Japanse bezetting 1942-1945 De Japanse bezetting van Nederlandsch-Indie doorbreekt de koloniale verhoudingen. Japan wil het leiderschap van een Groot-Aziatische Welvaarssfeer. Aanvankelijk steunen de meeste Indonesiers de Japanners, totdat de omstandigheden in de loop van de oorlog verslechteren. De Japanners dwingen miljoenen Indonesische mannen om als Romusha te werken.
Pearl Harbor Met een verrassingsaanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor in Hawai opent Japan op 7 december 1941 de strijd tegen de westerse mogendheden. Een dag later verklaren Amerika, Groot Britannie en Nederland (vanuit Londen) de oorlog aan Japan. Inval in Nederlands-Indie In januari 1942 overmeestert Japan het eiland Tarakan, voor de kust van Borneo, om daarna de andere eilanden van de archipel te bezetten. KNIL detachementen verweren zich. Na de slag in de Javazee, die op 28 februari eindigt met een nederlaag van de geallieerde vloot onder schout-bij-nacht Karel Doorman, landen de Japanse troepen op 1 maart op Java, het laatste bolwerk. Gevechten tussen het Japanse leger en het Koninklijk Indisch Leger (KNIL) volgen. Het KNIL capituleert op 8 maart 1942 waarna Nederlands-Indie onder Japans militair bestuur komt. De Japanners militariseren de samenleving. Jonge Indonesiers worden getraind in (para) militaire organisaties als de PETA, en komen als hulpsoldaten (heiho's) in dienst van de Japanners. De Indische regering wijkt uit naar Australie en vestigt zich in Brisbane. Ook een deel van het KNIL gaat naar Australie en bestrijdt Japan vandaar uit, samen met de Australiers. Het KNIL staat onder Amerikaans opperbevel van generaal Douglas MacArthur. De Koninklijke Marine wijkt uit naar Ceylon (het huidige SRI LANKA) Registratie Vanaf april 1942 moeten alle Nederlanders boven de 17 jaar op Java zich verplicht registreren. De Japanners onderscheiden ´volbloed´ Nederlanders, Belanda-Indo's en Indonesieers. In sommige plaatsen gebruikt men meer categorieen, waardoor willekeurige registraties ontstaan op basis van bijvoorbeeld de kleur ogen en de kleur van het haar. Krijgsgevangenen Tijdens de Tweedede Wereldoorlog worden in het Oost-Azie in de periode maart 1942 - augustus 1945 ongeveer 41.000 Nederlandse krijgsgevangenen geinterneerd.
De interneringskampen In maart 1942 begon Japan met de internering van de Europese burgers en inwoners van Indonesie in kampen. Zulke kampen hadden niet als doel een bevolkingsgroep uit te roeien, maar om ze uit de samenleving te verwijderen en zo ook eventuele spionnen. Aanvankelijk werden enkel personen geinterneerd met hoog aanzien, zoals de hogere functionarissen uit bestuur, maar al gauw werd vrijwel heel de bevolkingsgroep inclusief vrouwen en kinderen geinterneerd. Voor de vrouwen en kinderen werden aparte kampen voorzien. In totaal werden er ongeveer 1500 interneringskampen ingericht. De 100.000 zuivere blanken werden voor het grootste deel geinterneerd. De meerderheid van de 250.000 halfbloeden kon buiten het kamp blijven. Zij hadden weliswaar een Nederlands paspoort, maar waren volgens de Japanners Aziatisch genoeg om deel uit te maken van het `Grote Aziatische Rijk`. De slechte voeding in de kampen had tot gevolg dat ongeveer 20% van de geinterneerden het leven verloor. Toch was de mishandeling niet overal gemeengoed. Het leven buiten de kampen garandeerde overigens geen goed bestaan. Vaak was de man, de kostwinner van het huis, opgepakt en elders tewerk gesteld. De achtergebleven familieleden dienden zich maar te behelpen zonder inkomen.
Vrouwenkampen Direct na de binnenkomst der Japanners in maart 1942 werden in de villawijken van de grote steden huizen gevorderd voor de legering van officieren, soms hele straten. De gezinnen werden met wat lijfgoed op straat gezet. Ze moesten alles achterlaten en maar ergens een heenkomen zoeken. Nadat de mannen waren geinterneerd begon vanaf oktober 1942 voor blanke vrouwen en kinderen de gedwongen verhuizing naar "de Wijk". In alle grote steden waren woningen ontruimd, waarvan in de huizen kamers werden toegewezen aan de gezinnen: ongeveer 3m5 per persoon. In het voorjaar 1943 werden deze wijken omheind met bamboe en prikkeldraad en de poorten gesloten. Eerst bevatten deze kasmpen alleen Nederlanders, maar allengs werden meer Indo Europeanen opgeroepen tot en met "Belanda-Indo3, dat betekende dat men drie inheemse voorouders onder zijn acht overgrootouders telde. Deze laatste groep kwam in september 1943 in het kamp. De vrouwenkampen zijn aanvankelijk groter geweest dan de mannenkampen. De voortdurende zorg voor de kinderen was een zware belasting voor de moeders in de volgepropte huizen, waar menige irritatie het leven nog zwaarder maakte. In het najaar van 1943 werden uit angst voor een geallieerde invasie de vrouwen en kinderen uit Oost Java naar Midden Java gebracht in de kampen Van Soerabarka, Semarang, Ambarawa en Banjoebiroe. In het najaar van 1944 ging ook het Borneo- plan in werking. Het hield in, dat alle vrouwen en kinderen werden overgebracht naar kleinere kampen langs de kust bij mogelijke landingsplaatsen, en bij de mijnen en olievelden op Borneo, Vrouwenkampen uit Bandoeng, Buitenzorg en Solo zijn toen per trein naar kampen in Batavia, Semarang en Ambarawa overgebracht. Voor de vrouwen waren deze transporten veel zwaarder dan voor de mannen: ze moesten veel van hun bezittingen achterlaten en hadden de zorg voor de kleine kinderen. Veel van deze transporten geschiedden in de nacht, overdag stond de trein in de zon. Soms zaten zij enkele dagen in geblindeerde, overvolle en smoorhete treinen met huilende kinderen en diarhee patienten. Daarna wachtte hen een verblijf in een warmer klimaat in verlaten, intens vervuilde kampen. Een slechte behuizing, soms in houten huizen van bamboe en
atap, primitief en ontoereikend sanitair en zwaar werk in groentetuinen. Eten was er te weinig, maar er kon gesmokkeld worden, al was dat streng verboden en werd er onophoudelijk voor gestraft. Zelf koken was echter een probleem. Vanwege het brandgevaar was het stoken van vuurtjes verboden. Japanners waren er panisch voor, waarschijnlijk omdat een open vuur in hun eigen houten behuizing in Japan verre van veilig was. Overal in de kampen moesten steeds emmers met water en zand gereed staan. In alle kampen was het sjouwen voor de keuken van slecht brandend hakhout een weerkerende plaag. Het was ook altijd te weinig. Soms moesten de meisjes van de zaagploeg met een lange trekzaag gezamenlijk enorme bomen te lijf gaan, een werkje met grote risico's. Vanaf het najaar 1944 vielen er veel slachtoffers van ondervoeding, besmettelijke ziekten en door het ontbreken van medicijnen. Ook het ontbreken van artsen eiste zijn tol; slechts bij uitzondering kreeg een mannelijke arts toestemming om in de vrouwenkampen zieken te behandelen. Het percentage overledenen bewoog zich rond de 15%, dat waren vooral de oudere vrouwen en de allerkleinste kinderen. Het aantal slachtoffers was lager dan bij de mannen: bij de vrouwen is de wil tot overleven beslist een factor geweest, een overleven omwille van de kinderen. Sterven er moeders van jonge kinderen, dan werd de zorg van de achtergebleven wezen vaak overgenomen door religieuzen. In menig kamp hebben nonnen zich bijzonder onderscheiden door hun onbaatzuchtige inzet. Zware keuken- en tuindiensten, lijfstraffen en eetloze dagen gingen vooraf aan het einde van de oorlog. Toen kwam de onafhankelijkheidsstrijd met een terreur (bersiap), die zich in Batavia, Semarang, Ambarawa, Soerabaja en Bandoeng fel tegen deze weerloze vrouwen en kinderen zou richten.
Japans bordeel Begin 1944 werden meisjes uit de vrouwenkampen naar bordelen afgevoerd. In enkele kampen hebben moeders zich met succes hiertegen verzet. Ook werden meisjes door de Japanners zomaar van de straat geplukt. Toen Tokio in mei 1944 de lucht kreeg van het bestaan van deze Troostmeisjes, is er door het Japanse opperbevel een eind gemaakt. Ongeveer 100 vrouwen en meisjes zijn toen via KOTA PARIS naar het kamp KRAMAT in BATAVIA ondergebracht. De Japanse bezetter zag gecontroleerde seks in militaire bordelen als pragmatische maatregel om geslachtsziekten en grootschalige verkrachtingen te voorkomen. Jongenskampen Vanaf 1944 werden jongens vanaf 10 jaar (soms zelfs van 9 jaar) uit de vrouwenkampen gehaald en deels overgebracht naar zulke afzonderlijke nnieuwe kampen. Daarin werden in Midden Java toen ook de oude en zieke mannen geinterneerd die ouder waren dan 60 jaar.
jongens worden bij hun moeder weggehaald corvee Dwangarbeid voor Japan Honderdduizenden mannen in de door Japan bezette gebieden zijn aan het werk gezet als dwangarbeider en dan vooral aan volstrekt zinloze, maar loodzware projecten.
Het beruchtst zijn twee spoorlijnen door het oerwoud die de Japanners lieten aanleggen, de Birma spoorweg en de Pakan Baroespoorweg. De Birma spoorweg liep tussen Nong Pladuk in Thailand en Thanbyauzagat in Myanmar )Birma. In 16 maanden legden dwangarbeiders daar een lijn aan van 415 kilometer lang, door zeer onherbergzaam terrein. De Japanners keken niet op een mensenleven - de schattingen over het aantal doden lopen uiteen van 100.000 tot 200.000. Het merendeel waren romusha' s, werksoldaten uit de bezette landen, dwangarbeiders in feite. En daarnaast ook 15.000 krijgsgevangen Westerlingen, onder wie 7000 Britten en 3000 Nederlanders.
routekaart birma spoorweg spoorweg en kamp ondersteuning van dwangarbeider De Birma spoorweg heeft voor het transport nauwelijks betekenis gehad. Het grootste deel is nooit in gebruik geweest, een deel wordt nu nog gebruikt, vooral voor touristen.
Pakan Baroe spoorlijn op Sumatra
Er was ook een vergelijkbaar project in Indonesie zelf, de Pakan Baroe spoorlijn, op Sumatra. Ook die heeft geen enkel nut gehad, en alleen maar slachtoffers geeist. In april 1943 komen de meeste romoesja´s aan om aan de Pakan Baroe spoorlijn te werken. Zij hadden de belofte gekregen dat ze voor het werk betaald werden, maar in feite werkten ze als slaven. De omstandigheden waarin de krijgsgevangenen leefden waren al erbarmelijk maar die van de slaven waren nog een stuk slechter. Medische zorg was er niet en de zieken en stervenden werden aan hun lot overgelaten. Hoeveel romoesja´s er moeten zijn geweest is onbekend omdat de Japanners dat niet bijhielden en na de capitulatie werden gegevens die er wel waren vernietigd. Vermoedelijk zijn het er 30.000 geweest waarvan op 15 augustus 1945 nog ongeveer 5000 man leven. Dat betekent dat rond de 80% van deze contractarbeiders of slaven het niet heeft overleefd. In totaal zijn 6607 krijgsgevangenen bestemd voor de aanleg van de Pakan Baroe spoorlijn. In totaal zijn daarvan 2346 mensen omgekomen. Dat betekent dat ruim 35% van de totale inzet van de krijgsgevangenen is omgekomen. De krijgsgevangenen kregen weliswaar een iets betere behandeling dan de romousja´s maar een menswaardig bestaan hadden ze niet. De aanleg van de Bakan Baroe spoorlijn was klaar op de dag dat Japan capituleerde. Op dat moment werd de laatste schroef in de spoorlijn gedraaid. De spoorlijn is echter nooit in gebruik genomen.
Hiroshima: Op 6 augustus valt de "Little Boy" (een Uraniumbom) op Hiroshima. 70.000 mensen kwamen in een fractie van een seconde om.
Nagasaki: Op 9 augustus 1945 vindt het tweede bombardement plaats met de atoombom "Fat Man".
Capitulatie Japan 15 augustus 1945 Na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki klinkt op 15 augustus 1945, 12.00 lokale tijd, door elke radio in Japan voor het eerst in de geschiedenis de stem van keizer Hirohito. De speech is een dag eerder opgenomen en wordt uitgesproken in adellijk Japans, dat voor de gewone Japanner nauwelijks is te verstaan. overgave japan
De Japanse capitulatie leidde in Indonesie niet tot de vreugde taferelen die uit Nederland bekend zijn van de bevrijding. Dat kon ook moeilijk. Ten eerste was er vrijwel geen communicatie in het land, bijna niemand had een radio, nergens was betrouwbare informatie beschikbaar. Verde was de stemming er ook helemaal niet naar, de geinterneerden moetsten vooralsnog in de kampoen blijven, nog altijd onder bewaking van de Japanners. En bovendien duurde het, vooral in sommige afgelegen gebieden, vele dagen voor de melding was doorgekomen. De officiele Japanse capitulatie werd pas op 2 september 1945 in de Tokio baai getekend aan boord van het Amerikaans slagschip USS Missouri
officiele overgave aan boord van de Missouri
De Bersiaperiode De capitulatie van Japan betekent echter geen einde aan de vijandelijkheden in de Indische archipel. Op 17 augustus 1945 wordt in de hoofdstad Jakarta door Soekarno en Hatta, de nationalistische leiders, de republiek Indonesie uitgeroepen. Maar de nieuwe republiek wordt niet door Nederland erkend. De koloniale autoriteiten proberen hun macht te herstellen, maar de komst van de geallieerden en Nederlanders laat op zich wachten. Indonesische strijdgroepen die voortkomen uit jeugdbewegingen (pemoeda's)proberen er desnoods met geweld voor te zorgen dat Indonesiers de leiding van de Japanners kunnen overnemen. Deze onafhankelijkheidsstrijd verhinderde ernstig de evacuatie van de kampen. In deze periode kwamen ook burgers die tot dan buiten de kampen waren gebleven in de zgn. republikeinse kampen terecht. De bloedige Bersiap periode (Bersiap=Indonesische voor "wees paraat") duurt tot het voorjaar van 1946. Tijdens de Bersiap periode werden in het voormalig Nederlands-Indie 50.000 Nederlandse burgers geinterneerd.
geweld tijdens de Bersiap periode