Jaarverslag Werkgroep Roofvogels Zeeland 2014
Uitgave: Werkgroep Roofvogels Zeeland
Inhoud 1 2 3 4 5 6 7 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8 8.9 9 10
Intro ................................................................................................................................ 3 Samenvatting .................................................................................................................. 4 Werkwijze ...................................................................................................................... 6 Het Zeeuwse landschap .................................................................................................. 7 Het weer voorafgaand en tijdens het broedseizoen van 2014 ...................................... 10 Voedselsituatie ............................................................................................................. 11 Resultaten ..................................................................................................................... 13 Soortbeschrijvingen ..................................................................................................... 14 Wespendief Pernis apivorus .................................................................................... 14 Bruine Kiekendief Circus aeruginosus .................................................................... 15 Blauwe Kiekendief Circus cyaneus ......................................................................... 17 Havik Accipiter gentilus........................................................................................... 17 Sperwer Accipiter nisus ........................................................................................... 18 Buizerd Buteo buteo ................................................................................................. 20 Torenvalk Falco tinnunculus ................................................................................... 21 Boomvalk Falco subbuteo ....................................................................................... 22 Slechtvalk Falco peregrinus .................................................................................... 23 Literatuur ...................................................................................................................... 26 Medewerkers ................................................................................................................ 26
Foto voorpagina: Aanleggen van een wing tag bij een jonge Bruine Kiekendief in de Valeiskreek bij Sint Kruis op 28 juni 2014. Met een speciale tang wordt met een nietje aan het patagium (vlieghuid) een permanent kleurmerk vastgemaakt. Foto: Johnny du Burck. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
2
1
Intro
In november 2014 bestond de Roofvogelwerkgroep Zeeland 20 jaar. De werkgroep houdt zich vooral bezig met monitoring van broedende roofvogels in Zeeland: aantallen broedparen, broedsucces en het verzamelen van basale broedbiologische gegevens. In de winter staan de laatste jaren buitenactiviteiten op een laag pitje. In sommige jaren worden slaapplaatsen van Bruine en Blauwe Kiekendieven geteld en in het begin van het bestaan werden overwinterende Buizerds en Torenvalken gekarteerd. Van alle activiteiten is telkens verslag gedaan in jaarverslagen met uitzondering van de tellingen van kiekendieven op slaapplaatsen sinds 2006. De resultaten daarvan zijn te vinden in het nieuwsarchief. Dit is het achttiende verslag (de jaren 2002-2003 en 2009-2010 zijn samengevoegd). Eerdere verslagen zijn te vinden op de website. Na het belabberde broedseizoen van 2013 werden we in 2014 verblijd met het beste broedseizoen sinds de start van de werkgroep. Zoiets levert verassende verschillen op en vergroot het inzicht in wat er buiten zoal speelt. Toch weten we nog lang niet alles en komen we steeds weer voor nieuwe verassingen te staan. Wie had bijvoorbeeld omstreeks de eeuwwisseling gedacht dat binnen vijftien jaar de Wespendief, de Slechtvalk en de Havik een vast onderdeel van de Zeeuwse roofvogelbroedpopulatie zouden gaan uitmaken? Welke soorten vestigen zich nog: de Grauwe Kiekendief in graan; de Zwarte Wouw in moerasbos of de Zeearend op de Slikken van de Heen? Kunnen de Bruine Kiekendief en de Sperwer, waarvan de populaties ongeveer tien jaar geleden een flinke knauw hebben gekregen, zich op het huidige niveau handhaven? Hoe vergaat het de Torenvalk? Hoe zal het gaan met de populaties overwinterende roofvogels? Zet bijvoorbeeld de afname van de Blauwe en de toename van de Bruine Kiekendief door? Waar komen de overwinterende roofvogels vandaan en wat eten ze? Kortom heel veel vragen en daardoor nog voor jaren werk. Trek er op uit en leg je bevindingen vast. Wat betreft broedvogels wordt je dat heel gemakkelijk gemaakt. Zie de digitale nestkaart maar eens die Mario Aspeslach speciaal voor (roof)vogelwerkgroepen heeft ontwikkeld (inclusief videolessen!). Henk Castelijns, Philippine 29 maart 2015.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
3
2
Samenvatting
Zeeuwse roofvogelaars behoren tot de fanatiekste in Nederland. Sinds 2010 is één op zes landelijk ingezonden nestkaarten Zeeuws (Bijlsma 2015). Een formidabele prestatie voor zo’n kleine provincie. In 2014 werden in Zeeland 716 broedparen van roofvogels opgespoord waarvan in 583 gevallen ook het nest. In totaal werden 540 nestkaarten ingevuld 1. In Zeeland gaat het om 1.100-1.500 broedparen. De helft daarvan staat dus onder een of andere vorm van controle. De onderzoeksinspanning is sinds 2010 redelijk stabiel. Er zijn wel wat verschuivingen: Meer activiteit op Walcheren en minder op Schouwen-Duiveland zijn de opvallendste. De winter van 2013/14 was uitzonderlijk zacht, vrij zonnig en aan de droge kant. Daarop volgde een extreem zacht en zonnig voorjaar en een in het begin vrij warme zomer. Qua weersomstandigheden hadden roofvogels dus niet te klagen. De goede weersomstandigheden gingen gepaard met een gunstig voedselaanbod: veel woelmuizen, een redelijk goede Konijnenstand en vogels die er vanwege het gunstige weer vrolijk op los reproduceerden. Zie hier de ingrediënten voor het beste broedseizoen sinds 1995. Dat na 2013, het seizoen dat de boeken in is gegaan als het dieptepunt! De start van de eileg is wat betreft de broedomstandigheden een veelzeggende maat. Alle soorten behalve de Bruine Kiekendief startten in 2014 vroeger dan het gemiddelde voor de periode 19952014. Bij de Havik ging het om zes dagen (acht dagen vroeger dan 2013), bij de Sperwer om vijf dagen (negen dagen vroeger dan 2013), bij de Buizerd om drie dagen (tien dagen vroeger dan 2013), bij de Torenvalk om twaalf dagen (25 dagen vroeger dan 2013) en bij de Slechtvalk om vijf dagen (vijf dagen vroeger dan 2013). De start van de Bruine Kiekendief was gemiddeld, terwijl je ook voor deze soort ‘vroeger dan gemiddeld’ zou verwachten. Dat was niet het geval omdat bij de Bruine Kiekendief het onderscheid tussen eerste en vervolglegsels lastig is te maken, terwijl het aandeel hiervan sterk is toegenomen. Dergelijke legsels vertroebelen het beeld (Castelijns et al. 2010). Zowel het aantal eieren als het aantal jongen was voor alle hierboven genoemde soorten bovengemiddeld. Voor Havik en Slechtvalk ging het om het beste jaar sinds de vestiging van beide soorten. Bij de Sperwer, Buizerd en Torenvalk ging het om een evenaring van eerdere ‘beste jaren’. De Bruine Kiekendief vertoonde om hierboven genoemde reden een ietwat afwijkend beeld. Het aantal eieren was een fractie lager dan gemiddeld en het aantal jongen, vanwege gunstige omstandigheden tijdens het opgroeien, 10% hoger dan gemiddeld (beste jaar sinds 2004). Behalve hierboven genoemde soorten broeden nog twee soorten roofvogels in Zeeland, namelijk de Wespendief en de Boomvalk. Van beide soorten zijn onvoldoende broedbiologische gegevens voorhanden om vergelijkingen met eerdere jaren te kunnen maken. De totale roofvogelpopulatie in Zeeland zit nog steeds in de lift, hoewel er wel wat verschuivingen zijn. Hierna volgt per soort de meest recente schatting van het aantal broedparen en een korte karakterisering van de trend. Wespendief 5-7 paren. Recente nieuwkomer. Gaat deze soort voor een verassing zorgen? Bruine Kiekendief 205-250 paren. De maximale populatie werd bereikt rond de eeuwwisseling, vervolgens een stevige afname maar recent stabiel op een lager niveau.
1
In het landelijk overzicht wordt een aantal van 418 vermeld op een totaal voor Nederland van 2915 (Bijlsma 2015). Dit aantal is gebaseerd op de sluitingsdatum 1 december 2014. In dit rapport zijn nestkaarten verwerkt tot en met februari 2015. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
4
Havik 50-65 paren. Neemt nog in aantal toe. Broedt sinds 2012 in Zeeuws-Vlaanderen, waardoor het potentieel broedareaal flink is toegenomen. Sperwer 120-195 paren. De populatie groeide naar een maximum in 2005, nam vervolgens af maar lijkt zich sinds recent te stabiliseren. Buizerd 350-430 paren. Neemt nog steeds in aantal toe. Zit de Torenvalk als algemeenste soort op de hielen. Torenvalk 320-460 paren. Neemt sinds de eeuwwisseling in aantal wat af. Boomvalk 40-65 paren. Status onduidelijk. Slechtvalk 12-14 paren. Elk jaar wel een paar erbij. Wensen voor 2015 Bruine Kiekendief. Oorzaken mislukkingen hard maken, op graanbroeders en op gewingtagde vogels letten. Havik. Onderzoek naar prooien (geheel Zeeland) en meer nestcontroles op Schouwen, Duiveland, de Grevelingen het Krammer-Volkerak en in het Zoommeer. Sperwer. Oorzaken mislukkingen vaststellen, meer nestcontroles in verband met grotere steekproef broedbiologisch onderzoek en vaste proefvlakken jaarlijks op nesten uitkammen. Buizerd. Geen speciale wensen. Torenvalk. Op systematische wijze prooiresten onderzoeken in braakballen. In een aantal vaste proefvlakken jaarlijks het aantal broedparen karteren. Boomvalk. Opsporen van zo veel mogelijk broedparen en meer nestcontroles uitvoeren in verband met grotere steekproef broedbiologisch onderzoek. Slechtvalk. Opsporen broedparen. Let vooral op bij hoge gebouwen en hoogspanningsmasten. Wespendief. Controle van recente en potentiële broedlocaties. Het gaat om de Waterleidingbossen van Clinge en Sint Jansteen, de duinen van Schouwen en Walcheren, het Groot Eiland, De Ploate en het zandgebied in het zuiden en zuidoosten van ZeeuwsVlaanderen. Monitoring van potentiële roofvogelprooien. Meer telroutes Haas, Konijn en Fazant en een Veldmuizentrend. Gebruik van de digitale nestkaart ontworpen door Mario Aspeslach. Ze is uitwisselbaar met die van Sovon, maar is een stuk gebruiksvriendelijker.
Kyara du Burck met een jonge Bruine Kiekendief uit een wintertarweveld van de familie Dellaert uit IJzendijke op 30 juli 2014. Kyara heeft de jongste kiek vast uit een nest van vier. Door tussenkomst van roofvogelaars zijn alle vier de jongen uitgevlogen. In dit geval was het nodig het nest na maaien te omrasteren. De jongen waren drie weken na de oogst pas vliegvlug. Het ringen van dit nest was met dertien toeschouwers een hele belevenis. Bij uitgerasterde nesten doet het aantal toeschouwers er niet toe. De jongen werden overigens niet op het nest, maar aan de rand van het veld op circa 300 meter van het nest geringd. Meteen na terugplaatsing op het nest, terwijl iedereen nog aan de akkerrand stond, landden beide ouders met prooi op het nest. Dat was snel, niet alle ouders durven dat. Sommige ouders komen pas weer op het nest nadat iedereen uit de omgeving ervan is vertrokken. Vouwtjes zijn in dit opzicht stuk voorzichtiger dan mannetjes. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
5
3
Werkwijze
Sinds 1995 worden in Zeeland resultaten van broedende (nesten) en territoriumhoudende roofvogels (broedparen) verzameld. Bij ontvangst van de resultaten worden ze gecontroleerd op volledigheid en eventuele onduidelijkheden. Zo nodig wordt bij de waarnemer navraag gedaan. Vervolgens worden de gegevens opgeslagen in een databestand waarbij ze worden getoetst aan vaste criteria. Deze zijn te vinden in de ‘Handleiding Veldonderzoek Roofvogels’ (Bijlsma 1997). Bij broedvogelonderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de vondst van een nest en een territorium. Bij een nest gaat het om een zeker broedgeval en bij een territorium om een broedpaar dat gedurende enige tijd in geschikt broedgebied aanwezig was. Bij de Bruine Kiekendief zijn nestbouw, landingen met prooi op het (niet zichtbare) nest en uitvliegende jongen als nestvondst aangemerkt. Het broedsucces is berekend met behulp van het aantal uitgevlogen jongen per geslaagd broedgeval. Er zijn alleen resultaten gebruikt van nesten waar daadwerkelijk in werd gekeken of van nesten waarbij het aantal jongen werd bepaald door langdurige en/of herhaalde observatie. Jongen worden als uitgevlogen beschouwd als ze bij de laatste controle ten minste twee derde van de nesttijd er op hebben zitten en bovendien op dat moment in goede conditie zijn (code N6 op nestkaart), bij de laatste controle op het punt van uitvliegen staan (code N7 op nestkaart), nabij het nest zijn gezien (code N9, N10 of N11 op nestkaart), of als door nacontrole wordt vastgesteld dat het nest leeg is en er geen resten van dode jongen aanwezig zijn (code C1, C2 en C3 op nestkaart). De start van de eileg wordt meestal bepaald door meting van de vleugellengte van het oudste jong. Met behulp van groeicurven kan daaruit de leeftijd worden berekend (Bijlsma 1997). In sommige gevallen is de startdatum rechtstreeks bepaald (controle tijdens de eileg). In dit verslag wordt voor alle soorten behalve de Boomvalk (geen resultaten) een overzicht gegeven van de in 2014 op en nabij het nest gevonden prooien en prooiresten en eventuele zichtwaarnemingen. Bij de Buizerd, Torenvalk en Bruine Kiekendief wordt onderscheid gemaakt tussen braakballen enerzijds en plukresten en (nog niet in zijn geheel opgegeten) prooien anderzijds. Bij de Havik en de Sperwer, die vrijwel uitsluitend vogels eten, worden alleen plukresten vermeld. Bij de eveneens van vogels levende Slechtvalk worden de braakballen wel verzameld, maar alleen om te controleren of ze ringen bevatten. Deze soort heeft namelijk de gewoonte de poten van vogels op te eten, waardoor er in de braakballen vaak (duiven)ringen zitten. Waarschuwing. Bij en op nesten verzamelde prooien en prooiresten geven geen volledig beeld van het voedsel van roofvogels omdat: niet alle prooien transporteerbaar zijn (zware prooien en eieren); resten van (weke) prooien niet worden teruggevonden (jonge vogels, regenwormen, amfibieën en insecten); braakballen (vaak) worden toegewezen aan de belangrijkste erin voorkomende prooi en waarnemers soms alleen de gemakkelijk op naam te brengen prooien hebben genoteerd.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
6
4
Het Zeeuwse landschap
De provincie Zeeland ligt in het uiterste zuidwesten van Nederland en beslaat 5,4% van het Nederlands grondgebied. Ze is 293.400 ha groot, waarvan 61 % land (Figuur 1). Op de duinen van Walcheren, Schouwen en West Zeeuws-Vlaanderen na is Zeeland ontstaan uit bedijkingen van slikken en schorren. Het gevolg hiervan is dat de bodem vooral uit zeeklei bestaat. Alleen in de duinen en het uiterste zuiden van Zeeuws-Vlaanderen is er zand (http://www.bodemdata.nl). Volgens De Bruin & Wilderom (1961) en Wilderom (1964, 1968 en 1973) waren er in Zeeland in de jaren zestig 641 polders. Sindsdien zijn er nog een paar bijgekomen. Indien het landoppervlak gedeeld wordt door het aantal polders komt het gemiddeld oppervlak per polder op circa 270 ha. De oorspronkelijke dijken (nu binnendijken) zijn voor een groot deel nog intact. Ze zijn nogal eens met bomen beplant, vooral populieren. Ze bieden broedgelegenheid aan Buizerd, Boomvalk en Torenvalk.
Figuur 1. Overzicht van Zeeland met deelgebieden en enkele kenmerkende habitats. Zie Bijlage 1 voor de codes die voor de deelgebieden worden gebruikt.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
7
Met de bedijking en door dijkherstel na een dijkdoorbraak zijn getijdengeulen binnendijks komen te liggen. In Zeeland worden ze kreken genoemd. Laag gelegen kreekoevers zijn vaak in gebruik als weiland. Op niet begraasde natte plaatsen groeit riet. Dit zijn broedplaatsen voor de Bruine Kiekendief.
Dauwrotend vlas nabij Graauw in Zeeuws-Vlaanderen op 22 juli 2006. Foto: Henk Castelijns.
In de jaren vijftig en zestig werd veel natuurgebied omgezet in akkerland 2. Vanaf het midden van de jaren zestig waren laaggelegen (natuur)gebieden aan de beurt om productief gemaakt te worden. Ze werden met bomen beplant (Figuur 2), meestal populieren. Indien in gebruik als boomweide, ontbreekt ondergroei. Zonder ondergroei bieden ze broedgelegenheid aan Buizerd, Boomvalk en Torenvalk, met ondergroei gaat het om dezelfde soorten plus Havik en Sperwer. Tijdens de Deltawerken werden voormalige getijdengebieden afgedamd. Hierdoor ontstonden het 120 40 Veerse Meer (1961), het Grevelingen90 30 meer (1971), het Markiezaatsmeer (1983) en het Volkerak-Zoommeer 60 20 (1987, http://www.deltawerken.com). De door de afdamming voor altijd 30 10 droogvallende gronden werden niet in 0 0 cultuur gebracht, maar vaak als 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 natuurgebied beheerd, sommige Natuur (geen bos) Bos werden ingericht voor de recreatie. De natuurgebieden raakten begroeid Figuur 2. Trend van de oppervlakte aan natuur en bos in Zeeland in de met riet en andere overjarige periode 1950-2010. Bron: http://statline.cbs.nl. vegetatie waardoor tijdelijk nestgelegenheid ontstond voor de Bruine Kiekendief. Op natte plaatsen is dat zo gebleven, maar op droge plaatsen ging de ontwikkeling verder en is (moeras)bos ontstaan. In dergelijk bos broeden 50
km2
km2
150
2
In de jaren vijftig en zestig was akkerland niet te vergelijken met tegenwoordig. Het gebruik van akkers is veel intensiever geworden, met de ineenstorting van de populaties van Fazant, Patrijs, Kievit, Scholekster, Veldleeuwerik, Gele Kwikstaart tot gevolg. Zie onder andere de Vogelbalans 2012. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
8
Buizerd en Havik en in mindere mate Sperwer en soms Torenvalk. Op sommige plaatsen wordt bosontwikkeling door begrazing of maaien tegengegaan. De Ooster- en de Westerschelde staan nog in open verbinding met de Noordzee. Maar er is door inpolderingen (beide) en amputaties in verband met de Deltawerken (Oosterschelde) veel schor verloren gegaan. In de Oosterschelde rest nog maar 190 hectare aan schor, de Westerschelde komt er met 2.745 hectare schor beter van af (http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl). Het Verdronken Land van Saeftinghe (in het uiterste oosten van de Westerschelde bij de grens met Vlaanderen, Figuur 1) is met circa 3600 ha (2450 ha begroeid) het grootste brakwaterschor van Nederland. De Bruine Kiekendief is de enige roofvogel die op schorren broedt. Het landoppervlak in Zeeland is voor 77 % in agrarisch gebruik, slechts 7,7 % is bos en open natuurlijk terrein. De rest wordt intensief menselijk gebruikt (recreatie, bebouwd en verkeer) (http://statline.cbs.nl, gegevens 2010). Gebouwen bieden nestgelegenheid aan de Slechtvalk (indien voldoende hoog en vaak geholpen door plaatsing van een nestkast) en Torenvalk (in holtes en nissen). Bij het agrarisch gebruik gaat het om 72% akkerland, 24% grasland (waarvan 15% natuurlijk) en 4% fruit- en groenteteelt De belangrijkste akkergewassen zijn granen (40%), aardappels (20%), suikerbieten (11%), akkerbouwgroenten (12%), groenvoedergewassen (8%) en graszaden (7%) (http://statline.cbs.nl, gegevens 2010). Bruine Kiekendieven broeden in toenemende mate in landbouwgewas. In volgorde van afnemend belang gaat het om wintergraan, luzerne, maaigras en graszaad. In boomgaarden is door plaatsing van nestkasten broedgelegenheid voor de Torenvalk en in de windsingels eromheen broedt soms een Buizerd.
Johnny du Burck en Henk Castelijns tijdens het ringen van een jonge Bruine Kiekendief in een wintergerstveld van de familie de Hullu aan de Kruisweg in de Hoofdplaatpolder op 28 juni 2014. Tegenwoordig broedt minimaal 10% van de Zeeuwse Bruine Kiekendieven op akkers, meestal graanvelden. Na ringen in een gersteveld moet kleding ontdaan worden van de lange stekelige kafnaalden van de gersteaar. Dat is altijd weer een heel gepruts. Foto: Jaap Poortvliet.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
9
5
Het weer voorafgaand en tijdens het broedseizoen van 2014
De winter van 2013/14 was uitzonderlijk zacht, zonnig en aan de droge kant. Het koudegetal voor Westdorpe was zelfs nul (Figuur 3). Dat was sinds de start van de metingen op die locatie in 1991 nog niet voorgekomen. In het dichter bij zee gelegen Vlissingen was dat voor dezelfde periode al eens in 2000 en 2007 het geval. December was erg droog, maar in januari en februari was de hoeveelheid neerslag vrijwel normaal. Het voorjaar was extreem zacht en zonnig. Dat gold vooral voor maart, maar ook, zij het in iets mindere mate, voor april. Beide maanden waren vrij droog. Mei was in alle opzichten een normale maand. De zomer was in Zeeland qua temperatuur gemiddeld (Figuur 4), maar de verschillen tussen de afzonderlijke maanden waren groot. Juni was vrij warm en vrij zonnig met in Zeeland een normale hoeveelheid neerslag. Juli gaf een normale hoeveelheid zon en neerslag te zien maar was zeer warm, vooral de tweede helft. Dat gold ook nog voor de eerste dagen van augustus, maar vanaf de tweede week werd het koeler en regende het vrijwel dagelijks. Begin september knapte het weer op. Er volgde een droge periode met mooi nazomerweer.
90
150
Warmtegetal
200
Koudegetal
120
60 30
100 50 0
0 95 97 99 01 03 05 07 09 11 13 Vlissingen Westdorpe Figuur 3. Koudegetal volgens Hellmann in Vlissingen en Westdorpe voor de periode 1995-2014.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
95 97 99 01 03 05 07 09 11 13 Vlissingen
Westdorpe
Figuur 4. Warmtegetal volgens Hellmann in Vlssingen en Westdorpe in de periode 1995-2014.
10
6
Voedselsituatie 120
OZV
MZV
100
Index
80 60 40 20 0 04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 5. Index van het aantal Hazen Lepus europaeus in Oost en Midden Zeeuws-Vlaanderen (OZV en MZV) voor 2004-2014. In 2004 ging het om 166 en 84 ex.
2400
Van de in Zeeland voorkomende roofvogels zijn Havik, Sperwer, Boomvalk en Slechtvalk echte vogeleters. Bruine Kiekendief, Buizerd en Torenvalk eten ook wel vogels, maar hebben voor een goed broedseizoen een goed aanbod aan muizen (alle drie de soorten) jonge Hazen, jonge Konijnen en jonge Fazanten (Bruine Kiekendief en Buizerd) nodig (Castelijns 2011). Sinds 2004 worden Hazen en Konijnen, sinds 2005 Fazanthanen en sinds 2007 Fazanthennen langs een route in Oost en een route in Midden Zeeuws-Vlaanderen geteld. Zie voor locaties en methode het jaarverslag 2012 (Castelijns 2013).
Index
1800
Het aantal Hazen is sinds de start van de monitoring in beide gebieden sterk gedaald (Figuur 5).
1200 600 0 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14
Figuur 6. Index van het aantal Konijnen Oryctolagus cuniculus in het Braakmanbos voor 2004-2014. In 2004 ging het om 20 ex.
Het aantal Fazanten schommelt sterk. Er is over het algemeen een (licht) dalende trend (Figuur 7).
300 OZV
MZV
240 Index
In het Braakmanbos (de enige locatie met monitoring) is het aantal Konijnen in de periode 2006-2010 spectaculair toegenomen. Nadien is het aantal min of meer stabiel (Figuur 6).
180 120 60 0 04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 7. Index van het aantal Fazanthanen (dichte symbolen en ononderbroken lijnen) en Fazanthennen (open symbolen en stippellijnen) Phasianus colchicus in Midden (MZV) en Oost Zeeuws-Vlaanderen (OZV) voor de periode 2005-2014. In 2008 ging het respectievelijk om 29 en 58 hanen en om 42 en 38 hennen.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
Aan een oproep in het voorjaar van 2014 om meer van dergelijke tellingen uit te voeren, hebben enkele mensen gevolg gegeven. De resultaten zijn samengevat in (Tabel 1). Het berekenen van een index kan pas na een paar jaar, mits steeds exact dezelfde route en methode wordt gebruikt
11
Locatie Kop van Ossenisse Groot Huissenspolder Heinkenszand/Nisse Datum 5-4-2014 29-3-2014 april-juni 2014 Haas 27 41 92 Fazant man 10 37 60 Fazant vrouw 38 7 9 Door
MSP, WBT
BVR
ESC
Tabel 1. Samenvatting van de telling van Hazen en Fazanten op drie locaties in Zeeland in 2014.
Het broedsucces van de Torenvalk is een maat voor de Veldmuizentand. In 2014 was het met gemiddelde van 4,3 uitgevlogen jongen per nest gelijk aan dat van 2004 en 2007. Deze drie jaren waren de beste Veldmuizenjaren in de periode 1995-2014 (Figuur 8 en hoofdstuk 8.7).
Gemiddeld aantal jiongen per nest
4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 95
97
99
01
03
05
07
09
11
13
Figuur 8. Gemiddeld aantal uitgevlogen jonge Torenvalken per nest in Zeeland in de periode 1995-2014.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
Fazanthen op een muurtje bij Ossenisse op 2 december 2012. Foto Henk Castelijns.
12
7
Resultaten
Over geheel Zeeland beschouwd is de onderzoeksinspanning sinds 2010 vrijwel gelijk gebleven. In 2014 werden 540 nestkaarten ingevuld en in totaal 716 broedparen opgespoord waarvan in 583 gevallen ook het nest (Figuur 9 en Figuur 10). De best onderzochte deelgebieden zijn (afnemende rangorde): Midden Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren, de Grevelingen & het Volkerak-Zoommeer (geen nestkaarten), de Westerschelde (geen nestkaarten), de Hals van Zuid-Beveland Oost Zeeuws-Vlaanderen en Tholen. West ZeeuwsVlaanderen, en Zuid-Beveland (nogal wat nestkaarten) nemen een tussenpositie in. NoordBeveland, Schouwen, Duiveland, het Veerse Meer en de Oosterschelde (nauwelijks broedende roofvogels) zijn de minst onderzochte gebieden. In Bijlage 1 wordt voor de deelgebieden een schatting van het aantal broedparen gegeven. Schattingen komen tot stand door rekening te houden met jaarlijks goed onderzochte gebieden en het gegeven dat roofvogels jaren achtereen gebruik maken van hetzelfde broedgebied. In Bijlage 2 wordt voor de periode 1995-2014 per soort een overzicht gegeven van de belangrijkste broedbiologische gegevens, namelijk de start van de eileg, het aantal eieren en het aantal uitgevlogen jongen. Ook wordt het aantal geringde jongen vermeld. Bij de soortbeschrijvingen zijn tabellen opgenomen over prooien die tijdens nestbezoeken op en/of nabij nesten zijn aangetroffen.
600
500
Aantal
400 300 200 100 0 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 9. Aantal in de periode 1995-2014 in Zeeland ingezonden nestkaarten van roofvogels.
1000 nesten
broedparen
Aantal
800 600 400 200 0 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 10. Aantal in de periode 1995-2014 in Zeeland per jaar opgespoorde roofvogelnesten en roofvogelbroedparen.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
13
8 8.1
Soortbeschrijvingen Wespendief Pernis apivorus
In 2014 hebben in Zeeland ten minste vier paren Wespendief succesvol gebroed. Twee paren brachten elk twee jongen groot en beide andere paren ten minste één jong. Een vijfde paar was mogelijk succesvol. Het aantal broedparen wordt geschat op vijf tot zeven. Potentiële locaties waar in het verleden wel eens werd gebroed of waar zich broedverdachte vogels hebben opgehouden zijn: de Waterleidingbossen Clinge (broedpaar in 2012), de duinen bij Haamstede (broedgeval in 2006), Schuddebeurs bij Noordgouwe (broedgeval in 1997), Bos Wilking bij Hulst (broedpaar in 1995, broedgeval in 2007 en niet bezet in 2014, MB). Tezamen met het duingebied van Oranjezon en de broedlocaties van 2014 zijn dit de gebieden om de komende jaren in de gaten te houden. Hierna een opsomming van alle broedgevallen. De Plasschaert Koewacht. In 2014 werd op deze locatie voor de tweede keer succesvol gebroed. Evenals in 2013 vlogen twee jongen uit. De jongen zijn geringd op 10 augustus. Ze waren toen 41 en 38 dagen oud. De eileg was gestart op 26 mei. Een enorm verschil met het jaar daarvoor, toen pas op 25 juni werd gestart. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het om twee vrouwtjes ging. Op 13 augustus was het oudste jong voor het eerst takkeling en op 17 augustus werd het voor eerst vliegend waargenomen. Op 25 augustus konden beide jongen vliegen. Ze keerden nog wel terug op het nest zodra er prooi werd gebracht. In totaal werd tien keer gezien dat een ouder met herkenbare prooi naar het nest vloog: negen keer een wespenraat en één keer een vogel. Bij het ringen lagen een Bruine Kikker en een wespenraat op het nest (HC, WC, TDC, EMA en WVI). Groene Knoop Westdorpe. Op 31 juli werd een paar gezien en op 23 augustus werd één jong gefotografeerd (foto hiernaast) (MSP, WBT en RBA). Op 26 augustus en op 7 september werden telkens drie vogels gezien, waaronder hetzelfde lichte exemplaar van de foto. Op 26 augustus zat deze vogel op een lantaarnpaal (EMA en WVI). Biggekerkse Bos Biggekerke. Vanaf eind mei werd regelmatig een Wespendief gezien. Op 7 augustus werd voor het eerst een vliegend jong waargenomen. Op 19 en 30 augustus bleek dat Juveniele Wespendief op 23 augustus 2013 Groene Knoop Westdorpe. Foto: Rudi Baetsle. het om twee jongen ging (AVG). Volgens Bijlsma (1997) vliegen jongen uit vanaf dag 42 en bedraagt de broedduur 34 dagen. Het oudste jong bij Koewacht vloog toen het 48 dagen was. Het eerste ei is dus gelegd in de periode 17-23 mei. Wildelanden Heikant en Waterleidingbossen Sint Jansteen. De eerste waarneming is van 23 juni. Vervolgens zijn er nog een aantal waarnemingen waaronder een keer een paar op 30 juni en een vlinderende vogel op 25 juli (LB, MKI, HKN, AWI). Op 16 augustus werden tijdens posten drie bij elkaar vliegende Wespendieven gezien. Door tegenlicht kon de leeftijd niet bepaald worden (HC, TDC). Op 23 augustus werd een juveniele vogel gefotografeerd (foto hiernaast, HN). Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
Juveniele Wespendief op 23 augustus 2015 Waterleidingbossen St Jansteen. Foto: Henk Nijskens. 14
Nieuwe Passageulepolder Oostburg. Op 6 mei werd een vlinderende Wespendief gezien boven een populierenbos (JUB, JP, SR). Vervolgens zijn er drie waarnemingen op 3,5-6,0 km van deze locatie tussen 5 juni en 31 juli (JP, JUB en HVK). Zomerwaarnemingen waren tot voor kort in dit deel van Zeeland een rariteit (HC). Op 23 augustus vlogen bij de vermeende nestlocatie drie Wespendieven. Door tegenlicht Een strak naar zuid vliegende juveniele Wespendief in de kon de leeftijd niet worden bepaald (EM). Op 28 Groote Boompolder bij Aardenburg op 28 augustus 2015. augustus vloog ’s morgensvroeg een juveniele Foto: Henk-Jan van der Kolk. vogel op 1,9 km van de vermeende nestlocatie (foto hiernaast). De vogel vloog ‘strak naar zuid’ (HJK). Het is verleidelijk deze vogel aan de andere waarnemingen te linken. Gezien het gedrag en het gegeven dat de najaarstrek van Wespendieven eind augustus al is begonnen, luidt de conclusie: broedpaar, mogelijk succesvol. 8.2
Bruine Kiekendief Circus aeruginosus
In 2014 werden 184 broedparen vastgesteld waaronder in 164 gevallen ook het nest. Het aantal broedparen wordt geschat op 205-250. Dat is een lichte afname ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze komt vooral op conto van het Verdronken Land van Saeftinghe waar in 2014 slechts 12 broedparen aanwezig waren, terwijl het in 2012 nog om 28 paren ging. Sinds de crash van de populatie in 2003, die zich vooral in Zeeuws-Vlaanderen voordeed (Castelijns et al. 2010), is het aantal broedparen stabiel (Figuur 11). 400 nesten
broedparen
minium
maximum
Aantal
300 200 100 0 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 11. Aantal nesten, broedparen en aantalsschatting van de Bruine Kiekendief in Zeeland in de periode 1995-2014.
De start van de eileg was met 25 april voor de periode 1995-2014 gemiddeld (SD=15; N=45), maar het vroegste sinds 2006 (Figuur 11, Bijlage 2). Omdat na- en vervolglegsels moeilijk van eerste legsels zijn te onderscheiden en het aandeel daarvan is toegenomen, is tegenwoordig 25 april vroeg (zie ook Castelijns et al. 2010). De laatste drie jaren was het gebruikelijk om nog starters te hebben in juni. In 2014 was dat niet het geval. De laatste kiekendief die met de eileg begon deed dat op 29 mei. De lesgelgrootte was met 4,5 een fractie lager dan gemiddeld (N=44, SD=1,1). Door het mooie weer en de gunstige voedselomstandigheden vlogen echter 10 % meer jongen uit dan gemiddeld: 3,5 (SD=0,9 N=66) (Bijlage 2). 2014 was wat betreft broedsucces het beste jaar sinds 2004. Dat blijkt ook uit het aantal nesten met vijf of meer jongen: in 2014 één op acht. In 2004 was dat eveneens één op acht, in 2005 zelfs één op vier, maar nadien gemiddeld slechts één op dertien. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
15
In Tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de prooien en prooiresten die bij en op de nesten van Bruine Kiekendieven zijn gevonden. Het gaat vooral om prooien die gevangen worden in de maanden juni-augustus, de periode dat kiekendieven jongen hebben. Op aantalsbasis zijn jonge hazen, (Veld)muizen en jonge Fazanten de belangrijkste prooien. Met uitzondering van muizen gaat het vooral om jonge dieren. Van 36 dieren is de leeftijd bekend: 78 % was pul of juveniel. Opvallend was dat vier van de zes Houtduiven adult waren. Een Houtduif is voor een Bruine Kiekendief een erg zware en daardoor moeilijk te bemachtigen prooi. Mogelijk gaat het om geschoten vogels die op akkers zijn blijven liggen. In 2014 werden bij toeval op twee verschillende locaties geschoten Houtduiven op een akker gevonden (HC, WVI). Van 14 paren is bekend dat ze in landbouwgewas broedden: tien in wintertarwe, één in wintergerst, één in tarwe, één in graan en één in graszaad. Van drie gevallen is het broedsucces niet bekend, één geval mislukte (vrouwtje door natuurlijke oorzaak dood op nest, LDW), de overige broedparen waren succesvol. In vier gevallen lukte het nest dankzij Soort Braak- Pluk- Totaal tussenkomst van nestbeschermers. Eén keer ballen resten Vogel indet. Aves indet. 35 35 volstond ‘toezicht’ tijdens het dorsen, één Wilde Eend Anas platyrhynchos 2 2 keer was het nodig een nest uit te rasteren Fazant Phasianus colchicus 3 19 22 en bij twee nesten werden de jongen tijdens Waterhoen Gallinula chloropus 3 3 het dorsen tijdelijk opgehokt. In één van de Meerkoet Fulica atra 1 1 Kievit Vanellus vanellus 1 1 twee laatste gevallen leidde dat tot Postduif Columba livia 3 3 landelijke aandacht in het dagblad Trouw Holenduif Columba oenas 1 1 en op het blog van Koos Dijksterhuis. Houtduif Columba palumbus 6 6 Duif spp. Graspieper Gele kwikstaart Blauwborst Zangvogel (klein) indet. Kleine Karekiet/Bosrietzanger Grasmus Pimpelmees Ekster Spreeuw Vink Mol Haas Konijn Haas/Konijn Woelmuis indet. Aardmuis/Veldmuis Veldmuis Aardmuis Muis indet. Bruine Rat Gewone Pad Groene Kikker Totaal
Columba spp. Anthus pratensis Motacilla flava Luscinia svecica Sylviidae indet. Acrocephalus scirpaceus/palustrus Sylvia communis Cyanistes caeruleus Pica pica Sturnus vulgaris Fringilla coelebs Talpa europaea Lepus europaeus Oryctolagus cuniculus Lepus europaeus/ Oryctolagus cuniculus Arvicolidae indet. Microtus agrestis/arvalis Microtus arvalis Microtus agrestis Cricetidae indet. Rattus norvegicus Bufo bufo Rana esculenta
3 1 1 -
5 1 1 2
8 1 2 1 2
10 -
1 1 1 1 1 1 1 17 3
1 1 1 1 1 1 1 27 3
3
3
6
8 13 13 33 123
2 1 1 1 1 81
8 13 15 1 33 1 1 1 204
Tabel 2. Prooien van de Bruine Kiekendief in Zeeland in 2014.
In samenwerking met het Vlaamse Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) wordt ecologisch onderzoek aan Bruine Kiekendieven uitgevoerd. In Vogelnieuws 23 (een uitgave van het INBO) wordt verslag gedaan van de resultaten voor 2014 en in Vogelnieuws 21 zijn de resultaten van 2013 samengevat. Een belangrijk onderdeel van het onderzoek is het aanbrengen van vleugelmerken (wing tags). Tot nu toe zijn in Zeeland, vooral in Zeeuws-Vlaanderen, al 243 vogels gekleurmerkt. In het Verdronken Land van Saeftinghe, waar de laatste vier winters telkens 70-105 Bruine Kiekendieven overwinterden, werd in de winter nog nooit een vogel met kleurmerken gezien 3. Het idee dat het lokaal geboren juveniele Bruine Kiekendieven overwinteren, klopt dus niet (contra Castelijns & Castelijns 2008).
3
In de winters van 2011/12, 2012/13, 2013/14 en 2014/15 werden tijdens een slaapplaatstelling respectievelijk 88 ex., ≥ 67 ex., 91 ex. en 103 ex. Bruine Kiekendieven op de slaapplaats in Saeftinghe waargenomen. Bovendien wordt in het gebied in de winter maandelijks één hoog- en één laagwatertelling uitgevoerd. Aan zo’n telling nemen 3-5 (hoogwater) en 10-15 (laagwater) vogelaars deel. Ze bekijken telkens 20-50 vogels. Geen enkele keer werd een gekleurmerkte vogel gezien. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
16
Op de linker foto Dini Helmers en Mario Aspeslach met een kooi om twee jonge Bruine Kieken van circa 30 dagen tijdelijk op te hokken. Rechts het resultaat na maaien. De foto’s zijn van 24 juli 2014. Dankzij de grondeigenaar en de nestbeschermers zijn beide jongen normaal uitgevlogen. Foto’s: Barbara Voogt.
Bij Sint Annaland op Tholen werd een nest in een rietveld met jongen uitgemaaid. De jongen waren op 14 juni geringd en waren op dat moment 23-24 dagen oud. Twee jongen waren meteen dood het derde jong is dood gegaan in het vogelasiel De Mikke (DGU). 8.3
Blauwe Kiekendief Circus cyaneus
In tegenstelling tot 2013, toen in Zeeland 2-3 exemplaren overzomerden, zijn er in 2014 slechts twee zomerwaarnemingen. Op 30 juni 2014 een vogel in vrouwkleed aan de Westhovense Weg bij Domburg (YVV) en een man ruiend van het eerste (bruine) naar het tweede (grijsblauwe) kleed in het Verdronken Land van Saeftinghe op 26 juli 2014 (HN). 8.4
Havik Accipiter gentilus
Het aantal broedparen van de Havik wordt voor 2014 geschat op 50-65 (Figuur 12). Dat is vijf paren meer dan het jaar daarvoor. Het is een gevolg van intensiever onderzoek (Walcheren en de Slikken van de Heen) maar ook van nieuwe vestigingen (Tholen en West Zeeuws-Vlaanderen). In totaal werden 32 nesten gevonden en 48 broedparen opgespoord. Het broedgeval in West ZeeuwsVlaanderen was het eerste voor dat deelgebied. 80 nesten
broedparen
minium
96
98
01
maximum
Aantal
60
40 20 0 95
97
99
00
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 12. Aantal nesten, broedparen en aantalsschatting van de Havik in Zeeland in de periode 1995-2014.
Een voor Zeeland recordvroege Havik was al op 14 maart met de eileg begonnen. De gemiddelde start van de eileg was met 31 maart zes dagen vroeger dan gemiddeld en het vroegste ooit (SD=10,6; N=10) (Bijlage 2). Zowel qua legselgrootte als aantal uitgevlogen jongen was 2014 voor Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
17
de Havik een gunstig jaar: Gemiddeld 3,7 eieren (SD=0,5; N=13) en 2,8 jongen (SD=0,9; N=19) waren niet eerder voorgekomen. Soort Vogel indet. Wintertaling Wilde Eend Soepeend Fazant Kievit Houtsnip Postduif Holenduif Houtduif Duif spp. Turkse Tortel Kerkuil Groene Specht Merel Zangvogel (klein) indet. Gaai Ekster Kauw Zwarte Kraai Spreeuw Haas Konijn Haas/Konijn Bruine Rat/Zwarte Rat Totaal
Aves indet. Anas crecca Anas platyrhynchos Anas platyrhynchos forma domestica Phasianus colchicus Vanellus vanellus Scolopax rusticola Columba livia Columba oenas Columba palumbus Columba spp. Streptopelia decaocto Tyto alba Picus viridis Turdus merula Sylviidae indet. Garrulus glandarius Pica pica Corvus monedula Corvus corone Sturnus vulgaris Lepus europaeus Oryctolagus cuniculus Lepus europaeus/ Oryctolagus cuniculus Rattus norvegicus/rattus
Plukresten 3 1 4 1 2 1 1 18 5 13 7 26 1 2 3 1 4 14 20 6 6 1 9 1
Laatste Haviksjong uit een broedsel van vier op een nest nabij Oostburg in West Zeeuws-Vlaanderen op 6 juni 2015. Foto: Johnny du Burck.
Tijdens de eicontrole op de Bevelanden, in het Veerse Meer en in Zeeuws-Vlaanderen werden 19 eieren opgemeten van vijf complete legsels: hoogte 55,5 mm (SD=3,1), breedte 42,8 mm (SD=1,8) en inhoud 52,2 ml (SD=6,4) 4. De einhoud was 6% lager dan het gemiddelde voor de periode 2011-2014 (N=101). Kennelijk leidt meer eieren tot gemiddeld wat kleinere eieren, zelfs in een gunstig jaar.
2 152
In Tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de bij nesten aangetroffen prooiresten. Eksters, Tabel 3. Prooien van de Havik in Zeeland in 2014. Kauwen, Turkse Tortels, Post- en Houtduiven waren in 2014 de belangrijkste prooien. Het overzicht heeft van het jaar vooral betrekking op vogels die broeden in de nabijheid van cultuurland. Eerder is gebleken dat Haviken die broeden in of nabij moerasgebieden veel meer watervogels en steltlopers slaan (Castelijns 2011-2014). Op 29 juni 2014 werden in de nabijheid van een Haviksnest bij Westkapelle de plukresten van een Kerkuil gevonden (FA). In Braakman Noord mislukte een Havik voor het derde opeenvolgende jaar. De mislukkingen waren telkens een gevolg van predatie door een kraaiachtige. Zoiets is te herkennen aan de op karakteristieke wijze gekraakte eieren bij het nest (zie bijvoorbeeld Diepenbeek 1999). 8.5
Sperwer Accipiter nisus
In 2013 werden in Zeeland 67 broedparen van de Sperwer opgespoord waarvan in 47 gevallen ook het nest. De schatting is met 120-195 paren bijna 15% hoger dan het jaar daarvoor (Figuur 13). Sperwers zijn moeilijk op te sporen. Nesten worden vaak gevonden zodra de jongen (bijna) zijn uitgevlogen. Een jaar met veel mislukkingen levert daardoor een lager aantal op dan een jaar met 4
Het eivolume wordt berekend met de formule volgens Hoyt (1979). De formule luidt: 0,51 x lengte [cm] x breedte [cm] x breedte [cm]. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
18
veel geslaagde broedgevallen. In 2013 mislukte 14 van de 29 nesten waarvan het broedsucces bekend is en in 2014 zeven van de 36 nesten. Deze getallen zeggen overigens weinig over het werkelijke aandeel mislukkingen. Daarvoor mogen alleen nesten worden gebruikt die vanaf het begin van het broedproces worden gecontroleerd. In 2014 waren ook de Sperwers er vroeg bij. Ze begonnen gemiddeld op 28 april (SD=4,9; N=8), dat is vijf dagen vroeger dan normaal. Het gemiddeld aantal eieren was met 4,9 (SD=1,1; N=7) 0,5 ei hoger dan normaal en het aantal jongen was met gemiddeld 3,9 (SD=1,0; N=14) 0,6 jong hoger dan normaal. Met de normale waarden worden de gemiddelden voor de periode 1995-2014 bedoeld (Bijlage 2). nesten
280
broedparen
minium
maximum
Aantal
210 140 70 0 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 13. Aantal nesten, broedparen en aantalsschatting van de Sperwer in Zeeland in de periode 1995-2014.
In Tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de in 2014 op en bij Sperwernesten verzamelde prooiresten. De belangrijkse prooien waren mezen, Spreeuwen en de Huismussen. Bijzonder was de vondst van een Meerkoetpul. Het lag op een nest aan de Oudedijk in Kruiningen (RSI). Soort Meerkoet Houtduif Duif spp. Turkse Tortel Grote Bonte Specht Boerenzwaluw Huiszwaluw Graspieper Gele kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst Zwarte Roodstaart Roodborsttapuit Merel
Fulica atra Columba palumbus Columba spp. Streptopelia decaocto Dendrocopos major Hirundo rustica Delichon urbicum Anthus pratensis Motacilla flava Motacilla alba Troglodytes troglodytes Prunella modularis Erithacus rubecula Phoenicurus ochruros Saxicola torquata Turdus merula
Plukresten 1 8 1 2 2 5 2 1 1 5 1 3 3 1 1 4
Soort Zanglijster Zangvogel (klein) indet. Grasmus Zwartkop Tjiftjaf Staartmees Pimpelmees Koolmees Spreeuw Huismus Ringmus Vink Groenling Putter Kneu Totaal
Turdus philomelos Sylviidae indet. Sylvia communis Sylvia atricapilla Phylloscopus collybita Aegithalos caudatus Cyanistes caeruleus Parus major Sturnus vulgaris Passer domesticus Passer montanus Fringilla coelebs Carduelis chloris Carduelis carduelis Carduelis cannabina
Plukresten 6 5 7 6 3 2 15 23 10 26 3 7 5 2 3 164
Tabel 4. Prooien van de Sperwer in Zeeland in 2014.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
19
8.6
Buizerd Buteo buteo
In 2014 werden 203 nesten en in totaal 250 broedparen opgespoord. Dat is wat minder dan in 2014, maar omdat op een aantal plaatsen sprake was van nieuwe vestigingen en het gegeven dat eenmaal gevestigde broedparen jaren achtereen hetzelfde broedgebied bezetten, maakt dat de schatting voor 2014 toch een fractie hoger uitvalt dan die van een jaar eerder, namelijk 340-420 paren (Figuur 14). 450
Aantal
nesten
broedparen
minium
maximum
300
150
0 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 14. Aantal nesten, broedparen en aantalsschatting van de Buizerd in Zeeland in de periode 1995-2014.
Soort Vogel indet. Eend indet. Wilde Eend Patrijs Kwartel Fazant Waterhoen Meerkoet Tureluur Postduif Holenduif Houtduif Duif spp. Grasparkiet Groene Specht Grote Bonte Specht Merel Grote Lijster Zangvogel (klein) indet. Koolmees Kraaiachtige indet. Gaai
Braak- Pluk- Zichtballen resten waarn Aves indet. 5 2 Anas indet. 1 Anas platyrhynchos 3 Perdix perdix 1 Coturnix coturnix 1 Phasianus colchicus 1 16 Gallinula chloropus 2 Fulica atra 1 2 Tringa totanus 1 Columba livia 5 Columba oenas 1 Columba palumbus 9 Columba spp. 1 10 Melopsittacus undulatus 1 Picus viridis 2 Dendrocopos major 2 Turdus merula 1 3 Turdus viscivorus 1 Sylviidae indet. 2 Parus major 1 Corvidae indet. 2 -
1 6 3 2 2
Oryctolagus cuniculus
2 13 4 6
Haas/Konijn
Lepus europeus / Oryctolagus cuniculus
Woelmuis indet.
Arvicolidae indet.
Rosse Woelmuis
Garrulus glandarius
Totaal 7 1 3 1 1 17 2 3 1 5 1 9 11 1 2 2 4 1 2 1 2
-
1 6 3 2 2 2
9 12 38
-
22
-
16
-
44
8
5
1
14
1
-
-
1
Clethrionomys glareolus
-
-
2
Veldmuis
Microtus arvalis
2
-
3
Aardmuis
Microtus agrestis
-
-
2
Aardmuis/Veldmuis
M. agrestis/arvalis
Muis indet.
Cricetidae indet.
5 19
Bruine Rat/Zwarte Rat
Rattus norvegicus/rattus
-
Bruine Rat
Rattus norvegicus
-
Wezel
Mustela nivalis
-
Gewone Pad
Bufo bufo
-
Groene Kikker Totaal
Rana esculenta
2 1 2 2 1 1 2 1 1 1
Ekster Kauw Zwarte Kraai Spreeuw Egel Mol
Pica pica
Haas
Lepus europaeus
Konijn
Corvus monedula Corvus corone Sturnus vulgaris Erinaceus europaeus Talpa europaea
71
-
155
-
7
1
21
-
1
-
2
-
1
-
1
5
1 231
Tabel 5. Prooien van de Buizerd in Zeeland in 2014. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
In totaal werden in 2014 67 eieren afkomstig uit 22 complete legsels opgemeten. Ze waren gemiddeld 55,9 mm hoog (SD=2,0), 44,6 mm breed (SD=1,33) en hadden een inhoud van 56,7 ml (SD=4,84). Genoemde waarden zijn nagenoeg gelijk aan de gemiddelden voor de periode 2009-2014. Nog nooit begonnen Buizerds in Zeeland zo vroeg als in 2014. Ze startten gemiddeld op 1 april met de eileg (SD=8,5; N=48). Het verschil met het recordlate jaar 2013 bedraagt 10 dagen (Bijlage 2). Ook wat betreft het aantal eieren en jongen waren 2013 (dieptepunt) en 2014 (hoogtepunt) elkaars tegengestelden. Het aantal eieren was in 2014 met gemiddeld 2,9 (nog nooit zo hoog SD=0,7; N=38). Dat gold ook voor het aantal jongen: 2,4 (SD=0,7; N=85). In Midden Zeeuws-Vlaanderen, waar van bijna alle nesten het broedsucces bekend is, brachten 25 paren in 2013 tien jongen groot en 26 paren in 2014 33-34 jongen. Wat betreft 2013 was het broedsucces van alle paren bekend, voor 2014 was dat voor twee paren niet het geval (HC). In 2014 waren zowel de weersomstandigheden als de voedselsituatie gunstig dit in tegenstelling tot 2013 (5 en 6). De belangrijkste prooien tijdens het opgroeien van de jongen zijn Fazanten, duiven, Hazen, 20
Konijnen, kraaiachtigen, mollen en (woel)muizen (Tabel 5). Met uitzondering van de laatste twee gaat het bijna uitsluitend om jonge dieren. Opvallende prooien waren een Grasparkiet en een Wezel.
Twee keer dezelfde eerste winter Buizerd. Foto’s: Johnny du Burck.
8.7
Torenvalk Falco tinnunculus
In 2014 werden 118 nesten gevonden en in totaal 137 broedparen opgespoord. De Zeeuwse populatie wordt geschat op 325-460 paren. Het aantal broedparen in Zeeland neemt sinds de eeuwwisseling licht af (Figuur 15). nesten
600
broedparen
minium
maximum
Aantal
450 300 150 0 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 15. Aantal nesten, broedparen en aantalsschatting van de Torenvalk in Zeeland in de periode 1995-2014.
Gerekend vanaf 1997, het eerste jaar met een voldoende grote steekproef, begonnen Torenvalken nog nooit zo vroeg met de eileg: gemiddeld op 15 april (SD=11,3; N=62). Dat is 13 dagen eerder dan normaal en 25 dagen eerder dan in het recordlate jaar 2013. Van alle roofvogels hebben Torenvalken de grootste spreiding in eilegdatum. In 2014 begon de eerste Torenvalk op 21 maart en de laatste op 22 mei. Een verschil van twee maanden, voor deze soort niet uitzonderlijk. De gemiddelde legselgrootte was met 5,1 ei 0,3 ei hoger dan gemiddeld (SD=0,9; N=74). Enkel in 2007 deden Torenvalken het een fractie beter (Bijlage 2). Het aantal jongen was met 4,3 gelijk aan het vorige topjaar 2007 (SD=1,3; N=77). In Tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de prooiresten die in 2013 en 2014 in nestkasten van Torenvalken in de door de auteur gecontroleerde kasten werden aangetroffen. Braakballen worden Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
21
Soort Vogel indet. Fazant Kievit Holenduif Gierzwaluw Grote Bonte Specht Boerenzwaluw Huiszwaluw Graspieper Gele kwikstaart Witte Kwikstaart Heggenmus Merel Zanglijster Zangvogel (klein) indet. Grasmus Zwartkop Pimpelmees Koolmees Spreeuw Huismus/Ringmus Huismus Vink Putter Kneu Mol Aardmuis/Veldmuis Veldmuis Aardmuis Muis indet. Bruine Rat Totaal
niet op systematische wijze verzameld en zijn buiten de tabel gelaten. Plukresten geven een sterk vertekend beeld van het voedsel, vogels zijn oververtegenwoordigd en muizen onderschat (alleen niet of gedeeltelijk opgegeten muizen worden opgemerkt). In goede muizenjaren is het aandeel muizen groter omdat er meer muizen worden gegeten, maar ook omdat naar de kast gebrachte muizen niet meteen worden opgegeten (jongen hebben dan niet continu honger) en laten muizen liggen die vervolgens tijdens een nestcontrole worden opgemerkt. Aan het op de juiste wijze interpreteren van prooi(rest)en zitten allerlei haken en ogen! Het is geen reden om het niet te doen! Doe het wel zo systematisch mogelijk.
Plukresten 2013 2014 Aves indet. 2 Phasianus colchicus 1 Vanellus vanellus 1 Columba oenas 2 Apus apus 1 Dendrocopos major 1 Hirundo rustica 1 Delichon urbicum 1 Anthus pratensis 1 Motacilla flava 2 1 Motacilla alba 1 Prunella modularis 2 1 Turdus merula 7 3 Turdus philomelos 1 Sylviidae indet. 1 2 Sylvia communis 1 2 Sylvia atricapilla 2 Cyanistes caeruleus 2 Parus major 2 1 Sturnus vulgaris 27 5 Passer domesticus/montanus 1 Passer domesticus 7 3 Fringilla coelebs 1 Carduelis carduelis 1 Carduelis cannabina 1 3 Talpa europaea 3 Microtus agrestis/arvalis 3 9 Microtus arvalis 8 27 Microtus agrestis 1 Cricetidae indet. 1 1 Rattus norvegicus 1 1 83 63
Tabel 6. Prooien (exclusief braakballen!) van de Torenvalk in Zeeuws-Vlaanderen in 2013 en 2014.
8.8
De jaren 2013 en 2014 waren wat betreft voedsel elkaars tegenpolen. In 2013 bereikte, afgaand op het aantal jongen Torenvalken (een afgeleide parameter!), de muizenstand een dieptepunt terwijl 2014 een hoogtepunt was (Figuur 8 en Bijlage 2). Indien voorhanden eten Torenvalken muizen, als die er niet zijn behelpen ze zich met vogels, vooral jonge Spreeuwen, maar ook jonge lijsterachtigen (Merels) en een hele trits aan zangvogels.
Boomvalk Falco subbuteo
In 2014 werden 21 broedparen vastgesteld. In twaalf gevallen was zeker een nest aanwezig. Het aantal broedparen van de Boomvalk wordt geschat op 40-65 (Figuur 16). De marge is groot. Meer aandacht voor deze soort is dringend gewenst. In 2014 werd geen enkel nest gecontroleerd door het te beklimmen. Van slechts één nest is het broedsucces bekend. Het werd bepaald door herhaalde controle van op afstand (APO). Uit dit nest, dat zich bevond aan de Tweede Dijk in Sint Maartensdijk, vloog één jong uit. 80
nesten
broedparen
05
07
minium
maximum
Aantal
60 40
20 0 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
06
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 16. Aantal nesten, broedparen en aantalsschatting van de Boomvalk in Zeeland in de periode 1995-2014.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
22
8.9
Slechtvalk Falco peregrinus
In 2014 hebben in Zeeland negen paren succesvol gebroed. Twee paren gingen niet tot broeden over: Lange Jan Middelburg (vorig jaar nog succesvol) en DOW Poort 3 Terneuzen (nieuw paar). Op de Hooge Platen, een vaste locatie waar overigens sinds 2007 geen jongen meer zijn uitgevlogen, werden geen broedverdachte vogels gezien (FS). Hetzelfde was het geval bij de Radartoren Saeftinghe (MB). Van het Zoommeer is niets bekend. Het aantal broedparen voor geheel Zeeland wordt geschat op 12-15 (Figuur 17). Het bolwerk van de Slechtvalk bevindt zich in het midden van Zeeuws-Vlaanderen met in een gebied van circa 150 km2 zes paren, namelijk: Hoek (twee paren), Terneuzen, Sluiskil, Axel en Sas van Gent. Dit gebied sluit aan bij de Gentse Kanaalzone (B) waar het om 3-5 paren gaat (WDS). 16 nesten
broedparen
minium
maximum
Aantal
12 8 4 0
95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
Figuur 17. Aantal nesten, broedparen en aantalsschatting van de Slechtvalk in Zeeland in de periode 1995-2014.
Evenals vorige jaren wordt elk broedgeval afzonderlijk besproken. Dikke Toren Zierikzee. Voor het tweede opvolgende jaar was er een geslaagd broedgeval. Het aantal eieren en het aantal jongen is niet bekend. Eén jong werd door iemand van de straat gepakt en vanaf een grasveld voor de toren de lucht ingegooid waarna het wegvloog (GVE). Inmiddels is exacte nestplaats bekend (zie foto). Cargill Sas van Gent. Er werden drie eieren gelegd en er vlogen drie jongen uit. De jongen werden op 25 mei geringd en waren toen 18-19 dagen oud. Het eerste ei werd gelegd op 28 maart. Het vrouwtje van dit paar werd niet eerder waargenomen. Het droeg een oranje kleuring met de code EM. Ze was geringd door Peter van Geneijgen. Hij schreef over haar “Ze is op 7 mei 2012 geringd op een kantoortoren van het APG in Heerlen. Ze zat in een nest van vier: drie man en één vrouw. Ze was Broedplaats van de Slechtvalk op de Dikke op de ringdag 27 dagen oud en heeft zich dus gevestigd op Toren van Zierikzee met op de achtergrond 157 km vanaf haar geboorteplaats. De gemiddelde Gijs van den Ende. Foto: Douwe van den Ende. dispersieafstand van vrouwtjes onder de Nederlandse broedvogels in de periode 1990-2013 is 125 km. De afstand is dus bovengemiddeld. Haar moeder was bovengemiddeld agressief, daar heb ik een keer een tik van gehad. Is dochter ook zo?” Tijdens onze bezoeken aan het nest ging ze weliswaar vreselijk tekeer, maar een echte aanval bleef uit (CV, HC, JC, PCA). Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
23
Centrale Borssele. Er werden vier eieren gelegd, waarvan er drie zijn uitgekomen. Alle drie de jongen zijn uitgevlogen. Het eerste ei was van 7 maart. Het nest zit op 140 meter hoogte in een schoorsteen van een kolencentrale. Op 14 mei werden de jongen geringd. Boven bij het nest aangekomen bleek de auteur alleen maar ringen voor mannetjes bij zich te hebben. Teruggaan was geen optie. Gelukkig zaten in het nest alleen maar mannetjes. Mazzel noemen ze dat. DOW Terneuzen (Hoek). Het paar in deze nestkast produceerde drie eieren en bracht drie jongen groot. Het eerste ei was van 10 maart. De jongen zijn geringd op 10 mei en waren op 25 mei, de laatste controle, die van op afstand plaats heeft gevonden, bijna vliegvlug.
Twee van de drie jonge Slechtvalken op de Watertoren van Axel op 2 mei 2015. Foto: Co van Meurs
Drie jonge Slechtvalken bij DOW Terneuzen op 10 mei 2015. Foto: Evert van Hoecke.
Watertoren Axel (waarnemingen via webcam). Het eerste ei werd gelegd op 26 februari en was het vroegste in Nederland (Bijlsma 2015). Het laatste van de vier eieren werd gelegd op 5 maart. De eieren werden gelegd met tussenpozen van 55-56 uur. In 2011 zat er gemiddeld 56 uur tussen en in 2013 varieerde het tussen 54-57 uur. Ook in 2011 en 2013 ging het om een vierlegsel. In 2014 kwam het eerste ei na 39,5 dag uit, in 2011 en 2013 was dat na 38,5 dag. In 2014 kwamen drie van de vier eieren uit. Het vierde ei was onbevrucht (geopend op 2 mei). Bij het ringen op 2 mei bleek dat het om twee mannetjes en een vrouwtje te gaan. Het oudste jong, een mannetje, zat op 15 mei in een boom. Dit leidde bij de webcamvolgers tot consternatie: Sommigen wilden het jong terug in de nestkast zetten. Hiervoor werd geen toestemming verleend. De daaropvolgende avond zaten alle drie de jongen weer in de 55 meter hoog geplaatste nestkast. Op 18 mei zat het middelste jong, een vrouwtje, op de weg. Het werd aan de voet van de toren in een boom gezet. Ook het derde jong zat die dag even op de grond, maar vloog eigener beweging weer op. Op 21 mei zaten alle drie de jongen ’s avonds weer bij de kast. Dit deden ze vrijwel dagelijks tot en met 30 juni (WVI). Yara Sluiskil. Evenals vorig jaar belandde jongen op de grond en werden opgepakt. Dat gebeurde op 30 mei. Het ging om twee jongen die uiteindelijk in een vogelasiel in Opglabbeek (B) terechtkwamen. Door tussenkomst van de auteur werden ze door Marco van Steenhoven opgehaald en op 4 juni gelost op het dak van het kantoor van Yara. Eén van de twee jongen vloog meteen naar de toren waarop het geboren was en ging c. 30 meter onder de broedplaats zitten (nis op 57 meter hoogte). Het andere jong ging op een gebouw zitten. In totaal zijn er vier jongen uitgevlogen, waarvan de vogels die opgepakt werden zijn geringd (WVI, HC). De start van de eileg wordt geschat op 8 maart 2014. Zevenaarhaven Terneuzen. Er zijn ten minste twee jongen geboren waarvan er ten minste één is uitgevlogen (WM). De nestkast hangt op een onbereikbare plaats en is daardoor niet goed controleerbaar. Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
24
Televisietoren Goes. Na het mislukte broedgeval in 2013 vond in 2014 voor het eerst een geslaagd broedgeval plaats. Twee van de vier eieren zijn uitgekomen en beide jongen zijn uitgevlogen. Het ging om een mannetje en een vrouwtje. Het eerste ei werd gelegd op 19 maart, de jongen werden geringd op 19 mei en zijn uitgevlogen tussen 26 mei en 6 juni (CLA, MM en WC). Thermphos Vlissingen-Oost. Dit is een nieuwe locatie. Het nest bevindt zich in een diepe nis onder een loopbrug. De Nis is 120 cm breed en 30 cm hoog en op ooghoogte zichtbaar vanaf een tegenoverliggend gebouw (JV). De start van de eileg wordt geschat op 23 april. Beide ouders zijn geringd, maar geen van de ringen kon worden afgelezen (JV).
Drie jongen Slechtvalken in een nis bij de voormalige fosforovens van Thermphos in Vlissingen-Oost op 1 juli 2014. Foto: Jan Verjaal.
In Tabel 7 wordt een overzicht gegeven van plukresten die in en bij nesten van Slechtvalken werden verzameld. Tijdens het broedseizoen zijn Postduiven veruit de belangrijkste prooi. Ook Spreeuwen worden relatief vaak gegrepen, maar op gewichtsbasis staat dat niet in verhouding tot Postduiven. Soort Vogel indet. Dodaars Wintertaling Slobeend Kwartel Waterral Waterhoen Meerkoet Steltloper indet. Kluut Bontbekplevier Goudplevier Zilverplevier Kievit Kanoetstrandloper Kleine Strandloper Watersnip Houtsnip Grutto Rosse Grutto Zwarte Ruiter Tureluur Groenpootruiter Oeverloper Steenloper
Aves indet. Tachybaptus ruficollis Anas crecca Anas clypeata Coturnix coturnix Rallus aquaticus Gallinula chloropus Fulica atra Charadriiformes indet. Recurvirostra avosetta Charadrius hiaticula Pluvialis apricaria Pluvialis squatarola Vanellus vanellus Calidris canutus Calidris minuta Gallinago gallinago Scolopax rusticola Limosa limosa Limosa lapponica Tringa erythropus Tringa totanus Tringa nebularia Actitis hypoleucos Arenaria interpres
Plukresten 2 3 2 2 1 1 1 1 2 10 1 6 2 4 3 1 2 1 6 4 2 17 2 3 1
Visdief Postduif Holenduif Houtduif Duif spp. Turkse Tortel Zomertortel Gierzwaluw Groene Specht Grote Bonte Specht Boerenzwaluw Merel Zanglijster Koperwiek Grote Lijster Lijster of Spreeuw Gaai Kauw Spreeuw Huismus Vink Keep Groenling Putter Appelvink Totaal
Sterna hirundo Columba livia Columba oenas Columba palumbus Columba spp. Streptopelia decaocto Streptopelia turtur Apus apus Picus viridis Dendrocopos major Hirundo rustica Turdus merula Turdus philomelos Turdus iliacus Turdus viscivorus Turdrus spp / Sturnus vulgaris Garrulus glandarius Corvus monedula Sturnus vulgaris Passer domesticus Fringilla coelebs Fringilla montifringilla Carduelis chloris Carduelis carduelis Coccothraustes coccothraustes
Plukresten 2 139 3 2 3 4 1 4 1 3 3 14 4 3 1 3 4 2 49 2 8 1 3 1 1 341
Tabel 7. Prooien van de Slechtvalk in Zeeland in 2014.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
25
9
Literatuur
BRUIN M.P. DE, WILDEROM M.H. 1961. Tussen Afsluitdammen en Deltadijken. I. Noord-Beveland. Geschiedenis van strijd, nederlaag en overwinning op het water. ). Eigen uitgave, Vlissingen. BIJLSMA R.G. 1997. Handleiding veldonderzoek roofvogels. KNNV Uitgeverij/Vogelbescherming Nederland/Werkgroep Roofvogels Nederland. Utrecht/Zeist/Appelscha. BIJLSMA R.G. 2015. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland in 2014. De Takkeling 23 (1): 4-51. CASTELIJNS H., & CASTELIJNS W. 2008. Het overwinteren van de Bruine Kiekendief in Zeeland. Limosa 81: 41-49. CASTELIJNS H. 1996-2013 (in serie). Jaarverslag Werkgroep Roofvogels Zeeland 1995-2012. Werkgroep Roofvogels Zeeland. Eigen uitgave: http://www.roofvogelszeeland.nl. CASTELIJNS H., VAN KERKHOVEN W & POORTVLIET J. 2010. Trends bij de Bruine Kiekendief Circus aeruginosus als broedvogel in Zeeuws-Vlaanderen. Takkeling 18 (1): 61-82. DIEPENBEEK A. VAN. 1999. Veldgids diersporen. Stichting KNNV Uitgeverij, Utrecht. HOYT D.F. 1979. Practical methods of estimating volume and fresh weights birds’ eggs. Auk 96:73-77. WILDEROM M.H. 1964. Tussen Afsluitdammen en Deltadijken. II. Noord-Zeeland (Schouwen-Duiveland, Tholen en St.Philipsland). Eigen uitgave, Vlissingen. WILDEROM M.H. 1968. Tussen Afsluitdammen en Deltadijken. III. Midden-Zeeland (Walcheren en Zuid-Beveland). Eigen uitgave, Vlissingen. WILDEROM M.H. 1973. Tussen Afsluitdammen en Deltadijken. IV. Zeeuwsch-Vlaanderen. Eigen uitgave, Vlissingen.
10 Medewerkers Anny Anselin, Floor Arts (FA), Mario Aspeslagh, Wally Baaten (WBT), Rudi Baetsle (RBA), Mark Bartels, Corstiaan Beeke, Pieter Beeke, Wim Beeke, Paul Beenen, Peter Boelée, Luc Bekaert (LB), Angelique Belfroid, Frans BenschopKrook, Erik Blaakman, Geert Boelens, Vincent de Boer, Luciën Boerjan, Theo Boone, Wies Boone, Jos Boot, Hendrik Bosselaer, Wibregt Brakman, Bert van Broekhoven, Carlos Buijs, Marc Buise (MB), Hidde Bult, Huub Bun, Marc van Bunderen, Johnny du Burck (JUB), Piet du Burck, Luciën Calle, Pepijn Calle, George Calon, Tonny de Caluwé (TDC), Henk Castelijns (HC), Jeroen Castelijns (JC), Marlies Castelijns, Wannes Castelijns (WC), Sjak de Cock, Ruben Cornelisse, Johan De Meyer, Walter De Smet (WDS), Jacqueline Dekker, Ab Delzenne, Pieter D’Haluin, Ellen Dieleman, Bart Dijkstra, Adri Duijnhouwer, Ploon Duijnhouwer, Douwe van den Ende, Gijs van den Ende (GVE), Tamara Erwich, Paul Evers, Rienk Geene, Guido Gelderland, Johan Giglot, Gijzels, Arjan van Gilst (AVG), Marc Goedbloed, Frank Govaert, Dick Gunst (DGU), Liza Gunst, Niek Gunst, Jan Goedbloed, Stefan Hageman, Winant Halfwerk, Walter Hamelink, André Hannewijk, Ingrid den Hartog, Peter Heetesonne, George van der Hel, Dini Helmers, Cock van Heukelen, Elly van Heukelen, Gerry Heyrman, Harold Hiel, Christiaan Hiensch, Evert van Hoecke, Kas Hoek, Mark Hoekstein, Ko van Hoeve, Sjaan Hopmans, Henk Huige, Jan Janssens, Kejll Janssens, Marc Jeurissen, Roger Joos, Adri Joosse, P. Joosse, Piet de Keuning, Marian Kiefer (MKI), Bert Kleijn, Wim van der Klooster, Marcel Klootwijk, Henk Knibbeler (HKN), Marco Knipping, Robert Kraaijeveld, Kees de Kraker, Hans Koehorst, Ria Koehorst, Jaap Kolijn, Henk-Jan van der Kolk (HVK), Tobi Koppejan, Bram Korteknie, Hans van Kuijk, Theo de Kuiper, Wim Lansman, Cees Lavooy (CLA), Karel Leeftink, Marijke Lieman, Merien van Loo, René van Loo, Rudi Louwerse, Thomas Luiten, Peter Maas, Jean Maebe, Wilfried Mahu (WM), Eric Marteijn (EM), Eddy Matthijs (EMA), Peter Meininger, Dirk Minnebo, Hans Molenaar, Martin Mollet (MM), Elly de Nijs, Henk Nijskens (HN), Corine Oste, Luud Persijn, Jimmy Pijcke, Reggy van Poecke, Ad Polderman (APO), Jan Polderman, Harry Polderman, Jaap Poortvliet (JP), Simon Post, Sven Prins, Izak Quist, Perry Quist, Sabine Rausch (SR), Dick Reinhout, Peter Roelse, Erik Sanders, Joop Scheijbeler, Fred Schenk (FS), Elly Schipper, Niels de Schipper, Ronnie van der Sijpt, Rinus Sinke, Maarten Sluiter, Alex de Smet, Rudy Smet, Peter de Smidt, Bert Smulders, Addy Snoep, Rini Snoep, Toon Sparreboom, Erik Speksnijder, Jan Spinnewijn, Marian Sponselee (MSP), Rob Sponselee, Marjon Spruit, Truus Step, Theo Spuessens, George Tanis, Marianne Tauecchio, Jeroen Tazelaar, Sander Terlouw, Stefaan Thiers, Philippe T'Jollyn, Franklin Tombeur, Leo Tromper, Koen Van de Berge, Pieter Van Dorsselaer, Walter Van Kerkhoven, Gijs Varkenvisser, Patricia van Veen, Jaap van de Velde, Frits van Velzen, Jan Verjaal (JV), Yves van de Vijver (YVV), Willy Vink, Kees Vlietvlieland, Barbara Voogt, Herman van de Voorde, Chris Vreugdenhil (CV), Bram Vroegindeweij, Rob Vroom, Luc de Waal (LDW), Jethro Waanders, Arjo Wagenaar, Lies van der Wal, Jaco Walhout, Rien Weststraete, Izak Weststrate, Rob van Westrienen, Bastiaan van de Wetering, Bert Wetsteijn, Trudie van Wezel, Adrie van de Wiel, Alex Wieland (AWI), Pim Wolf, Jans Wolfs, Wouter van Zandbrink, Lucie van Zeijts, Mark Zevenbergen, Awie de Zwart, Mark Zwartelee.
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
26
Bijlage 1. Aantal nestvondsten (nst) broedparen (ter) en minimale (min) en maximale (max) aantalschatting van roofvogels in Zeeland per deelgebied in 2014. Voor deelgebieden zie Figuur 1. Deelgebied Naam Grevelingen Z & Volkerak-Zoommeer Duiveland Schouwen Tholen & Sint Philipsland Oosterschelde Noord-Beveland Veerse Meer Walcheren Zuid-Beveland Hals Zuid-Beveland Westerschelde West Zeeuws-Vlaanderen Midden Zeeuws-Vlaanderen Oost Zeeuws-Vlaanderen Totaal 2014 Deelgebied Naam Grevelingen Z & Volkerak-Zoommeer Duiveland Schouwen Tholen & Sint Philipsland Oosterschelde Noord-Beveland Veerse Meer Walcheren Zuid-Beveland Hals Zuid-Beveland Westerschelde West Zeeuws-Vlaanderen Midden Zeeuws-Vlaanderen Oost Zeeuws-Vlaanderen Totaal 2014 Deelgebied Naam Grevelingen Z & Volkerak-Zoommeer Duiveland Schouwen Tholen & Sint Philipsland Oosterschelde Noord-Beveland Veerse Meer Walcheren Zuid-Beveland Hals Zuid-Beveland Westerschelde West Zeeuws-Vlaanderen Midden Zeeuws-Vlaanderen Oost Zeeuws-Vlaanderen Totaal 2014 Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
code gvz dui sch tho oos nbe vme wal zbe hzb wes wzv mzv ozv
code gvz dui sch tho oos nbe vme wal zbe hzb wes wzv mzv ozv
code gvz dui sch tho oos nbe vme wal zbe hzb wes wzv mzv ozv
Bruine Kiekendief nst ter min max
Havik nst ter min max
Sperwer nst ter min max
1 9 4 21 0 4 4 11 22 16 12 24 2 34 164
1 8 8 9 2 3 3 5 2 4 4 7 2 2 2 4 0 1 1 1 2 2 2 3 4 5 5 6 10 13 13 14 1 1 2 4 4 4 4 5 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 2 3 4 5 32 48 50 65
0 3 3 2 2 10 2 2 10 4 5 6 0 0 0 1 1 3 0 0 2 12 21 25 4 6 15 10 12 15 0 0 0 3 4 12 3 4 4 6 7 15 47 67 120
Buizerd nst ter min max
Torenvalk nst ter min max
Boomvalk nst ter min max
1 3 5 23 0 3 2 34 28 31 0 5 22 46 203
0 1 3 12 0 3 0 14 9 7 0 17 12 40 118
0 1 1 1 0 0 2 4 1 1 2 4 2 2 4 7 0 0 0 0 0 1 2 4 0 0 0 1 1 2 3 5 4 4 7 10 1 2 3 5 0 0 0 0 0 0 3 8 0 1 1 1 3 7 10 13 12 21 38 63
4 10 4 21 0 6 5 11 29 17 12 25 4 36 184
8 5 6 23 0 5 2 49 30 32 0 11 28 51 250
4 12 8 21 0 9 5 11 35 19 14 25 4 38 205
9 15 15 30 0 15 7 55 55 25 0 30 28 65 349
7 15 10 26 2 12 7 15 40 22 17 32 4 42 251
13 20 20 35 1 20 12 60 65 30 0 50 28 75 429
1 1 3 13 0 3 0 14 9 7 0 21 23 42 137
2 15 15 30 0 10 0 25 60 30 0 40 23 70 320
4 25 30 40 0 20 1 45 90 40 0 50 23 90 458
5 15 15 10 0 5 4 35 30 20 0 22 4 30 195
Slechtvalk nst ter min max 0 0 1 0 0 0 0 1 2 0 0 0 2 3 9
0 0 1 0 0 0 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2 2 2 2 2 0 0 0 0 1 2 0 0 1 3 3 2 3 3 3 11 12 14 27
Bijlage 2. Start eileg (Eerste ei), aantal eieren, aantal jongen en aantal geringde jongen bij roofvogels in Zeeland in de periode 1995-2014 (blad 1). Eerste ei Jaar
Eieren
Min Max Gem SD
Wespendief Pernis apivorus 1997 2006 2007 2013 25-6 25-6 25-6 0 2014 26-5 26-5 26-5 0 Totaal 26-5 25-6 10-6 21
Eieren per nest
Jongen
Jongen per nest
Ring
N Gem SD
N
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 Gem SD
N
1
2
3
4
5
6 7 8
1 1 2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1,0 2,0 1,0 2,0 2,0 0,0 1,6 0,6
1 1 1 1 2 6
1 1 2
1 1 2 4
-
-
-
-
-
-
1 -
1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1
5 4 1 3 1 2 1 6 2 8 3 5 3 1 5 2 1 4 3 7
1 7 4 2 7 5 8 9 7 13 5 7 12 5 11 6 9 9 15 14
5 1 11 9 13 7 13 13 6 13 11 13 17 7 16 11 10 12 13 15
1 1 3 9 5 6 6 4 1 7 7 7 6 3 3 2 3 7 3 6
1 1 1 4 1 1 2 1 -
1 1 1 1
1 -
1 -
1
14
67
156 216
90
12
4
1
1
2,9 3,5 3,7 3,5 3,3 3,4 3,7 3,3 3,1 3,2 3,4 2,8 3,0 3,2 2,9 3,3 3,1 2,7 3,2 3,5 3,2
2 1 1 2 1 7
-
34 - 108 - 125 - 122 93 88 - 122 - 145 37 - 117 90 - 113 - 113 54 54 48 86 - 105 69 - 129 - 1852
-
Bruine Kiekendief Circus aeruginosus 1995 9-4 30-4 21-4 5,7 17 4,0 1996 6-4 13-5 21-4 10,0 21 3,9 1997 8-4 21-5 24-4 9,5 30 4,8 1998 5-4 31-5 22-4 9,0 31 5,0 1999 7-4 13-6 24-4 15,0 30 4,8 2000 2-4 24-5 23-4 13,5 29 4,9 2001 29-3 19-5 19-4 11,1 38 4,8 2002 1-4 21-5 22-4 12,7 49 4,5 2003 17-4 1-6 25-4 11,7 15 4,2 2004 5-4 18-5 23-4 11,1 45 4,5 2005 24-3 21-5 18-4 13,0 30 5,2 2006 7-4 12-5 21-4 7,3 40 4,8 2007 2-4 4-6 26-4 15,1 40 4,8 2008 5-4 24-5 28-4 16,7 17 4,5 2009 4-4 23-5 29-4 13,7 26 4,5 2010 13-4 1-6 30-4 14,0 15 4,6 2011 9-4 20-6 2-5 16,1 27 4,7 2012 5-4 19-6 30-4 17,4 48 4,7 2013 16-4 29-6 4-5 18,5 41 4,5 2014 3-4 29-5 25-4 15,1 45 4,5 Totaal 24-3 29-6 25-4 14,0 634 4,6 Blauwe Kiekendief Circus cyaneus 1999 -
-
-
1,2 13 0,9 13 1,1 21 1,3 25 1,0 28 1,0 20 1,0 29 1,1 34 1,0 17 1,2 43 1,5 28 1,3 38 1,1 41 1,4 19 0,9 35 0,8 21 0,8 23 1,2 35 0,9 35 1,1 44 1,1 562
1,0 24 1,4 33 1,0 44 1,0 44 1,0 40 1,2 36 1,1 64 1,1 58 0,9 20 1,2 54 1,2 38 0,9 49 1,1 64 0,9 32 1,0 46 1,0 34 0,8 40 1,1 59 0,9 53 0,9 66 1,1 898
3 2 12 5 13 9 11 7 14 4 14 6 27 12 18 7 8 17 6 10 8 5 3 13 6 9 2 13 1 9 4 7 3 10 3 17 3 28 8 258 99
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3,0
-
1
-
-
1
-
-
-
-
-
-
1 2 2 2 3 9 6 6 9 10 10 11 19 90
2 1 3 4 1 2 4 17
1 1 1 1 5 4 4 6 5 4 9 41
1 2 1 2 2 1 3 1 3 2 1 5 24
1 2 5 8
-
-
-
-
3 12 3 1 5 15 18 15 32 104
1 4 2 1 2 3 1 2 1 2 -
1 5 1 3 7 4 4 5 4 1 4 4 1 1 5 1 7 3 2
2 3 2 8 6 7 7 7 5 9 7 11 2 1 3 3 6 3 2
2 1 4 4 5 5 1 4 5 4 3 4 13 5 3 1 3 6 2 6
1 1 1 2 3 2 2 3 2 3 2 3 9 3 2 2 2 1 2 4
1 1 1 1 1 1 -
-
19
63
94
81
50
6
-
9 14 15 20 25 34 37 50 63 41 43 31 29 29 13 18 35 31 33 31 601
- 4,0 0,0 1 3,0 - 4,0 5,5 5 3,0 12,7 2 2,5 1 13,2 4 3,6 6,0 7 3,5 6,0 7 3,3 7,6 13 3,1 10,6 10 3,7 9,0 50 3,4
0,7 0,5 0,5 0,7 0,8 0,5 0,7
1 1 1 1 2 5 8 8 14 13 54
1 1
1 1 2
1 1 1 2 4 4 9 4 26
1 1 3 4 3 4 9 25
-
-
-
-
-
-
2,0 2,5 3,0 2,5 2,7 2,0 2,0 2,0 1,7 2,2 2,2 2,1 2,8 2,3
0,7 0,0 0,7 0,6 0,7 0,6 1,1 0,7 0,6 0,9 1,1 0,9 0,9
Sperwer Accipiter nisus 1995 27-4 29-5 14-5 1996 18-4 4-5 26-4 1997 21-4 21-5 3-5 1998 28-4 16-5 4-5 1999 18-4 15-5 2-5 2000 25-4 19-5 5-5 2001 24-4 29-5 10-5 2002 21-4 31-5 4-5 2003 21-4 29-5 4-5 2004 24-4 12-5 3-5 2005 17-4 22-5 3-5 2006 23-4 11-5 30-4 2007 17-4 3-5 24-4 2008 27-4 10-5 3-5 2009 25-4 6-5 1-5 2010 25-4 3-5 1-5 2011 26-4 14-5 2-5 2012 15-4 14-5 1-5 2013 29-4 15-5 6-5 2014 25-4 4-5 28-4 Totaal 15-4 31-5 3-5
16,3 6,6 10,8 6,5 8,3 7,7 10,7 10,0 9,4 5,2 9,0 6,4 5,4 5,6 5,1 3,4 5,2 7,3 5,3 2,6 8,3
0,7 5 0,0 5 1,0 13 1,2 9 0,6 7 1,5 10 1,0 10 1,0 11 1,1 15 1,1 17 1,0 15 1,4 8 0,4 7 0,7 8 1,0 7 1,0 7 0,6 7 1,0 12 0,6 11 1,1 7 1,0 191
-
1 1 1 1 1 1 6
1 2 4 5 1 3 6 1 1 1 1 1 2 1 1 31
3 6 1 1 1 2 2 5 4 2 1 3 3 3 1 5 7 1 51
1 5 3 3 5 2 6 7 5 4 10 3 6 4 2 2 5 4 3 3 83
1 1 1 1 1 1 3 1 2 1 1 1 1 2 18
1 1 2
-
-
-
3,5 3,6 3,1 3,3 3,0 3,0 2,9 3,8 3,1 3,5 3,4 3,0 3,7 3,7 3,2 3,3 3,9 3,0 2,9 3,9 3,3
1,0 6 0,9 5 1,1 12 1,0 16 1,3 21 1,3 24 1,1 15 1,4 12 1,3 22 1,2 17 0,8 15 1,3 21 1,0 37 1,2 12 1,6 9 1,4 12 1,2 10 1,0 21 1,4 12 1,0 14 1,2 313
4,0 5,0 4,1 4,1 5,0 4,2 4,8 4,6 4,1 4,2 4,6 4,5 5,1 4,4 4,4 4,4 5,0 4,0 4,2 4,9 4,4
11 6 18 19 16 7 15 20 7 13 12 22 24 15 15 16 22 25 24 21 328
-
Havik Accipiter gentilis 2002 2003 2004 2005 1-4 1-4 1-4 2006 2007 29-3 11-4 4-4 2008 23-3 10-4 1-4 2009 25-4 25-4 25-4 2010 29-3 27-4 11-4 2011 27-3 13-4 1-4 2012 27-3 13-4 6-4 2013 25-3 23-4 8-4 2014 14-3 21-4 31-3 Totaal 14-3 27-4 5-4
3 4 8 7 7 11 14 12 21 11 13 7 6 8 4 5 9 11 10 8 179
2 6 4 4 3 1 5 3 3 2 7 2 6 3 10 1 4 5 12 3 5 3 16 6 15 1 5 3 14 2 3 8 10 11 2 7 2 7 55 151
2 2 4
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
-
28
Bijlage 2. Start eileg (Eerste ei), aantal eieren, aantal jongen en aantal geringde jongen bij roofvogels in Zeeland in de periode 1995-2014 (blad 2).
Jaar
Eerste ei Min Max Gem SD
Eieren N Gem SD
N
Eieren per nest 1 2 3 4
Buizerd Buteo buteo 1995 - 3,0 1996 - 1,0 1997 2-4 14-4 8-4 8,5 2 2,0 1998 29-3 19-4 6-4 11,4 3 3,0 1999 31-3 5-4 2-4 3,5 2 3,5 2000 30-3 12-4 6-4 4,2 8 2,4 2001 18-3 29-4 5-4 9,5 22 2,2 2002 26-3 29-4 6-4 7,5 24 2,4 2003 27-3 24-4 3-4 6,2 20 2,6 2004 26-3 20-4 3-4 5,9 31 2,6 2005 23-3 23-4 4-4 8,0 27 2,4 2006 24-3 17-4 3-4 6,5 25 2,5 2007 25-3 7-5 6-4 10,5 14 2,7 2008 15-3 21-4 31-3 7,7 34 2,7 2009 22-3 25-4 5-4 7,7 39 2,2 2010 23-3 29-4 6-4 8,0 39 2,6 2011 24-3 26-4 3-4 7,2 42 2,6 2012 21-3 21-4 3-4 7,3 42 2,7 2013 30-3 21-4 11-4 5,8 43 2,3 2014 18-3 30-4 1-4 8,5 48 2,9 Totaal 15-3 7-5 4-4 7,9 463 2,6
1 1 1 1 1 1 0,0 4 4 0,7 2 1 1 0,7 9 1 3 5 0,8 11 2 5 4 0,7 20 2 9 9 0,6 14 1 4 9 0,7 35 3 10 20 2 0,7 27 3 10 14 0,7 24 2 7 15 0,8 31 2 9 16 4 0,6 31 1 8 20 2 0,7 35 5 18 11 1 0,5 33 - 13 19 1 0,6 42 2 12 27 1 0,6 38 - 13 22 3 0,7 34 4 18 11 1 0,7 38 1 7 24 6 0,7 431 30 147 232 22
Torenvalk Falco tinnunculus 1995 1996 28-4 28-4 28-4 1997 22-4 15-5 2-5 6,1 1998 30-3 9-5 22-4 9,0 1999 3-4 17-5 25-4 10,8 2000 11-4 28-5 29-4 9,7 2001 8-4 26-5 30-4 11,8 2002 8-4 3-6 27-4 11,6 2003 5-4 26-5 2-5 10,7 2004 3-4 14-6 22-4 12,4 2005 31-3 17-5 24-4 12,7 2006 18-4 4-6 6-5 10,5 2007 31-3 11-5 17-4 7,7 2008 2-4 20-5 30-4 10,3 2009 1-4 27-5 4-5 11,0 2010 11-4 31-5 27-4 11,3 2011 3-4 12-5 18-4 8,8 2012 30-3 19-5 27-4 11,9 2013 24-4 27-5 10-5 10,1 2014 21-3 22-5 15-4 11,3 Totaal 21-3 14-6 27-4 12,4
1,2 29 0,5 18 0,8 33 1,3 36 0,8 51 0,9 115 1,1 53 1,0 46 1,2 55 0,7 79 0,8 79 0,9 62 0,9 99 0,7 98 0,9 63 0,9 70 0,7 54 0,7 72 0,8 48 0,9 74 0,9 1234
1 2 1 1 1 2 1 9
1 1 2 2 2 1 1 2 12
-
1 1
- 1 1 1 1 1 1 1 1 2 3 3
Boomvalk Falco subbuteo 1995 1996 1997 25-6 25-6 25-6 1998 1999 2000 16-6 26-6 20-6 5,0 2001 10-6 11-6 10-6 0,7 2002 10-6 14-6 12-6 1,6 2003 6-6 12-6 9-6 3,1 2004 3-6 3-6 3-6 2005 11-6 19-6 15-6 5,7 2006 2007 2008 7-6 7-6 7-6 2009 2010 13-6 13-6 13-6 2011 2012 10-6 10-6 10-6 2013 14-6 14-6 14-6 2014 Totaal 2-6 25-6 12-6 6,0
1 16 31 49 79 56 54 42 66 65 52 61 83 60 55 54 66 44 62 996
4,2 4,3 4,5 4,8 5,0 4,9 4,6 4,8 4,3 5,1 4,9 4,4 5,2 4,7 4,3 4,8 5,1 4,9 4,3 5,1 4,8
- - 4,0 1 4,0 5 2,5 2 2,5 4 3 1 2 - 3,0 1 1 1 1 2,5 22 2,9
0,7 2,1 0,7 1,1
1 1 2 2 1,0 2 9
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
6 7 - 12 4 11 3 3 1 9 3 30 3 16 2 11 5 21 2 11 3 19 5 24 4 13 5 27 8 24 1 19 1 6 3 14 3 23 5 8 67 308
5
6
7
8
Jongen 9 10 Gem SD
-
-
-
-
-
-
1,7 2,0 3,0 2,4 1,9 2,0 1,9 2,0 1,9 2,3 2,0 1,9 1,9 2,2 1,8 2,0 2,2 2,0 1,7 2,4 2,0
0,5 6 2 1 0,0 3 0,5 14 0,8 9 3 0,8 24 5 0,7 42 14 0,7 41 10 0,8 24 8 0,8 36 8 0,8 33 9 0,7 52 14 0,7 69 22 0,8 70 13 0,6 54 16 0,7 70 17 0,8 87 20 0,7 87 20 0,6 85 35 0,7 85 11 0,7 892 227
11 6 16 18 30 54 23 25 20 45 39 27 43 55 27 42 32 45 18 38 614
3 2 10 10 24 7 6 4 21 18 4 35 11 2 6 15 9 2 22 211
2 1 1 4 1 1 10
1 1 2
-
1 1
3,9 4,0 3,9 4,1 3,7 3,7 3,7 3,9 3,1 4,3 3,8 3,1 4,3 3,3 3,2 4,2 4,2 3,4 3,0 4,3 3,8
1,1 0,9 0,9 1,0 1,1 1,1 1,0 1,0 1,1 1,1 1,1 1,0 1,2 1,1 1,1 1,1 1,1 1,2 1,1 1,3 1,2
-
-
-
-
-
-
2,7 2,5 2,7 2,6 2,1 2,3 2,1 2,3 2,3 2,8 2,7 2,1 3,0 3,0 2,5 1,5 2,8 3,0 1,0 2,4
1,2 2,1 0,6 1,0 0,9 0,5 0,8 0,6 0,8 1,0 0,6 0,6 0,7 0,7 1,3 0,8
-
-
N
Jongen per nest 1 2 3 4
Ring 5
6
4 1 9 4 14 19 23 11 11 14 28 35 34 32 37 33 44 43 35 431
3 5 2 4 9 8 4 16 10 10 11 21 6 16 34 22 7 37 225
1 1 1 1 2 1 2 9
-
-
-
-
36 4 45 2 58 1 65 4 97 3 9 138 5 17 69 2 7 85 2 5 54 4 9 80 1 2 80 4 6 62 4 14 107 2 7 104 6 15 70 4 14 72 1 4 76 6 81 3 18 53 5 13 77 2 5 1509 48 162
9 12 20 16 29 35 15 16 24 16 17 23 18 41 23 9 13 22 19 12 389
11 18 19 22 31 49 31 39 11 23 36 16 25 26 21 26 23 21 12 22 482
10 11 18 18 25 28 13 20 5 29 13 5 43 16 6 29 29 16 3 22 359
2 2 5 4 1 3 1 9 4 12 2 2 5 1 1 14 68
-
91 96 - 100 - 126 - 207 - 335 - 237 - 226 - 127 - 275 - 220 - 153 - 254 - 228 - 178 1 209 - 224 - 189 - 122 - 252 1 3849
2 3 3 4 3 5 3 1 2 2 1 1 1 2 1 34
1 1 1 1 1 5
-
-
-
-
3 2 3 7 7 13 8 13 6 4 3 8 1 1 2 2 4 1 1 89
1 1 2 2 1 1 1 1 1 1 12
2 1 2 2 9 3 7 2 2 1 5 1 1 38
2 5 5 5 16 42 49 35 73 54 55 36 71 72 79 91 95 72 103 960
95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14
4 8 5 8 5 3 5 3 3 3 3 50
29
Bijlage 2. Start eileg (Eerste ei), aantal eieren, aantal jongen en aantal geringde jongen bij roofvogels in Zeeland in de periode 1995-2014 (blad 3). Eerste ei Eieren Jaar Min Max Gem SD N Gem SD Slechtvalk Falco peregrinus 2002 2003 2004 27-3 27-3 27-3 1 2,0 2005 - 2,5 0,7 2006 22-3 3-5 12-4 29,7 2 2,0 0,0 2007 11-3 30-4 5-4 35,4 2 2,0 2008 4-3 4-3 4-3 1 2,5 0,7 2009 7-3 6-4 22-3 21,2 2 3,0 1,4 2010 11-3 11-3 11-3 0,0 2 3,5 0,7 2011 1-3 18-3 8-3 8,7 3 3,7 0,6 2012 3-3 10-3 7-3 3,8 3 3,3 1,2 2013 3-3 24-3 17-3 9,9 4 3,3 1,0 2014 24-2 28-3 12-3 12,1 5 3,6 0,5 Totaal 24-2 3-5 17-3 16,7 25 3,1 0,9
N 1 2 2 1 2 2 2 3 3 4 5 27
Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 2014
Eieren per nest 1 2 3 4 -
1 1 2 1 1 1 1 1 9
1 1 1 1 1 2 7
1 1 2 2 2 3 11
5
6
7
8
Jongen 9 10 Gem SD
N
-
-
-
-
-
1 1 2 1 2 2 2 2 3 3 4 5 7 35
-
3,0 4,0 2,0 2,0 1,5 2,0 3,0 3,0 3,0 3,3 3,0 2,2 3,0 2,7
0,0 0,7 0,0 1,4 1,4 1,0 1,2 0,8 1,3 0,6 1,0
Jongen per nest 1 2 3 4 1 2 3
2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 13
1 1 2 1 5 10
1 1 1 1 2 1 1 1 9
Ring 5
6
-
-
-
-
2 3 4 4 6 7 10 10 8 14 68
30