Hoogstamboomgaard Vroeger had bijna elke boerderij een fruitweide. De fruitbomen boden het vee voldoende schaduw om rustig te grazen. De dieren bedankten daarvoor door het gras te bemesten. En het fruit was een smakelijke en goedkope aanvulling op de sobere dagelijkse maaltijden. ammer genoeg werden heel wat hoogstamboomgaarden in de jaren ‘60 en ‘70 gerooid en kwamen er laagstamplantages voor appel en peer in de plaats. Dankzij de financiële ondersteuning voor de aanplant en het onderhoud van hoogstamfruitbomen mikt de Vlaamse overheid zowel op het herstel van het landschap als op het behoud van de oude hoogstammige fruitvariëteiten, die anders dreigen verloren te gaan. Maar wist je dat hoogstambomen en hun fruit ook bijzonder gewaardeerd worden door heel wat dieren. De das beschouwt dit gebied als een gigantisch restaurant waar hij ‘s nachts kan smullen van het afgevallen fruit. Maar ook de eikelmuizen, ook wel fruitratje genoemd, steenuilen en andere vogels, zoals de grauwe vliegenvanger, voelen zich tussen de hoogstambomen prima in hun vel met pels of pluimen.
J Onderschrift
© vildaphoto
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Martijn Erkens 011 – 29 87 55
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98
Nationale Boomgaardenstichting Contactpersoon: Jos Ramaekers 011 – 62 03 76 © Vildaphoto
De steenuil Athena noctua Kenmerken: zijn afgeplatte kop zonder oorpluimen, gele ogen en witte wenkbrauwen. Hij is onze kleinste inheemse uil, ongeveer even groot als een merel. Eigenschappen: de steenuil kan miauwen als een kat. Steenuilen vormen paartjes voor het leven en broeden steeds op dezelfde plaats. In het oude Griekenland was de steenuil het alter ego voor de godin Athene en stond hij symbool voor de wijsheid. Voedsel: regenwormen, insecten, muizen en andere kleine dieren. Leefgebied: kleinschalig landschap met weides, knoten fruitbomen, houtkanten en ruige stukjes. Waarom hoogstam? Hoogstamfruitbomen op leeftijd krijgen vaak holtes. Aangezien de steenuil een holenbroeder is, maakt hij hier dankbaar gebruik van! Bovendien is de weide waarin hoogstambomen staan vaak een ideaal plekje om regenwormen en andere diertjes te vangen.
www.rlh.be
Veedrinkpoel De dorpsput of de dorpspoel was vroeger onmisbaar om het vee van drinkwater te voorzien. Tegenwoordig vormt de veedrinkpoel naast deze natuurlijke drinkwatervoorziening de perfecte leefomgeving voor heel wat amfibieën. ikkers, padden en salamanders planten zich maar wat graag in poelen voort. In het voorjaar leggen ze er hun eitjes. Ook de ijsvogel pikt uit een poel graag een visje mee. Reden genoeg dus om het graven van poelen te stimuleren. Plaatsen met ondiep grondwater of plaatsen waar een bron ontspringt zijn hier bij uitstek geschikt voor. Als dat niet mogelijk is, kan je op het laagste punt in het landschap een poel uitgegraven, zodat het regenwater zich hier kan verzamelen.
K Onderschrift
© RLH
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Martijn Erkens 011 – 29 87 55
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98 © Vildaphoto
De kamsalamander Triturus cristatus Kenmerken: zijn gele tot oranje buik met zwarte vlekken, de getande rugkam bij de mannetjes in de paartijd. Eigenschappen: een vrouwtje kamsalamander plooit haar eitjes één voor één tussen de blaadjes van waterplanten. Een kamsalamander kan wel 17 jaar oud worden en is pas na 3 à 4 jaar geslachtsrijp. Voedsel: insecten, regenwormen, naaktslakken en ander klein grut. Leefgebied: tijdens de paartijd verblijven kamsalamanders in poelen en ook de larven groeien op in een poel. Op het land apprecieert de kamsalamander een gevarieerd, kleinschalig landschap met vochtige schuilplekjes zoals houtkanten, vermolmde boomstronken of steen- en houtstapels en ruige graslanden. Waarom poelen? De kamsalamander houdt vooral van een groepje poelen bij elkaar. Met wat variatie tussen de verschillende poelen zijn de leefomstandigheden ideaal.
www.rlh.be
Holle weg Holle wegen zijn typisch voor de streek. Ze zijn op natuurlijke wijze ontstaan door het schurende werk van naar beneden stromend smeltof regenwater. Hierbij werden stenen en takken weggespoeld en soms halve struiken meegevoerd. Zo’n wegeltje werd daardoor steeds dieper uitgesneden en stilaan ontstond een echte ‘holle’ weg. l bij het begin van onze jaartelling moeten die geultjes als voetpaden voor de toen schaarse bevolking hebben gediend. Later deden ze dienst als pad voor karren en wagens. Tegenwoordig hebben zij een hoge cultuurhistorische en ecologische waarde en doen we er alles aan om deze bijzondere landschapselementen te bewaren. Helaas laat het onderhoud van holle wegen vaak te wensen over. De ‘schouders’ van de holle weg, dit is de overgang tussen de talud van de holle weg en het aangrenzend perceel, moeten immers vrij breed zijn. Dit gaat erosie tegen en bovendien komen er zo minder meststoffen en bestrijdingsmiddelen vanuit de directe omgeving in de holle weg terecht. En dat is goed nieuws voor heel wat planten en dieren die in de holle weg hun vaste stek vinden.
A Onderschrift
© RLH
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Martijn Erkens 011 – 29 87 55
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98 © Vildaphoto
De das Meles meles Kenmerken: zijn zwart-witte masker. Vandaar komt ook zijn bijnaam ‘de Limburgse panda’. Eigenschappen: Dassen leven in familiegroepen in grote burchten. Een burcht is een labyrint van ondergrondse gangen en kamers, met verschillende in- en uitgangen en meerdere etages. Ze wordt vaak honderden jaren door dezelfde familiegroep bewoond.
Voedsel: regenwormen en insecten
maar ook granen, fruit, bramen, vlier- en meidoornbessen.
Leefgebied: een gevarieerd en reliëfrijk landschap, met boomgaarden, akkers en weilanden om voedsel te zoeken, met houtkanten en hagen om zich langs te verplaatsen en met geschikte plaatsen zoals holle wegen om hun burchten uit te graven. Waarom
holle wegen? de steile wan-
den zijn de ideale plek om een toegang tot een dassenburcht uit te graven. Bovendien biedt de holle weg beschutting als een das zich door het landschap verplaatst.
www.rlh.be
Bloemrijke graanrand Akkervogels zoals geelgors, grauwe gors, veldleeuwerik die voor je voeten wegvliegen: mooie beelden uit een ver verleden? Helaas wel. De reden voor hun achteruitgang is niet ver te zoeken: akkervogels zijn afhankelijk van zaden, granen en insecten. Door de steeds verbeterde landbouwtechnieken blijven er minder graanresten achter op de akkers en vinden deze dieren er minder voedsel. aar er is ook goed nieuws. In het glooiende landschap van Haspengouw en Voeren zaaien heel wat landbouwers stroken van akkers in met een kleurrijk graanmengsel. Op deze ingezaaide akkerranden worden de granen niet geoogst. Zo blijven ze het hele jaar door een voedselbron voor onder andere hamsters en (akker)vogels. In de zomer trekken de bloemrijke graanranden insecten, dé voedselbron bij uitstek voor jonge vogeltjes. ‘s Winters smullen deze akkerbewoners van het graan dat is blijven staan.
M Onderschrift
© RLH
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Jurgen Bernaerts 011 – 29 87 00
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98 © Vildaphoto
De geelgors Emberiza citrinella Kenmerken: vooral de mannetjes vallen op door hun gele kleur. In hun zang herken je met wat fantasie de 5de symfonie van Beethoven of het wijsje ‘geef mij een pintje bier!’ Eigenschappen: leeft in een besloten landschap en verschuilt zich bij gevaar graag in doornstruiken of houtkanten. Voedsel: een mengeling van zaden, insecten en wormen in het broedseizoen, buiten de broedperiode vormen granen de hoofdmoot van het menu. Leefgebied: akkers in een kleinschalig landschap: dat wil zeggen akkers afgeboord met houtkanten, kleine bosjes of hagen en voldoende voedselsbronnen gedurende het hele jaar Waarom bloemrijke graanranden? een bloemrijke akkerrand is een veilige en constant aanwezige uitvalsbasis voor de geelgors.
www.rlh.be
Huiszwaluw Huiszwaluwen zijn echte bouwmeesters: uit een mengsel van klei, zand en water metselen ze een komvormig nestje onder overstekende dakranden of een houten dakbalk. Liefst ook tegen een rode of donker gekleurde muur. Vroeger kwamen deze vogels veel voor rond de boerderij. Waren de bouwstoffen toen misschien wel gemakkelijker te vinden?
Onderschrift
e laatste decennia komt dit geliefde vogeltje, getooid in een zwart-witte smoking, helaas steeds minder voor. Tijd voor maatregelen dus. En dat is goed nieuws voor deze acrobatische vlieger. Voor een huiszwaluwkolonie met minstens 25 nesten kunnen eigenaars jaarlijks met de provincie Limburg een ondersteuningsovereenkomst afsluiten. Ook heel wat gemeenten voorzien subsidies voor zwaluwnesten!
D
© vildaphoto
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Martijn Erkens 011 – 29 87 55
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98 © Vildaphoto
De huiszwaluw Delichon urbica Kenmerken: zijn zwart-witte verenkleed en gevorkte staart. Ook het vrolijke gekwetter is typisch. Eigenschappen: de huiszwaluw kan het weer voorspellen: als hij hoog vliegt, blijft het mooi weer. Als hij laag over de velden scheert, is er regen op komst. Voedsel: insecten, voor het grootste deel muggen, die ze in hun acrobatische vlucht uit de lucht plukken. Eén koppeltje kan per dag wel 9.000 insecten vangen! Leefgebied: de huiszwaluw is vriend aan huis in landelijke gebieden. Kleine landschapselementen en poelen bevorderen de aanwezigheid van insecten. Poelen en vochtige plaatsen zijn nodig om modder te vinden voor hun nestje. Waarom een dakrand? Oorspronkelijk zijn huiszwaluwen rotsbroeders. Ze metselden hun nestje onder een overstekende rots. Maar een mooie dakoversteek ziet de zwaluw ook wel zitten!
www.rlh.be
Erosiestrook Erosie is in Haspengouw en Voeren een groot probleem. Akkergewassen spoelen weg of raken bedolven onder de modder, de vruchtbare leembodem spoelt weg, modderstromen veroorzaken modderige wegen en in woonwijken kunnen riolen dichtslibben. andbouwers helpen graag een handje om dit tegen te gaan en zaaien daarom stroken akkerland in met gras. Deze grasstroken remmen het water af en vangen modderstromen op. De Vlaamse Landmaatschappij compenseert het opbrengstverlies met een vergoeding.
L Onderschrift
© VLM
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Martijn Erkens 011 – 29 87 55
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98
Maar er is meer. Kevers en ander klein gedierte vinden in grasstroken een veilige leefplek. Van hieruit jagen ze in de aangrenzende akkers op plaaginsecten zoals bladluis. Zo toonde men aan dat door de aanwezigheid van loopkevers (lees grasstroken) minder pesticiden nodig zijn om plagen te bestrijden!
© ??
De loopkever Loricera pilicornis Kenmerken: de lange haren op de sprieten Eigenschappen: ze eten elk gemiddeld 6 larven of poppen per dag waardoor aantastingen van landbouwgewassen worden bestreden.
Voedsel: jaagt op kleine insecten zoals bladluizen. Hierbij worden de lange sprieten gebruikt. Leefgebied: meest algemeen op vochtige graslanden.
Waarom grasstroken? Grasstroken bieden de loopkevers een plekje om te leven in akkergebied, ook als de akkers er maar kaal bij liggen.
www.rlh.be
Heg, haag en houtkant Vroeger plantte de boer hagen, heggen en houtkanten om het vee binnen de grenzen van zijn weiland te houden. Bovendien waren deze houtige landschapselementen een voorname leverancier van brand- en hakhout. ie functie hebben ze al lang niet meer. Tegenwoordig zijn hagen en heggen voor heel wat diersoorten de ideale schuilplaats. Het is ook langs deze beschutte ‘routes’ dat sommige diertjes van de ene naar de andere plaats trekken. Maar dat is nog niet alles: ze bieden het ideale recept tegen erosie én... last but not least: het landschap fleurt er enorm van op.
D Onderschrift
© RLH
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Martijn Erkens 011 – 29 87 55
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98 © Vildaphoto
De eikelmuis Eliomys quernicus Kenmerken: zijn pluizige staart en zwarte Zorromasker. Eigenschappen: slaapt heel de winter op een beschut plekje, loopt niet graag over de grond. Voedsel: huisjesslakken, insecten en ander klein grut, fruit en vruchten zoals braam, sleedoorn, meidoorn en andere bosvruchten. Leefgebied: bosranden, hoogstamboomgaarden, houtkanten en hagen waar veel voedsel en schuilplekjes te vinden zijn. Waarom hagen? De eikelmuis gebruikt graag hagen om zich te verplaatsen van het ene naar het andere plekje. Zo ontmoeten ze hun soortgenoten. Het diertje smult volop van de talloze insecten die er in huizen. Als er een paar stukjes haag niet te vaak geschoren worden, komen er vruchtjes aan de struik en dat is een waar eikelmuisparadijs!
www.rlh.be
Botanisch beheer Wie kent er nog de koekoeksbloem en de pinksterbloem, de vossenstaart en de dravik? Vroeger groeiden deze waardevolle kruiden en grassoorten gewoon in de weilanden. andaag is het op het platteland helaas minder goed gesteld met de soortenrijkdom. Door intensief bemesten en maaien zijn graslanden monotone groene gazons geworden, waar andere soorten weinig of geen kans meer krijgen. Ook op akkers zie je zelden nog klaprozen, korenbloemen en andere akkerkruiden. Door niet te bemesten, geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en het tijdstip van maaien of beweiden uit te stellen krijgen natuurlijke kruiden meer kansen om te overleven tussen tarwe, maïs, suikerbieten of andere akkerbouwgewassen.
V Onderschrift
© vildaphoto
Meer info
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Dienst beheersovereenkomsten Contactpersoon: Martijn Erkens 011 – 29 87 55
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren Landschapsloket Contactpersonen: Inge Nevelsteen Tine Rijvers 011 – 31 38 98 © Vildaphoto
Echte koekoeksbloem Lychnis flos-cuculi Kenmerken: haar fijne Eigenschappen: houdt
roze bloemblaadjes. niet van veel extra
bemesting en wordt liefst pas gemaaid na 15 juli.
Voedsel: een niet bemeste leembodem. Leefgebied: natte graslanden, komt vaak voor in hooilanden. Waarom botanisch beheer? tot voor kort was de echte koekoeksbloem overal een algemene soort. Nu zie je de echte koekoeksbloem veel minder omdat soortenrijke graslanden zeldzaam worden. Door een aangepast maaibeheer van nietbemeste graslanden kleurt dit bloemetje tegenwoordig opnieuw heel wat gras- en hooilanden.
www.rlh.be
Habitatboerderijen Haspengouw en Voeren zijn echte landbouwlandschappen. Glooiende akkers wisselen elkaar af met hoogstamboomgaarden en weilanden. Voor heel wat planten en dieren is zo’n agrarisch landschap, getooid met hagen, poelen, boomgaarden en holle wegen, de ideale leefomgeving of habitat. Ken je de korenbloem en de klaproos, de veldleeuwerik en de steenuil? In grote bosgebieden hebben ze geen enkele overlevingskans. Maar Haspengouw en Voeren zijn voor deze typische agrarische dier- en plantsoorten een aards paradijs. En dat is vooral te danken aan het werk van een boer!
H
elaas merken we dat sommige typische agrarische soorten met uitsterven worden bedreigd. Dat komt omdat hun leefomgeving of habitat
wordt aangetast. Gelukkig kunnen we inmiddels reke-
Onderschrift
© vildaphoto
nen op de hulp van enkele landbouwbedrijven, waar de boer specifieke maatregelen treft om de habitat van deze soorten te beschermen of zelfs te verbeteren. We noemen dit habitatboerderijen. ‘De Binkelhoeve’ is zo’n habitatboerderij. De kosten die de boer maakt worden grotendeels vergoed. In de omgeving van de Binkelhoeve kom je nog tal van waardevolle landschapselementen tegen waar agrari-
boerENnatuur op z’n best!
sche plant- en diersoorten hun favoriete leefplek vinden. We hebben de ligging voor je aangeduid op een overzichtskaartje. Telkens kan je lezen waarom juist deze plekjes uitverkoren zijn. Per landschapselement stelt één typische agrarische soort zich aan je voor.
www.rlh.be