JEUGDPLAN VV PEIZE
1
INLEIDING
Dit technisch jeugdplan dient ter ondersteuning om de onderstaande doelstellingen te kunnen verwezenlijken: - de mogelijkheid bieden aan jongens en meisjes in de leeftijd van vijf t/m achttien jaar deel te nemen aan veld- en zaalvoetbal. Dit kan zowel in gemengde als in aparte teams, de voorkeur van de jeugdcommissie is, zeker in de beginfase, om zoveel mogelijk in gemengde teams te spelen. - de begeleiders moeten dusdanig met de jeugdleden omgaan, dat zij voldoende gelegenheid krijgen om het voetbalspel te spelen en te leren en om plezier te beleven aan het voetbalspel. - zorgen voor een (sport-)klimaat, dat er op gericht is om een speler te behouden voor vv Peize (ook wanneer hij( zij) senior is geworden). - de oudere jeugdleden betrekken bij de organisatie van de jeugdafdeling met als doel, dat zij doorgroeien naar een kaderfunctie (in het jeugdvoetbal). - gerichte training geven aan de spelers. - streven naar een selectiemogelijkheid voor de leeftijdsgroepen A t/m F, d.w.z. minimaal twee teams per leeftijdsgroep. - uitkomen van de standaardteams van de leeftijdsgroepen A t/m D in minimaal de eerste klasse van de competities van de K.N.V.B.-District Noord. - zorgen voor voldoende kwaliteit teneinde de doorstroming naar de hoogste teams van het zondag- en zaterdagvoetbal te waarborgen.
2
INHOUDSOPGAVE
Inleiding Jeugdcommissie Algemene informatie Spelervolgsysteem Eisen per leeftijdsgroep Selectieprocedure Kenmerken per leeftijdsgroep Trainingen Oefenstof Wedstrijdbegeleiding
3
4
II JEUGDCOMMISSIE De jeugdcommissie werkt volgens een seizoenplanning. Beleidsmatige aangelegenheden worden voorgelegd aan het algemeen bestuur. Leiders en trainers van de leeftijdsgroepen A t/m D en E/F vergaderen onder leiding van de in de jeugdcommissie zitting hebbende vertegenwoordiger van de respectievelijke leeftijdsgroep. Verslaglegging geschiedt door een van de aanwezigen. De technisch coördinator heeft het volgende takenpakket: • • • • • • • • • • • • • • •
Uitdragen van de doelstellingen van het technisch jeugdplan Aanbieden van trainingsvormen, specifiek gericht op de verschillende leeftijdsgroepen Toezien op een juiste uitvoering van de trainingen (m.n. begeleiden van de jonge(re) trainers) Inhoud training (warming up, kernen en afsluiting) Juiste uitvoering van de jaarplanning Tweemaandelijks overleg voeren met de trainers van junioren/D-pupillen/E-pupillen/Fpupillen i.v.m. voortzetting jaarplanning Trainingssessies verzorgen Bewaken van het spelervolgsysteem en voor wat betreft de leeftijdsgroepen van de junioren zorgdragen voor een juiste invulling van het rapportageformulier (zie hoofdstuk IV) Ondersteunen van de leiders van leeftijdsgroepen van de junioren Evaluatie seizoen met trainers Trainingen (samen met een lid van de jeugdcommissie) Vorderingen spelers Incidenteel bijwonen vergaderingen (jeugdcommissie – junioren – pupillen) Overleg met de jeugdcommissie m.b.t. speerpunt(en) lopende seizoen (start seizoen) tussenbalans (winterstop) Seizoensevaluatie (einde seizoen)
De coördinatoren van de D-, E- en F-pupillen hebben tot taak: • • •
•
Ondersteuning van de leiders m.b.t. voetbaltechnisch-/tactische aangelegenheden Tweemaal per seizoen in het kader van het spelervolgsysteem (zie hoofdstuk IV) het rapportageformulier invullen. De coördinatoren bezoeken daartoe trainingen en wedstrijden De betreffende teams samenstellen. De coördinatoren bezoeken daartoe trainingen en wedstrijden De coördinatoren overleggen onderling in die gevallen, waarin een speler over gaat naar een andere leeftijdsgroep Bijwonen van respectievelijk junioren- en pupillenvergaderingen.
N.B.: Op initiatief van de technisch jeugdcoördinator vindt er overleg plaats tussen de technisch jeugdcoördinator en de pupillencoördinatoren (gezamenlijk, dan wel afzonderlijk) Het kader van de jeugdafdeling bestaat verder uit: Trainers (trainer/coach) Het streven is er op gericht dat een trainer ook als leider (trainer-coach) van het betreffende team optreedt. Wanneer dit niet het geval is, wordt van de trainer verwacht dat hij/zij regelmatig contact heeft met de leiders van het team en wedstrijden van het team bezoekt. Jeugdleiders
5
Per team fungeren een trainer-coach en een leider, dan wel twee leiders. Wanneer er geen sprake is van een trainer-coach, wordt van de leiders verwacht dat zij regelmatig contact hebben met de trainer en dat zij trainingen van het team bezoeken.
6
III ALGEMENE INFORMATIE Algemeen beleid Trainers moeten aan de volgende eisen voldoen: • • • • • •
A1-junioren: Diploma Trainer-coach III (senioren of jeugd) of vergelijkbaar diploma, dan wel aantoonbare ervaring op dat niveau. B1-junioren: Diploma Trainer-coach III (jeugd) of vergelijkbaar diploma, dan wel aantoonbare ervaring op dat niveau. C1-junioren: Diploma Trainer-coach III (jeugd) of vergelijkbaar diploma, dan wel aantoonbare ervaring op dat niveau. D1-pupillen: Certificaat Pupillentrainer of vergelijkbaar diploma, dan wel aantoonbare ervaring op dat niveau. E1-pupillen: Certificaat Pupillentrainer of vergelijkbaar diploma, dan wel aantoonbare ervaring op dat niveau. F1-pupillen: Certificaat Pupillentrainer of vergelijkbaar diploma, dan wel aantoonbare ervaring op dat niveau.
Voor de trainers van de overige juniorenteams geldt het certificaat Juniorentrainer of aantoonbare ervaring op dat niveau. Voor de trainers van de overige D-, E-en F-pupillenteams, mini’s en de keepers zijn geen diploma's vereist. Er dient wel sprake te zijn van enige voetbal-/keeperservaring. Gestimuleerd moet worden het deelnemen aan opleidingen module D-, E- of Fpupillentrainer. De kosten van een cursus tot/met het niveau van pupillen-/juniorentrainer worden betaald door vv Peize Leiders moeten zo veel mogelijk een relevante opleiding hebben gevolgd. v.v Peize organiseert jaarlijks een korte cursus voor nieuwe leiders. Daarnaast wordt leiders de mogelijkheid geboden de K.N.V.B.-cursus jeugdvoetballeider op kosten van v.v. Peize te volgen. Alle teams trainen twee maal per week, met uitzondering van F2- en lagere teams. Indien de kwaliteit van het F2-team gelijkwaardig is aan die van het F1-team, traint ook dit team twee maal per week. In de maanden december, januari en februari trainen de E- en F-pupillenteams, alsmede de Dpupillenteams die uitkomen in de z.g. reeksen één maal per week in de zaal. De teams, die normaal twee maal per week trainen, trainen - wanneer de terrein- en/of weersgesteldheid dit toelaten - in deze winterperiode één maal per week op het veld. Alle keepers trainen eenmaal per week onder leiding van deskundige keepertrainers.
IV SPELERVOLGSYSTEEM Aan de hand van een spelervolgsysteem worden de vorderingen van een speler vastgelegd. In elk seizoen wordt tweemaal een beoordeling opgemaakt van elke speler (vóór de winterstop en aan het eind van het seizoen). De eisen - zoals vermeld in Hoofdstuk V - vormen de leidraad bij de beoordeling. Het rapportageformulier, dat daartoe dient, wordt in concept ingevuld door de trainers. In een overleg met de leider(s) en trainer(s) wordt vervolgens de beoordeling definitief vastgesteld door de pupillencoördinatoren en de technisch jeugdcoördinator. Door het invullen van de formulieren wordt het kader gestimuleerd na te denken over het niveau van de spelers. De rapportage geeft inzicht, waaraan in algemene zin (extra) aandacht besteed moet worden. Vanaf de junioren kan er voor gekozen worden de rapportage te bespreken met de spelers. De resultaten vormen een leidraad bij de indeling voor het volgende seizoen.
7
Gedurende de periode, dat een speler actief is in de jeugdafdeling van vv Peize, worden de formulieren gearchiveerd. De volgende onderdelen worden bij de veldspelers onderscheiden: Techniek Dribbelen: het kort achter elkaar raken van de bal met de bedoeling de bal in verschillende richtingen (voorwaarts/zijwaarts/kappen en draaien) te verplaatsen (linker/rechter voet - binnenkant/buitenkant voet); bal afschermen. Drijven: de bal twee tot vier meter voor je uit spelen, maar de bal wel onder controle houden. Balbehandeling: een over de grond ontvangende bal onder controle brengen al of niet gevolgd door een kapbeweging; idem uit de lucht (onder de voet, op de voet, het lichaam of hoofd); jongleren. Passen: het spelen van de bal naar een medespeler over korte en langere afstand (over de grond: binnenkant voet; door de lucht: wreeftrap) al of niet voorafgaand van het stoppen van de bal. Schotkracht: de bal met kracht en doeltreffend raken. Voorzetten: de bal “op maat voor een medespeler” voorzetten (over de grond/ door de lucht). Koppen: gericht (en met kracht) koppen van de bal naar medespeler of doel. Inwerpen: de bal op correcte wijze over redelijke afstand bespeelbaar (in de voeten of op borsthoogte) inwerpen. Fysiek Loopvermogen: in staat zijn langere afstanden in redelijk tempo te overbruggen. Sprintsnelheid: op korte afstand snel tempo maken. Uithoudingsvermogen: gedurende de gehele wedstrijd in staat zijn korte en lange afstanden te overbruggen al of niet in combinatie met duelleren; met in achtneming van rustperiodes. Lenigheid: soepel bewegen, wendbaarheid, behendigheid, sprongkracht, fysieke kracht. Tactiek Duel (1:1) verdedigend: bal veroveren, fysiek duel aangaan, sliding beheersen. Wijze van dekken: juiste opstelling (dichter bij het eigen doel dan de tegenstander), mandekking en ruimtedekking. Duel (1:1) aanvallend: tegenstander passeren met of zonder schijnbewegingen. Positioneel inzicht: aanspeelbaar zijn (b.v. “aanbieden/diep gaan”), posities bezet houden, overzicht, omschakeling: balbezit/balverlies e.a., overzicht en positiespel. Coachen van medespelers: medespelers aangeven wat ze met of zonder bal moeten doen. Persoonlijkheid Motivatie: de wil om een bepaald doel tijdens training en wedstrijd te bereiken. Zelfvertrouwen: geloof in eigen kunnen, weerbaarheid. Concentratie: gedachten bij de training en wedstrijd houden. Sportiviteit: gedrag en houding tegenover medespelers/leider(s)/trainer(s)/arbitrage/toeschouwers. Discipline: zich houden aan de opdrachten. Leergierig: bereid zijn veel te willen leren. Collectiviteit: het belang van het team voorop stellen.
8
SPELERSRAPPORTAGE-VELDSPELER NAAM: GEB.DATUM: TEAM: SEIZOEN: RECHTS-/LINKS-/TWEEBENIG: 1e periode 2e periode ZGVMONZGVMON Trainingsopkomst Wedstrijdopkomst Techniek Dribbelen Drijven Balbehandeling Passen Schotkracht Voorzetten Koppen Inwerpen Fysiek Loopvermogen Sprintsnelheid Uithoudingsvermogen Lenigheid Tactiek Duel verdedigend Wijze van dekken Duel aanvallend Positioneel inzicht Coachen van medespelers Persoonlijkheid Inzet/Motivatie Zelfvertrouwen Concentratie Sportiviteit Discipline Leergierig Collectiviteit
1 e periode Z G
V
M
O
2e periode Z G V
M
O
Favoriete positie(s): Opmerkingen: Beoordelaar: Verklaring:
Z = zeer goed G = goed V = voldoende M = matig O = onvoldoende N = niet van toepassing Geef met X waardering aan
9
De volgende onderdelen worden bij de keepers onderscheiden: Techniek Traptechniek: vanaf de grond de bal naar een medespeler kunnen spelen over een korte en langere afstand. De bal uit de handen hoog weg kunnen schieten (dropkick/volley). Balbehandeling: de bal aannemen (over de grond en door de lucht), waarbij de handen niet gebruikt mogen worden. Wendbaarheid/voetenwerk: snel kunnen verplaatsen in de richting van de bal. Uitgangshouding:beheersen van de basishouding: op de voorvoeten staan, gebogen in de knieën en de handen “open”. Werpen: de bal rollen; voortzetting van het spel d.m.v. een slingerworp of strekworp. Rapen: de bal vanaf de grond oppakken. Vangen: de bal verwerken op buik-, borst- en hoofdhoogte en boven het hoofd. Vallen: vanuit de uitgangshouding vallen naar de bal. Duiken: vanuit de uitgangshouding “zweefduiken” naar de bal. Fysiek Startsnelheid: sprintend naar de bal. Sprongkracht/afzet: het vermogen vanuit verschillende uitgangshoudingen naar een bal te springen/duiken. Tactiek Duel (1:1) verdedigend: bal veroveren, fysiek duel aangaan. Positioneel inzicht: aanspeelbaar zijn, het spel op de goede manier voortzetten (b.v. “openen”), timing. Coachen van medespelers: medespelers aangeven wat ze met of zonder bal moeten doen. Persoonlijkheid Motivatie: de wil om een bepaald doel tijdens training en wedstrijd te bereiken. Zelfvertrouwen: geloof in eigen kunnen, weerbaarheid. Concentratie: gedachten bij de training en wedstrijd houden. Sportiviteit: gedrag en houding tegenover medespelers/leider(s)/trainer(s)/arbitrage/toeschouwers. Discipline: zich houden aan de opdrachten. Leergierig: bereid zijn veel te willen leren. Collectiviteit: het belang van het team voorop stellen.
10
SPELERSRAPPORTAGE-KEEPER NAAM: GEB.DATUM: TEAM: SEIZOEN: RECHTS-/LINKS-/TWEEBENIG: 1e periode Z G
V
M
O
N
2e periode Z G
V
M
O
Trainingsopkomst Wedstrijdopkomst Techniek Traptechniek Balbehandeling Wendbaarheid, voetenwerk Uitgangshouding Werpen Rapen Vangen Vallen Duiken Fysiek Startsnelheid Srongkracht/afzet Tactiek Duel 1: 1, verdedigend Positioneel inzicht Coachen Persoonlijkheid Inzet/Motivatie Zelfvertrouwen Concentratie Sportiviteit Discipline Leergierig Collectiviteit
Opmerkingen:
Beoordelaar:
Verklaring: Z = zeer goed G = goed V = voldoende M = matig O = onvoldoende N = niet van toepassing Geef met X waardering aan
11
N
V EISEN PER LEEFTIJDSCATEGORIE Veldspelers dienen zich per leeftijdscategorie bepaalde facetten van de voetbalsport eigen gemaakt te hebben. De normen gelden bij de overgang naar een hogere leeftijdscategorie.
F-pupillen Dribbelen: Het kort achter elkaar raken van de bal met de bedoeling de bal in voorwaartse richting te verplaatsen: binnen- /buitenkantvoet van het “sterke” been. Drijven: De bal twee tot vier meter voor je uit spelen, maar de bal wel onder controle houden: “sterke” been. Balbehandeling: Stoppen van de bal met binnenkant voet van het “sterke” been. Passen: Het spelen van de bal naar een medespeler over korte en langere afstand met het “sterke“ been.(kort: binnenkant voet - lang: wreef). Schotkracht: De bal met kracht en doeltreffend raken met een wreeftrap van het “sterke” been. Inwerpen: De bal op correcte wijze over een redelijke afstand inwerpen. Duel 1:1 (verd.): De bal veroveren. Duel 1:1 (aanv.): De tegenstander passeren.
E-pupillen Dribbelen: Het kort achter elkaar raken van de bal met de bedoeling de bal in voorwaartse richting te verplaatsen: linker-/rechtervoet – binnen-/buitenkantvoet en de bal - door lichaam tussen bal en tegenstander - afschermen. Drijven: De bal twee tot vier meter voor je uit spelen, maar de bal wel onder controle houden: linker-/rechter voet. Balbehandeling: De bal stoppen met binnenkant voet: links/rechts. Jongleren (hooghouden van de bal, incl. koppen). Passen: Het spelen van de bal naar een medespeler over korte en langere afstand; kort: binnenkant voet links/rechts - lang, rekening houdend met het speelveld: wreef “sterke” been. Over korte afstand ook zonder te stoppen (éénmaal raken). Schotkracht: De bal met kracht en doeltreffend raken met een wreeftrap: “sterke” been. Voorzetten: De bal “op maat voor een medespeler” over de grond/door de lucht voorzetten met het “sterke” been. Koppen: Gericht koppen van de bal naar een medespeler of doel. Inwerpen: De bal op correcte wijze over een redelijke afstand bespeelbaar (in de voeten) inwerpen. Duel 1:1 (verd.): De bal veroveren en fysiek een duel aangaan. Dekken: Juiste opstelling (dichter bij het eigen doel dan de tegenstander). Duel 1:1 (aanv.): De tegenstander passeren met of zonder schijnbeweging. Positioneel inzicht: Aanspeelbaar zijn (aanbieden/diep gaan).
D-pupillen Dribbelen: Het kort achter elkaar raken van de bal: in voorwaartse richting verplaatsen, variërend in snelheid: wenden en keren en de bal - door lichaam tussen bal en tegenstander - afschermen. (linker/rechtervoet - binnen-/buitenkantvoet). Drijven: De bal twee tot vier meter voor je uit spelen (snelheid maken), maar de bal wel onder controle houden (linker-/rechter voet). Balbehandeling: Stoppen van de bal: binnenkant voet - onder de voet; stoppen van de bal met kapbeweging (meenemen van de bal): binnen-/buitenkant voet. Alle onderdelen linker-/rechter voet. Jongleren (hooghouden van de bal met linker/rechter voet en koppend).
12
Passen: Het spelen van de bal naar een medespeler over korte en langere afstand; kort met/zonder te stoppen: binnenkantvoet links/rechts – lang (door de lucht), rekening houdend met het (grote) speelveld: wreef “sterke” been. Schotkracht: De bal met kracht en doeltreffend raken met een wreeftrap: linker-/rechtervoet. Voorzetten: De bal “op maat voor een medespeler” over de grond/door de lucht voorzetten met het “sterke” been. Koppen: Gericht (en met kracht) koppen van de bal naar medespeler of doel. Inwerpen: De bal op correcte wijze over een redelijke afstand bespeelbaar (in de voeten of op borsthoogte) inwerpen. Duel 1:1 (verd.):De bal veroveren - fysiek het duel aangaan. Dekken: Juiste opstelling (dichter bij het eigen doel dan de tegenstander) - mandekking. Duel 1:1 (aanv.): De tegenstander passeren met of zonder schijnbeweging: linker-/rechtervoet. Positioneel inzicht: Aanspeelbaar zijn (aanbieden/diep gaan) – posities bezet houden omschakeling: balbezit/balverlies e.a. - beheersen positiespel 3:1. Coachen: Medespeler coachen met “man” of “tijd”.
C-junioren Dribbelen: Het kort achter elkaar raken van de bal: in voorwaartse richting verplaatsen, variërend in snelheid; wenden en keren en bal – door lichaam tussen bal en tegenstander – afschermen: linker/rechtervoet - binnen-/buitenkantvoet. Drijven: De bal twee tot vier meter voor je uit spelen (snelheid maken), maar de bal wel onder controle houden (linker-/rechter voet). Balbehandeling: Stoppen van de bal: binnenkantvoet - onder de voet - op de borst - op de knie en al of niet meenemen in één beweging (kapbeweging) met binnen-/buitenkant voet van het “sterke” been. Jongleren (voet, dijbeen, borst en hoofd). Passen: Het spelen van de bal naar een medespeler over korte en langere afstand; kort: binnenkantvoet links/rechts – lang: wreef links/rechts. Ook zonder te stoppen (éénmaal raken); kort: binnenkantvoet links/rechts - lang: “sterke” been. Alle onderdelen uit stand/in beweging. Schotkracht: De bal met kracht en doeltreffend raken met een wreeftrap: links/rechts. Voorzetten: De bal “op maat voor een medespeler” over de grond/door de lucht voorzetten; over de grond: links/rechts – door de lucht: “sterke” been. Koppen: Gericht (en met kracht) koppen van de bal naar medespeler of doel. Inwerpen: De bal op correcte wijze over een redelijke afstand bespeelbaar (in de voeten of op borsthoogte) inwerpen. Duel 1:1(verd.): De bal veroveren (het juiste moment kiezen) - fysiek het duel aangaan - sliding beheersen. Dekken: Juiste opstelling (dichter bij het eigen doel dan de tegenstander) - mandekking. Duel 1:1 (aanv.): De tegenstander passeren met of zonder schijnbeweging: linker-/rechtervoet. Positioneel inzicht: Aanspeelbaar zijn (aanbieden/diep gaan) - posities bezet houden - overzicht omschakeling: balbezit/balverlies e.a. - beheersen positiespel 3:1/5:2 (balbezittende partij). Coachen: Medespeler coachen met “man” en “tijd”.
B-junioren Dribbelen: Het kort achter elkaar raken van de bal: in voorwaartse richting verplaatsen, variërend in snelheid; wenden en keren en bal – door lichaam tussen bal en tegenstander – afschermen: linker/rechtervoet - binnen-/buitenkantvoet. Drijven: De bal twee tot vier meter voor je uit spelen (snelheid maken), maar de bal wel onder controle houden (linker-/rechter voet). Balbehandeling: Stoppen van de bal: binnenkantvoet - onder de voet - op de voet - op de borst - op de knie en al of niet meenemen in één beweging (kapbeweging) met binnen-/buitenkant voet: links/rechts.
13
Passen: Het spelen van de bal naar een medespeler over korte en langere afstand; kort: binnenkantvoet links/rechts – lang: wreef links/rechts. Ook zonder te stoppen (éénmaal raken); kort: binnenkantvoet links/rechts - lang: links/rechts. Alle onderdelen uit stand/in beweging. Schotkracht: De bal met kracht en doeltreffend raken met een wreeftrap: links/rechts. Voorzetten: De bal “op maat voor een medespeler” over de grond/door de lucht voorzetten; over de grond: links/rechts –door de lucht: “sterke” been. Koppen: Gericht (en met kracht) koppen van de bal naar medespeler of doel. Inwerpen: De bal op correcte wijze over een redelijke afstand bespeelbaar (in de voeten of op borsthoogte) inwerpen. Duel 1:1(verd.): De bal veroveren (het juiste moment kiezen) - fysiek het duel aangaan - sliding beheersen. Dekken: Juiste opstelling (dichter bij het eigen doel dan de tegenstander) - mandekking. Duel 1:1 aanv.: De tegenstander passeren met of zonder schijnbeweging: linker-/rechtervoet. Positioneel inzicht: Aanspeelbaar zijn (aanbieden/diep gaan) - posities bezet houden - overzicht omschakeling: balbezit/balverlies e.a. - beheersen positiespel 3:1/5:2/4:2 Coachen: Medespeler coachen met “man” en “tijd” – “onder je” – “meters”.
A-junioren Dribbelen: Het kort achter elkaar raken van de bal: in voorwaartse richting verplaatsen, variërend in snelheid; wenden en keren en bal – door lichaam tussen bal en tegenstander – afschermen: linker/rechtervoet - binnen-/buitenkantvoet. Drijven: De bal twee tot vier meter voor je uit spelen (snelheid maken), maar de bal wel onder controle houden (linker-/rechter voet). Balbehandeling: Stoppen van de bal: binnenkant-/buitenkantvoet (links/rechts) - onder de voet - op de voet - op de borst -op de knie – op het hoofd en al of niet meenemen in één beweging (kapbeweging) met binnenkant-/buitenkantvoet(links/rechts) en gekoppeld aan handelingsnelheden Passen: Het spelen van de bal naar een medespeler over korte en langere afstand; kort: binnenkantvoet links/rechts – lang:wreef links/rechts. Ook zonder te stoppen (éénmaal raken); kort: binnenkantvoet links/rechts - lang: links/rechts. Alle onderdelen uit stand/in beweging. Schotkracht: De bal met kracht en doeltreffend raken met een wreeftrap (links/rechts). Voorzetten: De bal “op maat voor een medespeler” over de grond/door de lucht voorzetten; over de grond: links/rechts –door de lucht: links/rechts. Koppen: Gericht (en met kracht) koppen van de bal naar medespeler of doel. Inwerpen: De bal op correcte wijze over een redelijke afstand bespeelbaar (in de voeten of op borsthoogte) inwerpen. Duel 1:1(verd.): De bal veroveren (het juiste moment kiezen) - fysiek het duel aangaan - sliding beheersen. Dekken: Juiste opstelling (dichter bij het eigen doel dan de tegenstander) - mandekking ruimtedekking. Duel 1:1 (aanv.): De tegenstander passeren met of zonder schijnbeweging: linker-/rechtervoet. Positioneel inzicht: Aanspeelbaar zijn (aanbieden/diep gaan) - posities bezet houden - overzicht omschakeling: balbezit/balverlies e.a. - beheersen positiespel 3:1/5:2/4:2/6:3. Coachen: Medespelers, in de buurt van de bal, coachen (de wedstrijdsituatie “lezen”), zodat zij in de linie en in samenwerking met andere linies functioneel kunnen opereren: zowel in aanvallend als in verdedigend opzicht (o.a. met “man” en “tijd - “onder je” - “meters”).
14
Keepers dienen zich per leeftijdscategorie bepaalde facetten van het keepen eigen gemaakt te hebben. De normen gelden bij de overgang naar een hogere leeftijdscategorie.
F-pupillen Traptechniek: Vanaf de grond de bal naar een medespeler kunnen spelen over een korte en langere afstand met het “sterke” been (kort: binnenkant voet – lang: wreef). De bal uit de handen hoog weg kunnen schieten over een afstand van 10 meter. Balbehandeling: Stoppen van de bal met binnenkant voet van het “sterke” been. Uitgangshouding: Beheersen van de basishouding; op de voorvoeten, gebogen in de knieën en de handen “open”. Werpen: De bal kunnen rollen over een afstand van 3 meter en kunnen gooien met slingerworp over een afstand van 4 meter. Rapen/Vangen: De bal vanaf de grond kunnen oprapen, de bal kunnen vangen op buik/borsthoogte. Vallen/Duiken: Voorwaarts en zijwaarts links en rechts kunnen vallen met het doel de bal te verwerken (vangen/stompen). Duel 1: 1(verd.): De bal veroveren.
E-pupillen Traptechniek: Vanaf de grond de bal naar een medespeler kunnen spelen over een korte en langere afstand (kort: binnenkant voet rechts/links - lang: wreef “sterke” been); over korte afstand ook zonder stoppen. De bal uit de handen hoog weg kunnen schieten over een afstand van 15 meter. Balbehandeling: De bal stoppen met binnenkant voet (rechts/links) – de bal afschermen. Uitgangshouding: Beheersen van de basishouding + positie in het doel bij spelsituatie voor het doel. Werpen: De bal kunnen rollen over een afstand van 5 meter en kunnen gooien met slingerworp over een afstand van 7 meter. Rapen/Vangen: De bal vanaf de grond kunnen oprapen, de bal kunnen vangen op buik/borst/hoofdhoogte. Vallen/Duiken: Voorwaarts en zijwaarts links en rechts kunnen vallen/duiken met kleine afzet met het doel de bal te verwerken (vangen/stompen). Duel 1:1 (verd.): De bal veroveren en fysiek (voor de tegenstander vallen) een duel aangaan.
D-pupillen Traptechniek: Vanaf de grond de bal naar een medespeler kunnen spelen over een korte en langere afstand (kort: binnenkant voet rechts/links – lang: wreef “sterke” been); over korte afstand ook direct. Rollende terugspeelbal direct ver weg kunnen schieten met “sterke” been. Doeltrap vanaf de rand van het strafschopgebied door de lucht over 10 meter weg kunnen schieten. De bal uit de handen hoog weg kunnen schieten over een afstand van 20 meter. Dropkick over 10 meter kunnen spelen over de grond en door de lucht. Balbehandeling: De bal stoppen met binnenkant voet (rechts/links) en de bal kunnen aannemen op heuphoogte. Uitgangshouding: Beheersen van de basishouding, positie in het doel bij spelsituatie voor het doel en vanaf de flanken. Werpen: De bal kunnen rollen over een afstand van 10 meter en kunnen gooien met slingerworp en strekworp over een afstand van 12 meter. Rapen/Vangen: De bal vanaf de grond kunnen oprapen, de bal kunnen vangen op buik-/borsthoofdhoogte en de bal boven het hoofd kunnen vangen, zowel recht voor het doel als ook vanaf de flanken.
15
Vallen/Duiken: Voorwaarts en zijwaarts links en rechts kunnen vallen/duiken met tussenpasjes en kleine afzet met het doel de bal te verwerken (vangen/stompen). Duel 1:1 (verd.): De bal veroveren en je voor de benen van de tegenstander durven laten vallen. Coaching: Medespelers coachen met “man” of “tijd”; jezelf laten horen (b.v. “los” roepen).
C-junioren Traptechniek: Vanaf de grond de bal naar een medespeler kunnen spelen over een korte en langere afstand (kort: binnenkant voet rechts/links – lang: wreef rechts/links); rollende terugspeelbal direct ver weg kunnen schieten: rechts/links. Doeltrap vanaf de rand doelgebied door de lucht over 25meter weg kunnen schieten. De bal uit de handen hoog weg kunnen schieten over een afstand van 25 meter. Dropkick over 15 meter kunnen spelen over de grond en door de lucht. Balbehandeling: De bal stoppen met binnenkant voet(rechts/links) en de bal kunnen aannemen op heup/borsthoogte. Uitgangshouding: Beheersen van de basishouding, positie in het doel bij spelsituatie voor het doel en vanaf de flanken en bij balsituatie op het middenveld. Werpen: De bal kunnen rollen over een afstand van 12 meter en kunnen gooien met slingerworp en strekworp over een afstand van 15 meter. Rapen/Vangen: Vanuit alle posities de bal kunnen oprapen en vangen in zowel voorwaartse als zijwaartse beweging. Hoge ballen vanaf de flanken goed verwerken. Vallen/Duiken: Voorwaarts en zijwaarts links en rechts kunnen vallen/duiken met tussenpasjes en afzet/sprong (zweefmoment) met het doel de bal te verwerken (vangen/stompen). Duel 1:1 (verd.): De bal veroveren en je voor de benen van de tegenstander durven laten vallen, maar ook het duel in de lucht durven aangaan. Coaching: Medespelers coachen met “man” of “tijd”; jezelf laten horen (b.v. “los” roepen); organiseren van de achterhoede.
B-junioren Traptechniek: Vanaf de grond de bal strak kunnen spelen over korte en lange afstand: binnenkantvoet/wreef – rechts/links. Rollende bal direct hoog en ver weg kunnen schieten: rechts/links. Doeltrap door de lucht over 30m. weg kunnen schieten. De bal uit de handen hoog weg kunnen schieten over een afstand van 30 meter. Dropkick over 20 meter kunnen spelen over de grond en door de lucht. Balbehandeling: Vanuit iedere positie en iedere hoogte de bal kunnen controleren en daarna kunnen verwerken. Uitgangshouding: Beheersen van de vereiste uitgangshouding in iedere spelsituatie. Werpen:De bal kunnen rollen over een afstand van 15 meter en kunnen gooien met slingerworp en strekworp over een afstand van 20 meter in de voet/looprichting van de medespeler. Rapen/Vangen: Vanuit iedere positie voor het doel en vanaf de flanken op iedere hoogte de bal goed kunnen verwerken. Vallen/Duiken: Voorwaarts en zijwaarts links en rechts kunnen vallen/duiken met tussenpasjes en afzet/sprong met het doel de bal te verwerken (o.a. uit de kruising). Duel 1:1 (verd.): Het strafschopgebied beheersen zowel over de grond als door de lucht. Coaching: Organiseren van je achterhoede, maar ook coachen waar nodig elders op het veld.
16
A-junioren Traptechniek: Vanaf de grond de bal strak kunnen spelen over korte en lange afstand: binnenkantvoet/wreef - rechts/links. Rollende bal direct hoog en ver geplaatst weg kunnen schieten: rechts/links. Doeltrap door de lucht over35 m. geplaatst weg kunnen schieten. De bal uit de handen geplaatst hoog weg kunnen schieten over een afstand van 40 meter. Dropkick over 30 meter geplaatst kunnen spelen over de grond en door de lucht. Balbehandeling: In iedere situatie baas over de bal kunnen zijn zowel over de grond als door de lucht. Uitgangshouding: In iedere situatie juiste houding kunnen aannemen. Werpen: De bal kunnen rollen overeen afstand van 20 meter en kunnen gooien met een slingerworp en strekworp over een afstand van 25 meter in de voet/looprichting van de medespeler. Rapen/Vangen: Vanuit iedere positie in het strafschopgebied de bal goed kunnen verwerken. Vallen/Duiken: Voorwaarts en zijwaarts links en rechts kunnen vallen/duiken met tussenpasjes en afzet/sprong de bal vanuit iedere positie uit het doel kunnen halen. Duel 1:1 (verd.): Het strafschopgebied beheersen zowel over de grond als door de lucht. Coaching: Kunnen coachen in iedere situatie op het veld.
17
VI SELECTIEPROCEDURES
Van prestatiegerichtheid is sprake bij A1, B1, C1. D1, E1en F1. Bij de overige teams is ook sprake van prestatiegerichtheid, maar ook het sociaal aspect weegt mee. De selectiecriteria voor A t/m D, E1 en F1 luiden als volgt: • voetbaltechnische en -tactische kwaliteiten • fysieke ontwikkeling • mentale weerbaarheid • instelling/motivatie Naar aanleiding van presteren en/of trainingsopkomst van spelers kan besloten worden wijzigingen in de samenstelling van de teams aan te brengen. Bij de overige E-en F-teams wordt in mindere mate geselecteerd op kwaliteit. Leeftijd, sociaal aspect (vriendjes e.d.) en fysieke ontwikkeling spelen ook een rol. Bij de indeling wordt gebruikgemaakt van het in hoofdstuk IV omschreven spelervolgsysteem. • De E-coördinator overlegt voor wat betreft de 1e jaars E-pupillen met de F- coördinator. • De D-coördinator overlegt voor wat betreft de 1e jaars D-pupillen met de E-coördinator. De selectie bij de junioren vindt aan het eind van het seizoen plaats. De trainer-coach van het standaardteam neemt hierbij de beslissing. Om zich een beeld te vormen van de mogelijkheden van 1e jaars junioren in zijn team raadpleegt hij het spelervolgsysteem en oriënteert hij zich in de maanden april en mei tijdens wedstrijden van die spelers. Zonodig pleegt hij overleg met de betreffende leiders en trainers. De jeugdcommissie kan om verschillende redenen (b.v. ter completering van een team of ter wille van de ontwikkeling van een speler) in overleg met de ouder(s)/verzorger(s) een speler in een hogere of lagere leeftijdscategorie indelen. Voor spelers, die van de E-pupillen overgaan naar de D-pupillen worden in verband met de overgang van klein naar groot veld aan het eind van het seizoen meerdere oefenwedstrijden georganiseerd. In de winterstop vindt een eerste overleg plaats m.b.t. plaatsing 2e jaars A-junioren in het seniorenvoetbal voor het volgend seizoen. Hierbij zijn aanwezig de trainers van de seniorenselecties en de A-junioren, het bestuurslid seniorenzaken en een vertegenwoordiger van de jeugdcommissie. Vervolgens volgt een overleg tussen de betrokken speler(s) en bovengenoemde trainers, waarbij uiteindelijk de keuze wordt vastgelegd. In de maanden april en mei moet deze 2e jaars A-junioren de mogelijkheid geboden worden éénmaal per week mee te trainen met de seniorenselecties. Een overgang van een talentvolle speler – zijnde een niet-2e jaars A-junior – moet in april gestalte krijgen. Een en ander in overleg met de selectietrainer, betreffende jeugdtrainer(s), jeugdcommissie en ouder(s)/verzorger(s).
18
VII LEEFTIJDSKENMERKEN Mini’s en F-pupillen (5-8 jaar) • speels, veel bewegingsdrang • snel afgeleid, geringe taakgerichtheid • weinig sociaal, egocentrisch • voetbal wordt nog als avontuur gezien • het balgevoel is nog zwak ontwikkeld • weinig kracht en uithoudingsvermogen • E-pupillen (9-10 jaar) • tonen al wat meer sociaal gedrag • snel afgeleid • hebben wel oor voor voetbal, nemen ook dingen op en trachten oefeningen ook goed uit te voeren, vooral met de bal • beseffen ook dat er taken uitgevoerd moeten worden • leergevoelig voor balgevoel D-pupillen (11-12 jaar) • goed gebouwd; harmonie waardoor goede coördinatie aanwezig is; ook toenemende kracht • grote, snelle leergierigheid • willen zich laten gelden • toenemende kritiek op zowel eigen als andermans kunnen • bewegingsdrang is groot; middelmatige duurbelasting tot ongeveer 20 minuten is mogelijk • er wordt meer groepsbewust gedacht • navolging van hedendaagse idolen • er wordt al prestatievergelijkend gedacht C-junioren (13-14 jaar) • de puberteit gaat beginnen; hierdoor ontstaan spanningen en is de speler met zichzelf bezig (er ontstaat ook interesse voor andere zaken) • soms snelle lichaamsgroei, disharmonie (stuntelig/slungelachtig); hierdoor is de speler maar beperkt belastbaar en tevens blessuregevoelig, speciaal ten aanzien van de aanhechtingen van de spieren • de leergierigheid kan ontbreken; ook de stemming is aan schommelingen onderhevig • kan zich al afzetten tegen het gezag, vormt groepjes • prestatief gezien kan er sprake zijn van een tijdelijke achteruitgang, doordat de coördinatie ontbreekt • interesse mogelijk voor andere hobby's en sporten
B-junioren (15-16 jaar) • het begin van een harmonische lichaamsgroei; de omvang van kracht-, interval- en duurarbeid kan verhoogd worden en ook de techniektraining zal weer meer resultaten opleveren • ook hier kunnen nog puberteitsproblemen aanwezig zijn, zie C-groep • er is sprake van een toenemende zelfkritiek; let op het stimuleren van zelfvertrouwen • geschikt voor prestatief denken • er is sprake van een betere verhouding met het gezag; ook de emoties passen zich aan • willen ook verantwoording hebben • er kan sprake zijn van een opofferingsgezindheid voor het team
19
A-junioren (17-18 jaar) • wat de mogelijkheden van de speler zijn, wordt dikwijls bepaald door erfelijkheid (lengte, kracht, techniek, overzicht, incasseringsvermogen, enzovoort) • verbetering is nog mogelijk door doelbewuste en methodisch geplande training • het karakter stabiliseert zich • zelfkritiek is aanwezig; niet alleen de groep is belangrijk maar ook het eigen ik • willen verantwoording samen dragen • willen presteren en zich doen gelden
20
VIII TRAININGEN Inleiding Jeugdtraining is het voorbereiden op een latere periode waarin de uiteindelijke sportieve prestatie moet worden behaald. Daarom moet tijdens de jeugdopleiding doelgericht naar deze periode toegewerkt worden. Er mogen geen aspecten over het hoofd worden gezien die voor een juiste ontwikkeling noodzakelijk zijn. Aan de andere kant moet datgene vermeden worden wat als schadelijk gezien kan worden voor latere leeftijd. Deze overwegingen leiden tot de volgende, algemene trainingsdoelen in relatie tot de ontwikkelingsfasen van jeugdspelers: • tijdens de leerperiode (t/m D-jeugd) moeten alle technische vaardigheden worden aangeleerd • in de eerste puberale fase (13-14 jaar) moet de trainingsintensiteit zodanig zijn dat er geen sprake is van overbelasting, omdat het totale rijpingsproces al ontzettend veel energie van de C-junioren vergt; door een afwisselend trainingsprogramma moeten deze spelers hun interesse voor de voetbalsport blijven behouden • in de tweede puberale fase (15-16 jaar) moet er met een intensieve conditietraining worden begonnen; maar al te vaak komt het voor dat B-junioren de opgelopen achterstand (door een te geringe conditionele belasting) op latere leeftijd nauwelijks weten weg te werken • voor de A-junioren (17-18 jaar) moet de trainingsomvang en -intensiteit gaan aansluiten op die van een seniorentraining; alleen op deze wijze kan de latere overgang naar de senioren gemakkelijk verlopen. • De training bestaat in principe uit vier onderdelen: 1) Inleidende warming up 2) Kern 1 3) Kern 2 4) Afsluiting ad 1: Lichamelijk en geestelijk in de sfeer van de training komen, zoveel mogelijk met de bal (tijdsduur: 5 – 10 minuten). N.B.: Voorafgaande aan de training niet toestaan dat er op doel wordt geschoten (ter voorkoming van spierblessures) ad 2: Het accent ligt hier op het aanleren en verbeteren van onderdelen van de voetbalsport. aandacht bij overgang van E- naar D-pupil (groter veld en spelregels) ad 3: Het partijspel. gebruik het partijspel om het spelpeil te verbeteren, maar maak niet de fout het spel te veel stil te leggen. Let met name op die onderdelen, die tijdens de training aan de orde zijn geweest (komt dat er nu beter uit?) Het partijspel altijd spelen met bewust gekozen regels Spelers niet altijd op een vaste plaats laten spelen; dit geldt voor elke leeftijdsgroep ad 4: De afsluiting van de training bestaat uit het bij elkaar roepen, evalueren en afspraken maken (b.v. uitlopen, opruimen) Eisen waaraan elke trainer moet voldoen. • training tijdig en zorgvuldig schriftelijk voorbereiden • ruim voor aanvang van de training aanwezig zijn • benodigde materialen klaarzetten • presentielijst bijhouden • een positieve uitstraling (kleding/houding) • veel variaties aanbrengen in de trainingen • zorgen voor veel beurten (en geen lange wachttijden)
21
• • • • •
op de arbeid-rust verhouding letten plaatje - praatje - daadje bij voordoen letten op de juiste uitvoering zonodig de technische uitvoering corrigeren gerealiseerde training schriftelijk vastleggen
VELDSPELERS Mini’s en F-pupillen (5-8 jaar) Doelstelling Door te spelen wennen aan voetbal. Leeftijdskenmerken • speels, veel bewegingsdrang • snel afgeleid, geringe taakgerichtheid • weinig sociaal , egocentrisch • voetbal wordt nog als avontuur gezien • het balgevoel is nog zwak ontwikkeld • weinig kracht en uithoudingsvermogen Trainingsaccenten • trainen en spelen indien weersomstandigheden dit toelaten • elke training moet voornamelijk een speels karakter hebben • veel wennen aan de bal via kleine partijspelen • laat in alle technische basisvaardigheden veel bewegingservaring opdoen: trappen, dribbelen, drijven en het duel 1:1 • geef ruimte voor eigen ontdekkingen; individualisme niet aan banden leggen!! • laat veel scoren door de doelen groot te maken • het zelf goed voordoen is belangrijk • het ervaren van voetbalspelregels Algemeen Voor kinderen in de leeftijd van vijf t/m acht jaar levert de bal de meeste weerstand op, hoe en waar de bal te raken, hoe en waar te gaan staan, enzovoort. De speler moet wennen aan het gedrag van de bal onder alle omstandigheden. Alles staat in het teken van het ontwikkelen van het gevoel voor de bal. Winnen of verliezen wordt door de grote groep niet altijd als belangrijk ervaren. De spelvreugde is erg belangrijk. Geef elke speler aandacht en niet alleen de “talenten”. Een positieve benadering is erg belangrijk: b.v. “probeer de bal snel weer af te pakken” – “geen balletjes afwachten” – “niet stil blijven staan” – “goed getraind”. N.B.: Laat kopoefeningen achterwege (nekspieren zijn onvoldoende ontwikkeld en de halswervelkolom is niet stabiel). Oefenstofonderdelen • dribbelen met rechter en linker voet (eenvoudige vormen, overzichtelijke organisatie, spelvormen en afwerken vanaf niet te grote afstand) • passen (vanuit stand en in beweging in laag tempo) met rechter en linker voet over korte afstand en in spelvorm (b.v.tweetallen tegen over elkaar en proberen de bal door poortje te plaatsen en in combinatie met stoppen van de bal met rechter en linker voet • 1:1 met doeltjes • partijspel met grotere doeltjes en niet te groot veld. Uitgangspunten: doelpunten maken en doelpunten voorkomen
22
Jaarplanning Bepaalde oefeningen kunnen herhaald worden in dezelfde maand, dan wel op een later tijdstip. Gedurende de zaalperiode moet voor F1 tijdens de veldtrainingen i.v.m. de weersomstandigheden het accent gelegd worden op de partijspelen. Individueel oefenen dribbelen, drijven, jongleren duel 1:1 met “grote” doeltjes Samenspelen passen en trappen + stoppen
E-pupillen (9-10 jaar) Doelstelling Het verder ontwikkelen van de individuele techniek en ervaren wat het voetbalspel inhoudt. Leeftijdskenmerken • tonen al wat meer sociaal gedrag • snel afgeleid • hebben wel oor voor voetbal, nemen ook dingen op en trachten oefeningen ook goed uit te voeren, vooral met de bal • beseffen ook dat er taken uitgevoerd moeten worden • leergevoelig voor balgevoel Trainingsaccenten • leren ervaren wat teamsport betekent • het “speelse” karakter mag niet ontbreken • veel balcontacten, want de lichaamscoördinatie verbetert langzaam, evenals het balgevoel • probeer veel voetbalvaardigheden de revue te laten passeren: trappen, passen, aan- en meenemen van de bal, de bal veroveren in het duel 1:1 • het zelf goed voordoen is erg belangrijk • veel spel- en wedstrijdvormen; het samenspelen en het vrijlopen ervaren, maar het individualisme niet aan banden leggen • allerlei kleine partijspelen: doelpunten maken en voorkomen (met vooruit verdedigen)
Algemeen Kinderen in de E-leeftijd moeten het voetballen nog leren spelen. Zij moeten wennen aan typische voetbaleigen zaken als bal, medespelers, tegenstanders, scoren, regels, beperkte ruimte. Alles staat in het teken van het ontwikkelen van het gevoel voor de bal (techniek), terwijl er ook aandacht besteed moet worden aan de algemene spelbedoelingen (inzicht). Geef elke speler aandacht en niet alleen de “talenten”. Probeer de spelers te prikken door vragen te stellen. Een positieve benadering is erg belangrijk: b.v. “probeer de bal snel weer af te pakken” – “geen balletje afwachten” – “niet stil blijven staan” – “goed getraind” N.B.: Bij 1e jaars E-pupillen voorzichtig starten met kopoefeningen i.v.m. onvoldoende ontwikkeling van de nekspieren en nog niet stabiele halswervelkolom. Oefenstofonderdelen • dribbelen met rechter en linker voet ; binnen- en buitenkant voet (eenvoudige vormen, overzichtelijke organisaties, spelvormen en afwerken van grotere afstand op klein doel) • passen (oefenen vanuit stand of in een hoger tempo in beweging) over korte afstand en in spelvorm; ook met wreeftrap • eenvoudige combinaties van oefeningen met dribbelen en passen
23
• • • • •
kop- en inwerpoefeningen jongleren (voet/hoofd) 1:1 met doeltjes positiespel 4:1/3:1 partijspel met grotere doeltjes (niet te grote velden)
Jaarplanning Bepaalde oefeningen kunnen herhaald worden in dezelfde maand, dan wel op een later tijdstip. Gedurende de zaalperiode moet het accent bij de veldtrainingen gelegd worden op partijspelen. Individueel oefenen dribbelen, drijven, jongleren (incl. koppen) 1:1 Samenspelen passen en trappen, in combinatie met stoppen (aannemen) van de bal
D-pupillen (11-12 jaar) Doelstelling Het verder ontwikkelen van de technische vaardigheden en leren te functioneren in een teamorganisatie (verdedigen, opbouwen en aanvallen in een 4:3:3 systeem) Leeftijdskenmerken • goed gebouwd; harmonie waardoor goede coördinatie aanwezig is; ook toenemende kracht • grote, snelle leergierigheid • willen zich laten gelden • toenemende kritiek op zowel eigen als andermans kunnen • bewegingsdrang is groot; middelmatige duurbelasting tot ongeveer 20 minuten is mogelijk • er wordt meer groepsbewust gedacht • navolging van hedendaagse idolen • er wordt al prestatievergelijkend gedacht
Trainingsaccenten • laat alle technische voetbalvaardigheden vooral naar goede voorbeelden oefenen; dit is de ideale leeftijd voor: passen, trappen, dribbelen, drijven, aan- en meenemen van de bal, koppen, inwerpen, bal veroveren, schouderduw, sliding, tackle, kappen, draaien en passeerbewegingen • functie van positiespelen benadrukken (o.a. belang van combinatiespel), maar individualisme niet aan banden leggen • in partijspelen moet aandacht besteed worden aan de (snelle) omschakeling: “bij balbezit vrijlopen” en “bij balverlies dekken” • belicht de posities tijdens partijspelen: wat wordt verlangd op elke positie? • geen specifieke conditionele doelstellingen nastreven (geen oefeningen zonder bal, met uitzondering van bepaalde spelvormen) • wel conditioneel accenten leggen in de uitvoering van de technische en tactische oefeningen (b.v. snel dribbelen met afwisselend tempo in combinatie met richtingsveranderingen)
24
Oefenstofonderdelen • dribbelen en drijven: wisselend tempo, wenden en keren, binnen- en buitenkant voet, bal afschermen (lichaam tussen bal en tegenstander), overzicht (“over de bal heenkijken”), afronden en voorzetten • passen: over de grond vanuit stand en vanuit beweging en door de lucht (wreeftrap) van een aangespeelde en stilliggende bal (oefenen met twee- of drietallen) • aan- en meenemen van over de grond en door de lucht aangespeelde bal (halve draai of in een bepaalde richting) vanuit stand en vanuit de beweging • koppen vanuit stand met en zonder opsprong en vanuit beweging zonder opsprong van aangeworpen bal • jongleren (voet/hoofd) • 1 : 1 met doeltjes • positiespelen ( 3:1 en 5:2 – balbezittende partij) • partijspelen (3 : 3, 4: 4 en 7: 7) Jaarplanning Bepaalde oefeningen kunnen herhaald worden in dezelfde maand, dan wel op een later tijdstip Gedurende de zaalperiode moet bij de veldtrainingen de nadruk gelegd worden op partijspelen Individueel oefenen dribbelen, drijven (variëren in snelheid en rechts/links); jongleren (incl. koppen)1:1 Samenspelen passen en trappen (kort/lang afwisselend links/rechts); positiespel (4:1) posities bezet houden
25
C-junioren (13-14 jaar) Doelstelling Leren door benadering van alle elementen (technisch/tactisch) van de wedstrijd. Leeftijdskenmerken • de puberteit gaat beginnen; hierdoor ontstaan spanningen en is de speler met zichzelf bezig (er ontstaat ook interesse voor andere zaken) • soms snelle lichaamsgroei, disharmonie (stuntelig/slungelachtig); hierdoor is de speler maar beperkt belastbaar en tevens blessuregevoelig, speciaal ten aanzien van de aanhechtingen van de spieren • de leergierigheid kan ontbreken; ook de stemming is aan schommelingen onderhevig • kan zich al afzetten tegen het gezag, vormt groepjes • prestatief gezien kan er sprake zijn van een tijdelijke achteruitgang, doordat de coördinatie ontbreekt • interesse mogelijk voor andere hobby's en sporten
Trainingsaccenten • laat alle technische voetbalvaardigheden in wedstrijdsituaties oefenen (grotere handelingssnelheid plus weerstand) • heb oog voor individuele tekortkomingen en problemen; de resultaten zijn twijfelachtig en de verwachtingen mogen niet te hoog zijn • geen specifieke krachttraining • aanleren rekoefeningen • allerlei positie- en partijspelen • belicht de posities en taken van de spelers tijdens de partijspelen • belicht de spelhervattingen (inworp, doeltrap, aftrap, vrije trap (direct en indirect), scheidsrechtersbal en corner) • besteed aandacht aan motivatie, (spel)plezier, individueel en als groep • besteed aandacht aan het onderling coachen • laat de spelers meedenken, meepraten en als het kan meebeslissen (oplossingen aan laten dragen)
Oefenstofonderdelen • positiespelen met accent op balbezit: 3:1/5:2/4:2 • jongleren (voet, dijbeen, borst, hoofd) • koppen vanuit stand met en zonder opsprong en vanuit beweging met en zonder opsprong van aangeworpen bal • inwerpen • passen en trappen met “sterke” en “zwakke” been
Jaarplanning Individueel oefenen technische voetbalvaardigheden oefenen Samenspelen passen en trappen (sterke been: alles; zwakke been: alles); vanuit kaats: sterk: alles; zwak: alleen goede been) positiespel 3:1en 5:2 (posities bezet houden); coachen ”man” en “tijd”
26
B-junioren (15-16 jaar) Doelstelling Het ontwikkelen van de juiste wedstrijdinstelling (individueel en als teamspelers). Leeftijdskenmerken • het begin van een harmonische lichaamsgroei; de omvang van kracht-, interval- en duurarbeid kan verhoogd worden en ook de techniektraining zal weer meer resultaten opleveren • ook hier kunnen nog puberteitsproblemen aanwezig zijn, zie C-groep • er is sprake van een toenemende zelfkritiek; let op het stimuleren van zelfvertrouwen • geschikt voor prestatief denken • er is sprake van een betere verhouding met het gezag; ook de emoties passen zich aan • willen ook verantwoording hebben • er kan sprake zijn van een opofferingsgezindheid voor het team Trainingsaccenten • technische vaardigheden verbeteren en oefenen in hoog tempo (handelingssnelheid) en onder weerstand tijdens wedstrijdsituaties • tactische trainingsvormen zijn toepasbaar: aanval tegen verdediging, counter, pressing, hoog/laag tempo, buitenspel, enzovoort • specifieke trainingsvormen gericht op snelheid, kracht, uithoudingsvermogen • toepassing van de rekoefeningen • taakverdeling binnen het elftal, toepasbare wedstrijdtactiek • de belangrijkheid van het onderling coachen benadrukken Oefenstofonderdelen • positiespel 3:1/5:2/4:2 • voorzetten met zwakke been • conditietraining • koppen vanuit stand met en zonder opsprong en vanuit beweging met en zonder opsprong van aangespeelde bal • inwerpen Jaarplanning Individueel oefenen dribbelen en drijven; kappen en draaien; jongleren Samenspelen passen/trappen; positiespelen (3:1), 4:2, 5:2, 1:1+2, 2:2+2, 3:3+2. Conditietraining loopoefeningen: interval, sprinten, duurwerk; heffen en dragen; trekken en duwen enz. uithoudingsvermogen A- junioren (17-18 jaar) Doelstelling Een goede topprestatie nastreven en voorbereiden op overgang naar de senioren. Tactische aspecten accentueren.
27
Leeftijdskenmerken • wat de mogelijkheden van de speler zijn, wordt dikwijls bepaald door erfelijkheid (lengte, kracht, techniek, overzicht, incasseringsvermogen, enzovoort) • verbetering is nog mogelijk door doelbewuste en methodisch geplande training • het karakter stabiliseert zich • zelfkritiek is aanwezig; niet alleen de groep is belangrijk maar ook het eigen ik • willen verantwoording samen dragen • willen presteren en zich doen gelden
Trainingsaccenten • automatisering van alle technische vaardigheden in spel-, oefen- en wedstrijdsituaties (met accent op handelingssnelheid) • ruimte voor individuele trainingen, zoals speciale technische vaardigheden: verre inworp, corner, vrije trap, penalty, aanvallend koppen, kaats, 1-2 combinaties, enzovoort • wedstrijdtactiek ontwikkelen door spelanalyse met daarop gerichte oefeningen • conditionele verbetering van kracht, snelheid, uithoudingsvermogen en controle hierop • op tijd aandacht besteden aan overgang naar senioren.
Oefenstofonderdelen Positiespel 3:1/5:2/4:2/6:3 Veel aandacht voor voorzetten met het zwakke been Conditietraining Jaarplanning Individueel oefenen dribbelen en drijven; kappen en draaien; jongleren Samenspelen passen en trappen; positiespelen (3:1), 4:2, 5:2, 1:1+2, 2:2+2, 3:3+2. Conditietraining loopoefeningen: interval, sprinten, duurwerk; heffen en dragen; trekken en duwen enz. uithoudingsvermogen
28
KEEPERS F-pupillen Doelstelling Leren beheersen van de grondbeginselen van het keepen, waarbij vallen en vangen belangrijk zijn. N.B.: Bij F-pupillen wordt in principe nog niet gewerkt met vaste keepers, maar wordt er gerouleerd. Uitzondering hierop is (het prestatiegerichte) F1; hier wordt waar mogelijk wel gewerkt met een vaste keeper. Trainingsaccenten: • vangen: handen naar de bal, bal verwerken naar de borst • vallen: rechts en links vallen + vooruit vallen • bij het vangen en vallen wordt vooral techniek geleerd • beginnen met uittrappen uit de handen • uitgangshouding
29
E-pupillen Doelstelling Leren beheersen van de grondbeginselen van het keepen, waarbij vallen en vangen zeer belangrijk zijn; aanleren van basistechnieken; inzicht krijgen in taken van de keeper Trainingsaccenten: • vangen: handen naar de bal, bal verwerken naar de borst • vallen: rechts en links en vooruit vallen • bij het vangen en vallen wordt vooral de techniek geleerd • verbeteren uittrap • uitgangshouding D-pupillen Doelstelling Uitbouwen van de grondbeginselen; starten met de opbouw en tactiek; aandacht besteden aan de positie in het doel; basistechnieken uitbreiden. Trainingsaccenten: • vangen en vallen, het gaat hierbij meer om het perfectioneren • duiken • uitgangshouding • verdedigen zonder bal • voetenwerk • sprongkracht ontwikkelen • verbeteren uittrap (vanaf de grond/uit de handen) • bewust worden van spelregels • beginnen met het coachen
B- junioren Doelstelling Wedstrijdgericht trainen waarbij de keeper inspraak heeft. Het gaat vooral om het verbeteren c.q. perfectioneren. De tactiek uitbreiden. Trainingsaccenten: • • • • • • • • •
door de moeite met de coördinatie in deze leeftijdsfase moeten deze keepers positief benaderd worden uitgangshouding verplaatsen in en voor het doel sprongkracht ontwikkelen vallen en duiken vangen en verwerken van een bal uitrappen verbeteren incl. dropkick uitgooien leiding geven
30
B-junioren Doelstelling De tactiek accentueren (leren meedenken in de tactiek van het keepen); wedstrijdgericht trainen; perfectioneren van de techniek. Trainingsaccenten: • uitgangshouding • verplaatsen in en voor het doel • sprongkracht ontwikkelen • vallen, duiken en zweven • tippen en stompen • duel 1 : 1 • voorzetten verwerken • positiespel • nadrukkelijk aanwezig zijn tijdens wedstrijden A- junioren Doelstelling De techniek en tactiek perfectioneren in hoog tempo en onder weerstand; regelmatig laten meetrainen met de seniorenkeepers Trainingsaccenten: • alle technische vaardigheden van de E-pupillen t/m B-junioren trainen/verbeteren • tactiek vanuit wedstrijdsituatie benaderen
31
X WEDSTRIJDBEGELEIDING Speelwijze Voor de teams van A t/m D geldt in principe het 4-3-3-systeem. Bij de leeftijdsgroepen A en B kan om b.v. tactische redenen of in verband met het spelerspotentieel het systeem aangepast worden (b.v. 4-4-2). De E- en F-teams spelen zoveel mogelijk volgens het 1-3-2-systeem. Wijze van coaching • duidelijk aangeven het tijdstip van aanwezig zijn voor de wedstrijd (variërend per team van een half uur tot een uur) • voor de wedstrijd duidelijk maken hoe er gespeeld moet worden • benadrukken dat de leiding van de scheidsrechter ten alle tijde gerespecteerd moet worden; als leider/coach hier ook naar handelen(eventueel speler wisselen) • tijdens de wedstrijd positieve (individuele) correcties geven • tijdens de rust evaluatie, correcties en aanpassingen met eventuele wisseling van spelers • na afloop van de wedstrijd met een positieve benadering kort ingaan op het resultaat/vertoonde spel • als leiding zorgen voor een algehele positieve uitstraling Voor de teams A t/m D geldt: Bij balverlies aandacht voor: • waar beginnen de spitsen te storen • welke vorm van dekking; man- of ruimtedekking wordt er op buitenspel gespeeld • speelt de laatste man voor de verdediging • omzettingen bij spelhervattingen (opkomende verdediger, wie gaat mee) • posities overnemen • de omschakeling bij balverlies naar balbezit Bij balbezit aandacht voor: • balbezit van de keeper: lange bal of opbouw van achteruit • de aanvalsopbouw; via de backs of via de laatste man/voorstopper • wordt er ook opgebouwd via het middenveld of wordt er gekozen voor lange bal op de spitsen • wie gaan mee vanuit het middenveld of eventueel vanuit de verdediging • wie houdt de controle op het middenvelden in de verdediging • de omschakeling bij balbezit naar balverlies N.B.:Voor de ontwikkeling van de spelers is het aan te bevelen, dat spelers niet altijd op een vaste plaats spelen. • • •
E-/F-pupillen: aanval/middenveld/verdediging D-pupillen/C-junioren: aanval/middenveld/verdediging en in de linie A/B-junioren: linie (“horizontaal” en ‘” verticaal”)
32
Warming up voor E- en F-teams Veld: • •
Zaal: •
rustig passen met 3- of 4-tallen (met bewegen) een speler of leider zorgt voor een goede warming up voor de doelman
rustig passen met 3- of 4-tallen (met bewegen)
Warming up voor A- t/m D-teams Veld: • zonder bal een rustig looptempo met variaties in breedte van het veld • rekoefeningen • oplopend looptempo in breedte van het veld (2x heen en terug) • per linie passen met variatie in bewegen en plaats verwisselen • wisselspeler zorgt voor een goede warming up voor de doelman Zaal: • • •
rustig passen met 2-, 3-, 4-tallen met bewegen rekoefeningen oplopend looptempo (2x heen en terug)
Taken die aan de verschillende posities zijn verbonden Doelverdediger • positiekiezen t.o.v. de bal (constant meedoen bij een aanval van de tegenpartij) • organiseren en leiden van de verdediging • duidelijk en tijdig aangeven wanneer wordt uitgelopen en wanneer een verdediger moet ingrijpen • juiste voortzetting bij balbezit (rollen, werpen of trappen) • leiden van de verdediging (laten aansluiten e.d.) Vleugelverdediger • dekken van de vleugelaanvaller van de tegenpartij • geven van rugdekking aan het centrum bij een aanval over de andere vleugel • indien gepasseerd dan herstellen naar het centrum • vrijlopen om aanspeelbaar te zijn voor doelverdediger, centrale verdediger, middenvelder en vleugelaanvaller • in combinatie spelen met bovengenoemde medespelers • op het juiste moment in schakelen wanneer er voldoende ruimte is • zo lang mogelijk met de bal doorgaan wanneer er een vrij veld is, dus niet van grote afstand 'gedekte' aanvaller bedienen Centrale verdediger (vrije man) • geven van rugdekking aan de overige spelers (vleugelverdediger - voorstopper) • afstoppen van doorgebroken vleugelaanvallers en centrale aanvaller/-opkomende middenvelder • leiden en organiseren van de verdediging • het klein houden van het speelveld (spelen op buitenspel)
33
• • • • •
vrijlopen (ook in achterwaartse richting) om voor de vleugelverdedigers, de doelverdediger en middenveldspelers aanspeelbaar te zijn leiding geven aan de verdediging (laten aansluiten bij doeltrap e.d.) inschakelen bij balbezit op middenveld indien mogelijk inschakelen bij hoekschoppen op doel van de tegenpartij bij een 'vrij' veld zolang mogelijk doorgaan, creëren van een numerieke meerderheid
Centrale verdediger (voorstopper) • dekken van de centrumspits van de tegenpartij • ophouden van de aanval bij een numerieke overmacht van de tegenpartij (geen aanval op de bal doen) • vrijlopen om voor directe omgeving makkelijk aanspeelbaar te zijn • indien mogelijk inschakelen bij combinatie van middenveld • inschakelen bij vrije trappen of hoekschoppen in overleg met laatste man Middenvelder • dekken van een middenveldspeler van de tegenpartij die het dichtst in de eigen uitgangspositie speelt • -rugdekking geven aan middenveldspeler van de andere kant van het speelveld • ruimtedekking toepassen bij numerieke overmacht (dus geen aanval op de bal doen, maar aanval ophouden) • zorgen zo lang mogelijk de tegenstander voor je te houden • vrijlopen om voor verdedigers en doelverdedigers aanspeelbaar te zijn • ruimte creëren om combinatiespel gemakkelijk te maken (vrijlopen naar zijkanten van het veld en vooral ook in voorwaartse richting) • inschakelen in de aanval (het benutten van de ruimte die wordt gecreëerd door de aanvallers) • slechts één middenvelder tegelijk in de aanval, dus goed onderling overleg • afspeelmogelijkheden creëren voor aanvallers (terugpass) Vleugelaanvaller • afdekken van de vleugelverdediger • het 'storen' van de opbouw van de tegenpartij (in nauwe samenwerking met de andere aanvallers) • tegenstander aan de buitenkant dwingen (centrumkortste weg naar het doel afschermen) • bij een hoekschop van de tegenpartij op 9.15 m meeverdedigen • ruimte creëren t.b.v. de opbouw van de aanval, dus tegenstander naar eigen helft dringen • trachten zo snel mogelijk met de bal tot de doellijn te komen door combinatiespel of individuele actie • kortste weg naar het doel en oogcontact houden met opkomende medespelers • het nemen van hoekschoppen Centrumaanvaller • afdekken van een eventuele opkomende centrale verdediger • het 'storen' van de opbouw van de tegenpartij in samenwerking met de beide vleugelaanvallers • voorkomen van passes in de lengterichting van het veld van de centrale verdedigers • ophouden' van het spel van de tegenstander • creëren van ruimte in de lengterichting van het veld (naar het doel van de tegenstander toe) t.b.v. een makkelijker opbouw van de aanval • beide centrale verdedigers 'binnen' door steeds de achterste man op te wachten • d.m.v. individuele acties of combinatiespel komen tot scoringskansen • creëren van ruimte voor opkomende medespelers door 'terugvallen' op het middenveld • het benutten van de ruimte die een terug blijvende vleugelaanvaller heeft gecreëerd (het sprinten in de gaten)
34