidingsaanbod variëren, afhankelijk van de behoeften en hulpvraag van het cliëntsysteem: een meisje kan thuis of bij familie verblijven, in de leefgroep of vanwege haar zwangerschap of moederschap in een andere voorziening. Ze kan ook zelfstandig wonen. Steeds kunnen soepele overgangen gemaakt worden in eender welke richting. De contextbegeleider blijft bij hen, hierbij gesteund door een medebegeleider en een trajectbegeleider (supervisor).
7.3. Verbreding, versterking en coördinatie van professionele hulp bij ernstige zorgen Begeleiden bij diepgaande twijfels over het verder zetten van de zwangerschap Gezien de speciale doelgroep van De Wissel maken in een aantal begeleidingen het meisje, haar partner en meer nog de omgeving, de familie, hulpverleners en verwijzers25, zich 25 De verwijzende instantie, het Comité Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank, wordt op de hoogte gebracht van elke ingrijpende gebeurtenis in een begeleiding, m.a.w. ook van een zwangerschap
65
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
ernstige zorgen over het toekomstige moeder- en/of vaderschap. Dat kan bij de ouders maar ook bij de begeleiders leiden tot de overweging dat abortus een mogelijke optie is. Soms is deze overweging ook aanwezig bij het meisje en/of haar partner, soms ook helemaal niet. In een dergelijke situatie wordt naar de begeleiding gekeken om de situatie te beoordelen en advies te geven. De betrokken begeleiders voelen zich (nog meer) verantwoordelijk voor het beslissingsproces en komen meer in een expert- dan in een partnerpositie te zitten. Zij voelen zich vaak sterk persoonlijk geappelleerd in hun waarden- en normensysteem. Het is dan belangrijk om voor de begeleiding extra professionele steun te voorzien (zie verder). De begeleiding leidt het meisje en eventueel ook de partner en de familie zo nodig toe naar andere professionele deskundigen26 om over de zwangerschap te spreken en tot een beslissing te komen. De begeleiding biedt aan om, indien gewenst, als ondersteuning bij deze gesprekken aanwezig te zijn. Soms wordt die onderling afspraken en de gesprekken met de hulpverlening uit de weg gegaan en uitgesteld, vaak vooral door het meisje, terwijl de tijd om dit te doen beperkt is. Intensieve begeleiding is dan aangewezen, dat wil zeggen snel en aanklampend, maar blijvend respectvol.
Begeleiden bij uitgesproken zorgen over de toekomstige opvoedingssituatie Wanneer het duidelijk is dat de begeleiding van een meisje ook de begeleiding van een jonge moeder zal worden en dat er een uitgesproken bezorgdheid bestaat over de opvoedingssituatie van de toekomstige baby, krijgen we een speciale en delicate begeleidingssituatie27. In veel gevallen is het voor de toekomstige moeder erg moeilijk om deze zorgen op een gelijkaardige wijze te ervaren als haar omgeving. Angst voor het ‘afnemen’, plaatsen van haar kind, eventueel gevoed door resonanties uit het verhaal van haar familie, heeft vaak een diepe invloed. Instanties en hulpverleners neigen meer en meer tot het opdringen van hulp of het dwingen ertoe. Het meisje, misschien haar partner en eventueel ook familieleden vertonen meer en meer ‘weerstand’ tegen deze hulp. In deze situatie is het belangrijk om de focus te houden op het vertrouwen en de band die (hopelijk) eerder is opgebouwd in de werkrelatie met alle betrokkenen. Wanneer over de zorgen dient gesproken te worden, komt een begeleider immers gemakkelijk in een normerende, rechtstreeks confronterende positie te staan in plaats van in een inhoudelijk bevragende. De werkrelatie komt dan onder druk te staan, maar is – zeker in deze moeilijke omstandigheden - een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen blijven begeleiden. Voor de hulpverlener komt het er dan op aan om zich zo transparant mogelijk te blijven opstellen over zijn of haar eigen denken, voelen en handelen omtrent het gehele cliëntsysteem. Door deze openheid presenteert de hulpverlener zich als betrouwbaar en nodigt hij de mensen uit om ook open te zijn, ondanks het risico. 26 Zie hoofdstuk 13 in deel 5 op www.beoshelter.be 27 In hoofdstuk 4 bespreken we manieren om in risicosituaties de veiligheid te vergroten.
66
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Steeds wordt ervan uitgegaan dat de (toekomstige, jonge) ouders goede intenties hebben en waarschijnlijk dezelfde bezorgdheid delen: een goede toekomst verzekeren voor de baby. Daarnaast blijft het besef nodig dat zij nog vele andere zorgen hebben dan deze. Vragen waar dan mogelijk een antwoord op dient gezocht te worden zijn: hoe kan de dagelijkse druk die deze mensen ondervinden van bijvoorbeeld materiële problemen heel concreet verlicht worden? Hoe kan een eventueel sociaal isolement doorbroken worden? Hoe kunnen we actief op zoek gaan naar niet-professionele personen die de draaglast kunnen verminderen of hen kunnen ondersteunen: steungezin, buurthuis, lotgenotengroep,…? Wat dit laatste betreft, brengt De Wissel op geregelde tijdstippen voor een dag of een weekend alle meisjes en ‘ex-meisjes’ die jonge moeders zijn of worden bij elkaar, al dan niet met de partners. Hier kunnen ervaringen gedeeld worden en steun, begrip en plezier aan elkaar gegeven worden.
Bijkomend op zoek gaan naar extra professionele steun Een bijkomende lijn in de begeleiding is dat er steun wordt gezocht bij andere instanties en (deskundige) hulpverleners, bijvoorbeeld de consulent van het CBJ of de Jeugdrechtbank, het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK). De bedoeling daarvan is dubbel: enerzijds een partij vinden die buiten de begeleiding ligt om (mee) over de zorgen te oordelen en te beslissen, waardoor de begeleiding meer kans heeft om naast en samen met de cliënten te zoeken hoe ze kunnen ingaan op de verwachtingen en eventueel eisen van deze ‘derde’ partij. Er kan m.a.w. in een driehoek gewerkt worden. Anderzijds biedt deze verbreding aan allen meer kennis en ideeën over hoe er verder gezocht moet worden naar een meer hoopvolle toekomst: cliënten en begeleiders kunnen extra deskundigheid vinden in hun zoektocht. Al dan niet op aandringen of onder dwang van deze ‘derde partij’, biedt de begeleiding aan de betrokkenen aan om samen op zoek te gaan naar gepaste extra professionele hulp, zoals een Centrum voor Integrale gezinszorg (CIG), een Centrum voor Kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) of een andere gespecialiseerde dienst.
Onderling afstemmen van professionele hulp door coördinatie Een uitermate belangrijke rol is die van het organiseren van overleg, coördinatie en netwerkvorming in de professionele ondersteuning. Zo veel en zo vaak als nodig worden de verschillende hulpverleners, meestal uit diverse sectoren, uitgenodigd om te overleggen over de geboden en te bieden hulp aan het cliëntsysteem waartoe het meisje behoort. Doel hier is op de eerste plaats afstemming: vermijden van overmatige of dubbele hulp, zeker waar deze de eigen krachten van de familie ondermijnt, en daarnaast oplossingen zoeken voor lacunes in de hulp. Deze bijeenkomsten worden in principe en principieel georganiseerd in aanwezigheid van de betrokken cliënten als volwaardige partners. Waar dit niet mogelijk is, wordt er vooraf en nadien transparant gecommuniceerd over de inhoud van de bespreking. Van het moment dat het einde van onze begeleidingsopdracht in zicht komt, bijvoorbeeld door de leeftijd van het meisje, wordt indien aangewezen een hulpverlenende instantie gezocht die deze coördinerende rol kan overnemen. Dit kan bijvoorbeeld het OCMW zijn dat geregeld een cliëntenoverleg organiseert.
67
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
7.4. Ondersteuning van begeleiders Begeleiders voelen een sterke persoonlijke én maatschappelijke verantwoordelijkheid Zwangerschap, ouderschap, abortus,… zijn diepmenselijke thema’s die begeleiders raken. Hoe iemand denkt of voelt over bijvoorbeeld een tienerouderschap is heel persoonlijk gekleurd. Deze betekenisgeving heeft een grote invloed op hoe een begeleider in relatie treedt met de betrokken cliënten en welke interventies en acties hulpverleners opportuun achten en ontplooien. Zeker wanneer er een (acuut) gevaar dreigt voor een jong kind, kan de begeleiding zwaar wegen. Is de hulpverlener te gerust dan kan er sprake zijn van schuldig verzuim, het niet bijstaan van een kind in nood. Is hij te ongerust, dan dreigt hij de ouders te schenden in hun diepste wezen en in hun volste recht: verantwoordelijkheid opnemen voor hun kind. De kans is in dat geval reëel dat de hulpverlener voorgoed ‘verbrand’ zal zijn voor het cliëntsysteem. Hij zal deze ouders niet meer kunnen of mogen ondersteunen, wat ook kan betekenen dat hij het kind in gevaar zal moeten achterlaten. Vaak is de hulpverlener zelf een ouder (geweest) en wordt dit dilemma erg persoonlijk aangevoeld: men leeft zich sterk in, in wat het jonge kind zou kunnen overkomen en/of in de situatie van de ouder(s) die hun kind zouden moeten ‘afstaan’. Sterke gevoelens van tegenoverdracht kunnen hierbij spelen. Bijkomend kan de druk gevoeld worden van potentiële media-aandacht voor het geval dat de hulpverlener in zijn taak van toezicht zou blijken te falen en door zijn (vermeende) nalatigheid zich ernstige feiten zouden voordoen die de samenleving beroeren.
Begeleiders krijgen systematisch ondersteuning d.m.v. supervisie Om kwetsbare ouders te kunnen begeleiden, hebben hulpverleners er behoefte aan om te kunnen stil staan bij hun emoties en cognities, bij hun normen en waarden. Om op een dergelijke behoefte in te gaan, wordt in De Wissel voor begeleiders systematisch in alle begeleidingstrajecten ondersteuning voorzien onder de vorm van supervisie door een interne procesbegeleider en/of door een externe supervisor. Intern wordt minimaal om de drie weken en ad hoc wanneer het nodig is een overleg gehouden met de betrokken begeleiders o.l.v. een interne supervisor. Extern kan een beroep gedaan worden op supervisors die verbonden zijn met De Wissel en die elk vanuit een verschillend kader expertise kunnen aanbieden: medisch-psychiatrisch, systemisch, contextueel, psychodynamisch,… Daarnaast is steeds supervisie mogelijk bij een expertcentrum zoals het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling.
68
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Hoofdstuk 8: Begeleidingsondersteuning in de praktijk van Beo
Naast de trajectbegeleiding van kwetsbare jonge ouders, experimenteerde Beo met begeleidingsondersteuning aan begeleiders, extern aan Beo. In 8.1 geven we een beeld van deze vorm van begeleidingsondersteuning. In 8.2 concretiseren we de manier van werken aan de hand van een voorbeeld.
8.1. Begeleidingsondersteuning voor andere hulpverleners De jongere die al werd begeleid in een organisatie, werd niet rechtstreeks gecoacht, maar Beo bood (tijdelijk) een ondersteuning aan de organisatie waar de jongere begeleid werd. In deze begeleidingen was de Beo-medewerker een coach voor de begeleider van een tienerouderschap. Hij kon in zijn rol afstand nemen en het traject bespreken met deze begeleider, al dan niet met de jongere erbij. Doordat de begeleider van Beo praktijkervaring had zowel met begeleidingen als met trajectbegeleidingen van tienerouders, kende hij het werkveld en de betrokken sectoren. Begeleiders van kwetsbare jonge ouders botsten soms op vragen die specifiek zijn aan het begeleiden van tienerouders. Zij konden aan Beo dan begeleidingsondersteuning vragen. De begeleiders krijgen zo extra inzichten mee, die zij kunnen inzetten in de begeleiding van de jonge ouders. Deze expertise vergroot de keuzemogelijkheden in het deeltraject dat de begeleiders met de jonge ouders gaan. Belangrijk is dat begeleiders zicht krijgen op alle mogelijke vormen van steun uit de verschillende sectoren en dat er ruimte is om in te gaan op de eigen begeleidingsvraag. De begeleider met wie een relatie opgebouwd was, bleef actief betrokken op de tienerouder. Hij kon gebruik maken van de specifieke ervaring en kennis van de trajectbegeleider van Beo en de begeleiding binnen de bestaande voorziening voortzetten. De vragen voor begeleidingsondersteuning van Beo komen vanuit verschillende sectoren (Kind & Gezin, Bijzondere Jeugdbijstand en Vlaams Agentschap voor personen met een Handicap). Ze hebben een uiteenlopend karakter: o.a. begeleidingsmogelijkheden zoeken, supervisie op de eigen positie, informatie over samenwerking met of doorverwijzing naar andere diensten, juridische vragen. Er is wel een rode draad in terug te vinden. De vragen om ondersteuning/doorverwijzing hebben vaak een sectoroverschrijdend karakter.
69
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Om een antwoord te bieden op vragen die vaker rezen, organiseerde Beo, in samenwerking met Expertisecentrum De Bakermat, cRZ en Parel, de studiedag: ‘Jong en zwanger. Opvang, begeleiding en doorverwijzing.’ Daar werd informatie gegeven over zwangerschap, kraamtijd en jong ouderschap van tienerouders en er was ruimte voor ervaringsuitwisseling. De studiedag vond plaats op 26 april 2010 en er namen meer dan 30 begeleiders aan deel.
8.2. Een praktijkvoorbeeld van een begeleidingsondersteuning De uitgangspunten van de begeleidingsondersteuning van Beo willen we illustreren aan de hand van de vraag van een begeleidster, Marthe. Marthe begeleidde een zwanger meisje van zestien jaar en vroeg steun bij Beo. Marthe vroeg eerst informatie over Beo. We legden uit dat er geen standaardpakket is, maar dat haar begeleidingsvragen centraal staan. Doel was om haar te ondersteunen, zodat zij de begeleiding van de tienerouder kan continueren of optimaliseren. We verduidelijkten dat Marthe de vaste vertrouwensfiguur voor de jonge ouder blijft en dat Beo haar daarbij kan ondersteunen. • Marthe stelde vervolgens een aantal juridische vragen: ›› Wie kan/mag beslissingen nemen over het kindje? • Komt er een dossier voor het kindje bij de jeugdrechtbank? ›› Wordt er een voogd aangesteld voor het kind? ›› Welke rechten heeft de jonge moeder zelf? ›› Welke rechten heeft de volwassen vader? • Kan de meerderjarige partner van het meisje vervolgd worden omwille van een seksuele relatie met een minderjarige? • Kan de oma, moeder van het meisje, er aanspraak op maken om het kindje op te voeden, omdat haar dochter nog minderjarig is?
Al deze vragen kwamen in de begeleidingsondersteuning aan bod. We zetten die informatie na het gesprek op papier en verstuurden ze per mail. Omdat de juridische vragen in hoofdstuk 7 en 8 behandeld worden, werken we dit hier niet verder uit. Verder gaf Marthe aan dat ze in een vorige begeleiding van een zwanger meisje heeft ervaren dat haar emotionele betrokkenheid te groot was. Zij voelde zich erg verantwoordelijk voor het welzijn van de baby. Ze ging hierbij over de eigen grenzen. Dat maakte het voor haarzelf erg zwaar en maakte het meisje afhankelijk. Marthe geeft aan dat ze de veiligheid van de baby wilde ‘garanderen’. De begeleidster wil voor de komende begeleiding meer afstand kunnen houden en zich niet helemaal verantwoordelijk voelen voor het meisje en haar baby. We gingen een gesprek aan rond wat allemaal meespeelt in het zoeken van een gepaste afstand/nabijheid bij een jonge ouder. Marthe herkende een aantal uitgangspunten en gaf dan concrete voorbeelden. De uitgangspunten die ze herkende:
70
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
• Een totaal afhankelijke baby roept in de omgeving zorg op. Ondanks dat grote appel kan Marthe niet de hele situatie bepalen. Als er voldoende veiligheid is en als de basisbehoeften van de baby zijn vervuld, kan Marthe afstand nemen van de eigen normen en waarden. Ze kan dan vertrekken van de visie van de jonge ouder. Bij onveiligheid kan zij de jonge ouder de vraag voorleggen ‘hoe ga je het aanpakken om de veiligheid te vergroten?‘, zonder hierbij de verantwoordelijkheid over te nemen. • Complicerend is dat jonge ouders zelf nog moeten ontwikkelen. Als Marthe oog heeft voor de krachten van de jonge ouders en hun netwerk, maar ook realistisch is en inziet dat de tieners nog niet alles zelf kunnen opnemen, kan ze hen informeren over de mogelijkheden tot steun. • Er is heel wat steun mogelijk en Marthe moet dit niet allemaal zelf aanbieden. Wel kan ze de jonge mama helpen kiezen en haar toeleiden naar mogelijkheden uit verschillende sectoren. We vroegen Marthe wat haar zou helpen om in de komende begeleiding een gepaste afstand te houden. Ze gaf aan dat ze de beide ouders en hun context wil steunen en hen de kans geven zelf de verantwoordelijkheid op te nemen. Ze zag bij dit meisje wel mogelijkheden om de baby te bieden wat hij nodig heeft, mits extra opvoedingsondersteuning. We vroegen Marthe om na te denken over de problemen en de krachten van de jonge ouder en haar netwerk bij het opnemen van verantwoordelijkheid. Ze noemde volgende elementen:
In de bespreking van deze elementen gingen we vooral in op zaken die wijzen op de mogelijkheid dat de jonge mama en haar context de verantwoordelijkheid zullen kunnen opnemen. Wanneer iets als een probleem is geformuleerd, vragen we Marthe te zoeken naar de achterliggende wensen of om de inzet te benoemen en vandaar te vertrekken. Bijvoorbeeld: Oma wil dat de baby bij haar woont ‘omdat haar dochter er niet goed voor zal zorgen’. Marthe kan dan stilstaan bij haar wens. Ze kan haar vragen hoe het zou zijn als het kindje bij haar woonde en wat oma belangrijk vindt om het kindje goed te laten opgroeien.
71
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
Vandaar kan Marthe de link maken: zou dat dan door steun aan haar dochter, de mama, ook zo kunnen lopen? Wat kan oma daarin betekenen? Vervolgens stonden we stil bij de krachten en problemen van de begeleidster en van het hulpverleningsnetwerk. De begeleidster somt op:
We stelden Marthe de vraag of het haar een stapje vooruit zou helpen om meer zicht te krijgen op diensten waarop de jonge mama en haar netwerk een beroep kunnen doen voor steun. Ze gaf aan dat ze dat erg interessant zou vinden, omdat ze het meisje, de partner en haar netwerk dan niet zo afhankelijk maakt van de begeleiding. Naast de steun die gericht is op de zwangerschap en het ouderschap, is het in deze situatie ook belangrijk om stil te staan bij de culturele verschillen tussen het meisje en haar partner.
Vervolgens vroegen we feedback voor de begeleidingsondersteuning die ze had gekregen. Daarin gaf Marthe aan dat het gesprek haar hielp in het zoeken van een begeleidingsaanpak, dat er ingegaan werd op de meest dringende vraag en dat er in het gesprek voor verschillende thema’s en verschillende mensen nieuwe keuzemogelijkheden in beeld kwamen. We vroegen Marthe wat zij concreet meeneemt voor wat haar uitgangsvraag betreft. Dat verwoordde zij als volgt:
72
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
• Het algemene uitgangspunt geeft houvast: ›› Aandacht geven aan wat de jongere zelf nodig heeft en zorg opnemen voor veiligheid van het kindje ›› Mogelijkheden creëren door ondersteuning te bieden: de kracht van de jonge mama en haar context zien en daarnaast ook realistisch inzien dat ze nog steun nodig heeft. • Ze wil dromen, wensen en realiteit ter sprake brengen. • Vragen over de veiligheid van de baby wil ze krachtgericht bespreken met de jonge mama. Ze wil samen bespreken ‘Wat er aan te doen?’ en de jonge mama hierin au sérieux nemen. • Ze wil niet alles zelf opnemen, maar doorverwijzen en samenwerken met steunfiguren en professionele hulpverleners: ›› Samen met de jonge mama oma aanspreken over haar positie en over haar manier van zorg uitdrukken ›› Een kraamcentrum voor de jonge mama en haar partner voorstellen Tenslotte vroegen we naar positieve en negatieve elementen in het verloop van het traject van deze jonge ouders. Deze ervaringen willen we immers bundelen en bruikbaar maken voor andere begeleiders.
73
DEEL 2: Trajectbegeleiding en begeleidingsondersteuning
DEEL 3:
Juridische vragen bij tienerouderschap
74
DEEL 3: Juridische vragen bij tienerouderschap
We bundelen in dit deel informatie die een antwoord biedt op enkele juridische vragen die begeleiders meermaals stelden in de begeleidingsondersteuning. Binnen de werking van Beo zochten we naar antwoorden op deze vragen bij praktijkwerkers en in juridische informatie. Binnen de begeleidingsondersteuning raden we begeleiders aan hun juridische vragen te stellen via de juridische helpdesk van Steunpunt Jeugdhulp vzw (via www.osbj.be) of de informatie op te zoeken via www.jeugdrecht.be. Deze site richt zich tot alle praktijkwerkers die vragen hebben over rechten van kinderen en jongeren. Enkele artikelen lichten de actuele wetgeving in verband met tienerouderschap toe. Geabonneerde gebruikers28 kunnen deze artikelen online raadplegen op www.jeugdrecht.be.
28 Jeugdrecht.be is gratis voor organisaties uit de Bijzondere Jeugdzorg en de autonome Centra Algemeen Welzijnswerk. Andere personen of organisaties betalen een jaarlijks lidgeld.
75
DEEL 3:Juridische vragen bij tienerouderschap
Hoofdstuk 9: De verantwoordelijkheid van een minderjarige ouder29.
Praktijkvoorbeeld: Kim is 16 jaar. Ze is 6 maanden zwanger. Zij en haar vriend Peter kozen ervoor om het kind te houden. Nu is de relatie met Peter beëindigd. Kims moeder is erg bezorgd. Ze zegt dat zij voor de baby wil instaan en dat zij het ouderlijk gezag voor de baby zal krijgen. Het juridische uitgangspunt is eenvoudig: een jonge ouder is zelf verantwoordelijk voor alle beslissingen over zijn of haar kind. Het gaat om beslissingen over de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van het kind30. Voor de jonge moeder staat het juridische ouderschap vast door de geboorte. Zij oefent dus het ouderlijk gezag uit over haar kinderen zoals een meerderjarige ouder31. De moeder heeft, ook al is ze minderjarig, alle beslissingsrecht over haar kind. Voor (jonge) vaders is dit uitgangspunt in de praktijk soms verwarrend. De vader draagt enkel de ouderlijke verantwoordelijkheid als hij het kind erkent. De tienervader is afhankelijk van het meisje voor de erkenning van het vaderschap. Het meisje beslist om hem al of niet in te lichten over de zwangerschap en moet de toestemming geven voor de erkenning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vanaf de leeftijd van 12 jaar is ook de toestemming van het kind nodig. Als de moeder en/of het kind ouder dan 12 jaar geen toestemming geven kan de vader een vordering indienen bij de rechtbank van eerste aanleg en moet hij door een genetisch onderzoek het bewijs leveren van zijn vaderschap. Omgekeerd kan ook de moeder bij de rechtbank van eerste aanleg een onderzoek naar het vaderschap openen als de vader weigert om het kind te erkennen. Pas na de 29 Dit hoofdstuk is gebaseerd op de teksten van Jeugdrecht.be: -- Peeters, A. (2009), Jong en moeder. Geraadpleegd op 19 november 2010, van www.jeugdrecht. be/?action=artikel_detail&artikel=128&select_page=314 -- Hauglustaine, V. (2009), Jong en vader: erkenning van het vaderschap. Geraadpleegd op 19 november 2010, van www.jeugdrecht.be/?action=artikel_detail&artikel=30&select_page=314 30 Het ‘ouderlijk gezag’ omvat het recht op wederzijds respect, recht op persoonlijk contact, gezag over de persoon, inbegrepen het recht van bewaring en beslissing over fundamentele opties, recht van toezicht op de opvoeding, beheer over de goederen en vruchtgenot en de vertegenwoordigingsbevoegdheid. 31 Uit: Mosselmans, S., Algemene praktische rechtsverzameling. Voogdij., Kluwer, Mechelen, 2004. ( p. 133).
76
DEEL 3:Juridische vragen bij tienerouderschap
erkenning van het vaderschap heeft de vader ouderlijk gezag over zijn kind en recht op een omgangsregeling. Als de erkenning van het vaderschap niet geregeld is, kan een ‘vordering tot uitkering van levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding’ worden ingesteld tegen de verwekker. Op die manier kan de rechtbank een onderhoudsplicht uitspreken, maar dan is er geen recht op een omgangsregeling en geen recht op ouderlijk gezag.32 Voor de (jonge) vader is het kunnen/moeten opnemen van de ouderlijke verantwoordelijkheid afhankelijk van de erkenning van het vaderschap. Het is te begrijpen dat er nog heel wat verwarring is over de verantwoordelijkheid van jonge ouders. Voor beslissingen over zijn eigen leven staat de jonge ouder, zoals elke minderjarige, immers op zijn beurt nog onder het ouderlijke gezag van zijn ouders of de jeugdrechter. Zo is bijvoorbeeld hun toestemming nodig om te huwen, om te gaan werken, om te gaan samenwonen of alleen te gaan wonen. Ook om administratieve zaken te regelen is de jonge ouder afhankelijk van de eigen ouders of de jeugdrechter: bijvoorbeeld om aan te sluiten bij het ziekenfonds of om geld te lenen33. Het lijkt misschien vreemd dat een jongere die zelf afhankelijk is van zijn ouders of de jeugdrechter toch als ouder de volledige verantwoordelijkheid heeft over zijn eigen kindje. Bovendien was de regeling tot 2001 anders. Wanneer er vragen zijn bij de veiligheid of het vervullen van de basisbehoeften van het kindje, is er een grens aan de verantwoordelijkheid van de jonge ouder. Dat verloopt zoals bij meerderjarige ouders. Als er niet binnen de vrijwillige hulpverlening aan het vergroten van de veiligheid of het vervullen van de basisbehoeften kan gewerkt worden, kan de jeugdrechter beslissingen nemen voor de opvoeding van het kind. De schema’s in bijlage 8 verduidelijken dit. Slechts heel uitzonderlijk wordt een ouder door de jeugdrechtbank ontzet uit het ouderlijk gezag.
32 Hauglustaine, V. (2009), Jong en vader: erkenning van het vaderschap. Geraadpleegd op 19 november 2010, van www.jeugdrecht.be/?action=artikel_detail&artikel=30&select_page=314 33 Tienerzwangerschappen. (2010). Geraadpleegd op 19 november 2010, van www.jeugdenseksualiteit. be/m_begeleiders/index.php?page=wetenseks2
77
DEEL 3:Juridische vragen bij tienerouderschap
Hoofdstuk 10: Wanneer komt er een dossier
binnen de Bijzondere Jeugdzorg?34
Mogelijkheden voor steun buiten de Bijzondere Jeugdzorg In veel situaties nemen de tienerouders, samen met hun netwerk, de zorg voor het kindje op. Het is niet omdat een tiener ouder wordt, dat er automatisch een problematische opvoedingssituatie ontstaat. Een minderjarig meisje of jongen kan steun vragen buiten de Bijzondere Jeugdzorg, bijvoorbeeld bij Kind en Gezin of bij een inloopteam of bij een buurtwerking. In die situaties komt er geen dossier op naam van het kindje.
Figuur 17: Steun voor jonge ouders buiten de Bijzondere Jeugdbijstand
34 Dit hoofdstuk is gebaseerd op: -- Peeters, A., (2009), Jong en moeder. Geraadpleegd op 19 november 2010, van www.jeugdrecht. be/?action=artikel_detail&artikel=128&select_page=314 -- Hauglustaine, V., (2009), Jong en vader: erkenning van het vaderschap. Geraadpleegd op 19 november 2010, van www.jeugdrecht.be/?action=artikel_detail&artikel=30&select_page=314
78
DEEL 3:Juridische vragen bij tienerouderschap
Wanneer wordt er dan wel een dossier geopend door de Jeugdrechtbank (JRB) of door het Comité Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) ? Dit kan in verschillende situaties. Eerst geeft figuur 18 een overzicht:
Figuur 18: Een dossier binnen de Bijzondere Jeugdbijstand
Net zoals meerderjarige ouders kunnen ook tienerouders zelf steun vragen bij het Comité Bijzondere Jeugdzorg, bijvoorbeeld om hun kindje tijdelijk te laten verblijven in een pleeggezin of om thuisbegeleiding aan te vragen. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg opent dan een dossier en organiseert met instemming van de jonge ouders de hulp. Een dossier kan er ook komen omdat bij het parket een proces-verbaal of een melding toekomt waaruit blijkt dat de veiligheid van het kindje in het gedrang is of dat de basisbehoeften niet zijn vervuld. De procureur maakt dan een inschatting: 1. Als de baby in acuut gevaar is, wordt doorverwezen naar de Jeugdrechtbank. 2. Als er geen acuut gevaar is, verwijst het parket door naar de hulpverlening: naar het Comité Bijzondere Jeugdzorg of het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. 3. Als er geen gevaar is, geeft de procureur geen gevolg
Komt er een dossier binnen de vrijwillige of gedwongen hulpverlening? Een dossier kan binnen de Bijzondere Jeugdzorg terecht komen in de vrijwillige of in de gedwongen hulpverlening. Het kan ook dat er een dossier in de vrijwillige hulpverlening bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling wordt geopend. Dat verloopt zoals bij meerderjarige ouders. In enkele stroomschema’s in bijlage 8 geven we een gedetailleerder overzicht, zowel voor de vrijwillige als voor de gedwongen hulpverlening.
Open communicatie met de tienerouder bij de overgang naar gedwongen hulpverlening Hulpverlening kan soms niet in de vrijwilligheid blijven. Dat is het geval als er gevaar dreigt voor het kind door een verontrustende situatie, bijvoorbeeld fysieke of emotionele
79
DEEL 3:Juridische vragen bij tienerouderschap
verwaarlozing, mishandeling, misbruik, partnergeweld of een vechtscheiding. In hoofdstuk 4 bespraken we de uitgangspunten en een concrete manier waarop de begeleider een gesprek kan voeren dat gericht is op het vergroten van de veiligheid of het welzijn van de baby. Hij stelt zich meerzijdig partijdig op, zoekt naar oplossingen samen met de ouders, is eerlijk en open over de macht en over de positie die hij heeft en hij verwoordt de behoeften van de baby. Hij bespreekt de krachten en de zorgen met de jonge ouder, en formuleert een duidelijke verwachting om de veiligheid te vergroten. Hij houdt in zijn begeleidingsacties rekening met de veranderingsmogelijkheden en de samenwerkingsrelatie. Omdat de begeleider informatie geeft over het verloop en daarbij transparant is over de macht en de positie die hij heeft, kunnen de jonge ouders het verloop volgen en weten ze wat de gevolgen kunnen zijn van de keuzen die ze maken. Vb. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg schakelt de Bemiddelingscommissie in omdat een dakloze jonge papa niet akkoord gaat met het voorstel om met zijn gezin in een Centrum voor Integrale Gezinszorg te verblijven. De jonge papa geeft aan dat hij niet naar de Bemiddelingscommissie kan komen. Hij wil die dag werken om geld te sparen voor de waarborg. De begeleidster legt het verloop uit aan de hand van het schema (bijlage 8) en motiveert hem om zijn visie uitgebreid in een brief te noteren, zodat de bemiddelingscommissie ziet hoe hij de toekomst ziet met hun gezin en dat hij inspanningen doet om voor onderdak te zorgen. Jonge ouders zien in de bespreking dat het ook voor de begeleider onvoorspelbaar is welke beslissing zal genomen worden. Er kan aan de tienerouder uitgelegd worden dat het resultaat afhankelijk is van de inschatting van de situatie door verschillende personen.
80
DEEL 3:Juridische vragen bij tienerouderschap
DEEL 4:
Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
81
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
In deel 1 bespraken we belangrijke elementen in de begeleiding van een tienerouderschap. Deel 2 belichtte de trajectbegeleiding en de begeleidingsondersteuning. Deel 3 zoomde in op juridische vragen van begeleiders. In dit deel beschrijven we de ‘omgeving’ waarop de begeleider moet kunnen rekenen. We gaan in op de noodzakelijke structuren en hulpverleningsvormen en bespreken de nood aan begeleidingsondersteuning. We situeren in dit deel een ideaal plaatje. Dit plaatje laat zich niet gemakkelijk kaderen: de combinatie van minderjarige of jongvolwassen ouders, kwetsbaar in verschillende levensdomeinen en een (komend) ouderschap is niet in een standaard te vatten. De visie, richtlijnen en concrete regelgeving van beleidsmakers en het erkenningsbeleid van de overheid geven de kaders waarbinnen hulpverleningsorganisaties een aanbod aan tienerouders kunnen doen. Elke sector heeft zijn eigen regelgeving. Binnen de huidige regelgeving een goede begeleiding van een tienerouder kunnen bieden, veronderstelt dat organisaties ‘buiten kader’ werken. Alleen zo kunnen deze organisaties ruimte bieden aan begeleiders om vraaggerichte, creatieve en noodzakelijke combinaties mogelijk te maken ten dienste van de tienerouder(s) en hun kind. Sociaal ondernemerschap is hier aan de orde. Het is de verantwoordelijkheid van leidinggevenden in hulpverleningsorganisaties om daartoe ruimte te maken en initiatief te (blijven) nemen. Hun beleid vormt de basis waarop begeleiders hun aanbod kunnen uitbouwen. Wanneer deze praktijk haar werkzaamheid bewezen heeft, is het aan het beleid om dit in een regulier kader mogelijk te maken. Hoofdstuk 11 beschrijft wat deel uitmaakt van die noodzakelijke omgeving.
Figuur 19: De organisatieen beleidscontext voor begeleiders van tienerouders
82
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
Hoofdstuk 11 : Structurele behoeften in de
professionele begeleiding van een tienerouderschap
11.1. Materiële en financiële basisvoorwaarden We merken dat voor een aantal ouders de basisvoorwaarden niet ingevuld zijn om aan de elementaire behoeften van het kindje te kunnen voldoen. Zonder deze voorwaarden is het moeilijk om een goede start te nemen. Hier treedt voor kwetsbare jonge ouders hun levenssituatie op de voorgrond: wonen, inkomen, voeding, gezondheid… We werden al vaker geconfronteerd met een zwangere moeder die geen woonplaats heeft. Door de beperkte financiële mogelijkheden van jonge ouders en door de realiteit van hoge huurprijzen is huisvesting een groot probleem voor deze doelgroep. Dakloosheid en wonen in zeer beperkte omstandigheden springen erg in het oog. Om aan deze basisvoorwaarden te voldoen is de betrokkenheid van andere sectoren nodig, bijvoorbeeld de sociale huisvesting en de OCMW’s. Administratieve procedures en afbakeningen maken soms dat de jonge ouders materiële en financiële problemen kennen. Aanpassingen zijn nodig zoals bijvoorbeeld een sociale huisvestingsdienst waar minderjarige ouders zich wel kunnen inschrijven, doorzichtige procedures om de toelage te verkrijgen waar men recht op heeft bij een beperking of een ziekte. Voor tienerouders die geen onderdak hebben, is er tijdelijk residentieel verblijf of crisisopvang nodig.
11.2. Aanpak gericht op een ruime doelgroep van kwetsbare jonge ouders en hun netwerk Tienerouder, jonge ouder? In de inleiding legden we uit dat wanneer we ‘tienerouder’ schrijven we in het algemeen doelen op “jongere of jongvolwassene, kwetsbaar ook in jong ouderschap”. Leeftijd zou daarbij niet het eerste criterium mogen zijn, wel de zinvolheid van de ondersteuning van ouders in kwetsbaar ouderschap. Om de doelgroep ‘tienerouder’ af te bakenen, stellen we als leeftijdsgrens 25 jaar voor. Wanneer dit criterium vervuld is voor een van beide ouders, dienen de begeleidingsmogelijkheden zeker open te staan voor de partners van deze tienerouder, ongeacht hun leeftijd.
83
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
In de praktijk merken we dat kwetsbare jongeren of jongvolwassenen steun nodig hebben in het verwerven van stabiliteit in hun leven. Wanneer zij zwanger zijn of een kind krijgen, is extra steun belangrijk.
Gericht op tienermoeders, tienervaders en zorgouders. De begeleiding van tienerouders richt zich op de beide ouders. Dit lijkt erg vanzelfsprekend, maar het begeleidingsaanbod richt zich in de praktijk vooral op de tienermoeder. Zo kan bijvoorbeeld de vader niet in elk Centrum voor Integrale Gezinszorg mee opgenomen worden. Als de biologische ouders geen partners meer zijn, is een apart passend aanbod van professionele steun aan de biologische vader en zijn netwerk belangrijk. Een nieuwe partner die zorgtaken voor het kind opneemt, kan met zijn vragen als zorgouder ook terecht bij de hulpverlening.
Voor elke jongere, ook voor de jongeren met een meervoudige problematiek of een beperking Ouders met een meervoudige problematiek botsen op contra-indicaties om hulpverlening gericht op ouderschap te kunnen starten. De meest kwetsbare tienerouders kampen immers met verschillende problemen. Ze hebben een beperking, leven in armoede, stellen normoverschrijdend gedrag, zijn chronisch ziek, leven in de gevangenis, zijn dakloos, zijn drugsafhankelijk of hebben een beperkt netwerk. Voorzieningen voor begeleiding of behandeling van mensen met een beperking hebben expertise in het werken met deze doelgroep. Soms is hun aanbod individueel gericht en soms op begeleiding en/of opname voor het hele gezinssysteem en zijn context. Niet in elke regio bestaat de mogelijkheid voor een gezamenlijke opname van de ouders met hun kind, wanneer de jonge ouders zelf een beperking hebben, bijvoorbeeld een mentale handicap, psychiatrische of psychische problemen of een verslavingsproblematiek.
Voor elke jongere, ook voor de jongeren die moeilijk bereikbaar zijn voor de hulpverlening Er zijn vaak andere factoren die het moeilijk maken om met de hulpverlening te starten: er is bijvoorbeeld weerstand tegen de hulpverlening, de jonge ouders leven zo weinig georganiseerd dat ze geen afspraken nakomen, ze zijn anderstalig of ze hebben angst dat hun kindje zal afgepakt worden. Bij ‘moeilijk bereikbare ouders’ is een combinatie van deze factoren mogelijk. Deze kwetsbare groep dreigt uitgesloten te worden van hulpverlening. Niet zelden is het voor deze groep zo dat zij niet actief hulpvragend zijn. Soms start de hulpverlening niet ‘omdat er geen motivatie is’. Soms is hulpverlening niet mogelijk omwille van problemen in het verleden, bijvoorbeeld agressie bij verblijf in een gemeenschapsvoorziening. Bovendien wordt de hulpverlening vaak vroegtijdig stopgezet omwille van het niet-nakomen van afspraken.
84
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
Uit voorgaande hoofdstukken zal duidelijk zijn dat de begeleidershouding en de visie op de doelgroep hierin bepalend zijn. Een aanklampende, motiverende, vraag- en krachtgerichte vorm van begeleiding kan ook deze moeilijke doelgroep bereiken.
Gericht op de jonge ouders en hun netwerk Het uitgangspunt is om een zwangerschap als een kans te bekijken. Een kind in een jong gezin hoeft niet problematisch te zijn. Dikwijls zien we naar aanleiding van een geboorte een familiesysteem opnieuw in een positieve spiraal komen. Voor bepaalde meisjes is zwangerschap een bewuste keuze. Zij hopen hierdoor bijvoorbeeld breuken te verbinden, zelf zorg te krijgen of verborgen krachten aan te boren. Bij elke jongere, en in het bijzonder bij deze, moet het doel van de hulpverlening heel expliciet gericht zijn op ‘opnieuw verbinding maken met de leefcontext’.35
11.3. Aandacht voor ouderschap binnen elke dienst- en hulpverlening Niet in alle voorzieningen is ouderschap een focus. Systematisch ouderschap bespreken zou in verschillende sectoren een onderwerp moeten zijn. Als jonge ouders bijvoorbeeld steun vragen bij het OCMW of als ze ambulante zorg nodig hebben voor een chronische ziekte, is het belangrijk om rekening te houden met de impact van beslissingen of afspraken voor hun kindje. Ook wanneer ouders niet zelf de (volledige) zorg voor hun kind opnemen, kan de begeleider rekening houden met het ouderschap en met hen bekijken hoe zij dit organiseren. We denken bijvoorbeeld aan een gesprek hierover bij opname in de gevangenis, in een ontwenningskliniek, in een psychiatrische afdeling of in een centrum voor thuislozenzorg. Hier neemt de partner of het netwerk van een van de ouders vaak een belangrijke rol op. Dat kan benoemd worden als een kracht van de jonge ouders en hun netwerk.
11.4. Combineerbaarheid van steun en trajecten op andere levensdomeinen Combinaties van steun mogelijk maken Inspelen op de behoeften van de jonge ouder en het kindje vraagt flexibiliteit in het combineren van steun en professionele hulpverlening. Hoewel de regelgeving dit soms afbakent, pleiten wij ervoor om vraaggerichte combinaties mogelijk te maken, bijvoorbeeld om contextbegeleiding te laten doorlopen als er een moeder- en kindopname is binnen een psychiatrisch centrum.
35 Overgenomen uit de aanvraag voor het project ‘de Shelter’, in naam van de werkgroep ‘Brug 0 - 6’, in 2006 door de Wissel ingediend bij het Agentschap Jongerenwelzijn
85
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
Ruimte voor ouderschap in combinatie met taken binnen andere levensdomeinen De jongere is jongere en ouder. Doelstellingen in al de leefdomeinen zouden combineerbaar moeten zijn. We denken dan zowel aan de eigen fysische en psychische gezondheid van de jongere, de school en werkcontext, vrijetijd, enzovoorts. De school bijvoorbeeld is in deze levensfase een belangrijk element voor de eigen ontwikkeling en zou dankzij flexibele leertrajecten moeten combineerbaar zijn met het ouderschap .
11.5. Mobiel, ambulant en residentieel aanbod in de eigen leefregio van de tienerouders Zorgcontinuüm “Mogelijkheden voor mobiele, ambulante en residentiële begeleiding van moeder, vader en kind, aanvullend op de eigen kracht en die van het netwerk, vlot en naadloos inzetbaar” is de wijze waarop we de ouderschapsbegeleiding vorm moeten kunnen geven.
In de eigen regio Omdat deze vormen van ouderschapsondersteuning aanvullend worden aangeboden bij de eigen krachten en de steun van het eigen netwerk, zouden ze in elke regio moeten aanwezig zijn. Zo kan de tienerouder ook verbonden blijven met zijn eigen netwerk. Dit is een voorwaarde om de eigen kracht van de tiener en zijn netwerk ten volle te benutten.
Beschikbaarheid van de steun Wanneer verkend is wat de gepaste steun kan zijn, is het belangrijk dat die steun beschikbaar is op het moment dat hij nodig is. De capaciteit van de erkende en experimentele werkvormen moet groot genoeg zijn, zodat er geen of slechts beperkte wachtlijsten ontstaan.
11.6. Vraaggericht variëren van het aanbod ‘Buiten kader’ variëren in functie van de vraag Als het nodig is moeten voorzieningen flexibel zijn en kunnen afwijken van hun reguliere aanbod om daarbij zo naadloos mogelijk in te spelen op de vraag van de jonge ouder of het kindje. Voorzieningen kunnen bijvoorbeeld variëren in het moment waarop ze de hulp starten, in de begeleidingsduur, in de frequentie, de taal, de doelstelling, de regio, de capaciteit, nazorg soepel hanteren, prioriteit in de wachtlijst of de intensiteit.
86
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
11.7. Trajectbegeleiding met mandaat Er is nood aan creatief inspelen op de complexe vraag van kwetsbare tienerouders. Het is nodig om nieuwe vormen te ontwikkelen, over sectoren heen. Deze experimentele vormen moeten de mogelijkheid krijgen om de tienerouders gedurende langere tijd te volgen, over sectoren heen. Een functie “trajectbegeleiding” zou dit moeten kunnen garanderen. Voor tienerouders is het belangrijk om informatie te krijgen over welk ondersteuningsaanbod bij hun vragen en bij de behoeften van het kindje aansluit. Het traject zal gelijktijdig en achtereenvolgens verschillende begeleidingsprocessen omvatten, mogelijk over verschillende sectoren heen. Het moet telkens aangepast worden aan de evoluerende doelen die de jonge ouder stelt voor zichzelf en zijn kindje. Voor een trajectbegeleiding kan beginnen is het mandaat van de ouders nodig. Zij zijn immers de uiteindelijke regisseurs van hun traject. Trajectbegeleiding werd in deel 2 uitvoeriger beschreven. De wijze waarop die trajectbegeleiding in de praktijk vorm krijgt kan verschillend zijn. Wie de verantwoordelijkheid van trajectbegeleiding toegewezen krijgt, zou een mandaat moeten krijgen om de coördinatie van het hulpproces en vooral het afstemmingsproces op de vragen van de jonge ouders te leiden. De trajectbegeleider kan dan de andere hulpverleners vragen om extra’s te doen of om in samenspraak met de jonge ouder de samenwerking op elkaar af te stemmen.
11.8. Kennis over jong ouderschap: in elke regio een expertisecentrum jong ouderschap36 Tienerouderschap komt relatief weinig voor. Vaak heeft een begeleider ervaring vanuit één invalshoek: vb. vanuit de begeleiding van tieners in een leefgroep Bijzondere Jeugdzorg of vanuit de begeleiding van de opvoeding (CKG), maar niet vanuit een combinatie. Bovendien kent niet elke begeleider of niet iedere organisatie de specifieke doorverwijzingsmogelijkheden voor jonge ouders. Het is ook zeer moeilijk om deze kennis actueel te houden. In een regionaal expertisecentrum voor jong ouderschap zouden begeleiders terecht kunnen voor informatie over de mogelijkheden voor opvoedingsondersteuning in de regio. Het centrum biedt juridische informatie en ondersteuning voor vragen over risicosituaties. Het biedt ook een klankbord om te reflecteren over de eigen begeleiderspositie bij tienerouders of over de verantwoordelijkheid van de begeleider. In dit centrum kunnen begeleiders ook methodieken en concrete materialen vinden om in dergelijke situaties te gebruiken. Er is informatie over de behoeften en de ontwikkeling van jonge kinderen, over manieren om het afstemmingsproces te bevorderen, over de ontwikkeling van pubers…. Wanneer de begeleiders steun kunnen krijgen vanuit een expertisecentrum, komt er geen breuk in het begeleidingsproces en kunnen zij het begeleidingsproces in meer situaties zelf voort opnemen. De begeleiding zal in kwaliteit toenemen omdat het aanbod beter past bij de vraag van de jonge ouder en de behoeften van het kindje. 36 Het cRZ is expertisecentrum voor tienerzwangerschap.
87
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
Wanneer er in de regio expertise verzameld is, kan het expertisecentrum deze informatie bundelen. De vele initiatieven die ontstaan zullen bij dit centrum bekend zijn en steeds actueel blijven. Ouders kunnen een steun- en hulpverleningstraject kiezen dat nauw aansluit bij hun behoeften en die van hun kindje. Begeleiders kunnen hun positieve en negatieve ervaringen doorgeven en dat kan weer andere begeleiders inspireren.
11.9. Shelter: contouren van een passende hulpverleningsstructuur voor jonge ouders In dit laatste hoofdstuk beschreven we de elementen voor een passende ondersteuning van kwetsbare jonge ouders. Vanuit deze krijtlijnen komen we tot een schets voor “een centrum voor begeleiding van kwetsbaar ouderschap”. Dit centrum biedt ondersteuning in de eigen regio, zodat de jongere de steun uit het eigen netwerk kan aanvullen met professionele hulp. Het centrum zet in de eerste plaats in op een stabiel verblijf in de eigen omgeving van het jonge gezin en biedt vooral ambulante en mobiele begeleiding aan. Tijdelijk kan het aanbod ook onderdak omvatten of een residentiële begeleiding voor de jonge ouder(s) met hun kindje. Flexibel kunnen werken en kunnen schakelen tussen deze residentie en de verblijfplaats van de jonge ouder is dus noodzakelijk. Het lijkt dus logisch dat een aantal ondersteuningsvormen zich verzamelen in één initiatief om een zorgcontinuüm te bieden aan tienerouders. Binnen dit initiatief staat de vraag van de jonge ouders centraal en kunnen zowel de begeleidingsintensiteit als de combinatie van professionele hulp verregaand variëren. Vanuit dit basisinitiatief zijn er dan nog samenwerkingsverbanden met andere sectoren. Dit centrum heeft de intentie tot het waarmaken van een effectief begeleidingsengagement 37 naar iedere kwetsbare tienerouder en zijn netwerk. Een trajectbegeleider uit het centrum steunt de jonge ouder bij het uitbouwen en concreet realiseren van een gepast hulptraject dat aansluit bij de krachten en bij de veranderingswensen voor zichzelf en het kindje. Deze trajectbegeleiding is empowerend, loopt over een lange periode, ondersteunt in verschillende levensdomeinen en stemt continu de (combinaties van) steun af op de vraag van het gezin. Het centrum zal alle bestaande mogelijkheden binnen de regio in kaart brengen. Het verzorgt de afstemming op de veranderingswensen, kaart tekorten beleidsmatig aan en ontplooit initiatieven om deze weg te werken. Dit centrum kan begeleidingsondersteuning aanbieden aan elke begeleider van de jonge ouder, om de kansen op een goede begeleiding te vergroten. Op basis van deze praktijken wordt het centrum ook een “expertisecentrum voor jong ouderschap”, dat zijn deskundigheid ter beschikking stelt van andere begeleiders. Binnen de regio Vlaams Brabant reserveerden we de naam “Shelter” voor een dergelijk (toekomstig) centrum dat steun kan bieden aan tienerouders. 37 Voor wie bekend is met de CANO-werking binnen de Bijzondere Jeugdzorg, zouden we kunnen spreken van een CANO-voorziening specifiek voor tienerouders.
88
DEEL 4: Structurele behoeften in de professionele begeleiding van een tienerouderschap
Bijlagen
89
Bijlagen
Bijlage 1: Themakaartjes
1. Themakaartjes zwangerschap en kraamtijd
Figuur 20: Themakaartjes zwangerschap en kraamtijd
90
Bijlagen
2. Themakaartjes baby- en peutertijd
Figuur 21: Themakaartjes baby- en peutertijd
91
Bijlagen
Bijlage 2:
Informatie voor jonge ouders
In de bibliotheek, in het boekenhuis (een initiatief van de provincie Vlaams-Brabant), via de opvoedingswinkel, bij Kind en Gezin, … is heel wat materiaal te vinden dat begeleiders kunnen gebruiken om jonge ouders te informeren. Het materiaal werd ontwikkeld door verschillende sectoren. Voor anderstalige of zwakbegaafde ouders is het belangrijk met beeldmateriaal te werken. De folder ‘Kind in Beeld’ van Kind en Gezin werkt bijvoorbeeld volledig met fotomateriaal. In verschillende delen wordt informatie gegeven over de zwangerschap, de baby- en peutertijd en anticonceptie. Via de verpleegkundige van Kind en Gezin kunnen de jonge ouders dit aanvragen. Er zijn ook dvd’s gemaakt om ouders met beelden te bereiken.
Figuur 22: Informatie van Kind en Gezin
De begeleider kan informatie en materiaal aanbrengen over het stimuleren van het kindje op gebied van de motorische, taal-, sociale en cognitieve ontwikkeling. Wanneer ontwikkelingsschalen samen met de ouders worden afgenomen, zijn het bruikbare instrumenten om in gesprek te gaan met de ouders en te zoeken naar een mogelijke volgende stap in de afstemming op de ontwikkeling van het kindje. Verschillende diensten ontwikkelden materiaal.
92
Bijlagen
Figuur 23: Begeleidingsinstrumenten voor ontwikkelingsstimulering
Sommige voorzieningen houden het gebruikte materiaal voor intern gebruik. Bij de opvoedingswinkel kan iedereen materiaal uitlenen. Het materiaal op de foto is afkomstig uit de opvoedingswinkel in Leuven38.
Figuur 24: Informatie- en begeleidingsmateriaal uit de opvoedingswinkel
38 Informatie en contactgegevens van de opvoedingswinkel van Leuven zijn te vinden op www. opvoedingswinkel-leuven.be
93
Bijlagen
Bijlage 3:
Materiaal bij intrafamiliaal geweld
Steunpunt werkte een informatiedossier uit over intrafamiliaal geweld39. In dit dossier verkennen ze in een eerste deel het fenomeen intrafamiliaal geweld op basis van een literatuurstudie en beschrijven ze in deel twee het aanbod van de Centra Algemeen Welzijnswerk met betrekking tot intrafamiliaal geweld. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk ontwikkelde ook informatiemateriaal over intrafamiliaal geweld voor ouders: ‘Geweld in huis raakt kinderen.’40 Figuur 25: Brochure ‘Geweld in huis raakt kinderen’ van Steunpunt Algemeen Welzijnswerk
Verder ontwikkelden zij een boek en twee werkmappen. Deze materialen zijn ontwikkeld voor begeleiders van de CAW’s, maar zijn zeker ook bruikbaar voor andere begeleiders in situaties van intrafamiliaal geweld. Figuur 26: Boek en werkmappen over intrafamiliaal geweld van Steunpunt Algemeen Welzijnswerk
39 STEUNPUNT ALGEMEEN WELZIJNSWERK (2005), Dossier. Intrafamiliaal geweld. Naar een meer samenhangende aanpak. 40 STEUNPUNT ALGEMEEN WELZIJNSWERK (2009), Geweld in huis raakt kinderen. Informatie en advies voor ouders. Movisie.
94
Bijlagen
Het boek ‘Kans op slagen. Een integrale kijk op geweld in gezinnen.’41 geeft voor het eerst een integrale kijk op partnergeweld. Het biedt inzichten en tips voor iedereen die met geweld in gezinnen geconfronteerd wordt. De werkmap ‘Aan de slag!’42 reikt concrete handvatten aan in de begeleiding van (een vermoeden van) partnergeweld. De werkmap koppelt theoretische elementen aan methodieken en instrumenten. In de werkmap ‘Kinderen en partnergeweld: wat nu?’43, belicht Steunpunt begeleidingsmateriaal om met kinderen het gesprek aan te gaan over het geweld dat ze thuis zien en horen. De werkmap omvat een theoretisch en een meer methodisch deel. Al dit materiaal is te bestellen bij Steunpunt Algemeen Welzijnswerk of te downloaden via hun website www.steunpunt.be
41 DE GROOF, K. & DE GENDT, T., Kans op slagen. Een integrale kijk op geweld in gezinnen, Lannoo Campus, 2007. 42 DE GROOF, K. (2008), Methodisch kader “Aan de slag! Werken rond partnergeweld binnen de context van een CAW”. Geraadpleegd op 6 juli 2011, van www.steunpunt.be/_steunpunt/Documents/Dossiers/April 2008 - Aan de slag - pdftotaal.pdf 43 GENETELLO, H.(2009), Methodisch kader “Kinderen en partnergeweld: wat nu?” Geraadpleegd op 6 juli 2011, van www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-BE/mid__14408/ModeID__0/EhPageID__1187/5191/ default.aspxvan
95
Bijlagen
Bijlage 4 :
Themakaartjes algemene levensdomeinen
Figuur 27: Themakaartjes algemene levensdomeinen
96
Bijlagen
Bijlage 5:
Voorbeeld van een overzicht van de doelen van een vijftienjarige mama voor de algemene levensdomeinen.
97
Bijlagen
98
Bijlagen
Bijlage 6:
Algemene signalen / factoren van veiligheid en onveiligheid
Figuur 28: Algemene signalen/factoren van veiligheid en onveiligheid
99
Bijlagen
Bijlage 7:
Een voorbeeld van een lopende trajectbegeleiding
In onderstaand voorbeeld beschrijven we de eerste 6 maanden uit een traject met ‘Chantal en Peter’. (Uiteraard pasten we namen en andere herkenbare elementen aan, omwille van de privacy van deze jonge ouders). Er werd voor zeer uiteenlopende thema’s steun gevraagd. Voor de medische en algemene follow-up van de zwangerschap/bevalling waren er vóór de trajectbegeleiding al contacten met De Bakermat. Peter en Chantal vroegen via Beo ondersteuning in verband met aanvaardingsproblemen naar aanleiding van de zwangerschap, praktisch-administratieve regelingen met de kraaminrichting, babymeubilair, huisvesting, opbouw van de band met het kindje, kinderopvang voor de baby, kraamzorg, sociale contacten, verdere opleiding en depressie. Voor al deze thema’s verkende Beo eerst met Peter en Chantal wat zij zelf konden opnemen of waar ze in hun netwerk terecht konden. Wanneer zij aangaven dat er bijkomende ondersteuning nodig was, reikten we keuzemogelijkheden aan. Vanuit Beo namen we met de meeste diensten contact op, om de concrete mogelijkheden te bevragen (wachtlijst, leeftijdsgrenzen…). Enkele diensten bleven bij het hele traject betrokken. Peter en Chantal namen met Beo contact op als er bijkomende ondersteuning nodig was. Aanvullend werken is dan ook een belangrijk element van onze trajectbegeleiding. Zo bleven in dit voorbeeld de huisarts en een dienst vanuit het Algemeen Welzijnswerk steun bieden. Op basis van de vragen van de ouders, leidden we de ouders toe naar aanvullende ondersteuning en hulpverlening. Chantal en Peter planden met de hulp van Beo een eenmalig gesprek met het prenataal steunpunt van Kind en Gezin en met de sociale dienst van de kraaminrichting. Voor Chantal startte een individuele begeleiding voor de aanvaarding van de zwangerschap, we gingen op kennismaking in het inloopteam en zij vroeg omwille van haar depressie een begeleiding door het Moeder/baby-project van het CGG. Op twee momenten vroegen we diensten om voor deze jonge ouders iets ‘extra’s’ te doen. Een thuisbegeleidingsdienst kwam enkele weken vóór de geboorte al langs. De kribbe zegde een plaats toe voor het kindje, vanaf de zomervakantie, zodat de baby en de jonge ouders al gewend waren aan de opvang als de jonge mama terug naar school zou gaan. Deze concrete toeleiding op maat van de vraag van de ouders is een kernopdracht van onze trajectbegeleiding.
100
Bijlagen
In de periode dat er nog geen begeleiding van andere opvoedingsondersteunende diensten was, namen we voor dringende zaken een erg actieve rol op. Zo zochten we samen met de ouders een kribbe voor de baby, vulden met hen de aanvraag voor het kraamgeld in, bereidden de aanvraag voor een sociale woning voor, dienden een aanvraag in voor kraamzorg bij Landelijke thuiszorg... Op het moment dat een thuisbegeleiding kon starten, gaven we deze actieve ‘begeleidersrol’ aan hen door. De bedoeling van de trajectbegeleiding was om, tot het kindje naar school gaat, op regelmatige basis samen met de ouders te kijken wat ze in die fase van hun ouderschap zelf opnemen, welke steun er al is (vanuit hun omgeving of het professionele netwerk) en waar zij bijkomende steun nodig hebben.
101
Bijlagen
Bijlage 8:
Vrijwillige en gedwongen hulpverlening
Figuur 29: Hulpverlening die start op vraag van de ouders: vrijwillig of gedwongen karakter
102
Bijlagen
Figuur 30: Hulpverlening na melding bezorgdheid bij vertrouwenscentrum Kindermishandeling: vrijwillig of gedwongen karakter
103
Bijlagen
Figuur 31: Hulpverlening die start na een klacht of proces-verbaal bij het Parket: vrijwillig of gedwongen karakter
104
Bijlagen
Lijst van figuren
Figuur 1: Figuur 2: Figuur 3: Figuur 4: Figuur 5: Figuur 6: Figuur 7: Figuur 8: Figuur 9: Figuur 10: Figuur 11: Figuur 12: Figuur 13: Figuur 14: Figuur 15: Figuur 16: Figuur 17: Figuur 18: Figuur 19: Figuur 20: Figuur 21: Figuur 22: Figuur 23: Figuur 24: Figuur 25: Figuur 26: Figuur 27: Figuur 28: Figuur 29: Figuur 30: Figuur 31:
105
Bijlagen
De moeilijke balans van zelfstandigheid/afhankelijkheid bij tienerouders Een lijst met de behoeften van een jonge baby Een voorbeeld van een geslaagd interactiemoment De gezinsleden Positie van de begeleidster Jolien als tiener én als ouder De nieuwe begeleiderspositie Noodzakelijke zorg voor de begeleider Een voorbeeld van concrete signalen van veiligheid en onveiligheid Een voorbeeld van algemene signalen van veiligheid en onveiligheid Oplossingsgerichte flowchart. (Cauffman, 2001, p.92) Doel van trajectbegeleiding Voorbeelden van steun bij opeenvolgende oudertaken Beo-schema Voorbeeld van een ordening van themakaartjes rond zwangerschap en kraamtijd Voorbeeld van eerste stappen in de verandering zoals gepland door de jonge ouder Steun voor jonge ouders buiten de Bijzondere Jeugdbijstand Een dossier binnen de Bijzondere Jeugdbijstand De organisatie- en beleidscontext voor begeleiders van tienerouders Themakaartjes zwangerschap en kraamtijd Themakaartjes baby- en peutertijd Informatie van Kind en Gezin Begeleidingsinstrumenten voor ontwikkelingsstimulering Informatie- en begeleidingsmateriaal uit de opvoedingswinkel Brochure ‘Geweld in huis raakt kinderen’ van Steunpunt Algemeen Welzijnswerk Boek en werkmappen over intrafamiliaal geweld van Steunpunt Algemeen Welzijnswerk Themakaartjes algemene levensdomeinen Algemene signalen/factoren van veiligheid en onveiligheid Hulpverlening die start op vraag van de ouders: vrijwillig of gedwongen karakter Hulpverlening na melding bezorgdheid bij vertrouwenscentrum Kindermishandeling: vrijwillig of gedwongen karakter Hulpverlening die start na een klacht of proces-verbaal bij het Parket: vrijwillig of gedwongen karakter
18 26 27 34 35 36 36 41 42 42 47 50 51 56 57 58 78 79 82 90 91 92 93 93 94 94 96 99 102 103 104