Jaarrekeninglezen Werkboek
Beroepsopleiding Advocatuur
Werkboek Jaarrekeninglezen
© september 2012 (V12), Nederlandse Orde van Advocaten. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze (hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier) zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Nederlandse Orde van Advocaten. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgaven is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaardt/aanvaarden de Nederlandse Orde van Advocaten en/of haar auteurs geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan. 2
Werkboek Jaarrekeninglezen
PROGRAMMA 09.00 – 09.15 uur
introductie
09.15 – 10.30 uur
grondbeginselen: balans vermogensvergelijking winst en verliesrekening kosten versus uitgaven opbrengsten versus kosten
10.30 – 10.45 uur
pauze
10.45 – 11.15 uur
vervolg grondbeginselen: activeren versus kosten nemen afschrijven vormen voorziening overlopende posten
11.15 – 12.30 uur
koelkastencasus
12.30 – 13.30 uur
lunch
13.30 – 14.30 uur
waarderingsmethodieken historische kostprijs/actuele waarde herwaarderingsreserve voorziening latente belastingen
14.30 – 15.15 uur
specifieke activa: goodwill/deelneming consolidatie onderhanden werk
15.15 – 15.30 uur
pauze
15.30 uur – 16.15 uur
specifieke passiva: eigen vermogen voorzieningen
16.15 – 17.00 uur
waardebepaling
3
Werkboek Jaarrekeninglezen
OVERZICHT VAN EN TOELICHTING BIJ HET STUDIEMATERIAAL Het boek ‘Jaarrekeninglezen’ (10e druk) vermeldt op p. 10 de leerdoelen van het gelijknamige cursusonderdeel van de Beroepsopleiding. Eén van de gehanteerde leermiddelen is de voorbereiding en bespreking van casus.. De studiestof die de basis vormt voor die toets bestaat uit het cursusboek ‘Jaarrekeninglezen’ (10e druk), het werkboek (met ppt) en de op de cursusdag behandelde stof. Voorbereidend werk Als voorbereiding op de CURSUSDAG dient u te bestuderen: Het gehele cursusboek van Jaarrekeninglezen (10e druk)
Vergeet u niet uw Burgerlijk Wetboek en bijbehorende PowerPoint presentatie mee te nemen naar de cursusdag zelf. Het bestuderen van de stof als voorbereiding op de cursusdag is van wezenlijk belang. De opgegeven stof is namelijk het uitgangspunt voor de inleidingen van de docent. Bovendien sluiten de op de cursusdag te behandelen casus aan op die stof.
4
Werkboek Jaarrekeninglezen
INHOUD Oefening 1: Financiële gebeurtenissen
6
Oefening 2: Vermogensvergelijking
8
Oefening 3: Administratie
11
Oefening 4: Jaarrekeningrecht en het Besluit Actuele Waarde
12
Oefening 5: Immateriële vaste activa
17
Oefening 6: Overlopende posten
18
Oefening 7: Waardering – FIFO – LIFO
19
Oefening 8: Passiva – Eigen vermogen
19
Oefening 9: Voorzieningen
20
Oefening 10: Activa en Passiva (overlopende posten, afschrijvingen, voorzieningen en algemeen)
22
Oefening 11: Activa en Passiva (algemeen, overlopende posten, privétransacties, algemeen, correctiepost)
24
Oefening 12: Activa en Passiva 26 (algemeen, voorzieningen, onderhanden werk, actuele waarde en overlopende posten) Oefening 13: Activa en Passiva (Immateriële vaste activa, voorzieningen, materiële vaste activa, voorraden en voorzieningen)
28
Oefening 14: Activa en Passiva
30
Oefening 15: Resultatenrekening – Kasstroomoverzicht – Ratio overzicht
31
Oefening 16: Financiële analyse
33
Oefening 17: Waardebepaling liquidatiewaarde
36
Oefening 18: Waardebepaling Intrinsieke waarde en rentabiliteitswaarde
38
Oefening 19: Concernrelaties
41
Oefening 20: Fiscale Jaarrekening
47
5
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefenmateriaal 1.
Bestudeer paragraaf 1.1 t/m 1.3 en maak de koelkastcasus jaar 1 nogmaals. Financiële gebeurtenissen.
Oefening 1.1: Koelkastencasus Jaar 2 Gebeurtenis 1: Inkoop op rekening van 30 koelkasten a € 2.000. Gebeurtenis 2: De huurkosten over jaar 2 worden geadministreerd. Gebeurtenis 3: Verkoop van 35 koelkasten op rekening a € 5.000. Gebeurtenis 4: Ontvangst van 80% van de opbrengst van de op rekening verkochte 35 koelkasten (gebeurtenis 3). Gebeurtenis 5: Op 6 december wordt een order ontvangen en bevestigd voor de levering van 5 koelkasten in jaar 3 (5 x € 6.000). Gebeurtenis 6: De afnemer van gebeurtenis 3 is failliet. De curator bericht dat van de resterende vordering 40% betaald zal worden. Gebeurtenis 7: De directeur van de B.V. neemt voor privédoeleinden een bedrag van € 10.000 op van de bank. Gebeurtenis 8: Bij inventarisatie blijkt één koelkast (€ 2.000) te zijn verdwenen. De voorraad was niet verzekerd. Gebeurtenis 9: Van een klant wordt een bedrag van € 5.000 euro ontvangen voor een in jaar 3 te leveren koelkast. Gebeurtenis 10: Bij een afnemer aan wie in jaar 1 is geleverd moet een reparatie worden verricht waarvoor € 500 onderdelen nodig zijn. De reparatie valt onder de garantie. De onderdelen worden op rekening gekocht.
6
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 1.1: Koelkastencasus Jaar 2 Gebeurtenis 1 balans: resultatenrekening:
voorraad ↑ 60.000, crediteuren ↑ 60.000. geen verandering.
Gebeurtenis 2 balans: resultatenrekening:
vooruitbetaalde bedragen↓40.000,onverdeelde winst ↓ 40.000. huurkosten ↑, winst ↓ 40.000.
Gebeurtenis 3 balans: resultatenrekening:
voorraad ↓ 70.000, debiteuren ↑ 175.000, onverdeelde winst ↑ 105.000. omzet ↑ 175.000, kostprijs omzet ↑ 70.000, winst ↑ 105.000.
Gebeurtenis 4 balans: resultatenrekening:
debiteuren ↓ 140.000, bank ↑ 140.000. geen verandering.
Gebeurtenis 5 balans: Resultatenrekening:
geen verandering. geen verandering.
Gebeurtenis 6 balans: resultatenrekening:
debiteuren ↓ 21.000, onverdeelde winst ↓ 21.000. kosten dubieuze debiteuren ↑ 21.000, winst ↓ 21.000.
Gebeurtenis 7 balans: resultatenrekening:
rekening courant directeur ↑ 10.000, bank ↓ 10.000. geen verandering.
Gebeurtenis 8 balans: resultatenrekening:
voorraad ↓ 2.000, onverdeelde winst ↓ 2.000. diverse kosten ↑ 2.000, winst ↓ 2.000.
Gebeurtenis 9 balans: resultatenrekening:
bank ↑ 5.000, vooruit ontvangen bedragen ↑ 5.000. geen verandering.
Gebeurtenis 10 balans: resultatenrekening:
voorziening ↓ 500, crediteuren ↑ 500. geen verandering.
7
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 1.2: De administrateur van B.V. "Solide" heeft de voorlopige balans per 31 december 2006 opgesteld volgens model "D" van het "Besluit modellen jaarrekening". Geef gemotiveerd aan of deze feiten invloed hebben, en zo ja welke, op de gegeven posten van de voorlopige balans ultimo 2006 en op het voorlopige resultaat 2006. a. b. c.
d. e.
De nota van de te betalen huur van het door B.V. "Solide" gehuurde bedrijfspand over december 2006 is wel ontvangen maar niet verwerkt. Bedrag € 12.000. In de laatste week van december 2006 zijn PC’s gekocht en geïnstalleerd ter waarde van € 50.000. Daar de nota nog niet is ontvangen is van deze aanschaf niets in de financiële administratie opgenomen. Een in maart 2006 ontslagen werknemer krijgt van de rechtbank op 12 januari 2007 een schadevergoeding van € 45.000 toegewezen. Omdat de directie van B.V. "Solide" dit niet had verwacht was hier geen rekening mee gehouden. De directie legt zich bij deze uitspraak neer. De administrateur was vergeten de afschrijvingen van de materiële vaste activa over 2006 op te nemen voor een bedrag van € 10.000. Op oudejaarsdag 2006 is een betaling ad € 1.000 van een debiteur per kas ontvangen. Deze transactie is in de voorlopige balans niet verwerkt.
Antwoorden 1.2: a Kortlopende schulden € 12.000 hoger. Resultaat met zelfde bedrag omlaag. b Materiële vaste activa € 50.000 hoger. Kortlopende schulden zelfde bedrag hoger. Geen resultaateffect. c. Kortlopende schulden € 45.000 hoger. Resultaat zelfde bedrag omlaag. d. Materiële vaste activa € 10.000 lager. Resultaat zelfde bedrag omlaag. e. Vorderingen € 1.000 lager en liquide middelen hoger. Geen resultaateffect.
2.
Bestudeer paragraaf 1.4 Vermogensvergelijking
Oefening 2.1: Ondernemer Dirk van der Hemd voert een eenmanszaak in levensmiddelen. De volgende financiële feiten zijn bekend: * * * * *
Eigen Vermogen 31 december 2006: Eigen Vermogen 31 december 2005: Investeringen in 2006 in winkelrenovatie: Privé-stortingen door Dirk in 2006: Privé-onttrekkingen door Dirk in 2006:
€ € € € €
300.000 240.000 60.000 20.000 80.000
Bereken op basis van deze gegevens door vermogensvergelijking het resultaat over het boekjaar 2006 van de eenmanszaak. Antwoorden 2.1: Vergelijking van het begin- en eindvermogen geeft een vermogenstoename van € 60.000,Daar gaan de privé-stortingen ad € 20.000,- van af, zodat € 40.000,- overblijft. Vervolgens worden de privé-onttrekkingen ad € 80.000,- er bij opgeteld. Zodoende resulteert een saldo van € 120.000,-. NB: het investeringsbedrag ad € 60.000,- speelt geen rol bij vermogensvergelijking.
8
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 2.2: Bereken met behulp van vermogensvergelijking de winst/verlies van de Naamloze Vennootschap De Goede Hoop over een bepaald jaar aan de hand van de volgende gegevens (bedragen in euro): -
begin eigen vermogen eind eigen vermogen aandelenemissie salarisbetalingen aan directeur in loondienst
Antwoorden 2.2: begin eigen vermogen + stortingen -/onttrekkingen + of -/winst eind eigen vermogen
300.000 400.000 50.000 100.000
300.000 50.000 0 ? 400.000
Winst = 50.000
Oefening 2.3: Bereken met behulp van vermogensvergelijking de winst/verlies van de Besloten Vennootschap Advocatenpraktijk IJburglaan te Amsterdam over een 2006 aan de hand van de volgende gegevens (bedragen in euro): begin eigen vermogen 300.000 eind eigen vermogen 990.000 dividenduitkering (juli 2006) 50.000 loonbetalingen aan advocaten in loondienst 300.000 loonbetalingen aan administratieve medewerkers 100.000 rentebetaling hypotheeklening 30.000 aflossing hypotheeklening 60.000 Antwoorden 2.3: begin eigen vermogen + stortingen -/onttrekkingen + of -/winst eind eigen vermogen
300.000 0 50.000 ? 990.000
winst = 740.000
9
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 2.4: In het kader van een ontnemingsvordering is het volgende komen vast te staan: -
Het vermogen van X was op 1 maart 1990 nihil, aangezien zijn in 1986 uitgesproken faillissement op 22 maart 1989 was opgeheven wegens gebrek aan baten. Er zijn geen inkomsten geweest tussen 22 maart 1989 en 1 maart 1990.
-
Uit onderzoek is komen vast te staat dat X gedurende de periode dat hij leiding gaf aan een criminele organisatie (1 maart 1990 – 29 juni 1993), een bedrag van € 7.500.000,- heeft uitgegeven voor consumptieve doeleinden. Er was alleen al een bedrag van € 2.500.000,- gemoeid met de uitgaven voor het raceteam Z-racing, waarvan zoals uit verklaringen blijkt, X de oprichter en financier was.
-
Er zijn geen legale inkomsten geweest in de periode 1 maart 1990 tot 29 juni 1993.
-
Op 29 juni 1993 was het geschatte vermogen van X € 8.950.000. Bij de schatting van het vermogen is onder andere de woning in Laren (€ 2.000.000) betrokken en de investering in Cars Investment BV (€ 3.500.000), waarvan X feitelijk eigenaar is.
Bereken het wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode 1 maart 1990 tot 29 juni 1993 door middel van vermogensvergelijking. Antwoorden 2.4: begin eigen vermogen + stortingen -/onttrekkingen + of -/Winst (wederrechtelijk verkegen voordeel eind eigen vermogen
0 0 7.500 ? 8.950.000
Winst/wederrechtelijk verkregen voordeel = 16.450.000
10
Werkboek Jaarrekeninglezen
3.
Bestudeer paragraaf 1.5 – 1.7 Administratie
Oefening 3.1: De eigenaresse van het reformhuis 'De groene distel' voert de financiële administratie van haar zaak volgens de methode van het enkel boekhouden. a. Noem minstens twee dagboeken die voor deze administratie in gebruik zullen zijn. b. Hoe kan men de crediteurenpositie kennen bij een systeem van enkel boekhouden? c. Wanneer het eindvermogen groter is dan het beginvermogen, is er dan sprake van winst en, omgekeerd, wanneer het eindvermogen kleiner is dan het begin vermogen, is er dan verlies geleden. Motiveer uw antwoord. Antwoorden 3.1: a. Genoemd kunnen worden het kas-bank-giroboek, het inkoopboek, het verkoopboek en het memoriaal. b. Door de posten in het inkoopboek waarachter geen betaaldatum is vermeld bij elkaar op te tellen kan men de crediteurenpositie kennen. c. De privéstortingen verhogen en de privéopnamen verlagen het vermogen in de loop van het jaar, zodat deze eerst geëlimineerd moeten worden alvorens vastgesteld kan worden of er sprake is van verlies of winst. Daarom, kan wanneer het eind vermogen groter is dan het beginvermogen niet gesteld worden dat er dan dus sprake is van winst. Denkbaar is dat er verlies geleden is, maar dat dit wordt overtroffen door de privéstortingen in dezelfde verslagperiode. Omgekeerd kan er dan ook bij een kleiner eindvermogen dan beginvermogen sprake zijn van winst die, echter, door de privéonttrekkingen wordt overtroffen.
Oefening 3.2: Wat is de zin van dubbel boekhouden? Antwoorden 3.2: Bij het dubbel boekhouden wordt zowel de samenstelling van het vermogen als de grootte (en de omvang per oorzaak van de verandering in de grootte) van het vermogen geadministreerd.
11
Werkboek Jaarrekeninglezen
4.
Bestudeer hoofdstuk 2 Jaarrekeningenrecht, titel 9 BW 2 en het Besluit Actuele Waarde
Oefening 4.1: Toepassing van de actuele waarde bij (vaste) activa is geregeld in het ‘Besluit actuele waarde’. a.
Noem de vier waardebegrippen die in dit besluit worden gehanteerd en geef een beknopte toelichting.
Neem als voorbeeld een particuliere busmaatschappij met twee bussen in eigendom. Geef aan welke van bovenbedoelde waardebegrippen in welk van onderstaande situaties van toepassing is. b1.
De busmaatschappij staat op het punt van faillissement.
b2.
Wanneer de bussen het einde van de levensduur hebben bereikt is de directie voornemende alleen nog maar vliegreizen te organiseren.
b3.
De directie is voornemens de reisactiviteiten per bus op termijn uit te breiden.
b4.
De directie is voornemens de bussen tot het einde van hun levensduur te leasen aan derden.
Antwoorden 4.1: De vier waardebegrippen in het 'Besluit actuele waarde' zijn: 1. Vervangingswaarde, 2. Bedrijfswaarde, 3. Marktwaarde, 4. Directe opbrengst waarde. Ad 1. Is de prijs die moet worden betaald voor de aanschaf van een economisch gelijkwaardig ander actief. Ad 2. De contante waarde van de met het actief gegenereerde kasstromen voor de onderneming. Ad 3. Het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld. Ad 4. De prijs verkregen bij directe verkoop van het actief. b. Toepassing op de busmaatschappij: 1. Directe opbrengstwaarde; 2. Bedrijfswaarde; 3. Vervangingswaarde; 4. Bedrijfswaarde.
12
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 4.2: De BV Infodienst, actief in de automatisering, publiceert haar jaarrekening over 2006. Als gevolg van een reorganisatie van de onderneming zijn op gegronde redenen de waarderingsgrondslagen per 1 januari 2006 aangepast. In de Toelichting op de balans staat alleen vermeld dat vóór 01.01.06 de balansposten werden gewaardeerd tegen historische kostprijs, en vanaf 01.01.06 de balansposten zijn gewaardeerd tegen actuele waarde. In de balans ultimo 2006 van BV Infodienst staat bij elke balanspost naast de cijfers van 2006 ook de cijfers overgenomen van de balans van 2005. Heeft BV Infodienst aan alle bij een stelselwijziging vereiste wettelijke bepalingen in de jaarrekening voldaan? Noem in uw antwoord het wetsartikel, waarop u uw oordeel baseert. Antwoorden 4.2: In de relevante wetsartikelen worden drie zaken genoemd bij stelselwijziging: 1. Reden: de gegronde reden voor de stelselwijziging moet in de Toelichting worden vermeld. 2. Betekenis: er moet inzicht worden gegeven in betekenis (effect op) voor vermogen en resultaat. 3. Aangepaste cijfers: gegeven moeten worden de aangepaste cijfers voor het boekjaar, of voor het voorgaande boekjaar. BV Infodienst heeft met de genoemde balansopstelling gehandeld in strijd met artikel 384 lid 6. Er is weliswaar op gegronde redenen afgeweken van de waarderingsgrondslagen voor de balansopstelling tot 01.01.06, maar de cijfers van 2005 dienden eerste te worden omgerekend naar hun actuele waarde om ze te kunnen vergelijken. Tevens had Infodienst moeten vermelden wat het effect is van deze stelselwijziging op het resultaat, hetgeen niet gebeurd is volgens de gegevens in de opgave.
Oefening 4.3: In de toelichting op een balans van een middelgrote BV leest u dat de BV haar in de voorgaande jaren gebruikte afschrijvingsmethode en waardeverminderingen van de materiële vaste activa van de onderneming dat jaar heeft veranderd ten opzichte van voorgaande jaren. De reden die daarvoor in de toelichting wordt opgegeven is, dat met deze handelwijze een hoger resultaat na belasting kan worden gerapporteerd. Is deze handelwijze geoorloofd? Verwijs naar relevante wetsartikelen. Antwoorden 4.3: Deze handelwijze is niet geoorloofd. Artikel 2:386 lid 1 BW + 2:387 lid 1 BW stellen dat de methodiek van de afschrijvingen en waardeverminderingen onafhankelijk van het resultaat dient te worden bepaald.
13
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 4.4: In het kader van een betalingsregeling vraagt een advocaat de gedeponeerde stukken van de B.V. Zwanehals op bij de Kamer van Koophandel. Deze vennootschap had, zo blijkt uit de stukken, over 2005 en 2006 gemiddeld 320 werknemers in dienst (f.t.e.), een nettoomzet behaald van 30 miljoen over 2005 en over 2006 en een totale waarde van de activa van 4 miljoen euro eind 2005 en eind 2006. a. Welke stukken over 2006 moeten door de B.V. Zwanehals worden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel? Alle aandeelhouders van een houdstermaatschappij, die haar hoofdzetel in Roosendaal heeft en aldaar statutair is gevestigd, wonen in de Verenigde Staten van Amerika. Alle werkmaatschappijen zitten in de V.S. en alle werkzaamheden vinden eveneens daar plaats. Het bestuur besluit bij het opmaken van de jaarrekening de Amerikaanse dollar als geldeenheid te hanteren. Zij is namelijk van mening, dat dit haar Amerikaans aandeelhouders een beter en begrijpelijker beeld geeft van de financiële positie van het concern. b. Is dit geoorloofd en waarom wel/niet? Antwoorden 4.4: a. Volgens de groottecriteria voor een rechtspersoon voldoet B.V. Zwanehals aan twee van de drie criteria gedurende twee opeenvolgende balansdata en wordt gerekend tot de grote vennootschappen. Het volledige publicatieregime is van toepassing. De stukken die door de B.V. Zwanehals bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd moeten worden zijn de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens. b. Ja, dit is geoorloofd volgens artikel 2:362 lid 7 BW, zolang een getrouw beeld wordt geboden en de werkzaamheden dit rechtvaardigen. Aangezien deze houdstermaatschappij al haar activiteiten in de V.S. ontplooit en alle aandeelhouders daar zijn gevestigd lijken deze omstandigheden voldoende gronden te bieden om de financiële gegevens in de jaarrekening in Amerikaanse dollars uit te drukken. Oefening 4.5: De wettelijke bepalingen, geldend voor een aantal met name genoemde rechtspersonen, omtrent de jaarrekening zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. a. Noem 4 van de rechtspersonen die onder de werkingssfeer van genoemde wetgeving vallen. b. Aan welke twee wettelijke vereisten op administratief gebied moet een eenmanszaak voldoen? c. Welke bevoegdheid kent de wet toe aan de algemene vergadering van aandeelhouders van een vennootschap inzake de jaarrekening? d. Noem 3 belangrijke bronnen waaraan normen omtrent de jaarrekening kunnen worden ontleend. e. Wie is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening van een naamloze vennootschap.
14
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 4.5: a. Naamloze vennootschap, besloten vennootschap, onderlinge waarborgmaatschappij, coöperatieve vereniging en commerciële stichtingen en verenigingen. b. Aan de wettelijke vereisten om een boekhouding te voeren, jaarlijks een balans op te maken en hun gegevens te bewaren op een gegevensdrager (art 3:15a BW). c. De algemene vergadering van aandeelhouders van een vennootschap heeft de wettelijke bevoegdheid de jaarrekening vast te stellen. d. Bronnen waaraan normen kunnen worden ontleend inzake de jaarrekening zijn de wet, de jurisprudentie, internationale richtlijnen, de wetenschappelijke literatuur en de verslaggevingspraktijk. e. Verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening is het bestuur/directie van de vennootschap.
Oefening 4.6: a. Binnen 8 dagen na de algemene vergadering van aandeelhouders van een volgens de wettelijke criteria als groot aangeduide naamloze vennootschap, waarvan de jaarrekening is vastgesteld, moeten de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens worden gepubliceerd. Noem 3 mogelijke onderdelen van de overige gegevens. b. Hoe vindt publicatie plaats? c. Noem 2 juridische gevolgen van het niet tijdig deponeren. Antwoorden 4.6: a. De accountantsverklaring, de statutaire regeling omtrent de winstbestemming, de winstbestemming, opgave van gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen, enz. b. Door deponering bij het Handelsregister gehouden door de Kamers van Koophandel. c. Het niet tijdig deponeren van de jaarstukken wordt aangemerkt als een economisch delict door de Wet op de economische delicten. Indien er sprake is van een faillissement wordt onbehoorlijke taakvervulling vermoed. Bestuurders kunnen voor deze nalatigheid hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.
Oefening 4.7: a. Artikel 2:362 leden 2 en 3 BW schrijft voor dat de balans, de toelichting en de winsten verliesrekening het vermogen en de samenstelling daarvan getrouw, duidelijk en stelselmatig moeten weergeven. Wat houdt de eis van stelselmatigheid in? b. Teneinde niet in een verliessituatie te komen besluit de directie van een middelgrote vennootschap in enig jaar afschrijvingskosten achterwege te laten. Wat is uw oordeel? Motiveer! c. Wat moet een vennootschap zonder vrijstellingen publiceren? d. Welke aanvullende informatie in de jaarrekening moet een vennootschap opnemen bij wijziging van de grondslagen?
15
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 4.7: a. Volgtijdige stelselmatigheid houdt in dat als men eenmaal gekozen heeft voor bepaalde grondslagen, daarvan niet kan worden afgeweken anders dan wegens 'gegronde redenen' (bestendigheidsbeginselen). b. Artikel 2:386 lid 1. Er moet met afschrijvingskosten rekening gehouden worden bij de resultaatbepaling, de hoogte daarvan mag evenwel niet afhangen van het resultaat (of het gewenste resultaat). c. De balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting (de jaarrekening), het directie- of jaarverslag en de overige gegevens. d. Wijzigingen moeten worden toegelicht, het effect gekwantificeerd en de gegronde redenen vermeld.
Oefening 4.8: Gegeven is dat onderneming M in het kader van de publicatievereisten een grote onderneming is. Zij publiceert een geconsolideerde balans, een geconsolideerde winst- en verliesrekening en bijbehorende toelichting en het jaarverslag. Heeft onderneming M hiermee aan de publicatievereisten voldaan? Motiveer uw antwoord. Antwoorden 4.8: Nee. De 'overige gegevens' ontbreken, alsmede de vennootschappelijke jaarrekening van onderneming M. De geconsolideerde jaarrekening is formeel een toelichting bij de jaarrekening van onderneming M. Oefening 4.9: a. Ondernemingen zonder wettelijke vrijstellingen die onderworpen zijn aan Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, moeten bepaalde financiële gegevens, alsmede bepaalde informatie over de toestand en de gang van zaken in de onderneming, wettelijk openbaar maken. Deze financiële gegevens en overige informatie moeten in drie hoofdgroepen worden ondergebracht. Noem deze drie hoofdgroepen. b. In welk van de onder vraag a. genoemde hoofdgroepen moeten de volgende gegevens worden opgenomen: 1. de gekozen waarderingsgrondslagen; 2. de accountantsverklaring; 3. de bezoldiging van directie en commissarissen; 4. de winstbestemming en de statutaire bepalingen hieromtrent. Antwoorden 4.9: a. De drie hoofdgroepen zijn: de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens. b.1. De gekozen waarderingsgrondslagen moeten worden opgenomen in de jaarrekening (onder de toelichting) (art. 2:384 BW); b.2. De accountantsverklaring moet worden opgenomen in de 'overige gegevens' (art. 2:392 BW); b.3. De bezoldiging van directie en commissarissen moet worden opgenomen in de jaarrekening (onder de toelichting) (art. 2:383 BW); b.4. De winstbestemming en statutaire bepalingen hieromtrent moeten worden opgenomen onder de 'overige gegeven' (art. 2:392 BW).
16
Werkboek Jaarrekeninglezen
5.
Bestudeer hoofdstuk 3.1.1 Immateriële vaste activa
Oefening 5.1: Een handelsonderneming heeft in de loop van 2006 een gerenommeerd handelsmerk gekocht van een concurrent ten bedrage van 20 miljoen euro teneinde de verkopen te stimuleren. Dit handelsmerk heeft voor de onderneming een levensduur van 10 jaar. Het hoofd van de boekhouding heeft bij het opstellen van de winst- en verliesrekening over 2006 de uitgave van 20 miljoen euro volledig als kostenpost opgenomen, zodat de onderneming over 2006 een verlies voor belastingen maakt van 5 miljoen euro. De controlerend accountant wijst de boekhouder erop dat een handelsmerk een immaterieel actief is en geactiveerd mag worden op de balans. Hij waardeert dit handelsmerk op zijn rentabiliteitswaarde (actuele waarde) via de netto contante waarde berekening en komt uit op 25 miljoen euro. Dit bedrag wil hij op de balanspost 'immateriële activa' onderbrengen. a. Welk van beide voorgestelde standpunten (of beiden) is/zijn toelaatbaar? b. Stel dat na onderhandelen tussen de boekhouder en de accountant uiteindelijk het merk voor een bedrag van 15 miljoen euro op de balans ultimo 2006 wordt geactiveerd. Hoe hoog zal de winst / verlies voor belastingen na deze boeking uitvallen? Antwoorden 5.1: a. De handelswijze van de boekhouder is toegestaan. De handelswijze van de accountant is eveneens toegestaan, omdat merken ook tegen de actuele waarde mogen worden geactiveerd, mits er een liquide markt bestaat (artikel 6 Besluit actuele waarde). Het is overigens vrij onwaarschijnlijk dat direct na aanschaf op een liquide markt de actuele waarde hoger is dan de aanschafprijs. b. Wanneer 15 miljoen euro wordt geactiveerd, wordt 5 miljoen euro als kostenpost opgenomen, zodat het verlies met 15 miljoen euro afneemt. De onderneming maakt na herberekening een winst van -/- € 5 mln. + € 15 mln. = € 10 mln.
Oefening 5.2: Onderneming B.V. Brouwer, producent van alcoholvrij bier, heeft een eigen ondernemingslaboratorium. In dit laboratorium wordt onderzoek en ontwikkeling verricht naar nieuwe brouwprocessen van alcoholvrij bier, waarop in 2007 octrooi met een looptijd van 20 jaar zal worden verkregen. Over 2006 zijn ten behoeve van dit onderzoek € 150.000 aan ontwikkelingskosten gemaakt. Andere kosten ten behoeve van onderzoek of ontwikkeling dan deze zijn er niet. Het hoofd van de boekhouding heeft een voorlopige balans 2006 en een voorlopige winsten verliesrekening over 2006 opgesteld. Op deze balans is geen post 'immateriële activa' opgenomen. Op de voorlopige winst- en verliesrekening is daarentegen een kostenpost opgenomen 'ontwikkelingskosten' ter grootte van € 150.000. Het resultaat vóór belasting over 2006 op de voorlopige winst- en verliesrekening bedraagt 3 miljoen euro. a. Indien de voorlopige winst- en verliesrekening door het bestuur wordt geaccepteerd als definitieve balans en winst- en verliesrekening, is dan de bovenbeschreven handelwijze van het hoofd boekhouding met betrekking tot de ontwikkelingskosten in overeenstemming met de wettelijke voorschriften inzake kosten van onderzoek en ontwikkeling? Licht uw antwoord toe. b. Stel dat het bestuur in weerwil van het hoofd boekhouding zou besluiten om de kosten van onderzoek en ontwikkeling over 2006 ter grootte van € 150.000 toch te activeren. Alle overige bedragen en posten blijven dezelfde als opgenomen op de voorlopige balans, winst- en verliesrekening. Hoeveel zou dan het resultaat v belasting bedragen?
17
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 5.2: a. De handelwijze van het hoofd boekhouding met betrekking tot de ontwikkelingskosten is in overeenstemming met de wettelijke voorschriften. Art. 2:365 lid 2 BW schrijft de onderneming niet dwingend voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling te activeren en laat daarmee de mogelijkheid open de onderzoekskosten ad € 150.000 op de winsten verliesrekening op te nemen. Bij activering dient ook ten laste van de vrije reserves (overige reserves) een wettelijke voorziening te worden gevormd (art. 2:365 lid 2). b. Indien de € 150.000 wordt geactiveerd onder de post 'immateriële activa' zou het resultaat vóór belasting over 2006 met € 150.000 stijgen tot 3,15 miljoen euro.
6.
Bestudeer hoofdstuk 3.2.2 + 4.2.2 Overlopende posten
Oefening 6.1: Aan het einde van een verslagperiode is extra aandacht voor de juiste toerekening van kosten en opbrengsten. Uitgaven en ontvangsten blijken in sommige gevallen aan een andere verslagperiode te moeten worden toegerekend. Daarbij worden de balansposten overlopende activa en overlopende passiva gebruikt. Een onderneming in het Amsterdamse havengebied verhuurt loodsen. Hieronder is een overzicht gegeven van bij- en afmutaties zoals die blijken uit de bankafschriften van de onderneming eind 2006 en begin 2007. a. Geef voor de volgende financiële transacties aan of deze moeten worden verantwoord onder genoemde balansposten per 31 december 2006 en zo ja onder welke. b. Geef ook aan of de transacties invloed hebben op het resultaat 2006 of op het resultaat 2007. datum mutatie omschrijving 23-12-06 af betaald voorschot energienota € 4.000 29-12-06 bij ontvangen wegens verhuur loods Soemba 9.000 06-01-07 bij ontvangen wegens verhuur loods Timor 8.000 december 2006 20-01-06 af betaald telefoonnota december 2006 2.000 28-01-06 bij ontvangen wegens verhuur loods Soemba 3.000 balans per 31 december 2006 datum
overlopende activa
overlopende passiva
resultaat 2006
resultaat 2007
niet van toepassing
stijging
stijging
resultaat 2006
resultaat 2007
niet van toepassing
stijging
stijging
daling
daling
23.12.06 29.12.06 06.01.07 20.01.07 28.01.07 Antwoorden 6.1: balans per 31 december 2006 datum
23.12.06 29.12.06 06.01.07 20.01.07 28.01.07
overlopende activa
overlopende passiva
daling
4.000
daling
4.000 9.000
8.000
9.000 8.000
2.000
2.000 3.000
3.000 18
Werkboek Jaarrekeninglezen
7.
Bestudeer hoofdstuk 3.3 Waardering - FIFO - LIFO
Oefening 7.1: Een handelsonderneming neemt in tijden van prijsstijging bij het opmaken van de jaarrekening zijn voorraad op basis van FIFO-waardering voor € 50.000 op de balans ultimo 2006 op terwijl bij toepassing van LIFO-waardering van dezelfde handelsgoederen € 40.000 zou zijn opgenomen. Aan het begin van 2006 zouden er geen voorraadwaarderingsverschillen zijn bij toepassing van beide stelsels. a. Hoe komt dit waarderingsverschil tot verdere uitdrukking in de balans ultimo 2006 en hoe in de resultatenrekening over 2006 b. Wat wordt verstaan onder vermogensuitholling bij toepassing van het FIFO-stelsel in tijden van oplopende prijzen? Antwoorden 7.1: a. Het waarderingsverschil van de voorraad komt op de rechterzijde van de balans tot uitdrukking doordat bij FIFO-waardering de waarde van het Eigen Vermogen € 10.000 hoger zal liggen. Op de resultatenrekening zal dit waarderingsverschil tot uitdrukking komen, doordat de winst bij FIFO-waardering eveneens € 10.000 hoger zal uitvallen. De kosten van de verkochte goederen liggen bij FIFOwaardering lager dan bij LIFO- waardering in tijden van prijsstijging, zodat de winst € 10.000 hoger uitvalt. b. Onder vermogensuitholling wordt verstaan, dat een onderneming bij instandhouding van zijn nominale vermogen niet in staat is het complex van activa en in het bijzonder van voorraden in stand te houden in geval van volledige winstuitkering aan de aandeelhouders. De kostprijs van de verkochte goederen wordt namelijk vastgesteld tegen de lagere inkoopprijzen en is onvoldoende om de voorraaddaling tot zijn oorspronkelijke hoogte aan te vullen.
8.
Bestudeer hoofdstuk 4.1 Passiva – Eigen vermogen
Oefening 8.1: Ondernemer Struinen is 100% aandeelhouder en directeur van de vennootschap Clara N.V. Eind van het boekjaar 2006 heeft deze onderneming een eigen vermogen dat is opgebouwd uit een geplaatst aandelenkapitaal van € 40.000, een vrije reserve van € 25.000 en een wettelijke reserve van € 75.000. In totaal een eigen vermogen van € 140.000. Omdat Struinen privé een grote uitgave wil doen, vraagt hij zijn financieel adviseur of het mogelijk is vanuit de N.V. een dividenduitkering te doen van € 50.000. Geef uw gemotiveerde antwoord, of deze voorgenomen dividenduitkering geoorloofd is. Antwoorden 8.1: Uitkering ten laste van de wettelijke reserve is niet toegestaan. Maximum uitkeerbare bedrag is € 25.000 uit de vrije reserve. Kapitaalbescherming!
Oefening 8.2: Wat is voor een aandeelhouder het belangrijkste verschil tussen de begrippen wettelijke en overige reserves? Antwoorden 8.2: Uit wettelijke reserves mag geen uitkering (van dividend) aan aandeelhouders plaatsvinden. Uit overige reserves is dit wel toegestaan. 19
Werkboek Jaarrekeninglezen
9.
Bestudeer hoofdstuk 4 Voorzieningen
Oefening 9.1: Gegeven onderstaande balans:
inventaris handelsvoorraden
Balans per 31 december 2006 € 80.000 eigen vermogen - kapitaal en reserves 160.000 - onverdeelde winst 2006
debiteuren
€ 100.000 90.000
80.000 voorziening garantieverplichtingen 20.000 crediteuren
bank €
340.000
55.000 95.000 €
340.000
a. In welke gevallen stelt de wet het op de balans opnemen van een voorziening verplicht? U bent in het bezit van bovenstaande balans. Het bedrijf vormt op basis van de omzet een voorziening voor aanspraken ter zake van garantie op geleverde producten. Het bedrag dat wordt toegevoegd aan deze 'Voorziening garantieverplichtingen' is gebaseerd op de omzet over het boekjaar. Uit een gesprek met uw cliënt blijken de hiernavolgende zaken niet in de administratie (en ook niet in de balanscijfers) te zijn verwerkt. b. Met betrekking tot welke van vier onderstaande gegevens is van een voorziening sprake, zoals beschreven in het wetsartikel aangehaald onder vraag a. Licht het antwoord toe. 1. In het kader van de afgegeven garantieverplichting is een verkocht artikel bij een klant gerepareerd door een derde, die een nota heeft gestuurd van € 10.000. 2. Een uitstaande vordering ad € 12.000 wordt als oninbaar beschouwd. 3. Van de voorraad handelsgoederen blijkt een gedeelte ad € 15.000 'incourant'. 4. Een voormalig medewerker die in november 2006 op staande voet werd ontslagen, verzet zich juridisch tegen dit ontslag. De directie schat in dat de door hem ingediende claim die ligt rond de € 50.000 door de rechter in die omvang zal worden gehonoreerd. c. Geef bij elk van de vier gegevens aan welke post(en) in de balans gecorrigeerd moeten worden en met welk bedrag.
20
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 9.1: a. In artikel 2:374, lid 1 BW: Op de balans worden voorzieningen opgenomen tegen naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan. Tevens kunnen voorzieningen worden opgenomen tegen uitgaven die in een volgend boekjaar zullen worden gedaan, voor zover het doen van die uitgaven zijn oorsprong mede vindt voor het einde van het boekjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren. Punt 4 was ten tijde van het vormen van de voorziening al geen risico meer, het was blijkbaar al duidelijk dat de claim betaald moest gaan worden. Voor risico’s mag geen voorziening worden gevormd. b. Art. 374 stelt uitdrukkelijk dat waardevermindering van een actief niet door vorming van een voorziening tot uitdrukking wordt gebracht. Alleen bij gegeven 1 en 4 is sprake van vorming van dan wel toevoeging aan een voorziening. Bij gegevens 2 en 3 is sprake van een correctie op de actiefpost. c. Gegeven 1: post 'Voorziening garantieverplichtingen', 10.000 afboeken en post 'Crediteuren' 10.000 bijboeken. Gegeven 2: post 'Debiteuren' en de post 'Onverdeelde winst 2005' 12.000 afboeken. Gegeven 3: post 'Voorraden' en post 'Onverdeelde winst 2005' 15.000 afboeken. Gegeven 4: post 'Voorziening (schadevergoeding)' vormen ter grootte van 50.000 en post 'Onverdeelde winst 2006' 50.000 afboeken.
21
Werkboek Jaarrekeninglezen
10.
Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva Onderdeel a: overlopende posten Onderdeel b: afschrijvingen Onderdeel c: voorzieningen Onderdeel d: algemeen
Oefening 10.1: Jan te Pas is directeur/enig aandeelhouder van de gelijknamige BV. De BV verkoopt meetapparatuur aan technische bedrijven. De onderdelen van deze meetapparatuur worden door buitenlandse bedrijven geleverd en door Jan en zijn medewerkers geassembleerd. De BV huurt een bedrijfspand op een industrieterrein. De indeling van de voorlopige balans per 31 december 2006 alsmede de indeling van de voorlopige resultatenrekening van de BV over 2006 ziet er als volgt uit:
Voorlopige Balans per 31 december 2006 (x € 1.000) vaste activa eigen vermogen immateriële vaste activa gestort en opgevraagd kapitaal materiële vaste activa agio financiële vaste activa wettelijke reserves overige reserves vlottende activa onverdeelde winst voorraden voorzieningen vorderingen en overlopende activa effecten langlopende schulden liquide middelen kortlopende schulden en overlopende passiva
Voorlopige resultatenrekening 2006 (x € 1.000) netto omzet kostprijs van de omzet bruto omzetresultaat verkoopkosten algemene beheerskosten netto omzetresultaat rentelasten en soortgelijke kosten resultaat
22
Werkboek Jaarrekeninglezen
Begin januari 2007 heeft Jan een gesprek met de accountant over de voorlopige jaarcijfers 2006 en de hierna volgende nog niet verwerkte financiële feiten. 1.
Geef zo gedetailleerd mogelijk aan of, en zo ja welke, mutaties ontstaan op de onderscheiden posten in de voorlopige balans.
2.
Geef aan of, en zo ja in welke mate, het resultaat in de voorlopige resultatenrekening wordt beïnvloed.
a.
De BV heeft per 1 december 2006 een extra loods gehuurd voor opslag van materialen. Per 1 december is de huur voor de maanden december 2006 t/m januari 2007 betaald per bank, een bedrag van € 3.000.
b.
De BV heeft op 1 december 2006 een bedrijfsauto verkocht die in 2005 al volledig was afgeschreven. Hij ontving hiervoor een bedrag van € 500.
c.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst met een (ex)werknemer van de BV per 15 september 2006 ontbonden. De kantonrechter heeft de door de BV te betalen vergoeding bepaald op € 10.000. Het vonnis heeft kracht van gewijsde. De BV had gerekend op een te betalen vergoeding van € 7.500 en had hiervoor een voorziening getroffen. De vergoeding is vanwege liquiditeitsproblemen nog niet betaald. De (ex)werknemer heeft inmiddels een deurwaarder ingeschakeld.
d.
De BV ontving op 15 december 2006 van een leverancier een aanvullende factuur van € 1.500 wegens te geringe afname van product P. De BV had met deze leverancier een koopcontract gesloten, waarin korting werd verleend op de door de BV te betalen inkoopbedragen als hij 500 of meer stuks P zou afnemen in de eerste 11 maanden van 2006. De BV heeft niet meer dan 350 stuks gekocht en heeft daarvoor tot nu toe de kortingsprijs betaald.
Antwoorden 10.1: Balansposten a. liquide middelen vorderingen en overlopende activa onverdeelde winst b. liquide middelen onverdeelde winst c. voorzieningen kortlopende schulden en overlopende passiva onverdeelde winst d. crediteuren/kortlopende schuld onverdeelde winst
-/+ -/+ + -/-
3.000 1.500 1.500 500 500 7.500
+ -/+ -/-
10.000 2.500 1.500 1.500
Resultatenrekening: resultaat -/-
1.500
resultaat
+
500
resultaat
-/-
2.500
resultaat
-/-
1.500
23
Werkboek Jaarrekeninglezen
11.
Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva Onderdeel a: algemeen / onderdeel b: overlopende posten / onderdeel c: privétransacties / onderdeel d: algemeen / onderdeel e: correctiepost
Oefening 11.1: Handelsonderneming Kamikaze BV heeft eind 2006 de voorlopige jaarrekening opgesteld. De balans en de resultatenrekening hebben de volgende indeling: Voorlopige Balans per 31 december 2006 (x € 1.000) vaste activa eigen vermogen immateriële vaste activa gestort en opgevraagd kapitaal materiële vaste activa agio financiële vaste activa wettelijke reserves overige reserves vlottende activa onverdeelde winst voorraden voorzieningen vorderingen en overlopende activa effecten langlopende schulden liquide middelen kortlopende schulden en overlopende passiva
Voorlopige resultatenrekening 2006 (x € 1.000) Netto omzet Kostprijs van de omzet Bruto omzetresultaat Verkoopkosten Algemene beheerskosten Netto omzetresultaat Rentelasten en soortgelijke kosten Resultaat
Onderstaande gegevens zijn nog niet verwerkt. Geef zo gedetailleerd mogelijk aan of, en zo ja welke, mutaties ontstaan op de onderscheiden posten in de voorlopige balans. Geef aan of, en zo ja in welke mate, het resultaat in de voorlopige resultatenrekening wordt beïnvloed.
24
Werkboek Jaarrekeninglezen
a.
Een vordering voor een bedrag van € 1.500,- werd in 2005 als volledig oninbaar afgeboekt. Op 15 december 2006 werd geheel onverwacht een bedrag van € 500,per bank ontvangen op deze vordering.
b.
De betaling van € 1.000,- opstalverzekering 2006 wordt in overleg met de verzekeringsmaatschappij uitgesteld naar januari 2007. De kosten waren reeds genomen.
c.
Een privé-aankoop van de directie die ten laste van de rekening courant bij de BV geboekt diende te worden werd als aanschaf inventaris in de boekhouding opgenomen. Het betreft een bedrag van € 2.500,-. Op de ten onrechte geactiveerde inventaris is niet afgeschreven.
d.
Eind december 2006 werd een machine met een boekwaarde van € 1.250,- op rekening verkocht voor € 1.000,-.
e.
De herziening van een langlopende lening bij de huisbankier resulteerde in een verlaging van de rente over het laatste kwartaal 2004. Het betreft een verlaging van € 3.000,- naar € 2.600,-. Aan de huisbankier werd in december 2006 per abuis toch het bedrag van € 3.000,- betaald. Dit bedrag is ook in de administratie verwerkt. De bank betaalt het verschil in januari 2007 terug.
Antwoorden 11.1: Balansposten a. liquide middelen onverdeelde winst b. geen aanpassing c. vorderingen en overlopende activa materiele vaste activa d. materiele vaste active of voorraden vorderingen onverdeelde winst e. vorderingen en onverdeelde winst onverdeelde winst
+ + + -/-/+ -/+ +
500 500 2.500 2.500 1.250 1.000 250 400 400
Resultatenrekening: resultaat + resultaat resultaat
geen wijziging geen wijziging
resultaat resultaat
500
-/+
250 400
25
Werkboek Jaarrekeninglezen
12.
Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva a: algemeen / b: voorzieningen / c: onderhanden werk / d: actuele waarde / e: overlopende posten
Oefening 12.1: De handelsonderneming Fortune NV heeft ook een “bouwpoot”. Eind 2006 is de voorlopige jaarrekening opgesteld. Deze heeft de volgende indeling voor de balans, respectievelijk de resultatenrekening.
Voorlopige Balans per 31 december 2006 (*1.000 euro) Vaste activa Eigen vermogen Immateriële vaste activa Gestort en opgevraagd kapitaal Materiële vaste activa Agio Financiële vaste activa Herwaarderingsreserve Overige reserve Vlottende activa Onverdeelde winst Voorraden Voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Effecten Langlopende schulden Liquide middelen Kortlopende schulden
Voorlopige resultatenrekening 2006 (*1.000 euro) Netto omzet kostprijs van de omzet bruto omzetresultaat verkoopkosten algemene beheerskosten netto omzetresultaat rentelasten en soortgelijke kosten buitengewone baten/lasten winst/verlies (resultaat) De jaarrekening is opgemaakt met als waarderingsgrondslag de verkrijgingsprijs voor Materiële vaste activa en Voorraden, met uitzondering van Bedrijfspanden, die gewaardeerd worden volgens actuele waarde en ieder jaar op 31 december worden getaxeerd en zo nodig geherwaardeerd. De voorlopige jaarrekening dient verder gecompleteerd te worden. Daarbij dient onder andere met de volgende feiten rekening te worden gehouden.
26
Werkboek Jaarrekeninglezen
Geef gemotiveerd aan of, en zo ja welke, mutaties ontstaan op de onderscheiden posten in de voorlopige balans resp. de voorlopige resultatenrekening, op grond van onderstaande gegevens. 1.
Bij inventarisatie blijkt de verkrijgingsprijs van de voorraden grondstoffen € 20.000 hoger dan de boekwaarde. Het blijkt dat het grondstoffenverbruik efficiënter is geweest dan gecalculeerd.
2.
Een garantievoorziening voor goederen die 3 jaar geleden verkocht zijn, vertoont een saldo van € 30.000. De termijn voor het indienen van claims is per 30 november 2006 verstreken.
3.
De bouwafdeling waardeert langlopende projecten (met een duur van meer dan 1 jaar) volgens de “Percentage of completion” methode. Het thans langlopende project is volgens het contract aangevangen op 1 juli 2006 en zal volgens contract op 30 juni 2008 worden opgeleverd. De aanvang van de bouw is gepland op 1 maart 2007, de winst wordt geschat op € 20.000.
4.
De waardering van de bedrijfspanden per 31 december 2006 is € 50.000 hoger dan de op dat moment geldende boekwaarde. N.B. Van belastingen kan worden geabstraheerd.
5.
Er is geen rekening gehouden met het feit dat er een bedrag van € 20.000 aan verzekeringspremies in 2006 is betaald en onder kosten in de jaarrekening opgenomen, terwijl de nota betrekking heeft op 2007.
Antwoorden 12.1: 1. balans: voorraden ↑ 20.000, onverdeelde winst ↑ 20.000. resultatenrekening: kostprijs van de omzet ↓ 20.000, winst ↑ 20.000. voorziening ↓ 30.000, onverdeelde winst ↑ 30.000; 2. balans: resultatenrekening: buitengewone baten ↑ 30.000, winst ↑ 30.000. 3. geen gevolgen, immers in 2006 geen prestatie geleverd. 4. balans: materiële vaste activa ↑ 50.000, herwaarderingsreserve ↑ 50.000 resultatenrekening: geen mutatie, omdat de herwaarderingsreserve een wettelijke reserve is die bedrijfseconomisch niet is aan te merken als winst. 5. balans: vorderingen en overlopende activa ↑ 20.000, onverdeelde winst ↑ 20.000. resultatenrekening: algemene beheerskosten ↑ 20.000, winst ↓ 20.000.
27
Werkboek Jaarrekeninglezen
13.
Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva Onderdeel a: 3.1.1 Immateriële vaste activa Onderdeel b: 4.2.1 Voorzieningen Onderdeel c: 3.1.2 Materiële vaste activa Onderdeel d: 3.2.1 Voorraden Onderdeel e: 4.2.1 Voorzieningen
Oefening 13.1: Onderstaand treft u aan een bespreking bij enkele balansposten van het bedrijf Nasicornis B.V. De directie blijkt nogal wat vraagtekens te hebben bij de waardering van de diverse posten, mogelijk veroorzaakt doordat men onlangs een symposium over dit onderwerp heeft bijgewoond. De concept balans luidt als volgt: Voorlopige Balans per 31 december 2006 (*1.000 euro) vaste activa eigen vermogen gebouw € 90.000 aandelenkapitaal machines 50.000 reserves inventaris 60.000 onverdeelde winst 2006 vlottende activa voorraad grondstoffen onderhanden werk vorderingen en overlopende activa effecten liquide middelen
40.000 60.000 45.000 15.000 5.000
€ 365.000
€
70.000 50.000 40.000
voorzieningen pensioenvoorziening
45.000
langlopende schulden hypotheeklening o/g
70.000
kortlopende schulden crediteuren
90.000 €
365.000
1. Goodwill De goodwill van Nasicornis B.V. is in de loop van het jaar met € 100.000 toegenomen. Dit is berekend op basis van de gestegen beurskoers van het aandelenkapitaal van Nasicornis BV. De directie overweegt een afschrijvingstermijn van 5 jaar te hanteren, indien het is toegestaan om deze goodwill op de balans tot uitdrukking te brengen. Mag dit, zo ja verwerk de mutatie in de conceptbalans. 2. Incourant De directie is van mening dat een gedeelte van de voorraad incourant is en wenst een ‘voorziening’ te treffen van € 5.000. Mag dit, zo ja verwerk de mutatie in de conceptbalans. 3. Machine De machine is op 3 januari 2006 aangeschaft voor € 50.000. De levensduur van de machine is berekend op 5 jaar en men calculeert zonder restwaarde. Verwerk deze mutatie op de balans.
28
Werkboek Jaarrekeninglezen
4. Onderhanden werk Aan kosten voor een langlopend project is in de loop van het jaar € 60.000 gemaakt. De totale kosten van het project zijn begroot op € 120.000 en de winst is begroot op € 20.000. De gemaakte kosten zijn geheel conform de begroting. Nu het werk voor de helft is gerealiseerd wil de directie het onderhanden werk incl. winstopslag waarderen. Mag dit, zo ja verwerk de mutatie in de conceptbalans. 5. Schadeclaim: Op een product dat men in 2006 met garantie heeft verkocht, heeft een afnemer een claim in 2006 ingediend in verband met een noodzakelijk geachte reparatie. De reparatienota, door derden uitgevoerd, blijkt € 15.000 te bedragen. De directie denkt dat Nasicornis BV hiervan € 10.000 zal moeten vergoeden aan de afnemer in 2007. Verwerk alleen de mutaties op de balans.
Mutaties in concept balans per 31 december 2006 (*1.000 euro) vaste activa eigen vermogen
vlottende activa
voorzieningen langlopende schulden kortlopende schulden
Antwoorden 13.1: 1. Goodwill: alleen gekochte goodwill mag worden geactiveerd. 2. Incourant: voorziening incourant dient in mindering te worden gebracht op het actief. 3. Machine: Waardering tegen aanschaffingsprijs onder aftrek van afschrijvingen. 4. Onderhanden werk: Onderhanden werk kan worden gewaardeerd inclusief winstopslag - percentage of completion -methode. 5. Schadeclaim: Voorzieningen dienen te worden getroffen voor specifieke risico's en verplichtingen die op de balansdatum onderkend worden.
29
Werkboek Jaarrekeninglezen
14.
Bestudeer hoofdstuk 3 + 4 Activa en Passiva
Oefening 14.1: In het kader van een procedure krijgt u de volgende balans onder ogen: Balans N.V. De Gesloten Beurs per 31 december 200X (bedragen in euro) Balans N.V. De Gesloten Beurs per 31 december 200X (bedragen in euro) vaste activa eigen vermogen ontwikkelingskosten 50.000 geplaatst kapitaal 120.000 goodwill 100.000 70.000 kantoorpand 400.000 overige reserves (vrije winstreserves) transportmiddelen 100.000 280.000
vlottende activa voorraden: partij dameskleding vorderingen: onderhanden werk
voorzieningen voorziening pensioenen voorziening algemene economische ontwikkelingen voorziening incourante voorraden 300.000 150.000
100.000 100.000 50.000
langlopende schulden hypotheeklening
200.000
kortlopende schulden crediteuren rekening-courant bank
150.000 100.000
1.100.000 1.100.000 Aanvullende gegevens: a. De goodwill is berekend op basis van de gestegen beurskoers van het aandelenkapitaal van De Gesloten Beurs. Er wordt een afschrijvingstermijn van vijf jaar gehanteerd. b. Het kantoorpand is gewaardeerd tegen de historische kostprijs onder aftrek van afschrijvingen. c. Het onderhanden werk is gewaardeerd volgens de methode “Percentage of Completion’’. d. Het maatschappelijk aandelenkapitaal bedraagt € 4.000.000. Beschrijf gemotiveerd, met verwijzing naar de wettelijke bepaling, vijf fouten in deze balans.
30
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 14.1: a. Er zijn ontwikkelingskosten geactiveerd. Op basis art. 2:365 lid 2 jo. 2:373 lid 4 moet er een wettelijke reserve worden aangehouden. In de balans staat geen wettelijke reserve. b. Eigen goodwill mag niet geactiveerd worden. Art. 2:365 lid 1 of art. 2:385 lid 2. c. Onderhanden Werk is geactiveerd onder de Vorderingen. Op basis van art. 2:369 sub b moet onderhanden werk worden gerubriceerd onder de Voorraden. d. Het geplaatst kapitaal is 120.000. Op basis van art. 2:67 lid 4 moet dit minimaal 20% van 4.000.000 = 800.000 zijn. Boek blz. 78. Ook goed art. 2:178 lid 4. e. Er is een voorziening voor algemene economische ontwikkelingen opgenomen. Het is niet toegestaan een dergelijke voorziening te vormen. De mogelijke voorzieningen staan beschreven in art. 2:374 lid 1. f. Waardevermindering van een actief wordt niet door vorming van een voorziening tot uitdrukking gebracht. Artikel 2:374 lid 2. De post voorraad aan de actiefkant op de balans dient te worden afgewaardeerd. g. Geen vergelijkende cijfers, art. 2:363 lid 2. h. Er is geen splitsing als bedoeld in art. 2:364 lid 2 aangebracht.
15.
Bestudeer hoofdstuk 5 Resultatenrekening + Kasstroomoverzicht + Ratio-overzicht
Oefening 15.1: Uw cliënt heeft u benaderd in verband met achterstallige betalingen ten bedrage van € 80.000 van zijn afnemer BV Flessen. Uit de financiële bescheiden van de BV Flessen blijkt dat Flessen over 2006 een bedrag van € 250.000 voor Inkopen op rekening heeft gemaakt. De inkopen van BV Flessen vinden evenredig gespreid over het jaar plaats. BV Flessen heeft een crediteurensaldo uitstaan op 31.12.06 van € 100.000. De hoogte van dit saldo is indicatief voor het crediteurensaldo gedurende het hele jaar 2006. De leveranciers van BV Flessen bieden allen een maximale betalingstermijn van 30 dagen. a. Wat kunt u uit deze gegevens concluderen omtrent het betaalgedrag van BV Flessen over 2006? BV Flessen stelt in haar verweer, dat zij momenteel niet kan betalen, omdat zij een kortlopende schuld heeft moeten aflossen aan de bank en daarom krap bij kas zit. In de Winst- en verliesrekening over 2006 rapporteert BV Flessen een winst te hebben behaald van € 400.000, terwijl de post liquide middelen op de balans ultimo 2006 op € 1.000 stond. Uw cliënt stelt dat als BV Flessen een winst van € 400.000 heeft behaald over 2006, zij ook in staat moet zijn de rekening van € 80.000 te betalen. b. Is deze bewering van uw cliënt onder alle omstandigheden terecht? Licht uw antwoord toe. Antwoorden 15.1: a. We berekenen het kengetal Crediteurendagen = (Crediteuren / Inkopen op rekening) * 365 dagen = [100.000 / 250.000] * 365 dagen = 146 dagen (ongeveer 5 maanden). Gelet op de betalingstermijn van 1 maand verleend door de leveranciers is dit een aanzienlijke overschrijding van de betalingsverplichtingen van BV Flessen. b. Deze bewering is niet terecht. Kasmiddelen hebben te maken met de ontvangsten en uitgaven, terwijl de winst te maken heeft met de baten en de lasten. B.V. Flessen zou veel baten kunnen hebben met weinig inkomsten, en veel lasten met hoge uitgaven kunnen hebben, zodat de winst hoog is en de kasmiddelen zeer gering. Men zou hiervoor het kasstroomoverzicht en de Winst- en verliesrekening naast elkaar moeten leggen. 31
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 15.2: Mr. P. de Graaf is op 31 december 2006 benoemd als bewindvoerder bij de besloten vennootschap Kip & Co in het kader van een voorlopig verleende surseance van betaling. De vennootschap heeft ten doel de groothandel in kipproducten. Uit de winst- en verliesrekening over 2006 blijkt dat de onderneming van de vennootschap grote verliezen heeft geleden. De directie van BV Kip & Co heeft meegedeeld dat de verliezen in het afgelopen jaar zijn ontstaan ten gevolge van het feit dat een belangrijke werknemer ziek is geweest. Nu de werknemer is hersteld meent de directie dat de resultaten van de onderneming met onmiddellijke ingang zullen verbeteren. Op die grond is door de Rechtbank besloten de onderneming van de vennootschap voor de periode van één maand voort te zetten. Over de maand januari 2007 ontvangt de bewindvoerder de volgende winst- en verliesrekening (in euro): Omzet Inkoopwaarde omzet Bruto-winst Kosten: Personeelskosten Huisvestingskosten Bedrijfskosten Verkoopkosten Autokosten Afschrijvingen
110.000 45.000 65.000
24.000 18.000 12.200 600 5.500 10.000 70.300
Bedrijfsresultaat Rentekosten Vennootschapsbelasting Nettowinst
(5.300) 100 0 (5.400)
De bewindvoerder moet beslissen of hij de rechtbank zal verzoeken om intrekking van de voorlopig verleende surseance van betaling onder gelijktijdige faillietverklaring. Hiertoe wil de bewindvoerder de cashflow beoordelen. a. Bereken de Cashflow. b. Wat is het belang van de Cashflow en beoordeel de Cashflow in het licht van de vraag of op dit moment een faillissement moet worden aangevraagd. Antwoorden 15.2: a. Een grove indicatie van de cashflow is nettowinst + afschrijvingen. In dit geval dus -/5.400 + 10.000 = + 4.600. b. Een positieve cashflow geeft de ingaande geldstroom weer die de onderneming niet onmiddellijk weer verlaat. De cashflow geeft daarmee een indicatie van het bedrag dat aan kasmiddelen gegenereerd wordt (en dus in principe beschikbaar is voor de aflossing van vreemd vermogen (o.a. betaling van crediteuren), het doen van nieuwe investeringen of eventueel aan de aandeelhouders ten goede kan komen). In dit geval komt er, ondanks het verlies, extra geld beschikbaar voor het betalen van de schuldeisers en lijkt een faillietverklaring niet noodzakelijk. Ook goed is: vergelijkbaar verhaal.
32
Werkboek Jaarrekeninglezen
16.
Bestudeer hoofdstuk 6 Financiële analyse
Oefening 16.1: Een cliënt van u, schuldeiser van B.V. Perslucht, komt begin 2007 bij u, als advocaat, langs met de mededeling dat B.V. Perslucht de toegestane betalingstermijn van een uitstaande rekening ad € 200.000.- al een half jaar heeft overschreden en overhandigt u bovenstaande balans van B.V. Perslucht. B.V. Perslucht geeft na diverse aanmaningen te hebben ontvangen als reden voor deze wanbetaling aan liquiditeitsmoeilijkheden te hebben en vraagt uw cliënt nog even geduld uit te oefenen. B.V. Perslucht hanteert voor zijn eigen afnemers een uiterst toegestane betalingstermijn van 2 maanden. De onderstaande balans van de industriële onderneming B.V. Perslucht, die duikflessen produceert voor duikscholen wordt aan u overhandigd. Balans B.V. Perslucht ultimo 2006 (bedragen x 1 miljoen euro) vaste activa 40 eigen vermogen vlottende activa voorraad duikflessen debiteuren liquide middelen
6 10 14 70
vreemd vermogen langlopende schulden bank crediteuren
30 20 15 5 70
a. Welke financiële kengetallen zou u gebruiken om de door B.V. Perslucht aan uw cliënt gegeven motivering te toetsen. Welke conclusie kunt u trekken op basis van deze kengetallen en de balansinformatie van B.V. Perslucht omtrent de liquiditeit van B.V. Perslucht? Is de door B.V. Perslucht aan uw cliënt gegeven reden terecht? De omzet van B.V. Perslucht over 2006 bedroeg volgens de resultatenrekening 30 miljoen euro. Verder is gegeven dat het gemiddelde debiteurenbedrag over 2006 10 miljoen bedroeg. Van B.T.W. mag in deze opgave worden afgezien. b. Welk financieel kengetal geeft een aanwijzing over het betaalgedrag van de afnemers van B.V. Perslucht en wat blijkt op grond van dit kengetal over het betaalgedrag van de debiteuren van B.V. Perslucht? Antwoorden 16.1: a. Het meest geschikte kengetal om de liquiditeitspositie van Perslucht te meten is de current-ratio of de quick-ratio. C.R. voor Perslucht = kortlopende activa / kortlopende passiva = € 30 mln. / € 20 mln. = 1,5 en dus voldoende om de kortlopende verplichtingen te voldoen. De Quick-ratio = [vlottende activa - voorraden] / vlottende passiva = [€ 30 mln. -/- € 6 mln.] / € 20 mln. = 1,2 en ruim boven 1. Aangezien beide kengetallen boven de één liggen lijkt het argument van Perslucht niet steekhoudend. b. Het financiële kengetal welk het meest in aanmerking komt is het gemiddelde debiteurendagen, welke gedefinieerd is als het gemiddelde debiteurenbedrag / omzet / 365 dagen. Ingevuld levert dit [€ 30 mln. / € 10 mln.] * 1/365 dagen = 121 debiteurendagen (≈ 4 maanden). Aangezien de door Perslucht verleende krediettermijn 2 maanden is, kan geconcludeerd worden dat de debiteuren van Perslucht gemiddeld 2 maanden te laat betalen en er waarschijnlijk iets schort aan de debiteurenadministratie of het incassobeleid van Perslucht.
33
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 16.2: De handelsonderneming Euro B.V. wil in het kader van een uitbreiding van de internationale activiteiten zich als een solide bedrijf presenteren. De directie hecht er aan met name het "werkkapitaal" te laten toenemen en heeft hiertoe een drietal scenario's voor ogen. a.
b.
Geef gemotiveerd aan of de hieronder weergegeven acties tot de gewenste toename van het werkkapitaal zullen leiden. 1) Het nemen van maatregelen om te komen tot een versnelde incasso van uitstaande debiteuren. 2) Het verruimen en benutten van de rekening-courant faciliteit bij de huisbankier. 3) Het verkopen van buiten gebruik gestelde materiële vaste activa tegen de boekwaarde. De directeur van dezelfde handelsonderneming wil ten opzichte van zijn aandeelhouders ook gunstige ratio's laten zien. Hij heeft zich ten doel gesteld de solvabiliteitsratio van zijn onderneming ten minste gelijk te laten zijn aan dat van zijn grootste concurrent. Door welke omstandigheden wordt de vergelijkbaarheid van de ratio’s beïnvloed?
Antwoorden 16.2: a1. Geen positieve bijdrage. Het versneld incasseren leidt tot een verschuiving binnen de post vlottende activa en beïnvloedt het werkkapitaal niet. a2. Geen positieve bijdrage. Opnemen van een hogere rekening courant leidt tot hogere liquide middelen waartegenover een hogere korte-termijn schuld aan de Bank staat. In de formule van het werkkapitaal is dit neutraal. a3. Positieve bijdrage. Materiële vaste activa daalt terwijl de liquide middelen of de vorderingen toenemen. Dus een verhoging van de vlottende activa tegen een daling van de materiële vaste activa. b. Bedrijven zijn niet zomaar vergelijkbaar; verschillen kunnen met name optreden door hantering van verschillende waarderingsgrondslagen en subjectieve schattingen. Eveneens kan er sprake zijn van onvergelijkbaarheid door product samenstelling, seizoensinvloeden e.d.
Oefening 16.3: De directie van een naamloze vennootschap wil om de kansen op samenwerking met een gerenommeerd bedrijf te vergroten een verbetering van zowel de solvabiliteit als het werkkapitaal. Door de administrateur wordt een aantal mogelijkheden voorgelegd aan de directie, te weten: a. emissie van aandelen; b. het verwerken van een reeds eerder opgetreden waardestijging van de bedrijfsgebouwen op de balans via herwaardering; c. aantrekken van een langlopende lening; d. versneld innen van debiteuren vorderingen. (N.B. de solvabiliteit wordt beoordeeld aan de hand van de 'owned capital index' (eigen vermogen / totaalvermogen x 100%) of de 'leverage ratio' (eigen vermogen / vreemd vermogen x 100%)) Geef bij elk van deze 4 mogelijkheden aan, welk effect zij hebben op enerzijds de solvabiliteit en anderzijds het werkkapitaal van deze onderneming.
34
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 16.3: a. Een aandelenemissie vergroot het eigen vermogen, terwijl ook de liquide middelen zullen toenemen. De solvabiliteit zal stijgen door het grotere eigen vermogen, terwijl ook het werkkapitaal toeneemt door de liquide middelen. b. Er is sprake van een waardestijging van de gebouwen die in de balans op de herwaarderingsreserve wordt verwerkt. Door verwerking van de waardestijging van de gebouwen op de herwaarderingsreserve neemt het eigen vermogen toe. De solvabiliteit verbetert, omdat het eigen vermogen toeneemt, terwijl het vreemd vermogen gelijk blijft. De herwaardering heeft geen invloed op het werkkapitaal. Immers de vaste activa stijgen met hetzelfde bedrag als het eigen vermogen. c. Het aantrekken van een langlopende lening zal de liquide middelen verhogen, terwijl de langlopende schuld (vreemd vermogen) toenemen. De solvabiliteit wordt hierdoor negatief beïnvloed, terwijl het werkkapitaal door de toegenomen liquide middelen positief wordt beïnvloed. d. Het versneld innen van debiteuren leidt tot een verschuiving binnen de vlottende activa: substitutie van debiteuren voor liquide middelen. Geen wijziging in de solvabiliteit, noch in het werkkapitaal.
Oefening 16.4: De heer Jansen is directeur en enig aandeelhouder van B.V. De Toekomst, een handelsbedrijf gespecialiseerd in tuinmeubelen. Jansen is voornemens zijn bedrijf te verkopen en wil graag de “quick ratio” en de ”Owned capital index” (OCI) verbeteren om een hogere verkoopprijs te kunnen bedingen. Geef beargumenteerd aan welke invloed zijn voorgenomen acties in deze hebben op resp. de “quick ratio” en de “Owned capital index”. a. De aflossing van een langlopende lening door het opnemen van een kortlopend krediet. b. Het verkopen van de bedrijfsauto’s (vaste activa) tegen de boekwaarde. De kortlopende rekening-courantschuld neemt dan met dit bedrag af. c. Emissie van aandelen. De ontvangen geldmiddelen worden gebruikt om de kortlopende rekening-courantschuld gedeeltelijk af te lossen. d. Opwaarderen door middel van herwaardering van het bedrijfspand. Antwoorden 16.4: a. Verslechtering van Quick Ratio, (QR) omdat vlottende activa (VA) gelijk blijven. De voorraden blijven gelijk en de Kortlopende schuld, (KS), stijgt. Geen invloed op OCI: eigen vermogen blijft gelijk en het totaalvermogen ook omdat er enkel verschuiving plaats vindt binnen het vreemd vermogen. b. Verbetering van de QR omdat de schuld afneemt en de VA en Voorraden constant blijven. Verbetering van de OCI omdat het totaal vermogen daalt en het eigen vermogen gelijk blijft. c. Verbetering QR, zie B. Eigen vermogen stijgt, totaal vermogen blijft gelijk; er is immers verschuiving van kortlopende schuld naar eigen vermogen. Verhoudingsgetal OCI stijgt, verbetert. d. QR geen invloed. Er is enkel sprake van toename Materiele vaste activa en Eigen vermogen. Deze posten hebben geen invloed op de formule. OCI: verhoging eigen vermogen en verhoging van totaal vermogen met zelfde bedrag. OCI zal dus stijgen, verbeteren.
35
Werkboek Jaarrekeninglezen
17.
Bestudeer hoofdstuk 7.2.3 Waardebepaling liquidatiewaarde
Oefening 17.1: U krijgt als curator in een faillissementszaak onderstaande balans en resultatenrekening 2006 in handen van een handelsonderneming. Balans per 31 december 2006 auto
€
10.000
inventaris
20.000
verbouwing
20.000
voorraden
50.000
debiteuren
40.000 €
140.000
€
100.000 80.000 180.000
eigen vermogen: - kapitaal - verlies t/m ’06 crediteuren Rabobank
€
100.000 (100.000) 105.000 35.000 €
140.000
Resultatenrekening over 2006 kostprijs omzet kosten incl. afschrijvingen
€
netto-omzet
€
verlies
150.000 30.000
€
180.000
Een nader onderzoek inzake de waardebepaling van de activa levert u nog de volgende extra gegevens op: de directe opbrengstwaarde van de auto bedraagt € 5.000; de inventaris betreft kantoorinrichting. De verwachting is dat de boekwaarde gelijk is aan de directe opbrengstwaarde; de verbouwing betreft verbouwingskosten aan het huurpand; de directe opbrengstwaarde van de voorraden is € 40.000; de Rabobank heeft ter zekerstelling stil pandrecht van de vorderingen, die als volwaardig kunnen worden gekwalificeerd; geen extra kosten als gevolg van de faillissementsprocedure. Bereken het percentage van de nominale waarde van hun vorderingen, dat de crediteuren naar verwachting uitgekeerd zullen krijgen.
36
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 17.1: Aangezien de vorderingen van de Rabobank voorgaan, komen de crediteuren op de tweede plaats bij uitkering. Voor uitkering zullen alle activa geliquideerd moeten worden, zodat de liquidatiewaarde (directe opbrengstwaarde) als waarderingsgrondslag moet worden gehanteerd (bedragen in euro): Boekwaarde Directe opbrengst waarde Auto 10.000 5.000 Inventaris 20.000 20.000 Verbouwing 20.000 0 Voorraden 50.000 40.000 Debiteuren 40.000 5.000* * € 5.000, omdat van de € 40.000 volwaardige debiteuren er € 35.000 als zekerheid bij de Rabobank liggen. De directe opbrengstwaarde van de activa voor uitkering aan de crediteuren bedraagt € 70.000. In % is dit 70.000/105.000 x 100% = 66,67 % ofwel de crediteuren kunnen verwachten 2/3 van hun vorderingen uitgekeerd te krijgen.
37
Werkboek Jaarrekeninglezen
18.
Bestudeer hoofdstuk 7.2.2 + 7.3 Waardebepaling Intrinsieke waarde en rentabiliteitswaarde
Oefening 18.1: a. Welke van de onderstaande elementen is het meest maatgevend bij de bepaling van de waarden van een onderneming (onder de conditie van continuïteit)? Licht uw keuze toe: 1. De verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen; 2. De liquiditeitspositie van een onderneming; 3. De financiële toekomstverwachting van de onderneming; 4. De nominale waarde van de uitstaande aandelen van een onderneming; 5. Het aantal keren dat de onderneming surseance van betaling heeft aangevraagd in het verleden. b. Op welke wijze wordt de economisch waarde van de geplaatste aandelen bepaald? Licht uw antwoord beknopt toe. Antwoorden 18.1: a. Het meest bepalend is element 3. Al heeft een onderneming een financieel slechte periode achter de rug maar de toekomstperspectieven zijn goed (bijvoorbeeld na een reorganisatie) dan zal de waarde van de onderneming er gunstig uitzien; zeker als de marktwaarde bepaald wordt op basis van de netto contante waarde methode. b. De economische waarde van de geplaatste aandelen (en daarmee van een onderneming) wordt bepaald door het contant maken van de verwachte toekomstige kasstromen van de onderneming. Bij deze methode maakt men een schatting van alle inkomende en uitgaande kasstromen van de onderneming die het aandeel heeft geëmitteerd, over een vastgestelde periode, die vervolgens met behulp van een discontofactor wordt omgerekend tot een netto contante waarde.
Oefening 18.2: Gegeven de onderstaande waardebegrippen: - Boekwaarde; - Intrinsieke waarde; - Liquidatiewaarde; - Rentabiliteitswaarde; - Rendementswaarde; - Beurswaarde. Geef bij onderstaande drie situaties van een onderneming aan welk waardebegrip (of combinatie van waardebegrippen) het meest voor de hand ligt om te hanteren: a. Waardebepaling bij een faillissement. b. Waardebepaling van een pakket aandelen van een beursgenoteerde vennootschap. c. Waardebepaling bij de overname van activa en passiva van een onderneming Antwoorden 18.2: a. Liquidatiewaarde b. Beurswaarde c. Intrinsieke waarde / rentabiliteitswaarde
38
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 18.3: Voor de waardering van een onderneming zijn verschillende methoden in gebruik. Hiertoe behoren de 'Intrinsieke Waarde', de 'Rentabiliteitswaarde' de 'Boekwaarde' en de 'Beurswaarde'. Een verschil tussen deze vier waarderingsmethoden ligt in het feit dat een aantal uitsluitend naar de huidige vermogenspositie van de over te nemen onderneming kijkt, terwijl de overige ook de winstverwachtingen van de onderneming in hun waardering betrekken. a. Welke onder hen kijkt/kijken uitsluitend naar de vermogenspositie? Gegeven is het balanstotaal van een B.V. van € 900.000 en een totaal aan Vreemd Vermogen van € 500.000. De B.V. hanteert de historische kostprijs als waarderingsgrondslag voor de actiefposten. Een potentiële koper is bereid de aandelen van deze onderneming te kopen voor de Intrinsieke Waarde. Nadat alle actiefposten op de balans zijn onderzocht op hun actuele waarde blijken twee posten te moeten worden geherwaardeerd. De bestaande voorraden worden tegen actuele waarde € 10.000 lager gewaardeerd, terwijl daarenboven nog eens € 20.000 als onverkoopbaar (= opbrengst bij verkoop: nihil) moet worden beschouwd. Het winkelpand, dat is opgenomen onder de post ‘Materiële vaste activa’ is door een taxateur € 80.000 hoger geschat dan de boekwaarde. Er dient te worden afgezien van het effect van belastingen. b. Hoeveel zal de potentiële koper bereid zijn te betalen op grond van zijn waardering volgens de Intrinsieke Waarde? Twee gegadigden, A en B, dingen mee naar de koop van de aandelen van B.V. Uitverkoop. Beiden hanteren als waarderingsmethode de rentabiliteitswaarde en beschikken over dezelfde financiële gegevens van de B.V. Uitverkoop, doch B hanteert een hogere risicopremie (opslag voor hun inschatting van de gewenste rentabiliteit) dan A bij het contant maken van de genormaliseerde winsten. Het bod dat ze uitbrengen is gelijk aan de rentabiliteitswaarde. c. Welk van beiden zal het hoogste bod uitbrengen op het aandelenpakket van B.V. Uitverkoop? Geef een toelichting! Antwoorden 18.3: a. De Boekwaarde en de Intrinsieke Waarde kijken alleen naar de huidige vermogenspositie van de over te nemen onderneming, terwijl de Rentabiliteitswaarde en de Beurswaarde rekening houden met de toekomstige winstverwachtingen van de onderneming. b. Het Eigen Vermogen bedraagt balanstotaal - vreemd vermogen = € 900.000 -/€ 500.000 = € 400.000. Herwaardering van de post ‘Voorraden’ verlaagt het Eigen Vermogen met € 30.000, terwijl het Eigen Vermogen door de hogere taxatie van het winkelpand met € 80.000 stijgt. Per saldo stijgt het Eigen Vermogen met € 50.000. De potentiële koper zal bereid zijn € 400.000 + € 50.000 = € 450.000 te betalen voor de over te nemen onderneming. c. De hogere risicopremie van B betekent dat B een hogere rendementseis heeft dan A. De contante waarde van de genormaliseerde winsten zal daarom lager uitvallen voor B. Dus A brengt het hoogste bod uit!
39
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 18.4: De enige eigenaar en aandeelhouder van de B.V. Rechtswinkel overweegt zijn bedrijf te verkopen. De balans ultimo 2006, met als waarderingsgrondslag de historische kostprijs, ziet er als volgt uit: Balans per 31 december 2006 materiële vaste activa: kantoorpand
eigen vermogen €
€
200.000
400.000
kantoorinventaris vlottende activa
40.000
langlopende schulden
240.000
liquide middelen
10.000
kortlopende schulden
10.000
€
450.000
€
450.000
Een potentiële koper blijkt interesse te hebben in overname en wil het bedrijf kopen voor een prijs die gelijk is aan de Intrinsieke Waarde van het bedrijf. Bij analyse van de verschillende balansposten blijkt dat de waarde van het kantoorpand, bepaald door een extern taxateur, € 600.000 is en de handelswaarde van de verouderde kantoorinventaris op € 20.000 moet worden bepaald. Het geplaatst aandelenkapitaal van de B.V. bestaat uit 2.000 aandelen. N.B. Er mag worden afgezien van de effecten van vennootschapsbelasting. a. Tegen welke prijs per aandeel zal de potentiële koper het bedrijf overnemen? Een andere koper hanteert als richtlijn voor de overnameprijs de ‘rentabiliteitswaarde’ op basis van de genormaliseerde winst over de afgelopen 3 jaren. Hij heeft daarom de genormaliseerde jaarwinst van de B.V. Rechtswinkel over de jaren 2004, 2005 en 2006 afgeleid op resp. € 50.000, € 60.000 en € 70.000. De koper gebruikt bij de berekening van de rentabiliteitswaarde een intrest-percentage van 5% en een risico-opslag van 3%. b. Welke prijs is deze tweede koper bereid te betalen per aandeel van de B.V. Rechtswinkel? Antwoorden 18.4: a. Eerst moet het Eigen Vermogen op actuele waarde worden gewaardeerd: De verhoging van de waarde van het kantoorpand leidt tot een toename van het Eigen Vermogen met € 200.000. De verlaging van de kantoorinventaris vermindert het Eigen Vermogen met € 20.000. De waarde van het Eigen Vermogen wordt daarmee € 200.000 + € 200.000 -/- € 20.000 = € 380.000. Aangezien er 2.000 aandelen uitstaan zal de potentiële koper € 380.000 / 2.000 = € 190 per aandeel betalen. b. De gemiddelde genormaliseerde jaarwinst over de jaren 2004-2006 bedraagt [€ 50.000 + € 60.000 + € 70.000] / 3 = € 60.000. Bij een rendementseis van 5% interest + 3% risico- opslag = 8% komt dit neer op een rentabiliteitswaarde van € 60.000 / 0,08 = € 750.000. Bij 2.000 aandelen komt dit neer op € 750.000 / 2.000 = € 375 per aandeel.
40
Werkboek Jaarrekeninglezen
19.
Bestudeer hoofdstuk 2.6 + 3.1.3 + 8.2 Concernrelaties
Oefening 19.1: Puntkomma BV heeft 18% van de aandelen van Besloten Vennootschap A verworven en beoogt hiermee door een duurzaam samenwerkingsverband de levering (door A) van bepaalde grondstoffen, die Puntkomma BV gebruikt, te waarborgen. Van Besloten Vennootschap B blijkt Puntkomma BV 25% van de aandelen te bezitten. De verwerving van dit aandelenpakket was bedoeld om voor een korte termijn de beschikbare liquide middelen te beleggen. Met Besloten Vennootschap C werkt Puntkomma BV geruime tijd samen. Inmiddels bezit men 55% van de aandelen van C en Puntkomma oefent overwegende zeggenschap in de besluitvorming uit. a. Op welke wijze zullen de 3 kapitaalbelangen op de enkelvoudige balans van Puntkomma BV worden opgenomen? b. Indien Puntkomma BV haar balans gaat consolideren, op welke wijze zullen de drie genoemde kapitaalbelangen dan op de geconsolideerde balans van Puntkomma BV worden verwerkt? Antwoorden 19.1: a. Onderneming A wordt weergegeven onder de post Financiële Vaste Activa, omdat een duurzame samenwerking wordt beoogd, hoewel het formele criterium van 20% van de aandelen nog niet is bereikt. Onderneming B wordt weergegeven onder de post Effecten. Weliswaar is de formele grens van 20% overschreden, maar de doelstelling wijst niet op een duurzame samenwerking, aangezien het om kortlopende belegging van liquide middelen betreft. Onderneming C is een groepsmaatschappij, omdat men overwegende zeggenschap uitoefent. Dit wordt in de enkelvoudige balans onder de post Financiële Vaste Activa verwerkt. b. De verwerking van de kapitaalbelangen in onderneming A en B zijn dezelfde als bij de enkelvoudige balans. Alleen de activa en passiva van de balans van onderneming C worden geconsolideerd met de activa en passiva van Puntkomma BV. De waarde van Deelneming C wordt vervangen door de specifieke waarden van de activa en passiva van onderneming C en bij die van Puntkomma opgeteld (geconsolideerd).
41
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 19.2: Moedermaatschappij A bezit één dochtermaatschappij/deelneming B. De dochter wordt gewaardeerd tegen netto-vermogenswaarde. Complementeer de balans van de moeder met de ontbrekende posten en getallen en stel de geconsolideerde balans op. Vennootschappelijke balans moedermaatschappij A gebouw
305.000
eigen vermogen
400.000
hypothecaire lening
bank
crediteuren
20.000
Balans dochtermaatschappij/deelneming B machines
190.000
eigen vermogen
200.000
voorraad
80.000
schuld aan A
50.000
bank
10.000
crediteuren
30.000
280.000
280.000
Geconsolideerde balans
42
Werkboek Jaarrekeninglezen
Antwoorden 19.2: Vennootschappelijke balans moedermaatschappij A gebouw
305.000
eigen vermogen
400.000
deelneming
200.000
hypothecaire lening
250.000
vordering op b
50.000
bank
115.000
crediteuren
20.000
670.000
670.000
Balans dochtermaatschappij B machines
190.000
eigen vermogen
200.000
voorraad
80.000
schuld aan A
50.000
bank
10.000
crediteuren
30.000
280.000
280.000
Geconsolideerde balans gebouw
305.000
eigen vermogen
400.000
machines
190.000
hypothecaire lening
250.000
voorraad
80.000
bank
125.000
crediteuren
50.000
700.000
700.000
43
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 19.3: Van cliënt A, houder van alle aandelen Personal Holding B.V., krijgt u het volgende schematische overzicht:
A 100% Personal Holding B.V.
40% Projectontwikkeling B.V.
100%
80%
Makelaardij B.V.
Woningbouw B.V. beherend vennoot
15% Prefab B.V.
Paradijs C.V.
De vermelde percentages geven de kapitaaldeelnames weer; deze weerspiegelen de zeggenschapsverhoudingen. a. Geef gemotiveerd aan of Projectontwikkeling B.V. een dochtermaatschappij van Personal Holding B.V. is. b. Geef gemotiveerd aan of er sprake is van een deelneming in de relatie Woningbouw B.V. en Paradijs C.V. Begin 2007 heeft Personal Holding B.V. 100% van de aandelen van Tunnelbouw B.V. gekocht voor € 800.000. Tunnelbouw B.V. is nog niet in voorgaand schema opgenomen. De balans van Tunnelbouw B.V. luidt als volgt:
Balans Tunnelbouw B.V. op overnamedatum (bedragen in euro)
Gebouw
500.000
Geplaatst kapitaal
100.000
Voorraden
300.000
Reserves
200.000
Vorderingen
100.000
Schulden
600.000
900.000
900.000
44
Aanvullende gegevens: 1. De actuele waarde van het gebouw is getaxeerd op € 800.000. 2. Personal Holding B.V. hanteert als waarderingsgrondslag voor gebouwen de actuele waarde. N.B. Van de effecten van belastingen dient te worden afgezien! Na de overname waardeert Personal Holding B.V. haar deelneming Tunnelbouw B.V. op haar (enkelvoudige) balans tegen de intrinsieke waarde, zijnde de waarde van de bezittingen minus de schulden en voorzieningen van Tunnelbouw B.V., gewaardeerd tegen de actuele waarde en gebaseerd op de waarderingsgrondslagen van Personal Holding B.V. c. Bereken het bedrag waartegen Personal Holding B.V. haar verworven belang in Tunnelbouw B.V. opneemt op haar (enkelvoudige) balans. d. Bereken de betaalde goodwill. Tunnelbouw B.V. waardeerde haar onroerende zaken altijd tegen de verkrijgingsprijs. Na de overname door Personal Holding B.V. heeft Tunnelbouw B.V. haar waarderingsgrondslag voor onroerende zaken gewijzigd en worden deze tegen de actuele waarde gewaardeerd. e. Welke invloed heeft het waarderen van het gebouw tegen de actuele waarde op de solvabiliteit van Tunnelbouw B.V.? Motiveer uw antwoord! Medio 2007 raakt Tunnelbouw B.V. verwikkeld in een juridische strijd en wordt door de wederpartij de jaarrekening van Tunnelbouw B.V. over 2006 bij het Handelsregister opgevraagd. Bij het handelsregister is echter alleen een geconsolideerde jaarrekening van Personal Holding B.V. gedeponeerd. De jaarrekening over 2006 van Tunnelbouw B.V. is niet gedeponeerd. f. Welke rechtsgeldige reden zou Tunnelbouw B.V. kunnen aanvoeren voor het niet deponeren van de jaarrekening over 2006. Antwoorden 19.3: a. De criteria voor een dochtermaatschappij staan in artikel 2:24a BW. Personal Holding B.V. kan slechts 40% van de stemrechten in de algemene vergadering van Projectontwikkeling B.V. uitoefenen waardoor Projectontwikkeling B.V. geen dochtermaatschappij van Personal Holding B.V. is. b. In de relatie Woningbouw B.V. en Paradijs C.V. is Pardijs C.V. een deelneming van Woningbouw B.V. omdat Woningbouw B.V. als beherend vennoot volledig aansprakelijk is voor de schulden van Paradijs C.V. (art. 2:24c lid 2 sub a BW). c. eigen vermogen 300.000 herwaardering (actuele waarde) gebouw 300.000 + intrinsieke waarde Tunnelbouw B.V. 600.000 d. koopprijs 800.000 intrinsieke waarde Tunnelbouw B.V. 600.000 -/betaalde goodwill 200.000 e. Verbetering van de solvabiliteit omdat het eigen vermogen stijgt bij een gelijkblijvend vreemd vermogen. f. Publicatie van de jaarstukken moet plaatsvinden binnen 8 dagen na de vaststelling van de jaarrekening (art. 2:394 lid 1 BW). Medio 2007 hoeft de jaarrekening over 2006 nog niet vastgesteld te zijn. De wettelijke termijn voor het vaststellen van de jaarrekening is vijf maanden na afloop van het boekjaar, maar deze termijn kan met zes maanden worden verlengd (art. 2:210 lid 1 BW). Tunnelbouw B.V. zou ook kunnen aanvoeren dat de Minister van Economische Zaken aan Tunnelbouw B.V. ontheffing heeft verleend voor het deponeren van de jaarrekening (art. 2:394 lid 5 BW). Ook goed art. 2:403 de garantieverklaring van de (verkopende) moeder.
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 19.4: Hieronder zijn 3 balansen weergegeven per 31 december 2006. Het betreft de (vennootschappelijke) balans van een moedermaatschappij, de balans van een 100%dochtermaatschappij – tevens groepsmaatschappij – en de geconsolideerde balans van beiden. Balans A per 31 december 2006 Materiele vaste activa 330.000
Eigen vermogen
310.000
Financiële vaste activa
Voorzieningen
165.000
Schulden
155.000 107.500
10.000
Vlottende activa
290.000 630.000
Balans B per 31 december 2006 Materiele vaste activa
90.000
Eigen vermogen
95.000
Financiële vaste activa
10.000
Voorzieningen
15.000
Vlottende activa
Materiele vaste activa Financiële vaste activa Vlottende activa
60.000 160.000
Schulden
Balans C per 31 december 2006 240.000 Eigen vermogen 95.000 250.000 585.000
50.000 160.000
310.000
Voorzieningen
150.000
Schulden
125.000 585.000
a. Geef aan welke van de weergegeven balansen van de dochtermaatschappij is, welke van de moedermaatschappij en welke de geconsolideerde balans. b. Welke is de meest kenmerkende post op de balans van de moedermaatschappij, die de relatie met de groepsmaatschappij aangeeft? c. Aan welke voorwaarde moet de balans van de dochter voldoen opdat de balansen van de moeder- en de groepsmaatschappij kunnen worden geconsolideerd? Antwoorden 19.4: a. Balans A is de geconsolideerde balans. Balans B is de balans van de dochtermaatschappij. Balans C is de balans van de moedermaatschappij. b. De meest kenmerkende post op de balans van de moedermaatschappij die de relatie met de groepsmaatschappij weergeeft is de post “Financiële Vaste Activa” van € 95.000.-, die gelijk is aan de post Eigen Vermogen van de dochter. c. De diverse balansposten dienen op dezelfde grondslag te zijn gewaardeerd.
46
Werkboek Jaarrekeninglezen
Oefening 19.5: Deelneming D - waarbij door de verkrijgende vennootschap M. invloed van betekenis wordt uitgeoefend - wordt gewaardeerd tegen de netto-vermogenswaarde. a. Wat is kenmerkend voor de waardering tegen de netto-vermogenswaarde? b. Voor de verwerving van deelneming D heeft M € 1.100.000 betaald, terwijl de nettovermogenswaarde € 1.000.000 bedraagt. Onder welke posten en voor welk bedrag op de balans van M wordt deze transactie geregistreerd? Antwoorden 19.5: a. Bij de waardering tegen netto-vermogenswaarde worden de activa en passiva van de gekochte onderneming gewaardeerd overeenkomstig de waarderingsgrondslagen van de verwervende onderneming. b. Deelneming D € 1.000.000, Goodwill € 100.000. Alternatief: Goodwill direct afboeken ten laste van het Eigen Vermogen, of direct afboeken ten laste van het resultaat. Oefening 19.6: In de vennootschappelijke balans van een belangrijke Nederlandse onderneming is de post 'Financiële Vaste Activa' opgenomen voor een bedrag van € 400 miljoen. In de geconsolideerde balans van datzelfde boekjaar is dezelfde post opgenomen voor een bedrag van € 540 miljoen. Door welke factor(en) kan het verschil in presentatie verklaard worden? Antwoorden 19.6: In de geconsolideerde balans wordt de post 'Financiële Vaste Activa', zoals die voorkomt in de vennootschappelijke balans vervangen door de afzonderlijke activa en passiva van de belangen in deelnemingen (of dochtermaatschappijen). Wat onder die post overblijft in de geconsolideerde balans kan dan betrekking hebben op niet-geconsolideerde deelnemingen, zoals andere gerubriceerde posten die onder de groep 'Financiële Vaste Activa' vallen.
20.
Bestudeer hoofdstuk 8.3 Fiscale Jaarrekening
Oefening 20.1: Er wordt veelal een onderscheid gemaakt tussen de commerciële en de fiscale jaarrekening. Noem tenminste drie redenen voor een mogelijk verschil tussen het resultaat op de ene en op de andere jaarrekening. Antwoorden 20.1: Redenen voor een verschil tussen het commercieel en het fiscaal resultaat zijn onder meer: het fiscaal niet toelaatbaar zijn van bepaalde bedrijfseconomisch aanvaardbare resultaatbepalingsgrondslagen; verschillen in moment van winstneming (realisatiemoment) verschillen bij het treffen van voorzieningen (zowel in aanleiding als bij bepaling grootte); verschillende behandeling van boekwinst.
47