Maar als we niet innerlijk veranderen, als we blijven zoeken naar macht en aanzien, als hebzucht ons aandrijft, als we nationalistisch zijn, als we door dogma’s en overtuigingen worden gebonden waarvoor we bereid zijn te sterven en anderen te vernietigen, dan kunnen we geen vrede hebben in de wereld. Deze stellingen zijn een manier om een begin te maken op de plek waar we wonen en spreken ons aan op onze manier van denken en leven, zodat vrede naderbij komt.
Geweldloosheid ten tijde van bezetting een Palestijnse aan het woord Jean Zaru - 2008 Hoofdstuk 1 en 7 in een vertaling van Kathinka Minzinga
Noten bij hoofdstuk 1 1)
Jay Murphy, “Peace When?” In these times, May 13, 1996, in een recensie van Edward W. Said Peace and Its Discontents. 2) Edward W. Said, “Winners and Losers – July 1994” in Peace and Its Discontents: GazaJericho 1993-1995 (London: Vintage, 1995), 73-83 Noten bij hoofdstuk 7 News from Within, October 1999, uit The Alternative Information Center Edward W. Said, “How do you spell apartheid? O-S-L-O”, Ha’aretz, October 11, 1998 3) Maher Bitar, “Water and the Palestinian-Israëli conflict: Competition or Cooperation?” Foundation for Middle East Peace, December 22, 2005. 2)
28
• • Oorspronkelijke titel:
Occupied with Nonviolence
•
A Palestinian Woman Speaks ISBN 978-0-8006-6317-9 Copyright 2008 Fortress Press, an imprint of Augsburg Fortress
•
Bijbelcitaten uit: Naardense Bijbel •
•
• •
•
•
* afbeelding voorzijde: Nizreen Al Azzeh 2
Wij erkennen de gelijkwaardigheid van alle rassen, godsdiensten en volkeren. Alle mensen weerspiegelen de rijke verscheidenheid van de schepping van God. Wij erkennen dat het land aan God toebehoort. Menselijk gebruik van land en water zou de aarde in staat moeten stellen om haar levensgevende kracht aan te vullen, haar integriteit te beschermen en ruim plaats te maken voor haar bewoners. Wij moeten het lozen van giftige afvalstoffen weerstaan evenals niet duurzaam gebruik van ons land en water. Wij erkennen het recht van elk individu op de hulpbronnen van de aarde die noodzakelijk zijn voor menselijk overleven en zien het als de morele verantwoordelijkheid van de beter bedeelden om natuurlijke hulpbronnen te delen met hen die het nodig hebben. Wij erkennen dat alle machthebbers en autoriteiten onderworpen zijn aan God en rekenschap moeten afleggen aan mensen. Dit brengt het recht met zich mee om volledig deel te nemen aan verzet tegen verdrukking, bezetting en macht die in de weg staat aan het veranderingsproces naar gerechtigheid, vrede en integriteit van de schepping. Wij erkennen dat man en vrouw geschapen zijn naar de gelijkenis van God en dat we patriarchale structuren moeten weerstaan die geweld tegenover vrouwen doen voortduren. Wij erkennen dat de enig mogelijke vrede gebaseerd is op gerechtigheid. Werkelijke vrede brengt met zich mee dat elk mens verkeert in veilige verbondenheid met God, zijn naaste, zijn natuurlijke omgeving en zichzelf. Wij erkennen het recht en de verantwoordelijkheid van ieder individu om zijn of haar talenten te gebruiken voor het welzijn van de volledige gemeenschap. Wij erkennen de zoektocht naar gemeenschappelijke waarden, hoe verschillend ook geformuleerd, in de hoop dat deze waarden zowel het individu als de gemeenschap in staat zullen stellen om gulzigheid, dorst naar macht en zelfzucht te overwinnen. Wij erkennen het ondeelbare verband tussen gerechtigheid, mensenrechten en vrede en zullen vormen van gemeenschappen en regeringen weerstaan die mensenrechten schenden en die de verwerkelijking van het volledig potentieel van mensen en volkeren verhinderen. Wij erkennen de aanwezigheid van een geest van hoop en mededogen, voor ieder toegankelijk, waardoor ons leven meer heel wordt, creatiever, meer harmonieus naar gelang wij een beroep doen op de kracht die rondom en in ons is en in al het leven.
De kwestie van vrede en gerechtigheid is veelzijdig, overweldigend en voor velen onder ons ontmoedigend. Maar veel oorzaken van oorlog en onrecht liggen ook in onszelf besloten. Diegenen onder ons die geluk hebben, hebben drie maaltijden per dag. We hebben onze baan, ons aanzien, onze titel. We willen niet gestoord worden. We spreken over vrede. We houden zelfs conferenties waar we luisteren naar vele lezingen. 27
Als je vandaag de dag Palestina bezoekt hoor je de weeklacht van iedere Palestijn man, vrouw en kind. Een klacht die uit de diepte komt, een roep om gerechtigheid. De geciteerde woorden van de profeet zijn ónze woorden. Zij spreken rechtstreeks tot onze omstandigheden en tot onze levens. In de wildernis van de bezetting, verdrukking en ballingschap, hebben we de profeten meer dan ooit nodig, oude en nieuwe profeten, die vrede gepaard gaande met gerechtigheid prediken, niet wat de wereld “het vredesproces” noemt. Christenen hebben het verwijt gekregen dat zij tekortgeschoten zijn in de verkondiging van gerechtigheid in de wereld, nog ernstiger, dat ze samengewerkt hebben met ongerechtigheid door de armen en verdrukten aan te moedigen hun ellende geduldig te aanvaarden en overvloedige beloning te verwachten in de toekomstige wereld. Ik ken deze vorm van geloof goed. Wat het doet is onze eigenlijke taak in het huidige leven van onze schouders nemen, dit leidt tot onverantwoordelijk gedrag. Voor mij is geloof een bron van kracht. Geloof geeft ons richting en wekt ons op om gerechtigheid, liefde en barmhartigheid na te jagen, zoals de profeet Amos het omschreef. Geloof verwacht een ernstige toewijding aan de genezing en verzoening van de gebroken wereld. Wij kennen allemaal Christenen en kerkleiders die redding met woorden voorspiegelen en lofprijzen zonder zich in te zetten voor de zoektocht naar een rechtvaardige sociale orde. We hebben religieuze leiders die misbruik maken van de Bijbel wanneer zij de legitimiteit, het beleid en het gedrag van Israël goedpraten. Zonder enig historisch besef veronderstellen ze een verband tussen het Bijbelse Israël en de moderne staat Israël.
Stellingen Natuurlijk heeft het vergoelijken van onrecht in de naam van de Bijbel of een ander religieus gezag al een lange geschiedenis. Maar er is een veel sterker tegengeluid in de Bijbel en in onze religieuze gemeenschappen ten voordele van de grondslag van het recht. Gerechtigheid is wederkerig en ondeelbaar. Een duurzame vrede zal hoe dan ook echte gerechtigheid moeten voortbrengen voor allen –Palestijnen en Israëli’s, vrouwen en mannen, Christenen, Joden en Moslims. Vrede is voor iedereen, niet slechts voor de machtigen. Maar we kunnen geen vrede bereiken als we slechts voortgaan met de opsomming van onze litanieën van geleden onrecht en angsten uit het verleden. We moeten het heden aanpakken. We moeten kijken naar de toekomst van onze kinderen en de hele mensheid. We moeten met nieuwe materialen gaan bouwen, met nietontvlambare stoffen die niet weer nieuwe oorlogen zullen voortbrengen. Als bijdrage aan vrede in samenhang met gerechtigheid, geef ik tien stellingen die eenvoudig zijn en, naar ik hoop, universeel genoeg zijn om grondslag te zijn voor onze gemeenschappelijke toekomst.
26
1 Hoe ziet mijn leven er uit? Mijn eerste probleem is altijd: hoe stel ik mijzelf voor? Als ik mezelf Palestijnse noem scheren de mensen mij over één kam met een terrorist. Als ik zeg dat ik Arabier ben, word ik geacht Moslim te zijn. Als ik zeg dat ik uit Jeruzalem kom, denkende dat dit wellicht de zaken duidelijker maakt voor mijn mede christenen, zegt er altijd onherroepelijk één, “Oh, je bent Joods! Sjalom”. Als ik vervolgens stel dat ik christen ben, is het antwoord steevast: “Oh, wanneer ben je christen geworden?” Mijn enig mogelijke antwoord is: “Ik ben christen, omdat mijn voorouders discipelen van Christus waren. Arabieren waren immers de eerste christenen. Zij vormden de vroegste christelijke gemeenschap in Jeruzalem.” Soms is dit een schokkende openbaring voor westerse christenen die nog niet nagedacht hebben over de voortgaande geschiedenis van het christendom in Palestina. Ik ga vervolgens verder om mijn punt kracht bij te zetten. “Mijn meisjesnaam is Mikhail, de Arabische versie van Michael” zeg ik dan. “De naam van mijn vader is Ibrahim, Arabisch voor Abraham. Mijn grootvader heet Musa, Arabisch voor Mozes. De naam van mijn broer is John. Mijn ooms heten Isaac, Jacob, Jad en David, en mijn grootmoeder heet Sarah.” Dus kort gezegd: ik ben Palestijn, een Palestijnse vrouw, een Palestijnse christen en eveneens Quaker en pacifist. Identiteit heeft altijd meer kanten. Als Palestijn, ben ik één van die ongeveer negen miljoen Palestijnen zowel binnen als buiten Palestina, die strijden voor gerechtigheid en vrede voor ons thuisland. De helft van ons volk is ontworteld en uit zijn huis gezet, sommigen meermalen, en de andere helft werd onderworpen aan de heerschappij van anderen in hun eigen land. Echter, Palestijnen worden in de eerste plaats als “probleem” gezien door velen in Israel omdat Israël het land wil zonder het volk. Vanuit ons standpunt wordt aan ons het recht op zelfbeschikking ontzegd; wij leven onder Israëlische militaire bezetting, wat ten diepste de oorzaak is van alle andere vormen van schending van mensenrechten ten opzichte van ons. Velen van mijn volk hebben geen zekerheid met betrekking tot basale levensbehoeften en geen hoop op de volle ontwikkeling van hun mogelijkheden. Dus als volk en als natie streven wij naar gelijkheid, gerechtigheid en vrijheid. Als Palestijnse vrouw in een door mannen gedomineerde cultuur spelen er ook andere kwesties. Ik heb niet dezelfde rechten als mijn broeders. In mijn cultuur, zoals in vele anderen, hebben meisjes traditioneel geen gelijke kansen gehad voor onderwijs en gezondheidszorg, hoewel daar een kentering in komt. Over het geheel genomen worden meisjes geacht dienstbaar te zijn en zich te conformeren. Er wordt vaak op ze neergekeken als zij een leven kiezen dat anders is dan conform de maatschappelijke verwachting. Er wordt een dubbele standaard gehanteerd voor jongens en meisjes. Als gewoon getrouwde vrouw met beperkte financiële mogelijkheden moest ik buiten de deur werken voor extra inkomsten. Tegelijkertijd moest ik alles op alles zetten om conform de traditie de spil van het gezin te zijn teneinde mijn geloofwaardig3
heid niet te verliezen. En ik werkte als vrijwilliger, besteedde tijd aan de YWCA (Young Women’s Christian Association) en aan andere vrouwen organisaties om daarmee andere vrouwen te overtuigen dat het mogelijk is betrokken te zijn bij maatschappelijke kwesties, om andere vrouwen ervan te overtuigen dat hun stem telt en hen ervan te overtuigen dat vrijwilligers niet alleen maar welgestelden zijn die het zich kunnen permitteren om vrijwilligerswerk te doen omdat zij zich thuis vervelen. Wat betreft mijn vrijwilligerswerk in de kerk, vroegen de mensen steeds weer: “Waarom zou een vrouw, een leek, een gelukkig getrouwde jonge moeder zoals jij zich inlaten met godsdienst en de kerk?”. Hun vooronderstelling is dat godsdienst het terrein is van mannen of van alleenstaande, oude vrouwen of weduwen die geen eigen leven hebben. Niet alleen ben ik Palestijn en vrouw, maar ik ben ook christen. Mijn nietchristelijke buren wenden zich tot mij en vragen een verklaring voor wat er gaande is als de Bijbel wordt gebruikt om de onteigening van ons volk te rechtvaardigen. Wie zijn die westerse christen zionisten die joodse claims op ons land ondersteunen? Als christen voel ik mij verantwoordelijk om stelling te nemen wanneer andere christenen de Bijbel misbruiken of de aanbidding van valse goden of drogbeelden rechtvaardigen, de onderworpenheid van vrouwen accepteren, of niet-christelijke buren demoniseren, hetzij moslim hetzij jood. Als christen, wonende in het Heilige Land, heb ik uit eigen ervaring kennis van het hele spectrum van christelijke kerken. Ik heb gezien hoe de verschillende westerse kerken ons verdeeldheid hebben gebracht met hun zogenaamd betrokken aanwezigheid in het Heilige Land, waardoor veel Palestijnse christenen zich inferieur zijn gaan voelen, bevoogd en vervreemd van hun eigen cultuur en taal. Er wordt loyaliteit verwacht aan buitenlands leiderschap in Rome, Engeland, Griekenland, Duitsland of de Verenigde Staten. Het is vaak een gevecht om erkenning van mijn eigen identiteit en die van mijn volk te verkrijgen, erkenning voor de aanwezigheid van ongeveer twaalf miljoen Arabische christenen in het Midden-Oosten. Iedereen dringt zijn eigen agenda op aan mijn identiteit als Palestijnse christen. Voor liberale christenen die beïnvloed zijn door de theologie volgend op de Sjoa en de Europese geschiedenis vol schuldgevoel, tel ik eenvoudigweg niet als Palestijnse christen. Mijn stem is een dissonant in het reeds in zichzelf moeizame overleg tussen christenen en joden. Het enkele feit van mijn bestaan zorgt voor een verstoring van de balans. Wat betreft fundamentalistische christenen en de christen zionisten: ik hoor bij diegenen die hun visie op de geschiedenis en de Bijbel verwerpen. De Internationaal Christelijke Ambassade in Jeruzalem is de meest openlijke ondersteuner van Israël in haar acties ter plekke. In politiek opzicht pro Israël maar theologisch gezien anti joods. Als Palestijns christen ben ik onzichtbaar in deze weergave, volledig buiten het theologisch gezichtsveld van dergelijke christenen, maar deel van de vervloekten die in de weg staan van de vervulling van de profetieën van God. Hoewel wij de moderne erfgenamen zijn van de discipelen van Jezus in Jeruzalem en ondanks onze rijke bijdrage aan het Midden-Oosten, zijn Palestijnse christenen onbekend geraakt, zonder erkenning, en vergeten door een groot deel van de wereld. Wij zijn een hoog opgeleide gemeenschap met diepe historische wortels, een gemeen4
we hebben geen vader; onze moeders zijn weduwen. Voor veel geld konden we ons water drinken, onze houtblokken kwamen tegen betaling. Onze achtervolgers zaten ons op de nek, we waren doodmoe, maar rust werd ons niet gegund. Naar Egypte moesten wij de hand uitsteken, naar Asjoer om verzadiging met brood. Dienstknechten zijn over ons gaan heersen, niemand die ons ontrukt aan hun hand. Met gevaar voor lijf-en-ziel komen we thuis met ons brood, vanwege het zwaard in de woestijn. Onze huid is gebarsten als een oven, vanwege de brandende vlagen van honger. Ze hebben in Sion vrouwen onteerd, jonge meiden in de steden van Juda. Vorsten hebben ze eigenhandig gehangen, aan het aanschijn van ouderen geen luister verleend. Uitgelezen jonge mannen moesten een molen dragen, en jongens zijn gestruikeld onder de houtlast. Ouderen zijn opgehouden met poortzitten, jonge mannen met snarenspel. Opgehouden is de vrolijkheid van ons hart, veranderd in rouw is onze reidans. Gevallen is de kroon die ons hoofd tooide…. Daarom is ons hart mat geworden, om dit alles zijn onze ogen verduisterd: Gij, Ene, die voor eeuwig zou zetelen, wiens troon was voor geslacht na geslacht,waarom wilt ge ons voor immer vergeten, ons verlaten tot in lengte van dagen? -
(Klaagliederen 5: 1-6,8-10,11b-16a,17,19-20)
25
Israël liever de regels dicteert dan onderhandelt en daarbij voorbijgaat aan de verslechterende dagelijkse realiteit van het leven van de Palestijnen? Kan de wereld zo doorgaan met het verdraaien van de waarheid dat zelfs slechte regelingen, die de Palestijnen niet veel te bieden hebben, niet eens door Israël zelf worden geëffectueerd? Kunnen Amerikaanse presidenten hun onverschilligheid tegenover het dagelijkse misbruik door Israëlische machthebbers laten voortduren en in het openbaar geen woord zeggen waaruit enig begrip blijkt voor ons Golgotha? Zelfs nadat beide partijen gewerkt hebben aan een akkoord, dat meestal Israëlische eisen inwilligt met behulp van de Verenigde Staten, en zelfs nadat het ondertekend is, voelt Israël zich niet altijd gebonden aan het tijdpad of de inhoud. Er volgt weer een ronde onderhandelingen en partijen sluiten weer een nieuw akkoord dat zelfs nog meer verwaterd is. Vroegere akkoorden hebben geen vrucht gedragen aangezien ze de wortels van het conflict niet hebben aangepakt, ze zijn niet gebaseerd op rechten en voorzien niet in een mechanisme waarbij VN resoluties en internationaal recht worden bekrachtigd. De weg naar vrede is niet geplaveid met uitsluiting of voortdurende vijandigheid. Zij komt eerder voort uit verzoening, overleg en gemeenschapszin. Uiteindelijk kan de militaire optie voor Palestijnen en Israëli’s niet slagen.
Weeklachten Er is een enorme noodzaak om de waarheid te vertellen. Immers, er is geen plan, geen overeenkomst, en geen opgelegd vredesproces – hoe machtig ook - dat kan slagen zonder het hoofd te bieden aan de onderliggende kwesties van onrecht. Aan alle fronten staan mensen – Palestijnen, Israëli’s, internationale vredesactivisten - die proberen de waarheid te verkondigen en die samenwerken om de structuren van geweld, de structuren en systemen van onrecht die de bron van het conflict zijn, voor het voetlicht te brengen. Ik heb vaak gezegd dat structureel en systematisch geweld zwijgt. Het spreekt zich niet uit, het weent. Als het gaat spreken, dan explodeert het vaak in razernij. Wat we op televisie zien is het geweld van de machtelozen, dat het etiket terrorisme opgeplakt krijgt. Wij horen noch zien de jammerkreten van de armen. Daartoe moeten we ons hart openen en luisteren, zodat we niet alleen de uitbarstingen horen maar ook de onderliggende pijn. Onze woorden zijn een echo van het Bijbelboek Klaagliederen. Gedenk, Ene, wat aan ons is geschied, aanschouw het en zie onze smaad aan! Ons erfdeel verviel aan vreemden, onze huizen aan vreemdelingen. Wezen zijn we geworden, 24
schap die, helaas, dagelijks in aantal afneemt vanwege politieke en economische druk. Onze toekomst is onzeker, de druk is overweldigend. Als Quaker moet ik ook strijden op een ander front aangezien ik word afgeschilderd als “pacifist”. Dit wordt verkeerd begrepen: alsof wij onrecht zouden aanvaarden dat ons als slachtoffer van geweld overkomt. Het valt niet mee om pacifist te zijn als mensen zien dat geweld verandering lijkt te bewerkstelligen en geweldloosheid tot gevolg lijkt te hebben dat ons thuisland en onze rechten aan anderen gegeven worden. Het is niet eenvoudig om geweldloosheid te verdedigen in een voortdurend gewelddadig conflict, maar voor mij is het overduidelijk de weg die wij moeten gaan en vele Palestijnen met mij maakten die keus. Aldus de complexiteit van mijn identiteit: Arabier, Palestijn, christen, Quaker en vrouw.
Generaties lang oorlog: onze verhalen vertellen Verhalen vertellen maakt de wereld sterker aangezien verhalen de complexiteit van onze werkelijkheid tonen. Door onze verhalen door te geven, stellen we er paal en perk aan dat de werkelijkheid van ons leven wordt afgebrokkeld. We verzetten ons tegen vage en algemene abstracties en bewaren de urgentie en intensiteit van concrete gebeurtenissen. Vandaar dat ik u deelgenoot maak van mijn verhaal in de hoop daarmee de complexiteit van onze waarheid te onthullen. Gedurende de oorlog van 1948 was ik slechts acht jaar oud. Toch kan ik mij de angst heel goed herinneren. Ik herinner me dat ik schuilde in de kelder van ons huis. Ik herinner me de vluchtelingen die vanuit de kustvlakte van Palestina naar Ramallah kwamen. Ik herinner me hoe mij vader en mijn oudere broer, bij het horen van het lot van de vluchtelingen vanuit de kustvlakten, een vrachtwagen met water en brood richting het westen reden om voorraden te leveren en vrouwen en kinderen oppikten die de gevaren van de oorlog ontvluchtten maar niet langer konden lopen. Vijftig van hen deelden ons huis gedurende zes weken met ons. Nog eens honderd hadden een kampement opgeslagen onder onze pijnbomen. Ons Ontmoetingshuis voor Vrienden in Ramallah gaf onderdak aan veel meer gezinnen totdat ze kans zagen elders neer te strijken. Het grootste deel van mijn leven heb ik naast een vluchtelingenkamp gewoond. Die oorlog is afgelopen, maar de toestand van die vluchtelingen duurt voort. Een vierde generatie vluchtelingen is intussen in dat kamp geboren. Als meisje bezocht ik de Vrienden School in Ramallah, een school die door de Quakers was opgericht ten behoeve van het onderwijs voor meisjes. Mijn oudere zus en broer waren al in de Verenigde Staten aan het studeren. Hoewel ik aangenomen was op het Bryn Mawr College en de kosten al waren voldaan, realiseerde ik mij dat de financiële last en de ontworteling te zwaar was voor mijn familie om te dragen . Na mijn eindexamen ben ik vervolgens verloofd met Fuad Zaru, leraar scheikunde op de Vrienden School. Hij werd naderhand hoofd van de school en we woonden een heel aantal jaren op de campus van de school, tot zijn overlijden in 1987. Mijn belangstelling en 5
plezier in leren, samen met de stimulans van mijn echtgenoot hebben mij tot op de dag van vandaag geholpen om kennis te willen vergaren. Tegen de tijd dat er weer oorlog was in 1967 was onze oudste zoon acht jaar oud. Zijn zusje was vijf. We schuilden in een schuilplaats die gedeeltelijk beschadigd was en ons leven was permanent in gevaar. Tijdens de bommenregen werd onze schuilplaats steeds minder betrouwbaar. We zijn toen naar een andere schuilplaats verhuisd, die we deelden met dertig kinderen en volwassenen. Die nacht zijn twee kleine meisjes gedood bij een Israëlische aanval. In één keer waren we onder de heerschappij van een bezettende macht. Velen verkiezen nu het kwaad van een oorlog boven het kwaad van een militaire bezetting en buitenlandse overheersing. Ik herinner mij dat mijn tante uit Nazareth huilde terwijl wij ons verheugden dat de oorlog van 1967 voorbij was en nu begrijp ik het. Zij vertelde ons: “Ik heb sinds 1948 in Nazareth gewoond en die oorlog is nooit afgelopen. Wat komt zal nog erger zijn.” Vier van mijn zeven kleinkinderen zijn geboren gedurende de eerste intifada, die duurde van 1987 tot 1991. Eén van hen was zes jaar oud gedurende de Golfoorlog van 1991. Terugkijkend op die tientallen jaren vraag ik me af hoeveel langer we nog zullen moeten leven met de oorlogservaringen die van generatie op generatie lijken te duren. Ik was een kind toen het allemaal begon. Nu ben ik grootmoeder. Meer dan de helft van mijn leven leefde ik onder Israëlische militaire bezetting. Tijdens het begin van de eerste intifada was het huwelijk van mijn oudste zoon Saleem gepland op 7 februari 1988. Twee dagen daarvoor hoorden we dat die dag was uitgeroepen tot een dag van rouw vanwege de vele Palestijnen die gedood waren. Vandaar dat onze familie op 5 februari met de familie van Saleem’s verloofde, Carol, bijeen kwam en we besloten om de bruiloft diezelfde avond bij ons thuis te vieren. We hadden nog vier uur om alles in gereedheid te brengen, van vier tot acht. De intieme bruiloft thuis met zo’n honderd gasten was prachtig. Landrum Bolling, een Quaker vredesactivist met lange staat van dienst, leidde de ceremonie. In Palestina kan zelfs een bruiloft niet volgens planning plaatsvinden. Toen mijn dochter zich verloofde tijdens de invasie van Libanon in 1982, moesten we de receptie en alle feestelijkheden afzeggen uit verbondenheid met ons volk. Toen ik met grote blijdschap hoorde dat ik grootmoeder zou worden, hield ik mijn angsten voor mezelf. Veel vrouwen hadden ten gevolge van traangas bommen spontane abortussen en mijn kinderen en ik waren bezorgd. Mijn buren en zelfs mijn naaste familieleden vragen me vaak waarom ik blijf werken voor vrede terwijl de kans van slagen gering is. Ik kan alleen maar zeggen dat het een uiting is van mijn geloof, een praktisch, alledaags geloof. Op één van de posters in ons huis staat: “Ware godsvrucht plaatst mensen niet buiten deze wereld, maar stelt ze in staat om beter in de wereld te leven en zet ze aan tot inspanningen om de wereld te herstellen.” Hoe waar zijn die woorden voor mij, want gedurende mijn leven en door geestelijke strijd heen heb ik ervaren dat ik een praktisch geloof heb. Het helpt mij om te proberen alle vrouwen en mannen lief te hebben, zelfs degenen die mijn waardigheid en menswaardigheid schenden. Het is een enorme uitdaging en het is mijn
Palestina. Kunnen we vrede hebben zonder zelfbeschikkingsrecht en soevereiniteit? Kunnen we vrede hebben zonder ons land en water? Kunnen we vrede hebben terwijl Israel ons beperkingen oplegt die ons economisch leven verstikken? Kunnen we vrede hebben met een eindeloze hoeveelheid wegversperringen, afsluitingen, afzondering en werkloosheid? Kunnen we vrede hebben zonder enige bescherming tegen het willekeurige gebruik van geweld? Kunnen we vrede hebben als miljoenen Palestijnse vluchtelingen nog steeds in vluchtelingenkampen wonen in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, in Jordanië, Syrië en Libanon? De vluchtelingen hadden gehoopt dat de Oslo Akkoorden een regeling zouden treffen met betrekking tot hun recht op terugkeer en compensatie, een basaal mensenrecht. De vluchtelingen lijden aan overbevolking, armoede, gebrek aan water, gebrek aan sanitair en werkeloosheid, evenals aan een afname van diensten die door UNWRA, United Nations Works and Relief Agency for Palestinian Refugees, geboden worden. De omstandigheden voor de vluchtelingen in Libanon en de Gazastrook zijn ernstiger dan die van hen in de vluchtelingenkampen in Jordanië en de Westelijke Jordaanoever, maar allen hebben te maken met de frustratie van groeiende werkeloosheid en het gebrek aan voortgang over het vluchtelingenvraagstuk tijdens de politieke onderhandelingen. De Palestijnse vluchtelingen zouden graag een stem hebben bij het vaststellen van de agenda ter bescherming van hun rechten in overeenstemming met VN resolutie 194 en het internationale recht dat hun recht op bezit en compensatie onderschrijft. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat geen scheiding toe op basis van ras, etnische of religieuze afkomst. Dat heet racisme. Europeanen zijn geschokt als rechtse politici of religieuze leiders racisme en uitsluiting aanmoedigen. Maar wat wij Palestijnen niet kunnen begrijpen is hoe aan ons in ons eigen land, op ons eigen grondgebied, water of land of een bouwvergunning kan worden ontzegd of het recht op bewegingsvrijheid of het recht op terugkeer of zelfbeschikking , alleen maar omdat we niet Joods zijn. Hoe kan dit getolereerd worden door de verlichte wereld in het licht van de vele VN resoluties die zijn aangenomen die deze praktijken veroordelen en gerechtigheid eisen voor de Palestijnen? Waarom worden Palestijnen die in de bezette gebieden wonen gedwongen om in bantustans te leven zonder het recht om verzet te plegen aangezien verzet wordt geïnterpreteerd als terrorisme? Waarom wordt dit niet apartheid genoemd? Is dit racisme of is dit een vredesproces? Waarom moeten wij afzien van onze prioriteiten als onafhankelijkheid, een eigen staat of mensenrechten alleen maar ten bate van de Israëlische veiligheid? Is dit echte democratie? Is dit gelijkheid? Is dit wederkerigheid die alle vormen van rechtstreeks en structureel geweld zal ontmoedigen en vrede en verzoening zal bewerken? Kunnen wij een vredesproces onderschrijven dat ongelijkheid veronderstelt en onze volkeren niet als gelijken behandelt? Tenslotte bestaat het conflict vanwege de onverenigbaarheid van beide partijen. Kunnen we doorgaan met deze regelingen als
6
23
instromen die gelegen zijn onder de nederzettingen, waardoor het de landbouw en de gezondheid van aangrenzende Palestijnse steden en dorpen schaadt. Het enkele bestaan van deze nederzettingen alleen al is een flagrante schending van internationaal bindende overeenkomsten en verdragen; zo verbiedt het internationaal humanitaire recht expliciet om permanente veranderingen aan te brengen die de bevolking onder de bezetting niet ten goede komen. Niet alleen ons land wordt voordurend geconfisceerd, maar ook onze waterbronnen. Israël beheerst al de waterbronnen van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, zij hevelt hiervan 85% over ten behoeve van haar eigen gebruik, verkoopt ons vervolgens ons eigen water terug en laat ons achter met slechts 15% van ons eigen water voor zowel huishoudelijk en agrarisch gebruik. Doordat Israël de twee voornaamste aquifers in beslag heeft genomen genieten de Israëli’s een enorme disproportionele toevoer van water: meer dan vier keer zoveel als de Palestijnen. Dientengevolge kunnen de Palestijnen steeds minder water gebruiken voor irrigatie van hun gewassen of zelfs voor hun in eigen tuin gelegen groentebedden, laat staan voor bloemperken en bomen. Dit alles terwijl de Joodse kolonisten hun gazon besproeien en hun zwembaden vullen met ons water. In Hebron bijvoorbeeld gaat 70 % van het water naar 8.500 kolonisten en slechts 30 % wordt toebedeeld aan de 250.000 inwoners van de stad. Zoals we gezien hebben, blijft Israël doorgaan met het confisceren en bebouwen van Arabisch land in Oost-Jeruzalem als deel van het “judaïseringsproces” van de stad. Arabische inwoners van Jeruzalem wordt niet alleen hun land ontnomen maar aan hen worden ook vaak bouwvergunningen geweigerd. Velen lijden onder de vernietiging van hun huizen en het verlies van hun verblijfsvergunning en sociale voorzieningen. Sinds maart 1993 heeft Israël de stad Oost-Jeruzalem afgesloten van de rest van de Westelijke Jordaanoever. Palestijnen die niet officieel gevestigd zijn in de stad worden niet toegelaten tot Jeruzalem zonder een geldig toegangsbewijs dat is uitgegeven door de Israelische militaire autoriteit. In wezen verdeelt deze afsluiting de Westelijke Jordaanoever in noordelijke en zuidelijke deelgebieden en heeft het gezorgd voor een toenemende versplintering van de Palestijnse gemeenschap. Ik ben een pacifist. Ik heb reeds in 1975 ten tijde van de Vijfde Vergadering van de Wereldraad van Kerken, publiekelijk verkondigd dat mijn streven naar vrede en verzoening gebaseerd is op de wederzijdse erkenning van de rechten van zowel Palestijnen als Israëli’s , daaronder begrepen een twee staten oplossing in overeenstemming met het Internationale Recht en VN resoluties, het recht op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen en gelijke rechten voor Palestijnen die in Israël wonen. Ik was toen een roepende in de woestijn en veel kerkleiders vroegen mij mijn nek niet uit te steken op dit punt. Echter, ik hield mijn mond niet. Ik ga door tot op de dag van vandaag omdat de roep van mijn volk om vrede in gerechtigheid luid en duidelijk klinkt, mijn wil om onrecht te weerstaan is niet gebroken. Ik moet toegeven dat ik me regelmatig moe voel, gefrustreerd en uitgeput, maar mijn contacten met diegenen over de hele wereld die de vredesbeweging steunen, geven mij de kracht om door te zetten. Het verband tussen vrede en gerechtigheid is nergens duidelijker dan in Israël22
levenswerk. Tijdens de dagen die vooraf gingen aan zijn sterven, heeft mijn echtgenoot de familie drie keer bijeen geroepen en hij heeft gezegd: “Ik ben erg trots op het werk van Jean en wat zijn bereikt heeft. Ik wil dat jullie haar bijstaan zodat zij door kan gaan op de weg die zij gekozen heeft”. Mijn man, mijn vader en mijn broer zijn drie mannen in mijn leven die mij bemoedigd hebben in mijn strijd op vele fronten. Helaas leven ze geen van allen meer, maar ze hebben me erfenissen nagelaten die mij bemoedigd hebben om door te gaan, zelfs in de meest donkere momenten. Mijn moeder is ook een enorme steun voor me geweest als ik mijn handen vol had. Zij heeft voor mijn kinderen gezorgd, sprong in als ik op reis ging naar diverse delen van de wereld en bemoedigde mij als ik moe en bezorgd was. Veertig jaar lang heb ik op de scheidslijn gebalanceerd van het geestelijke en politieke. Voor mij waren beiden met elkaar verweven. Mijn spiritualiteit is geworteld in de menselijke waardigheid en de mensenrechten van alle mensen, evenals in de heiligheid van Moeder Aarde. Ik voel me gedrongen om te werken aan een wereld waar menselijke vrijheid en waardigheid tot bloei kan komen. Spiritualiteit kan leven, levendigheid en verbeeldingskracht in mijn strijd brengen, maar natuurlijk besef ik ook dat de vermenging van godsdienst en politiek ook brandstof kan geven aan de meest extreme gewelddadige daden en kan leiden tot een systeem van zelfgenoegzame onderdrukking. Veel activisten wantrouwen godsdienst en spiritualiteit, soms terecht. Maar ieder van ons is betrokken op het werken voor vrede en gerechtigheid omdat iets ons dierbaar is, zo dierbaar dat het meer waard is dan gemak. Het kan God zijn of de Geest of de heiligheid van het leven of geloof in vrijheid. Wat het ook is, het kan ons voeden. Veel mensen willen wel geloof, maar dan in een eigen hokje los van hun werk, hun politieke activiteiten, hun luxe en gemak. Mijn eigen ervaring is dat geloof alleen maar geleefd kan worden met je gehele alledaagse leven, wat niet als mens geleefd kan worden is geen geloof. Geloof omvat overgave en betrokkenheid, en betrokkenheid is actie en engagement met de echte zaken van het leven. Er is geen betrokkenheid zonder liefde, zonder liefde is er slechts verspilling, na-ijver, waanzin en destructie. Liefde dwingt om de weg van waarheid, begrip, gerechtigheid en vrede te vinden. Mijn vorm van geloof is heel erg actief, met een hoog politiek gehalte, vaak controversieel en soms met een heel gevaarlijke vorm van betrokkenheid bij actieve geweldloosheid ten behoeve van de verandering van onze wereld.
Onderwijs Mijn man was achttien jaar lang hoofd van de Vrienden School in Ramallah en ik zelf gaf les aan middelbare scholieren van de vierde en vijfde klas. De Vrienden School was ons thuis en ons leven. Voor mij was lesgeven een manier om iets opbouwends te doen in een situatie waarin militaire macht de status quo leek te hebben bepaald en waarin vredig samenleven een onvervulbare droom leek. 7
Ik ontwikkelde een lesprogramma ethiek voor mijn gemengde klassen van moslim en christen studenten en een cursus huishoudkunde. Het was een enorme uitdaging en mijn baan was niet eenvoudig. Door het lesgeven leerde ik meer over mijn eigen waarden en over mijzelf. Ik probeerde christenen en moslims dichter bij elkaar te brengen door aan een nieuwe gemeenschap te werken met onderlinge relaties, die verschillen in ideologie, klasse en geloofsrichting overstijgen. De meeste studenten in onze school hebben Arabische namen, waarvan velen de namen van profeten, beroemde leiders, waarden of deugden zijn. Door over onze namen en naamgenoten te leren, kunnen de studenten zien hoe verwant de verschillende religieuze tradities en waarden zijn en kunnen ze aan de hand van hun eigen leven duidelijk maken of ze volgens die waarden willen leven. Op een keer riepen de studenten onderweg naar school: “PLO, Israël, NO!”. Ik kon ze niet tot de orde roepen aangezien ik vrijheid van meningsuiting van belang vind als we onze problemen gaan oplossen. Maar ik was bezorgd dat het leger traangasgranaten zou gooien of hen zou arresteren. Ze zaten nog maar in de vierde en vijfde klas en ik was bezorgd over hun veiligheid. Dus ging ik naar het bord en schreef: “PLO”. Doodse stilte. Ze wisten dat er maar weinig leraren de moed hadden om dit te schrijven. Het was toen verboden voor Palestijnen om de PLO te noemen, de Palestijnse vlag te gebruiken of zelfs maar de kleuren van de vlag te gebruiken. Ik vroeg: “Weten jullie waar die letters werkelijk voor staan?”. Nee, was het antwoord. Toen legde ik uit wat het werkwoord “to liberate” eigenlijk betekende. Ik vroeg hen om vijf dingen op te schrijven waarvan zij zichzelf zouden willen bevrijden, vervolgens hun land, en tenslotte onze wereld. Ik leerde veel van hen en we leerden allemaal over de verschillende soorten gevangenschap die we ondervinden. We zijn allemaal gevangen – hetzij door eigen keuze of gebrek aan kennis, hetzij vanwege de keuzen die anderen maken of hun onkunde. We hebben allemaal bevrijding nodig. In mijn lessen met deze jongens probeerde ik ook de kwestie van geslachtsgebonden rolpatronen aan de orde te stellen. Van hun leerde ik hoe zij de status van hun moeders zagen. Ik vroeg van elke jongen een tekening van iets of iemand die stond voor voortdurend, standvastig trouw werk. Twee derde van hen maakten een tekening van hun moeder. Hoe kunnen we verandering brengen in het feit dat vrouwen uiteindelijk zo veel van het vaste werk doen? “Door mee te helpen”, boden ze vrijwillig aan. Maar ze voegden er aan toe dat vaders en tantes thuis tegenstand boden als ze hun moeders hielpen. Er werd hun gezegd dat het niet hun taak was. Eén jongen barstte zelfs in tranen uit toen hij ons vertelde: “Ik hielp mijn moeder niet, omdat mijn tante me vervloekte en mijn moeder op haar kop gaf. Wat moet ik doen?”. Ik moest even een paar minuutjes nadenken, ik wist dat ik een revolutie ontketende in huiselijke kring. Ik vroeg de jongen: “Waar schaam jij je meer voor, dat jij je moeder helpt of dat je haar ziet lijden onder de last van haar werk? ” We keken vervolgens naar de manier waarop in de Koran en in de Bijbel over moeders wordt gesproken.
bij. Helaas werd dat duidelijk gemaakt door de Israëlische militaire invasie gedurende de zomer van 2006. Krachtens de Oslo akkoorden zou Israël een ‘veilige doorgangsroute’ tot stand brengen tussen de Westelijke Jordaanoever en Gaza, zodat Palestijnen zich vrijer zouden kunnen verplaatsten. Israël heeft deze veilige doorgangsroute nooit geïmplementeerd, met het gevolg dat de Gazastrook werd geïsoleerd van de rest van het Palestijns gebied. Palestijnen hebben militaire doorgangsbewijzen nodig om te reizen binnen de Westelijke Jordaanoever, tussen de Westelijke Jordaanoever en Gaza, of Israël in. Palestijnen uit Gaza hebben daarenboven ook de toestemming van Israël nodig om internationale grenzen over te steken om andere landen te bezoeken. Die doorgangsbewijzen zijn heel moeilijk te verkrijgen. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen wordt er toestemming verleend om vanaf het vliegveld van Tel Aviv te reizen. In alle gevallen en voor alle doeleinden kunnen Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever alleen via Amman het land uit en via Rafah naar Egypte. Terugkijkend schreef een analist: “Je kunt Oslo pas echt begrijpen als je het ziet als een herstructurering van de relatie tussen Israël en de bezette gebieden, op economisch, politiek en disciplinair gebied, waarbij er binnen Israël van tevoren overeenstemming was in de diverse zionistische agenda’s” .1) Of, zoals Edward Said het formuleert: “Hoe schrijf je apartheid? O-S-L-O”.2) Toen de militaire procureur-generaal de voormalig Israëlische minister- president Ehud Barak hiervoor waarschuwde schijnt deze geantwoord te hebben: “Geen enkele internationale rechtsregel kan onze benadering wijzigen. Wij nemen geen beslissingen op grond van internationale voorschriften maar op grond van onze behoeften en belangen”. Evenmin ijkt Barak de legitimiteit van een nederzetting aan het Israëlische recht, ondanks het feit dat de wetsregels een prominent onderdeel waren van zijn verkiezingscampagne in 1999. Slechts zeven van de tweeënveertig “bolwerken” die na de Wye River Overeenkomst in 1998 zijn gebouwd, zijn illegaal verklaard door Israël- dat wil zeggen, door de Israëlische regering onwettig verklaard. Slechts twee van die zeven illegale nederzettingen zijn ontruimd. Onwettig volgens de bepalingen van internationaal recht, zijn de nederzettingen één van de gevaarlijkste onderdelen van het apartheid systeem. Uitbreiding van nederzettingen wordt ingegeven door politieke en ideologische overwegingen die de strategische, militaire en economische belangen van Israël dienen en uiting geven aan haar opvatting over nationale assertiviteit. Zoals al eerder gezegd is het aantal kolonisten intussen groter dan 400.000, waarvan er meer dan 180.000 in Jeruzalem wonen. Vòòr 2004 woonden er meer dan zes duizend in achttien nederzettingen in Gaza. Deze nederzettingen worden verbonden door een stelsel van snelwegen of speciale verbindingswegen, zgn. bypass roads en industriegebieden die contact verhinderen tussen Palestijnse steden en dorpen onderling en die bovendien in inbeslaggenomen Palestijns land gelegen zijn. Er zijn 177 nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever, inclusief Jeruzalem. Israël laat toe dat deze nederzettingen milieuschade toebrengen aan aangrenzende Palestijnse gemeenschappen. Ongezuiverd afval bijvoorbeeld, mag vaak de dalen
8
21
had er alle schijn van een overeenkomst te zijn die door twee gelijke partijen werd getekend. De beroemde handdruk tussen Yitzhak Rabin en Yasser Arafat werd over de hele wereld gadegeslagen. Desalniettemin zag je die gelijkheid niet terug in de documenten die in werkelijkheid getekend zijn tijdens de ceremonie. De meest in het oog springende ongelijkheid in de Oslo-Washington verdragen was de belofte van de PLO om Israël te erkennen en alle gewelddadige acties tegen Israël stop te zetten, zonder dat Israël een toezegging deed om het doden van Palestijnen door zijn soldaten te laten stopzetten of om ook maar enige onderdrukkende maatregel in de bezette gebieden in te trekken, of zich verplichtte de bezetting te beëindigen of de Palestijnse mensenrechten te beschermen. De Oslo Akkoorden presenteerden de wereld misleidende beelden van vrede en wij bleven achter met een moeilijke en harde realiteit. De internationale media refereerden aan de Akkoorden als waren zij historisch omdat ze vrede en verzoening zouden brengen. Ik haal vaak de woorden van de profeet Ezechiël 13:10 aan die spreekt van valse profeten“ omdat, ja omdat zij mijn gemeente hebben misleid door vrede te zeggen terwijl het geen vrede is” of de woorden van Jesaja 59: 14,15 “ Achteruitdeinzen moest het recht, gerechtigheid ver weg blijven staan, -want waarachtigheid is op het plein gestruikeld en wat rechtuit is kon niet binnenkomen. Zo wordt de trouw een vermiste en wie wijkt van het kwaad een beroofde.” Teneinde vrede te krijgen moeten we de waarheid spreken; zonder waarheid te vertellen wordt er geen vrede gesticht. Het is voor mij niet eenvoudig om de tekortkomingen van het Vredesproces aan te duiden, omdat de lokale en internationale media het doen voorkomen alsof wie tegen het proces is tegen vrede is, irrationeel en buitensporig. Je kunt er zelfs door worden aangemerkt als fanatiek of als terrorist. Toen ik over de Oslo Akkoorden een lezing hield in september 1993 in Selly Oak Colleges in Birmingham, Engeland en in 1994 in Zweden, begrepen velen niet hoe een Quaker en vredesactivist liever waarschuwde tegen een slechte uitkomst in plaats van blij te zijn. Waarom? Ik moest keer op keer uitleggen dat Palestijnse en Arabische gezichtspunten zelden worden weergegeven in de doorsnee media. Vandaar dat er in het Westers openbaar debat eensgezindheid leek te zijn dat het Vredesproces zoals voorzien door Oslo een goede zaak was. In de jaren na Oslo kregen de Palestijnen verantwoordelijkheid voor de bevolking en de openbare diensten van Palestina, terwijl Israël controle hield over land, water, natuurlijke hulpbronnen, de grenzen en alle verkeer van mensen en goederen. Israel beheerst de economie en handhaaft honderden controleposten die een systeem in stand houden waarbij goederen soms wel zeven maal in- en uitgeladen worden tussen Hebron en Nablus, terwijl beide steden zich in de bezette Westelijke Jordaanoever bevinden. Hoewel Israëlische kolonisten werden teruggeroepen uit Gaza, heeft Israël volledig controle over hetgeen Gaza in- en uitgaat. Vrachtwagens met agrarische producten voor de Europese markt of de Westelijke Jordaanoever kunnen zo lang tegengehouden worden aan de grens dat de goederen in de wagens verrotten. Gaza is de dichtstbevolkte stad op aarde en is, wat praktische zaken betreft, onder de volledige heerschappij van de Israëlische militaire macht. Volgens mensenrechten organisaties is Gaza nog steeds bezet gebied, ook al zijn de kolonisten vertrokken. De bezetting is niet voor-
Met jongens in de elfde en twaalfde klas huishoudkunde begon ik de cursus altijd met de vraag om een opstel te schrijven over hoe zij verantwoordelijke besluiten zullen nemen als ze een maaltijd voorbereiden, kleren kopen of een huishouden draaien. Dit stond aan de basis van een hele serie vragen over wat het betekent om verantwoordelijk te leven – met betrekking tot jezelf, je familie en de Palestijnse gemeenschap wereldwijd. Wat we kopen en eten is belangrijk. Onze maaltijden plannen op grond van wat het land voortbrengt is niet alleen gezonder en goedkoper, maar door lokale producten te kopen helpen we de eenvoudige boer om op zijn land te blijven en niet te verhuizen naar de stad. We vermijden problemen als verspilling of conserveermiddelen in kunstmatig voedsel. We vermijden het gebruik van producten die in Israël gemaakt zijn, waar flinke belasting op wordt geheven. We moeten niet bidden voor vrede en betalen voor oorlog. Hetzelfde geldt voor kleren. Waarom zouden we kant-en-klare kleren kopen als we fantastische kleermakers hebben, als we vrouwen hebben die thuis breien om in hun onderhoud te voorzien? We moeten hun ondersteunen. Dit zal niet allemaal van de ene op de andere dag verandering bewerken, maar het motiveerde mijn studenten. Het gaf hun een gevoel van eigenwaarde en waardigheid. Hun leven en hun keuzen tellen en evenzo het leven en de keuzes van andere vrouwen. Hoe pak ik het aan om een cultuur van geweldloos handelen te onderwijzen? Eerst werk ik aan kritisch bewustzijn, het vermogen om keuzes te maken, - bewustzijn van de meerwaarde van recht boven onrecht, vrede boven oorlog, menswaardige instellingen boven mensonterende instellingen. Ik probeer heel duidelijk te maken dat we tegen kwaad strijden en niet tegen mensen. Menselijk welzijn is ons uiteindelijke doel en we moeten bereid zijn om datgene te zeggen wat we voor waar houden en de prijs ervoor te betalen. De grootste hindernis voor persoonlijke groei en voor het werken aan vrede is het gevoel van onmacht of pessimisme. Het belangrijkste wat ik daarom in mijn cursus tot stand kon brengen was het gevoel van kracht, het gevoel in staat te zijn te kiezen hoe wij willen leven en het gevoel van optimisme voor de toekomst. Hoewel wij niet weten wat de toekomst in petto heeft, weten we wel dat wij het zijn die de toekomst in onze handen hebben. Bevestiging is een toekomst gerichte strategie. Ik bevestig wat goed en mooi is in onze cultuur, onze waarden, ons voedsel, onze familiebetrekkingen, onze kunsten en ons borduurwerk. Ik maak gebruik van bevestiging in plaats van negativiteit, ook al is er veel dat ik verwerp. Dit geeft mijn studenten meer zelfvertrouwen en maakt het eenvoudiger voor hen om het goede in anderen te zien, met inbegrip van degenen met wie we in conflict zijn. Mijn studenten weten inmiddels dat grenzen overschrijden niet alleen voortkomt uit het gebruik van geweld maar ook door anderen, die heilige kinderen van God zijn, als lucht te behandelen. Hoe we ook behandeld worden, we mogen een ander niet als lucht behandelen of als minderwaardig aan ons zelf. Het is niet eenvoudig voor ons om stil te staan bij de heiligheid van het leven en de menselijke waardigheid terwijl onze eigen waardigheid en waarde zelden wordt erkend. Maar door de kwetsuur, de
20
9
pijn en de wonden heen moeten we proberen onze macht waar te maken en werkelijk verandering te bewerkstelligen. Werkelijke verandering hevelt niet alleen macht over van de ene groep naar de andere, maar verandert de verhouding tussen ons. Het is dan misschien wel een droom, maar het is mijn mensenrecht om te dromen en om aan de verwerkelijking van die droom te werken.
Reizen Mijn oecumenische en internationale betrokkenheid brengt met zich mee dat ik op reis moet, meestal naar landen in Europa en naar de Verenigde Staten. Gedurende mijn werk voor de Wereldraad van Kerken, de Wereld onferentie voor religie en vrede, en het wereldwijde YWCA, moest ik reizen om vergaderingen bij te wonen. Maar voor mij is reizen altijd een beproeving geweest, zelfs in dit huidige tijdperk van snelwegen en vliegtuigen. Sinds 1967 moest ik elke keer dat ik naar Amman in Jordanië moest gaan vanwege het één of ander, de Koning Hoessein brug over, over de rivier de Jordaan. Die brug is de enige route die de Palestijnse bewoners van de Westelijke Jordaanoever van de staat Israël mogen gebruiken om ons land te verlaten. Die brug oversteken is niet zoiets als Amerikanen in hun land even doen, waar wachten slechts het wachten is om tol te betalen. Nee, voor ons betekent het: bezet Palestina verlaten, dus militaire toestemming bemachtigen, dure administratiekosten voldoen, uitgebreide controle ondergaan – onze papieren, identiteitskaarten en paspoorten, ook aan ons lichaam, vaak zonder enig respect voor onze menselijke waardigheid. Normaal gesproken duurt het een klein uur om de brug vanuit Ramallah te bereiken. In de voorbije jaren is dat echter opgelopen tot vijf à zes uur, en dat is alleen nog maar tot aan de brug. Dat komt omdat we niet op de snelwegen mogen rijden die de Israëlische kolonisten gebruiken, maar gedwongen zijn om B-wegen te gebruiken met tientallen controleposten, omleidingen, en wegversperringen. Om de grens zelf te passeren heb je dertien uur nodig voordat je in Amman arriveert. Ik kan in diezelfde tijd van Amman naar New York vliegen! Het is bijna onmogelijk de zware tol te beschrijven die deze brug van ons heeft geëist – onze gezondheid, het gescheiden zijn van onze geliefden, onze ongerustheid met betrekking tot het vertrek en de hoop op terugkeer. Ze hebben nauwgezet ons lichaam gecontroleerd, onze schoenen en onze bezittingen, stuk voor stuk. Gedurende de voorbije veertig jaar, heeft Israël gesteld dat deze zware maatregelen nodig waren in verband met veiligheid. Ik vroeg me altijd af of ze met al deze bedenksels, de harten en gedachten van de Palestijnen konden controleren. Konden ze zien hoe wij ons voelden? Onze pijn, merkten ze die op? Of is dat geen onderdeel van de veiligheidscontrole? Geen deel van het proces van bruggen bouwen met buren wier leven zo vervlochten is met dat van hun? Terwijl ik om me heen kijk naar de mensen om me heen gedurende die lange wachttijden bij een controlepost, of in de bus luister naar gesprekken om me heen, hoor ik 10
voerders van het huis van Israël!- is het niet aan u om het recht te kennen? Haters van goed en minnaars van kwaad” (Micha 3:1). “Wee wie huis aan huis laten raken, veld tot veld laten naderen totdat er geen plaats meer is en gij alléén gezeten zijt in de ruimte van het land!” roept de profeet Jesaja (5:8). “Wee, de wetgevers van wetten vol onheil,- en schrijvers die verdrukking hebben voorgeschreven, om geringen weg te dringen van het gericht en weg te roven het recht van de gebogenen van mijn gemeente!- zodat weduwen hun roofgoed worden en zij wezen tot buit maken!” (Jesaja 10:1). Juist de woorden vrede en gerechtigheid horen bij elkaar, zo duidelijk zien we het verband tussen hen beiden. Vrede is niet alleen afwezigheid van oorlog, maar het is afwezigheid van verschrikkelijke armoede en honger. Vrede is vrij te zijn van ziekte en kwalen. Het is het hebben van werk en gezondheid. Vrede is gebaseerd op een diep besef van gelijkheid van mensen en fundamentele rechten. Vrede is er wanneer we niet bang zijn om bijeen te komen, onze godsdienst te vieren, te werken, de waarheid in woord en geschrift te verkondigen zelfs tegenover de machtigen. Vrede is hoop voor onze toekomst en de toekomst van al God’s kinderen en Zijn hele wereld. Vrede is salaam, welbevinden voor allen, gelijkheid en respect voor de rechten van mensen. Vrede is er als iedereen zich thuis voelt en geaccepteerd wordt, zonder belemmeringen gebaseerd op leeftijd, klasse, geslacht, ras, geloof of nationaliteit. Vrede is een fragiel evenwicht gevormd door de ervaring van strijd, het verduren van lijden en de kracht van de liefde. Er zijn zoveel aspecten verbonden aan het woord vrede. Vrede is kostbaar en moet niet misverstaan worden als een hap snap oplossing voor de tegenstellingen van de wereld. Vrede is geen onderwerping, noch stilzwijgende acceptatie van hetgeen om ons heen gebeurt. Vrede is niet alleen de vrede waar regeringen over spreken, hun plannen en initiatieven waar we al zo lang van horen.
Het Vredesproces Ik heb met argusogen gekeken naar de wijze waarop het vredesproces in het Midden Oosten zich ontpopt. Het Palestijnse volk heeft veel tegemoetkomingen gedaan, die in geen verhouding staan tot die van hun gesprekspartner. Vanaf het begin werden wij niet vertegenwoordigd door de PLO, niemand uit Oost-Jeruzalem mocht aanwezig zijn, niemand van buiten de Westelijke Jordaanoever en Gaza mocht participeren, ook al zijn de Palestijnen één volk,waarvan de helft gedwongen in ballingschap buiten Palestina leeft. Toentertijd verplichtte Israël zichzelf niet tot terugtrekking, tot het einde van de militaire bezetting, tot het ontmantelen van nederzettingen, noch tot Palestijns zelfbeschikkingsrecht en het recht op terugkeer. Een dergelijke opvatting werkt natuurlijk een onophoudelijk conflict in de hand. Een cosmetische vrede was toen niet genoeg en nu evenmin. De Oslo akkoorden werden verwelkomd als een grote stap voorwaarts. De slotceremonie op 13 september 1993, op het gazon van het Witte Huis in Washington D.C., 19
7 Oorlog, vrede en gerechtigheid WEEKLACHTEN EN STELLINGNAME Wat vraagt de ENE anders van je dan recht doen, vriendschap liefhebben en ootmoedig wandelen met je God? Micha 6:8 Als ik je in het Arabisch begroet begin ik met salaam, “Vrede” – als ik afscheid van je neem, wordt het “Ga in de vrede van God”. Het woord vrede staat aldus centraal in onze taal. Als volk en als individuen smachten we naar vrede. We begroeten elkaar met vrede. We bidden voor vrede. We zijn geroepen om vredestichters te zijn. Vrede, mededogen, trouw en zelfbeheersing zijn eigenschappen die in de heilige Ramadan periode worden versterkt. “Vrede zij met je” is de gebruikelijke begroeting. “Vrede voor onze wereld” en “Samenwerken aan vrede” zijn het motto geweest van vele organisaties. Enkele jaren geleden kondigden de Verenigde Naties een Internationaal Jaar van de Vrede af. Christenen over de hele wereld vieren de geboorte van Jezus in ons land met het lied van de engelen: “Vrede op aarde.” Maar wat is vrede eigenlijk? Betekent het het einde van conflicten? Niet in de echte wereld. Conflict is onvermijdelijk in het dagelijks leven –innerlijk, intermenselijk, tussen groepen en internationaal. Vrede bestaat er in om gedurig op creatieve wijze met conflicten, die nu eenmaal onvermijdelijk zijn, te kunnen omgaan. Vrede is het proces waarbij je op zodanige wijze werkt aan de oplossing van conflicten dat beide zijden winst behalen, met als resultaat een toegenomen harmonie, ten gevolge van het conflict en haar oplossing. Vrede is gebaseerd op respect, samenwerking en welzijn. Vrede is de aanwezigheid van sociale gerechtigheid. Centraal in het Palestijns-Israëlische conflict staat het begrip gerechtigheid. Gerechtigheid betekent, net als vrede, voor de één iets anders dan voor de ander. Sommigen definiëren het heel beperkt. Voor hen betekent het de vaststelling van rechten gebaseerd op wetten of regels. Anderen zien het ruimer en vatten er rechtvaardigheid onder en gelijkheid, heelheid en welzijn. Uitgaande van een beperkt begrip kunnen de rijken en machtigen de wetten maken en ze vervolgens in hun voordeel laten interpreteren. In strikte zin stellen ze dat ze de wetten gehoorzamen, ze maken echter misbruik van de armen en zwakken. In bezet Palestina worden wetten gemaakt en gemanipuleerd om het leven voor Palestijnen, die in Israël en de bezette gebieden wonen, moeilijk en onleefbaar te maken. Komende uit een land waar de woorden van onze grote profeten door de heuvels klinken, zie ik in dat kwesties van ongerechtigheid eigenlijk niet nieuw zijn. Alleen de mensen en de omstandigheden zijn nieuw. “Hoort toch, hoofden van Jakob en aan18
unieke geschiedenissen vol pijn, van gezinnen die uit elkaar gerukt worden, wanhoop en lijden, verlangen en hoop. De tol die wij betalen is hoog. Reizen tijdens bezetting put ons uit, is een aanslag op onze gezondheid, en vergroot onze scheidingsangst, daar noch vertrek noch terugkeer wordt gegarandeerd. Vaak als ik met de anderen aan het wachten ben, heb ik de neiging het uit te schreeuwen richting Israëlische autoriteiten: “ Wij zijn als menselijke wezens in onszelf heilig. Waarom behandelen jullie ons zo?” Of ik wil de woorden van Psalm 22:1-2 citeren: “Mijn God, mijn God, waarom hebt ge mij verlaten, ver van mijn bevrijding, van de woorden die ik brul 'O mijn God!' roep ik bij dag, gij antwoordt níet, de nacht door, maar tot stilte kom ik niet” Het wekt dus geen verbazing dat ik bij aankomst op mijn bestemming vaak uitgeput ben door de beproeving van het reizen zelf. Organisatoren in de Verenigde Staten vragen me om de declaratie van mijn onkosten; ik kan ze de kosten overleggen van mijn vliegticket, maar wat is de prijs voor de pijn, de vernedering, de vermoeidheid en de ongerustheid? Dit is geen persoonlijk probleem, het is een structurele kwestie die deel uitmaakt van een veel bredere problematiek, namelijk het systematisch proberen de bewegingsvrijheid van Palestijnen in de Westoever, Gaza en Oost Jeruzalem, een basaal mensenrecht, te verhinderen door talloze hindernissen, controleposten, greppels en hekwerken. Het is onderdeel van de systematische poging ons volk te fragmentariseren en onze ziel te vermorzelen.
Vertrekken uit Palestina Palestijnen zouden niet vertrekken als ze konden blijven, maar veel Palestijnen hebben geen keus. Sta mij toe u te vertellen over mijn eigen familie en meer in het algemeen over de inwoners van Ramallah, een stad die ongeveer vierhonderd jaar geleden is gesticht door zeven Arabische christelijke families. Mijn meisjesnaam is Mikhail en mijn beide grootvaders komen uit Ramallah. De zeven familie geslachten die oorspronkelijk Ramallah bewoonden zijn allen christen. Vandaag de dag wonen meer inwoners uit Ramallah in de Verenigde Staten en elders dan in Ramallah zelf. Mijn zes tantes en drie ooms van vaders zijde wonen met hun echtgenoten, kinderen en kleinkinderen allemaal in Florida. Sommigen heb ik ontmoet, anderen niet. Van mijn moeders zijde wonen er van de drie tantes en vier ooms nog slechts zes kinderen in Ramallah; veel kinderen en kleinkinderen zijn geëmigreerd. Mijn groot11
moeder komt uit Lydda waar nu het vliegveld van Tel Aviv gelegen is. Al haar verwanten zijn in 1948 als vluchteling naar Ramallah uitgeweken. Sommigen zijn daar nog steeds maar anderen moesten verschillende malen verkassen vooraleer ze een permanent onderkomen hadden. Ik heb drie zussen en één broer. Mijn broer Hanna en mijn oudere zus Joyce zijn begin jaren vijftig van de twintigste eeuw uit Ramallah vertrokken en in de Verenigde Staten gaan studeren. Mijn broer kon niet meer thuis komen. De Staat Israël stond Palestijnen die buiten het land waren gedurende een telling die onmiddellijk volgde op de oorlog van 1967, geen verblijfstitel toe noch het recht om naar hun thuisland terug te keren. Toch heeft mijn broer vanuit de diaspora zijn leven gewijd aan de strijd van het Palestijnse volk. Nadat hij uit de Verenigde Staten vertrok, heeft hij in Jordanië gewoond en vervolgens is hij verhuisd naar Libanon. Sinds 1976, nu al meer dan dertig jaar, is hij onderdeel van de groep verdwenen personen. Mijn oudste zus kon gedurende zeventien jaar niet terugkomen voor een bezoek. Zij vertrok van ons ouderlijk huis in Ramallah toen ik een jong meisje was van twaalf jaar oud, en toen ze me weer zag, was ik getrouwd men had ik drie kinderen. Mijn jongere zus trouwde een man uit Ramallah die met zijn familie naar de Verenigde Staten emigreerde, en zij vertrok met hem mee. Mijn jongste zus moest met haar gezin naar Jordanië vertrekken vanwege economische redenen omdat haar echtgenoot werk had gevonden in Amman. Zij hebben zich daar gevestigd. Uiteindelijk verliet mijn moeder haar huis in Ramallah omdat ze hier geen adequate gezondheidszorg en verpleegzorg kon krijgen. Ik ben de enige die over is in Ramallah. Een tijdje had ik mijn drie kinderen, hun echtgenoten en kleinkinderen. Maar mijn zonen konden hier ook geen werk vinden. Mijn jongste zoon kon niet naar de universiteit toen de Birzeit Universiteit gesloten werd. Alleen mijn dochter is gebleven, en inmiddels zijn haar zoon en dochter naar Jordanië vertrokken om verder te studeren. Hoewel er af en toe tekenen van hoop zijn voor diegenen van ons die achter zijn gebleven, lijden we constant niet alleen vanwege de moeilijke omstandigheden van het leven van alledag onder de bezetting, maar ook vanwege het gescheiden zijn van onze familie en het gemis dat dat met zich mee brengt. Verder maken we ons natuurlijk zorgen over onze toekomst en de toekomst van onze kinderen. Op een keer maakte ik over de brug de oversteek naar Jordanië om voor twee weken bij mijn moeder te zijn. Het enige dat zij mij deze keer vroeg om uit haar huis in Ramallah mee te nemen was een Arabische dichtregel die ingelijst in haar slaapkamer hing. Er staat op geschreven: “Ik zal geduld betrachten en volharden totdat het geduld beseft dat ik volhard in zaken die zelfs bitterder en stekeliger zijn dan het geduld zelf.” Geduld in het Arabisch is sabir, hetzelfde als de naam voor de cactus plant waarvan de dikke bladeren vol bitter water en doornen zijn. Meer dan de helft van de Palestijnse bevolking van Ramallah moest vertrekken om verschillende redenen: economisch, onderwijskundig, om gezondheidsredenen en om redenen van algemeen welzijn. Zij die vertrokken zijn, worden verschillend aangeduid: vluchtelingen, van huis verjaagden en daardoor bannelingen in eigen land (internally displaced persons), asielzoekers, gedeporteerden en economische migran-
een man die in leven en sterven zijn “Quaker bescheidenheid en alledaagsheid” vastgehouden heeft. Said voegde daaraan toe dat “hij geloofde in menselijke bevrijding, fatsoenlijk samenleven tussen Arabieren en Joden en sociale en economische gerechtigheid voor mannen en vrouwen”. Said vervolgt zijn beschrijving van mijn broer Hanna als een erudiet rolmodel, een man die zichzelf en zijn volk niet verlaagde. Waarom? Omdat hij leefde naar zijn overtuiging en ervoor stierf. 2) Laat dit persoonlijke en pijnlijke verhaal ons niet afleiden van de bredere tragedie. Niet één van de huidige negen miljoen Palestijnen, van wie velen ergens in gedwongen ballingschap leven, heeft niet de pijn van een persoonlijke tragedie ondervonden. Er zijn zoveel verhalen. Elk weer in zichzelf overweldigend. Elk verhaal moet deel worden van een oceaan van waarheid die de wereld zal doen begrijpen wat er gaande is in mijn deel van het Midden-Oosten. Een Japanse dichter schreef eens: “De wereld wordt sterker naar gelang ieder verhaal is verteld”.
12
17
Toch negeert het grootste deel van de wereld deze verhalen, verhalen van een ontelbare hoeveelheid mensen, en doet daarvoor in de plaats gewag van de geschiedenis van oorlogen en ideologieën. Het verhaal van de dag, op gezag van de redacteur van het televisiestation CNN geselecteerd, zal nooit het eenvoudige verhaal zijn van honderden Palestijnen die met elkaar samen duizenden uren wachten om simpelweg de brug naar Amman over te steken, of het verhaal van de gezinnen wier land in beslag is genomen, of het verhaal van gezinnen die in angst zitten om hun gevangen of verdwenen familieleden. We willen graag dat de waarheid eenvoudig is, maar elke keer dat we een simpel beeld eisen, doen we de waarheid geweld aan en ontzeggen onszelf de rijkdom van ieder uniek menselijk verhaal.
T oen we na de oorlog van 1967 in de nieuwe situatie van een bezette West Oever terecht kwamen, wilde hij terugkeren en bij zijn eigen volk zijn. Hij mocht Palestina niet binnen, zijn eigen land, omdat hij door Israël direct na de oorlog niet tot ingezetene werd gerekend. Dit terwijl iedere Jood, waar dan ook vandaan, zich kon vestigen en wonen in Palestina volgens de Wet op de vrije terugkeer. Maar Hanna, die hier geboren en getogen was, werd het recht ontzegd om terug te keren. Zonder de mogelijkheid om naar huis te keren heeft Hanna zijn veilige toekomst als wetenschapper vaarwel gezegd en is – met alle onzekerheden en gevaren van dienvrijwilliger geworden bij de PLO (Palestinian Liberation Organization), als deel van de strijd van zijn volk voor hun rechten en vrijheid. De eenvoud van zijn levensstijl, zijn idealisme en zijn overgave aan de strijd voor zelfbeschikkingsrecht werd door allen bewonderd. De jonge mensen noemden hem een profeet. Eén schreef dat hij ”het beste belichaamde van wat eens een vrijblijvende Palestijnse revolutie was”. 1) Later, bij het begin van de Libanon oorlog in 1976, werd hij vermist verklaard. Ik heb met mijn ouders doodsangsten uitgestaan tijdens de onzekerheid met betrekking tot de situatie van mijn broer. Ik heb bij veel organisaties een verzoek ingediend om hulp; ik heb alle mogelijkheden onderzocht en bij alle deuren aangeklopt om te zien of we er achter konden komen waar hij was of wat er met hem gebeurd was. Rond deze periode hadden we een gast in huis, een vooraanstaande Amerikaanse pacifist, van wie ik dacht dat hij mij wel zou helpen om via Amnesty International informatie te zoeken. Hij riep uit: “Jouw broer werkte met de PLO, een terroristische organisatie, het is tegen mijn principes om iets te doen ten behoeve van mensen die de weg van geweld gekozen hebben.” De eigengerechtige afzijdigheid van deze zogenaamde pacifist bracht me toentertijd zodanig van mijn stuk dat ik wist dat ik mijn hele idee van roeping om een vredestichter te zijn moest herzien. In één pennenstreek werd over mijn broer geoordeeld en hem een etiket opgeplakt waardoor hij vervolgens zijn basale rechten als menselijk wezen verloor. Deze man leek niet door te hebben hoe wreed zijn oordelende houding was. Hij leek niet te beseffen dat mijn broer nooit meer naar zijn huis en zijn ouders mocht komen, omdat hij niet in het land was gedurende de oorlog van 1967, terwijl elke Jood onder de Wet op de vrije terugkeer in ons land kon komen wonen. Hij leek niet te beseffen dat de onteigening van de Palestijnen, de inbeslagname van hun land en de bezetting van het land die daarop volgde in zichzelf een vorm van geweld was. Het enige dat ik wilde was weten waar mijn broer zich bevond en of zijn grondrechten werden geëerbiedigd. Helaas werd mij te verstaan gegeven dat mijn broer gelieerd was aan de PLO, een zogeheten gewelddadige terroristische organisatie. Dat was het enige wat van belang leek te zijn. Zo dachten velen erover in de pacifistische kerken. In plaats van hulpvaardig te zijn, stonden ze klaar met hun oordeel. Waren zij bezorgd over het recht op leven van mijn broer, over zijn recht op vrijheid en veiligheid? Blijkbaar niet. Drongen zij erop aan dat mijn broer niet zou worden onderworpen aan marteling of aan wrede, onmenselijke en mensonwaardige behandeling ongeacht zijn betrokkenheid? Blijkbaar niet. De beroemde geleerde Edward Said beschreef mijn broer, Hanna Mikhail, als 16
ten. We moeten echter wel onthouden dat, ongeacht hoe anderen degenen ook noemen die gedwongen door ernstige politieke, economische en sociale omstandigheden hun land en cultuur verlieten, deze mensen ontwortelde mensen zijn. Zij werden gedwongen hun land te verlaten vanwege vervolging, oorlog, geweld en schending van mensen- en volkenrechten. De opzettelijke uitzetting van de Palestijnen door Israël als vast beleid gaat tot de dag van vandaag door middel van inbeslagname en onteigening van ons land, onze nationale hulpbronnen en ons water; door het slopen van dorpen en huizen; door het instellen van wegblokkades en embargo’s op voedsel en medicijnen; door beperkingen van onze bewegingsvrijheid; en door het bijna onmogelijk te maken een bedrijf te voeren of in het bestaan te voorzien. Rechtstreeks en structureel geweld gericht tegen mensen, gemeenschappen en de volledige Palestijnse bevolking vernietigt onze sociale samenhang, economische infrastructuur en onze natuurlijke omgeving. Wij ondervinden permanent werkeloosheid, worden in toenemende mate gemarginaliseerd en buitengesloten. Israël rechtvaardigt deze vormen van geweld uit naam van “veiligheid” ten behoeve van een kleingeestig etnisch en religieus gegrond Israëlisch nationalisme. Maar veiligheidseisen zijn toch zeker wederkerig? Voor degenen die ontworteld zijn uit hun gemeenschappen is het verlies van menselijke waardigheid een overweldigend gevolg van het gedeporteerd zijn. Mijn ontwortelde familieleden spreken van het vele dat zij verloren zijn: familie, vrienden en gemeenschap; vertrouwde spirituele, religieuze en culturele verbanden die hun basale menselijke identiteit vorm geven en bepalen; sociaal aanzien, werk, bezit, economische mogelijkheden van bestaan en tot slot natuurlijk: veiligheid.
Een oecumenisch perspectief Eén van de mooiste dingen die mij als jonge vrouw overkomen zijn, is het bijwonen van de vergadering van de Wereldraad van Kerken in Nairobi in 1975 als gedelegeerde van de Quakers. Nooit eerder had ik een dergelijk breed scala van christenen uit zoveel delen van de wereld ontmoet die betrokken waren bij wereldvraagstukken. In de jaren die volgden werd ik steeds meer betrokken bij het werk van de Wereldraad van Kerken wat uiteindelijk resulteerde in mijn lidmaatschap van het Centraal Comité en in de opdracht tot dialoog met mensen van diverse geloofsovertuiging. Dit alles gaf mij nieuw inzicht betreffende kwesties van religieus verschil van opvatting onder christenen en onder mensen met verschillende geloofsovertuigingen. Mijn achtergrond als een Palestijnse christen heeft mij van nature genegen doen zijn tot oecumenisch werk. Laat mij uitleggen waarom. Mijn beide grootvaders waren broers. Hun familienaam is Mikhail, een christelijke naam, en samen met hun broers en zussen waren zij lid van de orthodoxe kerk. Op het eind van de achttiende eeuw kwamen veel zendingsbewegingen naar Palestina. Zoals ik al eerder zei, wilde iedere denominatie om de één of andere reden “tegenwoordig” zijn in het Heilige Land. De mees13
ten bouwden nieuwe kerken en dienden de mensen die zich bij hen aansloten door, in veel gevallen, scholen en ziekenhuizen te bouwen. De gemeenschap van Vrienden, Quakers genoemd, had een andere invalshoek. Zij bouwden geen kerk. Het eerste dat zij deed was een school voor meisjes bouwen op verzoek van onze gemeenschap. Vele decennia later bouwden ze een ontmoetingshuis en een jongensschool. Wanneer mensen zich aanmeldden als lid, denkende dat ze daardoor voordeel zouden hebben van het onderwijs van de Vrienden, werden ze regelmatig als lid geweigerd. Quakers waren niet geïnteresseerd in het winnen van nieuwe leden. Ze zagen ons allen vooral als christenen en wilden niet eenvoudigweg de christenen indelen in verschillende genootschappen. Mijn grootvader van moeders zijde verloor zijn vrouw op vroege leeftijd, waardoor hij achterbleef met vier meisjes en vier jongens. Hij hertrouwde spoedig daarna. Hij was welgesteld en wilde zijn kinderen compenseren voor het verlies van hun moeder door hun meer vrijheid te geven. Mijn moeder wilde graag naar de Vrienden school omdat haar vriendinnen daarheen gingen. Mijn tantes kozen voor de katholieke St. Jozefschool waar twee van hen toetraden tot de orde van St. Jozef en non werden. Mijn moeder trouwde uiteindelijk onder de hoede van de Gemeenschap van Vrienden. Twee van mijn vier ooms bezochten de Anglicaanse school in Jeruzalem en sloten zich bij hun huwelijk aan bij de Anglicaanse traditie. Eén bleef Orthodox. De vierde trouwde een Amerikaanse Baptisten zendelinge en sloot zich daarbij aan. Zoals u kunt zien is mijn hele familie oecumenisch- een groot huishouden dat voorbeeld is van Christelijke diversiteit. Maar zoals in veel basisbewegingen binnen het christendom is onze situatie door de omstandigheden geboren en niet vanuit theologische overwegingen. Als wij bij elkaar komen, hebben we het meeste gemeenschappelijk, ook al hebben onze diverse kerken ons verschillende ervaringen geboden. Mijn familie dient als voorbeeld van de meeste christenen in Palestina. Ik durf te stellen dat heel weinigen bekeerd zijn vanuit een ander geloof. De meesten zijn slechts anders geordend. In sommige gevallen leidde die herschikking tot vervreemding van elkaar. Onze verschillen hebben soms de eigenlijke boodschap van Christus vervormd. Als kerken en als christenen is het onze uitdaging om ons weer te keren tot de Ene, levende God. Door de jaren heen heb ik het voorrecht gehad om mensen uit diverse kerken en landen in mijn huis in Ramallah te verwelkomen. Ik heb mij er als Palestijnse vrouw voor ingezet om gastvrijheid te verlenen en mijn tijd en begrip van de situatie te delen. Soms putte mij dat volledig uit. Mijn kinderen en mijn echtgenoot zeiden dat ik een uithangbord op de voordeur moest plaatsen met de woorden: “Christelijk Informatie Centrum”. En als ik dan vervolgens na uren van pijnlijke dialoog waarin de geschiedenis en ontberingen van onze situatie als Palestijnen de revue passeerden, twee aspirientjes innam, plaagden mijn kinderen me en stelden dat ik misschien aspirine bij de thee en koekjes had moeten aanbieden aan mijn gasten. Mijn kinderen deden wonderen voor mijn nederigheid en gevoel van perspectief! Deze persoonlijke ontmoetingen waren werkelijk wereldomvattend. Maar soms waren ze ook enerverend. Ik herinner mij hoe één Amerikaanse gast na in ons huis ver-
bleven te hebben verrast uitriep hoe schoon het was, daarmee impliciet haar veronderstelling verwoordend dat een Palestijns huis niet schoon zou zijn. Een ander stel uit Kansas dat te gast was voor de maaltijd in ons huis vlak na 1967 en het begin van de bezetting ,wendden zich tot mij na de dankzegging voor de maaltijd en vroegen: “hoe voelt het nu dat de Israëli’s de rest van hun thuisland hebben bevrijd?”. Ik stikte bijna! Ik toverde zo goed en zo kwaad als het ging een glimlach tevoorschijn en zei: “Wat bedoelt u? Wiens thuisland?” Zij dachten dat ik de uitgebreide maaltijd bij wijze van viering had klaar gemaakt! Mijn echtgenoot was hoofd van de school in Ramallah gedurende een kritieke periode, van 1968 tot 1986. In het begin van de jaren tachtig heerste er veel spanning op de West Oever als een gevolg van de Israëlische autobommen gericht tegen drie van onze burgemeesters. Eén ervan verwondde de benen van de burgemeester van Ramallah. De burgemeester van Nabloes verloor zijn beide benen ten gevolge van een andere bom. De burgemeester van Al-Bireh was die dag verlaat. Toen hij hoorde wat de anderen was overkomen vroeg hij de soldaten om zijn auto en garage te controleren. De Israëlische Druzensoldaat die de derde bom ongedaan maakte werd ongelukkigerwijze blind. In de wijde omtrek vonden demonstraties plaats en er werd een uitgaansverbod opgelegd. Op een avond gedurende deze tragedie werden we gebeld door een Amerikaanse Quaker, hij was erg bezorgd. Hij had van een Amerikaanse leraar op de school door gekregen dat enkele van onze studenten stenen hadden gegooid. Hij vroeg me: “Hoe rijmen we dat met onze grondslag? Waarom gebruiken de studenten op onze school geweld?” Ik antwoordde en zei: “Hoe moet ik jullie antwoorden als Christen pacifist, als jullie niets zeggen over het recente geweld van de Israëli’s of over het structurele geweld dat wij dagelijks ondergaan?” en ik vervolgde: “wij hebben profeten van gerechtigheid nodig, geen oordeelsprofeten!”. Het deed mij inzien in welke mate de discussie over geweld wordt beheerst door de machtigen. Als onze studenten stenen gooien, heet het geweld. Als de Israëlische soldaten met hun wapens zwaaien heet het herstel van gezag. Als jonge Palestijnen in wanhoop geweld gebruiken tegen de bezetting heet het terrorisme. Als Israëli’s in wanhoop ontoelaatbaar geweld gebruiken heet het veiligheid.
14
15
Elke familie kent haar tragedie Tot slot zal ik iets meer vertellen over de tragedie van mijn eigen familie. In 1976 verdween mijn oudere en enige broer, Hanna Mikhail, gedurende de oorlog in Libanon. Hij wordt nu, dertig jaar later, nog steeds vermist. Hanna is afgestudeerd aan Haverford College en behaalde zijn doctors titel aan de Universiteit van Harvard. Hij was dichter, schrijver en politiek wetenschapper. Hij gaf lezingen op Princeton en was assistent hoogleraar aan de Universiteit van Washington in Seattle. Hij was lid van het internationale Russel Tribunaal.