Jaargang 8 Nummer 16 24 augustus 2010 Special Inhoud nieuwsbrief De Brief - Special, nr. : 16 Bijdragen van Paul Dentz
Brieven aan Olga Han van Meegeren 501 eilanden Willem Elschot Museum dr. Guislain
Met dank voor het aanleveren van tekst, illustraties, foto’s en/of onderwerpen, aan deze nieuwsbrief aan: Arnoud van der Vorst. Heeft u nieuws voor de nieuwsbrief, mail dan naar:
[email protected] Bijdragen bij voorkeur aanleveren in Word en in platte tekst. Illustraties als jpg of opgenomen in een Word-bestand. Géén één pdf pdf. Inscannen kan, maar sla het document dan op als jpg. Probeer ingescande bestanden en/of foto’s klein te houden. Foto’s niet opnemen in de tekst, maar los aanleveren. Bij voorbaat dank, uw redacteur Karin. Namens Büchmania, Karin Piters
-1-
Brieven aan Olga Jan Wolkers Door Paul Dentz
O
nno Blom de schrijver van de nog te verschijnen biografie van Jan Wolkers verzorgde het dit jaar verschenen boek Brieven aan Olga. Het gaat om de briefwisseling uit het jaar 1957 tussen Wolkers en zijn twaalf jaar jongere vriendin Annemarie Nauta. De gebeurtenissen rond deze verhouding hebben grotendeels gediend om de roman Turks Fruit en uiteraard ook de film te schragen, al ontkende Jan dit in alle toonaarden. Annemarie Nauta die door Onno Blom werd geïnterviewd, denkt er anders over. Zij heeft ooit in een interview gezegd: In de ogen van de mensen werd ik Olga, en dat ben ik nog altijd. Blom gebruikt sterke taal in zijn voorwoord. Hij schrijft: “Olga was de verzengende liefde in het leven van Jan Wolkers. Hij werd door haar aangetrokken als een mot door de vlam van een kaars en schroeide zijn vleugels. Het is moeilijk voor te stellen dat Jan met zijn robuuste postuur, zijn ruige voorkomen en de broeierige blik als een mot kan figureren. Ruig was hij en dat heeft Annemarie het alter ego van Olga Stabulas uit Turks Fruit, aan den lijve ondervonden.” Annemarie is niet aan kanker overleden, sterker nog, ze leeft en heeft onverbloemd haar verhaal aan Blom verteld. De vrouw die werkelijk aan kanker leed en stierf, was de vriendin van Wolkers, de dichteres Ida Sapora. Jan nam haar als voorbeeld. ‘ Ik heb die verhalen vermengd. De doodstrijd van Ida Sipora heb ik van nabij meegemaakt. Ze werd kaalgeschoren, een hoofd met een dekseltje, zoiets kun je niet vergeten.’ Wolkers was volkomen kapot na het vertrek van zijn tweede vrouw Annemarie. Een onverwachts bezoek kort daarop aan haar ouderlijk huis in Leeuwarden mocht niet baten. Haar gedane belofte om weer bij hem terug te keren, loste ze niet in. Of ze het uiteindelijk werkelijk zo naar haar zin had in de relatie met Jan roept een vraagteken op. Haar opmerkingen dat ze zich in het huwelijk gevangen voelde zeggen iets, maar niet alles. De liefde zit vol dilemma’s en dubbelheden. Een treurig feit is dat Jan haar nogal eens mishandelde. Ook Wolkers seksuele drift begon haar tegen te staan: ‘Na ‘t ontbijt, na de lunch. Als ik in de keuken stond koffie te zetten, dan dacht ik, daar komt hij weer. Ik heb ‘t uitgerekend :7x per dag.’ In Turks Fruit schreef de auteur over de breuk: “Ik werkte niet meer, Ik at niet meer. Ik lag de hele dag tussen mijn vuile lakens en plakte foto’s en naaktfoto’s van haar vlak bij mijn gezicht.” Jan compenseerde zijn verdriet na de breuk door de ene na de andere vrouw te neuken en deze weer snel de deur uit te werken. Soms drie op één dag. Hij schreef: “met grote tieten hangend als zakken brij met spenen om aan te zuigen. Bossen schaamhaar, ruw als zeegras, zacht als bont.” Wolkers had er geen moeite mee, zijn viriliteit was enorm. Het zei hem emotioneel allemaal weinig, de liefde ontbrak. Al mocht hij zich dan libertijn noemen, hij was geen redeloze erotomaan.
-2-
Jan en Annemarie ontmoetten elkaar in café Reinders in de zomer van 1956. Ze woonden bij elkaar in de buurt. Jan keek in haar ‘gouden’ ogen en was direct verliefd. Diezelfde avond gingen ze naar de bioscoop, later op zijn kamer citeerde hij een gedicht en ging met haar naar bed, terwijl zijn hart angstig en bevend was van geluk. Annemarie hield daarna een tijdje de boot af maar Jan drong aan, achtervolgde haar en schreef in een brief: “Ik ben je helemaal. Ik zit in je, ik lig in je, sta op mijn kop, dein in je op en neer.” De vonk sloeg ten leste over en Annemarie werd ook verliefd. “Hij was zo overtuigend en had een prachtige kop” Er hing echter een schaduw over het geluk. Jan was namelijk nog getrouwd met Maria de Roo en had twee kinderen, een derde de tweejarige Eva was door een noodlottig ongeluk in huis omgekomen. Het kind was in de wastafel gezet, achtergelaten en levend verbrand doordat het de heetwaterkraan aanzette. De moeder was naar benden gegaan. De scène is beschreven in het boek Een Roos van Vlees uit 1963. Het ongeluk dreef Jan en zijn vrouw definitief uit elkaar. Jan vertrok daarop in 1951 naar Parijs om zich bij het Vreemdelingenlegioen aan te melden, maar bij de gedachte aan de kinderden deinsde hij voor de beslissing terug. Hij schreef een afscheidsbrief aan zijn vrouw die haar tot wanhoop bracht. In haar hart wilde ze hem terug, maar het kwaad was al geschied. De roodharige Annemarie had ook treurige ervaringen. Haar moeder was een zeer dominante vrouw, die haar kwetsbare en afhankelijke vader regelmatig bedroog. Ook hoorde Annemarie van kennissen dat de man van haar moeder niet haar vader was. Deze vaderverwisseling was door haar moeder altijd verzwegen. Toen ze zestien was, werd ze door haar moeder de deur uitgezet, ze was een wild kind, in de contramine en op school opstandig. Ze kwam uiteindelijk op een huishoudschool in Amsterdam terecht, waar ze intern verbleef en volgens zeggen de beste tijd van haar leven had. Annemarie kwam ook bij de beeldhouwer thuis, waarbij bleek dat Maria heel goed met de minnares van haar man kon opschieten. Ze vonden elkaar erg sympathiek. Maria had zich kennelijk bij de situatie neergelegd dat haar man een minnares had en zij het bed niet meer met hem deelde. De liefdesverhouding bleef gecompliceerd, mede doordat Annemaries moeder sterk tegen de verhouding was. Zij vond Jan Wolkers niet geschikt voor haar dochter. “Wat moet je met zo’n artist.” Het was waar dat de schilder zijn met weelderige vormen toebedeelde geliefde financieel weinig te bieden had. Daarbij was hij getrouwd, had kinderen en was twaalf jaar ouder. Wolkers kreeg in die tijd weinig opdrachten en leefde soms van de contraprestatie met een toelage van 35 gulden in de week. Jan Wolkers ging nog een keer met zijn vrouw en haar ouders op vakantie naar Zuid Frankrijk. Misschien als poging om nog iets van het huwelijk te maken, wat geen soelaas bracht. Annmarie schreef de volgende brief nadat ze bij Jan had gelogeerd: “Nadat ik je verlaten had, moest ik een apotheek inrennen om bloedstelpende watten, die nodig waren om m’n hart in goede conditie te houden. Nee, in ernst, het Bonjour
-3-
Tristesse was op haar plaats hier. Gelukkig heb ik je gezicht vele malen met ogen en handen afgetast, zodat ik het overal en altijd kan voelen.” Deze regel gebruikte Jan Wolkers op de eerste pagina van zijn boek Turks Fruit. In de brieven die zouden volgen, spatte de geilheid van de bladzijden. Wolkers had erop aangedrongen dat ze haar gevoelens vrijelijk op papier zette, het kon hem niet grof genoeg zijn. Annemarie gaf er gevolg aan, al bleef de schaamte op de achtergrond aanwezig. Het werd nog moeilijker voor de geliefden. Jan zou zeven maanden naar Frankrijk vertrekken om bij Zadkine een studie beeldhouwen te volgen. Hij had een beurs van de Franse regering gekregen. De toekenning was een hard gelag voor Annemarie, die in de loop van de tijd steeds meer tegen zijn vertrek op zag. Ze schreef hem: “Mijn moeder wil me hier vasthouden tot ik meerderjarig ben. Denk er eens over na hoe we het moeten doen. Het laat me geen moment meer los ik wil beslist met je mee.” Jan was na de oorlog in 1945 al eens zonder een cent op zak naar Parijs gelift om kennis te maken met de impressionisten. De Mona Lisa maakte een geweldige indruk op hem. De lichtstad bleef aan hem trekken. Ook bij Jan sloeg de somberheid toe. Hij zag er tege op om zijn gezin en zijn jonge vriendin in de steek te laten, maar hij besefte ook dat hij deze unieke kans niet voorbij mocht laten gaan. Voor zijn vertrek op 1 februari 1957 kocht Jan Wolkers een Olivetti portable schrijfmachine. Hij dacht dat hij deze alleen voor de brieven aan Annemarie zou gebruiken, maar zijn schrijfader sprong open en vervolgens typte hij in de loop van de tijd zijn hele literaire werk op deze schrijfmachine, die nog steeds op Texel in de schrijfkamer staat. Hij kreeg in Parijs een kamertje op de vijfde etage van het Institut Néerlandais met uitzicht op de binnenplaats. Al snel kreeg hij een grotere kamer toegewezen. Annemarie logeerde een tijd bij haar biologische vader Johnny van der Werf en zijn vrouw Katja in Hilversum. Katja had een oorlogstrauma, ze had 24 uur onder het puin van een ingestort huis gelegen. Ze dronk veel. Met de drank liep het later volledig uit de hand. Annemarie schreef aan Jan: “Gillend als een waanzinnige liep ze naar beneden. Op dat moment walgde ik van haar, hoe ze daar waggelend, helemaal zat, wegging. Vloekend en tierend. Ik zit nu in een hotel, morgen ga ik terug naar Leeuwarden.” [naar haar ouders]. Jan las veel in Parijs, ook Franse boeken. Hij bezocht musea, waaronder Jardin Zoologique waar zijn vriend Dick Hillenius werkte en woonde regelmatig lezingen bij. Onder zijn invloed begon Annemarie ook veel te lezen. Tussendoor schreef hij haar zijn hartstochtelijke brieven. “Schrijf me eens een fijne opwindende brief, hé. In m’n vorige brief vroeg ik dat ook al aan je, maar je reageerde er niet op. Ik durf het niet meer te doen, omdat ik het steeds bonter zou maken en jij je brieven toch laat slingeren. Doen hoor, ik heb het nodig.” Annemarie verwoordde haar ervaringen als volgt: “…trouwens alle manieren waarop we paren zijn prettig, rustig of wild, ik op mijn rug of naast elkaar liggend. Wanneer ik je aftrek vind ik het heerlijk om naar je gezicht te kijken,
-4-
naar je ogen die je niet meer in bedwang hebt en naar je lichaam dat schokt en helemaal weerloos is.” In een andere brief: “Ik voel me altijd een overwinnaar [als Jan tot een hoogtepunt komt] die een heel sterk dier kapot heeft gekregen.” In juli 1957 kwam Annemarie voor een bezoek naar Parijs. Wolkers had een strak schema opgesteld met alle bezienswaardigheden die ze zouden bezoeken. Zij had gemengde gevoelen over het ijzeren programma. Het was enerzijds fantastisch, maar ze vond Jan ook een slavendrijver. Ze vertelde: “Hij was onvermoeibaar. Er kwam altijd wel een nieuw museum. Het was me veel te veel. Toen we bij het Louvre aankwamen, schrok ik me rot. Ik zag het gebouw van buiten en dacht, o, nee toch, moet ik daar helemaal doorheen. Ik had de tong op mijn schoenen. Nadat ik bij Jan was weggegaan, ben ik nooit meer een museum in gegaan.” Een jaar nadat Jan uit Parijs was teruggekeerd, trouwde het stel op 12 november 1958 en hiermee werd een belofte ingelost die Annemarie aan haar vader Jan Nauta op het sterfbed had gedaan. In 1960 ging het fout tussen het stel. Annemarie flirtte tijdens een etentje in een Indonesisch restaurant met een zakenpartner van haar ouders. Op straat gaf Wolkers haar een vreselijke klap. Annemnarie: “Mijn hele gezicht was blauw, ik zag er niet meer uit en moest naar de oogarts om te kijken of mijn oogkas niet was gebroken.” Direct daarna vertrok ze uit boosheid en vernedering naar haar moeder in Leeuwarden. “Ik kon het niet meer, misschien wilde ik nog wel, maar ik kon het niet meer.” Het geluk vertrok tegelijk met Annemarie naar de noorderzon. Jan heeft er nog alles aangedaan om haar terug te krijgen, maar vergeefs. Hij vroeg zich af: “Was ik blind geweest voor iets dat er altijd al was? Had ik niet gezien dat het lieve rooie dier, in het begin aarzelend en bijna niet merkbaar, maar later steeds heftiger, zich uit mijn omhelzing wilde bevrijden.” Tegen columnist Frits Abrahams zei hij later dat hij die roodharige Friezin in Turks Fruit liet sterven uit pure wraak. Nawoord Jan Wolkers heeft een jaar voor zijn dood een poging gedaan de brieven te bundelen om er een boek van te laten maken. Hij stuurde het stapeltje naar De bezige Bij, maar belde de volgende dag al naar de redactie met het vezoek om de enveloppe ongeopend terug te sturen. Wilde hij Annemarie beschermen, wilde hij de tijd met haar in het licht van zoete herinneringen houden, of was de gedachte aan zijn jaloerse gedrag waarmee hij de hele affaire kapot maakte, te confonterend? Tegen haar had hij later gelogen, gezegd dat hij alle brieven had verbrand. Hoe het ook zij, het boek is er nooit gekomen, totdat Onno Blom in beeld kwam en terecht het dramatische verhaal aan de vergetelheid ontrukte. Annemarie en Jan hebben elkaar na de scheiding nooit meer ontmoet. Zij heeft in 1972 nog een laatdunkend interview voor de televisie gegeven, omdat er heel veel herkenbaars in -5-
Turks Fruit over haar boven water kwam. Ze voelde zich besmeurd. “Ik was de viespeuk, de slet.” Later heeft ze spijt betuigd van haar negatieve relaas over de periode met de schilder. Als excuus gaf ze aan onder druk te zijn gezet en dat ze in die periode labiel was. Jan Wolkers ontkende dat hij Annemarie in de roman levensecht heeft geschetst. Ze was Olga niet, die was “een combinatie van een aantal vrouwen die ik heb gekend.” “Ik heb haar, ook al is ze nu nog zo rancuneus, altijd een fantastische vrouw gevonden. Wij hebben een geweldige tijd samen gehad.”
Literatuur: Onno Blom, Jan Wolkers, Brieven een Olga, De bezige Bij, Amsterdam 2010. Onno Blom, Zo is het genoeg, De bezige Bij, Amsterdam 2008. Thomas Blondeau, O, als je nu bij me was, Mare. no.30, 20 mei 2010. Frits Abrahams, Wolkers, NRC, 20 oktober 2007. Paul Dentz. Bulletin 46, 1 november 2007. Jan Wolkers, Turks Fruit, Meulenhoff, Amsterdam 1969.
Han van Meegeren De meestervervalser Museum Boymans-van Beuningen heeft op dit moment een interessante expositie over de meester vervalser Han van Meegeren(1889- 1947) binnen de muren. Van Meegeren was in zijn tijd een tamelijk succesvolle schilder die veel opdrachten kreeg van de upper class, maar vond hij dat zijn kunst miskend werd, wat ook ten dele waar was. Een kunstcriticus schreef dat zijn oeuvre werd ontsierd door een hang naar een weeïge zoetelijkheid of een onderhuidse erotiek. De miskenning ging een eigen leven leiden en de Delftse schilder wilde hier vroeg of laat genoegdoening voor krijgen. Hij zou het de kunstkenners betaald zetten. Op de expositie zijn naast het meest bejubelde en uiteindelijk ook beruchte doek de Emmaüsgangers dat in de jaren voor de oorlog een aantal gerenommeerde Vermeer experts zoals de bekende kunstkenner Bredius, op het verkeerde been zette, nog enkele minder bekende vervalsingen te zien. Er hangen een aantal klonen van de Emmaüsgangers, maar ook onder andere een ‘ Frans Hals’, een Terborgh’ en een ’ Vermeer’. De klonen missen duidelijk inspiratie, maar zijn ondanks de mindere kwaliteit, destijds ook voor veel geld aan Rotterdamse mecenassen zoals Van Beuningen en Van der Vorm verkocht. De affaire van de Emmausgangers haalde ten tijde van de rechtszaak in 1947 wereldwijd de voorpagina’s van kranten. Van Meegeren die alle vervalsingen had opgebiecht werd gezien als een briljante Tijl Uilenspiegel die de Nazi’s en speciaal Herman Goering compleet bij de neus had genomen. In ruil voor 137 andere waardevolle schilderijen werd zijn vervalsing
-6-
Christus en de overspelige Vrouw, onder de naam van Vermeer, in de oorlog aan de maarschalk verkocht. Het was een sensationele bijkomstigheid dat de reputatie van kunstpausen door de verhoren een enorme deuk opliep, het publiek smulde. Het doek van de Emmausgangers was met andere waardevolle schilderijen door het Rotterdams museum tijdens de oorlog in een mergelgrot bij Maastricht opgeborgen en niet in handen van de roofzuchtige Nazi’s gevallen.
In een zoutmijn Na de bevrijding ontdekten de Amerikanen in een zoutmijnen onder andere bij Salzburg een enorme schat aan kunstwerken, die mede had toebehoord aan Herman Goering. Zowel Hitler als zijn naaste medewerker hadden zich aan een enorme kunstroof bezondigd. Onder die geroofde schilderijen bevond zich ook het bovengenoemde Christus en de overspelige Vrouw, dat door de inhalige Goering als een echte Vermeer werd beschouwd en dat hij in zijn landhuis een ereplaats had gegeven. Na enig speurwerk over de herkomst van het schilderij kwam men bij Van Meegeren en zijn tussenpersoon Alois Miedl terecht. In Goerings notitieboek stonden de namen van twee vermeld. Een oud verzetsman en legerkapitein Joop Piller geheten, die onderzoek deed naar collaboratie, voelde de kunstschilder aan de tand. Hij vond het daarbij merkwaardig dat Van Meegeren in zeer goede doen was en een kapitaal pand aan de Herengracht in Amsterdam bewoonde. In het souterrain ervan was zelfs een ijsbaan voor de gasten gemaakt. De kunstschilder stond voor een moeilijke beslissing, moest hij bekennen dat hij de vervalser was of moest hij hierover zijn mond houden met het risico dat hij voor samenwerking met de Duitsers jarenlange gevangenisstraf of zelfs de doodstraf riskeerde. Hij koos na lange verhoren voor het opbiechten van zijn dubieuze praktijken. In eerste instantie stuitte van Meegeren op enorm veel ongeloof, want de reputatie van de Emmausgangers stond buiten alle kijf, zowel Bredius als directeur Hannema van museum Boymans van Beuningen hadden hun reputatie op het spel gezet om de in 1937 boven water gekomen ‘ Vermeer’ in alle glorie aan de wereld te tonen. Om de rechtbank te overtuigen maakte van Meegeren in twee weken voor het oog van de rechters nogmaals een uitstekend Emmaüsgangers schilderij. Van Meegeren genoot van de aandacht en stelde zich tijdens het proces enigszins hooghartig op. Hij, intussen de favoriet van pers en publiek, werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Deze straf heeft hij nooit uitgezeten. Van Meegeren had al langer hartklachten, hij werd opgenomen in een Amsterdamse ziekenhuis en overleed zonder een dag hechtenis te hebben uitgezeten op 58 jarige leeftijd aan een hartaanval.
-7-
The Forger’s Spell Over van Meegeren zijn in de loop van de tijd al ettelijke biografieën verschenen, een aanrader is het in 2008 verschenen The Forger’s Spell, in het Nederlands De Vervalser, van de schrijver Edward Dolnick. Een stevig boek en voorzien van een indrukwekkende notenlijst. De Amerikaanse auteur gaat niet alleen in op de levensgeschiedenis van de kunstschilder, maar duikt ook in de wereld van zowel de vervalser als die van de kunstexperts. Uiteraard komen van Meegerens kwaliteiten als kunstschilder en als vervalser aan bod. Als schilder had hij zijn beperkingen, kenners spraken zoals gezegd weinig vleiend over zijn kunst, maar als vervalser was hij geniaal. Zo geniaal dat het niet veel had gescheeld of de namaak Vermeers waren altijd als pure meesterwerken aan de muren van musea blijven hangen. Misschien hebben twee boeken de schilder als leidraad gediend om tot de kunst van het vervalsen te komen, namelijk Eric Hebborns Art Forger’s Handbook en een Duitse verhandeling over ‘Vette oliën: Vervangingsmiddelen voor Lijnzaadolie en op olie gebaseerde pigmenten. De volharding en het vakmanschap van Van Meegeren die jarenlang in zijn villa aan de Cote d’ Azur heeft geëxperimenteerd met verven om zijn doeken oud te laten lijken, waren bewonderenswaardig. De keuze voor Vermeer, die een paar eeuwen in de schaduw van andere Hollandse meesters was gebleven, was tamelijk logisch. Zowel over de levensloop van de Delftse schilder als de over het aantal van zijn schilderijen was weinig bekend, er waren hiaten. Daarbij waren de prijzen van de doeken aan het begin van de 20e eeuw geëxplodeerd, vooral Amerikaanse rijkaards kochten als gekken om hun status doormiddel van een Vermeer te verhogen. Han van Meegeren gebruikte voor zijn vervalsing een zeer oud schilderij, De Opwekking van Lazarus, dat hij van de verflagen ontdeed, om als ondergrond te dienen en hierop bracht hij de schildering van de Emmausgangers aan. Hij gebruikte op oude recepten gebaseerde verven die hij met vloeibaar bakeliet mengde, het bleek een gouden greep. Het doek werd met alle risico’s daaraan verbonden, in een oven gebakken. Door het bakeliet werden de verflagen keihard en kregen ze het aspect van een honderden jaren oud voorstelling. Vervolgens werd het schilderij hardhandig aangepakt om scheurtjes te laten ontstaan, die met Oost Indische inkt werden behandeld om echtheid te geven. Van Meegeren wist een betrouwbare kennis, de oud parlementariër Gerard Boon, met een gefingeerd verhaal over de herkomst van de Emmausgangers, over te halen als tussenpersoon te fungeren om de vermaarde Bredius te benaderen. Het resultaat was buitengewoon, hoewel een aantal Amerikaanse experts in 1937 van een regelrechte vervalsing durfden te spreken, waren de Europese Vermeerkenners onder aanvoering van Bredius idolaat van het doek en ze kwamen superlatieven tekort om het kunstwerk te prijzen. Ook de huisrestaurateur van Boymans –van Beuningen Luitwieler kreeg geen argwaan tijdens zijn herstelwerkzaamheden aan de Emmausgangers.
-8-
Drijfveren Dolnick wijdt nog een hoofdstuk aan vervalsers in het algemeen. Hij noemt vervalsen een vreemd soort misdaad. De daders hebben weinig of geen sympathie voor degene die ze hebben opgelicht. Vervalsers zo schrijft hij, zijn vaak geen boeiende mensen, ze hebben de neiging vreemd en verbitterd te zijn. Zij worden afgeschilderd als onbegrepen en romantisch, maar dit klopt in de meeste gevallen niet. Kunstvervalsers zijn geen miskende genieën, maar vakmensen die knap zijn in het namaken van dingen, hen ontbreekt de creativiteit om zelf naar grote hoogte te stijgen. Hun misdaad wordt vaak met een glimlach beoordeeld. De steenrijke patser die een flink kapitaal verloren heeft aan een vervalsing kan op weinig meeleven rekenen. Han van Meegerens drijfveren om zijn carrière als vervalser te starten, zijn niet moeilijk te achterhalen. Allereerst zinde hij op wraak op de kunstcritici die zijn eigen werk geringschattend beoordeelden. De tweede reden is zijn hang naar een megalomane uitdaging en de derde is pure geldzucht. De kunstschilder werd door zijn vervalsingen schatrijk en hij leidde een zeer luxe leven. De feesten in zijn huis waarvoor hij ook prostituees liet opdraven waren op z’n zachts gezegd nogal spraakmakend. Van Meegeren zelf was vaak dronken, had deliriums en gebruikte ook morfine. Han van Meegeren merkte tijdens de rechtszitting op: Gisteren was dit schilderij nog miljoenen guldens waard, en deskundigen en kunstliefhebbers kwamen van overal ter wereld en betaalden ervoor om het te bezichtigen. Vandaag is het niets meer waard en zou niemand de straat oversteken om het voor niets te bekijken. Maar het schilderij zelf is niet veranderd. Wat is er wel veranderd? Het antwoord is dat het aureool van het schilderij was veranderd. De hebzucht, het snobisme en het blind vertrouwen van de kunstkenners op een beoordeling, die vals bleek te zijn, gaf het een glans die het niet verdiende.
501 eilanden Bij een kort bezoek aan de Bruna boekhandel bij mij om de hoek stuitte ik op het boek 501 Eilanden, een uitgave uit 2009 van Kosmos. Snuffelen in boekenschappen levert onverwachte verrassingen op, zoals we allen weten.Het is een zeer fraai uitgevoerd boek met fabelachtige foto,s over ‘ Bounty’ eilanden, verdeeld over zes continenten. Het doet je er naar doet verlangen om ze alle 501 achter elkaar te bezoeken, zo paradijsachtig zijn de meeste gefotografeerd. Het werk is 544 bladzijden dik, maar kan uiteraard niet voldoen aan de hang naar het zeer onherbergzame of al te onbeduidend stukje ‘zeeland’ in de wereld. Bouvet zal men vergeefs zoeken in dit mooie bladerboek, maar het ruige Deception eiland bijvoorbeeld wordt wel vermeld. Mauritius, Christmas eiland,Tristan da Cunha of Juan Valdes archipel zijn alle aanwezig. Korte anekdotes verlevendigen het geheel, wat te denken van het verhaal van Isla del Coco voor de kust van Costa Rica, waar kapitein Thompson van de Mary Deare in 1820 de goudschat van Mexico, waaronder twee levensgrote -9-
heiligenbeelden van puur goud, verborg. Hij overleed plotseling zonder de vindplaats van de schat bekend te kunnen maken. Men is al bijna tweehonderd jaar bezig met schatzoeken, zonder resultaat overigens. Het lijkt een beetje op de geschiedenis van Oak Island. Boudewijn zou uiteraard niet tevreden zijn met dit zeer toegankelijke kijkboek, maar de gretige leek kan alvast kennismaken met de eilandmaterie, om vervolgens de geschriften van Boudewijn ter hand te nemen.
Willem Elschot Het was op de warme zaterdagmiddag van 31 juli, dat ik met mijn zoon het Letterenhuis in de Minderbroederstraat in Antwerpen betrad om de expositie over de gevierde Antwerpse schrijver Willem Elschot te bezoeken. In het monumentale gebouw met de sobere entree met summiere boekenschapjes, heerste de tentoonstelling Dichtbij Elschot. Elschot, eigenlijk Alfons de Ridder geheten, was de zoon van een bakker, hij werd in 1882 in de Belgische havenstad geboren en was naast zijn auteurschap als zakenman succesvol. Hij, aan wie een aantal literaire prijzen werden toegekend, was zoals iedereen weet de schrijver van onder andere het bekende Villa des Roses en de novellen Kaas of Lijmen-Het Been. Elschot wordt wel de schrijver van de klare lijn genoemd. Tom Lanoye politicus en bekend Vlaams auteur, roemt Elschot om zijn stijl en zegt: “Hij is een uitmuntend voorbeeld wat less is more kan opleveren.” Elschot maakte het zich als auteur niet gemakkelijk dat bewijzen wel de typoschriften op de tentoonstelling die zwart zien van de doorhalingen en verbeteringen. Het was dit jaar vijftig jaar geleden dat de schrijver tijdens een wandeling onwel werd. Omstanders brachten hem naar zijn huis en legden hem op de bank. Zijn laatste woorden waren: “Dank u heren”. Zijn vrouw Fine met wie hij tientallen jaren was getrouwd en met wie hij vijf kinderen kreeg, overleed een dag later. Onwetend van zijn dood had een jury de nacht ervoor juist besloten hem de Staatsprijs voor Literatuur toe te kennen. Willem Elschot was in mijn ogen een beetje geheimzinnige man, met een bepaalde waardigheid, die de neiging had zich van de wereld af te sluiten, misschien kwam het ook wel door de zin uit het boek De Leeuwentemmer: “Men heeft mij geleerd dat zwijgen niet verbeterd kan worden”. Niets is echter minder waar, op deze expositie wordt wel duidelijk dat hij een familieman was, die zich zonder terughoudendheid in het openbare leven stortte. Er zijn veel aandoenlijke foto’ s op de expositie aanwezig waarop hij te midden van zijn kinderen en kleinkinderen als het trotse hoofd van het gezin in de camera kijkt. Er is genoeg te zien op de bovenverdieping van het museum, in vitrines liggen boeken, brieven, typoscripten, er zijn filmfragmenten en er is een interview met hem te volgen, geprojecteerd aan de binnenzijde van een reusachtige lampenkap. Elschots typemachine, een Smith en zijn lederen fauteuil zijn ook aanwezig. Uiteraard wordt er ook aandacht besteed aan zijn activiteiten als uitgever, kortom er wordt een compleet en interessant beeld van de gevierde Vlaming aan de bezoeker getoond. Er is een aardige catalogus van de expositie van de auteur Wieneke ‘t Hoen met de titel Dicht bij Elschot. Mooi geïllustreerd en voorzien van veel ongepubliceerd materiaal.
- 10 -
Na afloop aten mijn zoon en ik Victoria baars in het restaurant Het Vermoeide Model dat zich in de slagschaduw van de Onze Lieve Vrouwe kathedraal bevindt. “Laat fritkot Max aan de Groenplaats maar links liggen. Zo is Antwerpen. Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad Staan wetten in de weg en praktische bezwaren. En ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren. En die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.” Uit: Het huwelijk, 1910
Museum dr. Guislain Onlangs was ik in Gent en bracht ik een bezoek aan het interessante museum voor de psychiatrie, het Museum dr. Guislain, gevestigd in het gebouw waar de Broeders van Liefde ooit de zorg van psychiatrische patiënten op zich namen. Belgie heeft een naam te verliezen op het gebied van zielzorg van de gekwelden, zoals de brug van Molenbeek waar in de middeleeuwen gekken overheen werden geleid om eventueel te genezen. Ook het steensnijden werd in ons buurland al vroeg toegepast. Van een heel andere orde is natuurlijk de plaats Geel, waar al decennia lang daadwerkelijk door gewone burgers hulp aan psychiatrische patiënten wordt gegeven en die ook in gezinnen werden opgenomen. Enkele zalen van het museum zijn nog in de oorspronkelijke staat behouden, rijen bedden en wastafels staan nog in het gelid alsof ze nog worden gebruikt. Er is ook een sobere kamer van een broeder met zijn habijt nog aan de kastdeur hangend. Veel herinnert de bezoeker nog aan de tijden van weleer toen de kreten van de tragisch gestoorden door de zalen galmden. Eng maar ook toch weer interessant was een prototype van een apparaat waarmee elektroshocks werden gegeven. Een echt menslievende indruk maakte dit robuuste van meters en hendels voorziene geval niet. Er was een interessante expositie over Art Brut of ook wel Outsider Art genoemd, de kunst van geestelijk afgedwaalde mensen. Er waren beroemde namen uit die wereld zoals Adolf Wolfi, Karl Junker die twintig jaar aan zijn huis decoreerde, Lobanov en de zeer getalenteerde Janco Domsic met zijn mensachtige marionetten. De kleurrijke afbeeldingen gaven een fascinerende kijk op het artistieke innerlijk van de kunstenaars. Hun werelden van vervreemding, duistere symboliek en repeteermotieven raakten aan een tragiek die bij de kijker meeleven en bewondering opriepen. Er was een vitrine met boeken over de verhalen uit de psychiatrie, zoals One Flew over The Cuckoonest en tot mijn vreugde was ook Het Dolhuis van ons aller Boudewijn aanwezig. Gent is een omweg waard.
- 11 -