Jeugd In vergelijking met 1999 en 2003 zien we op diverse vlakken gunstige ontwikkelingen bij de jeugd: contact met de ouders, spijbelen, oordeel over de woonbuurt, gezond gedrag, sporten en bewegen, deelname aan activiteiten in de vrije tijd en probleemgedrag. Maar er spelen ook de nodige serieuze problemen: ernstige overlast van hangjongeren in enkele wijken, de toename van het aantal jeugdige verdachten, het aandeel van de niet‐westerse allochtonen in de jeugdcriminaliteit, overmatig alcoholgebruik, relatief veel softdruggebruik, voortijdig schoolverlaten, oplopende jeugdwerkloosheid en een groeiend beroep op de jeugdzorg. Het percentage volwassenen, dat jongerenproblematiek in de stad en buurten als een met voorrang aan te pakken probleem ziet, is verder toegenomen.
Veel informatie in dit hoofdstuk is afkomstig uit de Nijmeegse Jeugdmonitor, die eind 2007/begin 2008 voor de derde keer door O&S is uitgevoerd (12‐17‐jarigen), en het E‐MOVO onderzoek van de GGD, dat najaar 2007 is gehouden (13‐16‐jarigen). Beide onderzoeken vinden om de 4 jaar plaats. De Jeugdmonitor gaat over de leefwerelden van jongeren (thuis, school, buurt, vrije tijd) en overlast veroorzakend probleemgedrag, E‐MOVO gaat over de gezondheid en leefwijze van jongeren. Waar mogelijk zijn de uitkomsten van de onderzoeken vergeleken met die voor andere steden of landelijke cijfers. Naast dit hoofdstuk over jongeren, is er een apart hoofdstuk Onderwijs.
Nije Veld en Neerbosch‐Oost. In de genoemde wijken behoort 36 tot 50% van de 0‐20‐jarigen tot de niet‐westerse allochtonen.
I.DE AANTALLEN 3 op de 10 Nijmegenaren jonger dan 24 jaar In Nijmegen wonen 47.968 personen van beneden de 24 jaar. Dat is bijna 30% van de totale Nijmeegse bevolking. De Radboud Universiteit en de Hogeschool Arnhem Nijmegen trekken veel jongeren naar Nijmegen. Vergeleken met de Nederlandse bevolking wonen er hier daarom veel twintigers: 11% van de bevolking is tussen de 20 en 24 (landelijk 6%), 9% tussen de 25 en 30 (landelijk 6%). Jeugdigen tussen de 0 en 14 jaar wonen er in Nijmegen juist wat minder dan gemiddeld. De jongeren zijn niet evenwichtig over de stad gespreid. In Lindenholt en vooral in Noord (Waalsprong), de jongste wijken van Nijmegen, wonen relatief veel jeugdigen (0‐14). In Nijmegen‐ Centrum is bijna de helft van de inwoners tussen de 15 en 29 jaar oud. En ook in Oost is deze leeftijdsklasse sterk vertegenwoordigd.
20% niet‐westerse allochtonen Een op de vijf 0‐20‐jarigen behoort tot de niet‐westerse allochtonen. In vergelijking met landelijk (16%) is dat relatief veel, maar het is minder dan het gemiddelde voor de grote steden (28%). Tien jaar geleden lag het aandeel niet‐ westerse allochtonen onder de Nijmeegse jongeren een paar procent lager. In de aandachtsgebieden binnen Nijmegen wonen relatief veel niet‐westerse allochtone jongeren, met name in Meijhorst, Malvert, Aldenhof, Wolfskuil,
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
1
Jeugd meldingsbereidheid van scholen en hoeft dus niet het gevolg te zijn van een stijging van het verzuim. Op de basisscholen hebben relatief weinig kinderen te maken met Bureau Leerplicht. In het speciaal (basis) onderwijs, waar in absolute aantallen veel minder kinderen heengaan, ligt het percentage kinderen over wie meldingen worden gedaan bij Bureau Leerplicht boven de 10%. Het allerhoogste contactpercentage scoort het MBO: over meer dan 100 van de ongeveer 700 Nijmeegse 16‐ en 17‐jarigen op het MBO is melding gedaan bij Bureau Leerplicht (15%). Door een verbeterde samenwerking tussen ROC en gemeente is 2008‐2009 het eerste schooljaar, dat deze mate van verzuim zo duidelijk in beeld is.
II.LEEFWERELDEN: THUIS, SCHOOL, WOONBUURT Meer jongeren tevreden over contact met ouders Een ruime meerderheid van de 12‐17‐jarigen vindt dat de ouders voldoende tijd voor hen hebben (88% tegenover 80% in 1999) en 80% kan goed met de ouders praten over de dingen die hen echt bezighouden (was 70% in 1999). Bij de 15‐17‐jarigen en bij niet‐westerse allochtone jongeren liggen deze percentages wat lager. Het aandeel jongeren dat het thuis (helemaal) niet leuk vindt ‐ 9% van de 13‐16‐jarigen ‐ is ongeveer even hoog als in andere Gelderse steden (Arnhem, Apeldoorn en Ede). Nijmegen
Anhem
Ede
Apeldoorn
Veel schooluitval op MBO
vindt het thuis (helemaal) niet leuk
9%
9%
8%
8%
kan niet goed met ouders praten
4%
5%
3%
4%
8%
10%
11%
11%
15%
18%
16%
19%
vind het niet leuk of vreselijk op school heeft in laatste 4 weken gespijbeld
Illustratie 1: situatie thuis en op school voor 13‐16‐jarigen Bron: E‐MOVO rapporten 2008/2009
Een recent onderzoek van de Radboud Universiteit onder Nederlandse jongeren (‘De deugd van tegenwoordig’) geeft inzicht in het belang van het contact met de ouders. Uit het onderzoek komt naar voren dat risicogedrag van jongeren samenhangt met de opvoedingsstijl van de ouders. Jongeren, van wie de ouders een autoritatieve opvoedingsstijl hanteren ‐ liefde, steun en uitleg geven en tegelijkertijd grenzen stellen ‐ vallen minder vaak in de volgende risicoprofielen: zware drinkers, eenzame internetters, jonge delinquenten en drugsgebruikers.
Spijbelen licht afgenomen Het E‐MOVO onderzoek van de GGD laat zien dat 8% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs het niet leuk vindt op school en 15% spijbelt (was 18% in 2003). Deze cijfers zijn wat gunstiger dan die voor andere Gelderse steden, waar het spijbelen in tegenstelling tot in Nijmegen niet is afgenomen. Van de basisschoolleerlingen heeft een beperkt deel het op school niet naar de zin (2%). De uitkomsten over spijbelen lijken in tegenstelling met het groeiend aantal meldingen van spijbelen bij Bureau Leerplicht. In het schooljaar 2008‐2009 waren er zo’n 1.500 meldingen, die betrekking hadden op in totaal 1.300 kinderen. Vijf jaar geleden lagen beide cijfers zo’n 300 lager. Echter, de stijging heeft voor een belangrijk deel te maken met de toegenomen
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
In het schooljaar 2007/2008 stopten er 115 in Nijmegen wonende leerlingen van het voorgezet onderwijs zonder een startkwalificatie te hebben gehaald. Dat is 1,5% van het totaal aantal leerlingen in deze sector, een score die overeenkomt met het landelijke gemiddelde. Wel vallen op de Nijmeegse scholen leerlingen uit Nijmegen vaker uit dan leerlingen uit de regio. Op het MBO vallen jaarlijks ongeveer 350‐380 Nijmegenaren zonder startkwalificatie uit. Dat is ruim 13% van de totale leerlingenpopulatie. De uitval in Nijmegen is veel hoger dan het landelijk gemiddelde, dat in 2007/2008 8% bedroeg. Weliswaar ligt in de meeste andere steden het percentage ook boven het landelijk gemiddelde, maar niet zoveel als in Nijmegen. Bovendien doet de dalende tendens, die landelijk en in veel steden te zien is, zich in Nijmegen niet voor. Ook op het ROC zien we meer uitval van Nijmeegse leerlingen dan van leerlingen uit de regio. Wat hierbij een rol kan spelen, is dat er onder de leerlingen uit Nijmegen (en andere steden) meer risicojongeren zijn dan onder de leerlingen uit de regiogemeenten, omdat het aandeel huishoudens met een sociaal‐economisch zwakke positie in steden bovengemiddeld is.
Afname pesten en onveiligheidsgevoelens op school Sinds 1999 is er sprake van een duidelijke afname van het aantal basisschoolleerlingen dat regelmatig op school gepest wordt (van 19% naar 9%). Ook het aandeel dat zich op school wel eens onveilig voelt is gedaald (8% in 1999 en 4% in 2008). Bij de middelbare scholieren is het percentage, dat regelmatig slachtoffer van pesten is, lager en meer constant (5%). Twee procent van hen geeft aan zich op school wel eens onveilig te voelen (was 3% in 1999).
Hoog bereik naschoolse activiteiten op brede en sportieve scholen Meer jongeren dan in 2003 nemen deel aan naschoolse activiteiten (45% van de 10‐11‐jarigen tegenover 34% in 2003; 33% van de 12‐17‐jarigen tegenover 27% in 2003). Op scholen waar het meest in dergelijk aanbod is geïnvesteerd ‐ brede scholen
2
Jeugd en sportieve scholen ‐ neemt circa twee derde ‘wel eens’ of ‘vaak’ aan die activiteiten deel.
behoefte aan meer jongerencentra en wijkcentra met jongerenactiviteiten. Met de sport‐ en speelplekken in de woonbuurten wordt bijna 90% van de basisscholieren en bijna twee derde van de middelbare scholieren bereikt. Dat is meer dan in 2003. Niet alleen bij de jongeren, maar ook bij de volwassenen is het oordeel over de plekken voor de jeugd gunstiger dan voorheen: het aandeel volwassenen dat tevreden is over de speelplekken voor kinderen in de buurt is gestegen van 55% in 2003 naar 70% in 2009; en het aandeel volwassenen dat vindt dat er voldoende plekken in de buurt zijn waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten is gestegen van 29% in 2003 naar 43% in 2009. Het oordeel over activiteiten voor jongeren in de buurt is minder gunstig. Ruim de helft van de jongeren vindt dat er in de buurt te weinig activiteiten voor jongeren zijn. Van de volwassenen is zelfs driekwart die mening toegedaan. Enkele jaren geleden was het oordeel over de jongerenactiviteiten nóg ongunstiger. In Dukenburg en Lindenholt vinden relatief de meeste jongeren en volwassenen dat er te weinig jongerenactiviteiten in de buurt zijn.
Jongeren oordelen positiever over woonbuurt Een ruime meerderheid van de jongeren ‐ 87% van de 12‐17‐jarigen‐ vindt de eigen woonbuurt prettig. In vergelijking met 2003 vinden meer jongeren hun buurt prettig, schoon, heel en veilig. Ook het oordeel over de contacten tussen jongeren onderling en tussen jong en oud in de buurt is positiever geworden. Deze verschuivingen zien we zowel in de aandachtsgebieden als in de overige gebieden binnen Nijmegen. Wel blijft het zo dat jongeren in de aandachtsgebieden een stuk minder positief over verschillende aspecten van de buurt oordelen dan jongeren in de overige wijken (zie illustratie 2). Ook volwassenen zijn wat positiever gaan oordelen over het onderlinge contact tussen jong en oud in de buurt. In 2003 vond 65% dat contact goed, in 2009 72%.
80%
buurt is pre ttig
92% buurt is s c ho o n
63%
Vijf procent van de jongeren gaat wekelijks naar een jongerencentrum, nog eens 8% doet dat minder vaak. Het bereik van de centra is vrij stabiel. Tot de bezoekers van de jongerencentra behoren relatief veel jongens, niet‐westerse allochtonen en vmbo‐ leerlingen.
86% buurt he e ft la s t va n ve rve le nde gro e pje s jo nge re n
36% 18%
e r wo rdt ve e l ve rnie ld
27% 7%
o m ga ng jo ng e n o ud s le c ht
23% 12%
vo e lt zic h we l e e ns o nve ilig
21% 14%
o m ga ng jo nge re n o nde rling s le c ht
a a nda c hts ge bie de n
17%
o ve rige ge bie de n
9% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Illustratie 2: oordeel van 12‐17‐jarigen over aspecten woonbuurt naar wel‐ en niet‐aandachtsgebieden Bron: Jeugdmonitor 2008, O&S
Behoefte aan extra sport‐ en speelplekken wat afgenomen, bereik toegenomen In de afgelopen jaren heeft de gemeente geïnvesteerd in de sport‐ en speelplekken (onderhoud, opknappen, nieuwe plekken), waarbij sterk gelet is op een goede spreiding van plekken over de stad. De Jeugdmonitor 2008 laat zien dat de behoefte bij jongeren aan extra sport‐ en speelplekken en jeugdactiviteiten in de buurt groot blijft, maar ten opzichte van 2003 wel is afgenomen. Zo vindt 42% van de 10‐11‐jarigen dat er in de woonbuurt te weinig sport‐ en speelplekken zijn, tegenover 59% in 2003. Jongeren hebben met name behoefte aan extra plekken waar ze kunnen voetballen en/of elkaar kunnen ontmoeten. Ook is er
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
3
Jeugd
III.PARTICIPATIE Crisis leidt tot toename jeugdwerkloosheid In de periode 2005‐2008 nam de werkloosheid onder jongeren beneden de 23 jaar af naar het laagste niveau sinds jaren. Na het begin van de kredietcrisis nam de werkloosheid in deze leeftijdsgroep in de eerste maanden van 2009 relatief sterk toe. In april kwam er een einde aan die stijging, maar inmiddels is de jeugdwerkloosheid weer aan het toenemen.
Sportdeelname toegenomen Uit de Jeugdmonitor blijkt dat de sportdeelname onder de Nijmeegse jongeren is toegenomen. In vergelijking met 2003 zijn meer jongeren wekelijks aan het sporten (85% van de 10‐11‐jarigen en 73% van de 12‐17‐jarigen). Ook zijn meer jongeren dan toen lid van een sportclub (72% van de 10‐11‐jarigen en 61% van de 12‐17‐jarigen). Daarbij zullen de investeringen in sportplekken en sportstimulering een rol hebben gespeeld. Zo blijkt ruim driekwart van de 10‐11‐jarige basisschoolleerlingen op open wijkscholen en sportieve scholen en ruim veertig procent van de leerlingen op andere basisscholen aan één of meer sportstimuleringsactiviteiten deelgenomen te hebben; 13% van de deelnemers aan die activiteiten is lid van een sportclub geworden. Bij specifieke doelgroepen van sportstimulering ‐ niet‐westerse allochtone jongeren en jongeren in aandachtsgebieden ‐ is het effect van de activiteiten duidelijk groter. Daarbij hoort wel een kanttekening. Binnen de groep allochtone jongeren lijkt het effect groter bij de allochtone jongens dan bij de allochtone meisjes. Net als bij de voorgaande Jeugdmonitor‐ metingen zien we dat de sportdeelname onder de jeugd het laagst is bij allochtone meisjes. Met name voetbal zit in de lift; onder zowel jongens als meisjes is het aandeel dat lid is van een voetbalclub flink toegenomen. Ook landelijk is de populariteit van voetbal gestegen. Ook via de Stadspeiling meten we de sportdeelname onder de jeugd. In 2007 bleek dat 60% van de 4‐17‐jarigen lid van een sportclub was. Nu is dat 64%. De verschillen in het aandeel sportclubleden tussen autochtone jongeren en niet‐westerse allochtone jongeren en tussen jongeren in de aandachtsgebieden en jongeren in de overige gebieden zijn wat kleiner geworden zijn (zie hoofdstuk over Sport).
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
be zo e kt c ulture le vo o rs te llinge n
86% 89%
s po rt we ke lijks
73% 70%
be zo e kt biblio the e k
73% 85%
m a a kt ge bruik va n s po rte n s pe e lple kke n
63% 55% 61%
lid va n s po rtc lub 51% ne e m t de e l a a n na s c ho o ls e a c tivite ite n
33% 27%
vo lgt buite n s c ho o l le s in c re a tie ve a c tivite ite n
2008
22% 14% 0%
20%
2003 40%
60%
80%
100%
Illustratie 3: deelname aan verschillende vrijetijdsbestedingen voor de 12‐17‐jarigen Bron: Jeugdmonitor 2008, O&S
Uiteenlopende ontwikkelingen m.b.t. bereik cultureel aanbod Het aandeel 12‐17‐jarigen, dat wel eens naar de bibliotheek gaat, is gedaald van 85% in 2003 naar 73% in 2008. Dit ondanks de gratis aan middelbare scholieren verstrekte Cultuurpas C4J, waarmee jongeren automatisch lid van de bibliotheek zijn. Echter, bij jongvolwassenen (18‐24 jaar) is de daling van het aandeel bibliotheekbezoekers veel scherper: van 59% in 2005 naar 30% in 2009. Voor ander cultureel aanbod geldt dat het bereik onder de jeugd is gestegen. Meer jongeren dan in 2003 volgen buiten school les in creatieve activiteiten. Het aandeel jongeren dat tegen betaling les volgt bij de Lindenberg was de afgelopen jaren vrij stabiel (6,5% van de 0‐17‐jarigen), het aandeel dat dat doet bij andere instellingen of leraren, die als zelfstandige werken, is toegenomen. Ook het aanbod en het bereik van naschoolse culturele activiteiten, die onder meer door de Lindenberg verzorgt worden, is toegenomen. Bijna 70% van de jongeren bezoekt in 1 jaar tijd 1 of meer gesubsidieerde podia (Stadsschouwburg, De Vereeniging, Doornroosje, Lindenberg Theater en LUX).
Vrijwillig jeugdwerk bereikt vooral jongeren uit omgeving en relatief weinig allochtonen Vier procent van de 5‐16‐jarigen in Nijmegen is lid van een scoutinggroep, circa 10% doet mee aan activiteiten van hobbyverenigingen en circa 16% neemt deel aan bouwdorpen en andere vakantieactiviteiten. De meeste van deze vrijwillige jeugdwerkorganisaties en activiteiten trekken vooral jongeren uit de wijken in de omgeving van de locaties waar de activiteiten plaatsvinden. Een meerderheid van de organisaties en activiteiten trekt relatief weinig niet‐westerse allochtonen.
4
Jeugd
Deelname hangt samen met opleidingsniveau
IV.GEZONDHEID EN GEZONDE LEEFSTIJL
Bij vmbo‐leerlingen is de deelname aan zowel sport als cultuur over het algemeen lager dan bij havo‐ en vwo‐leerlingen. Dat geldt onder meer sterk voor de activiteiten, waarvoor betaald moet worden (sportclubs, les in creatieve activiteiten, voorstellingen). Deels heeft dat te maken met de samenhang tussen het opleidingsniveau van de jongeren en het inkomen van de ouders (ouders kunnen het niet betalen), maar er zijn ook veel andere redenen waarom jongeren niet aan sport en cultuur doen (aanbod spreekt niet aan, geen tijd, andere vrijetijdsbestedingen gaan voor, geen zin, vrienden doen ook niet mee en ouders die sport‐ en cultuurdeelname niet stimuleren). m a a kt ge bruik va n s po rte n s pe e lple kke n
Meeste jongeren voelen zich gezond, 1 op de 20 heeft zwaardere psychische problemen Bijna 80% van de 13‐16‐jarigen beoordeelt de eigen gezondheid als (heel) goed; 3% vindt deze ‘niet zo best’ of ‘slecht’. In andere Gelderse steden zien we hetzelfde beeld. Van de 13‐16‐jarigen is 1 op de 20 psychisch ongezond1. Eveneens 1 op de 20 jongeren heeft last van ernstige depressieve gevoelens. Psychische problemen en depressieve gevoelens komen vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Er zijn indicaties dat het percentage jongeren met zwaardere psychische problemen in vergelijking met 2003 licht is afgenomen. Het aandeel is in Nijmegen wat lager dan in Arnhem en ongeveer even hoog als in Ede en Apeldoorn. Vijf procent van de 13‐16‐jarigen geeft aan wel eens geestelijk mishandeld te worden, 3% lichamelijk mishandeld. In de andere Gelderse steden zijn ongeveer dezelfde percentages gemeten. Net als landelijk was er tot 2008 in Nijmegen en Gelderland een groei van het aantal meldingen van kindermishandeling bij het Advies‐ en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dat betekende niet direct dat kindermishandeling ook vaker voorkwam. In de afgelopen jaren is er werk van gemaakt om ervoor te zorgen dat burgers en professionals kindermishandeling eerder melden. In 2008 kwam zowel landelijk als in de regio een einde aan de groei van het aantal meldingen.
58% 71%
s po rt we ke lijks
81% 64%
be zo e kt biblio the e k
86% 61%
be zo e kt ge s ubs idie e rde po dia
83% 59%
lid va n s po rtc lub
71% 51%
be zo e kt c ulture le vo o rs te llinge n (e xc l. film )
75% 49%
ne e m t de e l a a n na s c ho o ls e s po rta c tivite ite n
19% 23%
vo lgt buite n s c ho o l le s in c re a tie ve a c tivite ite n
32%
19%
vm bo
8%
vindt eigen gezondheid niet zo best of 0%
20%
40%
60%
80%
100%
slecht psychisch matig of ernstig ongezond
Illustratie 4: deelname aan verschillende vrijetijdsbestedingen voor de 12‐17‐jarigen, naar opleidingsniveau Bron: Jeugdmonitor 2008, O&S
wordt wel eens lichamelijk mishandeld wordt wel eens geestelijk mishandeld
Apeldoorn
ha vo /vwo
ne e m t de e l a a n na s c ho o ls e c re a tie ve a c tivite ite n
Ede
20% 12%
Anhem
m a a kt de e l uit va n c re a tie f ge ze ls c ha p
Nijmegen
13%
3%
4%
3%
3%
5%
7%
5%
5%
5%
5%
4%
6%
3%
3%
3%
3%
Illustratie 5: cijfers m.b.t. (geestelijke) gezondheid 13‐16‐jarigen Bron: E‐MOVO rapporten 2007/2008
1 De categorie ‘licht psychisch ongezond’ is niet meegerekend.
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
5
Jeugd van de jongste alcoholcliënten bij IrisZorg lager dan voorheen.
Alcoholgebruik afgenomen, maar relatief veel overmatig gebruik Positief is dat het aandeel 13‐16‐jarigen, dat in de voorgaande vier weken alcohol gebruikte, afnam van 56% in 2003 naar 45% in 2007. Maar daar staat tegenover dat het percentage, dat in de voorgaande vier weken 1 of meer keer aangeschoten of dronken was, in Nijmegen hoger ligt dan in steden in Gelderland (23% respectievelijk 16‐21%). Het aandeel jongeren dat rookt, is in Nijmegen licht afgenomen en ligt iets lager dan in andere steden in Gelderland. Ook landelijk is er sprake van een afname van alcoholgebruik en roken onder jongeren. Nijmegen
Arnhem
Ede
Apeldoorn
Overgewicht stabiel ondanks meer beweging
23%
21%
16%
18%
12%
10%
5%
8%
9%
7%
4%
6%
rookt dagelijks
8%
11%
9%
10%
in laatste 4 weken harddrugs gebruikt
3%
3%
2%
2%
in laatste 4 weken aangeschoten of dronken geweest in laatste 4 weken softdrugs gebruikt combineert wel eens alcohol‐ en drugsgebruik
Van de Nijmeegse 13‐16‐jarigen beweegt 23% minder dan 7 uur per week. Ten opzichte van de andere Gelderse steden is die uitkomst gemiddeld. In 2003 gold nog voor een derde van de Nijmeegse jongeren dat ze minder dan 7 uur per week bewogen. Ook zien we vooruitgang in de voedingsgewoontes van 13‐16‐jarigen. In vergelijking met 2003 zijn er wat meer jongeren die (bijna) altijd ontbijten en die dagelijks groente en fruit eten. Maar dat neemt niet weg dat er op dit vlak nog veel te winnen is: een meerderheid van de jongeren haalt de aanbevolen hoeveelheid groente en fruit niet en bijna een kwart ontbijt minder dan 5 keer per week. Beweging en zeker ook voeding hangen samen met overgewicht. Ondanks de hierboven genoemde verbeteringen is het aandeel jongeren in Nijmegen met overgewicht sinds 2003 niet veel veranderd: de GGD heeft bij 12% van de 5‐14‐jarigen overgewicht gemeten, en bij 3 à 4% obesitas. Deze cijfers liggen in de buurt van de landelijk gemeten percentages voor de 2‐20‐jarigen.
Vaker ongezond gedrag bij vmbo‐ers Illustratie 6: genotmiddelengebruik bij 13‐16‐jaigen Bron: E‐MOVO rapporten 2007/2008
Relatief veel softdrugsgebruik
Diverse vormen van ongezond gedrag komen vaker voor bij vmbo‐leerlingen dan bij leerlingen op de havo en het vwo: overmatig alcoholgebruik, roken, cannabisgebruik, niet ontbijten en weinig sporten en bewegen.
Het drugsgebruik onder de Nijmeegse 13‐16‐jarigen is, aansluitend bij het landelijke beeld, vrij stabiel. In 2007 gaf 12 respectievelijk 3% aan in de voorgaande vier weken soft‐ en harddrugs gebruikt te hebben. Bij de Nijmeegse jongeren ligt het sofdrugsgebruik hoger dan in andere Gelderse steden (12% respectievelijk 5‐10%). Ook geven relatief veel Nijmeegse jongeren aan dat ze het gebruik van drugs en alcohol wel eens combineren (9% tegenover 4‐7% in andere Gelderse steden).
Hulpvraag vanwege problematisch cannabisgebruik neemt toe IrisZorg brengt jaarlijks het alcohol‐ en drugsgebruik bij Gelderse jongeren en jongvolwassenen in beeld. De laatste jaren is er bij IrisZorg een sterke stijging van het aantal jongeren, dat hulp zoekt in verband met problematisch cannabisgebruik. Cannabisgebruik komt meer voor binnen netwerken van hang‐ en probleemjongeren dan binnen netwerken van uitgaanders. Jongeren melden zich ook voor problematisch gebruik van cocaïne, amfetamine (speed) en ecstacy‐achtigen, drugs die meer in het uitgaanscircuit gebruikt worden. Van degenen, die zich voor deze soorten problematiek melden, is een relatief hoog aandeel jonger dan 30 jaar. Bij de cliënten met problematisch alcoholgebruik is het aandeel jongeren relatief laag. Wel is de leeftijd
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
6
Jeugd
V.PROBLEMEN BIJ JONGEREN Bij de beschrijving van problemen bij jongeren maken we onderscheid tussen overlast veroorzakend probleemgedrag en meer naar binnen gerichte, psychische problemen. In de vorige paragraaf is reeds genoemd dat meisjes meer last hebben van psychische problemen. Hieronder beginnen we met gegevens over overlast veroorzakend probleemgedrag, dat meer bij jongens speelt.
Geen eenduidig beeld m.b.t. strafbare feiten Bij de Jeugdmonitor 2008 gaven minder jongeren dan in 2003 aan dat ze in het voorgaande jaar 1 of meer soorten strafbare feiten hadden gepleegd: 32% van de 12‐17‐jarigen tegenover 39% in 2003. Politiecijfers laten voor diezelfde periode een toename van het aantal jeugdige verdachten zien. Deze toename is een landelijke trend. Bij de politie zijn ruim 200 Nijmeegse meer‐ en veelplegers van 12‐17 jaar bekend (is ruim 2% van alle 12‐17‐jarigen). In de leeftijdscategorie van 18 t/m 24 jaar gaat het om circa 350 personen (1,5% van alle 18‐24‐jarigen). In vergelijking met de andere grote steden in Nederland blijken er in Nijmegen relatief veel 12‐17‐jarige meer‐ en veelplegers te zijn. Steden, die negatiever dan Nijmegen scoren, zijn: Rotterdam, Schiedam, Amsterdam, Utrecht, Groningen en Lelystad. Kijken we naar het aantal 18‐24‐jarige meer‐ en veelplegers, dan zijn er veel meer steden die ongunstiger dan Nijmegen scoren. Dat zal onder meer te maken hebben met de grote hoeveelheid studenten in die leeftijdscategorie in Nijmegen. Bij de politiecijfers moet bedacht worden dat de prioriteitenstelling binnen politiekorpsen van invloed is op hoeveel jeugdige delinquenten in de kraag gepakt worden. Als een stad relatief veel jeugdige verdachten telt, hoeft dat niet direct te betekenen dat er ook relatief veel jongeren in die stad strafbare feiten plegen. Volgens de politiecijfers is ook het aantal 12‐24‐jarige harde‐kern‐jongeren (jongeren die zware misdrijven plegen) toegenomen: van rond de 80 in 2003 naar ruim 100 in 2007.
Relatief veel niet‐westerse allochtonen onder jeugdige meer‐ en veelplegers Uit door O&S bewerkte politiecijfers over de jeugdige verdachten in Nijmegen blijkt dat het percentage meer‐ en veelplegers relatief hoog is onder niet‐westerse allochtone jongeren, met name onder Marokkaanse, Antilliaanse en Surinaamse jongeren.
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
TOTAAL 12-24 J AAR
1,8%
M a ro kka ne n
7,4% 6,7%
Antillia ne n 5,3%
S urina m e rs o ve rige nie twe s te rs e a ll.
3,1%
Turke n
3,0% 1,4%
a uto c hto ne n we s te rs e a llo c hto ne n
0,9% 0%
2%
4%
6%
8%
10%
Illustratie 7: aandeel meer‐ en veelplegers onder de 12‐24‐jarigen, naar etniciteit Bron: KLPD‐cijfers voor het jaar 2007, bewerkt door O&S
In algemeen lijkt jongerenoverlast niet toe te nemen, maar wel excessen In het algemeen hebben de volwassenen in Nijmegen niet de indruk dat de jongerenoverlast in de woonbuurt toeneemt. Van de volwassenen heeft 9% de indruk dat in de woonbuurt vaak jongerenoverlast voorkomt. Bij de vorige metingen in 2005 en 2007 gold dat voor 11 respectievelijk 10%. Verder is 16% van de volwassenen het eens met de stelling ‘in deze buurt heb je veel last van de jongeren’, tegenover 18% in 2005 en 2007. Wel blijven er op dit punt grote verschillen tussen de wijken. In de meeste aandachtsgebieden wordt door volwassenen én jongeren relatief veel jongerenoverlast ervaren. In sommige van die gebieden is de jongerenoverlast toegenomen, in andere afgenomen. In enkele aandachtsgebieden (Meijhorst en Neerbosch‐Oost) heeft ernstige jongerenoverlast in de afgelopen periode veel media‐aandacht gekregen. Voor deze wijken ‐ en ook voor wijken als Centrum, Zwanenveld, Malvert, Leuvensbroek en Kolping ‐ geldt dat relatief veel bewoners de indruk hebben dat jongerenoverlast in de buurt vaak voorkomt (17 tot 25% tegenover 9% gemiddeld). Het percentage volwassenen, dat de aanpak van jongerenproblematiek in de stad en buurten als een met voorrang aan te pakken probleem ziet, was in 2007 wat hoger dan in 2005 en is nu opnieuw iets toegenomen: 16% vindt jongerenproblematiek in de buurt een met voorrang aan te pakken probleem. Daarmee staat dit onderwerp op de derde plaats in de ranglijst van aan te pakken buurtproblemen volgens de volwassen burgers (tegenover een vijfde plaats in 2005).
7
Jeugd
Aanwijzingen voor afname aandeel probleemjongeren onder 12‐17‐jarigen, wel meer probleemjongeren in beeld Uit de jeugdmonitor en E‐MOVO kunnen we afleiden dat het aandeel ‘probleemrijke’ jongeren onder de 12‐17‐jarigen ‐ jongeren die met hun gedrag voor zwaardere overlast zorgen en/of zwaardere psychische problemen hebben ‐ is afgenomen van circa 15% in 2003 naar circa 10% in 2007/2008. Hierbij moet bedacht worden dat we het hebben over twee aparte groepen. Overlast veroorzakend probleemgedrag komt het meest voor bij 15‐17 jarige jongens. Psychische problemen komen het meest voor bij 15‐17‐jarige meisjes, veelal niet in combinatie met overlast veroorzakend probleemgedrag. Tegelijk zien we dat er bij instanties meer jongeren met problemen in beeld zijn dan enkele jaren geleden. Het aantal jeugdige verdachten (12‐24 jaar) steeg in de periode 2003‐2007 van 801 naar 1.087. En bij Bureau Jeugdzorg Gelderland steeg het aantal aanmeldingen voor vrijwillige hulpverlening uit de regio Nijmegen tot 1.176 Nijmeegse jongeren in 2007. In 2008 was de stijging minder sterk (1.236 aanmeldingen). Als redenen voor de groei noemt Bureau Jeugdzorg: het steeds meer verdwijnen van het taboe om hulp te vragen bij opgroei‐ en opvoedproblemen, meer bekendheid over het aanbod van jeugdzorg door media‐aandacht hierover en een toename van meervoudige problematiek bij gezinnen. Ook de uitbouw van lokale zorgstructuren voor kinderen en jongeren is van invloed. De zorgstructuren (Kijk op Kleintjes, Zorg Advies Teams) zijn gericht op het in een vroeg stadium signaleren van problemen en hebben geleid tot meer aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg. Een groei van het aantal aanmeldingen bij jeugdzorg hoeft dus niet te betekenen dat het aantal jongeren met problemen is gestegen. De afgelopen jaren steeg ook het aantal jeugdigen met een ondertoezichtstelling (OTS) of onder voogdij. Dat zien we landelijk, in Gelderland en ook in Nijmegen. In 2008 waren er 533 jongeren uit de regio Nijmegen met een OTS en 70 onder voogdij. In 2006 lag het percentage 0‐17‐jarigen, dat in 1 jaar tijd een nieuwe indicatie voor jeugdzorg kreeg, op ruim 2%. Dat was een gemiddelde score ten opzichte van met Nijmegen vergelijkbare steden.
Tevredenheid over functioneren ZAT’s, wel diverse verbeterpunten aangedragen In de Zorg Advies Teams (ZAT’s) voor het primair onderwijs zijn in schooljaar 2007‐2008 491 leerlingen besproken (= 4% van alle leerlingen). In 60% van de gevallen ging het om kinderen die nog niet eerder besproken waren. De meest voorkomende problemen zijn: cognitieve problemen (42%), sociaal‐emotionele problemen (29%) en problematische gezinssituaties (23%). Bij 1 op de 9 besproken kinderen is verwezen naar Bureau
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
Jeugdzorg. De Interne Begeleiders van de basisscholen, die de probleemgevallen inbrengen in de ZAT’s, geven aan dat het betrekken van het ZAT in veel gevallen leidt tot het in meer of mindere mate oplossen van de problemen. In 6% van de gevallen zien ze dat de problemen vooralsnog onvoldoende gehanteerd kunnen worden, bijvoorbeeld vanwege onvoldoende hulp of een wachtlijst bij een externe instantie. Op de scholen voor voortgezet onderwijs in Nijmegen en omgeving werden in schooljaar 2007‐ 2008 gemiddeld 44 leerlingen in het ZAT besproken, In de jaren daarvoor lag dat aantal hoger. Redenen daarvoor zijn: te geringe capaciteit van de betrokken instellingen en het instellen van interne zorgteams op een aantal scholen (pas wanneer interne team er niet uit komt, wordt leerling in ZAT besproken). In het algemeen zijn de scholen en de ZAT‘s tevreden over het functioneren van de ZAT’s. Men vindt dat er in de afgelopen periode vooruitgang is geboekt. Wel worden in de rapportages over het functioneren van de ZAT’s diverse verbeterpunten genoemd, bijvoorbeeld op het vlak van de afstemming tussen ZAT’s en de interne zorgstructuren op scholen, de beschikbare capaciteit en expertise van partners/deelnemers binnen de ZAT’s (waaronder Bureau Jeugdzorg, GGD, Marant, NIM en de politie), het signaleren van problemen op de scholen, de betrokkenheid van de ouders, de registratie en de uitwisseling van ervaringen binnen de ZAT’s.
Projecten gericht op risico‐ en probleemjongeren onder de loep In Nijmegen draaien diverse voorzieningen en instrumenten om risico‐ en probleemjongeren op het goede spoor te zetten. O&S probeert meer overzicht en inzicht te geven in deze interventies. Een volgende stap is om meer te kunnen zeggen over het effect van de interventies. Enkele projecten gericht op overlast veroorzakende jongeren zijn recentelijk door O&S geëvalueerd. De evaluatie van het Preventie Team Nijmegen laat een overwegend positief beeld zien. Het betreft een preventietraject voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 20 jaar die in het criminele circuit zijn geraakt of dreigen te raken. Via begeleiding, opleidingen en stages proberen de bij het project betrokken instellingen (ROC, gemeentelijk bureau Toezicht, politie, Tanden, NIM) het perspectief van de jongeren te verbeteren. Positieve effecten zijn onder meer dat de jongeren veel leren, dat een deel van hen een baan vindt, dat hun gedrag verbeterd en dat een meerderheid na enige tijd minder of geen delicten meer pleegt. Ook de sinds 1995 draaiende Focus‐projecten, gericht op overlastgevende jongeren in wijken, zijn door O&S onder de loep genomen. Door de jaren
8
Jeugd heen is met wisselend succes geprobeerd om de jongeren door middel van een mix van groepsactiviteiten en individuele begeleiding op het goede spoor te zetten. Een belangrijke conclusie van de evaluatie is dat bij veel van de overlastgevende jongeren meer problemen tegelijk spelen, die na 1 jaar begeleiding niet voorbij zijn. Vandaar de aanbeveling om de projecten in te passen in een meer geïntegreerde (gezins)aanpak. Opvallend is veranderde samenstelling naar etniciteit van de doelgroep voor de Focus‐projecten. Het aandeel Marokkaanse jongeren is toegenomen van circa 10‐15% in de beginjaren naar 25 tot meer dan 50% in de jaren vanaf 2003. Het aantal Nederlandse jongeren over de hele periode is aanzienlijk teruggelopen: van zo’n 60 tot 75% in de jaren tot en met 2002 tot 25 à 45% in de jaren daarna. Problemen bij jongeren kunnen samengaan met een bredere problematiek binnen het gezin. In Nijmegen zijn sinds 2008 wijkteams actief, die huishoudens opsporen waar meer problemen spelen en die vervolgens een aanpak voor deze huishoudens kiezen en in gang zetten. Vaak speelt in deze huishoudens onder meer opvoedingsproblematiek. Meer over de eerste ervaringen met deze wijkteams is opgenomen in het hoofdstuk “Gezondheid en Zorg”.
Bronnen
O&S Gemeente Nijmegen, november 2009
Jeugdmonitor 2003, 2008, O&S Stadspeiling 2005, 2007, 2009, O&S Onderwijsmonitor 2007, O&S Sportverenigingsmonitor 2009, O&S Evaluatie Focusprojecten Nijmegen, O&S, 2009 Het wijkteam in Wolfskuil; een evaluatie, O&S, 2009 Crisismonitor, O&S, 2009 E‐MOVO 2007/2008; gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de gemeente Nijmegen, GGD Regio Nijmegen, 2008 E‐MOVO rapporten over andere steden in de Gelderland (Arnhem, Apeldoorn, Ede), 2008/2009 Tendens 2008, Alcohol‐ en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland, IrisZorg, 2008 Landelijke Jeugdmonitor, CBS, 2008 Weetgids 2009‐2010, Nicis Institute, november 2008 Korps Landelijke politiediensten (KLPD), cijfers over jeugdige verdachten Kinderen in Tel 2008, Verwey‐Jonker Instituut De deugd van tegenwoordig, dr. Maerten Prins, Radboud Universiteit Nijmegen, 2008 Jaarverslagen 2007, Bureau Jeugdzorg Gelderland Monitoring Zorg Advies Teams Nijmegen 2007‐ 2008, Regie van de zorg Nijmegen, 2008 Het functioneren van zorgadviesteams in het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs; Rapportage van het schooljaar 2007‐2008, SVO Nijmegen en omgeving, 2009 Gegevens van Trimbos Instituut CBS‐statline
9