Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus Deel 4 De voetbaltraining Mark Boterman Versie 1.0 (oktober 2014)
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 1 1
Doen, doen en nog eens doen! ....................................................................................................... 2
2
Rekening houden met de leeftijdsspecifieke kenmerken tijdens de training ................................. 2
3
Hoe stel je een training samen? ...................................................................................................... 3
4
Hoe bouw je een training op? ......................................................................................................... 3
5
Waaraan zou een goede voetbaltraining/trainingsvorm moeten voldoen?................................... 5
6
Trainen aan de hand van een voetbalprobleem ............................................................................. 6
7
8
6.1
Het formuleren van een voetbalprobleem ............................................................................. 6
6.2
Vereenvoudigen ...................................................................................................................... 7
6.3
Spelen met de voetbalweerstanden ....................................................................................... 7
6.4
Methodische stappen maken tijdens een training.................................................................. 8
Algemene onderdelen van een training .......................................................................................... 9 7.1
De warming-up ........................................................................................................................ 9
7.2
Cooling-down ........................................................................................................................ 10
7.3
Loop- en coördinatietraining ................................................................................................. 10
7.3.1
De loopscholing ............................................................................................................. 11
7.3.2
De coördinatietraining................................................................................................... 12
7.3.3
Snelheidstraining ........................................................................................................... 13
7.3.4
Kracht- en stabiliteitstraining ........................................................................................ 14
7.3.5
Conditietraining ............................................................................................................. 14
Planning van een reeks van trainingen ......................................................................................... 15 8.1
Ontwikkeling van de teamfunctie aanvallen (teamtaken: opbouwen en scoren) ................ 16
8.2 Ontwikkeling van de teamfunctie verdedigen (teamtaken: storen en doelpunten voorkomen) ....................................................................................................................................... 17 9
Praktische tips voor het geven van trainingen .............................................................................. 17
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
1
1 Doen, doen en nog eens doen! Doordat jeugdspelers veel leren door zoveel mogelijk te voetballen vinden we het belangrijk dat er tijdens een groot deel van de training vooral veel gevoetbald wordt. Hierbij kun je denken aan allerlei vereenvoudigde voetbalvormen (1v1, 2v1, 2v2, 3v2, 3v3, 4v3, 4v4 etc.). Deze vormen zijn een afspiegeling van de echte wedstrijd. Spelers krijgen te maken met tegenstanders, medespelers, doelen, afgebakende ruimtes (uit is uit),richting in het spel (doelen op de doellijn), regels en allerlei keuzemogelijkheden om de voetbalsituatie op te lossen. Binnen deze vereenvoudigde oefenvormen, waarbij nog steeds de basiskenmerken van het voetballen aanwezig zijn, kun je allerlei verschillende doelstellingen nastreven en coachen. Door een groot deel van de training te besteden aan deze kleine partijvormen, en allerlei andere afgeleide vereenvoudigde spelvormen, worden alle voetbalhandelingen die nodig zijn om het spel te kunnen spelen en de juiste keuzes te kunnen maken, ontwikkeld in echte voetbalsituaties. Vaak is er tijdens deze wedstrijdvormpjes een optimale voetbalbeleving, waardoor jeugdspelers meer gemotiveerd zijn om te voetballen , er meer van opsteken en dus beter leren voetballen. Doen, doen en nog eens doen. Om iets goed te leren moet je veel herhalen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je eindeloos met dezelfde oefenvorm aan de slag moet gaan, maar bedenk kleine variaties op hetzelfde thema. Binnen de oefenvorm kun je als jeugdtrainer/coach spelen met de weerstanden om de oefeningen makkelijker/moeilijker te maken (bijvoorbeeld door minder/meer tegenstanders of een kleiner/groter veld te gebruiken). Door de oefenvormen veel te herhalen zullen de spelers het spel beter onder de knie krijgen dan door allerlei verschillende oefeningen die niet al deze voetbal ingrediënten bevatten. Bovenstaande wil natuurlijk niet zeggen dat je nooit voor andere vormen mag kiezen tijdens de training. Zoals we al eerder hebben beschreven vinden we het belangrijk dat er ook aandacht besteed wordt aan specifieke techniektraining. Probeer er als jeugdtrainer/coach wel voor te zorgen dat in ieder geval een deel van de training voldoet aan de basiskenmerken van het voetballen.
2 Rekening houden met de leeftijdsspecifieke kenmerken tijdens de training Om het voetballen te kunnen leren aan jeugdspelers is het voor een jeugdtrainer erg belangrijk om te weten hoe kinderen zich ontwikkelen en wat de opleidingsdoelstellingen zijn voor de verschillende leeftijdscategorieën. Wanneer kinderen op 5 jarige leeftijd lid worden van SV Lycurgus dan doorlopen ze in ruim 12 jaar onze hele jeugdopleiding. In de 12 jaar dat jeugdspelers bij SV Lycurgus de jeugdopleiding doorlopen maken ze een hele ontwikkeling door, niet alleen op voetbalgebied, maar ook lichamelijk en mentaal. Daarnaast vindt er op het veld ook een ontwikkeling plaats van 7 tegen 7 naar 11 tegen 11. Het is dus erg belangrijk om als jeugdtrainer te weten op welke leeftijd of in welk stadium van de ontwikkeling welke aspecten van het voetballen aan de orde moeten komen. Wat moet er eerst geleerd worden, wat komt later pas aan de orde en in welke stappen kun je dit doen. Dit zal later ruimschoots aan bod komen in de verschillende leeftijdsspecifieke delen van het opleidingsplan (Deel 8 t/m 14). Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
2
3 Hoe stel je een training samen? Om het leerproces tijdens een training te verbeteren is het verstandig om een training goed op te bouwen en goed voor te bereiden. Stel tijdens de voorbereiding jezelf de volgende vragen: 1. Wat voor groep train je? Leeftijd / niveau / beleving 2. Wat is het voetbalprobleem? Kijk naar het handelen van de spelers op trainingen of tijdens wedstrijden in relatie tot de teamtaken, teamfuncties en voetbalhandelingen (zie ook hoofdstuk 6). 3. Hoe vertaal ik het geconstateerde probleem naar een training of reeks van trainingen? Welke trainingsvormen geschikt zijn om het leerdoel te bereiken? 4. Controleer en evalueer Heeft de training/oefenvorm het gewenste effect opgeleverd? Pas indien nodig de oefening aan. Kies per training het liefst 1 (of maximaal 2) accenten waarop je de coaching concentreert. Alles tegelijk aanleren is onmogelijk en werkt verwarrend. Als jeugdtrainer/coach zie je vaak van alles misgaan in de training/oefenvorm, waardoor je de neiging hebt om overal aandacht aan te besteden tijdens de coaching. De kunst is juist om dat niet te doen, om te voorkomen dat spelers overspoeld worden met allerlei aanwijzingen waarbij ze het doel van de training/oefenvorm uit het oog verliezen. Onthoud de aspecten die je veelvuldig fout ziet gaan en besteed daar vervolgens in een nieuwe (reeks van) training(en) aandacht aan.
4 Hoe bouw je een training op? Vanaf de D-junioren raden we aan om vóór de training te verzamelen in de kleedkamer. Hier wordt omgekleed, de voetbalschoenen worden aangedaan en een paar spelers krijgen de opdracht het materiaal op te halen onder toezicht van de jeugdtrainer/coach. Dit kunnen beurtelings steeds een paar andere spelers zijn. Ook als de spelers al volledig gekleed naar de training komen is het handig om voorafgaande aan de training in de kleedkamer te verzamelen. Vaak geeft dit je ook de mogelijkheid om de inhoud van de training alvast even snel met je spelers door te spreken. Vervolgens ga je gezamenlijk naar het veld.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
3
Om een training een duidelijke structuur mee te geven kun je deze het beste opbouwen in vier verschillende fases. 1. De warming-up Het doel van de warming-up (met of zonder bal) is vooral bedoeld om spelers in de sfeer van de training te brengen en voor te bereiden op de inspanning die komen gaat. Bij pupillen gaat het vooral om het laten uitrazen van de spelers waarbij ze aandacht van de trainer krijgen. Specifieke techniektraining is bij pupillen vaak prima in te passen in de warming-up fase. Bij junioren is de warming-up van groot belang voor het voorkomen van blessures. 2. De oriëntatie fase Tijdens de oriëntatiefase geef je meestal een (sterk) vereenvoudigde oefenvorm waarbij de verschillende aspecten van het voetbalprobleem al een beetje aan bod komen. Spelers moeten al een beetje een idee krijgen waar de training over gaat. De oefenvorm moet herkenbaar zijn en overzichtelijk. Daarnaast is het belangrijk dat er veel herhalingen aanwezig zijn. Tijdens de oriëntatie fase moet je als jeugdtrainer/coach de spelers vooral hun gang laten gaan en nog niet te veel ingrijpen of strooien met coachopmerkingen en aanwijzingen. Laat de spelers eerst eens rustig kennismaken met het voetbalprobleem. Zeker bij pupillen is het heel goed mogelijk om de oriëntatiefase tevens als warming-up te gebruiken. 3. De oefenleerfase In deze fase worden oefeningen gegeven waarin het voetbalprobleem duidelijk naar voren komt en meer wedstrijd echt zijn. Ook hier geldt weer dat de oefeningen overzichtelijk en herkenbaar moeten zijn en dat er veel herhalingen in de oefeningen zitten. Spelers moeten het voetbalprobleem waar je op wilt trainen vaak tegenkomen tijdens de oefening. Hierbij kun je methodische stappen maken (makkelijker of juist moeilijker maken) om ervoor te zorgen dat de spelers zo optimaal mogelijk kunnen leren. Tijdens deze fase ben je als jeugdtrainer/coach nadrukkelijk aanwezig (coachen, ingrijpen/stop zetten, vraag en antwoord, uitleggen en voordoen). 4. Toepassingsfase Tijdens de toepassingsfase kun je als jeugdtrainer controleren of de spelers begrepen hebben wat je ze wilde leren en of ze in staat zijn om het ook toe te passen. Meestal bestaat de toepassingsfase uit een partijspel waarin je vooral let op het getrainde voetbalprobleem. In deze oefening leren spelers omgaan met de wedstrijdsituatie in relatie tot het voetbalprobleem. Tijdens deze laatste fase is het goed om als jeugdtrainer/coach weer wat minder nadrukkelijk aanwezig te zijn. Het is natuurlijk goed om ze (af en toe) te blijven coachen, maar het stopzetten van de oefening moet je tot een minimum zien te beperken. De spelers moeten nu zelf het werk doen en als jeugdtrainer/coach kun je zien of de doelstelling van de training is bereikt. Als afsluiting van de training is het altijd goed om een kort praatje met de groep te houden over wat er goed ging en wat iets minder goed ging, als de weersomstandigheden dat toelaten natuurlijk.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
4
Vervolgens kun je de materialen gezamenlijk op laten ruimen en gaan de spelers naar de kleedkamer. Dit zijn ook vaak de momenten waarop je als jeugdtrainer/coach de gelegenheid hebt om nog eens een praatje te maken met individuele spelers.
5 Waaraan zou een goede voetbaltraining/trainingsvorm moeten voldoen? Om een optimaal leerklimaat te kunnen creëren vinden we bij SV Lycurgus dat er een aantal eisen zijn waaraan elke training zoveel mogelijk aan zou moeten voldoen. Natuurlijk is het helemaal niet erg als je hier af en toe van afwijkt, maar over het algemeen wordt er volgens ons het meeste geleerd als de training voldoet aan de volgende kenmerken: 1. Voetbaleigen bedoelingen o Oefenvormen moeten een leerdoel hebben o Zoveel mogelijk met bal o Oefenvormen moeten zoveel mogelijk op wedstrijdsituaties lijken Er moeten doelpunten gemaakt kunnen worden (of voorkomen) Er moet opgebouwd kunnen worden (samenwerken) Het spel moet een richting hebben (doelgerichtheid) Er moet sprake zijn van een snelle omschakeling o Spelen om te winnen (wedstrijdelement inbouwen) 2. Veel herhalingen o Spelers moeten veel beurten krijgen (doen, doen en nog eens doen) o Er moeten dus geen lange wachttijden zijn voor spelers (geen langer rij van spelers achter 1 pion, wachtend op hun beurt) o Een goede organisatie van de training is belangrijk (van te voren goed plannen) o Er moeten voldoende ballen/materialen zijn (allemaal een bal) 3. Rekening houden met de groep o Welke leeftijd wordt er getraind? o Wat is de vaardigheid van de spelers? o Hoe is de beleving van de groep? o Let in je trainingen (en oefenvormen) goed op de arbeid – rust verhouding 4. Juiste coaching/beïnvloeding o Geef altijd duidelijk aan wat de spelbedoelingen zijn (leg spelers uit waarom ze een bepaalde oefening moeten doen) o Probeer altijd de relatie met de wedstrijd uit te leggen. o Probeer met je coaching spelers te beïnvloeden door bijvoorbeeld in te grijpen in een oefening, stop te zetten, vragen te stellen en oplossingen laten aandragen, aanwijzingen te geven, voorbeelden te geven, (laten) voordoen etc.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
5
Het is erg belangrijk om bij het voorbereiden van de training zoveel mogelijk uit te gaan van bovenstaande kenmerken. Dit vergt wel een goede voorbereiding van de trainingen. Het voorbereiden van een training wordt vaak onderschat. Het kost natuurlijk even wat tijd, maar een goed voorbereide training loopt vaak veel beter dan wanneer je onvoorbereid voor de groep gaat staan. Bovendien voorkom je daarmee dat je zomaar wat oefeningen uit je geheugen plukt zonder dat daar een echte bedoeling achter zit of waarbij de verschillende oefenvormen binnen een training totaal niet op elkaar aansluiten.
6 Trainen aan de hand van een voetbalprobleem Hoe spelers zich als voetballer ontwikkelen is het beste af te lezen uit de wedstrijden. De trainingen kunnen vervolgens gebruikt worden om deze ontwikkeling bij te sturen en te verbeteren. Tijdens de wedstrijden doen zich veel situaties voor die door spelers niet goed opgelost worden. Als jeugdtrainer/coach is het belangrijk dat je deze situaties leert herkennen. Een jeugdtrainer/coach moet proberen om de voetbalproblemen die uit de wedstrijd naar voren komen op te sporen en ze te vertalen naar de training. Om dit te kunnen doen is het belangrijk om het voetballen onder te verdelen in de 3 verschillende hoofdmomenten (zoals we in eerdere delen al hebben uitgelegd) aanvallen, verdedigen en omschakelen - en te achterhalen bij welk van de drie hoofdmomenten het voetbalprobleem zich voordoet. Tijdens de training kun je als jeugdtrainer/coach dit voetbalprobleem vervolgens als doelstelling gebruiken voor de verschillende oefenvormen.
6.1 Het formuleren van een voetbalprobleem Voor het beschrijven van een voetbalprobleem is het belangrijk dat deze beschrijving exact weergeeft wat er aan mankeert en waar het mis loopt. Op die manier kun je heel gericht op dit voetbalprobleem trainen. Bij het formulieren van een voetbalprobleem kun je gebruik maken van de 4 W’s:
Wat? (Wat gaat er precies mis) Wie? (Wie zijn de hoofdrolspelers en op welke posities) Wanneer? (Wanneer doet het probleem zich voor) Waar? (Waar op het veld vindt het probleem plaats)
Een klein voorbeeldje: Een jeugdteam heeft ontzettend veel moeite om kansen te creëren. De bovengenoemde vragen kunnen we voor dat team als volgt beantwoorden: Wat? Er worden te weinig kansen gecreëerd. Wie? Middenvelders en aanvallers Wanneer? Tijdens het aanvallen worden de aanvallers niet goed ingespeeld door de middenvelders. Waar? Op de helft van de tegenstander. Het voetbalprobleem kan vervolgens als volgt geformuleerd worden: “Tijdens het aanvallen op de helft van de tegenstander worden er te weinig kansen gecreëerd doordat de middenvelders niet in Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
6
staat zijn om de aanvallers op een goede manier in te spelen.” Om tot een doelstelling te komen voor de training hoef je eigenlijk alleen maar de woorden “Het verbeter van” te gebruiken in combinatie met het voetbalprobleem. De doelstelling bij dit voorbeeld zou dan worden: “Het verbeteren van het creëren van kansen doordat de aanvallers op een goede manier ingespeeld worden door de middenvelders op de helft van de tegenstander.”
6.2 Vereenvoudigen Op het moment dat je met een voetbalprobleem aan de slag gaat op de training, probeer dan in eerste instantie het spel van 11 tegen 11 (of 7 tegen 7) te vereenvoudigen naar meer overzichtelijke vormen zoals 2 tegen 2, 3 tegen 3 of 4 tegen 4. Vervolgens moet je als jeugdtrainer ervoor proberen te zorgen dat het voetbalprobleem vooral het probleem van de spelers zelf wordt. Zij moeten namelijk niet beter gaan voetballen omdat de jeugdtrainer/coach dat wil, maar omdat de voetbalsituatie dit vraagt. Daarbij is het erg belangrijk dat het voor de spelers duidelijk is wat de doelstelling van een oefenvorm is.
6.3 Spelen met de voetbalweerstanden Afhankelijk van het niveau kun je als jeugdtrainer binnen de training maatregelen nemen om accenten te leggen op het vastgestelde voetbalprobleem. Het is daarbij belangrijk dat je als jeugdtrainer weet wat de specifieke voetbalweerstanden zijn, welke moeilijkheidsfactoren je kunt inbouwen en hoe je daar mee kunt werken. De belangrijkste voetbalweerstanden zijn:
De bal De tegenstander (hoe meer hoe moeilijker) De medespelers De spelregels (bijvoorbeeld met of zonder buitenspel) Doelgerichtheid (van doel tot doel binnen bepaalde afmetingen) Ruimte (hoe kleiner de ruimte hoe moeilijker) Spanning Tijd
Tijdens de training is het als jeugdtrainer/coach belangrijk om de juiste stappen in de juiste volgorde te maken om het voetballen van spelers te kunnen beïnvloeden. Als jeugdtrainer/coach kun je daarbij spelen met de verschillende weerstanden (moeilijkheidsfactoren). Dit heet ook wel methodiek. Je kunt bijvoorbeeld meer of minder spelers gebruiken, met een overtal werken, spelers specifieke opdrachten geven, speelveld kleiner of groter, breder of smaller maken, zonder of met meerdere doelen op de achterlijn werken, spelregels aanpassen en tijd gebruiken als pressiemiddel. Daarnaast zal je als jeugdtrainer altijd de vergelijking met de echte wedstrijd moeten maken en dit duidelijk moeten maken aan de spelers. De weerstanden in de trainingsvormen zullen daarbij vergeleken moeten worden met situaties zoals die in de wedstrijd voorkomen. Op deze manier leert een speler de situaties op de training herkennen in de wedstrijd.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
7
6.4 Methodische stappen maken tijdens een training Het leren voetballen is vooral een kwestie van makkelijk naar moeilijker. Het leren voetballen gaat net als alle andere vaardigheden die kinderen leren, via stappen. Hierbij probeer je altijd van makkelijk naar moeilijk te gaan. Als spelers de makkelijke situatie onder de knie hebben, kun je de weerstanden dusdanig opvoeren dat de spelers opnieuw uitgedaagd worden. Je merkt dit vooral aan het feit dat de oefening te gemakkelijk verloopt, dat de uitvoering slordig is en dat de opdracht te simpel is. Andersom, als de oefenvorm te moeilijk blijkt te zijn voor spelers dan zal je de doelstelling van de training nooit bereiken. Je merkt dat vooral aan het feit dat het spel niet loopt, dat de oefening niet op gang blijft, dat er daardoor onvoldoende leermomenten (herhalingen) zijn en dat de motivatie van de spelers wegzakt. In dat geval is het verstandig om de oefenvorm te vereenvoudigen. De vorm op zich is niet heilig, maar de doelstelling is dat wel. Ook in de vereenvoudigde oefenvorm moet de doelstelling dan tot zijn recht komen. Hieronder volgen een aantal algemene maatregelen die je zou kunnen nemen om van makkelijker naar moeilijker te gaan (of andersom).
Ruimte kleiner maken (minder tijd voor spelers om voetbalsituaties op te lossen) Ruimte groter maken (meer tijd; grotere afstanden lopen en passen) Meer tegenstanders (minder tijd, overzicht is moeilijker) Minder tegenstanders (meer tijd, overzicht is makkelijker) Tegenstander die niet in balbezit is instrueren om de bal zo snel mogelijk te veroveren (minder tijd, overzicht moeilijker) Buitenspelregel invoeren (minder ruimte, minder tijd) Voldoende ballen rond het veld (spel kan snel weer verder en is daardoor eerder weer op gang) Alleen koppend scoren, bijvoorbeeld bij de wat grotere partijspelen zoals 8v8, 7v7 (spel over de vleugels wordt gestimuleerd, veel kopduels) Tijdslimieten stellen (spelers worden gedwongen om effectiever aan te vallen, de bal te veroveren, de bal te behouden etc.)
Als hulpmiddel om te zien of een voetbalvorm aangepast moet worden kun je jezelf als jeugdtrainer/coach de volgende vragen stellen: Loopt het? (Waartoe nodigt de gekozen vorm de spelers uit?) Lukt het? (Welke voetbalhandelingen zie je veel terug?) Leert het? (Kunnen de kinderen de voetbalhandelingen toepassen?) Wanneer één van deze drie vragen met een “nee” wordt beantwoord, zal je de oefenvorm moeten aanpassen, waarbij je bijvoorbeeld gebruik kunt maken van de mogelijkheden die hierboven beschreven zijn.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
8
7 Algemene onderdelen van een training 7.1 De warming-up Het belang van een warming-up (en een cooling-down) wordt steeds groter naar mate de jeugdspelers ouder worden. Het kantelpunt ligt zo rond de D-pupillen. Voor die tijd zijn deze activiteiten minder belangrijk en hebben ze geen invloed op de blessure preventie. Toch heeft de warming-up ook bij de F- en E-pupillen zeker nut. De spelers krijgen even de kans om uit te razen voordat de training gaat beginnen. Het brengt ze daarmee ook in de juiste stemming. De warming-up bij F- en E-pupillen kan heel divers zijn. Hierbij moet je vooral denken aan allerlei (tik) spelletjes, waarbij bijna alle spelers met een bal bezig zijn. Vooral vanaf 2e jaars D-pupillen wordt het steeds belangrijker om aandacht te besteden aan een goede warming-up en cooling-down. Hieronder zullen we verder ingaan op deze warming-up. In het algemeen geldt voor een warming-up: ‘een goed begin is het halve werk’. De warming-up is zowel fysiek als mentaal een prima voorbereiding op de lichamelijke inspanning die komen gaat. Tevens kan het ook een moment van concentratie zijn waarin spelers zich kunnen opladen voor de training of wedstrijd. Met een goede warming-up neemt niet alleen de kans op blessures af. De prestaties worden daarmee ook verbeterd en dus ook het sportplezier. Bij jeugdspelers die terugkomen van een blessure of eerder last hebben gehad van bepaalde klachten kun je de warmingup ook gebruiken als test om te zien of het lichaam al weer helemaal genezen is. Heeft de speler nog klachten tijdens de warming-up? Dan is het verstandig om nog niet deel te nemen aan de wedstrijd of training. Neem hierin nooit risico’s. De kans dat een speler vervolgens nog veel langer uit de running is als hij toch gaat voetballen is natuurlijk groot. Hou voor een goede warming-up voorafgaande aan de training of een wedstrijd de volgende punten in de gaten: De warming-up duurt ongeveer 15-20 minuten, waarbij gebruik gemaakt wordt van algemene loop coördinatie oefeningen, dynamische rekoefeningen , eventueel spierversterkende oefeningen bij de oudste jeugd en voetbal specifieke oefeningen. De intensiteit moet langzaam opgebouwd worden totdat de ademhaling licht versneld is en de spelers licht beginnen te zweten. Ze hoeven zich niet helemaal in het zweet te werken. Stem de aard en duur van de warming-up af op de inspanning die je gaat leveren. Een uurtje rustig trainen vergt een andere voorbereiding dan een belangrijke training of wedstrijd. Neem na een warming-up geen rust, maar ga meteen voetballen. Het effect van de warmingup is na vijf minuten namelijk bijna helemaal verdwenen. Een goed warming-up bestaat meestal uit 4 of 5 onderdelen: 1. Algemene loop coördinatie oefeningen (gevarieerd inlopen). Begin met een rustige looppas die overgaat in dribbelen. Breng variatie aan in de looppas: huppelen, joggen, knie heffen, kruispas, zijwaarts, hakken-billen, armzwaaien, etc. Zie voor meer voorbeelden bijlage 1. 2. Dynamische rekoefeningen. Als de spelers na het inlopen voldoende warm zijn, begin dan met het dynamisch rekken van alle spieren die van belang zijn voor het voetballen (zie voor Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
9
voorbeelden van dynamisch rekken bijlage 1) 3. Spierversterkende oefeningen (vanaf de B-jeugd). De specifieke bewegingen tijdens het voetballen stellen hoge eisen aan de beweeglijkheid en stabiliteit van de gewrichten. Draaien, kappen en explosieve, krachtige bewegingen (zoals schieten) belasten de gewrichten. Door consequent spierversterkende oefeningen te doen, worden spelers minder vatbaar voor blessures. Zie voor voorbeelden van spierversterkende oefeningen de uitgewerkte “fifa 11” oefeningen in bijlage 2 en 3. 4. Voetbal specifieke oefeningen. De warming-up kun je eindigen met het inspelen. Hierbij kun je denken aan passen en trappen van korte naar langere afstanden. Zorg er wel voor dat de spelers hierbij constant in beweging blijven . Na het passen en trappen kun je overgaan tot een positie- en/of partijspel. Voor een keeper is het belangrijk dat de sport specifieke oefeningen op een eigen manier ingevuld worden, passend bij de acties van een keeper tijdens het voetballen. 5. Afsluitende sprints. Je kunt de warming-up afsluiten met een aantal korte sprints van 10 tot 20 meter. Belangrijk hierbij is dat je na de zomer en winterstop langzaam (in meerdere trainingen) moet toewerken naar volledige sprints (op 100%). Direct met volle sprints werken op de eerste paar trainingen is vragen om problemen. Bouw daarom het sprinten langzaam op van 50% intensiteit tot 100% intensiteit in minimaal 6 tot 8 trainingen. Het is erg belangrijk dat je er als jeugdtrainer/coach op let dat spelers vanaf de D-pupillen niet direct fanatiek beginnen te voetballen voordat de training begonnen is. Ook het schieten op doel voordat de warming-up heeft plaatsgevonden is eigenlijk uit den boze. Het lichaam is dan nog niet goed ingesteld en de kans op blessures is dan erg groot.
7.2 Cooling-down Als je wilt dat je spelers sneller herstellen na een training of wedstrijd en minder last krijgen van spierpijn na een intensieve inspanning dan is het goed om na afloop een cooling-down uit te voeren. Het lichaam wordt op deze manier weer tot rust gebracht doordat de intensiteit van het sporten wordt afgebouwd en afvalstoffen kunnen worden afgevoerd. Een goede cooling-down duurt ongeveer 5 tot 10 minuten. Begin en eindig met een rustige looppas en rek tussendoor voornamelijk de spieren die de spelers tijdens het voetballen extra hebben belast. In tegenstelling tot de warming-up kun je de spelers nu het beste statisch laten rekken (voor voorbeelden zie bijlage 4). Rek de spieren langzaam tot de uiterste grens en hou deze positie 10 seconden vast en ontspan daarna langzaam weer. Voor alle oefeningen links en rechts uit. Schud de spieren tussendoor even los. Neem hiervoor de tijd en doe de oefeningen niet te intensief of langdurig. Zo voorkom je dat kleine scheurtjes in de spieren verergeren die zijn ontstaan tijdens het sporten. Met deze statische rekoefeningen wordt het herstel bevorderd.
7.3 Loop- en coördinatietraining Als je een groep kinderen laat hardlopen dan zie je al snel welk kind van nature een goede looptechniek heeft en welke niet. Voor het voetballen is het belangrijk dat de kinderen goed kunnen hardlopen en speciaal op de korte afstanden. Om snel op een korte afstand te zijn moet je over een Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
10
goede coördinatie beschikken tussen benen, armen en hersenen. Het is niet alleen belangrijk om net als een atleet alleen rechtuit heel snel te zijn, maar een voetballer moet daarbij in veel verschillende richtingen kunnen bewegen. Dit vraagt een grotere belasting van de gewrichten en spieren. Door jeugdvoetballers apart te trainen op hun looptechniek, de lichaamscoördinatie en stabiliteit in het lichaam leren ze hun lichaam goed te controleren en in balans te krijgen. Het beschikken over een goede coördinatie is namelijk de basis voor een goede voetbaltechniek. Je hebt een goede coördinatie nodig bij het stoppen en schieten van de bal, het dribbelen en kappen met de bal en natuurlijk het sprinten en maken van schijnbewegingen. Als spelers hun lichaam en lichaamsbalans onder controle hebben, dan kunnen zij zich volledig richten op het trainen van de controle over de bal en is de bal de grootste weerstand en niet meer zijn eigen lichaam. Ruzie met je lichaam, is oorlog met de bal. Hoewel we het natuurlijk belangrijk vinden dat er tijdens de trainingen zoveel mogelijk gevoetbald wordt, is het goed om als jeugdtrainer/coach aandacht te besteden aan loop- en coördinatie oefeningen. Een perfect moment om deze oefeningen in te passen is tijdens de warming-up. Door in de warming-up bijvoorbeeld gebruik te maken van een loopladder kunnen de jeugdspelers getraind worden in het maken van de juiste passen bij het lopen. Daarnaast kun je er veel goede oefeningen mee doen die de coördinatie tussen de spieren en hersenen stimuleren. Veel spelers vinden het ook een leuk onderdeel van de warming-up. Je moet hierbij als jeugdtrainer/coach goed letten op de uitvoering van de oefeningen en daar ook op coachen zodat de spelers daarvan kunnen leren. Alleen als je als jeugdtrainer/coach weet waar je op moet letten tijdens deze oefeningen en daar ook op kunt coachen heeft het zin om dit te doen. Als je als jeugdtrainer/coach tijdens de warming-up aandacht wilt besteden aan looptraining, dan zijn er 4 belangrijke onderdelen: 1. 2. 3. 4.
De loopscholing De coördinatietraining De snelheidstraining De kracht- of bij jongere jeugd stabiliteitstraining 7.3.1
De loopscholing
De loopscholing gaat over de techniek van het lopen. Voetbal is een sprintsport met veel richtingveranderingen bij het lopen. Daarom moet de speler zoveel mogelijk op de voorvoeten lopen. Hierdoor is hij wendbaar en is hij snel weg bij het sprinten. Tevens moet hij een goede lichaamshouding hebben om een maximaal rendement uit de kracht en snelheid in zijn lichaam te halen. Bij de sprint moet het bovenlichaam goed gestrekt zijn en moeten bij iedere stap de benen volledig gestrekt worden. De afzet moet met de voorvoet gedaan worden en deze moet zoveel mogelijk kaatsend zijn ( kort grondcontact) . Dit zijn allemaal punten waar je als jeugdtrainer/trainer op kunt coachen.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
11
Oefeningen hiervoor zijn:
Tripling Knieheffing Hakken billen Zijwaartse aansluitpas Kruispas Sprongpassen
Een belangrijk punt bij de sprint (zonder bal) is dat de spelers hun eerste passen zo groot en krachtig mogelijk zetten. Het starten met kleine pasjes is eigenlijk al achterhaald (let maar eens op de sprinters op de 100 meter, zij starten ook met een zo groot mogelijke pas). Draaien en wenden is ook een belangrijk punt bij het aanleren van een goede looptechniek. Scherper draaien en wenden zorgt ervoor dat spelers sneller kunnen reageren op situaties in het veld. Veel van de oefeningen voor het verbeteren van de looptechniek zul je in eerste instantie zonder bal uit moeten voeren. Op de training moet de juiste en meest effectieve manier van bewegen een automatisme worden. De bal is pas de tweede stap van extra weerstand. Vele soorten loopoefeningen om pionnen heen behoren hier tot de mogelijkheden. Besef wel dat er op de training vooral gevoetbald moet worden, dus beperk deze oefeningen het liefst tot de warming-up. Als jeugdtrainer/coach is het belangrijk om de verschillende onderdelen 1 voor 1 te oefenen met steeds de nadruk op 1 onderdeel. Als de spelers op te veel onderdelen tegelijk moeten letten dan werkt dit averechts. Uiteindelijk moeten de bewegingen een automatisme worden, net als bij het passen en trappen. 7.3.2
De coördinatietraining
De coördinatietraining gaat uit van het trainen van het zenuwstelsel. Een goed voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld bij heuvel aflopen, waar je op een gegeven moment valt omdat je benen niet snel genoeg meer kunnen lopen en je je balans verliest. Dit komt niet omdat je de kracht niet hebt om te blijven staan of dat je geen goede looptechniek hebt, maar simpelweg omdat het zenuwstelsel niet snel genoeg de juiste impulsen aan de spieren kan geven. Dit kan dus ook een belemmering zijn bij het sprinten als dit onvoldoende ontwikkeld is. Ook bij het draaien en keren is soms het zenuwstelsel niet gewend om de juiste spiergroep snel genoeg de juiste impulsen te geven. Dit levert vertraging in de bewegingen op. Een kind met een “slechte motoriek” heeft ook vaak last van het feit dat het zenuwstelsel geen goede coördinatie aan impulsen geeft. Hier kan bijvoorbeeld het onderbeen te vroeg ingetrokken worden t.o.v. het heffen van het bovenbeen, waardoor een vreemde looppas ontstaat. Bij voetbal is frequentie van passen net zo belangrijk als de lengte van de pas en de kracht. Als je namelijk met een hoge pasfrequentie lange stappen kan zetten ben je snel. Maar ook het draaien en keren en snel van richting veranderen in het duel is een winstpunt bij het voetbal.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
12
Een hogere frequentie maken bij het knieheffen en de loopscholingsoefeningen is gelijk ook coördinatietraining. Voor andere goede oefeningen hierbij kun je denken aan oefeningen met de loopladder voor het snelle voetenwerk:
Simpelweg rechtdoor met 1 voet in iedere sport van de ladder. Rechtdoor met 2 voeten in iedere sport van de ladder. Zijwaarts met steeds alle twee de voeten in de sporten van de ladder( zijwaartse knieheffing). Zijwaarts waarbij één been steeds voor de andere langs kruist in elke sport van de ladder (halve kruispas). Inloop-uitloop van de ladder. Steeds twee voeten in de loopladder en dan weer twee erbuiten. Sprongetjes. Aan de zijkant van de ladder. Twee voeten in de ladder twee voeten eruit springen. Ditzelfde kan ook door stappen te maken in plaats van sprongetjes. Dus instappen en uitstappen. Hinkelen in en uit de ladder ( is gelijk ook een goede stabiliteitsoefening van het heupgewricht) En nog vele varianten. Je fantasie is hierbij vaak de beperking.
Belangrijk is wel dat uiteindelijk alles met een natuurlijk ritme gaat en geen inspanning vergt. Een afstandsschot train je ook door het eerst technisch goed te doen, de goede coördinatie te hebben en daarna pas eventueel de kracht/snelheid van het schot te verhogen. Het internet, en vooral ook Youtube, staat vol met leuke oefeningen voor de loopladder. Binnen onze jeugdafdeling hebben we de beschikking over een aantal loopladders waar iedere jeugdtrainer/coach gebruik van mag maken. 7.3.3
Snelheidstraining
Snelheid is een steeds belangrijker wordende factor in het voetbal. Als we kijken naar de ontwikkeling van het voetbal over de laatste jaren is het spel ( en de spelers) vooral steeds sneller geworden en de spelers steeds krachtiger (en groter). De loopsnelheid van een speler is uiteraard te trainen en hoe hoger men wil spelen hoe meer aandacht hier aan besteed moet worden om het spel goed te kunnen blijven volgen. Je kunt de volgende snelheidsonderdelen onderscheiden:
Reactiesnelheid Startsnelheid ( Explosieve kracht) Versnellingsvermogen ( Snelkracht- en pasfrequentie) Maximale snelheid ( paslengte x pasfrequentie) Snelheidsuithoudingsvermogen ( Kracht, coördinatie en conditie)
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
13
7.3.4
Kracht- en stabiliteitstraining
Stabiliteit is in principe een lichte vorm van krachttraining door gebruik te maken van het eigen lichaam of duels met medespelers. Stabiliteit is belangrijk voor het snel, goed en strak uitvoeren van handelingen door het lichaam. Hiervoor moet je eigenlijk alle spiergroepen in meer- of mindere mate trainen. Bij de jongste jeugd (pupillen) is krachttraining niet van belang (zelfs ten zeerste af te raden), maar kun je wel de stabiliteit trainen in allerlei spelvormen zoals hinkelen, koppeltje duikelen, etc. Als je als jeugdtrainer als onderdeel van de warming-up aan de slag wil met kracht- en/of stabiliteitstrainingen dan zijn de eerder genoemde Fifa 11 oefeningen zeer geschikt (zie bijlage 2 en 3) Meer interessante informatie (inclusief oefeningen en ondersteunende foto’s) kunnen jullie vinden in bijlage 1. Hierin is een uitgave van Feyenoord te vinden specifiek gericht op looptechniek die zowel voor volwassen als ook voor jeugdvoetballers geschreven is. 7.3.5
Conditietraining
Bij een conditietraining denken we al snel aan moe worden, pijn in je spieren hebben, hardlopen, zweten, sprinten en krachtoefeningen doen. Dit zijn allerlei activiteiten waarmee geprobeerd wordt om grenzen te verleggen om zo de prestaties te kunnen verbeteren. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat het lichaam zich aanpast aan sterkere prikkels. Er wordt telkens net iets meer van het lichaam gevraagd dan het lichaam eigenlijk aankan. We moeten ons echter realiseren dat de prestatie van een (jeugd)voetballer meer is dan een optelsom van uithoudingsvermogen, kracht, snelheid, lenigheid, technische vaardigheden, tactisch inzicht, mentale instelling en wellicht nog andere gebieden. Al deze factoren zeggen niets over het voetbalvermogen van spelers. Het is belangrijker om te kijken of spelers in staat zijn om voetbalsituaties op te kunnen lossen en of ze dat een hele wedstrijd vol kunnen houden. Het meten van bijvoorbeeld de spieromvang, longinhoud, hartslag, zuurstofopnamevermogen, sprongkracht, maar ook de cijfers van testen van de 100 meter sprint, de 12-minuten loop (“Coopertest”) of de “shuttle-run test” (piepjestest) zegt helemaal niets over het voetbalvermogen van een speler. Voetbalconditie zou je eigenlijk het beste kunnen omschrijven als de mate waarin een speler in staat is een positieve bijdrage te leveren aan het resultaat van de wedstrijd. Tijdens het voetballen ben je voortdurend korte sprintjes aan het trekken waarvan je snel moet kunnen herstellen. Vaak vinden die sprintjes plaats onder grote druk van de tegenstander en sprint je ook lang niet altijd in een rechte lijn. De ene sprint is met bal, de andere zonder. Soms moet je achterwaarts of zijwaarts bewegen, wandelen, joggen of rennen. Je moet snel om kunnen schakelen van aanvallen naar verdedigen en andersom. Je moet snel kunnen reageren op variaties, verassingen en veranderende spelsituaties. Bij SV Lycurgus zijn we daarom geen voorstander van het fenomeen rondjes lopen op de training. Het is misschien een middel om de basisconditie van jeugdvoetballers iets op te schroeven, maar het is
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
14
nog maar zeer de vraag of de totale voetbalconditie van een speler daar ook mee vooruit gaat. Bovendien gaat er op deze manier veel kostbare tijd verloren waarin spelers echt aan voetballen toe komen op de training. Zoals we eerder hebben aangegeven leer je voetballen door vooral veel te voetballen. Zo kun je ook zeggen dat conditietraining gelijk staat aan voetbaltraining en voetbaltraining gelijk staat aan conditietraining. Hiermee willen we aangeven dat je als jeugdtrainer vooral moet proberen om situaties te scheppen waarbij spelers geprikkeld worden om bepaalde voetbalhandelingen steeds beter, steeds langer achter elkaar en steeds vaker of sneller uit kunnen voeren. Dit kun je vooral bereiken door de spelers dingen te laten doen die steeds op een iets hoger niveau liggen. Het gaat er dus eigenlijk om dat de omstandigheden waaronder de prestatie (het voetballen, de wedstrijd, de training) verricht moet worden net iets te zwaar zijn. Wel zodanig dat spelers er nog wel aan willen beginnen maar waar ze ook een beetje tegenop zien. Spelers zullen meer moeten doen dan ze eigenlijk aan kunnen. Hiermee gaat de training nog meer op de wedstrijd lijken en wordt automatisch de voetbalconditie verbeterd. Wij zijn van mening dat spel- en wedstrijdvormen de ideale oefeningen zijn om de voetbalconditie van spelers te verbeteren. Omdat er maar zo weinig tijd is, vinden we dat (jongere) jeugdspelers tijdens de training zo min mogelijk lastig gevallen moeten worden met allerlei oefeningen die uitsluitend tot doel hebben om meer kracht, een sterker hart en groter uithoudingsvermogen te krijgen. Meestal is de beleving van jeugdspelers bij dit soort oefeningen ook nog eens erg gering, waardoor het uiteindelijke resultaat weinig bevredigend zal zijn. Voor de oudere jeugd (A- en Bjeugd) kunnen deze oefeningen soms wel nuttig zijn, bijvoorbeeld om spelers weerbaarder te maken tegen blessures. Er zijn voldoende oefeningen te bedenken waarbij er én gevoetbald wordt én tegelijkertijd aan de conditie gewerkt kan worden. Over het algemeen geldt in verschillende wedstrijdvormen (4v4, 3v3, 2v2 en 1v1) dat de intensiteit van de oefenvorm toeneemt naarmate het aantal spelers per team afneemt. 1 minuut lang 1v1 voetballen is veel vermoeiender dan 1 minuut lang 4v4 voetballen. Ook met het spelen met een numerieke meerderheid of minderheid, het inbrengen van ruimte- en tijdsaspecten, stellen van regels en geven van speciale opdrachten kun je als jeugdtrainer/coach conditionele elementen inbouwen.
8 Planning van een reeks van trainingen Als je aan een bepaald voetbalthema of voetbalprobleem wilt werken dan is het belangrijk dat je dit traint in een reeks van trainingen. Dit geldt voor alle leeftijdscategorieën. Op deze manier kun je hetzelfde thema meerdere malen terug laten komen en is de kans groter dat de spelers er ook daadwerkelijk wat van leren en onthouden. Ook geeft het je de gelegenheid om te zorgen voor een mooie opbouw in deze reeks van trainingen, zodat de spelers steeds een extra stap in hun ontwikkeling kunnen maken. Neem bijvoorbeeld het ontwikkelen van teamfuncties en teamtaken. Dit vindt vooral plaats vanaf de D-pupillen en is gebaseerd op de leeftijdskenmerken en voetbalvermogen van de betreffende leeftijdscategorieën. Dit hangt natuurlijk nauw samen met de gekozen speelwijze. Het vergroten van de kennis en het inzicht in de teamfuncties en teamtaken kun je in de praktijk het beste laten zien aan de hand van een aantal methodische stappen die verdeeld zijn over een reeks van trainingen, waarbij de nieuwe training aansluit op de training daarvoor. Voor de teamfuncties aanvallen en
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
15
verdedigen zou je bijvoorbeeld kunnen kiezen voor onderstaande stappen in de oefenvormen/trainingen. Hierbij kan elke stap voor een aparte training staan, maar een training zou ook meerdere stappen kunnen bevatten (afhankelijk van de leeftijd en het niveau van de spelersgroep). Tijdens de gekozen oefenvormen kun je naar hartenlust spelen met de eerder genoemde voetbalweerstanden om het makkelijker of moeilijker te maken voor de spelers.
8.1 Ontwikkeling van de teamfunctie aanvallen (teamtaken: opbouwen en scoren) Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Stap 9
Stap 10
vanaf eigen helft tegenpartij zakt in tot kop cirkel en wacht af. starten vanuit de keeper vanaf eigen helft tegenpartij zakt in en zet druk als de bal wordt ingespeeld starten vanuit keeper vanaf eigen helft tegenpartij zakt in en zet druk als de bal wordt ingespeeld (spitsen tegenpartij dwingen de opbouw naar een kant) starten vanuit de keeper vanaf eigen helft tegenpartij zet vroeg druk (jagen) starten vanuit de keeper rond middenlijn/helft tegenpartij tegenpartij is goed georganiseerd(kleine ruimte) starten rond de middenlijn met balbezit helft tegenpartij tegenpartij die aan de opbouw begint en de bal verliest (omschakelen) starten vanuit keeper tegenpartij eigen partij zakt iets in en zet vroegtijdig druk eigen helft tegenpartij bouwt op en verliest de bal starten met balbezit tegenpartij rond de middenlijn op helft tegenpartij tegenpartij probeert vanuit een goede organisatie de opbouw te onderscheppen(actief verdedigen) start met balbezit rond middenlijn op helft tegenpartij/ rond strafschopgebied tegenpartij tegenpartij jaagt op de bal en probeert doelpunten te voorkomen start met balbezit rond middenlijn op helft tegenpartij/ rond strafschopgebied tegenpartij tegenpartij die aan de opbouw begint en balverlies lijdt starten met foute pass in de opbouw van de tegenpartij (omschakelingsmoment)
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
16
8.2 Ontwikkeling van de teamfunctie verdedigen (teamtaken: storen en doelpunten voorkomen)
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
vanaf eigen helft tegenpartij probeert via een gedegen opbouw kansen te creëren starten vanuit balbezit tegenpartij rond middenlijn en kost wat kost doel afschermen(ver terugzakken) vanaf eigen helft tegenpartij tracht via een gedegen opbouw kansen te creëren starten vanuit balbezit tegenpartij rond middenlijn en nu proberen om meer vooruit te verdedigen (pressing) rond middenlijn/helft tegenpartij tegenpartij bouwt op vanuit eigen verdediging starten vanuit opbouw tegenpartij en druk zetten als de bal wordt ingespeeld (spitsen dwingen op bouw naar één kant) rond middenlijn/helft tegenpartij tegenpartij bouwt op vanuit eigen verdediging starten vanuit opbouw tegenpartij en proberen zo vroeg mogelijk te storen op helft tegenpartij tegenpartij wint de bal na onderscheppen en tracht de counter te spelen starten met balbezit eigen team rond de middenlijn en bij balverlies de counter voorkomen
9 Praktische tips voor het geven van trainingen De belangrijkste tip die we kunnen geven voor wat betreft het geven van trainingen is dat je de trainingen zo goed mogelijk moet voorbereiden. Niets is vervelender dan onvoorbereid voor een groep met spelers te gaan staan. Als jeugdtrainer/coach moet je er altijd uitzien als een trainer. Dit houdt in: in trainingspak met de juiste schoenen. Zorg ervoor dat je zelf op tijd aanwezig bent zodat je voldoende tijd hebt om alle benodigde materialen te verzamelen. Als je de mogelijkheid hebt, dan werkt het erg prettig als je alles van te voren al zo goed mogelijk klaar zet op het veld. Leg van te voren uit hoe de training er globaal uitziet en wat de doelstelling van de training is. Vermijd ellenlange verhalen en probeer zo snel mogelijk te starten met de training. Straal enthousiasme uit. Je zult er versteld van staan hoe snel jeugdspelers dit oppikken en overnemen. Gebruik geen termen die de jeugdspeler toch niet begrijpt. Spreek de taal van de speler, afhankelijk van welke leeftijdsgroep je voor je hebt. Spreek duidelijk en voor iedereen hoorbaar en kijk de spelers aan. Wissel af met je stem (luid/zacht, snel/langzaam) en zorg dat je nooit monotoon praat. Leg oefenvormen uit waarbij je ook de relatie met de wedstrijd maakt. Vertel niet alleen hoe een oefening moet, maar ook waarom deze oefening gedaan wordt. Stel vragen om spelers zelf te laten nadenken over de oefenvorm en om te kijken of spelers de uitleg hebben begrepen en geef ook gelegenheid voor het stellen van vragen door de spelers zelf. Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
17
Om binnen een training te verduidelijken aan de spelers wat de bedoeling is kun je gebruik maken van het “plaatje-praatje-daadje” principe. o Plaatje: Voorbeeld, voordoen, laten zien o Praatje: Uitleg, toelichting, verduidelijking o Daadje: Zelf doen, oefenen, uitproberen, trainen, inslijpen, herhalen Zorg voor veel balcontacten, veel herhalingen en geen lange wachtrijen. Probeer af en toe situatief te coachen waarbij je het spel stillegt op het moment dat er iets gebeurd waar je spelers verder mee kunt helpen. De correctie moet kort en duidelijk zijn. Je kunt dan als jeugdtrainer/coach aanwijzingen geven, het zelf voordoen of laten doen en/of vragen stellen aan de spelers zelf. Wissel regelmatig de samenstelling van groepen tijdens de spelvormen. Dat geldt ook voor de plaats of taak van een speler in de oefenvorm. Deel veel complimenten uit. Een positieve beloning is erg belangrijk. Zorg voor plezier. Niet alleen bij de spelers maar ook bij jezelf. Toon rondom de trainingen belangstelling voor de verhalen van de jeugdspelers. Zorg dat je als jeugdtrainer/coach de hele groep kunt overzien. Ga tijdens de uitleg zelf met je gezicht in de zon staan. Praat en coach met de wind mee als dat mogelijk is. Zorg ervoor dat er geen ballen in de buurt zijn als je uitleg geeft. Spelers zullen daar automatisch mee gaan spelen. Beperk het gebruik van de fluit of het fluiten naar spelers om de aandacht te trekken tot het minimale. Kun je de groep met je eigen stem bereiken, doe dat dan. Probeer tijdens de oefenvormen het coachen zoveel mogelijk te beperken tot de gekozen doelstelling. Spelers leren het meeste als je aan één ding tegelijk werkt. Te veel coaching op allerlei verschillende accenten heeft niet zoveel zin. Dit pikken de jeugdspelers niet goed op. Leg eventueel het spel stil en leg duidelijk uit of, nog beter, laat zien wat je bedoelt. Uiteindelijk komen de spelers natuurlijk om te trainen en niet om de hele tijd naar de trainer te luisteren. Alles wat je als jeugdtrainer rondom of tijdens de trainingen (of wedstrijden) doet en/of zegt moet kort zijn en gericht op het beter (leren) voetballen van de spelers. Het is een voorwaarde dat de spelers begrijpen wat je bedoelt en er daadwerkelijk wat mee kunnen doen tijdens de training (of wedstrijd). Praat tijdens de afsluiting van de training nog even met de spelers en geef ze eventueel complimentjes over de inzet en informatie over de volgende training of wedstrijd. Vraag ook altijd wat ze geleerd hebben, zodat je kunt controleren of ze iets hebben opgepikt tijdens de training. Laat de spelers meehelpen met het opruimen van de materialen. Naast een goede voorbereiding van de training is het ook altijd goed om de training na afloop kort te evalueren voor jezelf. Werd er inderdaad veel gevoetbald op de training (kan er gescoord worden, is er sprake van verdedigen, aanvallen, omschakelen)? Hebben de spelers er wat van geleerd (zijn ze inderdaad beter geworden in aanvallen, verdedigen en/of omschakelen)? Hebben de spelers ook plezier gehad op de training (vonden ze het leuk, waren ze enthousiast en gemotiveerd)? Deze evaluatie is erg leerzaam voor jezelf en kun je vervolgens meenemen naar de voorbereiding van de volgende training.
Jeugd Opleidingsplan SV Lycurgus – Deel 4
18