Jaarverslag Meldingen M&G 2010 Meldingen van burgers over Milieu & Gezondheid
Uitgave GGD Amsterdam, cluster Leefomgeving, september 2011
Tekst Frits van den Berg m.m.v. Martijn Krijgsman, Ben Rozema, Rob van Strien
Vormgeving Margreet Swart
Jaarverslag Meldingen M&G 2010 Meldingen over Milieu en Gezondheid van burgers in het werkgebied van GGD Amsterdam
Inleiding Meldingen: een aantal voorbeelden Aantal meldingen per stadsdeel/gemeente Aantal meldingen per compartiment Agentia (milieuoorzaken) Gezondheidseffecten Bronnen van klachten Tevredenheid cliënten Financiering en tijdsbesteding 9.1) Financiering 9.2) Tijdsbesteding 10) Vooruitblik Bijlage: behandeling van meldingen 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9)
2 3 7 8 9 10 11 11 12 12 13 15 16
1) Inleiding Dit jaarverslag geeft een overzicht van de milieugerelateerde gezondheidsklachten van burgers (inwoners) die de afdeling Milieu & Gezondheid van de GGD Amsterdam in 2010 heeft behandeld. De opdrachtgevers voor de behandeling van deze klachten zijn de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn, alsmede de Amsterdamse Stadsdelen. Doel van deze rapportage is inzicht geven in de aard en het aantal van deze klachten. Vanaf 2006 registreert de afdeling Milieu & Gezondheid meldingen in het landelijk registratieprogramma MGK (MilieuGezondheidsKlachten). Sinds 1 januari 2009 zijn we overgestapt op het nieuwe landelijke programma OSIRIS Milieugezondheidsklachten dat is afgeleid van het gelijknamige programma bij Infectieziekten. Daarnaast zorgt het RIVM periodiek voor een landelijk overzicht van geregistreerde milieugerelateerde gezondheidsklachten waardoor landelijk inzicht kan worden verkregen in aantal en aard van de meldingen. Na de stijging van het aantal meldingen in 2006 en 2007 (jaartotalen resp. 360 en 558) en een daling in 2008 (480) lieten 2009 (495) en 2010 (510) weer een lichte stijging zien.
blz. 2
2) Meldingen: een aantal voorbeelden Hieronder volgen ter illustratie van de werkzaamheden een aantal meldingen uit 2010. Deze zijn verdeeld over de gemeenten en verschillende onderwerpen, waarin kort het probleem en de behandeling door de afdeling Milieu & Gezondheid worden geschetst. Vocht en schimmel in kleine woning Een gezin met drie kinderen in Amsterdam West woont op de begane grond in een kleine woning met woonkamer, slaapkamer een keuken en een douche. De gezinscoach heeft de GGD ingeschakeld vanwege de luchtwegklachten van een van de kinderen. In de slaapkamer en de douche zijn schimmelplekken zichtbaar. De slaapkamer staat vol met kasten en bedden. De deur naar de tuin durven ze niet open te doen vanwege de muizen. De slaapkamer waar vijf mensen slapen heeft met een klein rooster veel te weinig ventilatie. Het vocht dat niet weg kan slaat neer op de muur en vormt een goede voedingsbodem voor schimmel. Aan de bewoners adviezen gegeven om meer en permanent te ventileren. Advies aan verhuurder is om extra roosters of raampjes aan te brengen. Een (te) kleine woning met een gezin geeft snel vocht en schimmelproblemen. Vocht, schimmel en ventilatie In een gezin met twee jonge kinderen op de begane grond in een oud pand in Amsterdam West zijn luchtwegklachten en klachten over vocht en schimmel op de wanden. De houten vloer is vijf jaar geleden uitgebroken en vervangen door een betonvloer. Uit metingen blijkt dat er te weinig geventileerd wordt. Bij Waternet navraag gedaan over de grondwaterstand die niet abnormaal hoog is. Er zijn wel problemen geweest met wortelgroei van bomen in de riolering, maar de riolering is vernieuwd. Advies gegeven om de vochtproductie in huis te verminderen en meer te ventileren. We vinden de grote kantelramen niet goed voldoen als ventilatievoorziening: ’s winters is de opening te groot. Daarnaast is het hier (woning op begane grond) belangrijk om raampjes of andere ventilatievoorzieningen inbraakveilig aan te brengen omdat ze anders niet worden gebruikt. Overlast van kinderdagverblijf Een bewoner in Amsterdam Zuid heeft al lang last van het geluid van een kinderdagverblijf onder hem. Het veelvuldige schreeuwen en huilen en lawaai van dichtslaande deurtjes maakt hem geconcentreerd (thuis)werken onmogelijk. Via de milieuwetgeving is hier echter niets aan te doen. Mogelijk kan het worden behandeld als burenlawaai, waarbij men bijvoorbeeld afspraken kan maken over de beperking van het geluidsniveau of de tijdstippen waarop het lawaaiig of stil is. Dit moet niet strijdig zijn met het oordeel van de Inspectie Kinderopvang, ook van de GGD, die er juist op toe moet zien dat er geen restricties worden opgelegd aan de tijden waarop kinderen buiten mogen spelen. Hoewel dit principe overeind moet blijven, wordt er in de praktijk niet voortdurend buiten gespeeld en is er meestal maar in een beperkt aantal uren buitenspelen voorzien. De problematiek wordt besproken met de leiding van het kinderdagverblijf en een medewerker van het stadsdeel. De bewoner krijgt aanvankelijk informatie over de geluidsproblematiek in kinderdagverblijven waarover wij beschikken. Uiteindelijk wordt een bemiddeling aangevraagd bij Beterburen tussen bewoners en het kinderdagverblijf. Dit lijkt goed te zijn verlopen. Onduidelijk is nog in hoeverre partijen zich aan de afspraken gaan houden.
blz. 3
Koolmonoxide (CO) en ventilatie Op verzoek van de brandweer, waarmee deze samenwerking is afgesproken, onderzoeken we de oorzaak van een verhoogde concentratie koolmonoxide (CO) in een woning in Zuidoost na een CO-alarm. Na een mislukte poging tot contact via de post (bewoonster bleek later analfabeet) langsgegaan en aangebeld. Mevrouw durft bijna niet te slapen omdat ze bang is dat er weer teveel CO binnenkomt. De monteur is inmiddels geweest en heeft in enkele woningen defecten geconstateerd die zijn verholpen. Uit de combiketel zou geen CO de woning in kunnen komen, want deze heeft een eigen aanvoer voor verse lucht en afvoer voor verbrandingslucht. De bewoonster ventileert overdag goed, maar ’s nachts doet ze alle ramen dicht. Een rooster in de keuken heeft ze afgeplakt omdat het teveel tocht. De mechanische ventilatie zuigt goed af, eigenlijk teveel voor maar één bewoner. Het probleem lijkt dat door onderdruk in de woning buitenlucht de woning in worden gezogen via de ketel. Daarmee kunnen dus ook verbrandingsgassen en CO binnenkomen. Deze bevindingen aan bewoonster meegedeeld en aan verhuurder. De resultaten ondersteunden eigen onderzoek van de verhuurder die bezig is maatregelen af te wegen voor het gehele complex waar de woning deel van uitmaakt . Basisscholen onder vliegtuiggeluid Twee basisscholen in Aalsmeer gaan samen naar één gebouw, waarbij nog een keuze moet worden gemaakt tussen twee locaties. Een lid van de Ouderraad wil van de GGD graag weten wat wij van deze locaties vinden, omdat de locaties dichtbij een vliegroute naar/van Schiphol liggen. Wat betreft vliegtuiggeluid verschillen de nieuwe locaties onderling nauwelijks. De geluidbelasting ligt bijna precies tussen die van de oude locaties in. Voor kinderen van de ene school is er, wat betreft leesprestatie en hinder, sprake van een verbetering, voor kinderen van de andere van een verslechtering. We hebben geadviseerd dat bij de uiteindelijke keuze van de locatie de beste keuze af zal hangen van vele andere factoren. De verhuizing heeft maar beperkte veranderingen tot gevolg voor wat betreft de gevolgen van het vliegtuiglawaai. Door goede geluidisolatie zouden deze effecten nog kunnen worden verminderd. Lekkage in nieuwe woning Gezin met vier kinderen in nieuwbouwhuis in Amsterdam Oost. Door langdurige lekkage zijn er klachten: schimmel in de slaapkamers en douche, overlast van muffe geur en luchtwegklachten. De tegels in de badkamer zijn voor een deel los en vanuit de badkamer sijpelt al lange tijd water door de muur naar de omliggende kamers. Meerdere woningen in dit blok hebben last van lekkage. In nieuwbouwhuizen worden alle leidingen (waterleidingen voor warm en koud water, verwarming, afvoer) in de betonvloer verwerkt. De gevolgen van lekkages komen pas na langere tijd aan het licht en de oorzaak is lastig op te sporen en te repareren. In dit geval is er tussen de bouwer en de verhuurder een conflict over de aanpak van het probleem en de aansprakelijkheid van de kosten, waardoor herstel uitblijft. Na advies van de GGD en het Wijksteunpunt Wonen wordt uiteindelijk de douche volledig uitgebroken en vernieuwd terwijl het gezin wel in de woning moet blijven wonen. De overlast is groot. De lekkage blijkt daarna niet geheel verholpen en er blijft overlast veroorzaken. Meneer blijft in een strijd met de verhuurder over vergoeding van de schade aan zijn vloerbedekking en andere kosten door de lekkage. Kwik op de vloer Melding via de brandweer over een kapot gevallen kwikbarometer in Uithoorn. De barometer is opgeruimd en de woonkamer is door een bedrijf schoongemaakt. Na de vakantie van de bewoners zijn metingen gedaan waaruit bleek dat er kwik aanwezig was onder de plinten en in kieren van de parketvloer. Ook bij de stofzuiger was kwikdamp te meten terwijl deze niet tijdens de schoonmaakactie was gebruikt. In de
blz. 4
wasmachine en wasdroger was kwikdamp te meten omdat er dweilen waren gewassen en gedroogd. Ook hier blijkt dat er zonder zorgvuldig opruimen een grote kans is op blijvende blootstelling, wat tot een hoger gezondheidsrisico leidt. Dit is vooral van belang bij een kwikbarometer omdat die veel kwik bevat (tot één kilogram), veel meer dan een kwikthermometer. Op ons advies is door een bedrijf met ervaring in kwikmorsingen nogmaals een schoonmaakactie gehouden. Na deze schoonmaakactie blijkt de hoeveelheid kwikdamp sterk verminderd. Stankoverlast In april komt er een melding binnen van een mevrouw die een appartement op de begane grond bewoont in Amsterdam Oost. Het appartement is gelegen naast een containerruimte van het complex. Ze heeft erg veel last van de stank die uit de ruimte komt. De stank is het ergst kort voor de dag van het ophalen van het huisvuil. Er wonen volgens mevrouw een aantal mensen in het complex die een stoma hebben. Bij een huisbezoek werd een duidelijke vuilnisgeur waargenomen in de hal van haar woning en in haar slaapkamer die direct aan de containerruimte grenst. De containers waren net de vorige dag geleegd. Als ze vol zitten is volgens mevrouw de stank niet te harden. Ze heeft luchtwegklachten waarvoor ze medicatie krijgt. Onder het systeemplafond in haar halletje loopt een afvoerbuis voor ventilatie vanuit de containerruimte. Rond de buis is provisorisch wat muurvuller aangebracht door de woningbouwvereniging. Toevallig trof ik de huismeester die op de hoogte is van het probleem in deze woning. Hij wist te melden dat er over een jaar ondergrondse vuilcontainers zullen worden aangelegd. Na contact met de woningbouwvereniging zegt deze toe dat in afwachting van het aanleggen van de ondergrondse containers, de huidige containerruimte zal worden ontruimd en de containers buiten zullen worden geplaatst. Het probleem van de stankoverlast is hiermee opgelost. Asbest Een bewoonster in Amsterdam Nieuw West meldde dat bij de jeugdopvang waar haar dochtertje zit een steiger is afgezet met linten met daarop ‘asbest’. Mannen in pakken zijn bezig om voegen uit te hakken terwijl de kinderen nog gewoon in het gebouw zijn. Hierover hadden ook medewerkers van de school gebeld. Bij navraag bij het bedrijf dat de asbest verwijdert blijkt het om hechtgebonden asbest in het kitmateriaal en dat mag buiten op deze manier verwijderd worden. Formeel blijkt alles in orde (sloopvergunning, melding Amsterdam, asbestcertificaat), maar er was niet aan gedacht om ouders en personeel in te lichten. Daarna hebben ouders van de opvang een brief gekregen waarin stond dat ze het betreurden dat de ouders niet eerder waren ingelicht. Bij veel meldingen over asbest blijkt dat men zich bezorgd maakt omdat men slecht of niet is geïnformeerd. In veel gevallen weten bewoners niet goed wat te doen met asbest in de eigen woning. Soms bleken bewoners niet geïnformeerd over een asbestsanering in een buurwoning. Bij de gasexplosie in Noord waarbij ook asbest vrijkwam, bleken omwonenden niet altijd te weten of de straten al veilig waren. EM-velden In 2010 is de afdeling Milieu en Gezondheid door een aantal mensen gevraagd naar een oordeel over de aanwezigheid van de hoogspanningslijn op Steigereiland in de wijk IJburg. In de meeste gevallen ging het om mensen met verhuisplannen. Deze mensen moesten beslissen of ze een nieuwe woning zouden gaan betrekken op Steigereiland. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van hoogspanningslijnen samenhangt met een verhoogd risico op leukemie bij kinderen. Aangezien er maatregelen genomen zijn aan de hoogspanningslijn om het magneetveld zwakker te maken vinden wij het niet waarschijnlijk dat de aanwezigheid
blz. 5
van de hoogspanningslijn tot een verhoogd risico op leukemie bij kinderen zal leiden. In vrijwel alle gevallen lukte het om de bezorgdheid wat te relativeren. De uiteindelijk beslissing van de mensen weten we natuurlijk niet. In een aantal andere gevallen ging het om vragen van mensen die dichtbij onderstations of transformatorhuisjes voor elektriciteit wonen, en speelplaatsen daar in de buurt. Het is niet waarschijnlijk dat dit een extra risico op kinderleukemie met zich meebrengt, maar het is wel een goed idee om bij nieuwbouwplannen kinderen en de infrastructuur voor elektriciteit zoveel mogelijk te scheiden (bijvoorbeeld geen transformatorhuisjes in scholen). Dat kan veel onrust voorkomen omdat mensen zich dan niet meer af hoeven vragen of het schadelijk kan zijn.
blz. 6
3) Aantal meldingen per stadsdeel/gemeente In 2010 behandelde de afdeling Milieu & Gezondheid 541 milieugezondheidsklachten uit de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. Daarvan waren er 31 in het voorgaande jaar ingediend, maar nog niet afgehandeld. 119 meldingen betroffen informatieve vragen, de overige klachten. Tabel 1 geeft een overzicht van het totale aantal behandelde klachten per stadsdeel/ gemeente in 2010. Figuur 1 geeft hetzelfde overzicht, maar alleen van de in 2010 binnengekomen meldingen. De totalen wijken weinig af van die in 2009, maar per stadsdeel kan het aantal van het ene op het andere jaar wel anders zijn. Tabel 1. Aantal behandelde klachten in 2010 Aantal Klachten Stadsdeel/gemeente (uit 2009+2010) Centrum 84 West 87 Nieuw west 71 Zuid 82 Oost 69 Noord 60 Zuidoost 34 Amsterdam stadsdeel 15 onbekend Amsterdam 502 Aalsmeer Amstelveen Diemen Ouder-Amstel Uithoorn Onbekend/overig
3 17 2 4 6 7
Totaal
541
1
Aantal klachten per 10.000 1 woningen
Aantal klachten per 10.000 1 inwoners
17,0 12,0 11,8 10,8 11,9 15,2 9,2
10,2 6,6 5,3 6,1 5,9 7,0 4,2
12,8
6,5
2,5 4,6 1,9 7,0 5,0
1,0 2,1 0,8 3,1 2,1
Aantallen woningen en inwoners uit “Stadsdelen in cijfers 2010”van Dienst Onderzoek en Statistiek (Amsterdam) en “Demografische kerncijfers per gemeente 2010” van CBS (andere gemeenten)
Bij sommige milieugezondheidsklachten is het noodzakelijk om ter plaatse een onderzoek in te stellen of huisbezoek af te leggen. In 2009 is dit 160 keer gedaan, dus bij 38% van het aantal ontvangen klachten (informatieve meldingen niet meegerekend).
blz. 7
Met behulp van een inspectie van de woning en woonomgeving worden mogelijke bronnen geïnventariseerd die in relatie zouden kunnen staan met de gemelde gezondheidsklachten. Het onderzoek wordt indien nodig met metingen ondersteund. Bij een duidelijke relatie tussen de klachten en het binnenmilieu wordt de verantwoordelijke (bewoner, huiseigenaar, bedrijfseigenaar of omwonenden) geïnformeerd of benaderd met het verzoek om maatregelen te nemen teneinde de extra blootstelling te verminderen, soms door een adviseur van de afdeling Milieu & Gezondheid of anders door de melder zelf met behulp van het verstrekte advies. Figuur 1: aantal in 2010 ontvangen meldingen per 10.000 woningen en per 10.000 inwoners van de stadsdelen in Amsterdam, en van Amstelland en Diemen per 10.000 inwoners per 10.000 woningen
0
5
10
15
20
Centrum Noord Amsterdam totaal Oost West Nieuw w est Zuid Zuidoost
Ouder-Amstel Uithoorn Amstelveen Aalsmeer Diemen
4) Aantal meldingen per compartiment In het registratiesysteem wordt onderscheid gemaakt tussen binnenmilieu en buitenmilieu. Bij buitenmilieu zijn de compartimenten bodem, water, lucht en directe woonomgeving ondergebracht. Bij het binnenmilieu kan onderscheid worden gemaakt naar het type gebouw en een restcategorie ‘overige binnenmilieuklachten’. Ruim de helft van het totaal aantal meldingen die in 2010 werden ontvangen betrof klachten over het binnenmilieu van huurwoningen (zie tabel 2). Bij 8 % van de meldingen ging het om klachten in koopwoningen. Over andere gebouwen, zoals
blz. 8
kantoren en scholen, komen relatief weinig meldingen terecht bij de GGD, omdat die vooral door een Arbodienst of Inspectie zullen worden behandeld. Wat het buitenmilieu betreft betrof bijna 12% van het totaal aantal klachten de directe woonomgeving. Daarna heeft lucht het grootste aandeel (7 % van het totaal). Ook bij de Amstellandgemeenten komen meldingen met betrekking tot het binnenmilieu het meeste voor en hebben daarin huurwoningen het grootste aandeel. Tabel 2. Aantal klachten in 2010 per compartiment Compartiment Aantal Binnenmilieu Huurwoningen 279 Koopwoningen 39 Scholen 8 Kantoor/bedrijfsgebouw 5 Kinderdagverblijven/kindercentra 4 Overig binnenmilieu 42
Percentages 55% 8% 2% 1% 1% 8%
Buitenmilieu Directe woonomgeving Lucht Bodem Onbekend/overig
57 35 7 6
11% 7% 1% 1%
Niet bekend
5
1%
5) Agentia (milieuoorzaken) Bewoners relateren bestaande gezondheidsklachten of bezorgdheid over eerdere of toekomstige schade aan de gezondheid meestal aan een of meerdere agentia van fysische, chemische of biologische aard. Bij klachten worden meestal een of meerdere agentia genoemd; bij 16% is het niet bekend wat de klachten zou veroorzaken. Schimmels, asbest/asbestbevattend materiaal, vocht, vervuilde lucht en stank zijn de vijf meest genoemde agentia in de in 2010 ontvangen meldingen (tabel 3). Uit de Amstellandgemeenten kwamen relatief de meeste meldingen over asbest, vervolgens over schimmels en luchtkwaliteit. In vergelijking met voorgaande jaren blijven dezelfde agentia een rol spelen, maar de aantallen variëren wat over de jaren. In 2010 waren er duidelijk meer klachten over schimmels, asbest en stank. Het aantal meldingen over biologische verontreinigingen is afgenomen (en nu uit de top 10 verdwenen), maar over insectenplagen en andere dierplagen juist toegenomen. Het aantal meldingen over niet-ioniserende straling (laagfrequent en radiofrequent) is weer toegenomen, nadat het in voorgaande jaren was gedaald.
blz. 9
Tabel 3: Top 10 van genoemde milieuoorzaken (agentia) in 2010 Agentia Schimmels Asbest/asbestbevattend materiaal Luchtkwaliteit (uitlaat- & verbrandingsgassen/fijn stof) Stank Vocht Koolmonoxide (CO) Geluid/laagfrequent geluid Insecten-/dierplagen Chemische verontreinigingen Grof stof/bouwstof
Aantal 116 58 42 40 36 24 16 17 14 12
Percentage 23% 11% 8% 8% 7% 5% 3% 3% 3% 2%
6) Gezondheidseffecten De gezondheidseffecten die in 2010 het meest werden genoemd zijn, net als in voorgaande jaren, bezorgdheid algemeen, klachten in verband met de luchtwegen en geurhinder. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de genoemde gezondheidseffecten in 2010 (effecten die minder dan 1% vormden van het totaal zijn niet vermeld). Bij bezorgdheid algemeen gaat het vooral om een vermoeden van of vrees voor schadelijke effecten van een mogelijke bron. Soms kan dat niet bevestigd worden, maar vaak is het veronderstelde verband redelijk ondanks dat het niet altijd hard kan worden aangetoond. Een vochtige woning is bijvoorbeeld een bekende risicofactor bij luchtwegaandoeningen, maar dat een kind astma heeft hoeft niet alleen aan de vochtige woning te liggen. Tabel 4. De meest genoemde klachten over de gezondheid 2010 Milieugezondheidsklachten Aantal Bezorgdheid 168 Luchtwegen (astma, benauwd/kortademig, irritatie luchtwegen, hoesten, longontsteking, bronchitis) 89 Geurhinder 78 Hoofdpijn, migraine 37 Overige hinder 31 Geluidhinder 16 Duizeligheid 7
Percentage 33%
17% 15% 7% 6% 3% 1%
Ten opzichte van het voorgaande jaar zijn er duidelijk meer meldingen in verband met bezorgdheid, geurhinder, hoofdpijn en overige hinder. Meldingen over moeheid/zwakte en misselijkheid zijn uit het overzicht in tabel 4 verdwenen (minder dan 1% van de meldingen), meldingen over duizeligheid zijn er nieuw in terecht gekomen. De verdeling van type gezondheidsklachten is in de verschillende gemeenten niet duidelijk verschillend.
blz. 10
7) Bronnen van klachten Bij de registratie van milieugerelateerde gezondheidsklachten wordt zo mogelijk geregistreerd welke bron door de melder in verband wordt gebracht met de gezondheidsklacht. Voor binnenmilieuklachten is de bron van de klachten vaak het binnenmilieu zelf waarbij niet altijd duidelijk is om welke component het gaat. Typische problemen in het binnenmilieu zijn vaker wel herkenbaar, vooral als het gaat om vocht, slecht functionerende gastoestellen of ventilatieproblemen. In tabel 5 zijn de genoemde bronnen van klachten in 2010 weergegeven (bronnen die hooguit 1% vormden van het totaal zijn niet vermeld). Bronnen binnenshuis vormen het grootste aandeel. Daarna gaat het het meest om twee belangrijke bronnen buitenshuis: verkeer en bouw- en sloopactiviteiten. Ook rioleringsproblemen doen zich vaker voor, maar deze kunnen zowel inpandig als buitenshuis zijn. De verdeling van bronnen is in de verschillende gemeenten niet duidelijk verschillend. Tabel 5. De meest genoemde bronnen van klachten in 2010 Bronnen Aantal Vocht (lekkage, optrekkend, doorslag, koudebrug) 80 Binnenmilieu (niet gespecificeerd) 77 Riolering, riooloverstort 42 Ventilatie (-voorziening) 33 Renovatie/sloop/bouw (wegen/huizen) 27 Gaskachel, geiser 23 Buren, bewonersgedrag 16 Wegverkeer 14 Natuur/(huis)dieren 13 Afval 9 Bedrijf, inrichting 7
Percentage 16% 15% 8% 6% 5% 5% 3% 3% 3% 2% 1%
8) Tevredenheid cliënten Er is in 2010 gestart met een cliënttevredenheidsonderzoek onder burgers met een melding. Dit onderzoek wordt elke twee jaar gedurende een half jaar uitgevoerd. Het eerste dergelijke onderzoek vond plaats in 2008 (zie jaarverslag 2008). Het onderzoek is in 2011 afgerond. Hierover zal een afzonderlijke rapportage verschijnen.
blz. 11
9) Financiering en tijdsbesteding Al voor het samengaan van een aantal stadsdelen in 2010 kreeg de GGD vragen uit de samen te voegen stadsdelen over de financiering van de meldingen M&G. We hebben de stadsdelen laten weten dat we graag de gelegenheid wilden aangrijpen om die financiering samen door te spreken. Uiteindelijk heeft dit in 2011 geresulteerd in overleg met de hoofden van de afdelingen Handhaving, verenigd in het MOHA (Managersoverleg Handhaving). Belangrijk daarin waren de zeggenschap van de stadsdelen over de aanpak van meldingen en de bijdragen per stadsdeel. In dit hoofdstuk wordt daarom aandacht besteed aan de werkwijze bij het behandelen van meldingen en de financiering ervan. In het volgende jaarverslag zal het resultaat van dat overleg aan de orde komen.
9.1)
Financiering
In 2010 was de totale bijdrage van de stadsdelen € 118374. De centrale stad droeg een geoormerkt deel bij, namelijk € 67650. In vervolg op het contact met MOHA is zoveel mogelijk verduidelijkt wie wat financiert. De afdeling Milieu & Gezondheid betaalt uit de algemene bijdrage van de gemeente Amsterdam de met de meldingen gemoeide secretariaatswerkzaamheden en het inwerken en scholen van medewerkers. De geoormerkte bijdrage van Amsterdam wordt gebruikt voor algemene met meldingen gemoeide kosten (overhead en onvoorzien) en voor ‘meerwerk’ zoals kwaliteitszorg, registratie en analyse. De bijdragen van de stadsdelen hebben alleen betrekking op het direct afhandelen van hun meldingen. Deze uitgaven zijn vele jaren alleen geïndexeerd en daardoor over de laatste jaren slechts gering verhoogd. In figuur 2 is aangegeven hoe het totale budget is opgebouwd uit de afzonderlijke bijdragen en hoe dat is uitgegeven. De figuur is gebaseerd op de inkomsten in 2010 en de gemiddelde uitgaven over de periode 2006-2010. Die uitgaven zijn weer gebaseerd op het aantal meldingen en de per melding gemoeide tijd (zie 9.2). De uitgaven liggen boven het beschikbare budget: er is dus een tekort. In 2010, waarin uit de stadsdelen 477 nieuwe meldingen binnenkwamen, bedroeg dat tekort € 24855. Gemiddeld over de afgelopen vijf jaar kwamen er echter uit de stadsdelen ca. 430 vragen. Als we van dat vijfjarige gemiddelde uitgaan en niet van een jaarlijkse fluctuatie, dan is het tekort € 4200. Als we van de laatste drie jaar uitgaan geeft dat vrijwel hetzelfde beeld. De tekorten zijn tot nog toe steeds gedekt uit eigen budget. 250000 tekort
200000
Zuidoost Nieuw West
150000
Noord Centrum Oost
100000 behandelen meldingen
Zuid West
algemeen
50000 50000
Amsterdam secretariaat + inw erken
GGD 0
0 uitgaven
budget
Figuur 2: samenstelling van inkomsten en uitgaven ten behoeve van het behandelen van meldingen, gemiddeld per jaar over de periode 2006-2010
blz. 12
9.2)
Tijdsbesteding
Alle meldingen worden geregistreerd in een landelijk registratiesysteem (OSIRIS MGK = MilieuGezondheidsKlachten) dat door het RIVM wordt beheerd. Daarbij wordt elke melding gedetailleerd gecategoriseerd naar het betreffende milieucompartiment, het agens dat de klacht veroorzaakt, de bron van dat agens en de gezondheidsklacht. Dit komt eerder in dit verslag uitgebreid aan de orde. Op basis van deze gegevens maken zowel de GGD Amsterdam als het RIVM (over de meldingen van alle GGD-en in Nederland) een jaarverslag. Persoonlijke gegevens van melders zijn alleen door de betreffende GGD in te zien. Bij de GGD Amsterdam kan een melding door elke medewerker worden aangenomen en geregistreerd. De meeste meldingen worden door een kleiner team van vijf medewerkers behandeld. Alle medewerkers moeten een melding van elkaar kunnen overnemen als dat nodig is. Daarom wordt ook een tamelijk gedetailleerde beschrijving van elke melding geregistreerd. Tegelijk is dit ter documentatie van een zorgvuldige afhandeling. De afdeling Milieu & Gezondheid voldoet aan de HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) waardoor de kwaliteit genormeerd en toetsbaar is. Daarnaast wordt de tijdsbesteding geregistreerd in een intern (GGD) programma. Hierin wordt door elke medewerker afzonderlijk de tijd genoteerd die per dag aan meldingen (en andere werkzaamheden) wordt besteedt. Bij de meldingen wordt alleen onderscheid gemaakt tussen het feitelijk behandelen van meldingen en algemene, niet aan een specifieke melding gebonden werkzaamheden zoals het bijhouden van literatuur, onderling overleg, coördinatie en maken van het jaarverslag. Er wordt dus niet per melding bijgehouden hoeveel tijd ermee gemoeid is. De tijdsbesteding kan per melding aanzienlijk variëren. Een informatieve vraag die zonder naslag snel kan worden behandeld kost in totaal, inclusief registratie, misschien maar een uur. Een gecompliceerde klacht met huisbezoek en metingen, en/of waarbij veel uitgezocht en met derden overlegd moet worden, kan echter een tot twee werkdagen kosten. Bij elke melding wordt in elk geval zo gedetailleerd als nodig uitgevraagd (meestal telefonisch) wat de klachten zijn en in wat voor situatie die zich voordoen en vervolgens informatie of advies gegeven. Het kan daarbovenop nodig zijn een huisbezoek af te leggen als de situatie dat vereist of als die door uitvragen niet voldoende duidelijk wordt. Dit komt bij ongeveer een op de drie van de meldingen voor. Daarbij kan het ook nodig zijn metingen uit te voeren; dit komt bij ongeveer een op de acht meldingen voor. Bij ongeveer een kwart van de meldingen wordt een schriftelijk advies gegeven, in de overige gevallen volstaat een mondeling advies. Hoewel een precieze opgave van de tijdsbesteding niet mogelijk is, kan op basis van ervaring van de adviseurs worden geschat hoeveel tijd met elk van deze aspecten gemoeid is. Het resultaat daarvan is gegeven in tabel 6. De tabel geeft, gemiddeld over de laatste vijf jaren, alle aan meldingen bestede tijd weer, omgeslagen per melding. De tijd gemoeid met secretariaat, inwerken en scholing zijn hier echter niet gespecificeerd, maar pro memorie opgenomen.
blz. 13
Tabel 6. Geschatte tijdsbesteding van verschillende onderdelen van de afhandeling van meldingen van toepassing bij ..% van meldingen
bestede (extra) tijd bij betreffende melding
bestede tijd gemiddeld over alle meldingen
Uitvragen, info vergaren, overleg collega’s/derden, (pre-)advies, registratie
100%
2,2
2,2
Huisbezoek
reizen, inspectie, evt. korte metingen, overleg, (pre-)advies
30%
3,5
1,1
Duurmetingen
Meter ophalen+uitlezen, analyse resultaten, rapportage
13%
3
0,4
27%
3
0,8
100%
1
1,0
Melding onderdeel
werkzaamheden
Basisbehandeling
Schriftelijk advies Overhead Overig
Schrijven, evt. (meer) overleg en info vergaren Intern overleg, kwaliteitszorg, literatuur bijhouden, jaarverslag Secretariaat, inwerken, rest
p.m.
Totaal
5,5
blz. 14
10) Vooruitblik In 2011 is overleg met de stadsdelen gestart over de meldingen M&G. In het overleg met de hoofden van de afdelingen Handhaving, verenigd in het MOHA (Managersoverleg Handhaving), is gesproken over de geschiedenis van de meldingen, de werkwijze en financiering. Dit jaarverslag is daarom uitgebreider dan eerdere (Hoofdstuk 9 en Bijlage). Het streven is meer duidelijkheid te krijgen over de toedeling van meldingen die nu via verschillende kanalen (stadsdelen, DMB, GGD) bij de gemeente binnenkomen. Als een melding betrekking heeft op bouwtechnische gebreken, hetgeen geregeld is in het Bouwbesluit, is Bouw- en WoningToezicht de geëigende instantie om dat te beoordelen. De GGD afdeling M&G verwijst huurders bij woningklachten al standaard naar de verhuurder als daar nog geen klacht is ingediend. Ook verwijst de afdeling wel naar BWT. Dat laatste zal de afdeling -eerst bij wijze van proef- structureel gaan doen bij klachten met betrekking tot vocht, schimmel en/of ventilatie in de woning. Daarbij zal geëvalueerd worden of deze werkwijze voldoet. Ook onderzoekt de afdeling of er nog efficiënter kan worden gewerkt. Daarnaast kan mogelijk bij meer onderwerpen overlegd worden over een betere onderlinge afstemming of samenwerking, zoals bij koolmonoxide en asbest al het geval is. Intussen wordt gestreefd naar een (nieuwe?) duidelijke grondslag voor de financiering van de meldingen M&G. Daarbij zal gekeken worden naar de wettelijke en financiële verantwoordelijkheid, mede bepaald door de Wet Publieke Gezondheid en de Woningwet. In elk geval zal de stadsdelen beter inzicht worden gegeven in de kosten per stadsdeel, waartoe dit jaarverslag al een aanzet geeft.
blz. 15
Bijlage: behandeling van meldingen Hieronder wordt aangegeven wat er komt kijken bij de behandeling van meldingen, variërend van eenvoudige informatieve meldingen tot gecompliceerde klachten. Als een burger wordt doorverwezen naar een andere instantie, zonder inhoudelijk advies, dan wordt dit niet als melding geregistreerd. Omdat de aanpak per onderwerp verschilt, zal hieronder de behandeling worden beschreven bij drie verschillende voorbeelden van milieu-oorzaken: vocht en schimmel, stank en koolmonoxide. Het kwaliteitssysteem van de afdeling Milieu & Gezondheid heeft voor elk onderwerp een checklist die bij het uitvragen van de melder kan worden gebruikt. Daarnaast worden landelijke GGD-richtlijnen gebruikt bij de meeste onderwerpen. Vocht en schimmel Meldingen over vocht en schimmel gaan vaak ook over ventilatie en soms ook over met de vochtige omstandigheden samenhangende geurproblemen. Er is dan ook niet altijd één duidelijke bron omdat vochtproblemen ook met gebrekkige ventilatie of met een lekkage kunnen samenhangen. Meldingen komen meestal van een bewoner, maar ook wel van een huurteam, huisarts of een (COPD-)verpleegkundige. In principe is er echter altijd contact met de persoon die de klacht heeft. De behandeling kan als volgt worden beschreven. 1. Bij een melding over vocht- of schimmelproblemen wordt eerst onderzocht of al contact is opgenomen met de verhuurder (het betreft overwegend huurwoningen). Zoniet, dan wordt de melder eerst daarheen doorverwezen (er wordt dan geen melding geregistreerd omdat er nog geen inhoudelijk advies wordt gegeven). Over het algemeen is de verhuurder wel ingelicht, maar onderneemt deze volgens de melder niet voldoende. Vervolgens worden de klachten en de situatie nagevraagd. Altijd wordt nagegaan of er een verband is tussen de gezondheidsklacht(en) en het binnenmilieu. Bij vocht- en schimmel worden vaak (angst voor) luchtwegklachten en allergieën genoemd. 2. De melder wordt vervolgens geadviseerd wat te doen: dat kan zowel het eigen (bewoners)gedrag betreffen als een volgende stap om de klacht op te (doen) lossen. Veel melders, die voor het merendeel in sociale huurwoningen wonen, voelen zich machteloos en hebben het idee dat hun klachten door de verhuurder niet serieus worden genomen. Ook zijn ze niet altijd goed in staat om de klacht en/of oorzaak duidelijk te omschrijven. Vaak wordt daarom contact opgenomen met de verhuurder om diens zienswijze te horen en eventueel te adviseren over maatregelen. Soms wordt naar de afdeling Handhaving van het stadsdeel verwezen als het probleem voldoende duidelijk en ernstig maar de verhuurder onwillig lijkt. Als het om een meer juridische invalshoek gaat, zoals het weigeren van de huur(verhoging) of het inschakelen van de rechter wordt naar een huurteam verwezen. 3. Een huisbezoek wordt afgelegd als het nodig is om de situatie te inspecteren om een eigen oordeel te vormen. Dit gebeurt als een gezondheidsklacht verband lijkt te hebben met het binnenmilieu en maatregelen vermoedelijk nodig zijn, of als de situatie via de telefoon onvoldoende duidelijk wordt. Meestal gaat alleen een adviseur Milieu & Gezondheid op huisbezoek, maar soms is dat samen met een vertegenwoordiger van de verhuurder of een door verhuurder ingeschakeld bedrijf. 4. Om oorzaak en gevolg bij de complexe problematiek van vocht en ventilatie beter te scheiden kan het nodig zijn metingen uit te voeren. Daarvoor heeft de GGD diverse mogelijkheden. Door temperatuur- en vochtigheidsmetingen tijdens de inspectie kan bepaald worden of condensatie waarschijnlijk is. Bij mechanische
blz. 16
ventilatie kan het debiet tijdens de inspectie worden gemeten en beoordeeld of deze voldoende is. Bij natuurlijke ventilatie worden uiteraard (ook) de ventilatievoorzieningen geïnspecteerd, maar kan ook de feitelijke ventilatie en de luchtvochtigheid onderzocht worden door gedurende (meestal) een week te meten. Daarbij is de hoeveelheid kooldioxide een goede maat voor de hoeveelheid ventilatie. In dit laatste geval moet de meter later worden opgehaald, de meter uitgelezen en de resultaten geanalyseerd. 5. Na de inspectie kan het nodig zijn meer informatie te vergaren bij of te overleggen met de verhuurder of een door de verhuurder ingeschakeld bedrijf, of wordt overlegd met de afdeling Handhaving van een stadsdeel om na te vragen of mogelijke oorzaken onderzocht en mogelijke oplossingen al overwogen zijn. Ook wordt wel contact opgenomen met anderen (zoals huurteam, Dienst Wonen) als deze met de zaak gemoeid zijn. Met de huisarts wordt vooral overlegd als de gezondheidsklachten ernstig zijn, maar het binnenmilieu niet de (enige) oorzaak lijkt te zijn. Overigens worden melders ook wel door hun huisarts geadviseerd contact op te nemen met de GGD. 6. Vooral na een uitvoeriger behandeling wordt vaak een schriftelijk advies gegeven. Dat advies kan zowel gedragsmaatregelen als maatregelen aan de woning betreffen. Het advies wordt meestal direct naar de melder gestuurd, met soms kopieën naar de verhuurder, de afdeling Handhaving, of anderen. Het advies is vooral gericht op het verminderen van gezondheidsklachten en minder op juridische aspecten zoals de formele verantwoordelijkheid voor aanbevolen maatregelen. Onze ervaring is dat veel klachten over vocht en schimmel terecht zijn, hoewel niet altijd verwijtbaar aan verhuurder. Oorzaken zijn o.a. onpraktische ventilatievoorzieningen (te grote ramen, lawaaiig) en condensatie op koude constructiedelen. Soms betreft het een ernstig maar toch niet onderkend gebrek, zoals langdurige lekkage. Het teveel ramen dichthouden komt ook vaker voor, wat samenhangt met onvoldoende begrip van het belang van ventilatie, maar ook met onlogische voorzieningen. Daarnaast spelen communicatieproblemen een grote rol. Bewoners begrijpen niet altijd wat de verhuurder al dan niet onderneemt en er is niet altijd een goede afstemming met de (installatie-)bedrijven die worden ingeschakeld. Stankproblemen Bij meldingen over geurhinder valt ruwweg een driedeling te maken: 1) de geur hangt samen met vocht, schimmel en/of slechte ventilatie, 2) met een (riool)lekkage of 3) met een andere oorzaak. In de eerste twee gevallen vindt de afhandeling grotendeels plaats zoals beschreven onder de punten 1, 2, 3 en 5 hierboven. Wel worden lekkages als een urgenter probleem gezien dan de gebruikelijke vocht- en schimmelklachten. Bij rioollekkages is een vaker voorkomend probleem dat niet snel duidelijk wordt of de gebouweigenaar of Waternet aansprakelijk is voor reparatie. Bij de derde, ‘andere’ oorzaak kan het gaan om een duidelijke bron (zoals verbrandingsgassen, chemische wasserij, tabaksrook) die bij inspectie kan worden vastgesteld. Ook hier volgen we grotendeels de werkwijze hierboven. In enkele gevallen wordt hierbij gemeten, maar meestal is het vaststellen van de geur en van de bron voldoende om maatregelen te kunnen adviseren. Hiervoor is vaak contact met de verhuurder nodig. Het kan echter ook zijn dat een oorzaak niet kan worden gevonden. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de melder een geurstoornis heeft, maar toch kan een reële bron, die evenwel bij inspectie niet kan worden waargenomen, niet worden uitgesloten. Er wordt dan getracht het advies te richten op het verminderen van de gezondheidsklachten, in casu de geurhinder. Dit betreft vooral voorlichting en praktische maatregelen.
blz. 17
Koolmonoxide Bij een melding van koolmonoxide (CO) in de woning wordt zo snel mogelijk bepaald of er een mogelijk acuut probleem is. De melder is vaak een bewoner, maar er wordt ook samengewerkt met de brandweer. Als de brandweer bij een CO-melding wel een verhoogde concentratie CO meet, maar niet goed de bron kan vaststellen zorgt de afdeling Milieu & Gezondheid voor een nadere bepaling daarvan. De behandeling kan als volgt worden beschreven. 1. Bij een melding wordt eerst bepaald of snel moet worden gehandeld. Soms is de CO-verdenking onterecht, maar als er een mogelijk CO-probleem is wordt meestal zo snel mogelijk de woning bezocht na eventueel mondeling advies om goed te ventileren en het gastoestel uit te zetten. 2. Bij het huisbezoek wordt de situatie geïnspecteerd en worden metingen van de CO-concentratie verricht. De aanpak is gericht op het voorkomen van risico’s. Bij sterk verhoogde concentraties (meer dan 25 ppm) wordt dit gemeld aan de afdeling Handhaving van het stadsdeel. Het gastoestel, een geiser of kachel, moet dan gerepareerd of vervangen worden. Het kan zijn dat hierna nog een meting plaatsvindt om te controleren of de oorzaak inderdaad is verholpen. Soms wordt geconstateerd dat er bij een kachel niet zozeer CO, maar wel verbrandingsgassen de woning indringen. Ook in dat geval wordt geadviseerd maatregelen te nemen. 3. Bij een verhoogde maar nog niet direct gevaarlijke CO-concentratie wordt altijd geprobeerd om de bron te vinden, eventueel door duurmetingen. Daarmee kan worden bepaald of er een bepaald patroon in de tijd is of dat de concentratie samenhangt met activiteiten in of om de woning. Doel is om duidelijk te krijgen dat er geen gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. 4. Bij het advies voor te nemen maatregelen is niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk is voor het gastoestel: de huurder of verhuurder. Meestal is er overleg met de verhuurder. Wat vaker voorkomt is dat er geen acuut gevaarlijke, maar wel verhoogde CO-concentraties worden gemeten. Hiervoor zijn geen wettelijke normen vastgesteld. Omdat ook dan op den duur gezondheidsschade kan optreden, adviseren wij altijd maatregelen om de oorzaak weg te nemen of verminderen. Daarvoor is soms vaker contact met de verhuurder nodig, o.a. omdat een CO-alarm vaak als oplossing wordt gekozen, maar waarmee een chronische belasting mogelijk blijft . In de laatste jaren is gebleken dat ook veilig geachte gastoestellen (met eigen afvoer) toch voor verhoogde CO-concentraties kunnen zorgen. Als het CO-probleem zich in een complex met vergelijkbare woningen voordoet, is het gewenst om na te gaan of dat probleem ook in die andere woningen voorkomt. Ook hierover kan overleg met de verhuurder of de afdeling Handhaving nodig zijn.
blz. 18