Stichting Interuniversitair Steunpunt Neuromusculair Onderzoek (ISNO)
NMZ-BULLETIN uitgave van de Stichting Interuniversitair Steunpunt Neuromusculair Onderzoek JAARGANG 17 * NUMMER 27 * SEPTEMBER 2008
Lokale dystrofine productie in Duchenne patiënten na “exon skipping” therapie Annemieke Aartsma-Rus1, Jan Verschuuren2, Gert-Jan van Ommen1 en Judith van Deutekom3 1 Afdeling Humane Genetica, Leids Universitair Medisch Centrum 2 Afdeling Neurologie, Leids Universitair Medisch Centrum 3 Prosensa Therapeutics B.V., Leiden
Eind vorig jaar zijn in de New England Journal of Medicine (2007;357: 2677) de resultaten van de eerste klinische studie met antisense oligonucleotiden (AONs) in vier Duchenne patiënten gepubliceerd. Deze baanbrekende studie was het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de Afdelingen Humane Genetica en Neurologie (Leids Universitair Medisch Centrum) en het bedrijf Prosensa Therapeutics B.V. (Leiden) en vormt een belangrijke stap richting klinische toepassing van deze vorm van therapie. Duchenne spierdystrofie wordt veroorzaakt door DNA mutaties die het open leesraam van het dystrofine gen verstoren. Hierdoor wordt de translatie van het dystrofine-eiwit vroegtijdig afgebroken. Door het gebrek aan functioneel dystrofine treedt een progressieve afbraak van spiervezels op met als gevolg verminderde spierfunctie. Met behulp van “exon skipping” therapie kan het leesraam (op RNA niveau) worden hersteld, zodat een deels functioneel eiwit gemaakt kan worden. Naar verwachting zal de ernstige Duchenne spierdystro-
fie hierdoor worden omgezet in een mildere Becker spierdystrofie variant. De exon skipping therapie maakt gebruik van zogenaamde antisense oligonucleotiden (AONs) die tijdens de pre-mRNA splicing (het proces waarbij de genetische code wordt samengesteld) één van de exonen specifiek afplakken. Het splicingsyteem herkent daardoor het exon niet meer en slaat het vervolgens over (skip). De “skip” wordt zo gekozen dat na verwijdering van het gemuteerde exon het leesraam wordt hersteld (zie Figuur A op de volgende blz.). In theorie zou deze aanpak toepasbaar kunnen zijn voor meer dan 70% van alle Duchenne patiënten. Hoewel de aanpak mutatie-afhankelijk is, zou meer dan 40% van de patiënten baat hebben bij het skippen van slechts 4 verschillende exonen, aangezien veel mutaties in clusters voorkomen. Inmiddels zijn AONs voor het skippen van 39 verschillende dystrofine exonen geïdentificeerd in spiercelkweek. Een deel hiervan is ook getest in cellen van Duchenne patiënten met verschillende mutaties. In alle
IN DIT NUMMER Lokale dystrofine productie in Duchenne patiënten na “exon skipping” therapie 1 TREAT-NMD; a European network of excellence for neuromuscular disorders 4 IPR2 als een genetische risicofactor voor sporadische ALS - een genoom wijde associatie studie 5 Inflammatory Neuropathy Consortium (INC) 13 ALADIN: All Against Duchenne in the Netherlands 15 En verder: Van de bestuurstafel 3 Oproep Prinses Beatrix Fonds Jaarprijs 5 Symposium neuromusculaire aandoeningen 6 In memoriam: John Newsom-Davis 7 Lopend en bijna gestart patiënt-gebonden onderzoek in Nederland 8 Uitkomst afgeronde trials en patiënt-gebonden onderzoek in Nederland 11 Bijdragen 84e vergadering Belgisch-Nederlandse Neuromusculaire Studieclub 12 ISNO website 13 ISNO mini-retraite 14 Wetenschappelijk onderzoek Prinses Beatrix Fonds 14 Aanmelden patiënten met neuromusculaire ziekten 16
2
kweektests werd na toediening van AONs het beoogde exon overgeslagen en dystrofine expressie hersteld in meer dan 75% van de behandelde cellen. Vervolgens kon ook in DMD muis- en hondmodellen na intramusculaire en systemische toediening van AONs de dystrofine productie worden hersteld, hetgeen ook resulteerde in verbetering van spierfunctie. Aangezien het skippen van exon 51 toepasbaar is voor de grootste groep patiënten (16%) en een efficiënte AON (PRO051) al eerder was geïdentificeerd, werd deze verkozen om al eerste getest te worden in DMD patiënten in een klinische studie. Het doel van deze eerste studie was aantonen dat lokale toediening van PRO051 veilig is en dat de exon skip aanpak ook in de mens kan leiden tot dystrofine productie. Aangezien het skippen van exon 51 in gezonde personen juist zorgt voor
een verstoring van het leesraam (en dus een niet functioneel dystrofine), zou het testen van PRO051 in gezonde vrijwilligers (hetgeen gebruikelijk is voor fase I studies) niet informatief zijn. De studie werd daarom direct uitgevoerd in DMD patiënten. Deze werden geselecteerd op basis van de mutatie, kwaliteit van de te injecteren spier (tibialis anterior) en een positieve reactie op PRO051 in een in vitro test. Bij vier hierop geselecteerde patiënten werd vervolgens 0.8 mg PRO051 lokaal geïnjecteerd in de tibialis anterior spier. Vier weken later werd met een conchotoom een spier-biopt genomen uit het behandelde gebied. De resultaten waren zeer positief. In iedere patiënt werd inderdaad exon 51 skip aangetoond en dystrofine teruggevonden in het gehele behandelde gebied in 68-98% van de spiervezels (Figuur B). Lokale dystrofine niveaus waren bepaald op 17-35% ten opzichte van die in een controle
spier. Hierbij moet worden opgemerkt dat de kwaliteit van de spier sterk wisselde per patiënt. Spiervezels worden in een later stadium van de ziekte vervangen door vet en bindweefsel, waarin dystrofine niet tot expressie kan komen. Hierdoor is de hoeveelheid dystrofine die in theorie nog gemaakt kan worden gerelateerd aan de kwaliteit van de spier. Dit geeft aan dat patiënten in een zo vroeg mogelijk stadium van de ziekte behandeld zouden moeten worden voor een optimaal effect. Een belangrijke bevinding was dat de lokale toediening goed werd verdragen door alle patiënten en geen ernstige of onverwachte bijwerkingen veroorzaakte. Na deze bemoedigende resultaten, is men nu bezig met het opstarten van een vervolg studie waarin patiënten PRO051 systemisch toegediend zullen krijgen.
De rationale van de exon skipping therapie (A). Bij DMD patiënten is het leesraam van het dystrofine gen verstoord (in dit voorbeeld een deletie van exon 48-50). Hierdoor wordt de eiwittranslatie vroegtijdig gestopt en is het resulterend dystrofine eiwit instabiel en niet-functioneel. Met antisense oligonucleotiden (AONs) kan het leesraam worden hersteld. In het voorbeeld is te zien hoe een exon 48-51 deletie het leesraam niet verstoord. Door met AONs gericht tegen exon 51 dit exon te verstoppen tijdens het splicing proces, wordt dit exon overgeslagen, zodat weer een deels-functioneel dystrofine gemaakt kan worden. Resultaten van de klinische studie (B, uit N Engl J Med 2007;357:2677, van Deutekom et al). Na lokale toediening van PRO051 kon dystrofine worden aangetoond in het merendeel van de spiervezels.
Van de bestuurstafel U heeft even moeten wachten op een nieuw NMZ bulletin, maar nu is het zover. ISNO heeft het geruime tijd zonder optimale bemanning moeten doen na het vertrek van Roos de Jonge, maar gelukkig is er inmiddels een goede opvolger voor haar gevonden. Dr. Ellen Sterrenburg, voorheen wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van de oculopharyngeale spierdystrofie in het LUMC is ons komen versterken in oktober 2007. Sonia Valentim is onze gewaardeerde secretariële ondersteuning blijven verzorgen. Wat is er nog meer gebeurd de afgelopen periode? ISNO heeft o.a. in januari 2008 het Prinses Beatrix Fonds symposium neuromusculaire ziekten op een nieuwe fraaie locatie in het LUMC georganiseerd. Er was een record aantal deelnemers en u kunt hierover meer lezen in dit NMZ bulletin. Er is een begin gemaakt om de neuromusculaire
database CRAMP ook uit te gaan rollen naar diverse niet academische ziekenhuizen. Voorlopig zijn dit de centra waar neuromyologen (ex PBF-fellows neuromusculaire ziekten) werkzaam zijn. Er wordt op dit moment hard gewerkt aan het verzamelen en bewerken van diverse neuromusculaire richtlijnen. Deelname aan de activiteiten van TreatNMD werd gestimuleerd en het revalidatieonderzoek dat mede door de activiteiten van ISNO tot stand is gekomen, loopt. Voor de komende periode staat er meer op het programma. Zo zal ISNO nagaan of er behoefte is aan een verdergaande samenwerking tussen de verschillende neuromusculaire centra. Wat wij van groot belang vinden is dat de artsen, onderzoekers, andere hulpverleners en de patiënten elkaar gemakkelijk kunnen vinden. Mede daarom gaat er een nieuwe ISNO website komen (www.isno.nl). Hierdoor wordt het mogelijk om snel en up-to-date informatie te vinden, niet alleen over
ziektebeelden, maar ook over lopende trials en ander onderzoek waarin patiënten kunnen participeren. Gelukkig wordt hier door de zeer actieve en enthousiaste website commissie heel erg hard aan getrokken! ISNO is er voor u, en dat hopen wij de komende periode voor u waar te kunnen maken. Maar vanzelfsprekend kan het bestuur van de Stichting ISNO dat niet alleen, daar hebben wij u bij nodig. Als u ideeën heeft over de inhoud, de participatie en de organisatie van het neuromusculaire onderzoek in Nederland dan horen wij dat graag van u. In dit NMZ bulletin staat een diversiteit aan informatie over actuele onderwerpen. Wij hopen dat het u als geïnteresseerde onderzoeker, hulpverlener, patiënt of andere geïnteresseerde in neuromusculaire ziekten zal aanspreken en wensen u veel leesplezier. Pieter van Doorn, Wetenschapsmoderator ISNO Voorzitter Stichting ISNO
Stichting Interuniversitair Steunpunt Neuromusculair Onderzoek
Colofon
Stichting ISNO heeft als doelstelling om het neuromusculaire onderzoek in Nederland te stimuleren, faciliteren en coördineren. Om dit te bereiken is nauwe samenwerking tussen neuro(myo)logen, kinderartsen, genetici, revalidatieartsen en andere onderzoekers van groot belang. Want een betere samenwerking leidt tot meer onderzoek en ook tot een toename van de kennis over neuromusculaire ziekten. Daarom in dit NMZ-bulletin een groot overzicht van het lopende patiëntgebonden onderzoek in de neuromusculaire centra in Nederland. We hopen dit schema met uw hulp in de toekomst up-to-date te kunnen houden om samenwerking te stimuleren!
Het NMZ-bulletin is een uitgave van: Stichting ISNO Postbus 85810 2508 CM Den Haag tel.: 070-3608387 fax.: 070-3648450 e-mail:
[email protected] www.isno.nl Postbank: 516464
Bestuursleden Stichting ISNO Prof. dr. P.A. van Doorn, voorzitter Prof. dr. B.G.M. van Engelen, vice-voorzitter Dr. J.J.G.M. Verschuuren, secretaris Mw. M. Verhoeven, penningmeester Prof. dr. E. Bakker Mw. S. Goemans, namens VSN Prof. dr. F. Nollet Dr. N.C. Notermans Drs. M. Timmen, namens VSN
Oplage: 3300 Redactie: Pieter van Doorn Ellen Sterrenburg Mogelijk gemaakt door: Prinses Beatrix Fonds
3
TREAT-NMD A European Network of Excellence for neuromuscular disorders Ria Broekgaarden, Voorzitter ENMC, Hoofd afdeling Zorg, Vereniging Spierziekten Nederland
4
Treat-NMD (Translational Research in Europe - Assessment and Treatment of Neuromuscular Diseases) is een Europees samenwerkingsverband voor onderzoek naar neuromusculaire ziekten. Op een bijeenkomst van patiëntenorganisaties, de EAMDA, ontstond het plan voor een Europees project. AFM, de Franse organisatie voor neuromusculaire ziekten, ENMC en anderen maakten een eerste start. Daarna namen Kate Bushby en Volker Straub het voortouw. Zij zijn nu projectleider van het Treat- NMD project. Het coördinatiecentrum voor Treat-NMD is gevestigd in Newcastle Upon Tyne in Groot Brittannië. Meer dan 21 partnerorganisaties (waaronder het LUMC en het ENMC) uit 11 Europese landen en ruim 300 professioneel betrokkenen, waaronder artsen, onderzoekers en patiëntenorganisaties, werken sinds 1 januari 2007 samen dankzij een subsidie van de Europese Unie. Het gemeenschappelijk programma richt zich op een verdere samenwerking van onderzoekers, behandelaars en patiëntenorganisaties met als doel dat cutting edge therapieën sneller
beschikbaar komen voor patiënten. Naast Europese landen wordt, zoals u dat ook van het ENMC kent, Amerika bij het project betrokken. Vooralsnog zijn de activiteiten toegespitst op Duchenne spierdystrofie en SMA. Waar mogelijk wordt er ook samengewerkt op mondiaal niveau, b.v. via de ICC (International Coordination Committee) die zich inzet voor SMA en Duchenne organisaties als DRCI (Duchenne Research Collaborative International). Het Treat-NMD project kent een looptijd van 5 jaar. Gestart in januari 2007 is er nog drie en een half jaar te gaan. Binnenkort zal gekozen worden voor een derde ziektebeeld. De kernactiviteiten van TreatNMD zijn het coördineren van klinische trials, het oprichten van internationale databanken en kennisvergroting via onderwijs en uitwisselingsprogramma’s. Veel informatie is te vinden op de website www.treat-nmd.eu en in de nieuwsbrief. Belangstellenden kunnen zich hierop abonneren door dit aan te geven op de homepage www.treatnmd.eu. Onlangs is het jaarverslag versche-
Figuur: Partners van Treat-NMD
nen over de activiteiten van TreatNMD rond SMA en Duchenne. Het volledige, Engelstalige jaarverslag is te lezen op http://www. treat-nmd.eu/assets/documents/REPORT_SMA.pdf en http://www. treat-nmd.eu/assets/documents/REPORT_DMD.pdf Regelmatig zijn er op de website nieuwe berichten te vinden. Op de website staan sinds kort de zorgstandaarden voor SMA en Duchenne. Tot slot. Nederland loopt in vele opzichten voor op het buitenland. Zo is onlangs een intensievere samenwerking tussen onderzoeksinstituten/ziekenhuizen gericht op translationeel onderzoek in GrootBrittannië, van de grond gekomen. In andere Europese landen is dit, of een samenwerkingsverband als het ISNO, of een database zoals CRAMP een nog onbekend fenomeen. Binnen de internationale neuromusculaire wereld tellen Nederlandse onderzoekers meer dan mee. Soms lopen we voorop; denk aan het Pompe, ALS en Duchenne onderzoek. En er zijn tal van andere voorbeelden waar Nederland een vooraanstaande rol speelt. Nederlandse specialisten zijn bij Treat NMD betrokken. Toch is het van belang dat iedereen de ontwikkelingen blijft volgen, omdat het jammer zou zijn wanneer er van de know how in Nederland geen gebruik gemaakt wordt. Zo wordt er een inventarisatie gemaakt van onderzoekssites in Europa. Daar mogen Nederlandse Universitaire centra niet op ontbreken. Het uiteindelijk beoogde effect van internationale samenwerking is dat er effectieve behandelingen beschikbaar komen voor mensen met een spierziekte. Daar gaan we voor!
Winnaar Prinses Beatrix Fonds Jaarprijs 2007 Michael van Es, UMC Utrecht ITPR2 als een genetische risicofactor in sporadische ALS : een genoom-wijde associatie studie
Amyptrophische Lateraal Sclerose (ALS) is een ernstige, progressieve, aandoening gekenmerkt door degeneratie van motorneuronen in het brein, de hersenstam en het ruggenmerg. De pathogenese van ALS is onbekend, maar het wordt verondersteld dat het een multi-factoriële ziekte is, waarbij zowel genetische als omgevingsfactoren een rol spelen. Het doel van onze studie was om genetische varianten te identificeren die predisponeren voor het ontwikkelen van ALS door middel van een genoom-wijde associatie studie. Deze relatief nieuwe manier van onderzoek maakt het mogelijk om bijna alle variatie in het genoom zonder bias te toetsen voor associatie met ziekte. In het afgelopen jaar zijn er m.b.v. deze techniek tientallen nieuwe risicogenen geïdentificeerd voor uiteenlopende ziektebeelden zoals de ziekte van Crohn, borstkanker en Diabetes type 1 en 2. Wij hebben een genoomwijde associatie ondernomen in een populatie van 461 sporadische ALS patiënten en 450 gezonde controles mbv Illumina 300k SNP chips.
Hiermee werden meer dan 300.000 onafhankelijk overervende genetische markers (SNPs) getypeerd en geanalyseerd. De 500 sterkst geassocieerde werden vervolgens getoetst in additionele cohorten uit Nederland, Zweden en België (totaal 876 patiënten en 906 controles). 1 SNP bleek significant geassocieerd met ALS na Bonferroni correctie voor multiple testing met gecorrigeerde p-waarde =0,012. Gecombineerde analyse over alle samples (1337 patiënten en 1356 controles) bevestigde deze associatie (p=3•28×10–6, odds ratio 1•58, 95% CI 1•30–1•91). De geassocieerde SNP ligt in het inositol 1,4,5-triphosphate receptor type 2 gen (ITPR2). Expressie analyse in perifeer bloed bij 126 ALS patiënten vergeleken met 126 gezonde controles liet zien, dat ALS patiënten significant meer expressie hebben van dit gen (p=0,00016). Onze studie laat zien dat genetische variatie in ITPR2 een risicofactor is voor sporadische ALS. ITPR2 is een sterke kandidaat als kandidaat gen voor ALS aangezien het betrokken is bij meerdere processen welke
5
De Jaarprijs werd uitgereikt aan Michael van Es tijdens het Prinses Beatrix Fonds symposium neuromusculaire ziekten, door Marianne Verhoeven, directeur van het Prinses Beatrix Fonds. betrokken worden geacht in de pathogenese van ALS zoals; glutamaat gemedieerde excito-toxiciteit, regulatie van intracellulaire Calcium concentraties en overexpressie van het gen induceert apoptose. Lancet Neurology 2007 (6(10):869-877)
Oproep Prinses Beatrix Fonds Jaarprijs neuromusculaire ziekten 2008 Het Prinses Beatrix Fonds voor spierziekten heeft de Prinses Beatrix Fonds Jaarprijs neuromusculaire ziekten ingesteld. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend aan een jonge onderzoeker die in Nederland excellent onderzoek heeft verricht op het gebied van neuromusculaire ziekten. Toekenning geschiedt op basis van het, door de jury geselecteerde, beste wetenschappelijk artikel op dit terrein. Voor beoordeling komen wetenschappelijke artikelen (uitsluitend research over neuromusculaire ziekten) in aanmerking die in de
periode van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008 zijn gepubliceerd in, dan wel geaccepteerd door, een internationaal erkend wetenschappelijk tijdschrift. De auteur mag niet ouder dan veertig jaar zijn, hij/zij heeft de prijs nog niet eerder gewonnen en kan slechts met één artikel meedingen.
Prijs 1000 euro (vrij te besteden) Inzendingen Vóór 30 oktober 2008 in zesvoud sturen naar: Stichting ISNO O.v.v. Jaarprijs Postbus 85810 2508 CM Den Haag Uitreiking 9 januari 2009 tijdens het jaarlijkse Prinses Beatrix Fonds symposium neuromusculaire ziekten.
Symposium neuromusculaire aandoeningen; denken en doen
6
Op vrijdag 11 januari 2008 vond de Boerhaave cursus “Neuromusculaire aandoeningen; Denken en doen” plaats in Leiden onder voorzitterschap van Joost van Oostrom en Ivo van Schaik. Uiteenlopende klinisch relevante onderwerpen kwamen aan bod en het aanwezige publiek werd traditiegetrouw aan de tand gevoeld over de verschillende kwesties. Via de bekende stemkastjes werd de aanwezigen gevraagd naar feiten, meningen en diagnoses met vaak eenduidige, maar soms ook uiteenlopende resultaten.
De dag begon met een uiteenzetting van Bart van de Warrenburg en Marianne de Visser over Friedreichse ataxie. Enigszins een vreemde eend in de bijt op dit symposium, maar zeker niet onbelangrijk aangezien er ongeveer 300 tot 500 patiënten deze aandoening hebben. De boodschap was dat er vooral ook goed gelet moet worden op de uitgebreide differentiaal diagnose. Wat precies de definitie is van ptosis werd in de tweede presentatie uitgelegd door Baziel van Engelen aan de hand van verschillende illustraties. Bovendien moet er onderscheid gemaakt worden tussen pseudoptosis en ptosis. Karin Faber gaf vervolgens een uitleg van de verschillende oorzaken die ten grondslag kunnen liggen aan ptosis. Na de koffiepauze werd de aandacht gevestigd op rhabdomyolyse door Anneke van der Kooi en Jan Verschuuren. De verhoogde serum CK activiteit die van voorbijgaande aard is, kan door uiteenlopende oorzaken ontstaan. Voor behandeling is het van belang de onderliggende aandoening/oorzaak zo snel moge-
lijk te bepalen en complicaties zoals nierfalen te voorkomen. Nieuw hierbij is dat een verhoogd CK ook veroorzaakt kan worden door bepaalde genpolymorfismen en hier moet dan ook rekening mee gehouden worden bij het zoeken naar de oorzaak. Het laatste onderwerp voor de pauze is niet alleen denken, maar ook doen; John Wokke verdedigde de stelling: ‘Training bij neuromusculaire ziekten is niet zinvol’. Het blijkt dat het effect van training op de stoornis zelf tot op heden niet is aangetoond. Indirect effect kan er wel zijn doordat training een positieve invloed heeft op bijvoorbeeld de ademhalingsfunctie of mentale energie. Bovendien kan training participatie in de samenleving stimuleren. In een tegenbetoog, verdedigde Frans Nollet vervolgens zijn stelling; ‘Training bij neuromusculaire aandoeningen is wel zinvol’. Het wetenschappelijk bewijs hiervoor blijkt gering te zijn en niet afdoende voor alle spierziekten. De meerderheid in het publiek is het ermee eens dat er meer onderzoek gedaan zou moeten worden naar de basis en het verloop
Het symposium werd gehouden in de onlangs geopende Buruma zaal
van de verschillende ziekten om te kunnen bepalen of training effectief is of kan zijn. Uiteindelijk blijken de twee professoren het wel met elkaar eens te zijn dat, ondanks het feit dat er niet genoeg bewijs is voor de effectiviteit van training, de patiënten wel naar een revalidatiearts doorverwezen zouden moeten worden, al is het maar om de participatie in de samenleving te stimuleren. In de middag werd een presentatie gehouden door Nicolette Notermans en Ivo van Schaik over een afwijkende laboratoriumuitslag bij polyneuropathie. Van belang is om de meest voorkomende achterliggende oorzaken voor de symptomen, zoals diabetes mellitus, alcoholmisbruik, nierinsufficiëntie en medicatiegebruik, uit te sluiten alvorens over te gaan op aanvullend laboratorium onderzoek en/of EMG onderzoek. Hierbij kan het schema van de CBO richtlijn “polyneuropathie” worden aangehouden. Dit jaar werd de Jaarprijs Neuromusculaire ziekten alweer voor de tiende keer uitgereikt door het Prinses Beatrix Fonds. De voorzitter van de jury, Pieter van Doorn, gaf eerst een korte uitleg over de procedure en vervolgens reikte Marianne Verhoeven, directeur van het Prinses Beatrix Fonds de jaarprijs uit aan Michael van Es. Het winnende artikel is getiteld: ‘ITPR2 as a susceptibility gene in sporadic amyotrophic lateral sclerosis: a genome-wide association study’ en is gepubliceerd in het gerenommeerde tijdschrift Lancet Neurology van oktober 2007. Vervolgens gaf Michael van Es een heldere uiteenzetting van de resultaten van dit onderzoek (zie p.5). In de laatste voordracht, gepresenteerd door Pieter van Doorn,
werd de aandacht gericht op nieuwe immunomodulerende middelen bij neuromusculaire aandoeningen. Hij gaf een overzicht van immuungemedieerde neuromusculaire aandoeningen met daarbij de klasse van bewijs dat een bepaalde therapie effectief is of niet. Echter, vaak vindt de introductie van nieuwe immunomodulerende middelen plaats bij niet-neurologische ziekten. Om hier een toelichting op te geven, was Desiree van der Heijde, reumatoloog in het LUMC, uitgenodigd. Zij gaf vervolgens een overzicht van de ver-
schillende behandelingen van reumatische aandoeningen, welke ook na te lezen zijn in het Lancet nummer van december 2007 (Smolen et al.). Het blijkt dat de neurologen in sommige opzichten (met name wat betreft de ervaring met immunomodulatie) best wel wat kunnen leren van de reumatologen. De dag werd afgesloten met de Spierzenuwquiz, onder leiding van George Padberg en Han van der Hoeven. Het blijkt dat de diagnostiek voor bepaalde spierziekten nooit recht-toe-recht-aan is. Maar
door steeds een stukje meer informatie te verschaffen over een bepaalde casus, kwam het publiek over het algemeen wel tot een consensus. Concluderend was het inhoudelijk een erg geslaagde dag met bovendien een zeer grote opkomst, niet alleen van specialisten, arts-assistenten en onderzoekers uit de academische centra, maar ook uit de verste uithoeken van Nederland!
In Memoriam: John Newsom-Davis (18 oktober 1932 - 24 augustus 2007) Jan Verschuuren, neuroloog, LUMC Leiden
John Newsom-Davis, geboren in 1932, was een van de eerste neurologen die in de zeventiger jaren inventief laboratoriumonderzoek wist te combineren met hoogstaand klinisch werk. Een groot deel van zijn carrière heeft hij besteed aan het ontrafelen van de rol van auto-immuun mechanismen bij neurologische ziekten, met name myasthenie in al zijn variaties. Hij heeft veel originele bijdragen verzorgd in het veld van myasthenia gravis, het LambertEaton myastheen syndroom en neuromyotonia. Zijn carrière kende een opmerkelijk begin. Tijdens zijn diensttijd kreeg hij de gelegenheid geschoold te worden tot straaljagerpiloot. In contrast met deze opwindende bezigheid kreeg hij daarna de kans om in Cambridge Engels en Geschiedenis te gaan studeren, maar koos voor een geneeskunde studie. Na zijn examen werkte hij enige tijd in Queen Square en deed onderzoek naar de fysiologie van de ademhaling, hetgeen hij voortzette tijdens een verblijf in het Cornell Medisch Centrum bij Fred Plum in New York. In 1987 had hij inmiddels zijn eigen onderzoeksgroep opgebouwd met wie hij naar de universiteit van
Oxford ging. Hier heeft hij het merendeel van zijn werk aan de autoimmuun en genetische vormen van myasthenie verricht. Hij was daarnaast onder andere ook president van de Britse neurologen vereniging, mede oprichter van de Engelse Academie voor Medische Wetenschappen, en tweemaal voorzitter van de MRC Neurosciences Board. In 1997 volgde hij Ian McDonald op als editor van het bekende tijdschrift Brain. Hij was een uitstekende docent en zijn presentaties waren altijd boeiend en glashelder, zoals deelnemers aan de PBF Boerhaave cursus zelf hebben kunnen ervaren. Hij won vele prijzen en kreeg eervolle benoemingen, waaronder Fellow of the Royal Society in 1991. Ook na zijn pensionering zocht hij nieuwe uitdagingen en wist samen met zijn Amerikaanse collega’s een NIH beurs te krijgen voor een grote internationale thymectomie trial in 80 centra, met als doel eindelijk een wetenschappelijk gefundeerd advies te kunnen geven over het nut van thymectomie bij myasthenia gravis. Helaas was het hem niet gegund het eind van deze trial mee te maken. Op een van de reizen voor dit on-
derzoek kwam hij bij een auto ongeluk om het leven. Veel te vroeg voor deze zeer actieve klinisch onderzoeker. Met zijn jeugdige gestalte, nauwelijks een grijze haar, en tomeloze energie leek hij minstens 10 jaar jonger dan zijn kalenderleeftijd. Het was een zeer aimabel mens met een ruime belangstelling en vriendelijke aandacht voor een ieder. Zijn inspirerende drijvende kracht achter het myasthenie onderzoek zal internationaal node gemist worden. Hij laat zijn vrouw, drie kinderen en zeven kleinkinderen achter.
7
UMCU ALS centrum (AMC, UMCU, UMCN) ALS centrum (AMC, UMCU, UMCN) UMCN
UMCN UMCN
Biomarkers in bloed
Intensieve zorg coaching vs reguliere zorg
Gerandomiseerd onderzoek naar effect v. fysieke training en congnitieve gedragstherapie. Is pilot, wordt RCT.
Corticale modulatie bij ALS middels “transcranial direct current stimulation (TDCS) and theta burst stimulation (TBS)”
RCT. Botuline vs radiotherapie behandeling v speekselklieren
Diagnostische ECHO spieren studie en beloopstudie
EMC
Prognostische factoren t.a.v. IVIg-effect, dosering en behandelingsduur AZM, EMC, UMCU
EMC, UMCU, AMC
RCT. CIC-studie. Gammagard vs Kiovig
Evalueren betrouwbaarheid en responsiviteit uitkomstmaten. (PeriNomS study)
AMC
RCT. (PREDICT studie) Dexamethason/ prednisone
CIDP
CIDP, GBS, MGUSP, MMN, SFN
UMCU
Oorzaak metabool syndroom
CIAP
ALS centrum (AMC, UMCU, UMCN)
PAN studie prospectief epidemiologisch en genetisch onderzoek;
ALS, PLS, PSMA
AMC UMCN
UMCU
Genetisch ond. naar sporadische en familiaire ALS
LIMA studie. biomarkers in CSF;
UMCU
RCT. Tampanel vs placebo
AMC
ALS centrum (AMC, UMCU, UMCN)
RCT. Lithium vs placebo
COMO studie. neuropsych. ond. en fMRI
AMC,UMCU
RCT. ONO-2506PO vs placebo
ALS
ALS en PSMA
Centrum
Eventuele behandeling
Ziekte
01-03-2007
doorlopend
01-01-2008
01-08-2003
01-07-2008
01-12-2006
01-01-2007
01-01-2007
01-01-2008
01-01-2007
01-01-2008
01-06-2008
15-04-2008
01-01-2006
01-01-2006
01-09-2008
01-09-2008
15-10-2007
Startdatum
- nieuwe patiënten met CIDP, GBS, MGUS of MMN - stabiele (> 2 mnd) patiënten met restverschijnselen
CIDP behandeld met IVIg
Gammagard onderhoudsbehandeling
Inclusie gestopt
CIAP
ALS, PLS, PSMA
ALS of PSMA +/- FTD
ALS of PSMA
Patiënten met verdenking op voorhoornlijden / ALS
ALS en speekselvloed
Ziekteduur < 2 jaar
ALS
ALS (vlgs El Escorial criteria), > 18 jaar. Exclusie: onvold. Beheersing Ned. taal, cognitiestoornis, verblijf in hospice of terminale zorgunit
ALS
ALS
Ziekteduur < 3jaar
Ziekteduur < 3jaar
Inclusie afgesloten
Inclusie criteria
Lopende trials en patiëntgericht onderzoek in Nederlandse neuromusculaire centra
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected]
www.alscentrum.nl
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] I.Arts F. van Rooij
[email protected] J. Weikamp
[email protected] M. Munneke J. Rongen
[email protected] [email protected]
www.alscentrum.nl
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
Contact-gegevens
8
Pathogenese, Tumor vs idiopathische vormen
Rituximab (geen RCT)
Immunologisch en klinisch onderzoek
Epigenetische factoren bij ziekte van Leber (LHON)
MGUS
Miller Fisher Syndroom
Mitochondriale ziekten
EMC
EMC
UMCU
LUMC
UMCN
EMC
TRIAL. 2e IVIg behandeling bij patienten met een slechte prognose
Pathogenese: immunogenetische en degeneratieve mechanismen
EMC
Prognostische factoren gerelateerd aan ziekteduur, kans op beademing, ernst en herstel
LUMC
EMC
Immunologisch en genetisch onderzoek
Pathogenese Natuurlijk beloop
EMC
ENIGMA-studie; EMG studie naar motorunit afwijkingen
LEMS
IBM
EMC
GRAPH-studie; follow-up o.a. pijn, autonome stoornissen, fluctuaties en overgang naar CIDP
UMCN LUMC
(epi)genetische factoren
GBS
UMCN
RCT. Gerandomiseerd onderzoek naar effect van fietstraining vs cognitieve gedragstherapie
FSHD
UMCN
RCT. Studie naar trainingseffecten met een elektromotorisch ondersteunde fietstrainer voor armen en benen (NUD studie) AZM
UMCN
TRIAL met elektrische armondersteuning voor training van de armfunctie (NUD studie)
Onderzoek
LUMC
stamcelonderzoek, natuurlijk beloop, cognitie en MRI, epidemiologie
Dunne vezel-neuropathie
01-04-2008
LUMC
TRIAL. Exon skipping PRO051-2: systemische toediening
Duchenne
doorlopend
doorlopend
01-01-2007
doorlopend
doorlopend
doorlopend
01-10-2008
01-06-2008
doorlopend
01-01-2008
01-01-2005
doorlopend
01-04-2008
01-10-2006
01-01-2008
01-01-2008
doorlopend
Startdatum
Centrum
Eventuele behandeling
Ziekte
Patienten met LHON
Alle MFS patiënten
IgM MGUS patienten
EMG of anti-VGCC positief
IBM
Spierzwakte en spierbioptafwijkingen
GBS met slechte prognose 2 weken na begin zwakte
Alle GBS/MFS patiënten
GBS/MFS
GBS/MFS
Alle GBS/MFS patiënten
FSHD
FSHD
> 18 jaar, Chronische sarcoidose, Geen beh. met immunosuppressie
Jongens met Duchenne die nog net niet rolstoelgebonden zijn of sinds kort in de rolstoel zitten en die nog de armen kunnen heffen
Jongens met Duchenne die al enige tijd in de rolstoel zitten en de arm niet meer zelf kunnen heffen.
Duchenne spierdystrofie
Duchenne spierdystrofie
Inclusie criteria
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected]
Contact-gegevens
9
Natuurlijk beloop en EMG karakteristieken
Genotype-fenotype studie
Genetische en follow-up studie
Non dystrofe myotonieen
OPMD
PLS
UMCU
UMCN
UMCN
AZM
UMCN
Herstel en revalidatie
Follow-up
UMCN, EMC
Immunologie en genetica
UMCN
RCT. Groepsconsulten vs reguliere behandeling fenotype en natuurlijk beloop
LUMC
Pathogenese AZM
LUMC
RCT. Prednison vs prednison + thymectomie
ECG, ECHO, MRI, holteronderzoek, EFO
LUMC
Epidemiologisch en genetisch onderzoek
UMCN
NMZ en zwangerschap
Neuralgische amyotrofie
Myotone dystrofie
Myasthenia gravis (MG)
UMCN
UMCN
Diversen
Vgl. intraveneus vs subcutaan IVIg
UMCN
Klinische, biochemische en genetische karakterisatie
Behandeling met IVIg (geen RCT)
UMCN
Depressie bij mitochondriele aandoeningen
UMCN
UMCN
Voedingsonderzoek en interventie
Immunologisch en neurofysiologisch onderzoek
UMCN
Klinische, biochemische en genetische karakterisatie
MMN
UMCN
Genotype en fenotype van CPEO
Mitochondriele ziekten
Centrum
Eventuele behandeling
Ziekte
01-01-2006
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
01-01-2007
doorlopend
01-01-2007
doorlopend
01-11-2008
01-01-2007
01-01-2007
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
Startdatum
PLS
OPMD of mimic
Nondystrofe myotonieen
Vrouwen met NMZ die zwanger zijn/willen worden
Alle patiënten met neuralgische amyotrofie
Alle patiënten met neuralgische amyotrofie
DM1 of DM2
> 18 jaar Zonder pacemaker of ICD
EMG of anti-MuSK positief
18-60 jaar AChR positief
Antilichaampositieve MG
MMN
MMN
MMN
Geisoleerde en gecombineerde enzym OXPHOSdefecten
Kinderen en volwassenen met POLG mutaties
Kinderen en volwassenen met mitochondriele ziekten
Kinderen met mitochondriele ziekten
Patiënten met mtDNA of nDNA afwijkingen-Europese databank
Patiënten met CPEO
Inclusie criteria
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
Contact-gegevens
Lopende trials en patiëntgericht onderzoek in Nederlandse neuromusculaire centra (vervolg)
10
EMC EMC EMC EMC
Idem bij kinderen
Studie naar het klinisch effect en het effect op spierweefsel na Myozyme behandeling
Genetica en optimaliseren van de laboratorium diagnostiek
Internationale studie (vragenlijsten) naar klachten en beloop ziekte van Pompe
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
doorlopend
01-01-2007
01-03-2008
01-05-2002
Startdatum
Alle patiënten met de ziekte van Pompe
Alle patiënten met de ziekte van Pompe
Alle patiënten met de ziekte van Pompe
Kinderen met de ziekte van Pompe
Volwassenen met de ziekte van Pompe
Vasculitis polyneuropathie
18-70 jaar
18-70 jaar
Inclusie criteria
Eventuele behandeling
Natrium valproaat
Vitamine C vs placebo
Dexamethason/prednison
Exon skipping trial
- 3,4-DAP vs pyridostigmine - 3,4-DAP + pyridostigmine vs placebo
Mycofenolaat mofetil + prednison vs prednison
Adjuvante behandeling met mycofenalaat (CellCept) op IVIg behandeling
Prednison vs placebo
Lovastatine vs placebo
Ziekte
ALS
CMT1a
Dermato/polymyositis
Duchenne spierdystrofie
LEMS
MG
MMN
Neuralgische amyotrofie
X-ALD
AMC
UMCN
UMCU
LUMC
LUMC
LUMC
AMC
AMC
UMCU
Centrum
Daling plasma C26:0, echter geen daling C26:0 lymfocyten; waarschijnlijk pseudo-daling
Is nog in bewerking
Geen toegevoegd effect van mycofenalaat behandeling
Geen verschil in een dubbelblinde trial van 9 mnd. Onverwacht verschil mogelijk door onderschatte (krachtige) effect van prednison, of door korte duur van de trial
In voorbereiding
In voorbereiding
Brain 2007; 130:2004-10
Neurology, april 2008
Submitted
NEJM 2007’ 357:2677
In voorbereiding
In voorbereiding
Ingediend
Paper
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
[email protected]
Contact-gegevens
Bij intraveneuze toediening is 3,4-DAP superieur boven pyridostigmine. Effect van pyridostigmine was minimaal
Intramusculaire injectie van PRO051 herstelt lokale dystrofine productie
Is nog in bewerking
Is nog in bewerking
Geen effect op overleving
Conclusie
Uitkomst afgesloten trials en patiëntgebonden onderzoek
Deze lijst is ongetwijfeld niet compleet. Heeft u een aanvulling of wijziging? Geef dit dan door aan ons via:
[email protected] Vanaf december 2008 zal de volledige informatie ook beschikbaar zijn via de nieuwe website van Stichting ISNO: www.isno.nl
EMC
Natuurlijk beloop studie, incl. o.a. cardiale en pulmonale afw. bij volwassenen
Ziekte van Pompe
UMCU
Immunologisch onderzoek
ALS centrum (AMC, UMCU, UMCN)
3 behandelarmen: - fysieke training + reguliere zorg - cogn.gedragsther.+ reg.zorg - reguliere zorg
Vasculitis
AMC VUmc
(CARPA-II studie); beloop met 5 jaar followup
Postpoliosyndroom
Centrum
Eventuele behandeling
Ziekte
11
Bijdragen van de 84e Belgisch Nederlandse Neuromusculaire Studieclub 19 maart 2008 Chronische steroïden behandeling in Duchenne spierdystrofie: long term follow-up
12
Nathalie Goemans en het NMRC team Universitaire Ziekenhuizen Leuven
Sinds 1990 zijn in totaal 104 DMD patiënten gevolgd in de dienst Kinderneurologie. Hiervan overleden 13; 7 overleden aan cardiale problemen, 6 hiervan < 20 jaar. 16 patienten worden niet-invasief beademd. Bij 49 werden er steroïden (DFZ: Deflazacort 0.9/mg/kg/ dag) opgestart. Bij 11 hiervan werd de therapie onderbroken. De reden was hoofdzakelijk een combinatie van gewichtstoename en onvoldoende effect op motorische functies met definitief verlies van ambulantie. De duur van de behandeling varieert tussen 1 maand en 9 jaar; 35% is al langer dan 4 jaar onder behandeling. Effect op ambulantie: in de
leeftijdsgroep van 10-12 jaar zien we nog 100% ambulantie in de DFZ groep tegenover 14,% in de onbehandelde groep, in de groep 15-19 jaar is de verhouding 43% t.o.v. 0% in non DFZ groep. Effect op longfunctie: (FVC) op 12 jaar 102%/63, op 15-19 jaar 71%/31% in respectievelijk DFZ en non DFZ groep. Ook op het ontstaan van scoliose zien we een duidelijke invloed met 0% scoliose (> 30°) in alle leeftijdsgroepen in de DFZ groep, t.o.v. 43%, 80% en 78 % op respectievelijk 10-12, 13-14 en 15-19 jaar in de niet behandelde groep. Er traden niet meer botbreuken op in de DFZ groep t.o.v. de non DFZ groep. De breuken traden op
een latere gemiddelde leeftijd in de DFZ groep, en lijken vooral gecorreleerd met de leeftijd rond verlies ambulantie met risico op vallen. Hypertensie noch diabetes blijken tot nog toe een probleem te vormen. Glucosemetabolisme na langdurige steroïdenbehandeling is een van de lopende onderzoeksprojecten van het NMRC Leuven. Ondanks de positieve lange termijn effecten in de meerderheid van de patiënten, met aanvaardbare neveneffecten, blijft waakzame opvolging van deze cohorte aangewezen bij verder chronisch gebruik van steroïden wat betreft osteoporose, glucose metabolisme, cataract en hypertensie.
Hessel Franssen, UMCU Mechanisms of cold paralysis Koude kan spierzwakte induceren bij patienten met MMN en lower motor neuron ziekte. Inhibitie van de Na/K pomp zou axonale depolarisatie kunnen geven en koeling kan deze depolarisatie mogelijk verergeren en daarmee zenuwgeleidingsblokkade en zwakte induceren. In een experimentele opstelling is dit bij mensen nagegaan door testen van de n. medianus bij de pols. De zwakte kon niet verklaard worden door ischemie met bijbehorende vasoconstrictie of door een vertraagde spierrelaxatie. Er kon worden geconcludeerd dat koude een toegenomen depolarisatie van motorische axonen geeft mogelijk door inhibitie van enzymactiviteit (Na/K ATP-ase).
dat experimentele myasthenia gravis (MG) kan worden geïnduceerd door passive transfer van recombinant IgG1 gericht tegen de main immunogenic region (MIR) van de acetylcholine receptor. Inductie van de ziekte kon echter worden voorkomen door gelijktijdige injectie van monovalente anti-MIR antistoffen van de IgG4 subklasse. De resultaten suggereren dat deze IgG1 antistoffen essentieel zijn voor de inductie van MG terwijl monovalente IgG4 antistoffen protectief zijn.
Conclusies overige bijdragen:
Jan Verschuuren et al. LUMC Antisense-mediated exon 51 skipping herstelt lokale dystrofine expressie in spieren van patienten met Duchenne spierdystrofie. zie p.1-2 van dit NMZ-bulletin Kristl Claeys et al. Parijs Myofibrillaire myopathieen: Electronenmicroscoop leidt naar gemuteerd gen. Myofibrillaire myopathieën (MFM) zijn zeldzame, overgeërfde of sporadisch voorkomende, progressieve neuromusculaire aandoeningen met een aanzienlijke klinische en genetische heterogeniteit. De klinische fenotypes geassocieerd met mutaties in deze genen overlappen dikwijls, waardoor een accurate voorspelling van het verantwoordelijke gen moeilijk is. Nu blijkt dat m.b.v. electronen microscopie (EM) de verschillende MFM subtypes van elkaar kunnen worden onderscheiden. Daarom dient EM te worden geincludeerd in de diagnostische workup van MFM.
Marc de Baets et al., Maastricht Treatment of Experimental Autoimmune Myasthenia Gravis with Human IgG4 anti acetylcholine receptor competitor antibodies In rhesus apen werd aangetoond
Jonathan Baets et al., Universiteit Antwerpen Recessieve Spastische Ataxie Case report Frederic Evrard et al., Universiteit Leuven A case of subacute quadriplegia with respiratory failure - a diagnostic conundrum Case report
Inflammatory Neuropathy Consortium (INC) Om het onderzoek naar de oorzaak en behandeling van inflammatoire neuropathieën te bevorderen en te versnellen is medio 2007 in Nederland het Inflammatory Neuropathy Consortium (INC) opgericht. Voorzitter is Prof. Richard Hughes (Londen) en de vice-voorzitters zijn Prof. David Cornblath (Baltimore) en Pieter van Doorn (ErasmusMC), de secretaris is Dr. Lunn (Londen). Dit consortium is een nieuwe impuls en kan worden gezien als een trans-atlantische
voortzetting van de succesvolle inflammatory neuropathy cause and treatment (INCAT) groep. Inmiddels is het INC onder gebracht bij de Peripheral Nerve Society (PNS). In juli 2008 werd in Parijs een satelliet PNS meeting door de INC georganiseerd waar ook veel onderzoekers uit Nederland aanwezig waren. De aandoeningen waar op dit moment binnen de INC de meeste aandacht voor is zijn het Guillain-Barré syndroom, CIDP, MMN en MGUS polyneuropathie. Het is de bedoe-
ling dat er onder auspiciën van het INC meer aandacht komt voor educatie, dat er nieuwe trials worden opgezet, dat er internationale registers en databanken worden opgezet en dat onder andere de studie naar uitkomstmaten (PeriNomS) wordt ondersteund. De bijeenkomsten van de INC zijn voor alle onderzoekers op dit gebied toegankelijk. De volgende bijeenkomst zal worden georganiseerd rondom de PNS meeting in Wűrzburg in 2009.
in Nederland die zelf te maken hebben met neuromusculair onderzoek. Om het ISNO ook internationaal te kunnen promoten, zal de site Engelstalig worden. De website redactie is druk bezig om de stukken die op de huidige website staan te updaten, maar u kunt zelf ook bijdragen aan de nieuwe website. Indien u informatie heeft over trials, promoties, congressen, neuromusculair onderzoek of een oproep wilt doen via de site (voor bijv. deelname van patienten aan een studie) geef dit dan door aan:
[email protected]
Samenstelling website redactie:
ISNO website De ISNO website wordt op dit moment volledig vernieuwd. We streven er naar in december 2008 deze site aan u te kunnen presenteren. De opzet van de nieuwe site is gewijzigd ten opzichte van de oude site. De site zal meer als platform gaan dienen i.p.v. een database. Veel gegevens van de oude site zullen beschikbaar blijven, maar er komen ook nieuwe items bij zoals bijvoorbeeld meer informatie over de activiteiten van Stichting ISNO, een overzicht van de subsidiemogelijkheden in Nederland en in het buitenland met de bijbehorende deadlines en elke maand een onderzoeker die over zijn/haar onderzoek vertelt. We hopen dan ook dat deze site de home-page wordt van alle mensen
Alvast hartelijk dank voor uw medewerking!
Nicol Voermans (voorzitter), UMC St. Radboud Nijmegen Nens van Alfen, UMC St. Radboud Nijmegen Esther Brusse, Erasmus MC Rotterdam Ieke Ginjaar, LUMC Leiden Imelda de Groot, UMC Utrecht Sonja de Jong, UMC Utrecht Anneke van der Kooi, AMC Amsterdam Jan-Willem Meijer, UMC Utrecht Chiara Straathof, LUMC Leiden Jeroen Trip, UMC Maastricht Corien Verschuuren-Bemelmans, UMC Groningen PaulWirtz, Hagaziekenhuis Den Haag
13
ISNO mini retraite, 24 juni 2008
14
Zoals bekend, wordt er veel neuromusculair onderzoek gedaan in Nederland. Dit onderzoek is per centrum goed georganiseerd, maar wellicht is verdergaande samenwerking tussen de verschillende centra gewenst. Verdere focussering kan mogelijk leiden tot het internationaal nog beter zichtbaar zijn van het Nederlandse neuromusculaire onderzoek. Daarom heeft het ISNO, als vervolg op de ‘ISNO on the Beach’ retraite van 2006, op 24 juni
2008 een mini-retraite gehouden. verschillende ideeën met de betrokHierbij was van elk neuromusculair kenen besproken worden. centrum één vertegenwoordiger aanwezig. Tijdens deze bijeenkomst is een inventarisatie gemaakt van de aandachtsgebieden van de verschillende centra op het gebied van neuromusculair onderzoek, nu en in de toekomst. Ook is gekeken naar soortgelijke initiatieven in het buitenland en hoe ISNO deze succesvolle voorbeelden kan volgen. In de komende maanden zullen de
Wetenschappelijk onderzoek 2007-2008 Prinses Beatrix Fonds De rol van VAPB en verstoorde lipide huishouding in de pathogenese van ALS Erasmus MC Rotterdam Dr. D. Jaarsma en dr. C. Hoogenraad 4 jaar, € 170.000,-
Bestraling van speekselklieren bij patiënten met parkinsonisme en ernstige speekselvloed UMC Groningen Dr. T. van Laar 2.5 jaar, € 128.500,-
De identificatie en validatie van biomarkers voor Amyotrofische Lateraal Sclerose UMC Utrecht Prof. Dr. L.H. van den Berg 5 jaar, € 1.000.000 (Onderzoeksprijs NMZ 2008)
Ontrafeling van de pathogenese van chronische idiopatische axonale polyneuropathie UMC Utrecht Dr. N.C. Notermans en dr. A.F.J.E. Vrancken 3 jaar, € 220.479,-
Voorspellen en verbeteren van herstel bij het Guillain-Barré syndroom Erasmus MC Rotterdam Dr. B.C. Jacobs, prof. dr. E.W. Steyerberg, prof. dr. P.A. van Doorn 4 jaar, € 239.403,-
‘Ganglioside mimics’ voor het aantonen en verwijderen van ziekmakende antistoffen bij patiënten met een immuun-gemedieerde neuropathie Erasmus MC Rotterdam Dr. B.C. Jacobs 2 jaar, €178.024,-
Therapie voor Myotone dystrofie op basis van oligonucleotiden UMC St. Radboud Nijmegen Dr. D.G. Wansink en prof. dr. B. Wieringa 2 jaar, € 190.000,-
Ziekte van Huntington: op jacht naar genetische modificatoren Universiteit Groningen Dr. E. Nollen 2 jaar, € 249.570,-
Leukoencephalopathy with brain stem and spinal cord involvement and elevated white matter lactate: een onderzoek naar de ontstaanswijze van een nieuwe wittestofziekte VU Medisch Centrum Dr. G.C. Scheper en prof. dr. M.S. van der Knaap 4 jaar, € 217.421,-
Een zoektocht naar genafwijkingen gedurende de ziekte van Parkinson: identificatie van het genotype achter het fenotype VU Medisch Centrum Dr. W.D.J. van de Berg 4 jaar, € 249.029,-
ALADIN: All Against Duchenne In the Netherlands Jan Verschuuren, Rene de Coo, Karin Faber, Annemarie Fock, Nathalie Goemans, Imelda de Groot, Anja Horemans, Anneke van der Kooi, Aad Verrips, Elizabeth Vroom
De ontwikkelingen op het gebied van Duchenne spierdystrofie zijn opvallend divers en veelbelovend. Op vele fronten wordt gewerkt aan mogelijkheden tot behandeling. Dit varieert van verbeteringen in de zorg, met meer mogelijkheden tot revalidatie en beademing, tot therapieën die het onderliggende gendefect trachten te corrigeren. In Nederland heeft de eerste succesvolle proef plaatsgevonden die liet zien dat na lokale behandeling van de spier met “anti-sense oligonucleotiden” de productie van dystrofine eiwit kan herstellen. Een rondgang door de recente literatuur leert dat meer dan 30 middelen in ontwikkeling zijn, waarvan er al zeker 11 in klinische trials worden getest. Dit zijn enerzijds genetische therapieën specifiek voor Duchenne, anderzijds therapeutische initiatieven die inflammatie trachten te remmen of spierregeneratie te bevorderen. Om nieuwe therapieën op hun waarde te beoordelen is een goed beeld nodig van het natuurlijk beloop van de ziekte, van de effecten van de huidige prednison behandeling en van de resultaten van andere interventies op revalidatiegebied en beademing.
Bij een goede organisatie van de zorg voor Duchenne patiënten snijdt het mes aan twee kanten: de huidige patiënten populatie profiteert optimaal van een uniforme zorg volgens de geldende inzichten en therapeutische mogelijkheden, en anderzijds levert dit waardevolle informatie over het natuurlijk beloop en genotype-fenotype relaties om toekomstige therapieën mee te vergelijken en snel de juiste patiënten te kunnen benaderen. In de Nederlandstalige regio zijn er diverse voorbeelden van succesvolle neuromusculaire samenwerking, zoals de CRAMP database en de Belgisch-Nederlandse Neuromusculaire studie club. Om de vele aktiviteiten rondom de Duchenne zorg en research te optimaliseren is het ALADIN consortium, als een werkgroep van het ISNO, opgericht waarin neuromusculaire centra uit Nederland en Leuven en de patiëntenorganisaties VSN en het Duchenne Parent Project participeren. Het doel is uitwisseling van informatie over wetenschappelijk onderzoek en klinische zorg voor Duchenne patiënten, onder andere door aansluiting bij internationale
initiatieven zoals TREAT-NMD, een Europees “network of excellence” met vertegenwoordigers uit momenteel 11 landen. In mei van dit jaar is het consortium al voor de derde keer bij elkaar gekomen. Uniek is dat artsen en onderzoekers met de patiëntenorganisaties aan één tafel zitten. Naast wetenschappelijke voordrachten zijn ook initiatieven gestart om de organisatie van de zorg in Nederland, zoals de multidisciplinaire teams, in kaart te brengen. Een ander voorbeeld is dat de VSN en vertegenwoordigers uit neuromusculaire centra overleggen met de zorgverzekeraars over criteria voor zorg. ALADIN heeft een kerngroep met een vertegenwoordiger per centrum of regio om de bijeenkomsten voor te bereiden. De centra fungeren bij toerbeurt als gastheer voor het overleg. We hopen met deze structuur actief mee te kunnen doen aan de snelle ontwikkelingen in het internationale veld van de Duchenne spierdystrofie. Referenties: www.vsn.nl ; www.duchenne.nl ; www.treat-nmd.eu ; www.dmd.nl
15
Aanmelden patiënten met neuromusculaire ziekten Indien u een patiënt met een neuromusculaire ziekte wilt doorverwijzen naar een neuromusculair centrum in Nederland, kunt u contact opnemen met een van onderstaande personen.
16
Centrum
Welke patiënten
Speciale expertise
Contactgegevens
Contactpersonen
Amsterdam AMC
Alle NMZ patiënten
Erfelijke neuropathie ALS e.a. MND’s Postpoliosyndroom Spierdystrofie
Polikliniek neurologie, AMC Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam Tel:020-5662500 of 020-5663442
Prof.dr. M. de Visser, neuroloog
[email protected] Dr. A.J. van der Kooi, neuroloog
[email protected]
Kinderen: Mitochondriële myopathie Groningen UMC
Alle NMZ patiënten
Volw: myasthenia gravis, amyloidotische PNP
Polikliniek neurologie Pb 90.001 9700 RB Groningen Tel: 050-3613500
Prof. dr. J.B.M. Kuks,neuroloog Drs. J.C.H. van Oostrom, neuroloog
Myasthenia Lambert-Eaton myastheen syndroom Inclusion body myositis Dystrofinopathieen
Polikliniek Neurologie J3Q secretariaat LUMC Postbus 9600 2300 RC Leiden Tel. 071-5262111
Aanmelden volwassen patiënten: Dr. J.J.G.M. Verschuuren, neuroloog Drs. C.S.M. Straathof, neuroloog
Dunne vezelneuropathie Myotone dystrofie Niet-dystrofische myotonie Mitochondriële myopatie Myasthenia Gravis
Neuromusculair Centrum Afdeling Neurologie Maastricht UMC Postbus 5800 6202 AZ Maastricht Tel. 043-3876500
Dr. C.G. Faber, neuroloog
[email protected]
Myotone dystrofie type 1,2 IBM, FSHD, OPMD ALS e.a. MND’s Mitochondriële myopathien (CPEO) Neuralgische amyotrofie
Polikliniek Neurologie Huispost 901 Postbus 9101 6500 HB Nijmegen Tel 024-3616600, Fax 024-3541122
Prof. dr. B.G.M. van Engelen, neuroloog
[email protected] Prof. dr. G.W. Padberg, neuroloog Dr. H.J.Schelhaas, neuroloog Dr. G. Drost, neuroloog Dr. N van Alfen, neuroloog
Kinderen met NMZ Duchenne SMA
Polikliniek Kinderneurologie Huispost 788 Postbus 9101 6500 HB Nijmegen
Aanmelden Kinderen: Dr. L.T.L. Sie, kinderneuroloog
[email protected]
GBS/CIDP Immuungemedieerde polyneuropathie Ziekte van Pompe
Polikliniek Neuromusculaire Ziekten Erasmus MC Rotterdam Postbus 2040 3000 CA Rotterdam Tel: 010-7040130
Contactpersoon NMZ volwassenen: Prof. dr. P.A. van Doorn, neuroloog Drs. E. Brusse, neuroloog
[email protected]
Kinderen met NMZ Mitochondriële myopathie Dystrofinopathie Cardiomyopathie Ziekte van Pompe
Polikliniek Kinderneurologie Erasmus MC Sophia Postbus 2060 3000 CB Rotterdam Tel: 010-7036343
Dr. I.F.M. de Coo, kinderneuroloog
[email protected]
ALS, PSMA, PLS, SMA, MMN, MND Polyneuropathie Kinderen met NMZ
Polikliniek NMZ, Afdeling Neurologie HP nr. G03.228 UMC Utrecht Postbus 85500 3508 GA Utrecht Tel: 06-27744304 (kinderen) 06-27744303 (volw.) Of: 088-7557939
Contactpersoon NMZ volw. en kinderen: Dr. N.C. Notermans, neuroloog Dr. W.L. van der Pol, neuroloog
Kinderen: DMD
Leiden LUMC
Maastricht UMC
Nijmegen St Radboud
Rotterdam Erasmus MC
Alle NMZ patiënten
Alle NMZ patiënten
Alle NMZ patiënten
Alle NMZ patiënten
Erasmus MC Sophia
Utrecht UMC
Alle NMZ patiënten
Prof. dr. B.T. Poll-The, kinderneuroloog
Aanmelding kinderen via afdeling Kinderneurologie Drs. J.M. Fock, kinderneuroloog Prof. dr. O.F. Brouwer, kinderneuroloog
Aanmelden kinderen: Dr. W.C.G. Plandsoen, kinderneuroloog
Aanmelding kinderen via afdeling Kinderneurologie
Contactpersoon MND/ALS: Prof. dr. L.H. van den Berg, neuroloog Dr. J.H. Veldink, neuroloog
[email protected] (volw.)
[email protected] (kinderen)