JAARVERSLAG
2004
BELGISCHE PETROLEUM FEDERATIE
I N H O U D S O P G AV E
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD VAN DE VOORZITTER .......................................4 DE INTERNATIONALE TOESTAND ..............................................9 DE EVOLUTIE OP WERELDVLAK ..................................................................10 De prijs van de aardolie .......................................................................10 De prijs van de aardolie in euro .............................................................12
DE EVOLUTIE PER SECTOR..........................................................................13 De reserves : een halve eeuw productie...................................................13 De productie ......................................................................................14 Het verbruik .......................................................................................15 De raffinage.......................................................................................16
DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIË..............................................19 De evolutie van de maximumprijzen ......................................................20 Gevoeligheid van de maximumprijzen van de brandstoffen.......................25 De raffinage ......................................................................................26 De buitenlandse handel .......................................................................28 Ruwe aardolie .....................................................................................28 Afgewerkte producten ..........................................................................29 Het binnenlands verbruik ....................................................................30
DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS .................................................35 DE BESCHERMING VAN HET LEEFMILIEU.....................................................35 De strijd tegen verzuring en ozon..........................................................36 De klimaatplannen en de raffinagesector ...............................................38 Saneringsfonds particuliere stookolietanks .............................................39 Aanvaardingsplicht gebruikte olie ........................................................40 De bio-brandstoffen ...........................................................................40 2
J A A RV E R S L A G 2004
JAARVERSLAG
2004
DE ECONOMISCHE KWESTIES.....................................................................42 De strategische voorraden....................................................................42 Het sociaal fonds huisbrandolie ............................................................43 De maximumprijzen van de brandstoffen ...............................................43 De programma-overeenkomst.............................................................32 De systematische verhoging van de accijnzen .......................................35 Het aantal wijzigingen van de maximumprijs .......................................40 Goedkopere diesel voor vervoerders ......................................................48 De opbrengst van de accijnzen .............................................................49 De fraudebestrijding ...........................................................................50 De controle van de kwaliteit van de brandstoffen ....................................50 De evolutie van het aantal tankstations...................................................51 De beveiliging van tankstations ............................................................52 De evolutie van de tewerkstelling in België .............................................54
INDEX VAN TABELLEN EN FIGUREN ........................................58
JAARVERSLAG 2004
3
VOORWOORD
VA N D E V O O R Z I T T E R
VOORWOORD VAN DE VOORZITTER Sterk gestegen vraag, politieke onstabiliteit en beperkte raffinagecapaciteit De belangrijkste oorzaken van de plotselinge prijsstijging waren de sterk gestegen vraag en de politieke onstabiliteit. De vraag naar aardolie is onverwacht sterk gestegen: er was niet voorspeld dat de stijging van de vraag in 2004 groter zou zijn dan in de voorbije 15 jaar. Daarenboven is wegens de hogere productie de extra beschikbare productiecapaciteit momenteel heel klein geworden. Vroeger werd dat opgelost door de OPEC die optrad als buffer. Vandaag echter kan deze organisatie geen soelaas bieden omdat ze zelf over een geringe extra productiecapaciteit beschikt.
Forse klim van de prijs van de ruwe aardolie Het meest markante feit op de petroleummarkt in 2004 was de forse klim van de prijs van de ruwe aardolie tot recordbedragen uitgedrukt in dollar/vat.
4
Op 26 oktober 2004 werd ruwe Brentaardolie verhandeld voor 51,56 dollar/vat. Op te merken valt dat de prijs van ruwe aardolie enkel in dollar recordhoogtes heeft bereikt. Immers, de inflatie buiten beschouwing gelaten, bleven dankzij de daling van de dollarkoers de prijzen uitgedrukt in euro beduidend onder het recordpeil van maart 1985. In 2004 werd maximaal 40,13 euro/vat betaald, te vergelijken met gemiddeld 46,15 euro/vat in maart 1985. J A A RV E R S L A G 2004
Ruwe aardolie is een uiterst strategisch product. De wereldwijde economische groei is afhankelijk van olie en dat zal nog verscheidene jaren zo blijven. Olie speelt een belangrijke rol in de energiehuishouding en -onafhankelijkheid van de verbruikende landen. De minste twijfel over de bevoorrading leidt dan ook tot zenuwachtigheid op de markten. Zo is het te verklaren dat verscheidene factoren ertoe geleid hebben dat men zich zorgen maakt over het aanbod: de oorlog in Irak, de instabiliteit in Nigeria, de kwetsbaarheid van het Saoedische regime, orkanen in Florida en de Golf van Mexico, het dreigende faillissement van de Russische oliemaatschappij Yukos, enz… . De beschikbaarheid van afgewerkte producten hangt op haar beurt af van de productie van de petroleumraffinaderijen die nu, in tegenstelling tot voorheen, nagenoeg op maximale capaciteit draaien.
JAARVERSLAG
2004
Ondanks allerlei openbare en privé-initiatieven op het gebied van energiebesparing daalt de wereldwijde vraag niet. Wel integendeel! De sneller dan verwachte expansie van de economie in sommige delen van de wereld drijft de vraag op. Dat is vooral het geval in China, waar de import van ruwe aardolie in 2004 gestegen is met zowat 16 % in vergelijking met 2003.
Recordprijzen in België In ons land stegen de maximumprijzen van de brandstoffen eveneens tot recordhoogtes, hierbij geholpen door systematische verhogingen van de accijnzen. De prijzen aan de pomp stegen tot maximaal 1,213 euro/liter voor benzine 95 octaan en 1,009 euro/liter voor diesel. Een liter gasolie voor verwarming kostte maximaal 0,4983 euro/liter.
Nu de prijzen hoog zijn, heeft de overheid op de koop toe nog beslist om bij eventuele prijsdalingen de accijnzen te verhogen via het zogenaamde kliksysteem. Zo zal de belasting (accijns + BTW) van 2004 tot 2007 stijgen met 0,1525 euro/liter voor benzines en 0,1609 euro/liter voor diesel. Een herwaardering van de dollar bovenop hoge internationale prijzen voor de petroleumproducten zou de maximumprijzen in ons land tot ongekende hoogtes brengen. Laten we niet vergeten dat 1 dollar in 2004 gemiddeld 0,80 euro waard was, tegenover 1,65 euro in maart 1985!
Wij hebben in het verleden meermaals gewaarschuwd voor het gevaar van lage prijzen voor de consument, omdat de overheid dan in de verleiding komt om de belasting op de petroleumproducten nog op te drijven. De toename van de belastingen gaat immers zwaar doorwegen op de rentabiliteit van de bedrijven en dus op de nationale economie wanneer de prijs van de producten ook nog nadelig beïnvloed wordt door de prijs van ruwe aardolie en de wisselkoers van de dollar. Wij hebben in 2004 de gevolgen gezien van de prijsstijging van de ruwe aardolie.
JAARVERSLAG 2004
5
VOORWOORD
VA N D E V O O R Z I T T E R
Figuur 1 : Prijs van de aardolie in $/bl en €/bl (maandgemiddelde) 60,00
50,00
40,00
30,00
20,00
10,00
0,00 01/03
02/03 03/03
04/03
05/03 06/03
07/03 08/03
09/03
10/03
11/03
12/03
Prijs van de aardolie $/bl
01/04
02/04 03/04
04/04 05/04
06/04
07/04 08/04
09/04
10/04
11/04
12/04
01/05
02/05
03/05
Prijs van de aardolie €/bl
Bron : CPDP (Paris)
Sociaal verwarmingsfonds huisbrandolie Eind 2004 werd door de betrokken federaties van de petroleumsector het Sociaal verwarmingsfonds voor huisbrandolie opgericht. Dat fonds komt, via de OCMW’s, de minst bedeelde huisbrandolieverbruikers financieel te hulp wanneer de maximumprijs van huisbrandolie 0,45 euro/liter of meer bedraagt. Het fonds wordt gefinancierd via een lichte stijging van de maximumprijs in het programma-akkoord. De BPF heeft steeds gepleit voor de oprichting van dit solidariteitsmechanisme en is verheugd dat de wetgever uiteindelijk de mogelijkheid daartoe heeft geschapen. 6
J A A RV E R S L A G 2004
Verplichte strategische voorraden In 2004 werden de besprekingen tussen de regering en de petroleumsector i.v.m. de oprichting van een voorraadagentschap hervat. Dat agentschap is een wens van de overheid om ons land in staat te stellen de door de EU opgelegde voorraadverplichting na te leven. Het dossier is helemaal nog niet afgerond. Voorlopig concentreert men zich op een verbetering van het huidige systeem. De BPF blijft erbij dat een voorraadagentschap in elk geval aan een aantal essentiële voorwaarden moet voldoen: • voor iedereen gelijke verplichtingen: “level playing field“;
JAARVERSLAG
2004
• de kostenefficiëntie dient gegarandeerd te worden middels een kosten-batenanalyse van het vooropgestelde mechanisme. De consument betaalt immers uiteindelijk de rekening; • een vergoeding voor de voorraden die de operatoren ter beschikking stellen bovenop de voorraden van het agentschap; • fasering van de opstart van het agentschap, bijvoorbeeld starten met de categorieën waarvoor België niet aan zijn voorraadverplichting voldoet; • de voorraden moeten in geval van crisis beschikbaar en toegankelijk blijven; • effectieve controle van alle voorraadplichtigen, uit te voeren door een onafhankelijk organisme. Ondertussen moet een betere en effectievere controle uitgeoefend worden op de naleving van de actuele wetgeving.
Aanvaardingsplicht gebruikte olie De betrokken sectorfederaties hebben eind 2004 de vzw VALORLUB opgericht, het beheersorganisme dat zal instaan voor de uitvoering van de aanvaardingsplicht van gebruikte olie in de drie gewesten. Op die manier wil de sector klaar zijn om van start te gaan op het moment dat de milieubeleidsovereenkomsten in de drie gewesten ondertekend worden. Hopelijk gebeurt dat in 2005. De producenten en invoerders van smeer- en industriële oliën betalen bijdragen aan het beheersorganisme, dat hiermee de inzameling en verwerking van de gebruikte oliën bekostigt.
Bio-energie: eerder stoken dan tanken De regering promoot de inzet van biobrandstoffen als een van de middelen om de CO2-intensiteit van de Belgische economie te verlagen. Ook al kan de inzet van bio-brandstoffen hiertoe zonder twijfel een bijdrage leveren, toch is dit spijtig genoeg noch ecologisch noch economisch de meest wenselijke manier om gebruik te maken van bio-energie. De verbranding van bio-massa voor de productie van elektriciteit en/of warmte ( ter vervanging van steenkool … ) levert een CO2-reductie van ca 85 % op, terwijl bio-brandstoffen slechts 40 % reductie opleveren. Bovendien kan dat gebeuren tegen een veel lagere kostprijs per ton vermeden CO2. De kostprijs voor de vervanging van fossiele brandstof door bio-massa voor elektriciteitsproductie bedraagt tussen 65 en 170 euro per vermeden ton CO2. Vergelijk dit met ca 200 euro/vermeden ton CO2 voor biodiesel en ca 500 euro/vermeden ton CO2 voor bio-ethanol. Mocht de overheid toch opteren voor de inzet van bio-brandstoffen, dan dient zij in elk geval de noodzakelijke voorwaarden te scheppen opdat dit zou kunnen gebeuren op een stabiele, economisch en ecologisch verantwoorde wijze, zonder concurrentieverstoring te veroorzaken. Wij zijn geen voorstanders van economische activiteiten die enkel mogelijk zijn dankzij substantiële overheidssubsidies. In onze visie kan er enkel sprake zijn van een duurzame activiteit wanneer deze ook concurrerend is en een economisch draagvlak heeft. Gilbert Asselman Voorzitter JAARVERSLAG 2004
7
DE
I N T E R N AT I O N A L E T O E S TA N D
DE INTERNATIONALE TOESTAND
2004 BELGISCHE PETROLEUM FEDERATIE
DE
I N T E R N AT I O N A L E T O E S TA N D
DE INTERNATIONALE TOESTAND De evolutie op wereldvlak De prijs van de aardolie In 2004 was het meest opvallende feit in de petroleumsector alweer de hoge prijs van de ruwe aardolie, dit keer na een plotse en forse stijging. De ruwe Brent-aardolie werd in 2004 verhandeld tegen een gemiddelde prijs van 38,27 dollar/vat, een nieuw record over de laatste 20 jaar. Ruwe aardolie is overigens niet de enige grondstof die duurder geworden is ten gevolge van de groeiende vraag. Ook andere basisgrondstoffen volgen deze trend : steenkool, gas, staal, … . Een drietal factoren hebben een grote rol gespeeld in de forse stijging van de prijs van de ruwe aardolie: de aanzienlijke groei van de vraag naar ruwe aardolie, de verzadiging van de wereldwijde raffinagecapaciteit en de politieke instabiliteit in een aantal voor de aardolieproductie belangrijke delen van de wereld.
10
J A A RV E R S L A G 2004
Grote spanning tussen vraag en aanbod De markt van de ruwe aardolie werd gedomineerd door de vraag. Het jaar 2004 werd gekenmerkt door een aanzienlijke groei van de vraag, waarop niemand had geanticipeerd. In juli 2003 verwachtte men dat de vraag in 2004 gemiddeld zowat 79,1 miljoen vaten per dag zou bedragen. In augustus 2004 moest men die prognose bijstellen tot 82 miljoen vaten per dag! Een en ander heeft vooral te maken met de groei (+8,5% per jaar) van de Chinese economie. De vraag naar ruwe aardolie in China geraakte daardoor in een versnelling: in 2004 is de vraag met 16 % gestegen ten opzichte van 2003. Daarmee bedroeg het aandeel van China in de groei van de wereldwijde vraag 30 %. Maar ook in andere zones van de wereld steeg de vraag. In de Verenigde Staten van Amerika steeg de vraag naar ruwe aardolie tweemaal zo snel als in de voorafgaande jaren. In Azië waren er naast China nog een aantal flinke groeiers, zoals India. Ook vanuit het Midden Oosten en Europa steeg de vraag. Het aanbod van ruwe aardolie kon dus slechts moeilijk de vraag volgen, met als resultaat spanning op de markt. Die werd bovendien nog verscherpt door de verzadiging van de wereldwijde raffinagecapaciteit. Zowel de voorraden van ruwe aardolie als van afgewerkte producten smolten als sneeuw voor de zon. Het marktevenwicht en de prijsvorming berusten op de marginale productiecapaciteiten van ruwe aardolie die nodig zijn om te kunnen voldoen aan de groei van de
JAARVERSLAG
2004
vraag. Gezien de productie van de OPEC sinds begin 2003 toegenomen is met 4 miljoen vaten per dag, is hun beschikbare extra productiecapaciteit gedaald tot zowat 2 miljoen vaten per dag (2 miljoen vaten per dag is kleiner dan de groei tussen 2003 en 2004!). Deze productiestijging situeert zich vooral in Saoedi-Arabië. De markt en het prijspeil worden onstabieler naarmate de beschikbare extra productiecapaciteit krimpt. Bovenop dit kwantitatief aspect ent zich een kwalitatief aspect: de groeiende vraag van de raffinaderijen naar lichtere soorten aardolie met een laag zwavelgehalte. Dat is uiteraard een gevolg van de verhoogde vraag naar lichte afgewerkte producten. Het prijsverschil tussen lichte en zware aardoliesoorten stijgt, mede door het feit dat de beschikbare extra productiecapaciteit voornamelijk te vinden is bij zwaardere soorten ruwe aardolie met hoog zwavelgehalte. Dat staat haaks op de stijgende vraag naar lichte producten met laag zwavelgehalte. Zowat de helft van het huidige wereldverbruik van petroleumproducten bestaat immers uit motorbrandstoffen!
Tekort aan raffinagecapaciteit De verzadiging van de productiecapaciteit van ruwe aardolie gaat vergezeld van een verzadiging van de raffinagecapaciteit. De periode 1980 – 1990 werd gekenmerkt door overtollige raffinagecapaciteiten wegens de dalende vraag naar petroleumproducten. In het daaropvolgende decennium werd daarom de raffinage geherstructureerd en werden de capaciteiten verminderd. Gezien de onbevredigende raffinagemarges is de laatste
vijftien jaar zeer weinig geïnvesteerd in nieuwe raffinagecapaciteit. Een illustratie hiervan is het feit dat in de Verenigde Staten sinds 1976 geen nieuwe raffinaderij werd gebouwd. Met als gevolg dat de stijgende vraag op dit ogenblik leidt tot een tekort aan raffinagecapaciteit. In de drie voornaamste verbruikersmarkten (Noord-Amerika, West-Europa en Azië) was de gemiddelde benuttingsgraad van de raffinaderijen in 2004 dan ook zeer hoog: tussen 92 en 95 %. Een positief gevolg van dat alles is het herstel van de raffinagemarges die nu 2 tot 3 maal hoger zijn dan in de periode 1995 – 2003, toen ze absoluut onbevredigend waren. Gezien de groeiende vraag naar lichte producten scoren complexe raffinaderijen hier beduidend beter omdat ze relatief méér lichte producten vervaardigen dan de minder complexe raffinaderijen.
Politieke instabiliteit en andere factoren In een reeds door vraag en aanbod onder druk staande markt leidt elke politieke spanning of een staking in een olieproducerend land of regio, of zelfs meteorologische verschijnselen tot nog meer zenuwachtigheid. De Yukos-affaire, de staking in Venezuela en de relaties tussen dat land en de USA, het geweld in Irak en Saoedi-Arabië, de verslechtering van het politiek klimaat in het Midden-Oosten, de sociale en etnische onrust in Nigeria, de orkanen in de Golf van Mexico: al deze exogene factoren hebben onmiskenbaar een invloed gehad op de evolutie van de prijs van de ruwe aardolie op de wereldmarkt. JAARVERSLAG 2004
11
DE
I N T E R N AT I O N A L E T O E S TA N D
De prijs van de aardolie in euro Om de kostprijs van de ruwe aardolie voor onze economie correct te waarderen, moet men de evolutie van de prijs volgen in onze eigen munteenheid, de euro. De bijgaande grafiek spreekt voor zichzelf: zowel in lopende euro als in constante euro ( inflatiegezuiverd ) haalt de prijs van de Brent-olie niet de maximale niveaus van 1985. Ruwe aardolie is nu dus nog steeds relatief goedkoper dan toen.
van de ruwe aardolie (telkens hoogste maandgemiddelde van het betrokken jaar): • 11,16 euro per vat in 1979 (crisis in Iran); • 30,37 euro per vat in de lente van 1985; • 4,22 euro per vat in december 1999; • 17,39 euro per vat in oktober 2004.
Uitgedrukt in constante euro en met basisindex 1975 = 100, bedroeg de prijs
Figuur 2 : Prijs van de aardolie (Brent) in euro/vat €/bl 50
40
30
20
10
0
01/79 05/80 01/81 06/82 12/83 12/84 03/85 07/86 07/87 10/88 12/89 10/90 12/91 11/92 12/93 11/94 12/95 12/96 12/97 12/98 12/99 08/00 12/01 10/02 10/03 02/04 10/04 lopende euro
Bron : Comité Professionnel du Pétrole (France)
12
J A A RV E R S L A G 2004
constante euro
JAARVERSLAG
2004
De evolutie per sector Tabel 1 : Wereld: productie/reserves/ wereldverbruik/raffinagecapaciteit (in miljard ton) Ruwe aardolie
Gt
Productie 2004 Reserves op 01/01/2005 Verbruik 2004 Raffinagecapaciteit op 01/01/2005
3,5 174,3 3,8 4,1
Bron : Comité Professionnel du Pétrole (France)
De reserves : een halve eeuw productie Tabel 2 : Wereldreserves van ruwe aardolie op 01/01/2005 (in miljard ton)
Gt Noord-Amerika Zuid-Amerika Afrika West-Europa Nabije Oosten waarvan: Saoedi-Arabië Irak Iran Koeweit Verre Oosten/Oceanië Oost-Europa Totaal wereld waarvan OPEC
% 27,4 15,7 13,8 2,2 99,5
35,7 15,7 17,2 13,8
15,7 9,0 7,9 1,3 57,1 20,5 9,0 9,8 7,9
4,9 10,8 174,3 120,8
2,8 6,2 100,0 69,3
Bron: Comité Professionnel du Pétrole (France)
JAARVERSLAG 2004
13
DE
I N T E R N AT I O N A L E T O E S TA N D
In 2004 zijn de bewezen reserves aan ruwe aardolie met 1 % gestegen ten opzichte van 2003. Zij bedragen begin 2005 nagenoeg 174,3 miljard ton. Bij het huidige productieritme komt dat overeen met ongeveer 50 jaar productie.
reeds in Saoedi-Arabië bevindt zich zowat een vijfde van de bewezen aardoliereserves. Dat land speelt dan ook een toonaangevende rol binnen de OPEC en kan relatief meer wegen op de prijsvorming op de internationale markt.
Het grootste aandeel daarvan, meer dan 69 %, is in handen van de OPEC. Alleen
De productie Tabel 3 : Wereldwijde productie van ruwe aardolie 2004 (in miljoen ton en %)
Mt Noord-Amerika Zuid-Amerika Afrika West-Europa Noorwegen Verenigd Koninkrijk Nabije Oosten Saoedi-Arabië Irak Verre Oosten/Oceanië Oost-Europa waarvan: Rusland Totaal wereld waarvan OPEC Bron: Comité Professionnel du Pétrole (France)
14
J A A RV E R S L A G 2004
% 390 456 404 273
146 91
11,0 12,9 11,4 7,7 4,1 2,6
1.105 451 103
31,3 12,7 2,9
363 543 446
10,3 15,3 12,6
3.535 1.436
100,0 40,6
JAARVERSLAG
2004
De wereldwijde productie van ruwe aardolie is in 2004 met 4,25 % gestegen ten opzichte van 2003. Van de stijging met 144 miljoen ton neemt de OPEC 120 miljoen ton voor zijn rekening. De productie van de OPEC is dan ook met 9,12 % gestegen. Merk op dat Irak er in geslaagd is zijn productie op een jaar tijd met iets meer dan 60 % te verhogen.
De totale productie van West-Europa daarentegen is gedaald. Ook de productie van Rusland is met 9,3 % gedaald.
Het verbruik Tabel 4 : Evolutie van het verbruik van aardolie per geografische zone (in miljoen ton en %) 1973 Noord-Amerika West-Europa Japan Rest van de wereld Totaal wereld
2004
Mt
%
Mt
%
902 749 269 878 2.798
32,2 26,8 9,6 31,4 100,0
1.041 777 242 1.706 3.766
27,6 20,6 6,4 45,4 100,0
Bron: Comité Professionnel du Pétrole (France)
In 2004 werd wereldwijd 3,766 miljard ton ruwe aardolie verbruikt, een stijging van 5,2 % tegenover 2003. Dat is een forse stijging. De stijging van het verbruik in Noord-Amerika, West-Europa en Japan bedraagt 2,1 %, minder dan het wereldgemiddelde. Dat betekent dat het verbruik in de rest van de wereld veel sneller stijgt dan het wereldgemiddelde, nl. met 9,2 %.
De stijging van het Chinees verbruik met ca. 16 % is hier uiteraard maatgevend. De tendens van de laatste decennia zet zich voort: het relatieve aandeel van de rest van de wereld groeit onophoudelijk ten opzichte van dat van Noord-Amerika, West-Europa en Japan en bedraagt nu reeds meer dan 45 % van het wereldverbruik.
JAARVERSLAG 2004
15
DE
I N T E R N AT I O N A L E T O E S TA N D
De raffinage Tabel 5 : Evolutie van de raffinagecapaciteit in de wereld (in miljard ton/jaar en %)
Wereldcapaciteit (Gt/j) waarvan (in %) Noord-Amerika Zuid-Amerika Afrika Europa Nabije Oosten Verre Oosten/Oceanië Ex Sovjetunie Totaal wereld
1978
2003
2004
3,921
4,103
4,121
25,1 10,6 2,1 26,5 4,5 14,6 16,6 100,0
22,8 10,2 3,9 20,3 7,9 24,4 10,5 100,0
22,8 10,0 3,9 17,9 7,9 25,1 12,4 100,0
Bron: Comité Professionnel du Pétrole (France)
De raffinagecapaciteit in het Nabije en het Verre Oosten neemt toe. In Europa daalt ze. De wereldwijde raffinagecapaciteit heeft de stijgende productie niet gevolgd. Dat heeft als gevolg dat de stijgende vraag op dit ogenblik leidt tot een tekort aan raffi-
16
J A A RV E R S L A G 2004
nagecapaciteit. In de drie voornaamste verbruikersmarkten (Noord-Amerika, West-Europa en Azië) lag de gemiddelde benuttingsgraad van de raffinaderijen in 2004 dan ook zeer hoog: tussen 92 en 95 %.
JAARVERSLAG
2004
Figuur 3 : Bruto raffinagemarges, jaarlijks gemiddelde (in €/t) 30 25 20 15 10 5 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Bron : Comité Professionnel du Pétrole (France)
Een positief gevolg van dat alles is het herstel van de raffinagemarges die nu 2 tot 3 maal hoger zijn dan in de periode 1995 - 2003. Gezien de groeiende vraag naar lichte producten scoren complexe raffinaderijen hier beduidend beter, omdat ze relatief méér lichte producten vervaardigen dan de minder complexe raffinaderijen.
De gemiddelde bruto raffinagemarge voor ruwe aardolie van het type Brent uit de Noordzee bedroeg in 2004 30 euro per ton. Dat is een gevoelige verbetering tegenover 2003.
JAARVERSLAG 2004
17
DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIË
DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIË
2004 BELGISCHE PETROLEUM FEDERATIE
DE
PETROLEUMSECTOR IN
BELGIË
DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIË De evolutie van de maximumprijzen Ook in 2004 heeft het niveau van de maximumprijzen van de brandstoffen in België de trend van de marktprijzen voor ruwe aardolie en voor petroleumproducten gevolgd, conform het programmaakkoord. De verdere daling van de dollarkoers heeft de stijging van de maximumprijzen van de brandstoffen wat getemperd, doch de systematische verhoging van de accijnzen via het kliksysteem heeft dit meer dan gecompenseerd. Kortom, de stijging van de prijzen op de internationale markt werd in België nog versterkt door een verhoging van de belasting op brandstoffen (BTW op de verhoging van de maximale productprijs + accijnsverhoging + BTW op de accijnsverhoging). In 2004 werden de hoogste maximumprijzen bereikt (in lopende euro) sinds de invoering van de programma-overeenkomst op 1 augustus 1974. Uitgedrukt in constante euro echter, liggen de hoogste maximumprijzen in 2004 nog een stuk lager dan in 1985. Bijgaande tabel toont, naast de recordprijzen in 1985, de hoogste maximumprijzen in 2004 en de inflatiegezuiverde hoogste maximumprijzen in 2004 ( basis index 1985 = 100 ). In koopkracht uitgedrukt zijn de brandstoffen in 2004 dus nog steeds goedkoper dan in 1985! Voor een groot stuk hebben we dat overigens ook te danken aan de zwakte van de dollar ten opzichte van de euro. 20
J A A RV E R S L A G 2004
JAARVERSLAG
2004
Tabel 6: Hoogste maximumprijzen van de brandstoffen in België euro/liter
1985
2004
2004 inflatiegezuiverd
Benzine 95 octaan Diesel Huisbrandolie
0,9296 0,7139 0,4799
1,213 1,009 0,4983
0,822 0,671 0,3314
Bron: BPF
Tabel 7 : Evolutie van de maximumprijzen van de brandstoffen in België
Benzine 95 octaan (€/l) Diesel (€/l) Huisbrandolie (€/l) Residuele stookolie (1% zwavel) (€/t) Propaan in flessen (€/kg)
01/01/2004
01/01/2005
Verschil (%)
1,019 0,768 0,3087 175,00 1,3248
1,087 0,910 0,3819 208,20 1,4122
+ 6,6 +18,5 + 23,7 + 19 + 6,6
Bron : BPF
JAARVERSLAG 2004
21
DE
PETROLEUMSECTOR IN
BELGIË
Figuur 4: Brandstofprijzen in België en in de buurlanden. (in €/1000 l) Situatie op 14/02/2005 Diesel
Benzine 95 octaan €/1000 l
€/1000 l
1226,78
1200
1500 1266,00 1200 1103,00
1082,5
1164,46
1110,30
1000
928,89
940,80
918,00
861,00 800
923,00
900
728,00 600
600 400 300
200
0
0 B
F
D
NL
L
GB
383,00
398,12
B
F
D
NL
L
Huisbrandolie €/1000 l 800 713,00
700 600 493,39
500
434,50 400 396,20
BTW Accijnzen
300
Prijs zonder belastingen 200 100 0 B
22
J A A RV E R S L A G 2004
F
D
NL
L
GB
Bron : Bulletin pétrolier hebdomadaire de la Comission Européenne n° 1250 – 15/02/2005
GB
JAARVERSLAG
2004
Figuur 5 : Noteringen voor brandstoffen (Barges High FOB Rotterdam). Maandelijkse gemiddelden. (in $/MT)
530 510 490 470 450 430 410 390 370 350 330 310 290 270 250 230 210 190 170 150
01/02 03/02
05/02
07/02
09/02
11/02
Benzine 95 oct.
01/03
03/03
05/03
07/03
Diesel
09/03
11/03
01/04
03/04
05/04
09/04
07/04
11/04
01/05
03/05
Huisbrandolie
Bron : FOD Economie
Tabel 8 : Vergelijking van de gemiddelde maximumprijzen van de voornaamste brandstoffen met en zonder belastingen in 1975 en 2004 (in €/l) Benzine
Diesel
Huisbrandolie
Gemiddelde maximumprijs 1975 2004 2004, zonder inflatie (1)
0,355 1,127 0,420
0,218 0,875 0,326
0,119 0,377 0,140
Gemiddelde maximumprijs zonder belastingen 1975 2004 2004, zonder inflatie (1)
0,144 0,379 0,141
0,137 0,396 0,148
0,102 0,330 0,123
Bron : BPF (1) Inflatie geraamd op 168 % tussen 1975 en 2004
JAARVERSLAG 2004
23
DE
PETROLEUMSECTOR IN
BELGIË
Figuur 6 : Bij constante belastingtarieven sinds 1985 zou de maximumprijs van benzine 95 octaan vandaag 0,373 €/l lager zijn ! €/l
Totaal : 1,259 €/l
1,2 1,0 0,8
0,211 €/l
Totaal : 0,908 €/l
Totaal : 0,886 €/l
0,182 €/l 0,586 €/l
0,6
0,278 €/l
0,4
0,099 €/l
0,2
0,349 €/l
0,154 €/l
0,278 €/l
BTW 0,143 €/l
0,143 €/l
0,311 €/l
0,311 €/l
Benzine 95 octaan op 09/04/2005
Benzine 95 octaan op 09/04/2005 met belastingtarieven van 07/05/1985
Accijnzen Marge en distributiekosten Product
0,0 Benzine 95 octaan op 07/05/1985 Bron : BPF
Figuur 7 : Bij constante belastingtarieven sinds 1985 zou de maximumprijs van diesel vandaag 0,254 €/l lager zijn ! €/l 1,0
Totaal : 1,030 €/l 0,179 €/l Totaal : 0,776 €/l
0,8 Totaal : 0,636 €/l
0,6
0,127 €/l 0,130 €/l
0,4 0,2
0,340 €/l
0,135 €/l 0,130 €/l
0,141 €/l
0,141 €/l
0,077 €/l 0,302 €/l
Accijnzen 0,370 €/l
0,370 €/l
24
J A A RV E R S L A G 2004
Bron : BPF
Marge en distributiekosten Product
0,0 Diesel op 07/05/1985
BTW
Diesel op 02/04/2005
Diesel op 02/04/2005 met belastingtarieven van 07/05/1985
JAARVERSLAG
2004
Gevoeligheid van de maximumprijzen van de brandstoffen Tabel 9 : Effect van de evolutie van de dollarkoers op de maximumprijzen van benzine 95 octaan (in €/l) Dollarkoers
1 € =1,2967 $
1 € =1 $
1 € =0,82 $
16/02/2005 Basisprijs benzine 95 octaan
0,251
0,326
0,396
Marge en distributiekosten
0,140
0,140
0,140
Prijs zonder belastingen
0,391
0,466
0,536
Accijnzen + energiebijdragen
0,574
0,574
0,574
Prijs zonder BTW
0,965
1,040
1,110
BTW
0,203
0,218
0,233
MAXIMUMPRIJZEN
1,168
1,258
1,343
+ 0,090
+ 0,175
Variatie t.o.v. 1€ = 1,2967 $ Bron BPF
Tabel 10: Effect van de evolutie van de aardolieprijs op de maximumprijzen van benzine 95 octaan (in €/l) Aardolieprijs
46 $/bl
Aardolieprijs 25 $/bl
Aardolieprijs 70 $/bl
16/02/2005 Basisprijs
0,215
0,168
0,336
Marge en distributiekosten
0,130
0,130
0,130
Prijs zonder belastingen
0,345
0,298
0,454
Accijnzen + energiebijdragen
0,536
0,536
0,536
Prijs zonder BTW
0,881
0,834
0,992
BTW
0,185
0,175
0,208
MAXIMUMPRIJZEN
1,066
1,009
1,200
- 0,057
+ 0,134
Variatie t.o.v. 46 $/bl Bron BPF
Belangrijke opmerking: : hypothese : de marktprijzen van de benzine variëren evenredig met de aardolieprijs.
JAARVERSLAG 2004
25
DE
PETROLEUMSECTOR IN
BELGIË
De raffinage Tabel 11: Raffinagecapaciteiten van de Belgische raffinaderijen (in kt/j) Op 31 december Distillatiecapaciteit Krakingcapaciteit Reformingcapaciteit
1973
2003
2004
43.084 3.220 3.790
41.008 7.359 4.797
39.057 7.644 5.083
Bron: BPF
Tabel 12: Hoeveelheid producten verwerkt in de Belgische raffinaderijen (in kt/j)
Verwerking van ruwe aardolie Tussenproducten TOTAAL Verhouding verwerking aardolie / distillatiecapaciteit (in %) Bron: FOD Economie en BPF
26
J A A RV E R S L A G 2004
1973
2003
2004
37.007 241 37.248
36.237 9.681 45.918
34.402 9.174 43.576
85,9
88,4
88,1
JAARVERSLAG
2004
Tabel 13 : Primaire distillatiecapaciteit van de Belgische raffinaderijen (in kt/j) Op 31 december Belgian Refining Corporation (1) Belgian Shell BP Belgium Chevron (2) Esso Belgium Total Raffinaderij Antwerpen (3) Petroplus Refining Antwerp Bitumen (7) Raffinerie Belge des Pétroles (4) Texaco Belgium (5) Petroplus Refining Antwerp (6) TOTAAL
1973
2003
2004
3.500 544 40 5.000 4.730 17.000 5.000 7.270 43.084
5.400 13.500 17.988 1.200 2.920 41.008
5.500 14.370 18.037 1.150 39.057
Bron: BPF (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
In 1973 onder de maatschappelijke benaming «Albatros» Stopzetting van de activiteiten op 01/09/1982 In 1973 onder de benaming «SIBP» Overname door Nynas Petroleum en Universal Refining Stopzetting van de activiteiten op 01/02/1982 Tot 1999 onder de maatschappelijke benaming Universal Refining Raffinageactiviteiten van Nynas overgenomen door Petroplus Refining Antwerp Bitumen vanaf 01/03/2003
Tabel 14 : Nettoproductie van afgewerkte producten in België (in duizend ton)
kt 1973
2003
2004
% Verschil 2004/1973
Aandeel in % 1973 2004
Autobenzines
4.768
5.865
5.865
+23
13,4
16,8
Vliegtuigbrandstoffen
1.111
2.048
2.142
+93
3,1
6,1
Gasolie
12.054
13.013
12.327
+2
34,0
35,4
Residuele stookolie
13.715
8.689
8.380
-39
38,7
24,0
405
627
511
+26
1,1
1,5
Vloeibare gassen Bitumen
1.081
333
880
-19
3,0
2,5
Nafta
1.682
2.460
2.318
+38
4,7
6,6
694
2.793
2.522
+263
2,0
7,2
35.510
35.828
34.870
100,0
100,0
Andere producten Alle producten Bron: FOD Economie
JAARVERSLAG 2004
27
DE
PETROLEUMSECTOR IN
BELGIË
De buitenlandse handel Ruwe aardolie Tabel 15 : Invoer van aardolie in België volgens regio van herkomst (in duizend ton en in %)
Midden Oosten totaal Saoedi-Arabië Iran Irak Rusland Noordzee totaal Verenigd Koninkrijk Noorwegen Afrika totaal Nigeria Venezuela Andere Totaal waarvan OPEC
1973
kt 2003
2004
29.830 15.927 7.221 818 517 106 106 5.696 949 997 249 37.395 36.344
11.811 6.144 4.689 932 11.603 9.697 4.535 4.142 1.437 1.049 896 801 36.245 14.143
10.616 5.373 4.620 160 13.953 8.130 3.113 2.949 694 433 915 99 34.407 12.129
Bron : FOD Economie
Rusland blijkt nu de belangrijkste leverancier te zijn van ruwe aardolie, met 40,6 % van de totale aanvoer. De Noordzee, tot 2002 onze belangrijkste leverancier, levert nog slechts 23,6 %.
28
J A A RV E R S L A G 2004
Aandeel in % 1973 2003 79,7
32,6 42,6 19,3 2,2
1,4 0,3
30,8 16,9 12,9 2,6
32,0 26,7 0,3
15,2
15,6 13,4 0,5 40,6 23,6
12,5 11,4 4,0
2,5 2,7 0,7 100,0 97,2
2004
9,0 8,6 2,0
2,9 2,5 2,2 100,0 39,0
1,3 2,7 0,3 100,0 35,3
JAARVERSLAG
2004
Afgewerkte producten Tabel 16 : Buitenlandse handel in afgewerkte producten in 1973, 2003 en 2004 (in duizend ton) kt Totale invoer waarvan: Autobenzines Gasolie Residuele stookolie Andere Totale uitvoer waarvan: Autobenzines Gasolie Residuele stookolie Andere Totale maritieme bunkering waarvan: Gasolie Residuele stookolie Andere Verhouding = uitvoer + bunkering invoer
1973
2003
2004
8.024 567 2.488 2.879 2.090 14.507 2.560 4.817 4.352 2.778 3.138 503 2.615 20 2,2
15.599 1.121 6.657 4.457 3.364 20.239 4.859 7.419 4.024 3.937 7.145 665 6.479 1 1,8
17.338 1.078 8.080 5.364 2.816 22.084 4.991 8.193 4.430 4.470 8.037 496 7.541 0 1,7
Bron: FOD Economie
Figuur 8 : Buitenlandse handel in afgewerkte producten gedurende de laatste 28 jaar (in miljoen ton) Mt 25
20
15
10
5
1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Invoer
Uitvoer
Bron : CPDP (France)
België heeft ook in 2004 zijn rol als nettouitvoerder van petroleumproducten bevestigd. Het balansoverschot bedraagt
4,7 miljoen ton. Hieraan moet nog toegevoegd worden de leveringen van 8 miljoen ton bunkerolie aan de zeeschepen. JAARVERSLAG 2004
29
DE
PETROLEUMSECTOR IN
BELGIË
Het binnenlands verbruik Tabel 17 : Levering van afgewerkte producten voor verbruik in België (in duizend ton) kt
Autobenzines Vliegtuigbrandstoffen Diesel Huisbrandolie Residuele stookolie Nafta (1) Andere producten Alle producten
1973
2003
2004
% Verschil 2004/1973
2.573 510 1.251 8.024 9.661 1.655 2.031 25.705
2.104 1.503 5.799 5.538 2.109 2.726 2.430 22.209
1.932 1.387 6.305 5.497 1.269 2.090 2.226 20.706
-24,9 +172 +404 -31,5 -86,9 +26,3 +9,6 -19,4
Aandeel in % 2003 2004 9,5 6,8 26,1 24,9 9,5 12,3 10,9 100,0
9,3 6,7 30,5 26,5 6,1 10,1 10,8 100,0
Bron: FOD Economie (1) Grondstof voor de petrochemie. Het betreft hier de hoeveelheden nafta voor verbruik in België geleverd door de petroleummaatschappijen en onderworpen aan de verplichte aangifte voor de statistiek van de FOD Economie. Het cijfer geeft dus niet het verbruik van nafta in de petrochemie, gezien het niet de rechtstreeks door de petrochemische bedrijven ingevoerde en verbruikte nafta bevat.
Figuur 9: Aandeel van de verschillende producten in het binnenlands verbruik (in %) 100% 9,3%
10,0% 2,0% 4,9%
6,7%
31,2%
30,5%
80%
60% Autobenzine
26,5%
40%
Diesel
37,6% 6,1%
20% 10,1% 6,4%
0
30
J A A RV E R S L A G 2004
Huisbrandolie Residuele stookolie Nafta Andere producten
7,9%
10,8%
1973
2004
Bron : FOD Economie en BPF
Vliegtuigbrandstof
JAARVERSLAG
2004
Tabel 18 : België: marktaandelen van de verschillende energiebronnen (in %) 1973
2003
2004(1)
Vaste brandstoffen
24,6
10,6
10,3
Aardolie
58,4
41,4
40,8
Aardgas
17,0
24,7
25,0
Kernenergie
0,0
21,2
21,5
Andere Hernieuwbare energiebronnen en recuperatiebrandstoffen(2)
0,0
1,0
1,2
TOTAAL
-
1,1
1,1
100,0
100,0
100,0
Bron : FOD Economie (1) Voorlopige cijfers (2) Industriële, huishoudelijke en landbouwafvalstoffen gebruikt in de elektriciteitsproductie
Tabel 19 : België : Verbruik van de voornaamste brandstoffen (in duizend ton)
2003
2004
Verschil in %
Benzine 98 octaan
667
581
-12,9
Benzine 95 octaan
1.437
1.352
-5,9
Diesel
5.799
6.305
+8,7
Huisbrandolie
5.538
5.497
-0,7
Bron : FOD Economie
Benzine 98 octaan is bijna volledig van de markt verdwenen.
70 % van de personenwagens, die in de loop van 2004 werden ingeschreven, heeft een dieselmotor.
De tendens van het toenemende verbruik van diesel wordt nog maar eens bevestigd. Dat is uiteraard het gevolg van het gunstiger fiscaal stelsel van diesel ten opzichte van benzine. Een en ander heeft eveneens als gevolg dat het aandeel dieselwagens in het totale personenwagenpark in België blijft stijgen: het bedraagt nu ca. 47 %.
JAARVERSLAG 2004
31
DE
PETROLEUMSECTOR IN
BELGIË
Figuur 10: België : Aandeel van benzine en diesel in het totaal verkochte volume motorbrandstoffen (in %)
70
54
22
30
46
78
1973
1985
2004
Diesel
Benzine
Bron : FOD Economie en BPF
Tabel 20 : België : Evolutie van het aantal personenwagens per type brandstof Benzine
%
Diesel
%
LPG
%
2.844.801
71,0
1.145.440
28,5
19.013
0,5
1.1.2005 2.462.002
51,3
2.284.966
47,6
52.640
1,1
1992 Bron: Febiac
Tabel 21: België : Evolutie van het aantal inschrijvingen van nieuwe personenwagens per type brandstof Benzine
%
Diesel
%
LPG
%
1982
275.413
80,0
67.033
19,5
1.971
0,6
1992
317.996
68,2
148.185
31,8
14
0,0
2004
145.227
30,0
339.266
70,0
264
0,1
Bron : Febiac
32
J A A RV E R S L A G 2004
JAARVERSLAG
2004
Figuur 11: Aardoliebalans van België in 2004 (in miljoen ton) Invoer afgewerkte producten
17,3 invoer ruwe aardolie
34,4
Invoer tussenproducten
3,8
eigen verbruik raffinaderijen
1,3 uitvoer afgewerkte producten
22,1
uitvoer tussenproducten
3,1
binnenlands verbruik
20,7
bunkering schepen
8,0
Bron : FOD Economie en BPF
JAARVERSLAG 2004
33
DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS
DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS
2004 BELGISCHE PETROLEUM FEDERATIE
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS De bescherming van het leefmilieu De strijd tegen verzuring en ozon Twee Europese richtlijnen die in 2001 werden goedgekeurd, hebben als doel de emissies van verzurende en ozonvormende stoffen in de lidstaten te verminderen. Het gaat om de
richtlijn ‘Grote stookinstallaties’ enerzijds en ‘Nationale emissieplafonds‘ anderzijds. De richtlijn ‘Grote stookinstallaties’ legt de grote stookinstallaties van meer dan 50 MW vanaf 2008 maximale grenswaarden op voor de emissie van SO2, NOx en stof. De richtlijn ‘Nationale emissieplafonds’ legt aan elke lidstaat een grens op die de nationale emissies van SO2, NOx, NH3 en VOS vanaf 2010 niet mogen overschrijden. Deze richtlijn legt voor België zeer ambitieuze doelstellingen op betreffende de maximale jaarlijkse emissies vanaf 2010:
Tabel 22 : België: maximale jaarlijkse emissies vanaf 2010
SO2 NOx VOS NH3
Totaal kt/j
reductie t.o.v. 1990 in %
99 176 139 74
- 73 - 48 - 58 - 31
Bron: CPDP – Oil & Gas Journal
België moest beide richtlijnen omzetten in een nationaal uitvoeringsplan. Gezien de bevoegdheidsverdeling die in ons land van kracht is, vergde het uitwerken van dat plan de samenwerking tussen de federale en gewestelijke overheden:
De emissies van de raffinaderijen
• de gewestelijke overheden zijn bevoegd voor de emissiegrenswaarden die aan de bedrijven worden opgelegd (bijv. de emissiegrenswaarden voor petroleumraffinaderijen);
Voor de petroleumraffinaderijen heeft de Vlaamse regering, met haar besluit van 23 april 2004, reeds nieuwe emissiegrenswaarden opgelegd. Samen met de maatregelen in andere sectoren moet dit ertoe leiden dat voormelde maximale emissieplafonds in 2010 niet overschreden worden.
• de federale overheid is bevoegd voor de productnormen (bijv. de brandstofspecificaties).
36
J A A RV E R S L A G 2004
De toepassing van de Europese richtlijn ‘Nationale emissieplafonds’ maakt de verdere reductie van verzurende en ozonvormende emissies in alle sectoren noodzakelijk.
De nieuwe emissiegrenswaarden voor de petroleumraffinaderijen beogen in 2010 de totale jaarlijkse emissies van deze sector terug te brengen tot maximaal 10 kton SO2
JAARVERSLAG
2004
en 6,5 kton NOx. Het gaat hier om zogenaamde bubble-emissiegrenswaarden, vastgelegd als een gemiddelde voor alle emissiepunten van een raffinaderij, op te volgen middels een strikt meetprogramma. Nieuwe vereisten om de emissies van vluchtige organische stoffen te verminderen, werden nog niet vastgelegd.
• in welke mate de nationale emissieplafonds na 2010 verder verlaagd moeten worden om de door de EU beoogde doelstellingen inzake verzuring en ozon dichterbij te brengen; • wat economisch en technisch de meest optimale mogelijkheden zijn om in de betrokken sectoren de emissies verder te verlagen.
In de Europese Unie en de Vlaamse milieuadministratie zijn reeds projecten opgestart om na te gaan :
Tabel 23 : Emissies van SO2 en NOx door de petroleumraffinaderijen (in duizend ton per jaar) Reële emissies
Doelstelling
1980
2003
2004
2010
88 -
25 9,1
26 8,4
10 6,5
SO2 NOx Bron: BPF
Tabel 24 : Bubble-emissiegrenswaarden SO2 en NOX voor de petroleumraffinaderijen (in mg/Nm3)
SO2 NOx
Tot 31.12.2004
Vanaf 1.1.2005
Vanaf 1.1.2010
1000 350
800 300
350 200
Bron: BPF
Overgang naar brandstoffen met zeer laag zwavelgehalte Een van de maatregelen om de emissies van SO2 te verminderen, is de productie en distributie van motorbrandstoffen met een zeer laag zwavelgehalte ( < 0,001 % of 10 ppm zwavel ). Ter gelegenheid van de federale ministerraad van 20 en 21 maart 2004 had de BPF eraan herinnerd dat het de verantwoordelijkheid van de overheid was om passende maatregelen te nemen om vanaf 01/01/2005 geleide-
lijk aan de distributie van deze brandstoffen “op een evenwichtige geografische basis” te verzekeren, conform de Europese richtlijn terzake. Ook is in 2004 gewezen op de noodzaak om een structuur van de maximumprijzen voor deze zeer laagzwavelige benzines en diesel binnen het programma-akkoord te ontwikkelen. In maart 2005 werd de nodige wetgeving gepubliceerd maar vooralsnog zonder een aanpassing aan de structuur van de maximumprijzen in het programma-akkoord. JAARVERSLAG 2004
37
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
Hoewel de Europese pre-Kyoto startperiode 2005-2007 voor de ondernemingen die onderworpen zijn aan het systeem van verhandelbare emissierechten pas begonnen is, worden de internationale besprekingen over de afspraken voor de periode na 2012 nu al voorbereid.
De klimaatplannen en de raffinagesector Belgische raffinaderijen hebben in de laatste decennia reeds grote vooruitgang geboekt inzake energie-efficiëntie. Zij behoren in dat domein tot de beste 10 % van de wereld. Dat heeft het Vlaams convenant ‘benchmarking energie-efficiëntie’ aangetoond. In dat convenant hebben ze de verbintenis aangegaan om in 2012 minstens even goed te presteren. Zij zetten daarom het onderzoek naar en de ontwikkeling van kosteffectieve energieefficiënte technieken voort. Het overheidsbeleid moet dan ook de gunstige voorwaarden scheppen voor het inzetten van die technieken. De petroleumindustrie wil deze aanpak voortzetten en middels een voortdurende dialoog met de overheid een positieve bijdrage leveren aan de Belgische en Europese strategie in verband met klimaatwijziging. We moeten er echter wel over waken dat internationale overeenkomsten de concurrentiekracht van de Belgische en Europese industrie niet aantasten.
De internationale dimensie : de EU en de periode na 2012 Het Kyoto-protocol behelst afspraken tussen een aantal ontwikkelde landen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Het protocol loopt ten einde in 2012. 38
J A A RV E R S L A G 2004
Het is van zeer groot belang dat België en de gewesten zich niet unilateraal verbinden tot doelstellingen die niet kaderen in een wereldwijde aanpak en bijgevolg onze bedrijven een concurrentieel nadeel bezorgen op de internationale markt. De volgende aanpak is daarom noodzakelijk: • een wereldwijd probleem vergt een wereldwijde aanpak, zowel vanuit ecologisch als vanuit economisch en sociaal oogpunt. Alle landen moeten die aanpak volgen, dus ook de USA en, in een of andere vorm, de opkomende landen zoals China, Brazilië, India … en de ontwikkelingslanden; • die wereldwijde verbintenis en de vastlegging van wereldwijde doelstellingen zijn noodzakelijke voorafgaande voorwaarden vooraleer Europa en België in het bijzonder verbintenissen aangaan. Het speelveld op wereldvlak moet voor iedereen gelijk zijn ( Level Playing Field ). De BPF is daarom gekant tegen het vastleggen door de EU of België van unilaterale kwantitatieve emissie-reducties voor de periode 2020 en later vooraleer de wereldwijde Level Playing Field is vastgelegd. Al te ambitieuze Europese en/of Belgische doelstellingen zouden immers de concurrentiekracht van onze bedrijven (raffinaderijen) op de internationale markt in het gedrang brengen, terwijl de invloed op het klimaat marginaal is.
JAARVERSLAG
2004
Het convenant ‘benchmarking energie-efficiëntie’ Energie-intensieve bedrijven (waaronder petroleumraffinaderijen) zijn toegetreden tot het convenant ‘benchmarking energie-efficiëntie’. In ruil voor het naleven van hun verbintenis om uiterlijk in 2012 te behoren tot de wereldtop inzake energie-efficiëntie (= de 10 % best presterende bedrijven), zou de overheid de betrokken bedrijven alle nodige CO2-emissierechten gratis ter beschikking stellen en hen vrijstellen van extra energie/ CO2 belastingen. Aan bedrijven die nu reeds beter presteren dan de wereldtop (onder andere de petroleumraffinaderijen) was een surplus aan rechten in het vooruitzicht gesteld ter waardering van de zogenaamde ‘early action’. Beide partners, de bedrijven zowel als de overheid, moeten hun verbintenissen nakomen. Een aantal beslissingen van de Vlaamse en de federale regering zetten het vertrouwen van de betrokken bedrijven in de overheid echter op de helling. De waardering van ‘early action’ werd geschrapt. De in januari 2004 tijdens de federale ministerraad van Gembloers in het vooruitzicht gestelde vrijstellingen van bepaalde energie-belastingen en accijnzen voor convenant-bedrijven werden uitgesteld of neerwaarts herzien. Dat staat haaks op de rechtszekerheid die de bedrijven absoluut noodzakelijk achten om op lange termijn te kunnen plannen. *** Concluderend kunnen we stellen dat het Belgisch Nationaal Klimaatplan voor de periode na 2012 deel moet uitmaken van en afgestemd moet worden op een Europese en mondiale aanpak. Alle maatregelen moeten worden getoetst aan de drie pijlers van duurzame ontwikkeling, namelijk economische, sociale en milieudoelstellingen. We moeten een evenwicht bereiken tussen de maatrege-
len opgelegd aan de industriële sectoren en deze opgelegd aan de niet-industriële sectoren. Het aanwezige potentieel voor de reductie van broeikasgassen moet worden beoordeeld op basis van kost-effectiviteitsstudies in alle sectoren, industriële en nietindustriële. Het beleid moet de concurrentiekracht van onze industrie in rekening brengen en geen dure maatregelen opleggen waaraan onze handelspartners niet onderworpen zijn.
Saneringsfonds particuliere stookolietanks Samen met andere actoren en de voor milieu bevoegde regionale overheden, bespreekt de BPF de oprichting van een bodemsaneringsfonds voor particuliere eigenaars van een stookolietank. Via het fonds wil men bodemvervuiling uit het verleden, ontstaan door lekken in de stookolietanks, aanpakken en saneren zonder de betrokken eigenaar al te veel financieel nadeel te berokkenen. Het fonds zou actief zijn op curatief en preventief vlak. In de maximumprijs van de huisbrandolie zou een kleine bijdrage per liter opgenomen worden, ter financiering van een fonds dat de lasten van voormelde saneringen zou helpen dragen. De BPF neemt actief aan de discussies deel, doch moet tegelijk regelmatig waarschuwen: het basisprincipe blijft dat de concurrentiepositie van gasolieverwarming t.o.v. andere energiebronnen niet in gevaar mag worden gebracht door een bovenmatige verhoging van de maximumprijs van het product, te wijten aan een hoge kostenstructuur van het fonds. Tevens moet de wettelijkheid van de voorstellen grondig onderzocht worden.
JAARVERSLAG 2004
39
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
Aanvaardingsplicht gebruikte olie De overheden van de drie Gewesten passen het principe van de producenten-verantwoordelijkheid toe op gebruikte smeer- en industriële oliën. Dat wordt in de regelgeving van de drie gewesten vertaald als de “ aanvaardingsplicht “ voor gebruikte olie, waaraan de producenten en invoerders van olie en de gehele commerciële keten onderworpen zijn. Concreet betekent dit dat iedereen in de keten, van producent of invoerder via tussenhandelaars tot eindverkoper, de gebruikte olie van elke consument, particulier of bedrijf, moet aanvaarden. De producent of invoerder moet deze dan op eigen kosten verwerken. Aangezien de Europese richtlijn inzake gebruikte olie de lidstaten verplicht hierbij voorrang te geven aan regeneratie, hebben de drie gewestelijke overheden dit in hun regelgeving vertaald als een minimaal percentage dat hergebruikt moet worden. Helaas is dit minimumpercentage niet gelijk in de drie Gewesten ... . Eerder dan individueel te voldoen aan de aanvaardingsplicht hebben de leden van de BPF verkozen dat collectief te doen. De regelgeving heeft hiertoe het afsluiten van milieubeleidsovereenkomsten mogelijk gemaakt. De onderhandelingen in de drie Gewesten zijn reeds een flink eind opgeschoten. De uitvoering van deze milieubeleidsovereenkomsten noodzaakt de oprichting van een beheersorganisme, in de vorm van een vzw, dat belast is met: • de sensibilisering van de gebruikers van oliën en van de ophalers en verwerkers;
40
J A A RV E R S L A G 2004
• het opstellen en uitvoeren van een beheersplan dat de vereiste acties vast-
legt om de doelstellingen inzake ophaling en verwerking te verwezenlijken; • de opvolging en evaluatie van de bereikte resultaten; • het rapporteren aan de Gewesten van deze resultaten. Het beheersorganisme wordt opgericht door de federaties die de milieubeleidsovereenkomsten afsluiten: de BPF, de IMOB, Federauto en Fedis.
Het beheersorganisme VALORLUB vzw Vooruitlopend op het afsluiten van de gewestelijke milieubeleidsovereenkomsten en teneinde de werking ervan reeds te kunnen voorbereiden, werd het beheersorganisme VALORLUB vzw al eind 2004 opgericht. Het organisme en al haar acties zullen gefinancierd woden door de bijdragen van de aanvaardingsplichtige bedrijven die in het collectief systeem stappen.
De bio-brandstoffen De Europese richtlijn ter bevordering van de productie en het gebruik van biobrandstoffen is in maart 2005 door de Belgische overheid omgezet in nationale wetgeving. De wetgeving streeft naar een gemiddelde menging (op energie-basis) van 2 % bio-componenten in benzine en diesel tegen eind 2005, groeiend tot 5,75 % tegen eind 2010. Biobrandstoffen kunnen een bijdrage leveren aan de vermindering van de uitstoot van het broeikasgas CO2, omdat tijdens de groeifase van de suikerbiet of het koolzaad – die uiteindelijk worden omgezet in de biobrandstofcomponenten respectievelijk ethanol of
JAARVERSLAG
2004
koolzaadmethylester – CO2 gedeeltelijk wordt opgenomen. Uiteraard is deze hoeveelheid opgenomen CO2 geringer dan de CO2 die wordt uitgestoten tijdens het productieproces van ethanol en koolzaadmethylester en door de verbranding van de biocomponenten in de motor. De leden van de BPF zijn bereid hun bijdrage te leveren aan de menging van biobrandstofcomponenten in fossiele brandstoffen maar herinneren eraan dat het landbouwareaal beperkt is en dat er dus keuzes moeten worden gemaakt. De teelt en het gebruik van biomassa voor elektriciteitsproductie is een ecologisch en economisch veel effectiever middel om CO2-uitstoot te verminderen dan de teelt, de productie en het gebruik van biobrandstoffen. De BPF betreurt dan ook dat hieraan vooralsnog weinig prioriteit wordt gegeven en dat de politieke aandacht zich richt op biobrandstoffen.
De BPF erkent de politieke keuze die gemaakt is voor biobrandstoffen maar ziet vooralsnog geen aanvaardbare manier om zuiver ethanol in benzine te mengen. Ethanol lost op in water en zou daarom gemengd moeten worden net vóór of tijdens het verlaten van het depot, maar dan nog kan de kwaliteit niet meer gegarandeerd worden. Ethanol is daarnaast ecologisch ook nog minder effectief dan bijv. een koolzaadmethylester. Een afgeleid product van ethanol, ETBE ( ethyl-tertiair-butyl-ether ), heeft minder nadelen. Verder is de BPF van mening dat elke uiteindelijk gekozen oplossing werkbaar, fiscaal en juridisch stabiel en tevens fraudebestendig moet zijn, met adequate controles. De vooropgestelde tijdschema’s moeten ook de noodzakelijke investeringen in het raffinageen distributiesysteem mogelijk maken. De BPF zal zich blijven inspannen om ook in dit dossier via verder constructief overleg een werkbare en voor alle partijen aanvaardbare oplossing te helpen uitwerken.
JAARVERSLAG 2004
41
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
De economische kwesties De strategische voorraden De federale regering wenst nog steeds een nationaal voorraadagentschap op te richten. Zij heeft daaromtrent begin 2004 de besprekingen met de petroleumsector hervat. Naar aanleiding daarvan heeft de BPF nogmaals haar standpunt meegedeeld. De belangrijkste punten hiervan zijn: • “level playing-field” – voor elke operator gelijke verplichtingen; • “kosteneffectiviteit” – een kosten-batenanalyse van het vooropgestelde mechanisme moet nagaan of een voorraadagentschap de goedkoopste manier is om aan de voorraadverplichting te voldoen. Men mag niet vergeten dat de verbruiker uiteindelijk de rekening betaalt; • de voorraden die, bovenop de voorraden van het agentschap, desgevallend door de operatoren ter beschikking worden gesteld, moeten vergoed worden; • fasering van het opstarten van het agentschap. Men zou bijvoorbeeld kunnen starten met het aanhouden van een voorraad van een beperkt aantal dagen in categorie 2 waar zich geregeld tekorten voordoen (categorie 2 = gasolie verwarming, gasolie diesel, lampolie en kerosine); • de voorraden moeten beschikbaar en toegankelijk zijn, zodat ze in geval van crisis onmiddellijk kunnen worden ingezet; • effectieve controle van alle voorraadplichtigen, uit te voeren door een onafhankelijk organisme, met adequate sanctionering van overtredingen. 42
J A A RV E R S L A G 2004
Het overleg met de Algemene Directie Energie heeft nog niet geleid tot overeenstemming over deze aangelegenheid. Het is wel nuttig gebleken om enerzijds de werking van het huidige systeem van voorraadverplichting en anderzijds de opportuniteit van een nationaal voorraadagentschap te evalueren. Voorlopig werd het overleg opgeschort, teneinde nu alle aandacht te richten op de verbetering van het huidige systeem. Met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de rapportering werd trouwens een werkvergadering georganiseerd met de deskundigen van de petroleummaatschappijen, verantwoordelijk voor de rapportering van de voorraden, en de ambtenaren van de Algemene Directie Energie, verantwoordelijk voor de petroleumbalans.
JAARVERSLAG
2004
Het sociaal fonds huisbrandolie In de programmawet van 27 december 2004 is onder meer opgenomen dat elke consument: • met een laag inkomen • die stookolie, lampolie of propaangas in bulk gebruikt voor de verwarming een verwarmingstoelage kan krijgen. De toelage wordt alleen toegekend voor leveringen in de periode van 1 september tot 31 maart van die brandstoffen die ervoor in aanmerking komen. De OCMW’s kennen de toelage toe. De kosten van deze bijzondere maatregel worden gedeeld door alle consumenten. Ze betalen een extra heffing bij aankoop van de vermelde producten. De BPF was niet alleen betrokken bij het ontwerpen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten maar neemt ook deel aan de effectieve uitvoering van de voorgestelde wettelijke maatregelen. Om de financiering van de toelage aan kansarme verbruikers in goede banen te leiden, is gekozen voor de oprichting van een Sociaal Fonds in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk. De BPF is een van de stichtende leden van deze vzw. De vzw zal verschillende rollen toebedeeld krijgen: • zorgen voor de inning van de noodzakelijke middelen via de accijnsplichtige ondernemingen die de betreffende producten op de markt brengen; • de OCMW’s terugbetalen wat ze aan steunmaatregelen toegekend hebben;
• controle van de volledige financiële stroom (zowel aan inkomstenzijde als aan uitgavenzijde moeten de regels van de wet/KB geëerbiedigd worden). Samen met de bevoegde overheden (regeringscommissaris, de politieke en administratieve waarnemers) staan de BPF en de andere oprichters van de vzw aldus garant voor de goede werking van de wet en haar doelstelling: steun geven aan kansarmen door in uitzonderlijke omstandigheden de kosten van hun verwarming te subsidiëren.
De maximumprijzen van de brandstoffen In België zijn de prijzen van de brandstoffen (benzine, diesel, LPG, huisbrandolie) vrij beneden een bepaald maximum, vastgelegd door de Federale Overheidsdienst Economie op basis van de zogenaamde programmaovereenkomst.
De programma-overeenkomst De programma-overeenkomst legt de methode vast voor de berekening van de toegestane maximumprijzen van de brandstoffen. Ze legt dus een plafondprijs vast, terwijl de prijs aan de pomp vanzelfsprekend bepaald wordt door de concurrentie op de markt tussen de diverse operatoren. De programma-overeenkomst wordt gesloten tussen de Belgische Staat en de Belgische Petroleum Federatie (BPF). De allereerste overeenkomst werd gesloten in 1974. Waarom een programma-overeenkomst? De oliecrisis van 1973-74 heeft geleerd dat de oude manier om de prijzen aan te passen (aanvraag van prijsverhoging aan het ministerie, zoals bijvoorbeeld voor geneesmiddelen) niet voldoende flexibel was om in te spelen op de snel veranderende prijzen van
JAARVERSLAG 2004
43
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
de brandstoffen op de wereldmarkt en op de evolutie van de dollarkoers. Het gebrek aan flexibiliteit zorgde voor een te trage verrekening van de internationale marktprijzen in de prijs van de afgewerkte producten. Dat leidde tot een chaos op de Belgische markt en zorgde uiteindelijk voor schaarste in ons land. Iedereen herinnert zich nog wel de autoloze zondagen en de schaarste aan de pompen. Na deze ervaring besliste de overheid in 1974 een nieuw systeem in te voeren dat automatisch de prijzen van de wereldmarkt in rekening brengt. Wanneer de prijzen van de brandstoffen op de internationale markt een bepaalde drempel overschrijden, wordt de maximumprijs automatisch naar beneden of naar boven aangepast. De hoofddoelstelling werd bereikt: met de programma-overeenkomst worden de maximumprijzen in België beter aan de internationale markten aangepast. De programma-overeenkomst bevat overigens ook mechanismen die in geval van crisis de bevoorrading van het land waarborgen en de Belgische consument beschermen tegen speculatie. Elementen van de maximumprijs De maximumprijs omvat de volgende elementen: - Kostprijs van het product op de markt van Rotterdam in dollar/ton, omgezet in euro/ton en dus beïnvloed door de koers van de dollar ten opzichte van de euro. De prijzen van de brandstoffen op de markt van Rotterdam zijn indirect afhankelijk van de prijzen van de ruwe aardolie. Vaak variëren de prijzen onafhankelijk 44
J A A RV E R S L A G 2004
van elkaar. Dat heeft te maken met de beschikbaarheid van het product. Deze beschikbaarheid kan worden beïnvloed door raffinageproblemen of de seizoensgebonden vraag. Met de prijzen op de markt van Rotterdam worden de Platts-noteringen van de producten bedoeld. De in de programma-overeenkomst voorgeschreven formules voor de berekening van de maximumprijzen aan de pomp zijn gebaseerd op deze noteringen. Iedere dag berekent de Federale Overheidsdienst Economie de maximumprijzen aan de pomp volgens deze formules. - Maximale distributiemarge Deze marge moet de volgende kosten dekken: - de transportkosten naar een terminal of opslagfaciliteit; - de opslag; - de distributie naar het tankstation; - de exploitatiekosten van het tankstation; - de marketing- en reclamekosten. De maximale distributiemarge wordt vastgelegd per product als een absolute waarde (eurocent/liter). Ze wordt jaarlijks geïndexeerd volgens een formule die vastgelegd is in de programma-overeenkomst. Het is een brutomarge die alle voornoemde kosten moet dekken. Als de prijs aan de pomp lager is dan de maximumprijs, betekent dit dat de exploitant een korting toekent waardoor zijn marge kleiner wordt. De winst van de distributiemaatschappij is het verschil tussen voormelde marge en de werkelijke kosten.
JAARVERSLAG
2004
- Accijnzen De accijnzen zijn een vast bedrag per product in euro/liter, vastgelegd door de regering. - BTW : 21 % op de som van de 3 vorige bedragen. Bijgevolg: • heeft een stijging van de prijs van de brandstoffen op de markt van Rotterdam een invloed op de maximumprijs aan de pomp via de elementen productprijs en BTW. De distributiemarge en de accijnzen worden er echter niet door beïnvloed. De inkomsten van de staat verhogen alleen door de BTW, aangezien deze berekend wordt als een percentage van de prijs, terwijl de accijnzen onveranderd blijven, aangezien deze overeenstemmen met een vast bedrag van x euro per liter;
• heeft een prijsstijging van de brandstoffen op de markt van Rotterdam, die via het mechanisme van het programmacontract leidt tot een nieuwe maximumprijs aan de pomp, geen enkele invloed op de winst die de petroleumbedrijven maken met de distributie van brandstoffen; • beïnvloedt een verandering van de koers van de dollar ten opzichte van de euro de maximumprijs aan de pomp, maar alleen via het bestanddeel productprijs.
Figuur 12 : Samenstelling van de maximumprijs van benzine 95 octaan en diesel op 22/10/2004 (in €/l) €/l 1,2
Totaal : 1,200 (100%) 0,208 (17,33%)
1,0
Totaal : 1,009 (100%) 0,175 (17,34%)
0,8 0,564 (47,00%)
0,333 (33,00%)
0,6 BTW
0,4
0,139 (13,77%)
Accijnzen + energiebijdrage
0,140 (11,67%)
0,2 0,288 (24,00%)
0,362 (35,88%)
Marge en distributiekosten Product ex raffinaderij
0,0 Benzine 95 octaan
Diesel
Bron : BPF
JAARVERSLAG 2004
45
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
Tabel 25 : Accijnzen en gelijkgestelde taksen op 01/03/2005 (in €/1000l)
België: 01/03/2005 Vanaf 01/01/2008 Duitsland Frankrijk Nederland (1) Luxemburg EU minimum 2004
Benzine
Diesel
574,19 647,17 654,50 589,20 664,90 442,08 359,00
340,41 417,04 470,40 416,90 380,40 265,35 302,00
Huisbrandolie 18,49 18,49 61,35 56,60 202,90 10,00 21,00
(2)
Bron : BPF (1) Nederland indexeert jaarlijks het accijnstarief met het inflatiepercentage. (2) Het huidige tarief mag in België behouden blijven tot 01/01/2007. Op die datum kan het opgetrokken worden tot 21 €/1000l mits de Europese Raad dit unaniem beslist, na te hebben vastgesteld dat het niveau van het lager tarief te laag is om scheeftrekking van het vrij verkeer van goederen tussen de lidstaten te vermijden.
De systematische verhoging van de accijnzen De programmawet van 4 augustus 2003 voorziet in een systematische verhoging van de accijns op motorbrandstoffen door het kliksysteem : bij elke daling van de maximumprijs volgens het programma-akkoord wordt de helft van de daling automatisch omgezet in een permanente verhoging van de accijns. Deze verhoging van de accijns,
46
J A A RV E R S L A G 2004
geplafonneerd op 28 euro per m3 per jaar voor benzine en 35 euro per m3 per jaar voor diesel, moet dienen voor de financiering van projecten om de uitstoot van CO2 te beperken. De maatregel eindigt eind 2007 en zal dan voor de consument geleid hebben tot een belastingverhoging inclusief BTW van 15,25 eurocent/liter voor benzine en 16,09 eurocent/liter voor diesel (d.w.z. in 4 jaar meer dan 6 BEF per liter!).
JAARVERSLAG
2004
Figuur 13 : Evolutie van de accijns op benzine 95 octaan (€/l) Benzine 95 octaan €/l 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2
1/1/85 1/1/86 1/1/87 1/1/88 1/1/89 1/1/90 1/1/91 1/1/92 1/1/93 1/1/94 1/1/95 1/1/96 1/1/97 1/1/98 1/1/99 1/1/00 1/1/01 1/1/02 1/1/03 1/1/04 22/4/05
Bron : BPF
Figuur 14 : Evolutie van de accijns op diesel (€/l) Diesel €/l 0,40
0,35 0,30 0,25 0,20 0,15 0,10
1/1/85 1/1/86 1/1/87 1/1/88 1/1/89 1/1/90 1/1/91 1/1/92 1/1/93 1/1/94 1/1/95 1/1/96 1/1/97 1/1/98 1/1/99 1/1/00 1/1/01 1/1/02 1/1/03 1/1/04 22/4/05
Bron : BPF
JAARVERSLAG 2004
47
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
Het aantal wijzigingen van de maximumprijs Het afvlakkingsmechanisme dat in de programma-overeenkomst is ingebouwd, bleef een belangrijke rol spelen bij het beperken van het aantal prijswijzigingen. Het voorkomt dat schommelingen in productprijzen op de internationale markt resulteren in te snel op elkaar volgende aanpassingen van de maximumprijs.
In 2004 hebben er zich, ondanks dit afvlakkingsmechanisme, voor de drie belangrijkste brandstoffen 82 wijzigingen voorgedaan, wat overeenstemt met het aantal veranderingen opgetekend in 2003. Van deze wijzigingen waren er 48 stijgingen tegen slechts 34 dalingen, wat verklaard kan worden door een hoofdzakelijk stijgende trend van de internationale noteringen voor deze producten gedurende 2004.
Tabel 26 : Aantal wijzigingen van de maximumprijzen van brandstoffen in 2004 2004 Benzine 95 octaan Diesel Huisbrandolie TOTAAL
Stijgingen
Dalingen
TOTAAL
14 17 17 48
10 13 11 34
24 30 28 82
Bron : BPF
48
J A A RV E R S L A G 2004
Goedkopere diesel voor vervoerders
Er werd als volgt met de wensen van de BPF rekening gehouden:
Voor de zogenaamde professionele diesel heeft de overheid, zoals aangekondigd, een procedure uitgewerkt voor de terugbetaling van de accijnsstijgingen die het gevolg zijn van het kliksysteem .
• de sector staat niet in voor de werking van het systeem: de wet werd gewijzigd om de accijns te laten terugbetalen aan iemand anders (de vervoerder) dan aan diegene die hem heeft betaald (de petroleummaatschappij);
De vervoerders en taxi’s kopen de diesel tegen de normale prijs en laten zich registreren bij de Administratie der Douane en Accijnzen. Later krijgen ze dan, op basis van allerlei bewijsstukken, een deel van de accijnzen terug. De terugbetalingen voor het jaar 2004 vinden plaats tijdens het eerste kwartaal van 2005.
• het systeem zal niet alleen worden toegepast voor de vervoerders, maar ook voor andere eindgebruikers. Dat zal een eind maken aan het systeem van de contingenten voor landbouwers; bij dat terugbetalingssysteem ligt de werklast momenteel nog bij de petroleummaatschappijen;
JAARVERSLAG
2004
• de mogelijkheid om de terugbetaling te laten gebeuren via de BTW-aangifte wordt nog onderzocht (planning: 2006); • de registratie van alle vervoerders via dit systeem zal het mogelijk maken een complete gegevensbank samen te stellen van de vervoerders bij wie het Fonds voor Analyse van de Aardolieproducten (FAAP) de kwaliteit van de diesel moet controleren.
De opbrengst van de accijnzen
Het controlesysteem van de overheid wordt een belangrijk element om fraude te voorkomen. De BPF zal erop toezien dat de overheid zich daar bewust van blijft. Er weze opgemerkt dat diesel die cash wordt betaald niet in aanmerking komt voor een terugbetaling.
De totale opbrengst van de accijnzen op petroleumproducten bedroeg in 2004 4,06 miljard euro, een stijging van circa 7 % ten opzichte van 2003. Meer dan de helft van de opbrengst van de accijns is afkomstig van de diesel.
Tabel 27 : Opbrengst accijnzen* op petroleumproducten in 2004 (in miljard euro) G€ Huisbrandolie Benzine Diesel Andere TOTAAL
0,10 1,48 2,45 0,03 4,06
* en aanverwante belastingen Bron : FOD Financiën
JAARVERSLAG 2004
49
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
De fraudebestrijding De Belgische Petroleum Federatie staat volledig achter en stimuleert de acties van de overheid in de strijd tegen de petroleumfraude. De overheid moet haar actie voortzetten om zowel de eerlijke concurrentie tussen de handelaars in de petroleumsector te herstellen als de inning van aanzienlijke inkomsten door de schatkist mogelijk te maken. In de strijd tegen de georganiseerde fraude werd grote vooruitgang geboekt dankzij de samenwerking tussen de sector en de overheid enerzijds en een betere samenwerking tussen de Ministers van Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken anderzijds. De vrijwillige en wederzijdse gegevensuitwisseling tussen België en Nederland via het Parallel Warning System (PWS) heeft reeds tot betekenisvolle resultaten geleid. Dat blijkt uit de sterke daling van het aantal nieuw opgestarte BTW-carrousels in 2003 en 2004. De genomen maatregelen hebben blijkbaar een ontradend effect op het creëren van nieuwe BTW-carrousels. De uitdaging is nu het aantal deelnemers aan het PWS verder uit te breiden zodat het marktdekkend wordt. Dit is noodzakelijk om het succes van deze baanbrekende methode van fraudebestrijding te bestendigen.
De fraude met vermengingen blijft echter nog steeds actueel. Men moet dus waakzaam blijven. Mochten controle en vervolging verzwakken dan zal de fraude zienderogen toenemen, mede door de uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten. Om hun belastingsysteem te harmoniseren met de huidige lidstaten moeten de nieuwe lidstaten immers hun belastingen drastisch verhogen. Dat zou aanleiding kunnen geven tot meer fraude.
De controle van de kwaliteit van de brandstoffen Het Fonds voor de Analyse van Aardolieproducten controleert sinds 1996 de kwaliteit van de motorbrandstoffen die aan de consument worden geleverd. Voor het derde opeenvolgende jaar is er een positieve evolutie vast te stellen. Het percentage monsters dat niet aan de kwaliteitsvereisten voldoet, daalt, en vertegenwoordigt in 2004 3,4%. De maatschappijen die lid zijn van de BPF scoren, zoals elk jaar, beter dan het gemiddelde van de markt.
Tabel 28 : Evolutie van het percentage slechte stalen. Per product (in %) 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Benzine 95 octaan Benzine 98 octaan Diesel TOTAAL
50
J A A RV E R S L A G 2004
Bron : FAAP
1,6 3,3 17,4 9,9
2,8 4,2 6,7 5,1
1,9 2,3 5,3 3,7
0,9 1,1 3,3 2,0
4,7 9,3 6,6 6,2
3,8 5,4 7,9 5,4
1,7 3,3 5,1 3,6
2,1 4,6 3,5 3,4
JAARVERSLAG
2004
Tabel 29 : Evolutie van het percentage slechte stalen. Per soort maatschappij (in %) 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Bij de BPF aangesloten maatschappijen Andere merken Witte pompen Geheel van de markt
6,9 21,3 25,3 13,0
5,8 14,9 17,9 9,9
3,0 7,4 9,6 5,1
2,4 4,8 7,1 3,7
1,1 2,7 4,1 2,0
2,0 6,7 9,9 6,2
3,2 8,6 10,1 5,4
2,4 6,2 4,4 3,6
1,9 5,1 6,6 3,4
Bron : FAAP en BPF
Volgens de betrouwbare schattingen van het FAAP waren er op 1 januari 2005 in ons land 3.574 tankstations, 112 of 3% minder dan een jaar daarvoor.
De evolutie van het aantal tankstations
Tabel 30 : Evolutie van het aantal verkooppunten van motorbrandstoffen in België Aantal tankstations Wijziging (%)
01/01/2002
01/01/2003
01/01/2004
01/01/2005
4.177
3.846 - 7,92
3.686 -4,1
3.574 -3,0
Bron : FAAP
Tabel 31 : Aantal verkooppunten met het merk van de bij de BPF aangesloten maatschappijen (op 01/01/2005) Maatschappijen Total Q8 Shell Texaco Esso Jet Totaal voor merken BPF-leden Andere TOTAAL Bron : FAAP en BPF
Aantal stations
%
483 404 310 310 309 198 2.014 1.560 3.574
13,5 11,3 8,6 8,6 8,6 5,5 56,4 43,6 100,00 JAARVERSLAG 2004
51
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
Tabel 32 : Dichtheid van de netwerken van tankstations in Europa 01.01.2004 Aantal tankstations Aantal inwoners/station Aantal voertuigen/station Verkoopsvolume/station (m3/j)
B
D
F
3.686 15.770 14.530 2.794 5.200 4.123 1.295 2.855 2.034 1.886 2.993 2.917
NL
I
GB
3.650 22.450 10.535 4.411 2.557 5.676 1.878 1.528 2.838 2.597 1.535 3.460
Bron : Wood Mackenzie/Opal
Tabel 33 : Aantal tankstations uitgerust met elektronische betaalterminal (op 01/01/2005)
Met elektronische betaalterminal buiten Zonder elektronische betaalterminal buiten TOTAAL waarvan met betaalterminal binnen (over het algemeen een « shop »)
Aantal stations
%
3.398 176 3.574
95,1 4,9 100,0
2.171
60,7
Bron : Banksys
De beveiliging van tankstations De beveiliging van de uitbaters van tankstations, van hun personeel en van hun klanten is voor de leden van de BPF een prioritaire doelstelling. Daarom is de afgelopen jaren aanzienlijk geïnvesteerd in een betere beveiliging van de stations, onder meer door de installatie van steeds meer geavanceerde
52
J A A RV E R S L A G 2004
beveiligingssystemen en cameratoezicht. Tevens zorgen nieuwe betalingssystemen ervoor dat de beschikbare hoeveelheid baar geld steeds kleiner wordt. Daarnaast zijn informatiecampagnes en specifieke trainingen opgezet om uitbaters en hun personeel te leren omgaan met overvallen.
JAARVERSLAG
2004
Er is ook verder gewerkt aan een nauwere samenwerking tussen de uitbaters en de plaatselijke politie om zo te trachten de criminaliteit effectiever te voorkomen of desnoods te bestrijden.
2004 was daardoor het slechtste jaar ooit. Als men het aantal incidenten extrapoleert naar het totaal aantal verkooppunten in België, dus inclusief stations van niet-BPF leden, dan komt men tot 465 incidenten, ruim meer dan 1 per dag.
Desondanks werd in 2004 op één jaar na het hoogste aantal incidenten gerapporteerd in tankstations van maatschappijen die bij de BPF zijn aangesloten, sinds er statistieken worden bijgehouden. In 13% van de verkooppunten deden zich incidenten voor.
Tabel 34 : Evolutie van het aantal overvallen(1) en diefstallen(2) in de tankstations (leden BPF) Overvallen Diefstallen Totaal 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
55 61 73 91 69 57 95
112 160 97 134 196 133 167
167 221 170 225 265 190 262
Aantal stations leden BPF 31/12/2004
% stations met incident
3.105 2.819 2.504 2.323 2.199 2.052 2.014
5,3 7,8 6,8 9,7 12,1 9,3 13,0
Bron : FAAP en BPF (1) Overval : diefstal of poging tot diefstal in aanwezigheid van de uitbater of van zijn personeel (2) Diefstal met braak of poging tot diefstal met braak, gepleegd bij afwezigheid van de uitbater of zijn personeel
JAARVERSLAG 2004
53
DE
BELANGRIJKSTE DOSSIERS
De Leden van de BPF zijn ten zeerste bezorgd over deze ontwikkeling en zullen zich met alle betrokken partijen verder beraden over mogelijke additionele maatregelen om deze zorgwekkende trend om te buigen.
De evolutie van de tewerkstelling in België
Tabel 35 : Evolutie van de tewerkstelling in de petroleumsector
Arbeiders Bedienden Totaal
1973
31/12/2003
31/12/2004
5.167 6.097 11.264
1.138 4.070 5.208
1.105 4.271 5.376
Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek
54
J A A RV E R S L A G 2004
Wijziging in 1 jaar (in%) -2,9 +4,9 +3,2
JAARVERSLAG
2004
JAARVERSLAG 2004
55
INDEX
VA N D E TA B E L L E N
INDEX VAN TABELLEN EN FIGUREN
2004 BELGISCHE PETROLEUM FEDERATIE
INDEX VAN TABELLEN EN FIGUREN
58
J A A RV E R S L A G 2004
Figuur 1 :
Prijs van de aardolie in $/bl en €/bl (maandgemiddele) ...........................................6
Figuur 2 :
Prijs van de aardolie (Brent) in euro/vat .................................................................12
Tabel 1 :
Wereld: productie/reserves/wereldverbruik/raffinagecapaciteit (in miljard ton) ..........13
Tabel 2 :
Wereldreserves van ruwe aardolie op 01/01/2005 (in miljard ton) ...............................13
Tabel 3 :
Wereldwijde productie van ruwe aardolie 2004 (in miljoen ton en %) .........................14
Tabel 4 :
Evolutie van het verbruik van aardolie per geografische zone (in miljoen ton en %)......15
Tabel 5 :
Evolutie van de raffinagecapaciteit in de wereld (in miljard ton/jaar en %) .................16
Figuur 3 :
Bruto raffinagemarges, jaarlijks gemiddelde (in €/t)...............................................17
Tabel 6 :
Hoogste maximumprijzen van de brandstoffen in België...........................................21
Tabel 7 :
Evolutie van de maximumprijzen van de brandstoffen in België.................................21
Figuur 4 :
Brandstofprijzen in België en in de buurlanden (in €/1000 l). Situatie op 14/02/2005 .....................................................................22
Figuur 5 :
Noteringen voor brandstoffen (Barges High FOB Rotterdam) maandelijkse gemiddelden (in $/MT) ....................................................................23
Tabel 8 :
Vergelijking van de gemiddelde maximumprijzen van de voornaamste brandstoffen met en zonder belastingen in 1975 en 2004 (in €/l)..............................23
Figuur 6 :
Bij constante belastingtarieven sinds 1985 zou de maximumprijs van benzine 95 octaan vandaag 0,373 €/l lager zijn ...............................................24
Figuur 7 :
Bij constante belastingtarieven sinds 1985 zou de maximumprijs van diesel vandaag 0,254 €/l lager zijn ................................................................24
Tabel 9 :
Effect van de evolutie van de dollarkoers op de maximumprijzen van benzine 95 octaan (in €/l) ............................................................................25
Tabel 10 :
Effect van de evolutie van de aardolieprijs op de maximumprijzen van benzine 95 octaan (in €/l) ............................................................................25
Tabel 11 :
Raffinagecapaciteiten van de Belgische raffinaderijen (in kt/j) .................................26
Tabel 12 :
Hoeveelheid producten verwerkt in de Belgische raffinaderijen (in kt/j) .....................26
Tabel 13 :
Primaire distillatiecapaciteit van de Belgische raffinaderijen (in kt/j).........................27
Tabel 14 :
Nettoproductie van afgewerkte producten in België (in duizend ton).........................27
Tabel 15 :
Invoer van aardolie in België volgens regio van herkomst (in duizend ton en in %)............28
Tabel 16 :
Buitenlandse handel in afgewerkte producten in 1973, 2003 en 2004 (in duizend ton) ..................................................................29
Figuur 8 :
Buitenlandse handel in afgewerkte producten gedurende de laatste 28 jaar (in miljoen ton)..........................................29
Tabel 17 :
Levering van afgewerkte producten voor verbruik in België (in duizend ton) ................................................................30
JAARVERSLAG
2004
Figuur 9 :
Procentueel aandeel van de verschillende producten in het binnenlandse verbruik (in %) ......................................................................30
Tabel 18 :
België: marktaandelen van de verschillende energiebronnen (in %) ...........................31
Tabel 19 :
België: Verbruik van de voornaamste brandstoffen (in duizend ton) ..........................31
Figuur 10 : België: Aandeel van benzine en diesel in het totaal verkochte volume motorbrandstoffen (in %) ....................................................................................32 Tabel 20 :
België: Evolutie van het aantal personenwagens per type brandstof ..........................32
Tabel 21 :
België: Evolutie van het aantal inschrijvingen van nieuwe personenwagens per type brandstof .............................................................................................32
Figuur 11 :
Aardoliebalans van België in 2004 (in miljoen ton)..................................................................................................33
Tabel 22 :
België: maximale jaarlijkse emissies vanaf 2010 .......................................................36
Tabel 23 :
Emissies van SO2 en NOx door de petroleumraffinaderijen (in duizend ton per jaar) .....................................................................................37
Tabel 24 :
Bubble-emissiegrenswaarden SO2 en NOX voor de petroleumraffinaderijen (in mg/Nm3) ........................................................37
Figuur 12 : Samenstelling van de maximumprijs van benzine 95 octaan en diesel op 22/10/2004 (in €/l)...........................................45 Tabel 25 :
Accijnzen en gelijkgestelde taksen op 01/03/2005 (in €/1000l) .................................46
Figuur 13 : Evolutie van de accijns op benzine 95 octaan (in €/l) .............................................47 Figuur 14 : Evolutie van de accijns op diesel (in €/l)...............................................................47 Tabel 26 :
Aantal wijzigingen van de maximumprijzen van brandstoffen van 01/01/2004 tot 31/12/2004 ......................................................48
Tabel 27 :
Opbrengst accijnzen op petroleumproducten in 2004 (in miljard euro) .....................................................................................49
Tabel 28 :
Evolutie van het percentage slechte stalen. Per product (in %) ..............................................................................................50
Tabel 29 :
Evolutie van het percentage slechte stalen. Per soort maatschappij (in %) ...............................................................................51
Tabel 30 :
Evolutie van het aantal verkooppunten van motorbrandstoffen in België ...........................................................................51
Tabel 31 :
Aantal verkooppunten met het merk van de bij de BPF aangesloten maatschappijen (op 01/01/2005) ................................................51
Tabel 32 :
Dichtheid van de netwerken van tankstations in Europa ...........................................52
Tabel 33 :
Aantal tankstations uitgerust met elektronische betaalterminal (op 01/01/2005) ..........52
Tabel 34 :
Evolutie van het aantal overvallen en diefstallen .....................................................53
Tabel 35 :
Evolutie van de tewerkstelling in de petroleumsector...............................................54 JAARVERSLAG 2004
59