Grutto • foto: Krijn Trimbos / foto natura
Jaarboek Weidevogels Noord-Holland 2012
Landschap Noord-Holland Postbus 222 1850 VA Heiloo Tel. 088 - 006 44 00 landschapnoordholland.nl
[email protected]
GEDRUKT OP FSC PAPIER
Keurmerk voor verantwoorde fondsenwervingen besteding
Inhoud
Inhoud3 Voorwoord5 1. Kenniscentrum Weidevogels
7
2. Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2011
8
2.1 Inleiding
8
2.2 Al 26 jaar meetnetwerk
8
2.3 Aantallen broedparen in 2012
8
2.4 Aantalontwikkelingen van 1990 tot en met 2012
10
2.5 Gruttokerngebieden en de EHS
12
3. Provinciaal Weidevogelonderzoek 2012
15
4. Algemene indrukken van het weidevogelseizoen 2012
22
4.1 Seizoensverloop
22
4.2 Opvallende beschermingszaken
26
4.3 Weidevogels op het Internet
27
5. Verschillende onderwerpen onder de loep
24
H5A. Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: ruimte voor verbetering van het collectieve weidevogelbeheer
29
H5B. Weidevogelgebied Eemland
30
H5C. Project Visdiefvlotjes
32
H5D. Help de jonge grutto’s overleven
33
H5E. Weidevogels in terreinen van Landsschap Noord-Holland
34
H5F. Ringgroep Zeevang: eerste resultaat ringproject zegt iets over kwaliteit agrarisch natuurbeheer
35
Zomertaling • foto: Martin Woike / foto natura
H5G. De weidevogelboerderijen van
Vogelbescherming Nederland
36
6. Bescherming van weidevogels tijdens trek en overwintering
2
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
38
3
Voorwoord 2012 gaat de boeken in als een gunstig jaar voor de meeste weidevogels in Nederland en Noord-Holland. Is hiermee de negatieve trend voor veel weidevogels gekeerd? Nee, anno 2012 staan de weidevogelpopulaties nog steeds onder druk in Nederland. Ook in Noord- Holland, waar 20% van de Europese weidevogelpopulatie broedt. De stabiele of groeiende aantallen van tureluur- en kievitpopulaties nemen de laatste jaren helaas af, net als de grutto, scholekster en slobeend.
Vele boeren, vrijwilligers, terreinbeheerders, agrarische atuurverenigingen en de provincie Noord-Holland werkn ten dit jaar intensief samen om de landelijke achteruitgang van de weidevogels te stoppen. Het Kenniscentrum Weidevogels vormt hierin een zeer belangrijk platform. Hier kunnen de verschillende organisaties elkaar vinden, wat resulteert in weidevogelonderzoek èn advisering over weidevogels. Zo krijgen we beter in beeld wat weidevogels nodig hebben.
Gruttopul • foto: Krijn Trimbos / foto natura
Het is bijvoorbeeld duidelijk dat we het met nestbe scherming alléén niet gaan redden. Ook de bescherming van kuikens is essentieel. Uit onderzoek weten we al dat weidevogelkuikens het beste gedijen in kruidenrijk grasland. Maar het blijft onduidelijk hoe het met de kuiken overleving is op lokaal en provinciaal niveau. Om hier meer grip op te krijgen is het belangrijk om het bruto territoriaal succes (BTS) vast te stellen. Dit doen we door territoria te tellen en via alarmtellingen te kijken wat er overblijft van die territoria aan het einde van het broedseizoen. Zo is het mogelijk het beheer in een gebied beter op de behoeften van kuikens aan te passen.
4
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
In dit jaarboek, rapporteert het Kenniscentrum Weide vogels over deze zaken en meer. We blikken samen met u terug op het weidevogelseizoen 2012, besteden aandacht aan de provinciale weidevogeltrends, de weidevogel monitoring in Waterland-Oost èn er is aandacht voor weidevogels in verschillende terreinen, weidevogels binnen het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid en dit jaar voor het eerst: weidevogels in het buitenland. Waar 2012 voor sommige weidevogelsoorten een gunstig jaar bleek, gaat het met de weidevogels in het algemeen nog steeds niet goed. Alleen samen kunnen we het tij keren. De nieuwe nota ‘Licht op Groen’ van de provincie NoordHolland biedt hier zeker aanknopingspunten voor. Laten wij onze schouders eronder zetten, zodat Noord-Holland ook in de toekomst bekend blijft als ‘weidevogelprovincie van Europa’!
Ernest Briët, Directeur Landschap Noord-Holland
ernest briët • foto: Richard rood
Ilperveld zonsondergang • foto: Menno Schaefer
De globale klimaatsverandering zorgt voor extreme weersomstandigheden tijdens of vlak voor het weidevogel broedseizoen. Zo ook dit jaar met een zeer koude en droge periode in februari. En waar kieviten normaliter al binnenstromen in februari, bleef die intocht in 2012 uit. Na februari bleek ook maart een droge periode. Weidevogels konden moeilijk voldoende voedsel vinden tijdens hun zoektocht naar een optimale broedplaats. Landschap Noord-Holland kwam in actie en stimuleerde op een tiental Noord- Hollandse boerenbedrijven de aanleg van “greppelplasdras”. De foerageermogelijkheden voor weidevogels verbeterden direct. Soms is er sprake van toevallige gunstige omstandigheden. Na maart werd het juist weer heel nat en bleef het koud voor de tijd van het jaar. Besloten werd het maaien op veel plekken in Noord-Holland uit te stellen. Hierdoor konden meer weidevogelnesten en kuikens overleven.
5
Hoofdstuk 1
Kenniscentrum Weidevogels Kennisontsluiting
Het Kenniscentrum Weidevogels ontsluit gegevens over weidevogels in Noord-Holland en is gehuisvest bij Landschap Noord-Holland. Zo hebben alle aangesloten organisaties, zoals Veelzijdig Boerenland, de ANV Water, Land en Dijken, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Milieufederatie Noord-Holland en Landschap Noord-Holland de beschikking over dezelfde kennis over weidevogels. U itgangspunt hierbij is dat de discussie over weidevogels op feiten moet zijn gebaseerd en niet op meningen. Bescherming en ont wikkeling van de weidevogels in de provincie is daarbij het doel. De provincie is betrokken als agendalid.
Het Kenniscentrum brengt dit jaar al weer haar vijfde ‘Jaarboek Weidevogels in Noord-Holland’ uit. Vast onderdeel in het jaarboek zijn de jaarcijfers afkomstig uit Provinciale Weidevogelmeetnet. Dit meetnet volgt al sinds 1987 de ontwikkelingen van weidevogels en levert een betrouwbaar beeld over de trends die zijn opgetreden. Uit het meetnet blijkt dat er ieder jaar minder weidevogels zijn. Zeven soorten vertonen een sterke afname. De veldleeuwerik is daarbij koploper met gemiddeld 9% afname per jaar in de periode 1990-2011. Ook grutto, scholekster en kievit vertonen een sterke afname in deze periode. De laatste tien jaar is de negatieve trend van de kievit het meest opvallend, met een afname van 4% per jaar. Deze
a fname is in 2011 doorgezet. Tureluur, kuifeend en krakeend zijn stabiel of nemen in aantal toe. Krakeend neemt tegenwoordig zelfs met 15% per jaar toe. Het jaarboek doet ook verslag van verschillende onder werpen, zoals: weidevogels in reservaatsgebieden bij het Alkmaardermeer en in Eemland gekleurringde gruttokuikens; resultaten van een jaar onderzoek greppel-plasdras, een mogelijk effectieve maatregel tegen veenafbraak trends van weidevogels in Waterland diverse beleidsontwikkelingen, zoals het Weidevogel verbond en compensatie bij ruimtelijke ingrepen in de weidevogelleefgebieden.
• • • ••
Hempolder • foto: Henk van Bruggen
De resultaten van de vrijwillige weidevogelbescherming komen in elk jaarboek uitgebreid aan bod. Vrijwilligers hebben een belangrijke rol, door samen met boeren - naast nestbescherming - veel aandacht te geven aan kuikenoverleving. In steeds meer gebieden zijn weidevogelkringen opgericht waarin boeren, vrijwilligers, agrarische natuur verenigingen en terreinbeheerders actief zijn om leefomstandigheden voor weidevogels en hun kuikens te verbeteren. Ieder jaar organiseert het Kenniscentrum in samenwerking met Landschap Noord-Holland en Veelzijdig Boerenland de Noord-Hollandse Weidevogeldag. Met ca 150 bezoekers was de studiemiddag van 2012 redelijk bezocht. Het programma was gevarieerd. Zo lichtte Mark Kuiper het ‘lerend beheer’ toe, een vorm van weidevogelbeheer dat hij samen met boeren in de Bovenkerkerpolder en Ronde Hoep met succes in praktijk heeft gebracht. Bruno Ens vertelde over de resultaten van het Jaar van de Scholekster. David Kleijn presenteerde de onderzoeksresultaten van de effecten van ganzen op weidevogels. Kees Scharringa presenteerde vol trots ‘Weidevogels in Noord-Holland’, een verspreidingsatlas met aantallen en trends. Gerrit Gerritsen pleitte om de agrariërs duurzaam bij het weidevogelbeheer te betrekken. Vogelbescherming Nederland wil met het project Weidevogelboerderijen een nieuwe trend zetten. Ondanks de redelijke opkomst beraadt het Landschap samen met de andere organisaties van het Kenniscentrum zich op de voortzetting van de weidevogeldag in deze vorm. Het jaar 2013 gebruiken wij om deze middag in een nieuw jasje te gieten. Het Kenniscentrum heeft haar eigen website: www.kenniscentrumweidevogels.nl. Hier is allerlei weidevogelnieuws te vinden en zijn diverse rapporten te downloaden.
6
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
Kuifeend vliegend • foto: Krijn Trimbos/fotonatura
Frank Visbeen
Weidevogels en compensatie De weidevogelleefgebieden zijn in de provincie plano logisch beschermd. Dit is vastgelegd in de Structuurvisie. Mocht er toch aantasting plaatsvinden van het weidevogelleefgebied, bijvoorbeeld vanwege grote maatschappelijke belangen, dan dient er compensatie plaats te vinden. De provincie Noord-Holland consulteerde het Kennis centrum Weidevogels bij de uitvoering van de weide vogelcompensatie en de mogelijke wijzigingen die hierop gaan plaatsvinden.
Onderzoek De Afdeling Onderzoek en Advies van het Landschap doet veel onderzoek naar weidevogels in de provincie. Zo heeft zij in opdracht van de provincie de effecten van de aanleg van een fiets- en wandelpad door het hart van de Bovenkerkerpolder op een rij gezet. Daarnaast is in 2012 het zuidelijk deel van Waterland op weidevogels geïnventariseerd (zie de bijdrage hierover in het jaarboek). Aan de hand van de resultaten van het veldonderzoek heeft het Landschap de beleidsdoelstellingen van de provincie en de doelen van het Subsidiestelsel Natuur en landschap getoetst. Het Kenniscentrum Weidevogels adviseerde in de aanpak en de eindrapportage van beide onderzoeken. Het Kenniscentrum Weidevogels steunt het landelijk onderzoek naar het broedsucces van de grutto door jonge grutto’s te vangen en te ringen met kleurringen. Door terug meldingen kunnen we preciezere informatie verzamelen over het broedsucces. Uiteindelijk zijn in 2012 in Noord- Holland 29 jonge grutto’s geringd, waaronder in de Westwouderpolder, de Zeevang en op Wieringen (zie a rtikel van Wim Tijsen in dit jaarboek).
7
Hoofdstuk 2
Het provinciale weidevogelmeetnet in 2012
gruttokern + EHS gruttokern EHS overige plots
Figuur 2.1 Ligging proefvlakken van het provinciale weidevogelmeetnet Noord-Holland. Tevens is aangegeven of een proefvlak binnen of buiten een gruttokerngebied en/of binnen of buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt.
8
grutto
994
53
29,9
+3
kievit
979
57
29,5
- 8
tureluur
532
53
16,0
+2
scholekster
413
56
12,4
-1
krakeend
377
54
11,4
+ 28
slobeend
123
40
3,7
-2
kuifeend
116
37
3,5
+8
graspieper
97
26
2,9
+ 20
veldleeuwerik
61
14
1,8
- 16
gele kwikstaart
44
21
1,3
- 30
watersnip
1
1
zomertaling
5
1
wintertaling
1
1
kemphaan
0
0 113
- 0,5
totaal weidevogels
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
3.743
tureluur • foto: Marcel van Kammen/fotonatura
legenda
verschil met gemiddelde 2007-2011 (in %)
Het provinciale weidevogelmeetnet Noord-Holland is één van de oudste weidevogelmeetnetten in ons land. Vanaf 1987 worden in proefvlakken elk jaar de weidevogels geteld. In 2012 bestond het meetnet dus 26 jaar. Landschap Noord-Holland voert in opdracht van de provincie het weidevogelmeetnet uit. Het meetnet maakt onderdeel uit van het landelijke weidevogelmeetnet, een onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). De coördinatie van het landelijke weidevogelmeetnet berust bij SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden verricht volgens de methode van het Broedvogelmonitoring project-weidevogels (BMP-w). Tot en met 2004 bestond het weidevogelmeetnet uit 51 proefvlakken, in 2005 zijn 22 nieuwe proefvlakken toegevoegd. Zie voor de ligging figuur 2.1. In 2012 is het weidevogelmeetnet ‘crisisbestendig’ gemaakt door enkele bezuinigingen door te voeren. Deze bezuinigingen zijn gerealiseerd door het schrappen van de vijfde telronde en het niet meer jaarlijks tellen van een deel van de proefvlakken. Hierdoor zijn in 2012 van de 73 proef vlakken 58 geteld (3.321 ha). De tellingen voor het meetnet in 2012 zijn uitgevoerd door het ecologisch adviesbureau Van der Goes & Groot uit Alkmaar.
Tabel 2.1 Aantal broedparen (territoria) en proefvlakken van de belangrijkste soorten waargenomen in het weidevogelmeet in 2012 (58 proefvakken, 3321 ha). Tevens is de dichtheid per 100 hectare (grasland plus bouwland) en het procentuele verschil met het gemiddeld aantal in 2007-2011 aangegeven (trend). Bij deze berekening zijn alleen de proefvlakken meegenomen die in 2012 zijn geteld.
dichtheid
2.2 Al 26 jaar meetnetwerk
Een aantal soorten komt slechts in zeer klein aantal in het weidevogelmeetnet voor. Dat zijn wintertaling (1), zomer taling (5) en watersnip (1). Het jaar 2012 is het derde jaar op rij zonder broedende kemphennen in het meetnet. Andere zeldzame soorten zijn kluut (18) en visdief (27). Deze soorten worden verder niet behandeld.
Het jaar 2012 is wat weidevogels betreft geen slecht jaar. Vergeleken met de gemiddelde aantallen in de voorafgaande vijf jaar is het totaal aantal getelde weidevogels nu slechts een fractie (-0,5%) lager. Van zeven soorten zijn de aantallen hoger dan of ongeveer gelijk aan het gemiddelde aantal in 2007-2011. Positieve uitschieters zijn krakeend (+28%) en graspieper (+20%). Aan de andere kant van de schaal staan veldleeuwerik en gele kwikstaart. De laatste soort vertoont grote jaarlijkse schommelingen. Voor de kievit was dit het slechtste jaar ooit. Nog nooit werden er zo weinig kieviten in het meetnet vastgesteld (mogelijk mede veroorzaakt door de extreme koude periode in februari).
aantal proefvlakken
De provincie Noord-Holland is al heel lang betrokken bij weidevogels. Naast het weidevogelbeleid voerde de provincie sinds 1979 met regelmaat grootschalige gebiedsdekkende weidevogeltellingen uit of liet dit doen via de Provinciale Natuurinventarisatie (PNI). In 1987 startte ook een weidevogelmeetnet om de ontwikkelingen van weidevogels in de graslandgebieden op de voet te volgen (‘vinger aan de pols’). Dit hoofdstuk geeft een beknopt verslag van de resultaten in 2012 en de aantalontwikkeling over de periode 1990-2012, met bijzondere aandacht voor de ontwikkelingen gedurende de afgelopen tien jaar.
In 2012 zijn in het meetnet 3.743 broedparen van weide vogels vastgesteld. Dat komt neer op gemiddeld 113 broedparen per 100 hectare grasland plus bouwland. Kievit en grutto zijn vanaf het begin van het meetnet de meest talrijke soorten. Tureluur, scholekster en krakeend volgen op enige afstand (tabel 2.1). Opmerkelijk is dat er in 2012 meer grutto’s dan kieviten broeden in het onderzochte deel van het meetnet. Tot en met 2009 was dit precies omgekeerd. De belangrijkste reden voor deze omkeer is dat de kievit momenteel duidelijk afneemt en de grutto redelijk op peil blijft (zie § 2.4). Het weidevogelbeeld in het meetnet wordt vooral bepaald door grutto, tureluur, kievit en scholekster, met een gezamenlijke dichtheid van 88 paar per 100 ha in 2012 (zie tabel 2.1).
Met name de dichtheden van grutto en tureluur is in Noord-Holland relatief hoog. Dit komt vooral omdat grote aantallen van deze soorten broeden in het veenweide gebied van het Noord-Holland Midden, waar het merendeel van de proefvlakken ligt.
aantal broedparen
2.1 Inleiding
2.3 Aantallen broedparen in 2012
soort
Kees Scharringa, Dorien Hoogeboom en Frank Visbeen
9
2. Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2012
Over de periode 1990-2003 nemen vijf soorten in aantal af, drie soorten zijn stabiel en twee soorten nemen toe. Kop lopers in negatieve zin zijn veldleeuwerik (trendwaarde is 0,91-0,93, dat wil zeggen een gemiddelde afname 7-9% per jaar), scholekster (0,95-0,96) en gele kwikstaart (0,93-0,96). Het andere uiterste is de krakeend met trendwaarden van 1,13-1,16 (gemiddelde toename van 13-16% per jaar). De laatste tien jaar is er bij een aantal soorten sprake van een trendbreuk. De meest negatieve trendbreuk is bij de kievit, die aanvankelijk stabiel is, maar vanaf 2003 afneemt met gemiddeld 4-6% per jaar. Bij de tureluur is de matige toename voor 2003 veranderd in een stabiele trend. Bij de slobeend, kuifeend en gele kwikstaart is trend de afgelopen
index
150
100
Noord-Holland Nederland
100
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011
jaar
jaar
Noord-Holland Nederland
150 index
index
150
200
100 50
tureluur tureluur Noord-Holland Nederland
100
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011
Nederland
index
150
gele kwikstaart gele kwikstaart 200
Noord-Holland Nederland
150
100
Noord-Holland Nederland
100 50
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011
jaar
jaar
veldleeuwerik veldleeuwerik
jaar
kuifeend kuifeend
50
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011
150
100
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011
index
200
Noord-Holland
50
200
Nederland
jaar
slobeend slobeend
100
Noord-Holland
50
jaar
150
150
50
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011
200
graspieper graspieper 200
index
grutto grutto 200
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011 jaar
krakeend krakeend 300
Noord-Holland Nederland
Figuur 2.2 Trend (index, waarbij 1990=100) van tien soorten weidevogels in het provinciale weidevogelmeetnet in 1990-2012 en in het landelijke NEM-weidevogelmeetnet in 1990-2011 (bron: CBS/SOVON). NB: bij de krakeend is 2005 als basisjaar (=100) gekozen. Trends zijn berekend met TRIM.
Noord-Holland Nederland
200
100 50 0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011 jaar
10
kievit kievit
50
index
Omdat trends in de afgelopen tien jaar relevanter zijn dan trends over een langere periode, is het meetnet opgedeeld in de periode 1990-2003 en de periode 2003-2012. Met het programma TRIM zijn trendwaarden berekend voor deze perioden, waarbij voor de afgelopen tien jaar de trend waarde voor zowel het oude meetnet (51 proefvlakken) als het totale meetnet (73 proefvlakken) is berekend. Tabel 2.2. geeft de berekende trendwaarden weer met een trend classificatie, zoals wordt gebruikt door SOVON/CBS in het landelijk weidevogelmeetnet (Teunissen en Soldaat 2005). Negatieve trends worden met een ‘-‘aangeduid, positieve met een ‘+’.
Nederland
0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011
index
De jaarlijkse trendlijnen van de tien soorten (figuur 2.2) geven aan dat veel soorten weidevogels in Noord-Holland achteruitgaan. Dit probleem beperkt zich niet tot deze provincie: er bestaat een opmerkelijke overeenkomst met de trendlijnen van het landelijke meetnet. De landelijke trendlijnen zijn over een veel groter aantal proefvlakken berekend, waardoor deze minder grillig zijn dan de provinciale trendlijnen.
Noord-Holland
50
index
Het weidevogelmeetnet is gestart in 1987. Omdat er in de eerste jaren aanpassingen in de methodiek zijn doorgevoerd, is het jaar 1990 als basisjaar genomen (index = 100). Voor de lange termijn-analyses worden tot en met 2003 de gegevens betrokken van de 51 oorspronkelijke proefvlakken; vanaf 2003 is dit uitgebreid tot 73 proefvlakken. Ontbrekende jaarcijfers worden per proefvlak geschat in het programma TRIM van het CBS (Pannekoek en Van Strien 2001). Bij de trendberekeningen wordt een weging toegepast om te voorkomen dat rijkere gebieden een te grote invloed hebben op de resultaten.
150
200
Zwerm grutto’s • foto: Krijn Trimbos/fotonatura
2.4 Aantalontwikkelingen van 1990 tot en met 2012
scholekster scholekster
index
200
100 0 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011 jaar Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
11
2. Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2012
Tabel 2.2 Trendwaarde (TW, als 95% betrouwbaarheidsinterval) en trendclassificatie (TC) van tien soorten weidevogels in het provinciale weidevogelmeetnet in 1990-2003 en 2003-2012. Voor de laatste periode zijn de waarden zowel berekend met de oorspronkelijke 51 proefvlakken als met de huidige 73 proefvlakken. De trendwaarden zijn berekend met TRIM. 51 proefvlakken
soort
TW
TC
TW
2003-2012
TC
TW
-
0,97-0,98
-
0,97-0,99
-
kievit
0,99-1,00
0
0,94-0,96
-
0,95-0,97
-
grutto
0,97-0,98
-
0,96-0,98
-
0,98-1,00
0
tureluur
1,01-1,03
+
0,99-1,01
0
1,00-1,02
0
slobeend
0,97-0,99
-
0,98-1,02
0
0,99-1,03
0
kuifeend
0,99-1,02
0
1,00-1,05
+
1,00-1,05
+
krakeend
1,13-1,16
++
1,09-1,11
++
1,10-1,14
++
veldleeuwerik
0,91-0,93
--
0,88-0,92
--
0,92-0,97
-
graspieper
0,98-1,01
0
0,97-1,01
0
1,00-1,06
?
gele kwikstaart
0,93-0,96
-
1,01-1,06
+
1,04-11,12
+
Het weidevogelbeleid van de provincie Noord-Holland richt zich vooral op kerngebieden. Hiervan worden twee typen onderscheiden: gruttokerngebieden en weidevogelkern gebieden. Gruttokerngebieden zijn gebieden waar minimaal 10 paar grutto’s per 100 ha broeden. Weidevogelkern gebieden zijn gebieden met minder grutto’s, maar waar wel minimaal 20 paar weidevogels per 100 ha broeden, waarbij kievit, krakeend en graspieper niet worden meegeteld.
ja
ja
nee
EHS
ja
nee
nee
TW
0,95-0,96
2.5 Gruttokerngebieden en de EHS
gruttokerngebied
TC
scholekster
tien jaar positiever dan daarvoor. De veldleeuwerik blijft een triest verhaal. De afname in het weidevogelmeetnet gaat onverminderd door en lijkt de afgelopen tien jaar nog iets versterkt (gemiddeld 8-12% per jaar). In 2012 is de soort nog maar in 14 van de 58 onderzochte proefvlakken vastgesteld. Bij de 73 proefvlakken is het beeld iets gunstiger dan bij de oorspronkelijke 51 proefvlakken. Behalve kleine verschillen in de trendwaarden, zijn de meest opmerkelijke verschillen die van de grutto (hier stabiel), veldleeuwerik (afname geringer) en graspieper (trend onzeker, maar niet negatief ). Deze verschillen onstaan omdat het aantal getelde proefvlakken groter is.
12
73 proefvlakken
2003-2012
1990-2003
Tabel 2.3 Trendwaarde (TW, als 95% betrouwbaarheidsinterval) en trendclassificatie (TC) van tien soorten weidevogels in het provinciale weidevogelmeetnet in 2003-2012. Het betreft proefvlakken binnen gruttokerngebied en binnen de EHS, proefvlakken binnen gruttokerngebied en buiten de EHS en proefvlakken buiten gruttokerngebied en buiten de EHS. De trendwaarden zijn berekend met TRIM.
De proefvlakken kunnen binnen of buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS = natuurgebied) of een kerngebied liggen. Vanuit het natuurbeleid is het interessant om te beoordelen of weidevogels binnen de kerngebieden en de EHS beter af zijn dan daarbuiten. In tabel 2.3 wordt hier een overzicht van gegeven voor de periode 2003-2012, op basis van de trendanalyse met TRIM. De combinatie binnen de EHS en buiten gruttokerngebied is buiten beschouwing gelaten omdat deze te klein is voor een trendanalyse (7 proefvlakken). Uit de tabel blijkt dat in de proefvlakken buiten de gruttokerngebieden en buiten de EHS het weidevogels duidelijk veel slechter af gaat. Alle soorten nemen af en vijf soorten vertonen zelfs een sterke afname (meer dan 5% per jaar). De gemiddelde afname bij de grutto van 5-11% per jaar is opvallend, want deze soort vertoont in de gruttokern gebieden, zowel binnen als buiten de EHS, juist een stabiele trend. Samenvattend kan worden gesteld dat de afgelopen tien jaar de gemiddelde trend in het weidevogelmeetnet positiever is dan in de periode daarvoor. Deze trendbreuk komt echter vooral voor in de gruttokerngebieden en de EHS. Als de hier geschetste ontwikkelingen in het weidevogelmeetnet representatief zijn voor de Noord-Hollandse gras-
TC
TW
TC
TW
TC
scholekster
0,98-1,01
0
0,96-0,99
-
0,95-0,99
-
kievit
0,95-0,98
-
0,97-1,02
0
0,95-0,99
-
grutto
0,99-1,01
0
0,98-1,02
0
0,889-0,95
--
tureluur
0,99-1,01
0
1,00-1,05
+
0,93-0,99
-
slobeend
1,01-1,06
+
0,90-0,98
-
0,82-0,94
--
kuifeend
1,00-1,10
+
0,93-1,06
?
0,82-0,92
--
krakeend
1,08-1,12
++
0,99-1,05
0
0,93-0,99
-
veldleeuwerik
0,96-1,01
0
0,86-0,97
-
0,70-0,86
--
graspieper
0,98-1,06
?
0,95-1,10
?
0,81-0,95
--
gele kwikstaart
1,00-1,17
+
0,89-1,08
?
0,94-1,15
?
n proefvlakken
22
landgebieden, spelen zowel de gruttokerngebieden als de EHS een cruciale rol voor het bereiken van de doelstellingen van het provinciale weidevogelbeleid (behoud van weidevogelpopulaties). Zeker ook omdat bekend is dat van een aantal belangrijke soorten meer dan de helft van de NoordHollandse broedpopulaties binnen de gruttokerngebieden en de EHS broedt. Om de ontwikkelingen goed te kunnen volgen, blijft het provinciale weidevogelmeetnet, als onderdeel van het landelijke NEM-weidevogelmeetnet, van groot belang.
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
20
24
Literatuur Pannekoek, J. en A. van Strien, 2001. TRIM 3 Manual. (Trends and Indices for Monitoring data). Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg. Teunissen, W. en L. Soldaat, 2005. Indexen en trends van een aantal weidevogelsoorten uit het Weide vogelmeetnet. Periode 1990-2004. SOVON- informatie 2005/13. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
13
Hoofdstuk 3
Provinciaal Weidevogelonderzoek 2012 Frank Visbeen, Dorien Hoogeboom en Kees Scharringa
De provincie heeft behoefte aan weidevogelgegevens voor haar weidevogelbeleid en andere aspecten op het gebied van ruimtelijke ordening en natuurbeheer. Daarom heeft Landschap Noord-Holland in opdracht van de provincie Noord-Holland het zuidelijk deel van Waterland gebiedsdekkend geïnventariseerd op weidevogels, ten behoeve van het provinciaal weidevogelonderzoek (PNI). De provincie kan hiermee enerzijds haar doelstellingen uit de Structuurvisie (2010) toetsen en anderzijds de ontwikkeling van de weidevogels volgen. Dat is onder andere nodig voor het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Om de effecten van deze beheersubsidie te toetsen zijn van verschillende (agrarische) natuurbeheertypen weide vogelgegevens nodig. Aantallen, dichtheden en soortenrijkdom zeggen iets over de kwaliteit van het leefgebied. Een uitgebreide rapportage van het onderzoek is eind 2012 gepubliceerd (Scharringa et al. 2012) en is te vinden op de website van het Kenniscentrum Weidevogels www.kenniscentrumweidevogels.nl. In dit hoofdstuk beperken we ons tot de aantallen, dichtheden en ontwikkeling van weidevogels.
Methode De weidevogelinventarisatie is uitgevoerd volgens de methode voor het Broedvogel Monitoring Project - Weidevogels (BMP-W) van Sovon (Van Dijk & Boele, 2011). Deze methode is al vele jaren in gebruik bij de PNI en is in Nederland dé standaardmethode voor weidevogelinventarisaties. Het onderzoeksgebied bestaat uit 35 telgebieden (22 - 858 ha), zie figuur 3.1. Deze telgebieden zijn in de periode tussen begin april en begin juni vier maal volledig onderzocht op het voorkomen van weidevogels (zie hoofdstuk 2 over effecten van deze methodiek). Het Ilperveld en Polder IJdoorn zijn in juni nog een vijfde maal onderzocht. Eco logisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot (Alkmaar) heeft het veldwerk uitgevoerd.
Weidevogelinventarisatie in het zuidelijk deel van Waterland
Kinsel • foto: Peter Melman
Het onderzoeksgebied in Waterland is een mix van natuuren landbouwgebied en het grondgebruik bestaat voor namelijk uit grasland en op een klein areaal wordt maïs geteeld. De natuurgebieden liggen binnen de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Grote aaneengesloten natuur gebieden treffen we aan in het Twiske (Natura 2000), Ilperveld (Natura 2000), Varkensland (Natura 2000), rondom de Aeën en Dieën in Waterland Oost en Polder IJdoorn. Deze gronden zijn in eigendom van Landschap Noord-Holland,
14
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. De laatste jaren is er door particulieren steeds meer areaal nieuwe natuur gerealiseerd (particulier natuurbeheer). Deels grenzen deze gronden aan reeds bestaande natuur en deels liggen ze versnipperd in het gebied, bijvoorbeeld in het telgebied Rietbroek/Monnikenbroek en de Belmermeer (voor toponiemen zie figuur 3.1.)
Grutto talrijkst, wintertaling schaarst In 2012 werden in het onderzoeksgebied (6.790 ha) in totaal van 13 soorten weidevogels bijna 6.000 broedparen of territoria vastgesteld (tabel 3.1). Dat komt overeen met een gemiddelde dichtheid van bijna 90 broedparen per 100 ha grasland plus bouwland. Van de kritische weidevogels of beleidsoorten in NoordHolland (verder beleidsoorten genoemd, zie tabel 3.1) is de vastgestelde dichtheid ruim 50 paar per 100 ha. Van deze soorten is de grutto verreweg het talrijkst met bijna 1.600 broedparen, gevolgd door tureluur en scholekster. Hekkensluiters zijn zomer- en wintertaling met respectievelijk 15 broedparen en 1 broedpaar. Gelet op het grote oppervlak en de hoge dichtheden kan worden gesteld dat het onderzoeksgebied tot de belangrijkste weidevogelregio’s van Noord-Holland behoort. Waterland is met name voor watersnippen, grutto’s en tureluurs van groot belang, omdat een groot deel van de Noord-Hollandse populatie hier broedt. Zo broedt hier meer dan de helft van alle Noord-Hollandse watersnippen. Voor de beide andere soorten ligt dit aandeel rond de 15%. Waterland Oost (De Munt en de omgeving van de Rijperweg) was voorheen nog een belangrijk gebied voor de kemphaan. In 2012 is de soort niet meer als broedvogel vastgesteld.
Hogere dichtheden in (natuur)gebieden met hoge waterpeilen Binnen het onderzoeksgebied komen aanzienlijke verschillen in dichtheid voor. De dichtheid van grutto en tureluur ligt iets boven het gemiddelde in de Noord-Hollandse veen weidegebieden. Deze gemiddelden zijn voor een b elangrijk deel bepaald met gegevens uit 2009. Figuur 3.2 geeft de (relatieve) dichtheid van de beleidsoorten. Naast gebieden met lage dichtheden (<20 broedparen per 100 ha) komen er plaatselijk dichtheden voor van meer dan 100 broedparen per 100 ha. Er zijn nog een aantal k leinere ‘hotspots’ met extreem hoge dichtheden van meer dan 200 broedparen per 100 ha. Deze liggen in het noordelijk deel van het Ilperveld, Opperwoud, op Marken en bij De Munt. Omdat bijna de helft van het aantal broedparen van beleidsoorten in het onderzoeksgebied uit grutto’s bestaat, is
15
Haffel
Eierland
soort
Tabel 3.1. Aantal territoria en dichtheden (per 100 ha) van weidevogels en overige soorten, vastgesteld in het zuidelijk deel van Waterland in 2012. De weidevogels zijn uitgesplitst in beleidsoorten Noord-Holland en overige weidevogels.
Beleidsoorten Noord-Holland grutto
20204
23331 23332 23331 23333 23332 23334 23335 23333 23336 23334 23337 23335 23341 23336 23342a 23342b 23337 23343 23341 23345 23342a 26400a 23342b 26400b 34102 23343 35000 23345 35100
26400a
tel gebied naam
Belmermeer Broekermeer zuid Belmermeer Broekermeer noord Broekermeer Noordmeerzuid Polder Katwoude Broekermeer noord west Polder Katwoude oost Noordmeer Marken Moeniswerf Polder Katwoude west Marken Witte Werf Polder Katwoude oost Marken Kerkbuurt Monnickenmeer Marken Moeniswerf Polder Purmerland Marken Witte Werf west Polder Purmerland noordoost Marken Kerkbuurt Polder Purmerland zuidoost Monnickenmeer Twiske zuidoost Ilperveld Polder Purmerland west Varkensland Polder Purmerland noordoost Rietbroek en Monnikenbroek Polder Purmerland zuidoost Keerngouw, Binnen- en Buitenweeren
telgebied telgebied naam
tel gebied
01100 03000a 01100 03000b 03000a 05200 10210 03000b 10220 05200 12000a 10210 12000b 10220 12000c 12700 12000a 17102 12000b 17103 12000c 17104 12700 20204 23314 17102 23321 17103 23324 17104 23325
tel gebied naam
tel gebied
telgebied telgebied naam
Verdeek en Buitengouw Binnengouw Verdeek en Buitengouw Opperwoud Binnengouw Omgeving Kerk Ae Rijperweeren Opperwoud en Uitdammer Die Zuiderwoude Omgeving Kerk Ae Omgeving Barnegat Rijperweeren en Uitdammer Die Bloemendalerweeren en Ransdorperdie Zuiderwoude De Munt en Kinsel Blijkmeerpolder Omgeving Barnegat Groote Blauwe Polder en en Ransdorperdie Burkmeer Bloemendalerweeren Omgeving Durgerdammer Diepolder
De Munt en Kinsel
Zuiderpolder Edam Lange Weeren
Blijkmeerpolder Zuiderpolder Edam Volgertocht Poppendammerweeren Groote Blauwe Polder en Burkmeer De Nes Omgeving Durgerdammer Diepolder Polder IJdoorn Zuiderpolder Edam Lange Weeren
Twiske zuidoost
26400b
Zuiderpolder Edam Volgertocht
23314
Ilperveld
34102
Poppendammerweeren
23321
Varkensland
35000
De Nes
23324
Rietbroek en Monnikenbroek
35100
Polder IJdoorn
23325
Keerngouw, Binnen- en Buitenweeren
Figuur 3.1 Overzichtskaart met onderzochte telgebieden in het zuidelijk deel van Waterland in 2012.
16
1.589
23,4
tureluur
774
11,4
scholekster
466
6,9
slobeend
197
2,9
kuifeend
177
2,6
veldleeuwerik
116
1,7
gele kwikstaart
56
0,8
watersnip
32
0,5
zomertaling
15
0,2
wintertaling
1
< 0,1
3.423
50,4
1.463
21,5
848
12,5
totaal beleidsoorten (a) Overige weidevogels kievit krakeend graspieper
256
3,8
totaal overige weidevogels (b)
2.567
37,8
totaal weidevogels (a + b)
5.990
88,2
Overige soorten bergeend
234
knobbelzwaan
106
kluut
37
visdief
34
tafeleend
7
kwartelkoning
1
bontbekplevier
1
het niet zo verwonderlijk dat figuur 3.3 – met de (relatieve) dichtheid van grutto’s – in grote lijnen hetzelfde beeld laat zien als figuur 3.2. De hiervoor genoemde gebieden zijn ook de plaatsen waar hoge dichtheden van grutto’s voor komen (≥50 territoria/broedparen per 100 ha). Ook voor de grutto bestaan er ‘hotspots’ met extreem hoge dichtheden (≥100 territoria/broedparen per 100 ha), bijvoorbeeld in het gebied Verdeek ten zuiden van Monnickendam.
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
Kerngebieden en beleidsoorten De provincie zet zich ten aanzien van het weide vogelbeheer, vooral in op gebieden waar bepaalde minimum dichtheden aan weidevogels voorkomen, de zogeheten kerngebieden. Hierbij worden twee typen kerngebieden onderscheiden: gruttokern gebieden en weidevogelkerngebieden. Tezamen vormen zij de weidevogelleefgebieden van NoordHolland. De afbakening is als volgt: Gruttokerngebieden: conform de beleidsadviezen van het landelijk Weidevogelverbond worden de gruttokerngebieden gedefinieerd als gebieden met minimaal 10 gruttobroedparen per 100 ha. Weidevogelkerngebieden: voor de afbakening hanteert de provincie de ondergrenzen van het Weidevogelverbond. Weidevogelkerngebieden bezitten minimaal 20 broedparen per 100 ha van de beleidsoorten: gele kwikstaart, grutto, kemphaan, kuifeend, scholekster, slobeend, tureluur, veldleeuwerik, watersnip, wintertaling en/of zomertaling. Graspieper, kievit en krakeend worden bij de dichtheidsbepaling van de weidevogelkerngebieden wel geteld, maar niet meegewogen.
De gebieden met hoge dichtheden liggen alle in gruttokerngebieden en geheel of gedeeltelijk in natuurgebieden. Daarnaast zijn het zonder uitzondering gebieden met hoge waterpeilen, dat wil zeggen gebieden met een waterpeil dat zich minder dan 40 cm onder het maaiveld bevindt. Van de overige weidevogels is de kievit de talrijkste. De dichtheid is momenteel echter veel lager dan de gemiddelde dichtheid in de periode 2006-2009. Daarbij moet worden opgemerkt dat in 2012 de laagste aantallen kieviten werden geteld sinds het begin van de provinciale weidevogel tellingen in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Soortenrijkdom: elf soorten op enkele plekken Naast de dichtheden is de soortenrijkdom ook een graadmeter voor de kwaliteit van weidevogelgebieden. Figuur 3.4 geeft het aantal soorten weidevogels per 500 bij 500 m gridcel. Vergelijken we de figuur met de figuren 3.2 en 3.3, dan valt op dat de soortenrijke gebieden met meer dan acht soorten, grotendeels samenvallen met gebieden met hoge dichtheden. De ‘hotspots’ vallen zonder uitzondering samen met gridcellen met de hoogste soortenrijkdom.
17
3. Het weidevogelseizoen 2012
Tabel 3.2 Aantal territoria en dichtheden (per 100 ha) van weidevogels, vastgesteld in het zuidelijk deel van Waterland in 1999-2000, 2008-09 en 2012. De weidevogels zijn uitgesplitst in beleidsoorten Noord-Holland en overige weidevogels. De getelde oppervlakte bedraagt voor alle vier tellingen 6.398 ha grasland en bouwland.
aantal
soort
dichtheid 200809
2012
19992000
2006
200809
2012
19992000
2006
Beleidsoorten Noord-Holland grutto
Figuur 3.2 Relatieve dichtheid (aantal broedparen per 100 ha) van kritische weidevogels in het zuidelijk deel van Waterland in 2012.
Figuur 3.3 Relatieve dichtheid (aantal broedparen per 100 ha) van de grutto in het zuidelijk deel van Waterland in 2012. Op enkele locaties broeden maar liefst tien tot elf soorten weidevogels. Wat in de vorige paragraaf is gezegd over de samenhang van gebieden met de hoogste dichtheden, natuurgebied en waterpeil geldt dus ook voor de soortenrijkdom. Met andere woorden: de meest rijke en complete weidevogelgemeenschappen komen vooral voor in gebieden met een hoog waterpeil of in natuurgebieden.
18
1.559
1.555
1.986
2.425
24,4
24,3
31,0
37,9
tureluur
764
801
773
730
11,9
12,5
12,1
11,4
scholekster
447
488
568
643
7,0
7,6
8,9
10,1
slobeend
195
233
260
180
3,0
3,6
4,1
2,8
kuifeend
160
182
139
94
2,5
2,8
2,2
1,5
veldleeuwerik
116
113
187
301
1,8
1,8
2,9
4,7
gele kwikstaart
56
60
36
84
0,9
0,9
0,6
1,3
watersnip
32
26
40
19
0,5
0,4
0,6
0,3
Veel soorten nemen af, kuifeend neemt toe
zomertaling
15
18
19
17
0,2
0,3
0,3
0,3
In de periode 1999-2012 is het totaal aantal van de beleidsoorten in het gebied afgenomen van ruim 4.500 tot ruim 3.300 broedparen, van bijna 70 tot 52 broedparen per 100 ha (-25%) (zie tabel 3.2).
wintertaling
1
7
5
8
<0,1
0,1
0,1
0,1
kemphaan
-
1
7
6
-
<0,1
0,1
0,1
3.345
3.484
4.020
4.507
52,3
54,5
62,8
70,4
Voor de grutto is de afname nog iets groter van ruim 2.400 tot ongeveer 1.560 broedparen, van 38 tot ruim 24 per 100 ha (-35%). De sterkste afname komt voor rekening van de veldleeuwerik. Deze soort is sinds 1999 met ruim 60% afgenomen. Niet alle beleidsoorten zijn in de genoemde periode afgenomen. Tureluur, watersnip, slobeend en zomertaling zijn min of meer gelijk gebleven, de kuifeend is duidelijk toegenomen. Bij de overige weidevogels (kievit, krakeend en graspieper) lijkt de afname mee te vallen (-18%). Dat beeld klopt echter niet voor de kievit, want deze soort is juist sterk afgenomen (-44%). Vanwege de sterke toename van de krakeend (van 268 naar 821 paar), wordt deze afname gemaskeerd.
kievit
1.463
1.877
2.595
2.578
22,4
29,3
40,6
40,3
krakeend
821
785
765
268
12,8
12,3
12,0
4,2
graspieper
255
242
198
233
4,0
3,8
3,1
3,6
totaal overige weidevogels (b)
2.512
2.904
3.558
3.079
39,3
45,4
55,6
48,1
totaal weidevogels (a + b)
5.857
6.388
7.578
7.586
91,5
99,8
118,4
118,6
Figuur 3.4 Soortenrijkdom in het zuidelijk deel van Waterland in 2012 (aantal soorten per 500m gridcel).
Naast de aantalsvergelijking van de vier gebiedsdekkende tellingen zijn ook de veranderingen in ruimtelijke patronen interessant. Figuur 3.5 toont aan dat er grote verschillen zijn in de dichtheden van de beleidsoorten. In 1999-2000 komen er vrijwel overal nog vrij hoge tot hoge dichtheden voor. De locaties met hoge dichtheden (≥50 broedparen per 100 ha) vallen in twee deelgebieden uiteen: delen van het Ilperveld en Varkensland in het westen en delen van Waterland Oost en Marken in het oosten. In het centrale deel is als het ware
totaal beleidsoorten (a) Overige weidevogels
een wig met lagere dichtheden ontstaan, lopend van noord naar zuid. Hierbij is vooral ook de grote afname in de Polder Katwoude opvallend. Hetzelfde beeld vinden we ook terug bij de grutto (figuur 3.6), zij het nog wat extremer. Bij deze soort is de concentratie naar steeds kleinere gebieden met hoge dichtheden nog duidelijker.
met ongeveer 30% en is de dichtheid van de grutto bijna gehalveerd. Binnen de EHS is de totale dichtheid aan weidevogels vrijwel gelijk gebleven en is de dichtheid van de grutto slechts met 12% afgenomen. Zelfs bij een (vroeger) weinig kritische soort als de kievit is er een verschil in trend. Buiten de EHS neemt het aantal af met 50%, binnen de EHS met ongeveer 35%.
Dichtheid in EHS vrijwel gelijk gebleven
Weidevogels trekken zich terug in kleine gebieden De oorzaken van de grote veranderingen moeten vooral worden gezocht in de intensivering van het landbouw kundig beheer, in combinatie met verlagingen van het waterpeil in grote delen van het landbouwgebied. In een aantal natuurgebieden is overextensivering van het beheer een factor voor afname (Ilperveld en Varkensland). Daar-
Hoe zijn de veranderingen binnen en buiten de EHS? Figuur 3.7 geeft de dichtheid van de grutto, de overige beleidsoorten en overige weidevogels binnen en buiten de EHS weer, vastgesteld tijdens de vier gebiedsdekkende tellingen in de periode 1999-2012. Buiten de EHS is de totale dichtheid aan weidevogels in die periode afgenomen
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
19
3. Het weidevogelseizoen 2012
Literatuur Provincie Noord-Holland, Structuurvisie 2040. Haarlem. Scharringa, K. (C.J.G.), F. Visbeen, D.M. Hoogeboom, 2012. Weidevogels in het zuidelijk deel van Waterland. Analyse van veldresultaten uit 2012 in relatie tot het provinciale beleid. Rapportnummer 12-042 Landschap Noord-Holland, Heiloo. Scharringa, K. (C.J.G.), D.M. Hoogeboom, F. Visbeen, 2013. Het provinciale weidevogelmeetnet in 2012. Jaarboek weidevogels 2012. Van Dijk A.J. & A. Boele 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
20
EHS
buiten EHS 200
150
200
overige weidevogels overige beleidssoorten grutto
150 dichtheid
naast speelt lokaal predatie mogelijk een rol in de afname (Polder IJdoorn, Varkensland, Rietbroek en Monnikenbroek). Op grond van dit onderzoek blijkt dat de weidevogels zich steeds meer concentreren in kleinere gebieden die bijna altijd samenvallen met de EHS en/of gebieden met hoge waterpeilen. Ook in het meetnet is vastgesteld dat de EHS voor weidevogels steeds belangrijker wordt (Scharringa et al. 2013).
Figuur 3.6 Relatieve dichtheid (aantal broedpaar per 100 ha) van grutto in het zuidelijk deel van Waterland in 1999-2000, 2008-09 en 2012 (Bron: zie figuur 3.5).
dichtheid
Figuur 3.5 Relatieve dichtheid (aantal broedpaar per 100 ha) van beleidsoorten in het zuidelijk deel van Waterland in 1999-2000, 2008-09 en 2012 (Bron: PNI, Weidevogelmonitor Laag Holland 2006, Weidevogelmonitor Noord-Holland 2009, Staatsbosbeheer/Sovon 2008)
100
50
0
overige weidevogels overige beleidssoorten grutto
100
50
1999-2000
2006
2008-2009
2012
0
1999-2000
2006
2008-2009
2012
Figuur 3.7 Dichtheden van grutto, overige beleidsoorten en overige weidevogels binnen (boven) en buiten (onder) de EHS in het zuidelijk deel van Waterland in 1999-2000, 2008-09 en 2012 (* = gerealiseerde natuur met toegekende natuur beheertypen N10.02, N12.02 en N13.01).
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
21
Hoofdstuk 4
Peter Mol en Krijn Trimbos
elen vroegen zich af wat deze late winterse periode voor V gevolgen zou hebben.
4.1 Seizoensverloop
Rillen in het voorjaar
We dachten eind januari met een uiterst zachte en kwak kelende winter geruisloos naar het weidevogelseizoen te glijden. Kieviten gingen al richting Nederland en op diverse plekken waren al scholeksters op de verzamelplek te zien. In de laatste dagen begonnen de temperaturen echter alsnog te dalen en op 3 februari sloeg de winter genadeloos toe. Zeer strenge vorst en grote h oeveelheden sneeuw, met name in de westelijke helft van Nederland, waren plots een feit. Het strenge winterweer hield bijna twee weken aan, net niet genoeg om de zo g ewenste Elfstedentocht te laten plaatsvinden. Half februari kleurden de weilanden weer groen, maar kieviten en scholeksters waren verdwenen.
Na de kou leek het vroege voorjaar een kopie te worden van het jaar er voor, met aanhoudende droogte in de tweede helft van februari en in maart. Het scenario voor greppeldrasplas projecten werd al van stal gehaald. Het liep echter anders. Vanaf eind maart volgde eerst een wisselvallige en vervolgens een kletsnatte en uiterst kille april- en meimaand. Tot begin juni werd het regelmatig niet warmer dan een graad of 10 en 2 juni kende zelfs een koude record met een maximum temperatuur van 8 graden. Begin maart, terwijl weer tientallen nieuwe vrijwilligers de twee beginnerscursussen doorliepen, werd er driftig naar het eerste kievitsei uitgekeken. Die werd uiteindelijk
evonden op 10 maart in het Friese Oudehaske. Het eerste g kievitsei in Noord-Holland kwam op naam van boer Maarten Hellingman, die op 11 maart het eerste legsel vond op zijn bedrijf bij Oosthuizen. Maar het enthousiasme werd snel getemperd. Waar in de tweede helft van maart de kievitenbalts te horen zou moeten zijn, bleef het op veel weilanden en maïslanden akelig stil. Waar waren de kieviten? Zou het aantal in de loop van het seizoen nog aantrekken? Bij de grutto’s was het beeld anders. Die werkten trouw hun gebruikelijke schema af en de aantallen leken niet veel af te wijken van het jaar ervoor. Integendeel, gebieden als de Eilandspolder, Alkmaar en Texel meldden zelfs meer grutto’s dan ze de afgelopen jaren gewend waren. Het eerste gruttoei in Noord-Holland en tegelijk ook Nederland werd gevonden op 22 maart door Dick Smit bij Westzaan. Ook het eerste tureluur-ei in Nederland werd gevonden in Noord-Holland door Tjaard Weijer in polder Zeevang. Uiteindelijk werd ook het eerst scholekster-ei van Nederland in Noord-Holland gevonden. Een paar scholeksters in de buurt van Schagen vestigden een nieuw Nederlands record door al op 26 maart een eerste ei te leggen. Dat is de vroegste datum die ooit is vastgesteld voor het eerste scholekster-ei in Nederland.
Een zege of een ramp? Het aanhoudende natte en koude weer riep bij velen de vraag op wat er van de opgroeiende kuikens terecht zou komen. Immers, bij temperaturen rond de 10 graden heb je niet veel insecten, dus konden er wel eens heel veel pullen verhongeren. Of zorgden de lage temperaturen er juist voor dat er niet vroeg gemaaid kon worden vanwege de trage grasgroei, waardoor de kuikens veel meer overlevings kansen hadden dan in andere jaren? En waren er nou echt zo weinig kieviten zoals sommigen beweerden, of viel het uiteindelijk wel mee?
Vrijwilligers met registratieboekje • foto: Joke hartdorff
Indrukken kunnen pas weerlegd of bevestigd worden als er onderzoek wordt verricht, of als de uiteindelijke resultaten van de gevonden legsels bekend zijn. In het geval van de kievit bevestigde zowel een onderzoek van SOVON als de legselresultaten dat er sprake was van een enorme terugval. Zo werden in Noord-Holland dit jaar slechts 6755 kievitsnesten gevonden, tegen 7696 in 2011. Dat is maar liefst een terugval van 12 procent in één jaar. Hoe de broedresultaten van de wel aanwezige kieviten waren en of hun kuikens de kou hebben overleefd, is niet duidelijk, aangezien er geen onderzoek naar wordt verricht. Wel kan aan de hand van de legselgegevens van het landelijke registratie systeem van de weidevogelbescherming worden geconcludeerd dat er net als in 2011 sprake was van een geringe predatiedruk. Uiteraard waren er wel weer gebieden die een uitzondering
22
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
maarten hellingman vindt eerste kievitsei • foto: wim tijsen
Algemene indrukken van het weidevogelseizoen 2012
vormden op deze trend, zoals de Krommenieer Woud polder en de Zuidelijke Schermer. Bij grutto’s is het beeld duidelijker. Er kwamen in 2012 inderdaad meer grutto’s in Noord-Holland tot broeden dan in het als slecht jaar bekend staande 2011. Wat dat betreft lijken de grutto’s zich inderdaad enigszins van de extreem droge omstandigheden van toen te hebben hersteld en nu wel tot broeden te zijn overgegaan. Ook de alarmtellingen die in mei of begin juni werden gehouden, lieten bemoedigende resultaten zien. Zo werden er veel alarmerende gruttoparen geteld (meer dan 50% van het aantal getelde broedparen) in de Zeevang, het Oosterveld bij Limmen en in het Wormeren Jisperveld. Negatieve resultaten (minder dan 50% alarmerende paren ten opzichte van het aantal broedparen) zagen we bij Zuiderwoude en in de Schaalsmeerpolder. Maar de algemene trend lijkt toch positiever te zijn dan de afgelopen jaren. Vogelbescherming Nederland concludeerde in januari van dit jaar in haar Nieuwsbrief dat grutto’s in 2012 60% meer jongen hadden groot gebracht dan in 2011. Het natte en koude voorjaar lijkt door de late maaidata en de trage grasgroei voor grutto’s inderdaad een zege te zijn geweest en niet een ramp. Bij de tureluurs vertoonden de nestgegevens uit zowel Laag Holland als de rest van de provincie een lichte afname. Dit is een breuk met de trend van de laatste jaren, die steeds een lichte vooruitgang of een stabiele situatie liet zien. Ten aanzien van de scholekster zien we na jaren van gestage af name ineens een stijging van zo’n 200 nesten in 2012. Zouden we de negatieve trend dan eindelijk gekeerd hebben? Uiteraard is dit iets wat de komende jaren zal moeten blijken.
23
4. Algemene indrukken van het weidevogelseizoen 2012
•
vrijwilligers plaatsen stokken bij nest • foto: wim tijsen
Financiering Provincie Noord-Holland Landschap Noord-Holland Nationale Postcode Loterij
Terugval van kieviten roept veel vragen op De resultaten van 2012 roepen vele vragen op. Hoe komt het dat er zo’n grote terugval in het aantal kieviten was? En is de terugval onderdeel van een langere termijn trend of was er sprake van een incident? Als we terugkijken naar de aantallen gevonden kievitsnesten in de jaren voorafgaande aan 2012, zien we een gestage en toenemende achteruitgang. Deze achteruitgang blijkt ook uit het Noord-Hollandse weidevogelmeetnet. Er is dus inderdaad sprake van een negatieve trend die zich met de jaren versterkt. Wellicht gaat de kievit hiermee de grutto achterna en zal de soort uit een groot aantal weidevogelgebieden in Nederland verdwijnen. Toch lijkt er dit jaar wel iets speciaals aan de hand te zijn. De achteruitgang van het aantal ge vonden nesten lijkt een stuk groter te zijn dan op basis van de negatieve trend kon worden verwacht. Een mogelijke verklaring van deskundigen is dat de kieviten werden verrast door de plotseling invallende winter, precies op het moment dat velen zich aan het klaarmaken waren om de territoria weer te bezetten. Veel kieviten moesten daarom alsnog naar Frankrijk en Engeland uitwijken en zijn door een matige conditie of vanwege een ontmoeting met Franse jagers niet meer teruggekomen. Daar kwam bij dat 2011 voor kieviten vermoedelijk een zeer slecht jaar was vanwege de langdurige droogte in de lente van dat jaar. Er zijn toen waarschijnlijk weinig pullen grootgebracht. Deze twee veronderstellingen; minder kieviten die terugkwamen om te broeden en een slecht broedresultaat in 2011 zorgden
24
•• • • • • • •• • ••
Activiteiten: Werven, opleiden en informeren van vrijwilligers en boeren Bijwonen en organiseren van start- en/of evaluatieavonden Verspreiden van beschermingsmaterialen (stokken, nestbeschermers etc.) Opleidingen voor het optimaal gebruik van de website voor legselgegevens Opleidingen in het inventariseren en alarmtellen Opleidingen in het veld voor onervaren vrijwilligers door veldmedewerkers Verwerken en beheren van legselgegevens in het landelijke weidevogelprogramma Begeleiding bij de collectieve gebiedsplannen Afstemming en samenwerking met Landschaps beheer Nederland, andere provincies en de NoordHollandse agrarische natuurverenigingen.
voor een versnelde terugval van het aantal kieviten in 2012. Of 2013 weer een opleving zal laten zien is zeer de vraag, gezien de negatieve trend die de kieviten al een reeks van jaren laten zien.
Het tureluurraadsel en meevallers Een groot raadsel blijft waarom de tureluurs het juist iets slechter deden dan de vorige jaren, terwijl de grutto juist lijkt te hebben geprofiteerd van de omstandigheden in 2012. Ook voor tureluurs leken die namelijk gunstig. Tot nu toe wist niemand met een mogelijke verklaring te komen. Tot slot moeten nog twee winnaars worden genoemd die sterk van het natte en koude voorjaar hebben geprofiteerd. Er kwamen in 2012 beduidend meer slobeenden en zomertalingen tot broeden in Noord-Holland dan in de afgelopen jaren. Zo zorgen zij samen met de grutto’s toch voor een leuke bonus die ons met enige hoop het jaar 2013 tegemoet laat gaan.
4.2 Opvallende beschermingszaken Door het koude en natte voorjaar werden er minder nestbeschermers gebruikt dan in 2011. Over 390 legsels is een
nestbeschermer geplaatst, ten opzichte van 798 in het vorige jaar. Er werd ook om minder nesten heen gemaaid. Bij 429 nesten dit jaar, tegen 762 nesten in 2011. Door de regelmatige regenval en lang aanhoudende kou konden de koeien dit voorjaar pas laat naar buiten. Tevens zorgde het weer voor een laat maaiseizoen, waardoor het nest van relatief veel vogels al uitgekomen was in de maaiperiode. Dat betekende ook dat er veel minder beschermings handelingen, bij bemesten en rollen, uitgevoerd hoefden te worden dan in het voorgaande jaar. Het droge en mooie weer vanaf eind februari zorgde ervoor dat al deze agrarische werkzaamheden al ruim vóór het broedseizoen plaats konden vinden.
Vrijwilligers en cursussen Ook in 2012 bleef het animo voor weidevogelbescherming groot. Het vrijwilligersbestand steeg van zo’n 1000 naar 1011 vrijwilligers en er zijn 104 nieuwe vrijwilligers ingestroomd. In totaal volgde 71 mensen de basiscursus weidevogelbescherming in Purmerend of Wormer. Voor de al meer ervaren beschermers zijn in 2012 vervolgcursussen georganiseerd. Deze cursus is gegeven op een speciale cursusavond in Purmerend, maar ook tijdens de lokale startavonden, zoals in West-Friesland en Westzaan. Verder werd er in Heiloo op het kantoor van Landschap Noord-Holland een cursus gegeven voor het invoeren van legselgegevens en optimaal gebruik van de weidevogelbescherming website. Hier namen zo’n 15 vrijwilligers aan deel. In april en mei werd de cursus inventariseren en alarmtellen (van territoria) aan 18 enthousiaste vrijwilligers gegeven. Hierbij werd een inventarisatieronde in april en een alarmtelling in mei verzorgd, beide bestaande uit een theorie-avond met aansluitend een praktijkochtend. Op deze manier konden zo’n 25 vrijwilligers nog meer verdieping aanbrengen in hun kennis omtrent weidevogelgedrag.
Holland werden in 2012 minder legsels gevonden en beschermd. Uitschieters waren de groep Water, Land en Dijken met zo’n 700 legsels minder en de groepen Uitgeest/ Akersloot en IVN West-Friesland waar in beide gevallen zo’n 300 legsels minder werden gevonden en beschermd. Wederom werd de daling hier voornamelijk bepaald door de afname van het aantal gevonden kievitslegsels. Positieve uitschieters waren dit jaar de groepen Texel (+700) en Schagen (+100).
4.3 Weidevogels op het Internet www.weidevogelbescherming.nl De site staat boordevol informatie over de weidevogelbescherming in Nederland. www.kenniscentrumweidevogels.nl Hier vindt u alle kennis over weidevogels en weidevogelbeheer in NoordHolland samengebundeld. www.weidevogels.nu De site is bedoeld voor weidevogel belangstellenden, boeren, beleidsmakers en natuurbeschermers. www.weidevogelskijken.nl van zaterdag 21 tot en met zondag 29 april vindt de Landelijke Weidevogelkijkweek 2012 plaats. Op dit webadres vindt u de diverse locaties waar u in de Weidevogelkijkweek naar weidevogels kan kijken. www.beheerweidevogels.nl Op deze website wordt het weidevogelbeheer op een praktische en overzichtelijke manier zeer volledig uitgelegd.
Weidevogelseizoen 2012 per regio Het oppervlak beschermde hectares kwam uit op ruim 22.624 hectare bouw- en weiland en nam dit jaar weer licht toe met 466 hectare ten opzichte van 2011. Het totale aantal gevonden legsels in onze provincie daalde met ruim 600 legsels tot 13.948. Dit verschil werd voornamelijk veroorzaakt door de afname van het aantal gevonden kievitslegsels. Het zeer koude winterweer in februari 2012 heeft dus duidelijk zijn gevolgen gehad. Zonder de forse afname van het aantal kievitslegsels steeg het aantal beschermde nesten zelfs ten opzichte van 2011 met 250 legsels. De rest van het relatief natte en koude voorjaar heeft voor de overige soorten gelukkig gezorgd voor een redelijk positief weidevogelseizoen. Bij de meeste weidevogelgroepen in Noord-
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
scholekster • foto: maarten hotting
Coördinatie Landschap Noord-Holland, Krijn Trimbos en Wim Tijsen
25
4. Algemene indrukken van het weidevogelseizoen 2012
Tabel 4.1 Legsels per soort 2012 met uitkomstresultaat en verliesoorzaak.
Tabel 4.2 Beschermingsactiviteiten 2012 per soort
26
0 0 0 0 0 3 0 0 0 1 0 7 211 696 0 2 2 0 10 2 19 0 0 191 20 0 108 0 9 1 37 0 1 1320
80.82
19.18
onbekend
100.00 100.00 100.00 66.67 0.00 50.00 100.00 100.00 100.00 89.66 90.00 31.25 82.12 79.50 100.00 90.91 64.71 95.45 75.58 89.13 87.69 50.00 100.00 83.85 72.25 100.00 82.12 100.00 81.08 76.92 67.44 100.00 82.35 80.82
overige
predatie
0 0 0 1 0 7 0 0 0 3 1 11 371 1248 0 3 6 1 21 5 24 1 0 319 48 0 196 0 14 3 56 0 3 2342
verlaten
% uitgekomen
13 3 2 2 0 7 2 3 3 26 9 5 1704 4839 2 30 11 21 65 41 171 1 2 1656 125 3 900 21 60 10 116 1 14 9868
werkzaamheden
niet uitgekomen
13 3 2 3 0 14 2 3 3 29 10 16 2075 6087 2 33 17 22 86 46 195 2 2 1975 173 3 1096 21 74 13 172 1 17 12210
beweiden
uitgekomen
13 3 2 3 1 22 2 3 3 34 11 25 2350 6764 2 41 20 22 91 50 211 5 2 2478 193 3 1270 28 84 14 194 2 20 13966
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 5 16 0 0 0 0 0 0 0 0 0 10 0 0 2 0 0 0 2 0 0 36
0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 1 0 14 135 0 0 0 0 3 0 0 0 0 18 9 0 6 0 0 0 1 0 0 189
0 0 0 1 0 2 0 0 0 1 0 2 74 210 0 1 2 1 5 2 3 1 0 39 13 0 67 0 2 1 10 0 2 439
0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 1 14 5 0 0 0 0 1 0 0 0 0 7 0 0 4 0 0 0 0 0 0 33
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 52 182 0 0 2 0 2 1 2 0 0 54 5 0 9 0 3 0 6 0 0 318
10.81
0.29
1.55
3.6
0.27
2.6
Bergeend Eend onbekend Gele kwikstaart Graspieper Grutto Kievit Knobbelzwaan Kokmeeuw Krakeend Kuifeend Meerkoet Patrijs Scholekster Slobeend Tureluur Veldleeuwerik Visdief Waterhoen Wilde eend Zomertaling Totaal % van totaal
BM
43 330
43
GB
76
2 1 1 25
68 2.99
50 5 18
17
NB
2 1 67 137 1
2 3
2
101 4 66 1 3
1 2
1
2
450 19.79
99 4.35
390 17.15
OM 2 4 1 124 85
6 5 4 1 78 24 89 2
3 1 429 18.87
OV 1 1
PE
RS
ZP
4 186
6 217
5 106
12 155
1 1
2
3
1 41 1 1
32 1
1
9
238 10.47
268 11.79
4
36 1
1
9 116 5.1
216 9.5
Totaal 1 3 6 2 261 1335 1 1 14 8 9 1 384 36 177 3 3 1 27 1 2274
AA = bij aanaarden, BM = bij bemesten, GB = bij gewasbescherming, NB = bij beweiden, OM = bij maaien, OV = bij overige activiteiten, PE = bij ploegen en/of eggen, RS = bij rollen en/of slepen, ZP = bij zaaien en/of poten
watersnip in plasdras • foto: joke huijser-spekken
Percentage van bekend resultaat
bekend
Bergeend Bontbekplevier Br kiekendief Brandgans Canadese gans Eend onbekend Eidereend Fazant Fuut Gele kwikstaart Graspieper Grauwe gans Grutto Kievit Kleine plevier Kluut Knobbelzwaan Kokmeeuw Krakeend Kuifeend Meerkoet Nijlgans Patrijs Scholekster Slobeend Tafeleend Tureluur Veldleeuwerik Visdief Waterhoen Wilde eend Witte kwikstaart Zomertaling Totaal
AA
verlies
totaal
resultaat
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
27
4. Algemene indrukken van het weidevogelseizoen 2012
Hoofdstuk 5
Weidevogelbeschermingsgroepen Noord-Holland
Verschillende onderwerpen onder de loep
1. Alkmaar/Heiloo Floris Parlevliet Middelhof 47 1851 BW Heiloo 06-42243420 2. Assendelft Piet Grotenhuis Hornlaan 4 1566 VM Assendelft 075-687 5925
[email protected] 3. Behoud Hekslootpolder Tom van den Boomen Leidsevaartweg 79 1206 NB Heemstede 06-557 15 290 4. Castricum J. Kuys Oosterbuurt 5 1902 RS Castricum 5. Den Helder Fokke Terpstra Praamstraat 103 1784 NL Den Helder 0223-635 363 6. Westelijk Eemgebied Frits During Klaproos 23 3755 HW Eemnes 035-531 0902 Gert Bieshaar Zevenerdrift 16 1251 RC Laren 035-531 1002 7. Heemskerk Robert Stoker Weverskwartier 92 1967 JB Heemskerk 0251 823915
[email protected] www.dekampen.com
28
9. IVN Amstelveen 15. Ouderkerk Evert van den Berg Aad van Paassen Sluisvaart 150 R. de Beerenbroucklaan 44 1191 HH Ouderkerk a/d 1181 XT Amstelveen Amstel 020-641 2548 020-496 4696
[email protected] 10. IVN Westfriesland www.coherente.nl/ Geert Pietersen home/werkgroepen/ De Greppel 37 werkgroep_ouderkerk/ 1611 JN Bovenkarspel Vogelwerkgroep 0228-523565 11.Krommeniërwoud polder Henny T. van Furstenberg Mariënstein 168 1852 SM Heiloo 0645223110
[email protected] 12. Eilandspolder Theo de Wit Kromme Horn 35 1484 EG Graft 0299-673261
[email protected] Monique van Hoogstraten Boeijerstraat 1 1483 TG De Rijp 0299-674516
[email protected] 13. Noorderkoggen Harry Vrieze Molenstraat 3 1655 KC Sijberkarspel 0229-591 618 14. Obdam/Hensbroek e.o. Simon Dingerdis Akkerstraat 3 1713 BL Obdam 0226 45 26 63
Jan Lugtig Brederodelaan 31 1713 BL Obdam
16. Schagen Joop Jong Zwarteweg 11b 1735 GK ’t Veld 0226 422 049 17. Oosterzijpolder Peter Scholten Dompvloedlaan 20 1851 NP Heiloo 072-533 6397 Herman Pols Oranjelaan 15 1815 JP Alkmaar 18. Spaarnwoude Martin Ikelaar Rosenholm 42 2133 EL Hoofddorp 023-563 1239 19. Water, Land en Dijken Koemarkt 53-1 1441 DB Purmerend 0299-437 463
22. Weilanden Henk Al Bob van Duin Uranuslaan 40 1562 XB Krommenie 075-628 7445
H5A. Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: ruimte voor verbetering van het collectieve weidevogelbeheer
23. Vechtstreek Carolien Krijnen Noordpolderweg 3 1398PE Muiden 0294-263868
[email protected]
Inmiddels weten alle agrarisch natuurbeheerverenigingen dat Nederland zeer kritisch kijkt naar het agrarisch natuurbeheer. Vooralsnog lijken de kosten niet op te wegen tegen de resultaten van het agrarisch natuurbeheer, waarbij met name de uitvoeringskosten te hoog zijn. Daarnaast is de beoogde efficiëntieslag van de subsidieregeling SNL ten ondergegaan aan de omslachtige en bureaucratische EU-regelgeving. Toch beginnen langzamerhand de eerste successen van het mozaïekbeheer zichtbaar te worden: in bepaalde polders stabiliseert of herstelt de weidevogelstand zich.
24. Westzijderveld Zuid-Oost Herman Hop Burgemeester Smitstraat 29 1501 RN Zaandam 25. Westzaan G. Groot J.J. Allanstraat 170 1551 RP Westzaan 075-614 3992 Tijs Klerk Hendrik Andriessenstraat 41 1544 MT Zaandijk 26. Wieringen Anne Schouten Westerlanderweg 11 1778 KK Westerland 0227 542618 aenbschouten@ quicknet.nl
20. Texel Giel Witte Noordwester 39 1791 HE Den Burg 0222- 313 895 21.VWG-Uitgeest Ineke Bijman Groot Dorregeest 7 1911 ND Uitgeest 0251-312241
[email protected]
= Winnaar Gouden Grutto
Astrid Manhoudt, Veelzijdig Boerenland
De herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) biedt ruimte voor een nieuw natuurbeheerstelsel. De EU heeft inmiddels onderkend dat agrarisch natuur beheer pas loont als er samenhang in beheer is: door het afstemmen van beheerlocaties en beheermaatregelen wordt het agrarisch natuurbeheer pas effectief. Goede aansturing vanuit het veld is dan essentieel. Ook de Nederlandse overheid ziet een grote rol voor collectieven in het GLB om zo maatschappelijke doelen effectief en efficiënt te realiseren met lagere uitvoerings kosten. Er moet meer ruimte komen voor ondernemerschap zodat beheer duurzaam kan worden georganiseerd. De verenigingen zijn zeer enthousiast over de nieuwe rol voor collectieven onder het GLB: groepen van boeren en andere grondgebruikers kunnen gezamenlijk subsidie aanvragen voor agrarisch natuurbeheer en andere EU-doelen in één gebied. Door de regie in het gebied te leggen zien de verenigingen veel kansen voor verbetering. Met name de sturing op inpasbaarheid bij de boeren en de ruimte voor regionaal maatwerk maakt dat de verenigingen meteen aan de slag willen. Voor het doelbereik van het agrarisch natuurbeheer zitten er ook vele voordelen aan het GLB. Door de regie in het gebied te leggen, zal er meer flexibiliteit in beheer mogelijk zijn met name tijdens het weidevogelseizoen. De rust perioden liggen nu landelijk vast, echter het uitkomst moment van de pullen verschilt tussen noord en zuid Nederland minimaal twee weken. Ook een vroeg of een laat voorjaar heeft hier nog veel invloed op. Deze variatie past niet binnen de regeling.
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
Daarnaast worden jaarlijks ruim voor aanvang van het weidevogelseizoen de beheerafspraken gemaakt. Als tijdens het weidevogelseizoen blijkt dat de weidevogels een andere plek in de polder hebben gevonden, dan zijn beheeraanpassingen moeilijk te organiseren. De weidevogel bescherming kan dan alleen houtje-touwtje op eigen initiatief geregeld worden en de beheersubsidie op andere locaties wordt voor niks uitbetaald. Ook de boeren zijn dan gefrustreerd, doordat er niet gemaaid mag worden terwijl er geen vogels zitten. Voor de overleving van de pullen is de samenhang tussen beheer, die de juiste kwaliteit kuikenland op het juiste moment moet opleveren, essentieel. Betere sturing vanuit het veld met behulp van modellen zoals Beheer-op-Maat kunnen daarbij helpen om knelpunten zichtbaar te maken en het collectief goed onderbouwd het gesprek met de boeren aan te laten gaan voor oplossingen. Nieuwe initiatieven voor, bijvoorbeeld aangepast peil beheer, greppel-plasdras of slootkant-plasdras, die direct effect hebben op de kwaliteit van het kuikenland, passen op dit moment echter niet in de regeling. Met een goede verantwoording moet ook het GLB hier ruimte voor bieden, zodat nieuwe inzichten in het weidevogelbeheer snel en effectief ingezet kunnen worden in de praktijk. De aanvraagbegeleiding van de boeren zal in het nieuwe stelsel via het collectief gaan lopen. De communicatie in het veld wordt kort en krachtig geregeld met één aanspreekpunt. Fouten door bijvoorbeeld overlap tussen collectieve en individuele aanvragen zijn dan weg. Dit levert duidelijkheid op naar de boer en resulteert in draagvlak en een gemotiveerde uitvoering van het beheer. Het collectief onder het GLB wordt breder opgevat dan alleen de agrarisch natuurvereniging: samenwerking tussen gebiedspartijen en draagvlak voor de uitvoering zijn belangrijke uitgangspunten die de kwaliteit van het beheer moeten verbeteren. Kortom er is veel winst te behalen, maar er moet nog veel geregeld worden voordat iedereen zover is. De collectieven moeten zich hierop gaan voorbereiden gezamenlijk met rijk, provincie en Veelzijdig Boerenland. Het collectief krijgt een grote verantwoordelijkheid, die vraagt om een zakelijke benadering en een goede aansturing in het veld. Duidelijke afspraken en actuele veldkennis zijn de basis om het GLB tot een succes te maken.
29
5. Verschillende onderwerpen onder de loep
H5B. Weidevogelgebied Eemland Jan Roodhart, Vereniging Natuurmonumenten
In het uiterste zuidoosten van de provincie Noord-Holland, ligt verscholen achter de geluidswal van de A27 en riet kragen van het Eemmeer, een prachtig open polderlandschap: het Eemland. Voor vele Noord-Hollanders is dit gebied onbekend als weidevogelgebied, misschien vanwege de geringe afmeting of misschien vanwege de grenslocatie met Utrecht. De oppervlakte in het Noord-Hollandse deel bedraagt ongeveer 200 ha, maar in het aangrenzende Utrechtse deel is deze oppervlakte meer dan 6000 ha. Het is een ideaal weidevogelgebied, met behoorlijke resultaten in het weidevogelbeheer.
eemland • foto: Paul Paris
Op het grensgebied van deze 2 provincies liggen 2 reservaten, “de Kampen” in Noord-Holland - in beheer bij Staatsbos beheer - en het reservaat “Noordpolder te Veld en Maat
polder” in Utrecht, beheerd door Vereniging Natuur monumenten. Gelukkig bestaat er voor onze weidevogels geen grens, zij zien dit als één gebied. De terreinbeherende organisaties zien het voor de weidevogels ook als één gebied en hebben de doelstellingen daar ook op afgestemd. Ook werken ze daar waar mogelijk samen om de effectiviteit te vergroten en de kosten te verlagen. Inven tarisaties, rietbeheer, faunabeheer en afstemming op het grondgebruik zijn zaken waarin al wordt samengewerkt. De vestigingaantallen zijn hoog en alarmtellingen (grutto en tureluur) geven aan dat in deze twee reservaten al meerdere jaren meer dan 70% van de kuikens groot wordt. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt 330 ha, waarvan 1/3 deel Staatsbosbeheer (SBB) en 2/3 deel Natuur monumenten (NM). In het Utrechtse deel kon door verwerving van het oppervlak sinds 2001 het waterpeil worden opgevoerd ten gunste van de weidevogels. De teloorgang van de indrukwekkende weidevogelpopulaties in dit gebied is toen ook gekeerd en kemphaan en watersnip zijn weer als broedvogel teruggekeerd.
In het Noord-Hollandse deel is het voor SBB nog steeds niet mogelijk om hier de gewenste waterstanden te realiseren, dit omdat de verwerving nog niet is afgerond en de versnippering in het reservaatdeel nog erg groot is. Wel is er ook in dit reservaat (dankzij het gevoerde beheer) een toename te zien van weidevogels, vooral aan de zijde van het natte Utrechtse deel (zie tabel 5B.1 en figuur 5B.1). In t abel 5B.1 staan de gegevens van drie jaren; die jaren is er geïnventariseerd door Vogelwerkgroep Gooi en Omstreken, SBB en NM. Tabel 5B.1 Inventarisatie gegevens van Eemland 2007, 2009 en 2012 Totale opp. 330 ha
Schol Tureluur ekster 14 47
Grutto
Kievit
2007
138
191
2009
235
154
16
49
2012
389
333
26
173
Wanneer we het Noord-Hollandse deel bekijken zien we hier ook voor 2012 weer een toename van het aantal grutto’s. Ook moeten we ons realiseren dat SBB maar op ongeveer de helft van de 110 ha eigenaar is. Hier liggen dus nog grote kansen voor de weidevogels, in een gebied waarbij we verder moeten kijken dan de provinciegrens. Wanneer wij net als vogels van dit gebied een helikopterview zouden maken, dan zouden wij kunnen zeggen dat dit een “op en top” weidevogelgebied is. Iedere hectare geschikt grasland in een veilig en open gebied is voor weidevogels van belang, want dit landschaptype wordt steeds schaarser in Nederland. Het Noord-Hollandse deel, wat hopelijk snel verworven wordt tot een geheel van 110 hectare, is ook van belang voor een groot kerngebied voor weidevogels van enkele duizenden hectares. Jaarlijks staan er vele prachtige Noord-Hollandse gebieden te prijken in dit jaarboek, gebieden die meestal “puur” Noord Holland zijn, maar dit grensgebied is er ook zeker één om trots op te zijn!
Figuur 5B.1 Grutto, kievit, scholekster en tureluur nesten in Eemland 2007 en 2012
30
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
31
H5C. Project Visdiefvlotjes H.J. de Groot, vrijwilliger Staatsbosbeheer
Eind vorige eeuw verwierf Staatsbosbeheer het kavel Kastelein. Dit perceel ligt in de gemeente Zeevang, tussen de dorpen Middelie en Oosthuizen. Het grenst aan de spoorlijn Hoorn-Purmerend en ligt tussen de veenstromen de Wijzend en de Kromme IJe. De vorige eigenaar, Hans Kastelein, had de grasland percelen van deze kavel met dammen aan elkaar verbonden en de binnensloten op een onderbemaling gezet. Hierdoor zakte het land flink. Na de verkoop werd de pomp stilgelegd en bleef een nat weidevogelgrasland achter, precies waarvoor dit perceel verworven was. De agrariërs in de Zeevang voelden er weinig voor om deze natte kavel in gebruik te nemen. Uiteindelijk kwam het bedrijf van Jaap en Diana Hoek-Spaans in beeld als pachters van deze kavel. Zij beheren een zorgboerderij en werken ook met zoogkoeien. De eerste jaren was de bewerkbaarheid van de verschillende percelen niet eenvoudig. Wel ontwikkelde de weidevogelstand zich tot de beste percelen van de Zeevang. Na 2001 zijn natuurvriendelijke oevers en een plasdras-perceel aangelegd, compleet met zonnepomp. Het plasdras-perceel en de brede volle sloten in de kavel Kastelein bleken behalve de gangbare weidevogels als grutto, kievit en tureluur, ook aantrekkingskracht op slobeenden, kluten en visdieven te hebben. Zelfs lepelaars komen er foerageren. De legsels van de visdieven, zowel in de ei- als in de kuikenfase, bleken helaas vatbaar voor predatie van hermelijnen. Op initiatief van de Agrarische Natuurvereniging werd in 2005 en 2006 een poging gedaan om de vogels te verleiden op vlotjes te laten broeden. Het is niet bekend hoe dit initiatief verlopen is, maar in 2008 waren de vlotjes gezonken of lagen er scheef en met planten begroeid bij. Na navraag te hebben gedaan bij soortgelijke projecten, besloot ik in het kader van het jaar van de visdief in 2009, het vlotjesproject nieuw leven in te blazen. De vlotjes moesten veel groter, groot genoeg om meerdere nesten te herbergen. En beter geschikt zijn voor jonge visdieven om er op te klimmen. Alles bij elkaar een hele klus. In de jaren die hierop volgden heb ik samen met Jaap Hoek-Spaans verder ge ëxperimenteerd met de vlotjes en hebben we ook schelpenstrandjes en eilandjes aangelegd. De visdieven hebben van begin af aan gebruik gemaakt van de vlotjes: hoe groter de vlotjes, hoe meer jonge visdieven vliegvlug geworden zijn. De visdieven die op de oevers van de graspercelen broeden, veelal maar enkele meters van de vlotjes vandaan, werden steeds gepredeerd, vooral door hermelijnen. De nesten op de vlotjes, waar de jongen gewoon op blijven,
32
konden de visdieven echter goed verdedigen tegen de hermelijnen. Als een duikbommenwerper pikken zij naar een zwemmende hermelijn, die dan wijselijk het hazenpad kiest. Omdat de vlotjes arbeidsintensief zijn, zijn we de laatste 2 jaar overgegaan op de aanleg van schelpeneilandjes. Op de 2 schelpeneilandjes broeden sinds 2010 ieder jaar met succes 4 paar visdiefjes en dit jaar heeft er ook voor het eerst een paartje kluten gebroed. Op één van de vlotjes heeft vanaf 2010 ook ieder jaar een scholekster gebroed, met gemiddeld 2 à 3 uitgevlogen jongen. Samen met de gangbare weide vogels en eendensoorten, is het hier in mei en juni een drukte van belang. Om te nestelen komen ze allemaal naar het kavel Kastelein en met hun jongen trekken ze naar het plasdrasperceel en de grasoevers van de brede sloten. Helaas is het aantal vliegvluge jongen nog niet groot, maar ze vallen minder ten prooi aan hermelijnen. Als er meerdere vlotjes en schelpeneilandjes aangelegd en onderhouden worden, zal het aantal visdievenlegsels eveneens toenemen. Dit blijkt uit de afgelopen jaren. Broedresultaat vlotjes: 2009: 4 vlotjes met 4 visdieflegsels, 8 jongen vliegvlug. 2010: 5 vlotjes met 6 visdieflegsels, 11 jongen vliegvlug. 2011: 7 vlotjes met 9 visdieflegsels, 17 jongen vliegvlug. 2012: 7 vlotjes met 8 visdieflegsels, 15 jongen vliegvlug. Een uitbreiding van het project naar de kolonie in het reservaat Zeevang (Klemweg), waar jaarlijks de reproductie van de visdieven door hermelijnen wordt tenietgedaan, is een optie. Gesprekken hierover zijn in 2011 al gevoerd met Staatsbosbeheer, de beheerder van dit gebied. Uiteraard zal de aanleg en het beheer van de vlotjes door mij gebeuren. Als vrijwilliger van Staatsbosbeheer voel ik mij erg bij deze gebieden betrokken. visdief • foto: Menno Schaefer
greppel plas dras • foto: Wim Tijsen/archief LNH
5. Verschillende onderwerpen onder de loep
H5D. Help de jonge grutto’s overleven
Tabel 5D.1 Aantaal nesten op 3 percelen zonder greppelplasdras (2010) en met greppel-plasdras (2011)
Krijn Trimbos & Dirk Tanger, Landschap Noord-Holland Perceel 1 In het eerste nummer in 2012 van het tijdschrift van Landschap Noord-Holland, vroeg het Landschap aan haar Beschermers om een bijdrage voor de weidevogelbescherming. Dit onder de kop ‘help de jonge grutto’s overleven’. Uitgangspunt was het behouden van weidevogels in kansrijke gebieden daar waar het beheer niet uit andere subsidies en fondsen vergoed werd. De Beschermers reageerden zeer goed met als resultaat een prachtig eindbedrag van 44.000 Euro. Hiermee hebben we in 2012 al flink de handen uit de mouwen gestoken voor de weidevogels in Noord-Holland met diverse beheermaatregelen. En ook de komende jaren kan dat nog. Wat is er met het geld gebeurd? Bij tien boeren in Noord-Holland werden er tijdens de droogte in maart en begin april greppels op het land onder water gezet. Dit zorgde voor een betere voedselbeschikbaarheid rondom de greppels, waardoor de oudervogels goed tot broeden konden komen. Ook kregen de weidevogelkuikens betere opgroeimogelijkheden. In tabel 5D.1 is het resultaat te zien van de greppel-plasdras actie bij verschillende percelen ten opzichte van het jaar voordat de greppels plasdras werden gezet. De gegevens lijken erop te wijzen dat de hogere waterstand in en rondom de greppels voor een hoger aantal weidevogelbroedparen zorgt. Greppel plasdras lijkt dus een aantrekkingskracht te hebben voor weidevogels die gaan broeden. In totaal is ongeveer 10 km aan greppels op 130 ha land onder water gezet, wat echt een prachtig resultaat is.
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
Perceel 2
Perceel 3
2010
2011
2010
2011
2010
2011
Kievit
5
10
1
4
0
1
Grutto
5
10
4
10
0
1
Tureluur
2
5
1
2
1
4
Scholekster
0
1
0
1
1
2
In Oterleek werd bij twee boeren die veel weidevogel nesten hebben de maaiwerkzaamheden uitgesteld tot 15 juni. Hierdoor konden de weidevogelnesten rustig worden uitgebroed en hadden de kuikens daardoor een goede plek om te schuilen en naar voedsel te zoeken. In een van de laatste weidevogelgebiedjes rond Aalsmeer werd ook het maaien uitgesteld tot 15 juni. Volgens de gegevens zaten daar op een stukje van 3 hectare 5 grutto paren en 4 paartjes tureluur, allemaal met kuikens. In totaal werden er 15 nesten gevonden van weidevogels. Voorts werden in Oostzaan twee visdiefkolonies beschermd tegen begrazing en maaien. Tot slot werd er een begin gemaakt met het plaatsen van een eenvoudig schrikdraad om de aanwezigheid van vossen tegen te gaan. De opgedane ervaringen zullen worden gebruikt bij toekomstige acties hiervoor. Dankzij de beschermers van het Landschap hebben we deze Noord-Hollandse weidevogelpareltjes een extra zetje kunnen geven. Het geld is voorlopig nog niet op en ook de komende jaren kunnen we daardoor snel inspelen op allerlei situaties om de weidevogels te helpen. Hulde voor de gulle gevers!
33
5. Verschillende onderwerpen onder de loep
Onno Steendam, Landschap Noord Holland
Alarmtellingen in het Oosterveld. Hoe hoog is het broedsucces eigenlijk? Net onder Limmen, ten noorden van de Schulpvaart, ligt een klein weidevogelreservaat: het Oosterveld (50 hectare). Er broeden al jaren flinke aantallen grutto’s en andere weidevogels. De weilanden bestaan uit bonte hooilanden met veldzuring, boter- en pinksterbloemen. Het reservaat wordt omringd door intensievere graslanden, die vaak vroeg worden gemaaid en flink worden bemest. De druk op het Oosterveld is groot. De weidevogels in het omringende gebied zijn sterk achteruit gegaan en de vraag is of dit kleine gebied de vogels nog genoeg bescherming kan bieden tegen predatoren. Ook was niet duidelijk of er genoeg broedgelegenheid en voedsel is voor de weide vogels en hun jongen. In 2012 heeft Landschap Noord-Holland een alarmtelling georganiseerd in het Oosterveld. In het gebied werd eerst geteld hoeveel territoria er waren van tureluur en grutto. Later in het seizoen, toen de pullen ongeveer 3 weken oud waren, werden alarmerende ouderparen geteld. Als je weet hoeveel grutto’s er in een gebied broeden en je later telt hoeveel van deze broedparen bijna vliegvlugge jongen hebben overgehouden, krijg je een indruk van het broedsucces. Dit succes staat bekend als het ‘bruto territoriaal succes (BTS)’. Het wordt berekend door het aantal gezinnen met jongen te delen door het aantal territoria, en dat maal 100. Voor de tureluur was het BTS 86% en voor de grutto 68%. Bij een percentage van 50% of meer bij grutto en tureluur wordt aangenomen dat er voldoende jongen uitgevlogen zijn om de populatie in stand te houden (zie tabel 5E.1). In de kwaliteitstoets van de weidevogelgebieden rond Alkmaardermeer en Eilandspolder (Bloem, Ekkes, Landschap Noord-Holland, 2011) werd geadviseerd om de waterhuishouding in het Oosterveld te optimaliseren. Tijdens flinke droge perioden in het voorjaar kon de grasmat er uitdrogen en verharden. De bovenlaag werd moeilijk doordringbaar voor een gruttosnavel en het bodemleven trekt zich terug dieper in de grond. Door de uitvoering van het project Schoonwatervallei (2012) zijn in het Oosterveld door Landschap Noord-Holland in samenwerking met het Hoogheemraadschap plasdras oevers aangelegd. Het watersysteem is zo ingericht dat het water in het gebied kan worden opgemalen en vastgehouden, zodat de gasmat goed vochtig gehouden kan worden.
34
Dankzij de Vogelwerkgroep Midden-Kennemerland en de gemeente Castricum gaat het Oosterveld groter worden. Elders in Castricum zijn fietspaden aangelegd. Het weide vogelgebied dat daar verloren is gegaan wordt gecompenseerd direct naast het reservaat. Het beheer zal geheel op weidevogels gericht zijn en het zal zeker een positief effect hebben op de weidevogels en het BTS!
Wim Tijsen, Westerland Namens de ringgroep Zeevang (Joop en Maarten Hotting, Marco Moerman, Marinde Out en Krijn Trimbos)
Tabel 5E.1: Bruto territoriaal succes in 2012 van grutto en tureluur in het Oosterveld.
Territoria (14 mei)
Alarmerende families (26 mei)
BTS
Grutto
40
27
27/40 x 100 = 68%
Tureluur
18
16
16/18 x 100 = 89%
Soort
H.5F Ringgroep Zeevang: eerste resultaat ringproject zegt iets over kwaliteit agrarisch natuurbeheer
Bij weidevogelbeheer en weidevogelbescherming draait het vooral om de eindvraag “Komen er genoeg jongen groot?” Een hulpmiddel om dat te kunnen meten, is het kleurringen van de kuikens. Deze kleurringen kunnen met behulp van een telescoop, die tot 60x vergroot, worden afgelezen. Alle ringgegevens komen in de centrale database van het Vogeltrekstation terecht. Dit is een onderdeel van het NIOO (Nederlands Instituut voor Ecologie).
Reproductiemeetnet voor weidevogels, in bijzonder de grutto Veel weidevogels zijn steltlopers en staan hoog op de poten, waardoor de ringen makkelijk opvallen. Daarnaast hebben ze de gewoonte om regelmatig op paaltjes en andere verhogingen in het veld te staan, zodat er veel informatie binnen komt over deze ge(kleur)ringde vogels. Vanuit de Rijksuniversiteit van Groningen (RUG) is er de laatste jaren veel geïnvesteerd in onderzoek aan de grutto, zowel volwassen vogels als kuikens. Met name in het grote grutto-onderzoek in de zuidwesthoek van Friesland. Daarnaast worden door verschillende amateuronder zoekers(ringers) in andere delen van Nederland grutto kuikens gevangen en voorzien van een unieke individuele kleurringcombinatie. In de (na)zomer worden vervolgens veel plasdrasgebieden door een legertje van vrijwilligers bezocht en geteld. Hier wordt vooral gelet op gekleurringde vogels, waardoor er een inschatting kan worden gemaakt van het aantal grutto’s dat vliegvlug is geworden (zie o.a. het Jaarboek Weidevogels 2011).
Inundatie rond Fort bij Krommeniedijk In 2008 is bij Fort bij Krommeniedijk gestart met het in underen van bijna 50 hectare grasland in de periode 15 februari tot 15 maart. Door de hoogteverschillen in het maaiveld ontstaat er een afwisseling van plassen en delen land die net boven water blijven. Dit tijdelijk onder water zetten wordt gedaan voor de weidevogels en om te laten zien hoe het historisch gebruik was rond de forten. In oorlogstijd werd het land rond het fort vroeger onder water gezet om het de vijand moeilijk te maken. Het hoge water heeft een grote aantrekkingskracht op allerlei soorten vogels. Uit tellingen blijkt dat er regelmatig grote groepen kieviten, grutto’s, meeuwen, ganzen en smienten op het water afkomen. In tegenstelling tot andere jaren waren de grutto’s minder vaak overdag in grote aantallen te zien. Op 13 maart werden rond 17.00 uur 1060 grutto’s geteld op de slaapplaats. Er werd dus wel geslapen, maar overdag werd diverse malen gezien dat de grutto’s werden opgejaagd door de slechtvalk of de havik. Of dit de oorzaak was dat de grutto’s overdag minder waren te zien, of dat er door de jaarlijkse inundatie minder bodemleven als voedsel aanwezig is voor de grutto, is niet duidelijk. Vorig jaar is in het inundatiegebied een plasdras gebiedje aangelegd. Als het water weer gaat zakken rond 15 maart blijft de plasdras nat en kan het als slaapplaats blijven dienen voor grutto’s en andere steltlopers. Een houten molentje zorgt er voor dat het plasdras gebiedje nat blijft. Het ver natten trekt dus spectaculaire aantallen vogels en vogelaars. Jaarlijks wordt in maart een open weekend georganiseerd op het Fort bij Krommeniedijk. U bent van harte welkom!
loslaten van gekleurringde grutto kuikens • foto: Wim tijsen
H.5E Weidevogels in terreinen van Landschap Noord-Holland
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
35
5. Verschillende onderwerpen onder de loep
Resultaten Vol verwachtingen zijn we in 2011 gestart in het gebied, als eerste kleurringgroep in Noord-Holland. Tot onze grote verrassing hebben we 30 kuikens kunnen vangen en kleurringen. In het 2e deel van juni en in juli hebben we zowel het ringgebied als een groot deel van de Zeevang afgespeurd naar onze eigen inmiddels vliegvlug geworden kuikens. Een groot deel van de vogels blijft daarna in het gebied om op te groeien en zijn weer vliegvlug terug gezien. Het blijkt dat jonge grutto’s heel mobiel zijn en niet alleen maar naar het zuiden trekken. Drie jonge vogels trokken naar een plasdras-gebied in Friesland! Van de geringde vogels uit 2011 zijn er in 2012 zelfs vijf terug gezien. Waarvan één in de kop van Noord-Holland en één in België op de voorjaarstrek. In 2012 zijn er wat minder kuikens geringd, 18 in totaal. Het gebied is tijdens de cursus ’Inventariseren en Alarmtellen’ tevens geïnventariseerd op broedparen en alarmerende grutto’s met kuikens. Zo hebben we kunnen vaststellen dat 82% van alle broedparen met grote kuikens in het gebied rondliep. Dit is een prachtig middel om de kwaliteit van het
36
beheer vast te stellen. In combinatie met het kleurringen van kuikens heeft dit een duidelijke meerwaarde. 2012: Een goed gruttojaar Mede door onze inspanningen en die van collega-ringers in de rest van Nederland, is de ringdichtheid in groepen jonge vogels vastgesteld. In ons onderzoeksgebied bleek aan de hand van de tellingen eind mei dat er een hoog BTS (Bruto Territoriaal Succes) was behaald. Maar het is altijd nog maar afwachten of alle kuikens het vliegvlugge stadium bereiken. De landelijke telling in juli van gekleurringde en vliegvlugge gruttojongen kon dit gelukkig bevestigen: veel kuikens waren inderdaad vliegvlug geworden. Op deze wijze hebben agrariërs, vrijwilligers en enthousiaste amateuronderzoekers een mooie bijdrage kunnen leveren aan de vaststelling van een goed gruttojaar!
H.5G De weidevogelboerderijen van Vogelbescherming Nederland Gerrit Gerritsen - Vogelbescherming Nederland
Hoe staat het ermee? In 2010 startten we met dit project en inmiddels hebben zich 100 boeren aangesloten. De provincies Friesland (23), Noord-Holland (15) en Zuid-Holland (14) zijn het sterkst vertegenwoordigd. Hoofddoel van het netwerk is kennis uitwisseling, zowel achter de vergadertafel als in het veld. Inmiddels hebben we op negen bijeenkomsten diverse thema’s behandeld, zoals: goede bemestingsvormen, vernatting, nieuwe verdienmodellen, het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid, etc. Op weidevogelboerderijen streven we naar voldoende bloemrijke en natte graslanden en een flink areaal juniland. Bij een groot deel van 100 deelnemers komt dat vaak in ruime mate voor. We vinden bij de vijf beste boeren dan ook “ouderwetse” steltloperdichtheden van 250-343 paren per 100 ha. Door hun passievolle en deskundige werkwijze lukte het de meeste weidevogelboeren om de rijke weidevogelstand op hun bedrijven te behouden of zelfs uit te breiden. In 2012 hadden 47 weidevogelboeren ruim 7% meer gruttoparen dan in 2011. Gemiddeld hadden ze 22 paren op hun boerderij. Vernatting vinden wij een essentieel onderdeel van een weidevogelboerderij. Daarom hebben wij inmiddels aan 20 boeren een financiele impuls gegeven voor de aanleg van plasdrassen, de aanschaf van een windmolen of een pomp op zonne-energie.
vernatting bij de boer • foto: Jan Heutik /archief LNH
Ringroep Zeevang In 2011 zijn we, Joop en Maarten Hotting, Marinde Out en ondergetekende aan de slag gegaan in het ruwweg 400 hectare grote gebied rond het dorpje Hobrede, in het zuidwestelijk deel van de Zeevang. Uiteraard met toestemming, en in samenwerking met de boeren, die allemaal met vrijwilligers aan weidevogelbescherming doen. Op vrijwel het complete areaal wordt agrarisch natuurbeheer uitgevoerd door een tiental bedrijven, die lid zijn van de agrarische natuur- en landschapsvereniging Water, Land & Dijken. Er wordt op 20 ha maïs verbouwd. In het gebied zijn een viertal ‘plasdrassen’, 16 ha wordt extensief beweid en er is 34 ha met een laat maaidatum contract. Daarnaast vindt zogenaamd ’last-minute-beheer‘ plaats, afhankelijk van de a ctuele kuikensituatie, in nauw overleg met de gebieds regisseur van de ANV. Inmiddels heeft Marinde Out van wege haar studie in Amerika de ringgroep verlaten, maar Krijn Trimbos en weidevogelvrijwilliger Marco Moerman hebben de groep weer versterkt. In de periode mei-juni komen we één dag per week in het gebied om vooral gruttokuikens te ringen, maar sinds 2012 ringen we ook grote scholeksterpullen. We opereren zoveel mogelijk vanuit de auto (de beste schuilhut) om aan de hand van het gedrag van de ouders de rondlopende kuikens op te sporen. Na het vangen worden snel en vakkundig alle maten genomen, de kleurringen aangelegd en de kuikens weer dicht bij de ouders losgelaten. Op deze wijze proberen we de verstoring tot een minimum te beperken.
Bij vijf boeren doen we in 2011-2013 experimenten met verhoogde slootpeilen in het broedseizoen. Bureau Altenburg & Wymenga meet in onze opdracht deze drie jaar de effecten op de vogelstand. Na twee jaar veldwerk vonden de onderzoekers de volgende resultaten: Langs de volle sloten werden 2-3 zoveel steltlopers en 3x meer eenden waargenomen dan langs de aan grenzende sloten met laag peil; Langs de volle sloten werden 1,5 meer gezinnen met kuikens waargenomen dan de sloten met laag peil. Voor kievit (in 2011) en tureluur (in 2012) waren de aantalsverschillen tussen sloten met een laag peil significant. Als de resultaten na drie jaar zo overtuigend blijven, zullen we bij de overheid verhoogde slootpeilen gaan bepleiten onder de subsidieregeling SNL.
• •
Wij betalen, met uitzondering van de experimenten met verhoogde slootpeilen, geen beheervergoedingen, omdat we daar financieel niet toe in staat zijn. Betaling van in richting en beheer van weidevogelkerngebieden zien we
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van overheid, consumenten en zuivelaars. Vorig jaar bepleitten we bij Friesland Campina biodiversiteit op hun duurzaamheidsagenda te zetten, maar men koos voor de periode 2012-2014 andere prioriteiten, zoals weidegang, dieren welzijn en energiebesparing. Belangrijke onderwerpen, maar we vinden dat Friesland Campina en andere z uivelaars ook een verantwoordelijkheid hebben om de achteruitgang van de weidevogels te stoppen. We zullen ze daarop blijven aanspreken. Momenteel verkennen we de bereidheid bij consumenten om iets meer te betalen voor zuivel die geproduceerd is met aandacht voor onze mondiaal unieke polders met bloemrijke graslanden en weidevogels. Zo moet een nieuwe geldstroom op gang komen, die we hard nodig hebben om de weidevogels te behouden. In de loop van 2013 zult u hier meer van horen in het kader van onze weidevogelcampagne. Meer info op www.weidevogelboerderijen.nl
37
Hoofdstuk 6
Bescherming van weidevogels tijdens trek en overwintering
Aanleiding Enige tijd geleden bood Landschap Noord-Holland het rapport ‘Bescherming van weidevogels tijdens trek en overwintering’ aan, aan de provincie Noord-Holland. Dit rapport kwam voort uit een breed aangenomen motie van de Partij voor de Dieren in Provinciale Staten van Noord-Holland. De kern van de motie (M14-1) was; zijn er mogelijkheden om de sterfte van weidevogels in Zuid-Europa en West- Afrika te verminderen? Het rapport voegde de belangrijkste bevindingen uit voorliggende studies samen. Het onderzoek beperkte zich tot de soorten kievit, grutto, scholekster, tureluur, watersnip, kemphaan, slobeend, veldleeuwerik en zomertaling. Deze soorten broeden voornamelijk in de Nederlandse gras landen. De meeste beschermingsactiviteiten in ons land richten zich op succesvolle voortplanting van juist deze soorten. Na het broedseizoen trekken ze voor het merendeel weg uit ons land naar Zuid-Europa of Afrika. Recente studies analyseerden de overleving tijdens de treken overwinteringfase zorgvuldig aan de hand van ringwaarnemingen van scholekster, grutto, tureluur en kievit. De resultaten toonden dat voor veel soorten de overleving momenteel in gevaar is.
Trek- en overwinteringgebieden
Grutto’s in rijstveld in Senegal • foto: archief LNH
Voor weidevogelpopulaties die in Nederland broeden liggen de belangrijkste trek- en overwinterings gebieden in Zuid- en West-Europa en in Afrika, ten noorden en zuiden van de Sahel. De meeste weidevogel soorten verblijven in grote concentraties in ‘wetlands’. Wetlands kenmerken zich door hoge grondwater standen gedurende een lange periode in het jaar, waardoor waterplanten zich permanent kunnen vestigen. De Waddenzee is bijvoorbeeld een heel belangrijk Nederlands wetland voor doortrekkende en overwinterende vogels. De omvangrijke Afrikaanse wetlands dekken voor een groot deel het doortrek en overwinteringgebied van grutto, scholekster,
tureluur, kemphaan, slobeend en zomertaling. Echter kievit, watersnip en veldleeuwerik overwinteren ook veelvuldig buiten deze gebieden in het agrarische landschap. Ten zuiden van de Sahel zijn de belangrijkste overwinteringsgebieden de wetlands langs de grote rivieren de Senegal en de Niger. Daarnaast is de kustzone van West-Afrika, waar uitgestrekte rijstbouwpercelen tussen de mangrovebossen liggen, erg belangrijk. Problemen hier zijn de afname van de habitat kwaliteit en sterfte door het uitblijven van regenval een probleem. Want droge jaren hebben vaak een negatief effect op de populatiegroottes. Daarnaast worden in deze gebieden veel vogels bejaagd en gevangen. Verder liggen in Noord-Afrika wetlands die als belangrijke uitrustplek voor trekkende vogels dienen. Er zijn daar regelingen en afspraken over de jacht, maar het handhaven hiervan is vaak een probleem. In Zuid-Europa zijn de rijstgebieden van Portugal en Spanje van groot belang voor bijvoorbeeld de grutto, watersnip en veldleeuwerik. Mochten er veranderingen in de rijstteelt optreden, dan zou dit grote gevolgen kunnen hebben voor deze soorten. In Frankrijk verminderden een aantal gebieden sterk in waarde voor trekvogels door veranderingen in landgebruik. Overal in Zuid- en West-Europa wordt de jacht gereguleerd, maar inzicht in de jachtstatistieken is vooralsnog gebrekkig. De invloed van jacht in Europa op de afname van weide vogels is voor kemphaan, tureluur en grutto niet hoog. Soorten als de kievit, watersnip en veldleeuwerik hebben meer last van de jacht. Mogelijk zal de vangst van vogels in de Sahel toenemen in de toekomst. De mogelijkheden voor het commercieel exploiteren van overwinterende vogels zoals de kemphaan en zomertaling nemen namelijk toe door de aanleg van asfaltwegen in de vloedvlakte van de Niger in Mali. Zijn er mogelijkheden om de sterfte van weidevogels te verminderen in Zuid-Europa en in West-Afrika? Ja die zijn er. Maar de grootste reden voor de achteruitgang van weide vogel populaties is te wijden aan het lage aantal jongen dat groot komt in broedgebieden. Bovendien is het verminderen van de sterfte in de trek en overwinteringgebieden een zeer geleidelijk proces. Daarnaast bestaat het gevaar dat nieuwe ontwikkelingen, zoals commerciële jacht in de overwinteringgebieden, in de nabije toekomst een bedreiging gaan vormen.
Vormgeving Opzet, Santpoort-Zuid
Redactie Krijn Trimbos, Frank Visbeen en Sabine van Keulen
Fotografie Foto Natura, Menno Schaefer, Henk van Bruggen, Peter melman, Paul Paris, Wim Tijsen, Joke Hartdorff en Jan Heutik
Druk Stadsdrukkerij Amsterdam NV
Coverfoto Kievit, Foto: Marcel van Kammen/ Fotonatura Oplage 2.200
Voor meer informatie is het gehele rapport te downloaden via de site van het Kenniscentrum Weidevogels http://www.kenniscentrumweidevogels.nl/uploads/ Rapp%20weidevogels%20buitenland.pdf
38
Uitgave Kenniscentrum Weidevogels
Eindredactie Ron van ‘t Veer
graspieper • foto: Menno Schaefer / foto natura
Dirk Tanger, Landschap Noord Holland
Colofon
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2012
Heiloo, maart 2013 Landschap Noord-Holland is aangesloten bij het samen werkingsverband Landschapsbeheer Nederland en maakt deel uit van de 12 Landschappen. Alle 12 Landschappen brengen natuur dichtbij! D ankzij de Nationale Postcode Loterij.
39