Rapport 17
Jaarverslag Onderzoek RdMC 2010
Sjef Stijnen Rob Martens
Ruud de Moor Centrum Ruud de Moor Centrum
Open Universiteit Open Universiteit rdmc.ou.nl
rdmc.ou.nl
Rapport 17
Jaarverslag Onderzoek RdMC 2010
Sjef Stijnen Rob Martens
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit.
© Ruud de Moor Centrum - Open Universiteit, 2011 Tenzij anders aangegeven mag het materiaal uit deze uitgave zonder voorafgaande toestemming openbaar gemaakt en verveelvoudigd worden door instellingen die gefinancierd worden uit publieke middelen, scholen, opleidingsinstituten en non-profitorganisaties ten behoeve van onderwijs- en onderzoeksdoeleinden, mits de naam van de auteursrechthebbende daarbij wordt vermeld: © Ruud de Moor Centrum - Open Universiteit. Bij gebruik door andere instellingen / bedrijven of bij gebruik voor andere doeleinden dient eerst toestemming te worden gevraagd aan het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. ISBN: 978-90-358-1784-5 Printed in The Netherlands.
2
Inhoudsopgave Woord vooraf
5
Managementsamenvatting
7
1
Inleiding
11
2
Missie van het onderzoek van het RdMC
13
3
Financiering
17
4
Samenwerking intern en extern
19
5
4.1 Binnen de OU
19
4.2 Nationaal
20
4.3 Internationaal
22
Werkzaamheden en kwaliteitsbewaking
25
5.1 Hoogleraren en promoties
25
5.2 Ondersteuning en kwaliteit
26
5.3 Audit
28
6
Kennis verspreiden en valorisering
29
7
Strategie voor de toekomst
31
8
Audit 2010
35
Literatuur
37
Bijlage 1: De Onderzoeksoutput van het RdMC in 2010
41
Bijlage 2: Personeelsopbouw, academische vorming en samenstelling Wetenschappelijke raad en Redactiecommissie
59
Colofon
61
Eerder verschenen RdMC-rapporten en -publicaties
63
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
3
4
Woord vooraf De Open Universiteit ontwikkelt en verzorgt open hoger afstandsonderwijs en is tevens een partner voor lerarenopleidingen en scholen voor de professionalisering van leraren. Binnen de Open Universiteit is de expertise met betrekking tot deze professionalisering samengebracht in het Ruud de Moor Centrum (RdMC). Dit centrum vervult taken in het kader van ontwikkeling, vernieuwing en verspreiding van digitale professionaliseringsinstrumenten. Daarnaast wordt praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en evaluatie van de professionaliseringsactiviteiten ten behoeve van leraren verricht. Deze taken worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met scholen voor primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, lerarenopleidingen, sectororganisaties, en andere afdelingen en organisatieonderdelen van de Open Universiteit. De werkzaamheden van het RdMC leiden tot kennis, producten en diensten, die ondersteunend zijn voor bijvoorbeeld flexibilisering of leren op de werkplek. Naast bijdragen op het internet bestaan belangrijke producten uit publicaties en kennisdeling in de vorm van ‘Ruud de Moor Centrum-rapporten’. In deze reeks van rapporten worden bijvoorbeeld resultaten van professionalisering op de werkplek, die een geformaliseerd of afgerond karakter hebben, schriftelijk vastgelegd. Het kan daarbij gaan om dissertaties, oraties, achtergrondinformatie of ‘stand-van-zaken’ overzichten maar ook om praktisch gerichte publicaties voor het gehele onderwijs. De inhoud van de rapporten kan betrekking hebben op een breed scala van onderwerpen of activiteiten. Gedacht kan worden aan: onderzoeksplannen en eerste ontwerpen van onderzoeksopzetten, eerste ervaringen in pilots, interessante best practices, beschrijvingen van innovaties, ontwerpen en schetsen van implementaties, kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over evaluaties en implementaties, bruikbare praktische instrumenten, exploitatiebevindingen, weergaven van discussies en overwegingen, voorlopige stellingnames, rapportages van voorstudies, prototypen en voorlopige ontwerpen, haalbaarheidsstudies, analyses, praktische documenten en dergelijke. De ‘RdMC-rapporten’ zijn bruikbaar voor (beginnende) leraren, opleiders en begeleiders in lerarenopleidingen en in scholen maar ook voor beleidsmakers, media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van leraren. Dit rapport is een weergave van de onderzoeksoutput van het Ruud de Moor Centrum over het jaar 2010. Afzonderlijke aandacht is besteed aan de resultaten van de in de loop van dit verslagjaar door Twynstra Gudde in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgevoerde audit voor wat betreft het verrichten van onderzoek als (toekomstige) kerntaak van het RdMC.
J.J.M. (Jos) Kusters Msm Directeur Ruud de Moor Centrum
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
5
6
Managementsamenvatting Voor u ligt het Jaarverslag over de onderzoeksactiviteiten van het Ruud de Moor Centrum in het jaar 2010. Alvorens in te gaan op de onderzoeksoutput die in detail in bijlage 1 wordt beschreven, besteden we aandacht aan de missie van het onderzoek van het RdMC, de financiering, de in- en externe samenwerking, de kwaliteitsbewaking, de verspreiding van kennis en valorisering, de strategie voor de toekomst en de belangrijkste conclusies van de in dit jaar door Twynstra Gudde uitgevoerde audit. In deze samenvatting vindt u een korte beschrijving van de belangrijkste aspecten van samenwerking, kwaliteitsbewaking en verspreiding van kennis zoals gerealiseerd in 2010.
Samenwerking Samenwerking vanuit het RdMC vindt plaats binnen de Open Universiteit (OU), op nationaal niveau en internationaal. Binnen de OU zijn belangrijke samenwerkingspartners het Centre for Learning Sciences and Technologies (CELSTEC) en het Netherlands Laboratory for Lifelong Learning (NeLLL) waarin de RdMC-promotietrajecten zijn opgenomen in een nieuwe programmalijn (programmalijn 5). De programmaleider onderzoek is lid van de Wetenschapscommissie van de OU en de Supervisory Board van NeLLL. Verder wordt intern samengewerkt met de in 2010 opgerichte Graduate School. In nationaal verband zijn er vele relaties en samenwerkingsverbanden met diverse partners. Genoemd kunnen worden: het Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken (NIVOZ), Kennisnet, KPC Groep, andere LPC’s en andere SLOA-instellingen. Daarnaast wordt samengewerkt met Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), Hogeschool Iselinge, Faculteit der Gedragswetenschappen van UT, Faculteit Psychologie van UL, TIER (Top Institute for Evidence based Education Research van UM), Eindhoven School of Education (ESoE), Academische opleidingsscholen Limburg en de PO-Raad. Vanuit het RdMC zijn verschillende stafleden lid van het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsonderzoek, ICO. Op internationaal niveau is er een bijzondere relatie met de EAPRIL: European Association for Practitioner Research on Improving Learning. De programmaleider onderzoek van het RdMC is medeoprichter van EAPRIL. De EAPRIL is een welbewuste poging de resultaten van onderwijsonderzoek geschikt te maken voor de praktijk. Verder is er samenwerking met het Institut für Bildungswissenschaft und Medienforschung van de FernUniversität Hagen.
Onderzoek In het onderzoek van het RdMC wordt een onderzoeksmatige invulling gegeven aan zogenaamd ‘modus 2’-onderzoek, waarin vraaggestuurde ‘co-creatie’ centraal staat. Organisatorisch zijn in 2010 de in 2009 geëntameerde activiteiten gecontinueerd waarmee verdere voorwaarden worden gecreëerd om dit type onderzoek te realiseren. Er is een onderzoeksstuurteam onder leiding van de hoogleraar/hoofd onderzoek. Ook heeft de in 2009 ingestelde Wetenschappelijke raad mede de wetenschappelijke kwaliteit van de output bewaakt.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
7
Daarnaast is er promovendi-overleg, overleg van promotoren en er zijn onderzoekscolloquia georganiseerd. Binnen de voorgestane ‘modus 2’-onderzoeksbenadering is in 2010 veel aandacht besteed aan de vraagsturingsprojecten, die vanaf 2010 in multidisciplinair samengestelde teams worden uitgevoerd. Zo is in 2009 (in de nota ‘Vraagverheldering’ van Martens & Vermeulen, 2009) een procedure vastgesteld waarin van vraagverheldering, ondersteuning bij selectievariabelen tot en met eindrapportage op allerlei manieren ondersteuning en procedures worden aangereikt. De inhoud van de nota is zoveel mogelijk gebruikt binnen de activiteiten in de vraagsturingsprojecten. Dit heeft er mede toe geleid dat de vanaf 2008 ingestelde interne onderzoeksambassadeurs niet meer nodig waren. Er is drie keer per jaar hooglerarenoverleg. Projecten worden daarnaast ook ondersteund door middel van SPSS Data Collection (PASW). Uitgangspunt is verder dat het onderzoek, dat in de verschillende vraagsturingsprojecten wordt uitgevoerd, deel uit maakt van de jaarprogramma’s en past binnen de strategienota van het RdMC. Cruciaal is daarnaast dat het naadloos aansluit op de kaders van de opdracht van het ministerie van OCW: het wordt daarom regelmatig met het ministerie van OCW kortgesloten. Het onderzoek moet verder aan een aantal standaard kwaliteitscriteria voor wetenschappelijk onderzoek voldoen. Daartoe gelden de afspraken en procedures zoals vastgesteld in de Publicatienota uit 2009. Naast de interne inspanningen om de onderzoeksorganisatie binnen het RdMC af te stemmen op de taakstelling, is in 2010 ook extern onderzoek uitgezet dat betrekking heeft op een aantal vraagsturingsprojecten op het terrein van de kwaliteit van onderwijs.
Output Wat betreft het verspreiden van kennis is een brede strategie gevolgd. In 2010 is een aantal publicaties verschenen die betrekking hebben op vraagsturingsprojecten uit 2009. Een overzicht van de wetenschappelijke onderzoeksoutput voor 2010 is bijgevoegd in bijlage 1. Er is een onderscheid gemaakt tussen wetenschappelijke publicaties (bijlage 1, rubrieken 1 t/m 4), vakpublicaties (bijlage 1, rubriek 5) en andere vormen van output (bijlage 1, vanaf rubriek 6).
Valorisatie van kennis vindt op verschillende manieren plaats. Een speciale plaats wordt daarbij ingenomen door de al genoemde EAPRIL. In november 2010 vond de EAPRIL-conferentie plaats in Lissabon. Door zes medewerkers werden resultaten gepresenteerd van onderzoek dat werd uitgevoerd in de vraagsturingsprojecten van het RdMC. Ook SKOLA speelt in kennisvalorisatie een rol. SKOLA is een samenwerkingsverband waarin alle organisaties die praktijkgericht onderzoek verrichten hun kennis bundelen.
Kennis en andere output van het RdMC wordt verder breed gedissemineerd via diverse conferenties zoals aangegeven in bijlage 1, rubrieken 4 en 7. Zo is door het RdMC in 2010 actief aan een aantal wetenschappelijke circuits en organisaties deelgenomen. Genoemd kunnen worden: EARLI, AERA, VOR (ORD-conferentie), NeLLL, VELON/VELOV (VELON /VELOV conferentie), SITE (Society for
8
Information Technology & Teacher Education) ATEE (Association for Teacher Education in Europe ATEE conference), ISLS (International Society of the Learning Sciences - International Conference for the Learning Sciences) en EADTU (European Association of Distance Teaching Universities).
Publicaties en conferenties zijn niet de enige methoden de opbrengsten van onderzoek breed te verspreiden. Zo werden in 2010 meegewerkt aan een groot aantal interviews op radio en televisie en opiniërende bijdragen aan kranten en tijdschriften (bijlage 1, rubriek 8). Er was een speciale samenwerking met onderwijstijdschrift Didaktief. In 2010 is begonnen met een vaste bijdrage in de vorm van een terugkerend opiniërend artikel door Rob Martens voor het blad Onderwijsinnovatie van de Open Universiteit.
Van belang is de oratie van Rob Martens in mei 2010. In deze oratie werd - soms in een wat provocatieve stijl - een krachtig pleidooi gehouden voor de vraaggestuurde manier van werken van het RdMC waarin wetenschap gecombineerd wordt met praktijkrelevantie, daarbij gebruikmakend van principes van ‘modus 2’-onderzoek. Deze oratie werd druk bezocht en vond, samen met een symposium, op dezelfde dag plaats als de oratie van Luc Stevens van het Ruud de Moor Centrum. Het is tot slot van belang hier op te merken dat de onderzoeksactiviteiten van het RdMC niet alleen gericht zijn op (beginnende) leraren, opleiders en begeleiders in lerarenopleidingen en in scholen, maar ook op beleidsmakers, deskundigen in de media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van leraren. Vraagsturingsprojecten spelen daarin een cruciale rol. Daarnaast is een actieve medewerking aan en ondersteuning van promotietrajecten voor leraren voor het RdMC van groot belang, uit het oogpunt van strategie voor de toekomst. In de activiteiten van het RdMC wordt onderscheid gemaakt tussen een zogenaamd basisdeel en een vraagsturingsdeel. Het is de bedoeling in 2011 in het basisdeel vijf onderzoeksprogramma’s uit te werken die allemaal een ander aspect van professionalisering belichten (zie Programmaplan 2011, 2010b). Dit betreft de volgende programma’s: 1. Wat beweegt leraren?, 2. Socaal leren, 3. Reflection in action, en 4. Organisatie en maatschappij. Het vijfde programma betreft een zogenaamde ‘Look out functie’ van waaruit allerlei nieuwe ontwikkelingen proactief worden gevolgd. De programma’s geven inhoudelijk richting en leiding aan de uitvoering van de vraagsturingsprojecten. Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en wetenschap heeft Twynstra Gudde in 2010 een audit uitgevoerd. In het document Koersplan 2011 - 2014 (Ruud de Moor Centrum, (2010a) worden de belangrijkste conclusies van Twynstra Gudde als volgt samengevat: “..het centrum (heeft) de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet om een gezaghebbend kennis- en expertisecentrum te zijn. Onderscheidend zijn de focus op (online) werkplekleren, het doen van wetenschappelijk praktijkonderzoek gericht op de langere termijn en het beschikbaar stellen van expertise en instrumenten in de vorm van open content.” (Ruud de Moor Centrum, 2010a, p. 7). Verder wordt gesteld: “Het auditrapport onderstreept dat professionalisering van leraren een belangrijk thema is en dat de komende jaren ook blijft. Het thema is complex en omvangrijk. TG ziet het RdMC als een publiek gefinancierd kennis- en expertisecentrum, dat autoriteit verdient door
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
9
onderbouwde adviezen, publicaties en onderzoeksinstrumenten.” (Ruud de Moor centrum, 2010a, p. 7). In 2011 en daarna zal door het RdMC in de aanbevolen richting verder worden gewerkt.
10
1
Inleiding
Zoals al aangegeven ontwikkelt en verzorgt de Open Universiteit open hoger afstandsonderwijs. De universiteit is tevens een partner voor lerarenopleidingen en scholen voor de professionalisering van leraren. Binnen de Open Universiteit is de expertise op het gebied van deze professionalisering samengebracht in het Ruud de Moor Centrum. Het centrum doet onder meer praktijkgericht onderzoek en verricht evaluatie van professionaliseringsactiviteiten ten behoeve van leraren. Deze taken worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met scholen voor primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, lerarenopleidingen, sectororganisaties, en andere afdelingen en organisatieonderdelen van de Open Universiteit. De werkzaamheden van het RdMC resulteren in een breed scala aan kennis, producten en diensten, die ondersteunend kunnen zijn voor bijvoorbeeld flexibilisering of leren op de werkplek. De output van het RdMC bestaat naast bijdragen op het internet uit publicaties en instrumenten. Deze output is niet alleen gericht op (beginnende) leraren, opleiders en begeleiders in lerarenopleidingen en in scholen, maar ook op beleidsmakers, deskundigen in de media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van onderwijsgevenden.
In het voorliggende Jaarverslag Onderzoek 2010 wordt in het kader van het uitgevoerde onderzoek eerst een schets gegeven van missie, financiering, samenwerking, strategie, kwaliteitsbewaking en valorisatie. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste onderzoeksoutput van het kalenderjaar 2010. Zoals uit de vermelde termen blijkt beperkt het verslag zich niet tot de output van onderzoek in enge zin. Ook wordt aandacht besteed aan twee belangrijke aspecten die met onderzoek samenhangen. In de eerste plaats betreft dit de kwaliteitsbewaking van het onderzoek waarbij de (interne) onderzoeksorganisatie van het RdMC een belangrijke rol speelt. In de tweede plaats heeft dit betrekking op de implementatie van de onderzoeksresultaten ten behoeve van de onderzoekspraktijk. Kennis verspreiden en valorisering zijn hier de kernbegrippen. Het verslag dient gelezen te worden tegen de achtergrond van het Onderzoeksprogramma 2009-2011 van het RdMC (Martens, 2009).
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
11
12
2
Missie van het onderzoek van het RdMC
Het Ruud de Moor Centrum bevindt zich in 2010 in een ontwikkelingsfase waarbij procesgerichtheid steeds belangrijker wordt in vergelijking met productgerichtheid, een transformatie van aanbod naar vraag. Daartoe is een scherpere focus op het brede veld van professionalisering noodzakelijk. Het Ruud de Moor Centrum richt zich op professionalisering op de werkplek, met behulp van informeel leren en inzet van ict voor leraren, in combinatie met het management, op onderwijskundig en didactisch terrein. Het RdMC heeft als universitair expertisecentrum een expliciete verantwoordelijkheid om systematisch wetenschappelijk inzicht te verzamelen in de werking van de producten en diensten die het aanbiedt. Door met goed onderzoek inzicht te verwerven in wat wel en wat niet werkt en waarom, kan het RdMC zijn werk generaliseren en zo dus ‘valoriseren’ naar een veel breder deel van het Nederlandse onderwijs.
Het centrale uitgangspunt van het onderzoeksprogramma dat in 2009 is vastgesteld voor de periode 2009-2011, is gericht op verbetering van de onderwijspraktijk. Meer in het bijzonder betreft dit het identificeren van factoren die het professionaliseren van de leraar door te leren op de werkplek bevorderen of hinderen. Een en ander vaak met behulp van benaderingen die plaats- en tijdonafhankelijk zijn, zoals met gebruikmaking van ict. Daarbij gaat het er steeds om na te gaan of een project bij de behoefte aansloot, of het effectief en efficiënt was, of leraren het gebruikten en waardeerden en of het tot de veronderstelde gedragsverandering geleid heeft. Belangrijke overkoepelende variabelen daarbij zijn de cognitieve belasting die toepassingen met zich meebrengen (bijv. Sweller, 2005) en de mate waarin deze toepassingen door leraren als motiverend worden ervaren, vanuit de overtuiging dat de motivatie van leraren een van de kernvariabelen is bij het al dan niet slagen van onderwijsinnovaties en succesvolle professionalisering van leraren (Ryan & Deci, 2000). Het gaat daarbij om inzicht in verschillende typen motivatie en de invloed die de perceptie van contextuele factoren daarop uitoefent. Daarnaast zijn ook aspecten aan de orde zoals usability, effectiviteit en efficiëntie van de ingreep/toepassing. Vaak is de leraar de belangrijkste actor in het onderzoek, maar het kan ook gaan om teams van leerkrachten en ook om leerlingen. Belangrijk is dat juist vanwege het belang dat door het RdMC aan vraagsturing wordt gehecht, veel onderzoek (in vraagverheldering) steeds weer flexibel moet inspelen op vragen en problemen in de praktijk en er dus ook flexibel moet worden omgegaan met selectie van (afhankelijke) variabelen bij het onderzoeken van effecten van projecten.
Het onderzoeksprogramma van het Ruud de Moor Centrum dekt in zijn volle breedte alle vormen van sociaalwetenschappelijk onderwijsonderzoek: van promotieonderzoek tot gebruikersonderzoek. In sommige projecten wordt gebruik gemaakt van action research, waarvoor ook protocollen en instrumentarium ontwikkeld worden. De gerichtheid van het onderzoeksprogramma op de onderwijspraktijk sluit zeker niet uit dat er ook vernieuwend of fundamenteel theory-driven onderzoek kan plaatsvinden.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
13
Zoals gezegd heeft het RdMC als centrale missie het professionaliseren van de leraar met behulp van werkplekleren, waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van tijd- en plaatsonafhankelijk leren. Dit is in volledige overeenstemming met het strategisch meerjarenplan dat in 2009 is vastgesteld en dat de werktitel ‘Stradivarius’ (RdMC, 2009) draagt. Onder werkplekleren verstaan we het leren dat tijdens het uitoefenen van het beroep plaatsvindt, vaak, maar niet noodzakelijk, non-formeel of informeel (Kreijns & Dresen, 2008). Vaak is dit leren een ongeplande activiteit (Verloop & Kessels, 2006). Professionaliseren is moeilijk te definiëren, niet in de laatste plaats omdat het vaak informeel of zelfs onbewust verloopt (Reynders, 2008). Het gaat in ieder geval om het al dan niet bewust up-to-date houden van alle noodzakelijke vaardigheden die een onderwijsgevende nodig heeft om leerlingen of studenten optimaal voor te bereiden op een beroep of vervolgopleiding. Onder andere Weggeman (2007) voegt hier nog aan toe dat professionals innoveren, goed samenwerken en kennis delen, en regelmatig laten zien plezier te hebben in hun werk. Uit meta-analyses (onder andere Kendall & Marzano, 2008) weten we dat verbeteringen in de professionalisering van leraren tot belangrijke positieve effecten leiden bij de leerlingen.
Het RdMC-onderzoeksprogramma is, ook in het verslagjaar 2010, gericht op onderzoek met een aantoonbare relevantie voor de onderzoekspraktijk (Stijnen, Martens & Dieleman, 2009). Het gaat er bijvoorbeeld om na te gaan of een project bij de behoefte aansloot, het effectief en efficiënt was, leraren het gebruikten en waardeerden en of het tot de veronderstelde gedragsverandering geleid heeft. Anders gezegd, de drie W’s: Wat Werkt Waarom? Zo wordt gewerkt aan zogeheten evidenceinformed practice. Verder is van groot belang dat het onderzoek van hoge kwaliteit is en zodanig generaliseerbaar dat het van academisch wetenschappelijk niveau is. Zo onderscheidt het programma zich van het vaak meer op de lokale praktijkgerichte onderzoek dat in het (hoger) onderwijs aan belang wint (zie HBOraad, 2009). Een belangrijk aspect hierbij is de bijdrage aan wetenschappelijke theorievorming. Het balanceren tussen hoge eisen aan praktijkrelevantie en hoge eisen aan het wetenschappelijk niveau is overigens al langere tijd een typische karakteristiek van het onderwijsonderzoek dat aan de Open Universiteit plaatsvindt. Een ‘professionele school’ met gemotiveerde, leven lang lerende leraren, die op die manier kwantitatief en kwalitatief het lerarenkorps vormen dat Nederland nodig heeft, is van groot belang, maar is tevens een punt van aanhoudende zorg (bijv. Hendriks, 2008). Daarbij komt dat veel auteurs aangeven dat het huidige systematisch onderzoek naar het werkplekleren van leraren schaars en ontoereikend is, terwijl het wel degelijk cruciaal is voor de ontwikkeling van het onderwijs. Daarmee is de relevantie van de centrale onderzoeksthema’s van het RdMC-onderzoeksprogramma in onze ogen zeer hoog (conform onder anderen Bastiaens (2007), Bergen & Vermunt (2008), Coonen (2005), Gerrichhauzen (2007), Stijnen (2003, 2007); Vermeulen (2003) Verloop & Kessels, (2006)). In dit kader is ook interessant wat in de door Twynstra Gudde in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgevoerde audit daarover wordt opgemerkt: ”Met de focus op
14
professionalisering van leraren via leren op de werkplek onderscheidt het RdMC zich, volgens de respondenten van de interviews, in het bredere speelveld van de professionalisering van leraren van andere organisaties. Het RdMC is daarnaast een, aan een universiteit verbonden, kennis- en expertisecentrum dat op basis van vraagsturingsprojecten wetenschappelijk onderzoek verricht naar professionalisering van leraren. Dat is in het speelveld een onderscheidende positie, aldus de respondenten van de interviews.“ (Twynstra Gudde, 2010, p. 16). Verder stelt Twynsta Gudde daar dat het RdMC zich van anderen onderscheidt met ‘evidence-based’ onderzoek en dat onderzoek gericht op de lange termijn een publieke taak is. Twynstra Gudde vervolgt: ”In het speelveld van professionalisering is het RdMC een kennis- en expertisecentrum dat zich als enige richt op het verrichten van onderzoek naar de professionalisering van leraren via leren op de werkplek. Al eerder is geconcludeerd dat dit een maatschappelijk uiterst relevant thema is. Twynstra Gudde is van mening dat onderwijsinstellingen en commercieel opererende partijen geen mogelijkheden zien tot of interesse hebben in de ontwikkeling van generieke en vrij beschikbare kennis en expertise. Gezien de maatschappelijke relevantie van de professionalisering van leraren is het volgens Twynstra Gudde een publieke taak om generieke kennis en expertise te ontwikkelen en als ‘open content’ beschikbaar te stellen. Dit is een opgave die goed past bij het RdMC en thuishoort in de basisfunctie. Het onderzoek vanuit vraagsturingsprojecten maakt het RdMC onderscheidend” (Twynstra Gudde, 2010, p. 22). Ten slotte wordt gesteld: ”Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, met onderzoeksdata vanuit vraagsturingsprojecten als bron is een onderscheidende benadering voor een kennis- en expertisecentrum. Door de vaste budgettaire verhouding ontstaat daardoor minder ruimte voor de overige werkzaamheden in het kader van de basisfunctie, waaronder het verrichten van onderzoek. Gezien de rol van het RdMC als kennis- en expertisecentrum is dit een aandachtspunt.“ (Twynstra Gudde, 2010, p. 10).
Deze paragraaf afsluitend kan worden gesteld dat de expertiseopbouw die het RdMC ambieert bij het professionaliseren van leraren(teams) gaat over ‘wat werkt waarom’. Vaak gaat het om informeel leren op de werkplek met behulp van ict. Het betreft hiermee een maatschappelijk zeer relevant onderdeel van de leven-lang-leren-thematiek, dat niet alleen beantwoordt aan de taakstellende opdracht vanuit het ministerie van OCW, maar ook volledig past binnen het instellingsplan van de OU en de uitgangspunten van het in paragraaf 4 nog nader te noemen Netherlands Laboratory for Lifelong Learning (NeLLL).
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
15
16
3
Financiering
Wat de input van het onderzoeksprogramma voor 2010 betreft, is uitgegaan van bijna 20% van de vrij besteedbare middelen uit de begroting. Dit is ongeveer een miljoen euro die geoormerkt is voor onderzoek. Tot de output van het onderzoeksprogramma wordt gerekend: –
de opbouw van een systematisch kennisbestand
–
promotietrajecten
–
diverse soorten publicaties (variërend van rapportenreeks tot proefschriften en internationale SSCI-publicaties)
–
onderzoeksinstrumenten en kwaliteitsbevorderende maatregelen
–
systematische disseminatie van resultaten naar de onderwijspraktijk.
Vanaf 2009 is begonnen om bij alle rapportages vanuit het RdMC waarbij een onderzoekscomponent aan de orde is, de onderzoeksmatige en redactionele kwaliteit te waarborgen vanuit het onderzoeksprogramma. Tevens is een begin gemaakt met de implementatie van resultaten (zie voor details de volgende paragrafen). De hoogleraar/programmaleider onderzoek is verantwoordelijk voor de genoemde onderzoeksactiviteiten. Aan het onderzoeksprogramma zijn behalve de interne hoogleraren ook externe hoogleraren met (in een aantal gevallen) een nulbenoeming verbonden, die een belangrijke adviserende functie hebben. Het Ruud de Moor Centrum wordt gefinancierd door het ministerie van OCW. In de opvatting van de in 2010 uitgevoerde audit heeft het RdMC met een eigen financiering “…een onafhankelijke positie richting onderwijsinstellingen en de leraren en vormt het RdMC een schakel tussen het ministerie van OCW en het onderwijsveld.” (Twynstra Gudde, 2010, p. 16).
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
17
18
4
Samenwerking intern en extern
Samenwerking vanuit het RdMC vindt plaats binnen de OU, op zowel nationaal als internationaal niveau.
4.1
Binnen de OU
Het onderzoek van het RdMC past binnen de kaders die de Open Universiteit stelt aan onderzoek (vaak passend binnen onderzoek in het kader van leven lang leren). Belangrijk in dit verband is de aansluiting die er is bij het OU-brede overkoepelende onderzoeksprogramma van het al genoemde NeLLL (zie http://www.ou.nl/eCache/DEF/18/832.html ). De RdMC-promotieprojecten zijn of worden opgenomen in een nieuwe programmalijn bij NELLL (programmalijn 5). Op deze plaats wordt nader ingegaan op NELLL. Martens (2010b) stelt op pagina 1: “Deze programmalijn (bedoeld is programmalijn 5) kent een relatief brede waaier aan leven-lang-leren-onderwerpen omdat haar gerichtheid vooral zit in de doelgroep (de onderzoekspopulatie). Die doelgroep betreft de (Nederlandse) leraren, in principe in alle onderwijstypes. De centrale probleemstelling van deze programmalijn is: welke acties kunnen ondernomen worden om het kwalitatieve lerarentekort te helpen oplossen? Het gaat hierbij om acties op het gebied van leven lang, vaak informeel leren op de werkplek. Programmalijn 5 volgt (een deel van) het RdMC onderzoek en richt zich naast een relatief brede en deels vraaggestuurde oriëntatie specifiek op twee topics: sociale netwerken/netwerkleren voor leraren en motivatie van leraren.” Hij vervolgt op pagina 3: “Sinds september 2010 heeft het RdMC officieel een programmalijn in NeLLL. Deze zal bekostigd worden van 2011. Dat betekent dat deze programmalijn in 2010 nog in de opstartfase zat. Wel zijn er al een behoorlijk aantal promotieprojecten ‘aangemeld’ bij NeLLL, met hun bijbehorende output. Twee nieuwe, door NeLLL bekostigde promotieprojecten zijn in ontwikkeling.” Martens stelt op dezelfde pagina verder dat hij in zijn oratie (Martens, 2010a) een koers heeft “...uitgezet voor de verhoging van praktijkrelevantie van onderwijsonderzoek, met veel aandacht voor life long learning en een nadrukkelijke koppeling naar NeLLL. De maatschappelijke impact van deze programmalijn, in lijn met de onderzoeksbenadering van het Ruud de Moor Centrum, is zeer groot te noemen. Op tientallen scholen in Nederland vindt onderzoek plaats in co-creatie, daarnaast worden ook meerjarige samenwerkingsprojecten van co-creatie en gecombineerd onderzoek (‘vraaggestuurd’) opgezet met enkele grote schoolbesturen in Nederland. Om onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk zich beter en wederzijds versterkend te laten ontwikkelen, is een visie op dat onderwijsonderzoek ontwikkeld (zie Martens, 2010a), zie ook programmatekst lijn 5 en RdMC onderzoeksprogramma.” Tot zover de toelichting rondom NeLLL. Verder vindt samenwerking plaats via de OU-Wetenschapscommissie. In het bijzonder in relatie tot CELSTEC wordt gestreefd naar nadrukkelijke samenwerking in onderzoeksprojecten. Vanaf 2009 heeft dit geresulteerd in het gezamenlijk begeleiden van twee promotietrajecten. In dit kader heeft de programmaleider onderzoek zitting in de Wetenschapscommissie van de OU en de Supervisory Board van NeLLL.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
19
Een nieuwe ontwikkeling in 2010 is de Graduate School van de Open Universiteit. Ook hiermee zal nauw samengewerkt worden. In 2010 is deze Graduate School in aanloop van start gegaan. RDMCpromovendi zullen lid worden van deze Graduate School.
4.2
Nationaal
Sterke inbedding in een (in beperkte mate ook internationale) samenwerkingsstructuur van onderzoeksorganisaties buiten de Open Universiteit, die globaal genomen eenzelfde combinatie beogen van onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk, is belangrijk. Er is daarom gestreefd naar systematische samenwerking met instituten en organisaties die complementair zijn aan wat het RdMC ambieert op onderzoeksgebied. Meer concreet wordt met de hierna genoemde organisaties in 2010 samengewerkt.
Het Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken (NIVOZ) Het NIVOZ is sterk gericht op veranderingsprocessen in het onderwijs en op kwalitatieve verdieping van het onderwijs door het beantwoorden van fundamentele ‘waarom’-vragen. Meer dan het RdMC is het NIVOZ gericht op het leerlingperspectief. Er is concrete samenwerking op het gebied van instrumentontwikkeling, promoties en doorverwijzing daar waar het gaat om verdieping over ontwerpvragen.
Kennisnet Kennisnet heeft een eigen onderzoeksfocus, waarbij het professionaliseren van leraren een belangrijke speerpunt is. Kennisnet is sterk complementair aan wat RdMC doet: sterker gericht op ict en meer fungerend als ‘kennismakelaar’, en vaak in een rol als uitbesteder van onderzoeksgelden. Kennisnet doet geen zelfstandig academisch onderzoek. Kennisnet bekostigt een buitenpromovenda die het RdMC gezamenlijk met de UM begeleidt.
KPC Groep, andere LPC’s en andere SLOA-instellingen Er zijn samenwerkingsafspraken over ‘satellietorganisatie’ in vraagsturingsprojecten. Er is inhoudelijke samenwerking op onderzoeksthemalijnen met SLOA-instellingen en in promotietrajecten. Twee medewerkers van het KPC promoveren bij het RdMC als buitenpromovendi. Een UHD van het RdMC is verbonden aan het KPC.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Tussen de OU en HAN bestaat er een overkoepelende samenwerkingsovereenkomst. Daarnaast is er inhoudelijke samenwerking.
Fontys Hogeschool Met Fontys Hogeschool is er een samenwerkingsovereenkomst. Een UHD is als lector verbonden aan Fontys.
20
Iselinge Hogeschool Met Iselinge Hogeschool is er een samenwerkingovereenkomst. Een medewerkster promoveert bij het RdMC als buitenpromovenda.
Faculteit Gedragswetenschappen, UT Met de Faculteit der Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente is er inhoudelijke samenwerking, ook in promotietrajecten.
TIER (Top Institute for Evidence Based Education Research), UM, UvA, RUG Met TIER is een afspraak gemaakt tot samenwerking op het gebied van effectiviteitsonderzoek.
Eindhoven School of Education (ESoE) Met de ESoE werd in 2010 inhoudelijk samengewerkt bij de voorbereiding van een dissertatie.
Academische opleidingsscholen Limburg Ook in 2010 is het RdMC actief betrokken bij deze ontwikkeling. Zo wordt actief deelgenomen aan landelijk overleg hierover.
PO-Raad Het RdMC en de PO-Raad voeren een gezamenlijk onderzoek uit naar professionaliseringsactiviteiten van leraren. Hierbij is ook een internationale, vergelijkende studie verricht die in 2010 is gepubliceerd (Hovius & Van Kessel, 2010). Martens is lid van de adviesraad PO.
ICO Een aantal onderzoekers bij het RdMC is staflid van het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsonderzoek (ICO).
SKOLA SKOLA is een webgebaseerd samenwerkingsverband waarin alle organisaties die praktijkgericht onderzoek verrichten hun kennis bundelen (SKOLA probeert een brug te slaan tussen wetenschap en onderwijspraktijk) (zie www.skola.nl).
Leraar24 Leraar24 is een online platform dat leraren wil helpen en ondersteunen bij hun professionalisering. Het is een samenwerkingsverband van Kennisnet, Stichting Beroepskwaliteit leraren (SBL), Ruud de Moor Centrum en Teleac. RdMC heeft de onderzoeksprojectleiding.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
21
SBL In de loop van 2011 zal een zogenaamde Coöperatie Leraren worden opgericht. SBL zal hier in opgaan. Het RdMC zal ook deel gaan uitmaken van dit samenwerkingsverband. In nauwe samenspraak met OCW zal de programmatische invloed en de samenwerking met de Coöperatie vorm worden gegeven.
Wikiwijs In september 2010 is na een voorbereidingsperiode het startsein gegeven voor Wikiwijs. Wikiwijs is een geheel van ‘digitale collecties, webapplicaties en functionaliteiten’ (http://www.wikiwijs.nl/wikiwijs.psml/home) die aangeboden worden op het internet. Wikwijs is ‘een onafhankelijk platform voor en door docenten (….)’. (http://www.wikiwijs.nl/wikiwijs.psml/home). Leraren zijn zelf betrokken bij de inhoud, de ontwikkeling en instandhouding van het platform. Het motto is: zoek, maak, deel. Kennisnet en de Open Universiteit, waaronder het RdMC realiseren Wikiwijs
4.3
Internationaal
Een bijzondere rol heeft het RdMC in de EAPRIL, European Association for Practitioner Research on Improving Learning. Dit is een dochterorganisatie van de EARLI. EAPRIL is potentieel van groot belang voor de profilering en internationale versterking van het onderzoeksprogramma (zie www.eapril.org ). Het RdMC heeft hierin een voortrekkersrol gezocht. De programmaleider onderzoek van het RdMC is medeoprichter van EAPRIL. De EAPRIL is een welbewuste poging de resultaten van onderwijsonderzoek veel meer dan te doen gebruikelijk geschikt te maken voor de praktijk (zie ook Stijnen, Martens & Dieleman, 2009).
Verder bestaat samenwerking met de FernUniversität Hagen (BRD). Meer in het bijzonder is er een relatie met het Institut für Bildungswissenschaft und Medienforschung van die universiteit.
Zoals opgemerkt, is in 2010 in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een audit uitgevoerd door Twynstra Gudde. In de rapportage worden ook opmerkingen gemaakt over (organisatorische) relaties die het RdMC onderhoudt. Over de Klankbordgroep wordt onder meer opgemerkt: ”In de vorm van een klankbordgroep onderhoudt het RdMC een organisatorische relatie met belangrijke stakeholders in het speelveld. Leden van de klankbordgroep zijn onder andere vertegenwoordigers van de VO-raad, SBL en ADEF (…).“ (Twynstra Gudde, 2010, p. 15). Als voorbeelden van onderwerpen die in de Klankbordgroep aan de orde komen, worden genoemd: het invoeren van vraagsturing door het RdMC, het rapport van de commissie Rinnooy Kan, de kwaliteitsagenda Primair Onderwijs en de positionering van professionalisering in het onderwijs. Twynstra Gudde vervolgt (p. 15): ”De bijeenkomsten van de Klankbordgroep kenmerken zich door de inhoudelijke discussie die plaatsvindt naar aanleiding van actuele onderwerpen. Aandachtspunt hierbij
22
is welke consequenties dit voor het RdMC heeft. Daarnaast is er ruimte voor discussie over initiatieven en maatregelen van het RdMC.“
In de audit is ook een indirecte validering te vinden van de eerder genoemde opsomming van relaties. Daartoe heeft Twynstra Gudde (2010) een overzicht samengesteld van de verschillende invalshoeken vanwaaruit naar het patroon van relaties van het RdMC kan worden gekeken. Het overzicht is opgesteld en geïllustreerd met voorbeelden van organisaties die in het onderzoek dat in het kader van de audit is uitgevoerd door respondenten zijn genoemd. TG spreekt in dit verband van het ”speelveld van het RdMC vanuit verschillende invalshoeken.“ (p. 15). De volgende voorbeelden van organisaties worden genoemd (op pagina 15): 1. Onderwijsvertegenwoordigers, zoals sectorraden (PO-Raad, VO-raad, MBO-raad), Vakbonden (AoB), SBL, SLO; 2. Onderwijs en ICT, zoals SURF, stichting Kennisnet, Stichting Digilessen en VO; 3. Wetenschap/onderzoek, zoals universiteiten en aanverwante expertisecentra (IVLOS, ICLON, TIER, IVA); 4. Lerarenopleiders, zoals ADEF (Algemeen Directeurenoverleg, Educatieve Faculteiten), VELON (Vereniging Lerarenopleiders Nederland), hogescholen, universiteiten en interne opleidingsinstituten; 5. Subsidieprogramma’s, zoals HPBO (Innovatiearrangement), Platform Bèta techniek en projecten uit FES-gelden; en 6. Onderwijsondersteuning, zoals allerlei commerciële adviesbureaus, uitgevers en Onderwijs Begeleidings Diensten. (Twynstra Gudde, 2010, p. 15).
Geconstateerd kan worden dat wat de Nederlandse situatie betreft er een grote overeenkomst is tussen de door het RdMC genoemde relaties en de via bevraging van respondenten meer empirisch onderzochte relaties door Twynstra Gudde.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
23
24
5
Werkzaamheden en kwaliteitsbewaking
Het onderzoeksprogramma van het RdMC reikt nadrukkelijk verder dan alleen de promotieprojecten. Uit het onderzoeksprogramma blijkt dat geprobeerd wordt een nadrukkelijke invloed uit te oefenen op de kwaliteit van functioneren van het gehele RdMC. Er wordt een onderzoeksmatige invulling gegeven aan modus 2-onderzoek, waarin vraaggestuurde ‘co-creatie’ centraal staat. Terwille van de duidelijkheid onderscheiden we in deze paragraaf drie soorten - met onderzoek samenhangende activiteiten: werkzaamheden primair gericht op de hoogleraren en promovendi, werkzaamheden gericht op ondersteuning en kwaliteit en ten slotte werkzaamheden die in de audit naar voren zijn gekomen.
5.1
Hoogleraren en promoties
In verschillende personele functies binnen het RdMC wordt onderzoek verricht. De personele en budgettaire verantwoordelijkheid voor het onderzoeksprogramma berust bij de hoogleraar/hoofd onderzoek van het RdMC die het onderzoek coördineert. Hij wordt in 2010 in belangrijke mate ondersteund door een onderzoeksstuurteam dat in principe bestaat uit enkele hoogleraren en/of UHD’s van het RdMC met een belangrijke rol in de (dagelijkse) begeleiding van promovendi. Er is in 2009 een wetenschappelijke raad ingesteld waarin drie hoogleraren met een (inter)nationale reputatie op de onderzoeksterreinen en een groot (inter)nationaal netwerk zitting hebben. Deze raad, die ook in 2010 heeft gefunctioneerd, wordt voorgezeten door de programmaleider onderzoek, en is vooral belangrijk om de wetenschappelijke kwaliteit van de output te bewaken. De leden van de raad fungeren tevens als belangrijke ambassadeurs in relevante netwerken (zie bijlage 2, rubriek C). Door de taakstellende aard van de RdMC-financiering is een strikt wetenschappelijke onderzoeksvisitatie minder opportuun voor het RdMC-brede onderzoek. Dat vergroot het belang van de raad als instrument voor kwaliteitshandhaving. Daarnaast is er promovendi-overleg (elke maand). Promovendi presenteren delen van hun onderzoek en onderzoeksresultaten. Alle hoogleraren en UHD’s die betrokken zijn bij de begeleiding van promovendi nemen sinds 2009 deel aan het promotorenoverleg (elke zes weken). Ook worden onderzoekscolloquia georganiseerd (vijf per jaar). In 2009 zijn alle promotieprojecten binnen het RdMC onder de loep genomen. Daarbij zijn inhoudelijk de criteria gevolgd die daartoe door de onderzoeksschool ICO zijn opgesteld. De wetenschappelijke raad heeft in 2009 ook alle lopende en nieuwe promotieprojecten beoordeeld (Martens & Stijnen, 2010). Een aantal promotieprojecten is na deze (deels externe) toetsing beëindigd, nieuwe projecten zijn opgestart. Vanaf 2010 zijn er zes interne promovendi bij het RdMC. Van elk promotietraject is in 2010 een onderzoeksverslag samengesteld van het promotieonderzoek (belangrijkste onderdelen van deze rapportages: inhoud onderzoeksproject, afgeronde en geplande opleidingsactiviteiten,
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
25
output/publicaties, voortgang en planning). Voor het RdMC zijn daarnaast ook de zogeheten buitenpromovendi (ook wel gastpromovendi) belangrijk. De wetenschappelijke raad heeft ook een meer toetsende rol, achteraf. Deze toetsing is vanzelfsprekend specifiek gericht op de wetenschappelijke kwaliteit. De verwevenheid tussen het onderzoeksprogramma en het werk in de programmalijnen blijkt verder uit het feit dat de meeste medewerkers in de lijnen onderzoek- en ontwikkelwerk combineren, bijvoorbeeld 40% promotietijd en 60% ontwikkeltijd. De andere hoogleraren van het RdMC hebben in 2010, naast een kwaliteitsbevorderende verantwoordelijkheid, een belangrijke netwerk- en look-outfunctie (zie ook het eerder genoemde Onderzoeksprogramma 5). Ze worden regelmatig geconsulteerd in het zogeheten hooglerarenoverleg (drie keer in 2010).
In 2010 werd vanuit het RdMC ook medewerking verleend aan vier promotietrajecten die elders lopen. Tot slot kan worden gerapporteerd dat er in 2010 negen promotieprojecten zijn die deel uitmaken of deel gaan uitmaken van het NELLL onderzoeksprogramma. De projecten betreffen de volgende onderwerpen: ‘Networked learning teachers’, ‘Teachers intrinsic motivation for life long learning’, ‘CGO monitor: a tool for measuring teachers’s competence’, ‘Supporting teachers’ feedback’, ‘An organizational and task perspective on the professional development of teachers’, ‘Adaptive instruction to foster students’ information problem solving skills: learning to organize digital information’, ‘The role of an e-portfolio in regulating the professional development process of teachers’, ‘Effects of increasing self-regulated learning opportunities on student-teachers’ motivation and use of self-regulated learning strategies’, ‘Motivated learning by means of digital learning assignment. What amount of autonomy and structure is required?’ (zie verder Martens 2010b).
5.2
Ondersteuning en kwaliteit
Het onderzoeksprogramma probeert nadrukkelijk invloed uit te oefenen op alle aspecten van vrijwel alle overige werkzaamheden aan het RdMC. Veel aandacht wordt besteed aan de vraagsturingsprojecten. Er wordt een procedure gevolgd, waarin van vraagverheldering, ondersteuning bij selectievariabelen tot en met eindrapportage op allerlei manieren ondersteuning en procedures worden aangereikt (zie ook Martens & Stijnen, 2010). Ter ondersteuning van de vraagsturingsprojecten is in 2009 een nota ‘Vraagverheldering’ vastgesteld (Martens & Vermeulen, 2009). Aan de hand van dit document worden medewerkers ook geholpen greep te krijgen op een goed verloop van de projectuitvoering. Zo wordt op cruciale tijdstippen en plannings- en uitvoeringsmomenten gewerkt met een zogenaamde stoplichtprocedure. Medewerkers kunnen zo aangeven wanneer bijvoorbeeld de uitvoering van een project in gevaar is of deadlines niet gehaald dreigen te worden. Projecten worden daarnaast ook ondersteund door middel van SPSS Data Collection. Voor het ontwikkelen van kennis en expertise is het nodig dat er gegevens worden verzameld en onderzoek gedaan wordt. De resultaten van de vraagsturingsprojecten moeten vastgelegd en toegankelijk
26
gemaakt worden. Essentieel voor zo’n proces is het verzamelen van allerlei data. Het RdMC streeft ernaar om bij alle projecten metingen uit te voeren op een aantal kernvariabelen op gebied van leraarprofessionalisering. Hiervoor is het noodzakelijk dat deze variabelen bij alle projecten op dezelfde manier worden verzameld, opgeslagen en geanalyseerd. Na een oriëntatie op mogelijke softwarepakketten die de hele workflow van dataverzameling, databeheer en data-analyse kunnen uitvoeren, is PASW Data Collection van SPSS naar voren gekomen als meest passend bij de doelen van het RdMC. Het programma PASW Data Collection biedt de mogelijkheid om de hele workflow rond dataverzameling en voor online self-assessmenttools te organiseren. Dit pakket is eind 2009 aangeschaft. In 2010 is dit programma in gebruik genomen worden.
Zoals al aangegeven is verder uitgangspunt dat het onderzoek, dat in de verschillende vraagsturingsprojecten wordt uitgevoerd, ook past binnen de jaarprogramma’s en de strategienota van het RdMC. Daarnaast is het cruciaal dat het naadloos past binnen de kaders van de opdracht van het ministerie van OCW, en daarom regelmatig met het ministerie van OCW wordt kortgesloten. Het onderzoek moet ook aan een aantal standaardkwaliteitscriteria voor wetenschappelijk onderzoek voldoen. Daarover wordt de in 2009 vastgestelde Publicatienota gevolgd (Stijnen & Martens, 2009). Om de kwaliteit van de output te ondersteunen is in 2009 voor de belangrijkste publicaties een redactiecommissie gevormd. Zij neemt op de eindversie een go/no go-beslissing. De commissie bestaat uit een voorzitter die hoogleraar is, de hoogleraar onderzoek, en een ondersteuning door een of twee commissieleden uit de wetenschappelijke staf (zie bijlage 2, rubriek C). In 2010 zijn de werkzaamheden van de redactiecommissie conform afspraken voortgezet. Uiteraard moet het onderzoek passen binnen de kaders die de Open Universiteit stelt aan onderzoek (zie bijlage 2, rubriek B). Als verdere bevordering van de kwaliteit en de samenwerking met het overige onderzoek dat aan de Open Universiteit, zoals bij CELSTEC wordt verricht, zijn (promotie)projecten opgenomen in programmalijn 5 van het OU-brede programma van het Netherlands Laboratory for Lifelong Learning (NeLLL): lifelong learning teachers.
Naast de genoemde interne inspanningen om de onderzoeksorganisatie binnen het RdMC af te stemmen op de taakstelling, is ook extern onderzoek uitgezet dat betrekking heeft op de kwaliteit van onderwijs en waarover in 2010 is gerapporteerd. Meer in het bijzonder betrof dit onderwerpen als: ‘Managen van informeel leren’ (Frietman, Kennis & Hövels, KBA), ‘Meerdere wegen naar professionalisering’ (Van den Dungen & Smit, CINOP), ‘Ruimte voor professionalisering. Formele regelingen voor professionalisering van leraren en het gebruik ervan’ (Van Kessel, Van Rens & Vrieze, ITS), en ‘Professionalisering in het buitenland: een inventarisatie van de stand van zaken in twaalf Europese landen’ (Hovius & Van Kessel, ITS). In 2010 zijn al deze publicaties verschenen. Bij het RdMC-onderzoeksprogramma staat co-creatie met onderwijsprofessionals hoog op de agenda. Het is een uitgangspunt in de vraagsturingsprojecten en daarmee ook voor een belangrijk deel van het RdMC-onderzoek. Ook disseminatie is daar een belangrijk onderdeel van (zie paragraaf 6). Daarmee heeft het RdMC-onderzoeksprogramma belangrijke kenmerken van het zogeheten modus 2-onderzoek.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
27
5.3
Audit
In de audit door Twynstra Gudde wordt onder meer vastgesteld dat het RdMC in 2010 de volgende werkzaamheden heeft verricht: –
kennis- en expertiseontwikkeling op het gebied van professionalisering van leraren via leren op de werkplek door middel van het verrichten van onderzoek en het begeleiden van promovendi. De onderzoeksresultaten vanuit de vraagsturingsprojecten vormen hiervoor bronmateriaal
–
ontwikkeling en standaardisering van onderzoeksinstrumenten die worden gebruikt voor het onderzoek in de vraagsturingsprojecten. De instrumenten zijn gericht op het bevorderen van de wetenschappelijke validiteit van onderzoeksgegevens - beheer en exploitatie van de eigen organisatie (besturing, management, bedrijfsvoering)
–
beheer en exploitatie van digitale producten
–
ontwikkeling, exploitatie en beheer van virtuele werk- en leeromgeving en multimedialab
–
ontwikkeling en uitvoering van communicatiebeleidsoptreden in samenwerkingsverbanden ter bevordering van de positie van de doelgroep.’ (Twynstra Gudde, 2010, p. 11).
De door het RdMC voorgestane en uitgevoerde vraaggestuurde benadering en de bijbehorende praktijkgerichte, wetenschappelijke onderzoeksbenadering wordt door Twynstra Gudde, in december 2010 door OCW overgenomen conclusies van de audit, als zeer kansrijk beschouwd. Het RdMC spant zich op verschillende manieren in om (onderzoeks)resultaten relevantie en maatschappelijke impact te geven. Enkele belangrijke voorbeelden hierbij zijn het (al genoemde) mede oprichten van een Europese onderzoeksorganisatie die hier specifiek op gericht is (EAPRIL) en het mede organiseren van haar jaarlijkse conferentie (in 2010 in Lissabon); ondersteunen van een nieuw webgebaseerd initiatief gericht op het vertalen van onderzoek naar onderwijspraktijk (SKOLA), het deelnemen aan Wikiwijs en het project Leraar24. Verheugend is ten slotte dat Twynstra Gudde in de audit van 2010 verder constateert dat de vraagsturingsprojecten veel waardevolle data hebben gegenereerd: ‘Twynstra Gudde concludeert naar aanleiding hiervan dat het RdMC zich een goede uitgangspositie heeft verworven om de komende jaren als gezaghebbend kennis- en expertisecentrum, op het gebied van professionalisering van onderwijsgevenden via leren op de werkplek, op te treden.’(Twynstra Gudde, 2010, p. 18). Uiteraard zal deze uitgangspositie in de toekomst waargemaakt moeten worden (zie paragraaf 7, en gedeeltelijk 8).
28
6
Kennisverspreiding en valorisering
De werkzaamheden van het RdMC leiden tot kennis, producten en diensten, die ondersteunend zijn voor bijvoorbeeld flexibilisering of leren op de werkplek. Deze ‘output’ wordt breed verspreid.
In de inleiding werd al duidelijk gesteld dat bijdragen op het internet worden geleverd en daarnaast belangrijke producten bestaan uit publicaties en andere vormen van kennisdeling. In het najaar van 2009 is besloten te starten met een reeks publicaties onder de titel ‘Ruud de Moor Centrum rapporten’. In deze reeks van rapporten worden bijvoorbeeld resultaten van professionalisering op de werkplek schriftelijk vastgelegd, die een geformaliseerd of afgerond karakter hebben. Het zal daarbij niet alleen gaan om dissertaties, oraties, achtergrondinformatie of ‘stand-van-zaken’-overzichten, maar ook om praktisch gerichte publicaties voor het gehele onderwijsveld. Ook kunnen de rapporten verslag leggen van voorlopige onderzoeksresultaten en -bevindingen. Met ingang van het voorjaar 2010 zijn de eerste Ruud de Moor centrum rapporten verschenen (bijlage 1, rubriek 6a). In 2010 is een aantal publicaties verschenen die betrekking hebben op vraagsturingsprojecten uit 2009. Deze zijn vermeld in dezelfde bijlage en rubriek.
Een overzicht van de wetenschappelijke onderzoeksoutput in de vorm van wetenschappelijke publicaties en vakpublicaties voor 2010, is bijgevoegd in bijlage 1 (bijlage 1, rubrieken 1 tot en met 5).
Valorisatie van kennis vindt op verschillende manieren plaats. Een speciale plaats wordt daarbij ingenomen door de al genoemde EAPRIL, European Association for Practitioner Research on Improving Learning in education and professional practice (voorheen PBPR- conference, nu EAPRILconference). Zoals gezegd is het RdMC mede-initiatiefnemer geweest voor deze associatie. Zoals al aangegeven is eind 2009 een conferentie georganiseerd in Trier. Dit heeft geleid tot verschillende publicaties die in de diverse rubrieken van bijlage 1 zijn vermeld. In november 2010 vond de EAPRIL conferentie in Lissabon. Door zes medewerkers werden resultaten gepresenteerd van onderzoek dat werd uitgevoerd in de vraagsturingsprojecten van het RdMC.(zie bijlage 1, rubriek 4). Ook het genoemde SKOLA speelt in kennisvalorisatie een rol. In het kader van het project Leraar24 zijn diverse rapporten gepubliceerd (bijlage 1, rubriek 6b). Datzelfde geldt voor het project Wikiwijs (zie bijlage 1, rubriek 6c).
Kennis en andere output van het RdMC wordt verder breed gedissemineerd via diverse conferenties (zie bijlage 1, rubrieken 4 en 7). Zo is binnen het RdMC in 2010 actief aan de volgende wetenschappelijke circuits en organisaties deelgenomen: –
EARLI (twee jaarlijks, SIG meetings en PhD conference)
–
AERA (AERA conference)
–
VOR (ORD conferentie)
–
NeLLL (NeLLL meetings)
–
VELON/VELOV (VELON/VELOV conferentie)
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
29
–
SITE, Society for Information Technology & Teacher Education (SITE conference)
–
ATEE, Association for Teacher Education in Europe (ATEE conference)
–
ISLS, International Society of the Learning Sciences (International Conference for the Learning Sciences)
–
EADTU, European Association of Distance Teaching Universities, (EADTU conference).
Conferenties worden alleen bezocht als er ook een paper of poster gepresenteerd wordt of wanneer er een belangrijke strategische reden is, zoals deelname aan relevante netwerken.
Publicaties en conferenties zijn niet de enige methoden de opbrengsten van onderzoek breed te verspreiden. Zo werd in 2010 meegewerkt aan interviews op radio en televisie en (opiniërende) bijdragen aan kranten en tijdschriften (zie bijlage 1, rubriek 8).
In 2010 is een vaste bijdrage geleverd aan het OU-blad Onderwijsinnovatie. In 2010 is naar aanleiding van vraagsturingsprojecten aandacht geschonken aan een scala van onderwerpen. In dit kader kunnen onder andere worden genoemd: ‘werken aan teamontwikkeling’, ‘praktijkonderzoek als interventie’, ‘bevorderen van leren op de werkplek’, ‘aandacht voor ontwikkeling individueel ontwikkelingsplan’ en ‘onderzoekende leraren’. Er zijn tal van persberichten, radio interviews en interviews in (landelijke) dagbladen geweest met RdMC-medewerkers. Uit het voorafgaande is te zien dat de onderzoeksactiviteiten van het RdMC niet alleen gericht zijn op (beginnende) leraren, opleiders en begeleiders in lerarenopleidingen en in scholen, maar ook op beleidsmakers, media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van leraren. Voor een deel betreft dit ook het in de audit genoemde ‘speelveld’ van het RdMC waarin vooral een aantal organisaties worden genoemd binnen sectoren als: onderwijsvertegenwoordigers en sectorraden, onderwijs en ICT, wetenschap, onderzoek, universiteiten en aanverwante expertisecentra, lerarenopleiders, subsidieprogramma’s en onderwijsondersteuning (Twynstra Gudde, 2010, p. 15; zie ook paragraaf 4).
Voorzien wordt dat in het voorjaar 2011 een ‘RdMC jaarboek 2010’ verschijnt waarin de belangrijkste onderzoeksuitkomsten waar het gaat om professionalisering van leraren duidelijk en toegankelijk zullen worden gepubliceerd.
30
7
Strategie voor de toekomst
Binnen het RdMC wordt naar groei van het onderzoeksprogramma gestreefd. Groei in termen van nationale impact, output, invloed op de werkprocessen en kwaliteit van het hele RdMC, zowel wat betreft omvang en reputatie, als kwaliteit van onderzoek. Op termijn wordt gestreefd naar één wetenschappelijke publicatie per 0,5 fte inzet op jaarbasis. In 2010 werd al een groot deel van de vraagsturingsprojecten onderzocht op de manier zoals eerder aangegeven. Ook is in die gevallen een (op de praktijk gericht) rapport beschikbaar op de website van het RdMC. De meesten daarvan verschijnen begin 2011. Verder wordt gestreefd naar een verhoging van de wetenschappelijke output van minstens 20% in 2011 en 2012. Zoals beschreven is in 2009 een start gemaakt met het ontwikkelen van onderzoeksinstrumenten en procedures voor bijvoorbeeld vraagverheldering. Dit is verder gesystematiseerd en toegepast in 2010. Hiermee zal ook in 2011 verder worden gegaan. Over de strategie voor het mogelijk aanvragen van externe (onderzoekssubsidie-)middelen zoals in het programma ‘Onderwijsbewijs’ of het NWO programma, alsook het verrichten van betaalde onderzoeksprogramma’s wordt de strategie nader bepaald in samenhang met het actieprogramma RdMC. In 2009 zijn de kwaliteitscriteria voor onderzoek en publicaties zoals verwoord in de Publicatienota en de Vraagsturingsnota vooral toegepast op de meer wetenschappelijk georiënteerde output. In 2010 zijn deze criteria geleidelijk ook (voor zover mogelijk) toegepast op andere vormen van output van het RdMC, waaronder nadrukkelijk de vraagsturingsprojecten. In 2011 zal dit worden gecontinueerd. Zoals te zien is wordt met het onderzoeksprogramma niet primair gestreefd naar een internationale onderzoeksvisitatie. Daarvoor is de gerichtheid op de OCW-taakstelling te dominant. Dat heeft een relatief sterke nationale oriëntatie tot gevolg. Waar wetenschappelijke artikelen vaak Engelstalig zijn is de voertaal in het programma daarom Nederlands. Afrekencriteria voor het programma zijn onder andere aantoonbare stijging van de kwaliteit van handelen binnen het RdMC, een verbeterde reputatie en een toename van het aantal publicaties en promoties.
Een apart punt betreft toekomstige activiteiten met betrekking tot de eerder genoemde gastpromovendi of buitenpromovendi (vooral uit het hbo). Het ministerie van OCW bepleit sinds 2008 een krachtige kwaliteitsimpuls bij het opleiden van leraren (ministerie van OCW, 2008). Hierbij wordt benadrukt dat meer onderwijsgevenden gepromoveerd zouden moeten zijn. Vaak zal het hierbij gaan om promoties met een onderwijskundige of onderwijspsychologische vraagstelling, gekoppeld aan een relatief praktijkgerichte insteek. Dit is onderdeel van de kwaliteitsagenda van het ministerie van OCW. In juni 2008 hebben voormalig minister Plasterk en de HBO-raad afgesproken dat 10% van de leraren in het hbo in 2017 beschikt over een PhD of participeert in een promotietraject. Dat betekent een grote groei van het aantal promotietrajecten (ministerie van OCW, 2008). Ook in kenniskringen rondom lectoren wordt dit actiever gestimuleerd. Het in 2009 vastgesteld onderzoeksprogramma van
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
31
het RdMC speelt hier nadrukkelijk op in. Een onderzoeksprogramma met relatief veel ‘buitenpromovendi’ is een uitstekende manier om de unieke positie van het RdMC als academisch expertisecentrum, geworteld in de onderwijspraktijk, tot zijn recht te laten komen. Om de begeleiding en professionalisering van de gastpromovendi (die vaak letterlijk op afstand werken) te bevorderen, is samenwerking met hbo-instellingen gezocht. In 2009 zijn er leernetwerken gestart rond peer coaching en rond de ‘onderzoekende leraar’. Hiermee wordt geprobeerd de praktijkgerichte onderzoekshouding van leraren via een leernetwerk te verbeteren en te faciliteren, waarbij nadrukkelijk de mogelijkheden worden onderzocht om binnen zo’n leernetwerk de diverse buitenpromovendi mee te nemen. In 2010 zijn deze activiteiten verder voortgezet. Hierbij kan mogelijk ook aangehaakt worden vanuit de taskforce leraren. Nieuwe initiatieven die leiden tot instrumentarium voor promoverende leraren kunnen zo ook gezamenlijk worden opgepakt. In 2010 waren zes gastpromovendi aan het RdMC ‘verbonden’, naast de ‘eigen promovendi’ en promotieprojecten waarin RdMC medewerkers een rol spelen als (co)promotor. Om de aan het RdMC gelieerde promoties op te voeren (conform OU breed streven) is een versterking van de begeleidingscapaciteit noodzakelijk, meer in het bijzonder van het RdMC hooglerarenkorps (dit ook in verband met een aantal hoogleraren dat met emeritaat gaat). Hier ligt een belangrijke uitdaging voor 2011.
Uit de audit komt naar voren dat het RdMC in de toekomst meer focus moet leggen op onderzoek en ontsluiting van kennis en expertise. Meer concreet is Twynstra Gudde onder meer van mening ‘dat in de komende periode door het RdMC meer aandacht wordt geschonken aan het doen van onderzoek. TG beveelt dan ook aan het verrichten van onderzoek als kerntaak te benoemen. Waarbij tevens het vertalen van de resultaten daarvan naar de praktijk in de scholen de nodige aandacht moet krijgen.’ (Twynstra Gudde, 2010, ongepagineerde samenvatting). Verder wijst Twynstra Gudde op het vergroten van het bereik van het RdMC vanuit een rol als kennismakelaar. ‘Met een positie tussen het onderwijsveld, de wetenschap en het beleid van het ministerie van OCW kan het RdMC een brugfunctie vervullen, door wetenschappelijke onderzoeksresultaten toepasbaar te maken in de praktijk en op beleidsniveau. Het RdMC kan, naast het verrichten van eigen onderzoek, een rol vervullen als kennismakelaar voor onderwijsinstellingen.’ (Twynstra Gudde, 2010, p. 25). Dit vergroot volgens Twynstra Gudde de zichtbaarheid en het bereik van het RdMC. ‘In de rol van kennismakelaar koppelt het RdMC vragen uit de praktijk aan partijen die op deze vragen ‘evidence based’ en ‘gevalideerde’ antwoorden hebben. (Twynstra Gudde, 2010, p. 25).
Sinds enige jaren wordt binnen het RdMC-activiteiten een onderscheid aangebracht tussen een zogenaamd basisdeel en een vraagsturingsdeel. Het is de bedoeling dat dit onderscheid in 2011 nog duidelijker vorm gaat krijgen. In het basisdeel zullen vijf onderzoeksprogramma’s worden uitgewerkt die allemaal een ander aspect van professionalisering belichten (zie Programmaplan 2011, 2010b). Het betreft de volgende programma’s: A
32
Wat beweegt leraren?
B
Sociaal leren
C
Reflection in action
D
Organisatie en maatschappij
E
Look-outfunctie
Deze onderzoeksprogramma’s worden in het basisdeel ‘robuust’ uitgewerkt. Ze zullen inhoudelijk richting en leiding gaan geven aan de uitvoering van de vraagsturingsprojecten. In de programma’s worden onderzoekbare vragen en indicatoren benoemd, gevolgd door het ontwikkelen van passende onderzoeksmethoden. Dat geheel vormt de lange termijnfocus van de programma’s. In dit basisdeel worden deze lijnen opgezet en krijgen zij een verbijzondering in de vraagsturingsprojecten. Hierdoor worden vraagsturingsprojecten ondersteund in de vorm van generieke methoden en instrumenten die uit dit ‘basisdeel’ van de programma’s worden ontwikkeld. De projecten op hun beurt geven voeding aan de uitgezette lijnen in het basisdeel. In feite is dit een cyclisch proces dat kan starten vanuit het basisdeel, dan wel vanuit de vraagsturingsprojecten (zie verder Programmaplan 2011, 2010b, p. 13 e.v.). Voor 2011 zijn wat de onderzoeksmatige activiteiten van het RdMC betreft de volgende prioriteiten bepaald: de bovengenoemde vijf onderzoeksprogramma’s vertalen naar operationele onderzoeksplannen, het versterken van onderzoek in de vraagsturingsprojecten en een begin maken met de brugfunctie tussen wetenschap, onderwijspraktijk en beleid (onder andere kennis vertalen naar beleidsvoorbereiding) (zie verder Programmaplan 2011, 2010b, p.12 e.v.).
In het volgende hoofdstuk wordt nog kort ingegaan op een aantal bevindingen uit de audit die gerelateerd kunnen worden aan het onderzoek zoals dat door het RdMC wordt voorgestaan.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
33
34
8
Audit 2010
In deze paragraaf komt een aantal opmerkingen aan de orde die in de audit zijn gemaakt rondom onderzoek binnen het RdMC.
Zoals vermeld vindt Twynstra Gudde dat het RdMC er goed in is geslaagd een organisatie in te richten die in staat moet zijn wetenschappelijk valide uitspraken te doen vanuit praktijkonderzoek. De kennis- en expertiseontwikkeling vinden hiermee plaats vanuit onderwerpen die in de praktijk urgent zijn. Twynstra Gudde is van mening dat de komende jaren moet worden voortgebouwd op deze situatie. ‘Het RdMC blijft dan in een waardevolle positie tussen wetenschap, onderwijspraktijk en, gezien de relatie met het ministerie van OCW, het onderwijsbeleid. Dit biedt perspectief op valide onderzoeksresultaten die relevant zijn voor de praktijk en het nationaal onderwijsbeleid.’ (Twynstra Gudde, 2010, p. 23). Ook is het nodig de vraag meer inhoudelijk te sturen: ‘…Twynstra Gudde (is) van mening dat het RdMC inhoudelijk meer richtinggevend kan omgaan met de vraagsturingsprojecten die worden geselecteerd. Dit biedt mogelijkheden om meer synergie te bereiken tussen het onderzoek van het RdMC en de vraagsturingsprojecten die worden geselecteerd. Bijvoorbeeld door, op basis van onderzoeksbevindingen, het onderwijsveld gericht te vragen projectvoorstellen in te dienen met betrekking tot een aantal onderwerpen.’ (Twynstra Gudde, 2010, p. 23).
Tegen voorgaande achtergrond is het nodig dat het RdMC zich, ondanks een goede uitgangspositie, op het gebied van professionalisering van leraren via leren op de werkplek, ontwikkelt tot een gezaghebbend centrum op dit terrein: ‘Gezaghebbend betekent volgens Twynstra Gudde dat alle, bij de ontwikkeling van het beroep leraar, betrokken partijen ten aanzien van professionalisering als vanzelfsprekend naar het RdMC kijken. Maar ook dat het onderzoek van het RdMC en de uitspraken van het RdMC bekend zijn bij de doelgroep, niet ter discussie staan en gezien worden als een relevante bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep leraar.’(Twynstra Gudde, 2010, p. 18).
Overigens concludeert Twynstra Gudde op basis van de audit dat het RdMC deze gezaghebbende positie nog niet heeft bereikt. Door de verschillende stakeholders wordt het RdMC nog niet als zodanig gezien. De effectiviteit van het nieuwe onderzoeksprogramma moet zich nog bewijzen. Twynstra Gudde (2010) schrijven hierover op pagina 20: ‘Onderdeel van de ambitie van het RdMC is om generieke kennis en expertise te ontwikkelen over de professionalisering van onderwijsgevenden via leren op de werkplek. In de jaarrapportages is aangegeven tot welke publicaties, oraties e.d. de onderzoeksactiviteiten hebben geleid.’ Effectief wordt deze kennis door ‘relevante onderzoeksresultaten te genereren die op een handzame manier aan het onderwijsveld worden gepresenteerd.’ (Twynstra Gudde, 2010, p. 20).
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
35
Een volgende aanbeveling is om focus aan te brengen in de voorgestelde nadruk op kennis- en expertiseontwikkeling. De huidige focus op professionalisering via (online) werkplekleren zou aangevuld kunnen worden met externe op ontwikkelingen zoals die voortkomen uit beleidsprioriteiten van het ministerie. ‘Het RdMC kan zich bijvoorbeeld specifiek richten op professionaliseringsvraagstukken die gerelateerd zijn aan het gebruik van digitale leermiddelen in het onderwijs.’(Twynstra Gudde, 2010, p. 28). Daarnaast kan het RdMC optreden als kennismakelaar. ‘In deze rol heeft het RdMC overzicht over het speelveld van professionalisering van leraren en: –
brengt het RdMC partijen met vragen en partijen met expertise met elkaar in contact
–
maakt het RdMC, breder dan binnen het eigen kennis- en expertisecentrum, beschikbare wetenschappelijke kennis toepasbaar voor de onderwijspraktijk
–
kan het RdMC penvoerder zijn van een jaarlijkse publicatie over professionalisering van de leraar. De publicatie vormt een handzaam document waarin de laatste kennis overzichtelijk is gebundeld. De jaarlijkse publicatie kan gemaakt worden voor verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld voor de leraren en de werkgevers.’ (Twynstra Gudde, 2010, p. 28).
Verder adviseert Twynstra Gudde (2010, p 29, 30) ‘het RdMC om bij de doelstellingen in het programmaplan het verrichten van onderzoek de hoogste prioriteit te geven. Voor de vraagsturingsprojecten betekent dit dat het succes vooral bepaald wordt door de mate waarin alle onderzoeksactiviteiten zijn uitgevoerd. De prioriteitstelling komt vervolgens terug in de keuze voor de werkzaamheden die het RdMC gaat verrichten.’
Het is het vaste voornemen van het RdMC in de toekomst, te beginnen met 2011, deze aanbevelingen uit de audit te realiseren.
36
Literatuur Bastiaens, Th. (2007). Onderwijskundige Innovatie: Down to earth. Over realistische elektronische ondersteuning bij leren en instructie. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum.
Bergen, Th., & Vermunt, J. (2008). Het leren van leraren op de werkplek. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 29, 45-53.
Coonen, H. (2005). De leraar in de kennissamenleving. Beschouwing over een nieuwe professionele identiteit van de leraar, de innovatie van de lerarenopleiding en het management van de onderwijsvernieuwing. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum. (Ook verschenen als handelseditie bij uitgeverij Garant).
Gerrichhauzen, J. (2007). De lerende en onderzoekende docent. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum.
HBO Raad (2009). Green Paper. Naar een nieuwe verenigingsagenda. Den Haag: HBO Raad.
Hendriks, L. (2008). De professionele school: utopie of uitdaging? In: M. Dresen, W. Wijnen, & J. Zuylen (Eds.) Schoolcultuur voor professionalisering. Onderwijsvernieuwing, 6. 15-22.
Kendall, J.S., & Marzano, R.J. (2008). Designing & Assessing Educational Objectives. New York: SAGE Publications Inc.
Kreijns, K., & Dresen, M. (2008). Stond professionaliseren de afgelopen week op uw agenda? In: M. Dresen, W. Wijnen, & J. Zuylen (Eds.) Schoolcultuur voor professionalisering. Onderwijsvernieuwing, 6. 23-31.
Martens, R. (2009). RdMC Onderzoeksprogramma 2009-2011 Succesvol leven lang leren op de werkplek: onderzoek naar de praktijk van docentprofessionalisering. Heerlen: Open Universiteit Nederland/Ruud de Moor Centrum.
Martens, R.L. & Stijnen, P.J.J. (2010). Jaarverslag onderzoek RdMC 2009. Rapport 12. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Martens, R., & Vermeulen, M. (2009). Van projectplan tot Working Paper van het RdMC. Heerlen: Open Universiteit Nederland/Ruud de Moor centrum.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
37
Martens, R.L. (2010a). Zin in onderzoek. Docentprofessionalisering. Oratie. Heerlen: Open Universiteit Nederland.
Martens, R.L. (2010b). Rapportage voortgang bijdrage RdMC aan NELLL in 2010. Heerlen: Ruud de Moor Centrum (interne rapportage).
Ministerie van OCW (2008). Krachtig meesterschap. Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011. Den Haag: Ministerie van OCW.
Reynders, L. (2008). Wie wil er nu professionaliseren? In: M. Dresen, W. Wijnen, & J. Zuylen (Eds.) Schoolcultuur voor professionalisering. Onderwijsvernieuwing, 6. 33-45. Tilburg: Mesoconsult.
Ruud de Moor Centrum (2009). Stradivarius: Strategische koers RdMC. Heerlen: Ruud de Moor Centrum.
Ruud de Moor Centrum (2010a). Get connected Koersplan 2011 – 2014. Heerlen: Ruud de Moor Centrum.
Ruud de Moor Centrum (2010b). Programmaplan 2011.Heerlen: Ruud de Moor Centrum.
Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well being. American Psychologist, 55, 68-78.
Stijnen, P.J.J. (2003). Leraar worden: ‘under construction’? (Inaugurele rede). Heerlen: Open Universiteit Nederland. Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden.
Stijnen, P.J.J. (2007). Onderzoek en bewaking onderzoekskwaliteit bij RdMC. Heerlen, Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum. Stijnen, P.J.J., & Martens, R.L. (2009). Publicatienota Ruud de Moor centrum. Separate, geactualiseerde en verdere uitwerking van het onderzoeksprogramma 2009-2011 van het Ruud de Moor Centrum. Heerlen: Open Universiteit Nederland/Ruud de Moor centrum.
Stijnen, S., Martens, R., & Dieleman, A. (2009). De moeilijke weg naar praktijkrelevant onderwijsonderzoek. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 27(4), 219-238.
Sweller, J. (2005). Implications of Cognitive Load Theory for Multimedia Learning. New York: Cambridge University Press.
Twynstra Gudde (2010). Audit Ruud de Moor Centrum in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Amersfoort: Twynstra Gudde.
38
Verloop, N., & Kessels, J. (2006). Opleidingskunde: ontwikkelingen rond het opleiden en leren van professionals in het onderwijs en bedrijfsleven. Pedagogische Studiën, 83, 301-321.
Vermeulen, M. (2003). Een meer dan toevallige casus. De tekorten aan leraren bezien als aansluitingsvraagstuk tussen opleiding en arbeidsmarkt in het hoger onderwijs. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit Nederland, Ruud de Moor Centrum.
Weggeman, M. (2007). Leidinggeven aan professionals? niet doen! Schiedam: Scriptum.
En de url: http://www.wikiwijs.nl/wikiwijs.psml/home, geraadpleegd 3 februari 2011.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
39
40
Bijlage 1: De onderzoeksoutput van het RdMC in 2010 Deze output is in een aantal categorieën onderverdeeld: 1
Dissertaties
2
Oraties
3
Wetenschappelijke publicaties: peer reviewed
4
Wetenschappelijke conferentiebijdrage
5
Vakpublicaties
6
RdMC- rapportages a. RdMC rapporten b. Leraar24 rapporten c. Wikiwijs rapporten
7
Congres- en conferentiebijdragen
8
Overige bijdragen en presentaties
1
Dissertaties
Geen
2
Oraties
Martens, R.L. (2010). Zin in onderzoek. Docentprofessionalisering. Oratie. Heerlen: Open Universiteit.
Stevens, L.M. (2010). Zin in onderwijs. Oratie. Heerlen: Open Universiteit.
3
Wetenschappelijke publicaties, peer reviewed
Bastiaens, Th.J., Baumöl, U., & Krämer, B.J. (2010). On Collective Intelligence. Advances in Intelligent and soft Computing. Berlin: Springer Verlag.
Benfield, G., & Laat, M.F. de. (2010). Collaborative knowledge building. In R. Sharp & H. Beetham. Rethinking Learning. London: RouthledgeFalmer.
Boekaerts, M., Nuland, H. J. C. van, & Martens, R. L. (2010). Perspectives on motivation: What mechanisms energise students’ behaviour in the classroom. In J. Kleine Staarman, K. Littleton, & C. Wood (Eds.), Handbook of Educational Psychology (pp. 535-569). Bingley, UK: Emerald.
Deimann, M. & Bastiaens T. (2010). Competency-based education in an electronic supported environment: an example from a distance teaching university. Int. J. Cont. Engineering Education and Life-Long Learning, 20(3/4/5), 278-289.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
41
Deimann, M. & Bastiaens, T. (2010). Potenziale und Hemmnisse freier digitaler Bildungsressourcen eine Delphi-Studie. Zeitschrift für E-Learning, 5(3), 7-18.
Deimann, M. & Bastiaens, T. (2010). The role of volition in distance education: An exploration of its capacities. International Review of Research in Open and Distance Learning, 11(1), 1-16.
Evers, A., Heijden, van der, B.I.J.M., Kreijns, K., & Gerrichhauzen, J. (accepted). Organisational Factors and Teachers’ Professional Development in Dutch Secondary Schools. Journal of European Industrial Training.
Evers, A. T., Kreijns, K., Heijden, van der, B.I.J.M., & Gerrichhauzen, J. T. G. (accepted). An organizational and Task Perspective Model Aimed at Enhancing Teachers’ Professional Development and Occupational Expertise. Human Resource Development Review.
Kreijns, K., Kirschner, P. A., Jochems, W., & Buuren, H., van. (2010). Measuring perceived social presence in distributed learning groups. Education and Information Technologies. Retrieved February 1, 2011, from http://www.springerlink.com/content/h4m8281166763976/
Martens, R ., de Brabander, C., Rozendaal, J., Boekaerts, M., & Leeden, R. van der. (2010). Inducing mind sets in self-regulated learning with motivational information. Educational Studies, 36, 311-329.
Nuland, H. van; Dusseldorp, E.; Martens, R. Boekaerts, M. (2010). Exploring the motivation jungle: Predicting performance on a novel task by investigating constructs from different motivation perspectives in tandem. International Journal of Psychology, 45, 250-259.
Strijbos, J. W., & Laat, M. F. de. (2010). Developing the role concept for computer-supported collaborative learning: An explorative synthesis. Computers in Human Behavior, 26, 495-505.
Thurlings, M., Vermeulen, M., Kreijns, K., Bastiaens, Th. & Stijnen, P. (in press). Development of the Teacher Feedback Observation Scheme: Evaluating the quality of feedback in peer groups. Journal of Education for Teaching.
Vrieling, E., Bastiaens, Th., & Stijnen, S. (accepted). Process-oriented design principles. International Journal of Educational Research.
42
4
Wetenschappelijke conferentiebijdragen
Acker, F. van, Buuren, H., van, Kreijns, K., & Vermeulen, M. (2010, November 2–4). Determinants of the educational use of digital learning materials: The mediating role of self-efficacy, perceived norm and attitude. Paper presented at the seventh annual Open education conference (Open Ed). Barcelona, Spain.
Alphen, W. P. van, & Dieleman, A. (2010). Sustainable professionalization in Dutch schools: A practical approach of the development of teacher professionalism. ATEE, august 2010.
Alphen, W. P. van, Kroon, A.E., & Veltman -Van Vugt F.M. (2010). Pros and Cons of Constructivist Based Design. The use of a group support system in research. ATEE, august 2010.
Amersfoort, D. van, & Laat, M. de. (2010). Value creation in networked learning. EAPRIL conference 2010, 24-26 november, Lisbon, Portugal.
Amersfoort, D. van, Korenhof, M., & Laat, M. de. (2010). Teachers’ views on networked learning. EAPRIL conference 2010, 24-26 november, Lisbon, Portugal.
Bie, M. de, & Klink, M. van der. (2010). Encouraging teachers to become research-active. Budapest: Conference ATEE, Association for Teacher Education in Europe.
Coninx, N. S., Kreijns, C. J.., Jochems, W. M. G. (2010, June 23–25). Het succes van onmiddellijke feedback voor beginnende leerkrachten door draadloze communicatie. Poster presented at the 37th Onderwijs Research Dagen (ORD). Enschede, The Netherlands.
Coninx, N. S., Kreijns, C. J., Jochems, W. M. G. (2010, April 28–29). Changes in interpersonal behavior of student teachers due to immediate coaching with WIME (Whisper In My Ear) device. Poster presented at the International conference on interpersonal relationships in education (ICIRE). Boulder, CO.
Coninx, N. S., Kreijns, K., Jochems, W. (2010, March 29–April 2). Perceived success of immediate coaching of student teachers with WIME (Whisper In My Ear) device. In D. Gibson & B. Dodge (Eds.), Proceedings of Society for Information Technology & Teacher Education International Conference 2010 (pp. 2970-2976). Chesapeake, VA: AACE.
Deimann, M., & Bastiaens, T. (2010). Der Master„“Bildung und Medien: eEducation“. Kompetenzbasiertes Lernen in der digitalen Informationsgesellschaft – praktische Umsetzung und konzeptioneller Hintergrund. Paper presented at the annual conference of the Deutsche Gesellschaft für wissenschaftliche Weiterbildung und Fernstudium (DGWF), Regensburg, Germany.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
43
Deimann, M., & Bastiaens, T. (2010). Promises and obstacles of OER in higher education - results from a Delphi study in German-speaking countries. Paper presented at the EADTU Annual Meeting "Strategies and business models for Lifelong Learning", Zermatt, Switzerland.
Deimann, M., Bastiaens, T., & Dorp, K.-J. van. (2010). Innovative Open Educational Resources in European Higher Education. Status quo and Future Directions. Paper presented at the Seventh Annual Open Education Conference, Barcelona, Spain.
Driesche, K. van. den., & Schuwer, R. (2010). What do teachers in Higher Education expect from OER? Proceedings Strategies and business models for Lifelong Learning. Networking Conference EADTU, 27-29 September 2010, Zermatt, Switzerland.
Evers, A., Kreijns, K., Heijden, B. I. J. M. van der, & Gerrichhauzen, J. (2010). Teachers’ Professional Development at Work: An Organisational and Task Perspective. EAPRIL conference 2010, 24-26 november, Lisbon, Portugal.
Geerts, W., Laeken, M. van, & Wouda, S. (2010). De bijdrage van Didiclass in de professionele ontwikkeling van leraren-in-opleiding, poster ORD, Enschede, 2010
Goes-Daniels, M. L. H. A., Vermeulen, M., & Klink, M. van der. (2010). Het ontwerp en de ontwikkeling van de CGO monitor. Een instrument om de mate van invoering van competentiegericht onderwijs (CGO) bij ROC´s te meten. Paperpresentatie op de Onderwijs Research Dagen, Enschede.
Habibah, A.J., McFarlane, A., & Laat, M.F. de (2010, May). Teaching as assisting others performance. Paper presented at the 7th International conference on Networked Learning, Aalborg, Denmark. Paper presented at the 4th EAPRIL conference, Trier, Germany.
Helsdingen, A., Janssen, B., & Schuwer, R. (2010). Business Models in OER, a Contingency Approach. In Proceedings Open Ed 2010, Barcelona, Spain.
Hooijer, J. (2010). How to enhance teacher initiated innovation. EAPRIL conference 2010, 24-26 November, Lisbon, Portugal.
Hooijer, J., & Laat, M. de. (2010). The development of a scan to measure the conditions for networked learning in schools. EAPRIL conference 2010, 24-26 November, Lisbon, Portugal.
44
Jansen, S., Kreijns, K., Bastiaens, T., & Stijnen, S. (2010). The Influence of Guidance on the Quality of Professional Development Plans. In: D. Gibson & B. Dodge (Eds.), Proceedings of Society for Information Technology & Teacher Education International Conference 2010 (pp. 98-105). Chesapeake, VA: AACE.
Kreijns, K., Vermeulen, M., Buuren, H. van, & Acker, F. van. (2010, June 23–25). Leraarkenmerken en het gebruik van digitale leermaterialen in het onderwijs. Paper presented at the 37th Onderwijs Research Dagen (ORD). Enschede, The Netherlands.
Kreijns, K., Buuren, H. van, Acker, F. van, & Vermeulen, M., (2010, June 23–25) Waarom zetten leraren ICT niet in hun onderwijs? Over houding, ervaren sociale invloed en eigen effectiviteit van leraren aangaande het gebruik van (open) digitale leermaterialen in het onderwijs. Paper presented at the 37th Onderwijs Research Dagen (ORD). Enschede, The Netherlands.
Lindert, A. te, & Vijver, F. A. J. van de. (July, 2010). The Role of Ethnic Hierarchy and Cultural Distance in Acculturation among Dutch Immigrants. Paper presented at the 20th International Congress of the International Association for Cross-Cultural psychology (IACCP), Australia, Melbourne.
Loon, A-M. van, Ros, A., & Martens, R. (2010). Effective Digital Learning Tasks: Their Impact on Learning and Motivation. Paper presented at EAPRIL conference. 25-11-2010, Spain: Lisbon.
Meijs, C., Korenhof, M., & Laat, M. de. (2010). Network barometer. EAPRIL conference 2010, 24-26 November, Lisbon, Portugal.
Perrenet, J. & Zwaneveld, B. (2010). Diversiteit in representatie van de wiskundige modelleercyclus bij studenten en docenten, Paperpresentatie op de Onderwijs Research Dagen, Enschede.
Reynders, L., Vermeulen, M., & Gerrichhauzen, J. (2010, June). Persoonlijkheid en stimuleren van professionalisering. Paper presented at the Onderwijs Research Dagen, Enschede, Netherlands.
Schreurs, B., Bacsich, P., Bastiaens, T., Beeck, I. op de, Frank Bristow, S., & Reynolds, S. (2010). The Rise of Large Scale E-learning Initiatives Worldwide. In J. Sanchez & K. Zhang (Eds.), Proceedings of World Conference on E-Learning in Corporate, Government, Healthcare, and Higher Education 2010 (pp. 2135-2143). Chesapeake, VA:AACE.
Schuwer, R., & Vries, F. de. (2010). Structuring OER Using Learning Trajectories. In Proceedings Open Ed 2010. Barcelona. p. 481-490.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
45
Schuwer, R., Wilson, T., Valkenburg, W. van et al. (2010). Production of OER, a Quest for Efficiency. In Proceedings Open Ed 2010. Barcelona. p. 467-480.
Strijbos, J. W. & Laat, M. F. de. (2010). Developing the role concept for computer-supported collaborative learning: An explorative synthesis. Computers in Human Behavior. 26(495-405).
Thurlings, M., Vermeulen, M., Bastiaens, Th., & Stijnen, S. (2010). Hoe kunnen we feedback beter begrijpen? Een leertheoretisch perspectief op feedbackliteratuur. Poster gepresenteerd op de Onderwijs Research Dagen, Enschede.
Wilson, T., Schuwer, R., & McAndrew, P. (2010). Collating global evidence of the design, use, reuse and redesign of open educational content. In: Open Educational Resources 2010 (OER10), 22-24 March 2010, Cambridge, United Kingdom
5
Vakpublicaties
Bastiaens, Th.J. (2010). Meedoen is een must. Expertise Nieuwsbrief voor het hoger onderwijs. 4(8). Eindhoven: SBO
Beumer, M. & Jeninga, J. (2010). Community of practice ontwikkelt algemene IOP voor praktijkonderwijs. Promotie magazine, 9, 12-13.
Coenders, M., & Laat, M. de. (2010): Netwerkleren in het onderwijs: professionalisering vanuit de praktijk (Meso Focus reeks, Vol. 78). Deventer: Kluwer.
Dijck, H. van, & Wassink, H. (2010). Intern toezicht op onderwijsbestuur. Synergie in samenwerking tussen bestuur en toezichthouder (Meso Focus reeks, Vol. 79). Deventer: Kluwer.
Evers, A., Vermeulen, M., & Heijden, B. I. J. M. van der. (2010). Bevorderen van leren op de werkplek: Job Demands-Resources model voorspelt informeel leren door leraren. Opleiding & Ontwikkeling, 6, 38-42.
Gerrichhauzen, J. (2010) Docenten anders belonen? Thema Tijdschrift voor Hoger Onderwijs & Management, afl. 1, p 4- 10.
Gerrichhauzen, J. (2010). Het verlangen naar een langere arbeidsloopbaan. HRM i/d praktijk, Kluwer, afl. 48 - april.
Gerrichhauzen, J., Opdenakker, R. (2010), Kennismanagement in organisaties: mythe of uitdaging. Issue paper HRM i/d praktijk, Kluwer, afl. 49 - juli.
46
Hermans, V., & Goes, M. (2010).VWO-leerlingen maken kennis met cursussen OU. (publicatie in voorbereiding Didaktief )
Jeninga, J., Putter, P., Voorham, J., & Thurlings, M. (2010). Peer coaching. Remediaal, 10(5), 7-8.
Korenhof, M., Schreurs, B., Meijs, C., & Laat, M. de. (2010). Netwerkleren in het onderwijs. Onderwijsinnovatie 4, 17-25.
Kranenburg, F., Koopman, G. J., Wismans, G., Gratama van Andel, S., & Laat, M. F. de. (2010). Virtual Action Learning in het Hoger Onderwijs. In M.F. de Laat, G. Wismans, & J. Zuylen (Eds.) Virtual action Learning en Lerend Lesgeven met ICT. Reeks Onderwijsvernieuwing, nr. 14.
Laat, M.F. de, Wismans, G., & Zuylen, J. (2010). Virtual Action Learning en Lerend Lesgeven met ICT. Redactie Reeks Onderwijsvernieuwing, nr.14.
Lindert, A. te, Molen, H. T. van der, & Osseweijer, E. M. (2010). Testgebruik bij kinder- en jeugdpsychopathologie. In H. T. van der Molen, H. G. Schmidt, M. L. de Jong en E. M. Osseweijer (Eds.). Vaardigheden in psychodiagnostiek, (pp. H 8). Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Lindert, A. te, Molen, H. T. van der, & Jong, M. A. de. (2010). Differentiaal-diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen. In H. T. van der Molen, H. G. Schmidt, M. L. de Jong en E. M. Osseweijer (Eds.). Vaardigheden in psychodiagnostiek, (pp. H 9). Amsterdam, Uitgeverij Boom.
Martens, R. (2010). Aansturing van onderwijs: visionairs of boekhouders? Onderwijsinnovatie, augustus 2010, 3, 11-13
Martens, R. (2010). Meten of weten? Onderwijsinnovatie, december 2010, 11-13.
Martens, R. (2010). Onderwijs meer dan een competitie. Van twaalf tot achttien, september 2010, 2021.
Münstermann, H., & Hermans, V. (2010). Doorgaande leerlijnen: een complexe uitdaging. Onderwijsinnovatie3, 35-37.
Reynders, L. (2010). Professionals. Didaktief, 40 (6), 29.
Reynders, L., Klaeijsen, A, & Hommel-Rozendaal, J. (2010). Informeel leren is wat alle docenten dagelijks doen!. Tijdschrift voor het economie onderwijs, 4, 205.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
47
Reynders, L.P., Kreijns, K., Vermeulen, M., & Gerrichhauzen, J. (submitted, 2010). Towards a Model leading up to Continuing Professional Development. Individual factors affecting awareness, goal formulation and intention to participate in CPD.
Schuwer, R. (2010). Open educational resources, een inleiding. In Kort, M. de (redactie), Open Boek over Open educational resources, pp. 11-15.
Thurlings, M. (2010). Professionals (3). Didaktief, 40(6), 29.
Veldhoen, A.,& Gerrichhauzen, J. (2010). Sollicitatieprocedure: netjes voor elkaar?. Handboek Methoden, technieken en analyses van personeelsmanagement, Kluwer afl. 100 I.2.1.2-201 - I.2.1.2218.
Wismans, G., & Laat, M.F. de. (2010). Videogebruik bij het opleiden van docenten. In M.F. de Laat, G. Wismans, & J. Zuylen (Eds.) Virtual action Learning en Lerend Lesgeven met ICT. Reeks Onderwijsvernieuwing, nr. 14.
Zwaneveld, B., & Tillmanns, L. (2010). Het praktijkonderzoek bij een academische school: kwaliteit en professionele ontwikkeling (december 2010). Tijdschrift voor lerarenopleiders (VELON/VELOV), 31(4), 30 – 37.
6
RdMC-rapportages
6a
RdMC rapporten
Brand-Gruwel, S., & Walhout, J. (2010). Informatievaardigheden voor leraren. Rapport 9. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Dungen, M. van den, & Smit, W. (2010). Meerdere wegen naar professionalisering. Rapport 5. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Frietman, J., Kennis, R., & Hövels, B. (2010). Managen van informeel leren: hoe ver kun je gaan? Een verkennende studie naar kwaliteitsmanagement van het informeel leren van leraren. Rapport 6. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Goes, M., Beeksma, M., Delea, P., & Hooijer, J. (2010). Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden. Eindverslag van de samenwerking tussen de NHL Hogeschool Leeuwarden en het Ruud de Moor Centrum, de activiteiten en de resultaten in de periode 2005-2009. Rapport 2. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
48
Goes, M., Delea, P., & Laat, M. de (2010). Onderzoek naar de succes- en faalfactoren bij het leernetwerk Consortium VMBO-MBO. Rapport 1. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Goes-Daniëls, M., Vermeulen, M., & Jansen, D. (2010). Competentiegericht Opleiden in de Uiterlijke Verzorging. Onderzoek naar het handelen van leraren in CGO bij ROC Eindhoven. Rapport 10. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Hovius, M., & Kessel, N. van. (2010). Professionaliseren in het buitenland. Een inventarisatie van de stand van zaken in twaalf Europese landen. Rapport 8. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Kessel, N. van, Rens, C. van, & Vrieze, G. (2010). Ruimte voor professionalisering. Formele regelingen voor professionalisering van leraren en het gebruik ervan. Rapport 11. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Kuijk, J. van, Gennip, H. van, Wester, M., Smit, F., & Claassen, A. (2010). Samen professionaliseren, samen uitvoeren. Evaluatie vraaggestuurde projecten 2009 Ruud de Moor Centrum. Rapport 7. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Martens, R.L., & Stijnen, P.J.J. (2010). Jaarverslag onderzoek RdMC 2009. Rapport 12. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum
Someren, K. van, Doornebos-Klarenbeek, D., & Walhout, J. (2010). Een pakkend begin! Vakdidactiek en economie. Ruim 30 concrete voorbeelden voor het economieonderwijs om goed van start te gaan. Rapport 3. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Zwaneveld, B., & Rigter, H. (2010). Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs. Rapport 4. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
6b
Leraar24 rapporten
Brabander, K. de, & Martens, R. (2010). Motivatie in Leraar24. Ontwerp van een conceptueel kader. Leraar24-rapportenreeks, nummer 5. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Claessen, J. (2010). Nascholingsbehoeften en Leraar24. Leraar24-rapportenreeks, nummer 6. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Claessen, J., & Vinken, H. (2010). Het gebruik van de zoekfunctie op Leraar24. Leraar24rapportenreeks, nummer 12. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
49
Martens, R., Brabander, K. de, Claessen, J., & Vinken, H. (2010). Evaluatieplan Leraar24. Leraar24rapportenreeks, nummer 1. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Vinken, H. (2010a). Leraar24 in 2009. Bezoekcijfers in het licht van de contentontwikkeling. Leraar24rapportenreeks, nummer 3. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Vinken, H. (2010b). Leraar24 in 2009. Leraar24 langs de kwaliteitsindex van Kennisnet. Leraar24rapportenreeks, nummer 4. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Vinken, H., & Claessen, J. (2010). Leraar24 in de eerste vier maanden van 2010. Bezoekcijfers in het licht van aanbod en publiciteit. Leraar24-rapportenreeks, nummer 7. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Vinken, H. (2010). Bekendheid, gebruik en waardering van Leraar24. Een meetexperiment bij leraren en directeuren primair onderwijs. Leraar24-rapportenreeks, nummer 10. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Vinken, H., & Claessen, J. (2010). Leraar24 van mei tot en met augustus 2010. Leraar24rapportenreeks, nummer 11. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Wolput, B. van. (2010). Leraar24 in 2009. Gebruikersonderzoeken met de panels van SBL. Leraar24rapportenreeks, nummer 2, m.m.v. R. van Kampen & H. Vinken. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Wolput, B. van, & Vinken, H. (2010). Opinies van gebruikers over Leraar24. SBL-lerarenpanel januarifebruari 2010. Leraar24-rapportenreeks, nummer 8. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
Wolput, B. van, & Vinken, H. (2010). Leraren over Leraar24. Bijeenkomsten SBL-lerarenpanel maartapril 2010. Leraar24-rapportenreeks, nummer 9. Heerlen: Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit.
6c
Wikiwijs rapporten
Buuren, H. van, Acker, F., van, Kreijns, K., & Verboon, P. (2010). Rapport Nulmeting Wikiwijs Onderzoek onder leerkrachten in het primair onderwijs, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs naar gebruik, ontwikkeling, delen van digitale leermaterialen en professionaliseringsbehoeften bij de start van Wikiwijs. Heerlen: Open Universiteit en Ruud de Moor Centrum. Intern rapport.
50
7
Congres- en conferentiebijdragen
Adan, I., Perrenet, J., & Zwaneveld, B. (2010). Over het onderzoek naar de diversiteit in representaties van de modelleercyclus bij studenten en begeleiders/probleemhebbers bij de BSc Technische Wiskunde. Technische Universiteit Eindhoven, 9 juli 2010.
Bijlsma, L., Schuwer, R., & Vrie, E. van de. (2010). Informatica Open Educational Resources. In Proceedings van het 9e Nationale Informatica Onderwijs Congres (NIOC 2009), deel 2.
Dirckinck-Homlfeld, L., Hodgson, V., Jones, C., Laat, M.F. de, McConnell, D., & Ryberg, T. (2010). Networked Learning. Conference proceedings for the 7th International conference on Networked Learning, Aalborg, Denmark.
Evers, A. (2010). Organising Teachers’ Professional Development at Work. Research Symposium Maastricht School of Management, 24 June, Maastricht, The Netherlands.
Gerrichhauzen, J. (2010). Gaming crisismanagement. Workshop Fontys, Hoge School Zuyd, Université de Metz, Kennispoort Eindhoven, 7 mei 2010.
Laeken, M. Van, Brouwer, N., & Geerts, W. (2010). Wat zie jij in deze les?. Presentatie VELONVELOV-congres, Noordwijkerhout, 2010.
Lutgerink, J. (2010). Zoeken, maken en delen van digitaal leermateriaal; hoe doe je dat? Lezing I & I conferentie, Lunteren, 24 en 25 november 2010.
Martens, R. (2010). Wittering.nl . Keynote lezing bij startconferentie bij nieuw schoolgebouw Wittering.nl, Rosmalen (mei 2010). Martens, R. (2010). (interesse + verbondenheid)=interesse2. Keynote lezing op congres en politiek debat ‘In het onderwijs kan het wel’. Rotterdam: 29 mei 2010.
Martens, R. (2010). Crisis in onderwijsonderzoek. Keynote lezing conferentie Lessen uit onderzoek. Kennisnet, ministerie OCW, Agentschap.nl, PO raad, VO-Raad: Utrecht.
Schuwer, R. (2010). Wikiwijs, A Nation Wide Initiative on OER. Congres Open Courseware Consortium. Hanoi Vietnam, 5-7 mei 2010.
Veen, D. J. van der, & Nielissen, G. (2010). Een leerarrangement met toekomst: kennis van kennisbanken, Velon-conferentie 9 maart 2010, Noordwijkerhout.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
51
Veen, D. J., van der, & Hoven, G. van der. (2010). De Kennisbasis, na de ontwikkeling nu de implementatie, Velon-conferentie , 9 maart 2010, Noordwijkerhout (NL).
Wassink, H. (2010). Eigenaarschap, dialoog en verantwoordelijkheid van leraren. Paper presented at the CPS Middenmanagers conferentie, Amersfoort.
8
Overige bijdragen en presentaties
Alphen, W.P. van, & Dieleman, A. (2010). Projectrapportage Da Vinci Academie. Ontwikkeling van kenniskringen. (Da Vinci).
Alphen, W.P., van, & Eerd, J. van. (2010). Essenties van de ontwikkeling van het Register Praktijkleren. workshop RdmC (publicatie in voorbereiding voor Onderwijs Innovatie).
Balen, J. van, Geerts, W., & Laeken, M. Van. (2010). Beeldenspel, proefuitgave NHL Lectoraat Werkplekleren en ICT en Ruud de Moor Centrum.
Benfield, G., & Laat, M.F. de (2010). Collaborative knowledge building. In R. Sharp & H. Beetham. Rethinking Learning. London: RouthledgeFalmer.
Besten, N., & Dresen, M. (2010). De lerende school in beeld. Heerlen: RdMC.
Bie, M. (2010). Anders bevoegd, elders bekwaamd Professionaliseringswensen van anders bevoegde leraren Latijn en Grieks. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Bie, M. de, & Hanraets, I. 2010). Netwerken voor leraren klassieke talen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum (brochure).
Bie, M. de (2010). Proeven van LD-bekwaamheid. Docenten in ontwikkeling binnen een traject Verdieping – Verbreding leraarschap LD. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum (brochure).
Bie, Marion de. (2010). Professionaliseringswensen van anders bevoegde docenten Latijn en Grieks Uitgebreide rapportage t.b.v. Vereniging Classici Nederland. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
BMC: Schut, H., Vrieze de, I., & Sleegers, P. (klaar voor redactie en vormgeving RdMC). Onderzoeksrapport: Hoe kunnen docenten leerlingen motiveren – Een onderzoek naar de rol van docenten bij het motiveren van leerlingen - Klaeijsen, A. & Hendriks, L. zijn nauw bij de totstandkoming betrokken geweest als ‘redacteur’
52
Bolhuis, S. (2010). Wie leert er wat van welk onderzoek? Over spraakverwarring en andere obstakels tussen onderwijspraktijk en wetenschappelijke praktijk. Heerlen: RdMC-symposium.
Botta, G., Etteger, M. van, Foks, M., Hoffen, Z. van, Moonen, B., Odenthal, L., & Wassink, H. (2010). Verandering: scholen in beweging. Instrumenten voor verandering. Amersfoort: CPS.
Brouwer, N. (2010). Verbeelden van onderwijsbekwaamheid. Heerlen: RdMC (tweede druk)
DVK: Besten den, N. & Linden van der, E. (klaar voor redactie en vormgeving RdMC). Boekje voor docenten met als titel: Een lerende schoolcultuur. Hendriks, L. & Klaeijsen. A. zijn nauw bij totstandkoming betrokken geweest als ‘redacteur’.
Dobbelaere, J. de, & Lutgerink, J. (2010) Kennisbank scheikunde, release mei 2010. Toevoeging gecondenseerde resultaten van literatuuronderzoek en geredigeerde bijdragen van studenten in het kader van onderzoeksopdrachten. RdMC portal > vakken > scheikunde > tabblad ‘Nieuw’ (http://content-e.ou.nl/contente/pub_RDMC/KBSK_Prototype_09102008_1223556594897/documents/mi_40159_do_33053.htm)
Fiers, N., & Gompel, Tr. Van. (2010). Het zijn de kleine verschillen die het hem doen. Heerlen: RdMC/PiusX/Orion.
Geerts, W., & Laeken, M. Van. (2010). Didi-vignet. Heerlen: Ruud de Moor Centrum (Didiclass NHL).
Geerts, W., & Laeken, M. Van. (2010). Opdracht Werkvormen, proefuitgave NHL Lectoraat Werkplekleren en ICT en Ruud de Moor Centrum.
Goes, M., Beeksma, M., Delea, P., & Hooijer, J. (2010). Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden. Heerlen: RdMC.
Graaf, M. de, & Loon, M. van. (2010). Et si on parlait francais? Joignons le geste à la parole. Heerlen: RdMC/PiusX/Heerbeek.
Haythornthwaite, C., & Laat, M.F. de (2010, May). Social networks and learning networks: Using social network perspectives to understand social learning.
Hartog, J. den, Nielissen, G., Oosterwaal, L., & Zwaneveld, B. (2010). Rekenen door denken: Visie opprofessionaliseren met behulp van een website. (Cilor)
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
53
Hendriks, L. & Klaeijsen, A. (in voorbereiding). Artikel over het congres ‘Coaching, maar dan anders’, dat door OGVO op 1 december 2010 is georganiseerd.
Hendriks, L. (in voorbereiding). Artikel over randvoorwaarden voor coaching in het onderwijs.
Hendriks, L. (in voorbereiding). Artikel: Intervisie in het primair onderwijs.
Hessels, M. (2010). Lycée classique moderne. Heerlen: RdMC/Heerbeek/Orion.
Hooijer, J., Meijs, C., & Lindert, A. te. (2011). De onderzoekende leraar. Heerlen: Ruud de Moor Centrum.( FLOT).
Hooijer, J., Amersfoort, D.van, Lindert, A. te. (2011). Samen werken, samen leren. Heerlen: Ruud de Moor Centrum.( BMS).
Hooijer, J., & Amersfoort, D. van. (2011). Leren, innoveren en netwerken in PO en pabo in Fryslan. Heerlen: Ruud de Moor Centrum. (Netwerken NHL).
Jonkers, J. (2010). Werken met het actualiteitsprincipe binnen de beeldende vakken in het voortgezet onderwijs. Heerlen: RdMC/PiusX/Orion.
Kessels, J. (2010). Een leven lang leren: nieuwsgierigheid en geloof in eigen kunnen. Heerlen: Symposium RdMC.
Klaeijsen, A. (in voorbereiding). Artikel over betekenis van type motivatie van leerlingen voor het handelen van docenten; tijdschrift nader te bepalen.
Klaeijsen, A., & Hendriks, L. (in voorbereiding). Artikel over het mentoraat binnen het vmbo (waarschijnlijk in Van 12 tot 18)
Klaeijsen, A., & Reijnders, L. 3 artikelen in het blad van de Vecon; 2 daarvan zijn in 2010 gepubliceerd, het slotartikel wordt waarschijnlijk in februari 2011 gepubliceerd.
Klomp, J., & Thielen, S. (2010). Bovenbouw havo problematiek. Heerlen: RdMC/Orion/Strabrecht.
Kommers, H. & Dresen, M. (2010). Teamwerken is teamleren? Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Korenhof, M., Amersfoort, D.van, Meijs, C., & Coors, P. (2011). Geef de leerkracht de middelen voor zijn vak terug. Heerlen: Ruud de Moor Centrum. (Hofscholen).
54
Korenhof, M., Meijs, C., & Amersfoort, D.van. (2011). Verbonden in leren. Heerlen: Ruud de Moor Centrum.( Mosalira).
Korenhof, M., Schreurs, B., Meijs, C., & Laat, M. de. (2010). Netwerkleren in het onderwijs. Onderwijsinnovatie 4, 17-25.
Kranenburg, F., Koopman, G.J., Wismans, G., Gratama van Andel, S., & Laat, M.F. de. (2010). Virtual Action Learning in het Hoger Onderwijs. In M.F. De Laat, G. Wismans & J. Zuylen (Eds.) Virtual action Learning en Lerend Lesgeven met ICT. Reeks Onderwijsvernieuwing, nr. 14.
Laat, M.F. de, Wismans, G., & Zuylen, J. (2010). Virtual Action Learning en Lerend Lesgeven met ICT. Redactie Reeks Onderwijsvernieuwing, nr.14.
Lieshout, R. van, & Schreurs, S. (2010). Dubbel actief met LO2. Heerlen: RdMC/PiusX/Orion.
Lutgerink, J. (2010). Redactionele richtlijnen en schermpresentatie van digitaal lesmateriaal. Onderzoek, selectie en condensatie van professionaliseringsmateriaal voor 2 van 17 kennisgebieden, die gedefinieerd zijn binnen de professionaliseringssite van Wikiwijs. RdMC portal > professionaliseren > leermateriaal ontwikkelen > handreiking redactionele richtlijnen en schermpresentatie. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum, http://content-e.ou.nl/contente/pub_RDMC/Redactionele_richtlijnen_en_schermpresentatie_1288621410413/index.htm.
Lutgerink, J. (2010) Kennisbank scheikunde, release december 2010. Combinatie kennisbank met meerkeuzetoetsenbank en verschillende aanvullingen op basis van literatuuronderzoek. http://portal.rdmc.ou.nl/portal-live/portal/vakken/scheikunde, tabblad nieuw, update 22 december 2010.
Martens, R. (2010). Deelname aan het Breed Onderwijsdebat. VO-raad, Hoogeveen, 20-5-2010.
Martens, R. (2010). Hoger onderwijs moet beter. Interview n.a.v. rapport commissie Veerman. Diverse GPD dagbladen. 14-4-2010.
Martens, R. (2010). Méér als kennis die werkt. Leren en werken in de toekomst. Interview. Vector, 12, 18-19.
Martens, R. (2010). Geen lokalen, wel eurekaruimte. Interview Volkskrant, 1-6-2010, p. 10.
Martens, R. (2010). Val docenten niet lastig met vage cursussen. Interview. Didaktief, 6, 32-33.
Martens, R. (2010). Onderwijs in de wereld van morgen. Interview. Perspectief PO, 13, 14-15.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
55
Martens, R. (2010). Maatregelen omtrent centrale toetsing minister van Bijsterveldt. Interview diverse GPD dagbladen. 7-12-2010.
Martens, R. (2010). Radio-interview over Maatregelen omtrent centrale toetsing en profielen VO. L1 Balkon van Limburg. 8-12-2010.
Martens, R. & Beulen, E. (2010). Beelden en motivatie. Key note lezing congres Pakkende vorm!. Tilburg: Fontys.
Martens, R. (2010). Aansturing van onderwijs: visionairs of boekhouders? Onderwijsinnovatie.(PPPPP)
Martens, R. (2010). Onderwijs meer dan een competitie. Van twaalf tot achttien, september 2010, 20-21.
Mies, N. (2010). Doorstroming van onder- naar bovenbouw bij de moderne vreemde talen Engels, Duits en Frans. Heerlen: RdMC/PiusX/Orion.
Münstermann, H., & Hermans, V. (2010). Samenwerken tijdens de hele schoolloopbaan. VOmagazine 1, 28-30.
Schrader, C., & Bastiaens, T. (2010). Review of Rey, G.D. (2009). E-Learning: Theorien, Gestaltungsempfehlungen und Forschung. Bern: Verlag Hans Huber, Hogrefe AG. E-learning and Education (eleed) Online-Journal, 6(2010).
Schreurs B., Heeroma N., Meulen, M. van der. (2010). Actuele Ontwikkelingen bij de beroepsgroep. Heerlen: Ruud de Moor Centrum Open Universiteit.
Schuwer, R., Lutgerink, J., Hermans, V., Bie, M. de, Dieleman, A., & Timmermans, G. (2010). Van leerplan naar leerlijn. (arrangeren).
Schuwer, R. (2010). Open educational resources, een inleiding. In M. de Kort (redactie), Open Boek over Open educational resources. ISBN 978-90-79447-45-9, pp. 11-15.
Swinkels, M. (2010). Achtergrondinformatie bij actualisering zorgstructuur Pius X college deel 1. Heerlen: RdMC/PiusX/Orion.
Swinkels, M. (2010). Achtergrondinformatie bij actualisering zorgstructuur Pius X college deel 2. Heerlen: RdMC/PiusX/Orion.
56
Theuws, K. (2010). Evaluatie van de nieuwe scheikunde module “Ontwikkeling van Wetenschap”. Heerlen: RdMC/PiusX/Orion.
Vedder, J., Laeven, A., & Delea, P. (2010). Competenties in de vingers krijgen. Heerlen:RdMC/AsBeCo/SBO.
Walhout, J., & Nielissen, G. (2010). Handelingsverlegenheid. (M-Apple).
Wassink, H. (2010, 2010-10-23). Ontslagrecht leraren is niet het probleem, NRC Handelsblad.
Wismans, G., & Laat, M.F. de. (2010). Videogebruik bij het opleiden van docenten. In M.F. de Laat, G. Wismans, & J. Zuylen (Eds.) Virtual action Learning en Lerend Lesgeven met ICT. Reeks Onderwijsvernieuwing, nr. 14.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
57
58
Bijlage 2: Personeelsopbouw, academische vorming en samenstelling Wetenschappelijke raad en Redactiecommissie A. Personeelsopbouw en personele bezetting In verschillende functies binnen het RdMC (de exacte en actuele profielen zijn te vinden in de universitaire functieprofielen omschrijving UFO) wordt onderzoek verricht. Budgettair is bijna één miljoen euro geoormerkt voor onderzoek. Het gaat om ongeveer 25 mensen (inclusief externe promovendi). In fte is dit 7,4.
‘In totaal is in de begroting een bedrag van €1.200.000 opgenomen als directe kosten voor de vijf programma’s (zie hoofdstuk 7: programmabegroting 2011). Daarvan is €725.000 bedoeld voor het inrichten en uitvoeren van de programma’s en €475.000 voor het uitvoeren en begeleiden van promotieonderzoek.
De programma’s zijn leidend voor alle werkzaamheden van het RdMC. Er bestaat daardoor geen strakke scheiding tussen de programma’s, vraagsturing en het toegankelijk maken van kennis. Indirect zijn de kosten van vraagsturing (€ 4.296.000), kennis toegankelijk maken (€ 757.500) en ict/multimediadeel van organisatie (€ 438.500, VWL-M) toe te rekenen aan de programma’s.’
B. Academische vorming en professionalisering Voor de medewerkers die onderzoek uitvoeren wordt het lidmaatschap van ICO en VOR en aansluiting bij NeLLL indien mogelijk bevorderd om de nodige academische ‘vorming’ en netwerken te bereiken. Opleiding van promovendi kan hieruit voornamelijk geput worden en wordt waar nodig verder ondersteund vanuit het RdMC. Deel van de academische vorming en professionalisering betreft ook de eerder genoemde congresen conferentiebijdragen waar gerapporteerd wordt over diverse onderzoeksresultaten. In promotieprojecten is standaard een bedrag van 4.500 euro begroot voor twee nationale en twee internationale conferentiebezoeken. Promovendi worden gestimuleerd zelfstandig aanvullende financieringsbronnen te zoeken en kosteneffectief te reizen. De procedure voor nieuwe aanvragen voor promoties is zoveel mogelijk vormgegeven op basis van de procedure zoals gehanteerd wordt voor de ‘jonge’ promovendi die aangesloten zijn bij NELL en de algemeen gebruikelijke normen zoals bijvoorbeeld NWO hanteert voor Aio plaatsen.
Inhoudelijk dienen als uitgangspunten voor onderzoek van RdMC de volgende begrippen: toespitsen op de rol van de docent, empirisch, controleerbaar, herhaalbaar (leren van ervaringen), duurzaamheid van kennis, expliciteren, verantwoorden, openstellen voor kritiek en schriftelijke evaluatie. De context van het RdMC-onderzoek is altijd: er is een relatie met kwalitatieve tekorten van en kwantitatieve tekorten aan leraren, professionalisering van beginnende en zittende leraren, werkplekleren en plaats-, tijd- en tempo-onafhankelijkheid.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
59
Er is naar gestreefd om bij alle rapportages vanuit het RdMC waarbij een onderzoekscomponent aan de orde is, de onderzoeksmatige en redactionele kwaliteit te waarborgen vanuit het onderzoeksprogramma. Zoals elders aangegeven is de streefnorm op termijn een wetenschappelijke publicatie per jaar per 0,5 fte onderzoekscapaciteit.
C. Samenstelling Wetenschappelijke raad en Redactiecommissie De samenstelling van de Wetenschappelijke raad was in 2010: –
Prof. dr. Th. Bastiaens
–
Prof. dr. H. Coonen
–
Prof. dr. M. Vermeulen
De Programmaleider onderzoek Prof. dr. R.L. Martens treedt op als voorzitter.
De samenstelling van de Redactiecommissie was in 2010: –
Prof. dr. P.J.J. Stijnen (voorzitter)
–
Prof. dr. R.L. Martens
–
Wisselend naar onderwerp een of twee leden uit de wetenschappelijke staf (inclusief de hoogleraren)
–
Waar relevant en mogelijk ook de afnemende partij (hoewel dat ook de nodige aandacht in het voortraject moet hebben).
60
Colofon Uitgave Ruud de Moor Centrum Open Universiteit april 2011
Bezoekadres Valkenburgerweg 177 6419 AT Heerlen telefoon 045- 576 22 22
Postadres Postbus 2960 6401 DL Heerlen
Tekst Prof. dr. P.J.J. Stijnen Prof. dr. R.L. Martens
Bureauredactie Drs. J.L.C. Arkenbout
Lay-out Evelin Karsten-Meessen
Omslag Team Visuele communicatie, Open Universiteit
Oplage 50 exemplaren
Voor digitale weergaven van andere RdMC publicaties kan ook de volgende site worden geraadpleegd: www.ou.nl/Ruud de Moor Centrum
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
61
62
Eerder verschenen RdMC-rapporten
Janssen, S., Jansen, F., Schaepkens, H., & Groot, M. de (2011). Van teamontwikkeling naar persoonlijke ontwikkeling en omgekeerd. Evaluatie van een aanpak voor teamontwikkeling bij het ROC Koning Willem I College. Rapport 16. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes-Daniëls, M., & Vermeulen, M. (2011). Teamontwikkeling in de Dutch Health Tec Academy. Het gebruik van datafeedback bij het handelen van leraren in de CGO. Rapport 15. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes-Daniëls, M., & Vermeulen, M. (2011), Teamontwikkeling in de opleiding Facilitaire dienstverlening. Het gebruik van datafeedback bij het handelen van leraren in de CGO. Rapport 14. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Vermeulen, M., Klaeijsen, A., & Martens, R. (red). (2011). De lerende leraar. Docentprofessionalisering in de praktijk. Bundel met deelrapporten Ruimte voor professionalisering (ITS), Professionalisering in het buitenland (ITS) en Professionalisering in het primair onderwijs (IVA en KBA). Rapport 13. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Martens, R., & Stijnen, P. (2010). Jaarverslag onderzoek 2009 Ruud de Moor Centrum. Rapport 12. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van Kessel, N., Rens, C. van, & Vrieze, G. (2010). Ruimte voor professionalisering. Formele regelingen voor professionalisering van leraren en het gebruik ervan. Rapport 11. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes-Daniëls, M., Vermeulen, M., Jansen, D. (2010), Competentiegericht Opleiden in de Uiterlijke Verzorging. Onderzoek naar het handelen van leraren in CGO bij ROC Eindhoven. Rapport 10. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Brand-Gruwel, S., Walhout, J. (2010), Informatievaardigheden voor leraren. Rapport 9. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Hovius, M., Kessel, N. van (2010), Professionalisering van leraren in het buitenland. Een inventarisatie van de stand van zaken in twaalf Europese landen. Rapport 8. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kuijk, J. van, Gennip, H. van, Wester, M., Smit, F., Claassen, A. (2010), Samen professionaliseren, samen uitvoeren. Evaluatie vraaggestuurde projecten 2009 Ruud de Moor Centrum. Rapport 7. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Frietman, J., Kennis, R., Hövels, B. (2010), Managen van informeel leren: hoe ver kun je gaan? Een verkennende studie naar kwaliteitsmanagement van het informeel leren van leraren. Rapport 6. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Dungen, M. van den, Smit, W. (2010), Meerdere wegen naar professionalisering. Rapport 5. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Zwaneveld, B., Rigter, H. (2010), Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs. Rapport 4. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
63
Someren, K. van, Doornebos-Klarenbeek, D., Walhout, J. (2010), Een pakkend begin! Vakdidactiek en economie. Ruim 30 concrete voorbeelden voor het economieonderwijs om goed van start te gaan. Rapport 3. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes, M., Beeksma, M., Delea, P., Hooijer, J. (2010), Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHLHogeschool Leeuwarden. Eindverslag van de samenwerking tussen de NHLHogeschool Leeuwarden en het Ruud de Moor Centrum, de activiteiten en de resultaten in de periode 2005-2009. Rapport 2. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes, M., Delea, P., Laat, M. de (2010), Onderzoek naar de succes- en faalfactoren bij het leernetwerk Consortium VMBO-MBO. Rapport 1. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Eerder verschenen RdMC-publicaties
Stevens, L.M. (2010), Zin in onderwijs. Inaugurale rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Martens, R.L. (2010), Zin in onderzoek. Docentprofessionalisering. Inaugurale rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Martens, R.L. (2009), RdMC onderzoeksprogramma 2009-2011, Succesvol leven lang leren op de werkplek: onderzoek naar de praktijk van docentprofessionalisering. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Dekeyser, H.M., Nielissen, G., Kallenberg, A. & van der Veen, D.J. (2009), Kennis van kennisbanken, Maatwerk in de professionalisering van beginnende leraren. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Evers, A., Reynders, L. & Janssen, S. (2008), Het karakter en de ambities van de Academische School Limburg. Professionaliseren van binnenuit. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Potters, H. & Poelmans, P. (2008), Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs. Bevindingen van 7 pilots. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Bastiaens, Th.J. (2007), Onderwijskundige innovatie: Down to earth. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Gerrichhauzen, J.T.G. (2007), De lerende en onderzoekende docent. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Brouwer, N. (2007), Verbeelden van onderwijsbekwaamheid. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Schulte, F. (2007), E-coaching van docenten-in-opleiding in de opleidings- en schoolpraktijk. Bevindingen uit de E-coaching pilots van het project E-didactiek van het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit Nederland. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
64
Kallenberg, A.J. (2007), Opleiden van leraren bij institutionele samenwerking: Een vierluik. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van Ingen, S., Joosten-ten Brinke, D., Schildwacht, R. & Knarren, J. (2007), Formatieve Assessments voor Docenten. Een evaluatierapport. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Evers, A., Vermeulen, M. & van der Klink, M. (2007), The need to invest in teachers and teacher education. How to manage costs and achieve quality in teacher education? Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van der Klink, M., Evers, A. & Walhout, J. (2006), De kwaliteit van EVC in de lerarenopleidingen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Luchtman, L. (red.) (2006), E-coachen voor lerarenopleiders. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van der Klink, M. & Schlusmans, K. (red.) (2006), EVC voor Velen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Hanraets, I., Potters, H. & Jansen, D. (2006), Communities in het Onderwijs. Adviezen en tips, een handreiking voor moderatoren. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Staal, H. (2006), De Kennisbank Wiskunde en competentiegericht opleiden van leraren. Verslag van een samenwerking tussen de Educatieve Hogeschool van Amsterdam en het Ruud de Moor Centrum. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Firssova, O., Jeninga, J., Lockhorst, D. & Stalmeier, M. (2006), Begeleiden van zij-instromers met een digitaal portfolio. Verslag van een pilot. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Xu, W. (2005), Preliminary requirements of social navigation in a virtual community of practice. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van Veen, M.J.P. (red.) (2005), Door de bomen het bos: Informatievaardigheden in het onderwijs. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Zwaneveld, G. (2005), Wiskunde en informatica: innovatie en consolidatie. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Coonen, H.W.A.M. (2005), De leraar in de kennissamenleving. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kolos-Mazuryk, L. (2005), META: Enhancing Presence by means of the social affordances. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kluijtmans, F., Becker, B., Crijns, M. & Sewandono, I. (2005), Anders leren, anders organiseren!? Eindrapport van het project Leraar anders: herontwerp van schoolorganisaties. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes, M., Dresen, M. & van der Klink, M. (2005), Zonder leraren geen meesterlijke ontwikkeling. Het uitwerken van kenmerkende beroepssituaties. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Jansen, D., Schuwer, R. & Dekeyser, H.M. (2005), RdMC-applicatieprofie. Een poldermodel voor omgaan met metadata. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
65
Dekeyser, H.M. & Schuwer, R. (2005), Ontwikkelen van kennisbanken en digitale leermaterialen. Enkele Handreikingen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Poelmans, P. (2005), Community of practice ‘Nieuwe leraren’, Evaluatie pilot met VO docenten. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Klap-van Strien, E. (2005), Recente trends in opleiden en leren in arbeidsorganisaties met aandacht voor zingeving en bezieling. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Broeksma, H.C.E. (2004), E-nabling E-learning, onderzoeksrapport. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Vermeulen, M. (2003), Een meer dan toevallige casus. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Stijnen, P.J.J. (2003), Leraar worden: ‘under construction’?. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
66
Jaarverslag Onderzoek: 2010 RdMC
67
Rapport 17
Jaarverslag Onderzoek RdMC 2010
Sjef Stijnen Rob Martens
Ruud de Moor Centrum Ruud de Moor Centrum
Open Universiteit Open Universiteit rdmc.ou.nl
rdmc.ou.nl