Zomertaling • foto: Wim Klomp / foto natura
Jaarboek Weidevogels Noord-Holland 2011
Landschap Noord-Holland Postbus 222 1850 VA Heiloo Tel. 088 - 006 44 00 landschapnoordholland.nl
[email protected]
GEDRUKT OP FSC PAPIER
Keurmerk voor verantwoorde fondsenwervingen besteding
Inhoud Inhoud 3 Voorwoord 5 1. Kenniscentrum Weidevogels 7 2. Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2011 8 2.1 Inleiding 8 2.2 Al 25 jaar meetnetwerk
8
2.3 Aantallen broedparen in 2011
8
2.4 Aantalsontwikkelingen van 1990 tot en met 2011
10
3. Het weidevogelseizoen 2011 15 3.1 Seizoensverloop 15 3.2 Opvallende beschermingszaken 16 3.3 Weidevogels in reservaten Alkmaardermeer en Eilandspolder
17
3.4 Weidevogels op internet 18 Weidevogelbeschermingsgroepen 21
4. Weidevogelkringen in Laag-Holland
22
5. Verschillende onderwerpen onder de loep 24 5A Broedsucces van de scholekster op Texels schapenland 24 5B Monitoring weidvogels Wormer – en Jisperveld 2010
25
5C Gekleurringde gruttokuikens tellen mee
26
5D Greppel-plasdras, een effectieve maatregel Veldleeuwerik • foto: Henny Brandsma / foto natura
tegen veenafbraak? 5E Opkrikplan weidevogels Waterland Oost
27 28
6. Weidevogels en beleid in 2011 30
2
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
3
Blik op hempolder • foto: onno steendam
Voorwoord
4
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
en kuikenfase. Om de foerageermogelijkheden voor weidevogels te verbeteren is er op tien boerenbedrijven in Noord-Holland “greppel-plasdras” gecreëerd. De vernatting resulteerde in een verbetering van de foerageermogelijk heden en van de grasstructuur voor opgroeiende kuikens. In dit jaarboek rapporteert het Kenniscentrum Weidevogels uitgebreid over deze zaken en meer. Weidevogels zijn onlosmakelijk verbonden met het Noord-Hollandse cultuurlandschap en komen in zowel natuurgebieden als boerenland nog steeds veelvuldig voor. In een tijd van forse bezuinigingen op natuur is het essentieel dat we juist nu de koppen bij elkaar steken voor de weidevogels. Alleen samen kunnen we het tij keren en ervoor zorgen dat we via passend locaal beheer ook in de toekomst kunnen blijven genieten van de vele weidevogels die Noord-Holland rijk is.
Jan Kuiper, Directeur Landschap Noord-Holland
jan kuiper • foto: katinka krijgsman
watersnip • foto: willi rolfes / foto natura
Nog steeds gaat het niet goed met de weidevogels. En hoewel Noord-Holland nog steeds een zeer belangrijke weidevogelprovincie is, gaat het de laatste jaren ook in Noord-Holland niet goed. Gelukkig maken de vele boeren, vrijwilligers, terreinbeheerders, a grarische natuurverenigingen en de provincie Noord-Holland zich nog steeds hard om de achteruitgang van de Nederlandse broed populaties te stoppen. Het Kenniscentrum Weidevogels vormt het essentiële platform voor een goede samen werking tussen deze verschillende organisaties binnen de provincie. Deze samenwerking heeft geresulteerd in het uitvoeren van weidevogelonderzoek en advisering, waardoor het steeds duidelijker wordt wat de belangrijkste problemen zijn en wat we er aan kunnen doen. Het is bijvoorbeeld duidelijk dat naast n estbescherming de kuikenoverleving cruciaal is om voldoende reproductie te halen. Uit onderzoek blijkt dat het bij kuikenoverleving vooral draait om de aanwezigheid van kruidenrijk grasland. Juist dit grasland wordt steeds zeldzamer. Gelukkig is er met een uitgekiend mozaïekbeheer een manier gevonden om toch voldoende gras met de juiste structuur en genoeg voedsel beschikbaar te krijgen voor de kuikens. Binnen de Noord-Hollandse weidevogelkringen worden het mozaïekbeheer en de kwaliteit van de leefgebieden geëvalueerd en zo nodig aangepast. Ook krijgen we steeds meer te maken met extreme weersomstandigheden tijdens het broedseizoen. Zo ook in 2011, toen we in Noord-Holland het droogste voorjaar ooit konden noteren. Hierdoor was het voor de weidevogels moeilijk om voldoende voedsel te vinden in de vestigings-
5
Hoofdstuk 1
Kenniscentrum Weidevogels Frank Visbeen In het Kenniscentrum Weidevogels werken Veelzijdig Boerenland, de ANV Water, Land en Dijken, Staatsbos beheer, Natuurmonumenten, Landschap Noord-Holland en Milieufederatie Noord-Holland samen aan het ontwikkelen en ontsluiten van kennis over weidevogels. De provincie is betrokken als agendalid. Het Kenniscentrum is gehuisvest bij Landschap Noord-Holland. Het Kenniscentrum heeft haar eigen website: www.kenniscentrumweidevogels.nl. Hierop wordt veel nieuws over weidevogels gepubliceerd en er zijn diverse rapporten te downloaden.
Kennisontsluiting Grutto • foto: Stijn van Belleghem
In 2011 heeft het Kenniscentrum het vierde jaarboek ‘Weidevogels in Noord-Holland’ uitgebracht. Hierin wordt uitgebreid verslag gedaan over de weidevogelstand in Noord-Holland. Belangrijke kerncijfers zijn afkomstig uit het 24 jaar oude Provinciale Weidevogelmeetnet, zoals de jaarcijfers 2010 en de trends vanaf 1990. Daaruit blijkt dat er ieder jaar minder weidevogels zijn. Veldleeuwerik, gele kwikstaart, grutto, scholekster en kievit vertonen een sterke afname. De tureluur is stabiel en alleen bij de krakeend en kuifeend is sprake van toename. Het jaarboek doet ook verslag van provinciaal weidevogelonderzoek in de Kop van Noord-Holland. Verder worden verschillende onderwerpen behandeld, zoals: het fenomeen `gebiedscoördinator` bij de uitvoering van het SNL-weidevogelbeheer; het Veldlab in de Bovenkerkerpolder, waar veelbelovende proeven plaatsvinden zoals het opzetten van het waterpeil; de kap van bosjes in het Wormer- en Jisperveld om het weidevogelleefgebied te optimaliseren; bijzondere waarnemingen van kwartelkoningen in Westzaan en de Bovenkerkerpolder; extra maatregelen voor de jonge grutto’s. Tevens wordt aandacht besteed aan allerlei beleidsont wikkelingen zoals het Weidevogelverbond en compensatie bij ruimtelijke ingrepen in de weidevogelleefgebieden. De resultaten van de vrijwillige weidevogelbescherming komen in het jaarboek uitgebreid aan bod. Vrijwilligers hebben een belangrijke rol, door samen met boeren - naast nestbescherming - veel aandacht te geven aan kuiken overleving. In steeds meer gebieden zijn weidevogelkringen opgericht waarin boeren en vrijwilligers, agrarische natuurverenigingen en terreinbeheerders actief zijn om leefomstandigheden voor weidevogels en hun kuikens te verbeteren.
Eilandspolder • foto: Dutch Photo
• • • • •
Op 7 april 2011 heeft het Kenniscentrum in samenwerking met Landschap Noord-Holland en Veelzijdig Boerenland de Noord-Hollandse Weidevogeldag georganiseerd. Doel van
6
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
deze dag is het delen van kennis uit recent weidevogel onderzoek. Met ruim 200 bezoekers was de studiemiddag van 2011 erg goed bezocht. Kees Scharringa presenteerde de stand van zaken van de boerenlandvogels naar aan leiding van het verschijnen van de Broedvogelatlas van Noord-Holland. Charles van Schaick van de provincie pleitte dat er vernieuwing van de weidevogelaanpak nodig is waarbij nadrukkelijk gekeken zal moeten worden naar nieuwe financieringvormen. Wolf Teunissen lichtte de eerste resultaten toe van de landelijke studie weidevogelkerngebieden. Jan Hoogeveen vertelde enthousiast over de goede resultaten van weidevogels in bollenland. Ron van ’t Veer ging nader in op de ontwikkelingen van weidevogels in de Zaanstreek. Jos Hooijmeijer presenteerde de resultaten van satellietonderzoek bij grutto’s. Daan Bos deed verslag van zijn onderzoek naar de overleving van weidevogels in het buitenland en als slot hield Anton de Wit een pleidooi voor botanisch beheer als kuikenrand voor weidevogels.
Nieuw onderzoek Het Kenniscentrum Weidevogels heeft samen met Altenburg & Wymenga in opdracht van de provincie een rapport opgesteld over de bescherming van de weidevogels tijdens trek en overwintering. De directe aanleiding voor het opstellen van het rapport is een motie van de Provinciale Staten van Noord-Holland waarin zij de wens uitspreken de sterfte van weidevogels in de trek en overwinteringsgebieden te reduceren. Belangrijke conclusie is dat sterfte tijdens trek en overwintering aanzienlijk kan zijn, maar niet als belangrijkste oorzaak wordt gezien in de achteruitgang van de weidevogels. Die achteruitgang wordt vooral veroorzaakt door onvoldoende kuikenoverleving en reproductie in de broedgebieden zelf. Daarop zal de provincie onverminderd inzet op moeten plegen. In het rapport staan belangrijke aanbevelingen om de overleving in de trek- en overwinteringsgebieden te verhogen, bijvoorbeeld door op Europees niveau de jacht te stoppen op soorten waarvan de populaties dalen en de registratie en jachtstatistieken aan te scherpen. Voorts heeft het Kenniscentrum meegewerkt aan het opzetten van nieuw landelijk onderzoek naar het broed succes van de grutto door jonge grutto’s voor het vliegvlug worden te vangen en te ringen. Door terugmeldingen kan preciezere informatie worden verkregen over het broed succes. Hans Schekkerman heeft hiervoor op verzoek van het Kenniscentrum voorlichting gegevens aan de beheerders. Uiteindelijk zijn in 2011 in Noord-Holland 36 jonge grutto’s geringd in onder meer de Westwouderpolder, de Zeevang en op Wieringen (zie verder het artikel van Hans Schekkerman in dit jaarboek).
7
Hoofdstuk 2
Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2011
2.3 Aantallen broedparen in 2011
Figuur 2.1 Ligging proefvlakken provinciaal weidevogelmeetnet Noord-Holland. Tevens is aangegeven of een proefvlak binnen een gruttokerngebied ligt, buiten een gruttokerngebied maar b innen een weidevogelkerngebied of buiten een kerngebied.
8
soort
In 2011 zijn in het meetnet 4.591 broedparen van weide vogels vastgesteld. Dat komt neer op gemiddeld 109 broedparen per 100 hectare grasland plus bouwland. De kievit is al vanaf het begin van het meetnet de meest talrijke soort, op de voet gevolgd door de grutto. Tureluur, scholekster en krakeend volgen op enige afstand (tabel 2.1). Tot vijf jaar geleden was de scholekster in het meetnet talrijker dan de tureluur. Dat is nu omgekeerd. Kievit en scholekster komen in vrijwel in alle proefvlakken (70) voor, vorig jaar kwamen beide soorten nog in alle 73 proefvlakken voor. Grutto en tureluur ontbreken in zeven en zes proefvlakken. Opmerkelijk is dat er in 2011 nauwelijks meer kieviten dan grutto’s broeden in het meetnet. Enkele jaren geleden was dit verschil veel groter. Van de eendensoorten is de krakeend het meest talrijkst, deze ‘successoort’ neemt nog steeds sterk toe. In het Noord-Hollandse meetnet broedden tegenwoordig meer krakeenden dan slobeenden en kuifeenden samen. Het weidevogelbeeld in het meetnet wordt nog steeds voor een belangrijk deel bepaald door grutto, tureluur, kievit en scholekster. De gezamenlijke dichtheid van deze vier soorten bedraagt ongeveer 84 paar per 100 ha. Ondanks de opgetreden achteruitgang na 2000 (figuur 2.4) zijn de dichtheden van grutto en tureluur relatief hoog. Dit komt vooral omdat grote aantallen broeden in het veenweide
kievit
1.210
70
28,8
- 7
grutto
1.150
66
27,4
+8
tureluur
616
67
14,7
+8
scholekster
564
70
13,4
+ 1,6
krakeend
401
64
9,5
+ 28
kuifeend
174
47
4,1
+ 18
slobeend
154
45
3,7
+8
graspieper
102
35
2,4
+2
veldleeuwerik
94
20
2,2
-6
gele kwikstaart
123
33
2,9
+ 82
watersnip
2
2
zomertaling
1
1
wintertaling
1
1
kemphaan
0
0
4.591
109
+5
totaal weidevogels
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
tureluur • foto: Menno Schaefer
gruttokerngebied overig weidevogelkerngebied buiten kerngebied
Tabel 2.1 Aantal broedparen/territoria, aantal proefvlakken waarin de soort is vastgesteld en de dichtheid per 100 hectare (grasland plus bouwland) van de belangrijkste soorten in het weidevogelmeet in 2011 (73 proefvakken). Tevens is in procentuele verschil met het gemiddeld aantal in 2006-2010 aangegeven.
verschil met gemiddelde 2006-2010 (in %)
kerngebieden en proefvlakken
Het jaar 2011 is in termen van broedparen geen slecht jaar geweest, ondanks dat het voorjaar erg droog was (het droogste voorjaar in de afgelopen 100 jaar). Vergeleken met de gemiddelde aantallen in het weidevogelmeetnet in 2006-2010 is het totaal aantal getelde weidevogels in 2011 ongeveer 5% hoger. Van vrijwel alle soorten zijn de aantallen hoger dan het gemiddelde aantal in 2006-2010. Uitzonderingen zijn kievit en veldleeuwerik. Opmerkelijk is het grote aantal gele kwikstaarten dat werd geteld, bijna het dubbele van het gemiddelde over de voorgaande vijf jaar.
dichtheid
De provincie Noord-Holland is al heel lang betrokken bij weidevogels. Naast het weidevogelbeleid heeft de provincie vanaf 1979 met regelmaat grootschalige gebiedsdekkende weidevogeltellingen uitgevoerd of laten uitvoeren via de Provinciale Natuurinventarisatie (PNI). In 1987 is ook een weidevogelmeetnet gestart om de ontwikkelingen van weidevogels in de graslandgebieden op de voet te volgen (‘vinger aan de pols’). Dit hoofdstuk geeft een beknopt verslag van de resultaten in 2011 en de aantalsontwikkeling over de periode 1990-2011.
gebied van het Nationaal Landschap Laag Holland. Dit gebied is verreweg de belangrijkste weidevogelregio van Noord-Holland en hier ligt het merendeel (40) van de proefvlakken. In het weidevogelmeetnet komt een aantal soorten slechts in zeer kleine aantallen voor. Dat zijn wintertaling (1), zomertaling (1) en watersnip (2). Afgelopen jaar is het tweede jaar zonder broedende kemphennen in het meetnet. In 2010 werd er nog een broedende kemphen ontdekt in de Hempolder.
aantal proefvlakken
2.1 Inleiding
Het provinciaal weidevogelmeetnet Noord-Holland is één van de oudste weidevogelmeetnetten in ons land. Vanaf 1987 worden in proefvlakken elk jaar de weidevogels geteld. In 2011 bestond het meetnet dus 25 jaar. Het weidevogelmeetnet wordt uitgevoerd door Landschap NoordHolland, in opdracht van de Provincie, en maakt onderdeel uit van het landelijke weidevogelmeetnet (NEM). De tellingen worden verricht volgens de methode van het Broedvogelmonitoringproject-weidevogels (BMP-w), waarbij elk proefvlak tussen begin april en half juni vijf keer wordt geteld. Tot en met 2004 bestond het weidevogelmeetnet uit 51 proefvlakken met een totaal oppervlak van ruim 2.500 hectare. In 2005 zijn 22 nieuwe proefvlakken toegevoegd en is het totale oppervlak uitgegroeid tot ruim 4.200 hectare. Zie voor de ligging figuur 2.1. Het merendeel van de proefvlakken (68) ligt in zuivere graslandgebieden. Het weidevogelmeetnet zegt dus vooral iets over de graslandgebieden, niets over bouwlandgebieden en weinig over gebieden met een gemengd grondgebruik. De tellingen voor het meetnet in 2011 zijn uitgevoerd door het ecologisch adviesbureau Van der Goes & Groot uit Alkmaar en SOVON (Texel).
aantal broedparen
2.2 Al 25 jaar meetnetwerk
Kees (C.) J.G. Scharringa
9
tureluur slobeend graspieper kievit grutto gele kwikstaart scholekster
0
5
10
15
afname < aantalverandering in % > toename
Figuur 2.2 Gemiddelde jaarlijkse aantalsverandering van tien soorten weidevogels in het provinciaal weidevogelmeetnet Noord-Holland (51 proefvlakken) in de periode 1990-2011 en 2000-2011.
10
index index index index index index index
veldleeuwerik -5
98
02
02
06
10
jaar02
06
10
jaar02
06
10
jaar02
06
100 50 0 90
10
jaar
200
veldleeuwerik 200 tureluur tureluur 150 tureluur 200
index
150
02
06
10
jaar02
06
10
jaar02 jaar02
06 06
100 50 0 90
10 10
jaar
200 150 200 Noord-Holland Noord-Holland 150 200 Nederland Nederland 100 Noord-Holland 150 Nederland 100 150 50 100 Noord-Holland 50 Nederland 100 0 50 90 94 98 02 0 50 jaar 90 94 98 02 0 90 94 98 jaar02 0 veldleeuwerik Gele kwikstaart 90veldleeuwerik 94 98 jaar02 veldleeuwerik 200 jaar 200 veldleeuwerik 150 200 veldleeuwerik 150 200 100 150 100 150 50 100 Noord-Holland 50 Nederland 100 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 Nederland Nederland 90 94 98 02 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 jaar02 Noord-Holland 0 Nederland 90 94 98 jaar02 0 Gele kwikstaart 90 94 98 jaar02
200
10
06
10
06
10
06
10
150 200 100 150 100 150 50 100 Noord-Holland Noord-Holland 50 Nederland Nederland 100 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 Noord-Holland Noord-Holland Noord-Holland 0 50 Nederland Nederland Nederland 90 94 98 Noord-Holland 0 94 90 98Nederland 94 02 98 0 kuifeend graspieper 90 94 jaar 98 200 kuifeend
kuifeend Gele 200 kwikstaart kuifeend 150 200 kuifeend
150
06
150 200 kievit kievit Noord-Holland 150 Nederland 200 100 150 100 150 50 100 Noord-Holland 50 Nederland 100 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 Nederland Nederland 90 94 98 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 Noord-Holland 0 94 90 98Nederland 94 02 98 0 tureluur kuifeend jaar 90 94 98 200 tureluur
100 50 0 90
150 200 100 150 100 150 50 100 Noord-Holland 50 Nederland 100 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 Noord-Holland Noord-Holland Noord-Holland 0 50 Nederland Nederland Nederland 90 94 98 Noord-Holland 0 94 90 98Nederland 94 02 98 0 krakeend graspieper jaar 90krakeend 94 98 graspieper 200 500 Noord-Holland Nederland
06
10
06
10
06
10
06
10
i
indei 06
0
90 90
10
94
98
0 02
06
10
jaar02
06
10
9
jaar
200
slobeend kuifeend
200 150
02
06
10
jaar02
06
10
jaar 06 02
10 06
10
jaar02
06
200
Noord-Holland Nederland
150
150 100
index
150
50 0
10
jaar
kievit jaar tureluur 200 kievit slobeend 200 kievit
200
06
100 50 50 0 0
90 90
Noord-Holland Nederland 94 98
94
98
02
06
10
jaar02
06
10
gruttonest • foto: archief lnh
94
02
50 Noord-Holland Nederland Noord-Holland Nederland 94 98
jaar
10
jaar 200
veldleeuwerik graspieper graspieper
200 150
02
06
10
jaar02
06
10
jaar 06 02 jaar02
10 06 06
100 50
90 90
jaar 200
06
10
06
10
jaar 06 02
10 06
10
jaar02
06
10
jaar
200 graspieper 400 150 200 graspieper 300 150 200 100 150 200 100 150 50 100 Noord-Holland 50 Nederland 100 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 02 06 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 jaar02 06 Noord-Holland 0 Nederland 90 Noord-Holland 94 98 jaar 02 06 Landschap - Jaarboek Weidevogels 2011 0 krakeend jaar 90 94 98 02 06
Noord-Holland Nederland Noord-Holland Nederland 94 98
94
98
06
10
jaar02
06
10
9
500 400
Noord-Holland Nederland
100 300 200 50 100 0 0
200
0 90
94
98
02
06
10
90
94
98
jaar02
06
10
9
jaar Figuur 2.3 Trend (index, waarbij 1990=100) van tien soorten weidevogels in het provinciaal weide vogelmeetnet Noord-Holland (51 proefvlakken) in 1990-2011 en in het landelijke NEM-weidevogelmeetnet in 1990-2010 (bron: CBS/SOVON). NB: bij de krakeend is 2005 als basisjaar (=100) gekozen.
10
10
300
100
Noord-Holland Nederland
10
10
100
0 02
Gele kwikstaart gele kwikstaart krakeend
500 150 400
02
9
jaar
10
jaar02
0
50
50 0
10
50
150
150 100
0
100
200
index
90
index
1990-2011 2001-2011
98
100 50
index
200 grutto grutto 150 grutto 200 150 200 100 150 100 150 50 100 Noord-Holland 50 Nederland 100 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 Nederland Nederland 90 94 98 Noord-Holland 0 Nederland 90 94 98 0 slobeend veldleeuwerik 90 94 98 200 slobeend
94
0
index index index index index index index
200 150 scholekster 200 scholekster 150 200 100 150 100 150 50 100 Noord-Holland 50 Nederland 100 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 Noord-Holland Noord-Holland 0 50 90 Nederland Nederland 94 98 Noord-Holland 0 Nederland 90 94 98 0 grutto slobeend 90 94 98 200 grutto
90
Noord-Holland Nederland
Noord-Holland Nederland
index index index index index index index
krakeend
50
scholekster grutto scholekster scholekster
slobeend Noord-Holland slobeend Nederland Noord-Holland Noord-Holland slobeend Nederland Nederland
-10
10
index
index index index index index index index
Het weidevogelmeetnet is gestart in 1987. Omdat er in de eerste jaren aanpassingen in de methodiek zijn doorgevoerd, is het jaar 1990 als basisjaar genomen (index = 100). Voor de lange-termijnanalyses worden alleen gegevens van de 51 oorspronkelijke proefvlakken gebruikt. Met ingang van 2009 wordt er tevens een weging toegepast. Om te voorkomen dat rijkere gebieden een te grote invloed hebben op de resultaten, worden gebieden met lagere aantallen zwaarder meegeteld bij de trendberekeningen in het programma TRIM van het CBS (Pannekoek en Van Strien 2001). De trends van de tien algemenere soorten, uitgesplitst over de hele periode van 1990-2011 en over de laatste tien jaar (2001-2011) zijn weergeven in figuur 2.2. De trend is hier de gemiddelde jaarlijkse toe- of afname in procenten in de genoemde perioden. Figuur 2.3 geeft de provinciale trendlijnen van de tien algemenere soorten in 1990-2011 en de trendlijnen afkomstig van het landelijke weidevogelmeetnet in 1990-2010 (NEM/SOVON/CBS).
index index index index index index index
2.4 Aantalsontwikkelingen van 1990 tot en met 2011
-15
06
jaar
200
kuifeend
02
index index index index index index index
98
index index index index index index index
94
0
Noord-Holland Nederland
index index index index index index index
90
2. Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2011
50
index index
0
100
index index
Noord-Holland Nederland
index index
index
50
11
2. Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2011
12
20
wiksta art
gele k
grasp ieper
ur veldle euwe rik
turelu
grutto
kievit
kster schole
kuifee nd
nd krakee
slobe end
0
Figuur 2.4 Gemiddelde dichtheid (aantal broedparen per 100 ha grasland plus bouwland) van tien soorten weidevogels in de proef vlakken binnen gruttokerngebieden (binnen GK), binnen de overige weidevogelkerngebieden (overig WK) en buiten de kerngebieden (buiten WK) in 2009-2011.
9402 02 94 9402 jaar jaar jaar
grutto grutto
06 06 06
200 200 200
9098 98 0 90 9098
9402 02 94 9402 jaar jaar jaar
slobeend slobeend slobeend slobeend slobeend slobeend slobeend
100 100 100
00 90 0 90 90
9806 06 0210 10 98 02 9806 jaar0210 jaar jaar
06 06 06
200 200 200
150 150
150 150 150
100 100 100
00 98 9098 0 90 9098
06 10 9806 0210 98 02 9806 jaar0210 jaar jaar
06 06 06
10 10 10
9806 06 0210 10 98 02 9806 jaar0210 jaar jaar
06 06 06
10 10 10
06 06 06
10 10 10
06 06 06
10 10 10
100 100 100 50 50
binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied 50 binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied 00
94 94 94
9098 98 0 90 9098
9402 02 94 9402 jaar jaar jaar
9806 06 0210 10 98 02 9806 jaar0210 jaar jaar
veldleeuwerik veldleeuwerik veldleeuwerik veldleeuwerik veldleeuwerik veldleeuwerik veldleeuwerik
100 100 100 50 50 50
02 9402 94 9402 jaar jaar jaar
9402 02 94 9402 jaar jaar jaar
150 150 150
100 100 100
200 200
9098 98 0 90 9098
200 200
00 90 0 90 90
10 10 10
50 50 50 94 94 94
94 94 94
tureluur tureluur tureluur tureluur tureluur tureluur tureluur 200
50 50 50
binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied binnen 200 gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied 150
50 50 50
binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied 50 binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied 00
150 150 150
100 100 100
100 100 100 50 50
00 90 0 90 90
10 10 10
grutto grutto
binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied 50 binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied 00
94 94 94
100 100 100
index index index
200 200 200
9806 06 0210 10 98 02 9806 jaar0210 jaar jaar
index index index
index index index
9098 98 0 90 9098
200 200 200
kievit kievit kievit
150 150 150
50 50 50
50 50
150 150 150
10
100 100 100
index index index
100 100 100
200 200 200
30
150 150 150
150 150 150
00 90 0 90 90
index index index
dichtheid
Het weidevogelbeleid van de Provincie Noord-Holland richt zich de laatste jaren vooral op zogeheten kerngebieden. Hiervan worden twee typen onderscheiden: Gruttokern gebieden en Weidevogelkerngebieden. Gruttokerngebieden zijn gebieden waar minimaal 10 paar grutto’s per 100 ha voorkomen. Weidevogelkerngebieden zijn gebieden met minder grutto’s, maar waar wel minimaal 20 paar weidevogels per 100 ha voorkomen, waarbij kievit, krakeend en graspieper niet worden meegeteld. Daarnaast is de (abiotische) geschiktheid als weidevogelleefgebied mee genomen in de begrenzing. Van de 73 proefvlakken van het weidevogelmeetnet liggen er 42 binnen een Gruttokerngebied, 15 binnen een Weidevogelkerngebied en 16 buiten de kerngebieden. Op het eerste gezicht (figuur 2.1) lijken de proefvlakken redelijk evenredig te zijn verdeeld om iets te kunnen zeggen over de stand van zaken binnen en buiten de kerngebieden.
94 94 94
grutto grutto grutto
50 50 50
Binnen GK Buiten GK
150 150 150
binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied 50 binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied 00
150 150 150
50
200 200 200
50 50
00 90 0 90 90
200 200 200
200
kievit kievit kievit kievit
00 90 0 90 90
200 200 200 150 150 150
index index index
50 50 50
40
2.5 Situatie in de kerngebieden
index index index
100 100 100
index index index
De twee eerste factoren hangen uiteraard samen met de selectiecriteria die voor de kerngebieden zijn gehanteerd; een relatief hoge dichtheid en een groot aandeel geschikt leefgebied (waaronder relatief veel natte graslanden en graslanden in natuurgebied). De derde factor lijkt een ondersteuning van het kerngebiedenbeleid, al is de neergang buiten kerngebieden uiteraard mede een gevolg van het feit dat de provincie hierin nog maar beperkt investeert. Hoe het ook zij, gezien de Europese en landelijke ontwikkelingen op het gebied van natuurbehoud en landbouw, is de verwachting dat er op termijn keuzes gemaakt moeten worden voor de inzet van middelen voor het weidevogelbeheer. Om deze keuzes goed te kunnen onderbouwen blijft het provinciaal weidevogelmeetnet Noord-Holland, als onderdeel van het landelijke NEM-weidevogelmeetnet, dan ook van groot belang.
150 150 150 index index index
•
200 200 200
index index index
••
scholekster scholekster scholekster scholekster scholekster scholekster 200 scholekster 200
index index index
De jaarlijkse trendlijnen van de tien afzonderlijke soorten (figuur 2.3) geven duidelijk aan dat het met veel soorten weidevogels in Noord-Holland al jaren niet goed gaat. Dit probleem beperkt zich overigens niet alleen tot NoordHolland: er bestaat een opmerkelijke overeenkomst met de trendlijnen van het landelijke meetnet. De verschillen tussen beide trendlijnen die er wel lijken te zijn, worden mogelijk deels veroorzaakt door verschillen in weging bij de trendberekeningen en het feit dat het landelijke weidevogelmeetnet - in tegenstelling tot het Noord-Hollandse - ook bouwlandgebieden telt.
Uit de analyse van de gegevens uit 2009-2011 blijkt dat de proefvlakken binnen de gruttokerngebieden ten opzichte van de proefvlakken er buiten: hogere dichtheden aan vogels hebben (figuur 2.4); een hoger aandeel grasland hebben dat eind mei nog niet is gemaaid en in het verlengde daarvan gedurende deze periode een groter aandeel gruttofamilies herbergt (figuur 2.6); een positievere trend laten zien voor kievit, grutto, tureluur en slobeend (figuur 2.5).
index index index
Over de hele periode 1990-2011 nemen zeven soorten in aantal af. Koploper in negatieve zin is de veldleeuwerik die met gemiddeld 9% per jaar afneemt. Tureluur, kuifeend en krakeend zijn min of meer stabiel of nemen in aantal toe. De laatstgenoemde soort neemt zelfs met gemiddeld 15% per jaar toe. Een dergelijke toename betekent dat de aantallen zich elke vijf jaar verdubbelen. De laatste tien jaar is de negatieve trend van een aantal soorten versterkt, het meest opvallend bij de kievit (afname 1990-2011 2% en in 2001-20011 ruim 4% per jaar). Bij de slobeend en scholekster is de negatieve trend afgezwakt en bij de gele kwikstaart is de negatieve trend zelfs om geslagen in een zwak positieve trend. Kuifeend en tureluur doen het ook nog steeds goed. Bij de krakeend is de bijna exponentiële groei (figuur 2.3) wat afgezwakt. De veldleeuwerik blijft een triest verhaal: de afname in het weidevogelmeetnet is de afgelopen 10 jaar nog iets versneld en bedraagt nu ruim 10% per jaar. In 2011 kwam de soort nog maar in 20 van de 73 proefvlakken als broedvogel voor.
100 100 100 50 50
binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied 50 binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied binnen gruttokerngebied binnen gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied buiten gruttokerngebied 00
94 94 94
9098 98 0 90 9098
9402 02 94 9402 jaar jaar jaar
9806 0210 06 10 98 02 9806 jaar0210 jaar jaar
Figuur 2.5 Trend (index, waarbij 1990=100) van zes soorten weidevogels in het provinciaal weidevogelmeetnet Noord-Holland (51 proefvlakken) binnen en buiten gruttokerngebieden in 1990-2011.
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
13
Hoofdstuk 3
Het weidevogelseizoen 2011 buiten Gruttokerngebied
60
60
90
3.1 Seizoensverloop
50
% gemaaid
30
% grutto’s
70
70 30 50 15
15
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
30
0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 2.6 Gemiddeld percentage van het grasland dat eind mei is gemaaid en het percentage van gruttoparen dat eind mei nog aanwezig is, in de proefvlakken binnen en buiten gruttokerngebieden in 2005-2010.
Literatuur Pannekoek, J. en A. van Strien, 2001. TRIM 3 Manual. (Trends and Indices for Monitoring data). Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg.
30
% grutto’s
45
45 % gemaaid
90 grutto’s gemaaid
grutto’s gemaaid
0
Wim Tijsen, Onno Steendam en Peter Mol
Sneeuw en een vroege koude winter, zo staat bij velen de winter van 2010-2011 in het geheugen gegrift. Het voorjaar dat erop volgde staat ons niet minder bij! De periode maart–april is de droogste voorjaarsperiode ooit gemeten. Voor vrijwillige weidevogelbeschermers niet verkeerd als je het veld in moet. Maar voor weidevogels die van nattigheid houden een stuk minder. Eind maart werden de landerijen gortdroog. Aan de kieviten viel het eerst te merken dat het droge voorjaar gevolgen zou hebben voor het broedseizoen. In menig weidegebied was het zoeken naar broedende kieviten. In West-Friesland, Noorderkoggenland, rond Amstelveen en Uitgeest waren beduidend minder kievitslegsels te vinden dan in 2010. Daar waar sprake was van een hoge waterstand, was het beeld heel anders. In enkele deelgebieden was zelfs sprake van een toename van kieviten. Nattere streken als de Zeevang, Spaarnwoude en de westelijke Eilandspolder en de weilanden van landgoed Marquette bij Heemskerk bijvoorbeeld, die een eigen hoge waterstand hebben, lieten hoge aantallen kieviten zien. Niet helemaal toevallig dus dat het eerste kievitsei in Noord-Holland op 10 maart van dit jaar gevonden werd in het natte Ilperveld.
Zwerm scholeksters • Foto: Menno Schaefer
Van droogte komt afstel? Gezien de lage aantallen grutto’s en kieviten in de drogere gebieden, groeide de vrees dat de vogels niet genoeg voedsel konden vinden en daardoor niet aan broeden zouden toekomen. In maart heeft Landschap Noord-Holland daarom het initiatief genomen tot een actie voor “greppel plas-dras”. Binnen een week melden zich een tiental enthousiaste agrariërs aan om de vogels tegemoet te komen! Door de eindbuizen op de kopakkers dicht te zetten, en water in de greppels te pompen tot het water aan weers zijden minimaal één meter overloopt, wordt het voedsel op de akkers beter bereikbaarder. Onmiddellijk hadden de vogels dit in de gaten en maakten dankbaar gebruik van het betere voedselaanbod door met hun snavels in de zachte bodem te prikken. Regenwormen komen dichter aan de oppervlakte, dus al snel is het ‘tafeltje dekje’ op zo’n perceel. Vrijwel alle deelnemende agrariërs hebben minimaal 2 weken hun greppels “plasdras” gehad. Sommige boeren waren zo enthousiast over het resultaat, dat men tot ver in april water in de greppels had staan. Deelnemer Cees Hardebol uit de Belmermeer bij Broek in Waterland; “Ik had er onmiddellijk vogels op, terwijl het daarvoor vrijwel leeg was! Het bijkomend effect van het vol zetten van de greppels met water is dat de grasgroei in en rond de greppels
14
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
Greppel plasdras • foto: Wim Tijsen
binnen Gruttokerngebied
later op gang komt. Hierdoor ontstaat er een open en kruidenrijkere structuur in het weiland met een betere doorlaatbaarheid en voedselvoorziening, waar opgroeiende kuikens van profiteren. In totaal hebben tien boerenbedrijven (1 uit Wieringen, 8 uit Laag-Holland en 1 beneden het Noordzeekanaal) aan de actie mee gedaan. Waarbij 45 hectare weiland minimaal 2 weken ‘greppel-plasdras’ heeft gestaan in de provincie. Een welverdiende pluim voor deze bedrijven, die ervoor zorgden dat het bijeen gebrachte geld van deze beschermers van het Landschap een zeer n uttige besteding kreeg in een extreem droog voorjaar. Het blijft gissen hoeveel weidevogels vanwege de droogte niet tot broeden zijn gekomen. Uit de nestgegevens van het Noord-Hollandse deel van de database van weidevogel bescherming.nl blijkt echter dat de grutto’s die wel begonnen, dit gewoon in de eerste drie weken van april deden. Terwijl in 2011 het aantal broedparen van kievit en grutto in het Meetnet toenam nam het aantal gevonden legsels van kievit, scholekster, grutto en tureluur af. De grutto spant daarbij de kroon met een daling van 20% ten opzichte van 2010 (tabel 3.1). Langlevende soorten zoals grutto’s en scholeksters slaan echter wel eens een broedjaar over als de omstandigheden of hun eigen conditie te wensen over laat. Op zich is dit niet zo heel erg, mits dat in andere jaren weer gecompenseerd wordt door een goede reproductie. Bij de geconstateerde daling moet ook worden opgemerkt dat er geen legsels zijn gezocht op percelen met uitgesteld maaibeheer (SNL) en van terreinbeherende organisaties. Er zijn aanwijzingen dat een deel van de grutto’s vanwege de droogte naar deze (vaak nattere) gebiedsdelen zijn verhuisd.
15
3. Het weidevogelseizoen 2011
Waar waren de predatoren? Een meevaller voor de weidevogels was dat dit jaar de legselpredatie opvallend laag is (figuur 3.1). Uiteraard waren er uitzonderingen, zoals enkele gebieden in Waterland en rond Uitgeest. Maar gemiddeld genomen bleven de pre datiecijfers ruim onder de twintig procent (13,6%) en lijken ze weer een beetje op die van lang vervlogen tijden, toen er nog geen enkele vos in Noord-Holland rondliep. Door de uitzonderlijk lage predatiecijfers in West-Friesland en Noorderkoggenland (3 à 4%) is het provinciaal gemiddelde flink omlaag gebracht. Het lijkt erop dat het beheer van vossen in de kerngebieden van weidevogels in Noord-Holland door de wildbeheerders zijn vruchten begint af te werpen. Daarnaast was 2011 een goed muizenjaar, wat er misschien toe heeft geleid dat de predatoren meerdere voedselbronnen konden aanspreken.
20 % nesten gepredeerd
•
Landschap Noord-Holland, Stijn van Belleghem en Wim Tijsen
Financiering
•• • Activiteiten • • • • • ••
Provincie Noord-Holland Landschap Noord-Holland Nationale Postcode Loterij Werven, opleiden en informeren van vrijwilligers en boeren Bijwonen en organiseren van start- en/of evaluatieavonden Verspreiden van beschermingsmaterialen (stokken, nestbeschermers etc.) Opleidingen in het veld voor onervaren vrijwilligers door veldmedewerkers Verwerken en beheren van legselgegevens in het landelijke weidevogelprogramma Begeleiding bij gebiedsplannen voor de grutto Afstemming en samenwerking met Landschapsbeheer Nederland, andere provincies en de Noord-Hollandse agrarische natuurverenigingen.
3.2 Opvallende beschermingszaken Het warme en droge voorjaar had ook andere gevolgen voor de weidevogelbescherming. In Noord-Holland zijn, ondanks het geringere aantal gevonden nesten, beduidend meer nestbeschermers gebruikt dan in 2010. Over 800 legsels (5,5% van het totaal) is een nestbeschermer geplaatst, tegen 722 (4,5%) in2010. Er werd ook vaker om nesten heen gemaaid: bij 5% in 2011 tegen 3,5% in 2010. Het warme voorjaar zorgde voor een vroege weidegang en een vroege eerste snede, waardoor relatief veel vogels nog op het nest zaten in de maaiperiode. Daar staat tegenover dat er veel minder beschermingshandelingen bij bemesten en rollen uitgevoerd hoefden te worden. Het droge en mooie weer vanaf eind februari zorgde ervoor dat al deze agrarische werkzaamheden al ruim vóór het broedseizoen plaats konden vinden.
25
15
10
5
0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Jaren Figuur 3.1 Predatiecijfers in NH 2000-2011
16
Coördinatie
Weidevogelbescherming in cijfers De beschermde oppervlakte nam af met 700 ha en kwam uit op ruim 22.000 ha bouw- en weiland. Alle weidevogelgroepen in Noord-Holland hebben in 2011 minder legsels gevonden en beschermd. Het totale aantal gevonden legsels in de
Gele kwikstaart • FOTO: Ruurd Jelle van der Leij / foto natura
Vanaf half mei werd het weer wat wisselvalliger en trokken er wat meer regenbuien over Noord-Holland. Dat leidde niet alsnog tot een massale late leg bij de kieviten. Slechts 3% van de gevonden kievitsnesten blijkt na 20 mei te zijn gelegd. De nestgegevens maken tevens duidelijk dat het grootste deel van de kieviten de tweede helft van maart aan de leg is geraakt met een tweede, veel kleinere piek in de tweede week van mei. Het lijkt er daarom sterk op dat de vogels die er waren, gewoon in de gebruikelijke tijd zijn gaan broeden, maar dat degene die dat nalieten, niet alsnog later in het seizoen zijn begonnen. Van langdurige droogte komt blijkbaar niet uitstel, maar eerder afstel.
provincie daalde met bijna 1.500 tot 14.625 (tabel 3.1). De dichtheid aan gevonden legsels daalde daarmee van 71 naar 66 per 100 ha. In totaal zijn er 87 nieuwe vrijwilligers ingestroomd. Het totale aantal beschermers daalde licht, maar ligt nog steeds boven de duizend (1.033). Verder daalde het aantal meewerkende bedrijven licht van 921 naar 909. Cursussen voor vrijwilligers De animo voor deelname aan weidevogelbescherming door vrijwilligers blijft onverminderd groot. Maar liefst 70 nieuwe mensen meldden zich aan en doorliepen de basiscursus weidevogelbescherming in Purmerend of Wormer. Voor de al meer ervaren beschermers zijn in 2011 aparte (vervolg)cursussen georganiseerd. Oudste grutto Op 19 april liep Henk de Vries uit Krommenie met zijn medevrijwilligers door zijn vertrouwde weilanden van de gebroeders Wouda in de Krommenieërwoudpolder. Daarbij viel zijn oog op een dode grutto met een ring om zijn poot. Het ringnummer werd gemeld bij het Vogeltrekstation te Arnhem en wat bleek, de vogel was in 1981 door Jan van der Geld geringd als kuiken in het op drie kilometer afstand gelegen Wormer- en Jisperveld. Daarmee was deze grutto 29 jaar, 9 maanden en 8 dagen oud geworden. De oudste grutto ter wereld, zover bekend in de grote Europese database. De media besteedden er uitgebreid aandacht aan en
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
stonden op de stoep bij Henk. Of hij verwacht had dat de vogel zo oud was, werd hem gevraagd? “Nou, niet echt was zijn antwoord; want hij liep niet met een stok of een gehoorapparaat in!”.
3.3 Weidevogels in reservaten Alkmaardermeer en Eilandspolder In 2011 zijn de weidevogelreservaten van Landschap Noord-Holland in de Eilandspolder en de gebieden rond het Alkmaardermeer doorgelicht (Kwaliteitstoets Weide vogelterreinen Beheereenheid Midden, Bloem en Ekkes 2011). Voldoen het beheer en de aantallen weidevogels aan de doelen die waren gesteld in de beheerplannen? Huidig weidevogelbeheer Bijna alle graslandpercelen zijn verpacht aan boeren. In het pachtcontract worden speciale voorwaarden aan het beheer gesteld. De belangrijkste zijn: alleen gebruik van ruige mest, rust in het land van 15 maart t/m 15 juni en een hoog waterpeil. Ongeveer een kwart van de oppervlakte mag worden beweid met koeien. Voorafgaand daaraan worden de legsels door medewerkers van Landschap Noord-Holland opgezocht en wordt een nestbeschermer over het nest geplaatst. In alle weidevogelgebieden zijn plas-dras percelen aanwezig waar vogels voedsel kunnen zoeken en veilig kunnen slapen met de poten in het water.
17
Innundatie Fort Krommeniedijk • foto: harm botman
3. Het weidevogelseizoen 2011
18
•
•
83.33 100.00 100.00 33.33 62.50 0.00 0.00 100.00 79.17 91.67 27.27 83.23 79.78 89.80 60.00 94.44 69.23 98.04 89.51 100.00 100.00 100.00 83.59 70.59 100.00 0.00 79.83 97.22 90.48 100.00 74.18 71.43 71.43 80.90
1 0 0 1 2 0 0 0 5 0 8 203 858 4 2 0 12 0 12 0 0 0 203 22 0 0 129 1 1 0 24 1 0 1489
Percentage van bekend resultaat
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
80.90
19.10
onbekend
2 0 0 2 3 0 1 0 10 1 8 337 1414 5 6 1 16 1 15 0 0 0 326 45 0 0 237 1 4 0 55 2 2 2494
overige
10 5 1 1 5 0 0 2 38 11 3 1672 5578 44 9 17 36 50 128 1 1 1 1661 108 1 0 938 35 38 1 158 5 5 10563
verlaten
12 5 1 3 8 0 1 2 48 12 11 2009 6992 49 15 18 52 51 143 1 1 1 1987 153 1 0 1175 36 42 1 213 7 7 13057
werkzaamheden
12 5 1 4 14 4 1 2 54 14 13 2315 7680 54 17 18 72 58 156 1 1 1 2245 174 1 1 1351 41 56 1 244 7 7 14625
beweiden
predatie
www.weidevogelskijken.nl Van zaterdag 21 tot en met zondag 29 april vindt de Landelijke Weidevogelkijkweek 2012 plaats. Op dit webadres vindt u de diverse locaties waar u in de Weidevogelkijkweek naar weidevogels kan kijken.
•
% uitgekomen
www.weidevogels.nu De site is bedoeld voor weidevogel belangstellenden, boeren, beleidsmakers en natuurbeschermers.
•
Bergeend Bontbekplevier Brandgans Canadese gans Eend onbekend Eidereend Fazant Fuut Gele kwikstaart Graspieper Grauwe gans Grutto Kievit Kluut Knobbelzwaan Kokmeeuw Krakeend Kuifeend Meerkoet Nijlgans Patrijs Rietgors Scholekster Slobeend Stormmeeuw Tafeleend Tureluur Veldleeuwerik Visdief Waterhoen Wilde eend Witte kwikstaart Zomertaling Totaal
niet uitgekomen
www.kenniscentrumweidevogels.nl Hier vindt u alle kennis over weidevogels en weidevogelbeheer in Noord-Holland samengebundeld.
Enkele aandachtspunten: Tijdens droge zomers kan de toplaag van het grasland te droog worden. Het bodemleven zoals wormen kruipt richting grondwater en wordt onbereikbaar voor de vogels. Vooral in de Hempolder en het Oosterveld bij Limmen spelen deze problemen. In de Hempolder kan extra water worden in gelaten zodat er water in de greppels komt te staan. In het Oosterveld is een project gestart om het water te kunnen opzetten. Het project wordt in 2012 uitgevoerd. In 2008 is in het gebied Weijenbus en Vroonmeer gestart met inundatie van grasland in de periode 15 februari-15 maart. Dit heeft spectaculaire resultaten opgeleverd. Vanaf Fort Krommeniedijk konden tijdens het “Open Weekend” honderden vogels worden waargenomen zoals grutto’s, goudplevieren, pijlstaarten, kieviten, wulpen en de slechtvalk. Door de inundatie en de verhoging van het waterpeil is de kwaliteit van dit weidevogel gebied toegenomen. Er is meer structuur ontstaan in het grasland. De aantallen broedende weide vogels blijven echter nog achter. Door aanleg van een plas-dras die ook nat blijft na de inundatie en door meer vee in het gebied te zetten, verwachten we dat het gebied tot de toppers van Noord- Holland zal gaan behoren. In het noorden van de Westelijke Eilandspolder ligt de Menningweer. In dit gebied zijn veen mosrietlanden uitgegroeid tot bosschages die het landschap verdicht hebben. In 2011 is een deel van dit bos omgevormd tot rietland. Aanvullende maatregelen zoals toezicht op bepalingen uit het pachtcontract en het onaantrekkelijk maken van het gebied voor de vos zal de weidevogelstand moeten verbeteren. Een aantal boeren heeft nog een zeer oud pachtcontract met minimale beperkingen ten behoeve van weidevogels. Hier moet in overleg met pachters onderzocht worden of er verbeteringen mogelijk zijn voor het behoud van de weidevogels.
verlies
uitgekomen
www.weidevogelbescherming.nl De site staat boordevol informatie over de weidevogelbescherming in Nederland.
resultaat
bekend
3.4 Weidevogels op het Internet
Tabel 3.1 Legsels per soort 2011 met uitkomstresultaat en verliesoorzaak.
totaal
Resultaten Alle weidevogelgebieden kwalificeren zich als weidevogelof gruttokerngebied. Maar per gebied zijn verschillen in aantallen en soortensamenstelling. De Hempolder (ongeveer 63 hectare) is één van de beste weidevogelgebieden van Nederland waar de aantallen grutto’s (124), tureluurs (90) en scholeksters (55) nog steeds toenemen. Jaarlijks broedt er zelfs nog een kemphen. Veldleeuweriken doen het nog steeds goed in de gebieden Eilandspolder-West (6), Limmerdie (10) en de Weijenbus en Vroonmeer (10). Gele kwikstaarten komen zowel in Weijenbus en Vroonmeer (9) en Het Die (21) veel voor. In deze gebieden is ook de graspieper (16 respectievelijk 11) nog goed vertegenwoordigd. In het zuidelijk deel van de Eilandspolder-West is een aantal jaar geleden een aangeplant bos omgezet in een weidevogel- en roerdompplas. Dit heeft een positief effect op de aantallen weidevogels. Werd vroeger het bos gemeden, nu is dit gebied het hart van reservaat waar de eerste grote groepen grutto’s neerstrijken bij terugkomst uit het zuiden. Rond de plassen broeden jaarlijks kluten (11). En 2011 broedden er 2 paar lepelaars in een oude boomgaard aan de rand van het open weidevogelgebied. Maar ondanks de relatief goede dichtheden aan weide vogels zijn er ook zaken die extra aandacht behoeven. Een ervan is dat de kritische weidevogels (zoals kemphaan, watersnip en zomertaling) het ook in de reservaten moeilijk hebben. Ligt het aan het beheer (bijv. te weinig beweiding) of aan het klimaat, of spelen hier andere dingen? Dit dient nog nader uitgezocht te worden. Een aantal factoren kan echter direct worden aangepast in het beheer. Zie aandachtspunten hiernaast.
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 23 48 0 0 0 0 1 0 0 0 0 12 0 0 0 9 0 0 0 2 0 0 95
0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 11 143 0 1 0 0 0 1 0 0 0 7 2 0 0 6 0 0 0 3 0 2 177
1 0 0 1 0 0 0 0 3 0 0 59 205 0 2 1 1 0 2 0 0 0 53 18 0 0 60 0 3 0 20 1 0 430
0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 4 3 0 1 0 1 0 0 0 0 0 3 0 0 0 5 0 0 0 0 0 0 19
0 0 0 0 1 0 0 0 0 1 0 37 157 1 0 0 2 0 0 0 0 0 48 3 0 0 28 0 0 0 6 0 0 284
11.40
0.73
1.36
3.29
0.15
2.18
19
Weidevogelbeschermingsgroepen Noord-Holland
1. Alkmaar Floris Parlevliet Middelhof 47 1851 BW Heiloo 06-42243420 2. Heiloo Harry Elzinga De Ronge 52 1852 XD Heiloo 072-533 1264 vrijwilligers registeren nestgegevens • foto: archief lnh
3. Assendelft Piet Grotenhuis Hornlaan 4 1566 VM Assendelft 075-687 5925
[email protected] 4. Behoud Hekslootpolder Tom van den Boomen Leidsevaartweg 79 1206 NB Heemstede 06-557 15 290
Tabel 3.2 Beschermingsactiviteiten 2011
AA Bergeend Gele kwikstaart Graspieper Grutto Kievit Kluut Krakeend Kuifeend Meerkoet Patrijs Scholekster Slobeend Tureluur Veldleeuwerik Visdief Wilde eend Totaal % van totaal
12
BM
50 418
GB
NB
OM
3
1
8 1 230 217 8 4 6 1
8 199
1
163 355 11 2
1 6
18 0.57
75 6 22 11 4 587 18.54
40 6 2
259 8.18
1 124 7 131 3 2 800 25.27
105 22 154
6 762 24.07
OV 1 1 9 143 1 1
45 10
2 213 6.73
PE
4 148
19 1 3
1 176 5.56
RS
7 65
ZP
4 235
13
19
2
3
87 2.75
3 264 8.34
Totaal 1 12 2 475 1792 20 8 6 2 1 446 36 331 5 13 16 3166
AA = bij aanaarden, BM = bij bemesten, GB = bij gewasbescherming, NB = bij beweiden, OM = bij maaien, OV = bij overige activiteiten, PE = bij ploegen en/of eggen, RS = bij rollen en/of slepen, ZP = bij zaaien en/of poten
20
5. Castricum J. Kuys Oosterbuurt 5 1902 RS Castricum 6. Den Helder Fokke Terpstra Praamstraat 103 1784 NL Den Helder 0223-635 363 7. Westelijk Eemgebied Frits During Klaproos 23 3755 HW Eemnes 035-531 0902 Gert Bieshaar Zevenerdrift 16 1251 RC Laren 035-531 1002
8. Heemskerk Robert Stoker Weverskwartier 92 1967 JB Heemskerk 0251 823915
[email protected] www.dekampen.com 9. IVN Amstelveen Aad van Paassen R. de Beerenbroucklaan 44 1181 XT Amstelveen 020-641 2548 10. IVN Westfriesland Gé Bentvelsen Nuwendoorn 97 1613 LH Grootebroek 0228-514 568 11. Krommeniër woudpolder Henny T. van Furstenberg Mariënstein 168 1852 SM Heiloo 0645223110
[email protected] 12. Eilandspolder Theo de Wit Kromme Horn 35 1484 EG Graft 0299-673261
[email protected]
Monique van Hoogstraten Boeijerstraat 1 1483 TG De Rijp 0299-674516
[email protected]
13. Noorderkoggen Harry Vrieze Molenstraat 3 1655 KC Sijberkarspel 0229-591 618
= Winnaar Gouden Grutto
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
14. Obdam/ Hensbroek e.o. Simon Dingerdis Akkerstraat 3 1713 BL Obdam 0226 45 26 63 Jan Lugtig Brederodelaan 31 1713 BL Obdam 15. Ouderkerk Evert van den Berg Sluisvaart 150 1191 HH Ouderkerk a/d Amstel 020-496 4696
[email protected] www.coherente.nl/ home/werkgroepen/ werkgroep_ouderkerk/ Vogelwerkgroep 16. Schagen Joop Jong Zwarteweg 11b 1735 GK ’t Veld 0226 422 049 17. Oosterzijpolder Peter Scholten Dompvloedlaan 20 1851 NP Heiloo 072-533 6397 Herman Pols Oranjelaan 15 1815 JP Alkmaar
20. Texel Giel Witte Noordwester 39 1791 HE Den Burg 0222- 313 895 21. VWG-Uitgeest Ineke Bijman Groot Dorregeest 7 1911 ND Uitgeest 0251-312241
[email protected] 22. Weilanden Henk Al Bob van Duin Uranuslaan 40 1562 XB Krommenie 075-628 7445 23. Vechtstreek Carolien Krijnen Noordpolderweg 3 1398PE Muiden 0294-263868
[email protected] 24. Westzijderveld Zuid-Oost Herman Hop Burgemeester Smitstraat 29 1501 RN Zaandam 25. Westzaan G. Groot J.J. Allanstraat 170 1551 RP Westzaan 075-614 3992
18. Spaarnwoude Martin Ikelaar Rosenholm 42 2133 EL Hoofddorp 023-563 1239
19. Water, Land en Dijken Koemarkt 53-1 1441 DB Purmerend 0299-437 463
26. Wieringen Anne Schouten Westerlanderweg 11 1778 KK Westerland 0227 542618 aenbschouten@ quicknet.nl
Tijs Klerk Hendrik Andriessenstraat 41 1544 MT Zaandijk
21
Hoofdstuk 4
Weidevogelkringen in Laag-Holland
Tafeleend met drie kuikentjes • foto: Onno Steendam
Om het weidevogelbeheer te optimaliseren zijn de laatste jaren lokale samenwerkingsverbanden opgericht van boeren, vrijwilligers, wildbeheerders, terreinbeherende (natuur) organisaties en andere partijen. In Laag Holland zijn acht van zulke weidevogelkringen actief. De provincie NoordHolland, die toezicht houdt op de kwaliteit van het beheer, heeft dit gestimuleerd en gefinancierd. Een uitgekiend beheer op gebiedsniveau, gericht op zowel nestbescherming als kuikenoverleving, is cruciaal om de negatieve populatietrends bij veel weidevogelsoorten om te buigen.
Werkzaamheden Bij de start van het weidevogelseizoen zijn twee zeer goed bezochte cursusavonden in Purmerend en de Rijp georganiseerd. Centraal stonden de gedragsherkenning van weidevogels en het snel en effectief beschermen van weidevogels en hun kuikens voor de meer gevorderde beschermers. Tijdens het seizoen hebben drie veldmedewerkers van Landschap Noord Holland vele weidevogelgroepen in de praktijk ondersteund. Daarbij lag het accent op verbetering van de samenwerking tussen boeren en vrijwilligers bij kuikenbescherming. Samen met de gebiedscoördinator van Laag-Holland en de gebiedsregisseurs van agrarische natuurvereniging Water, Land & Dijken zijn in 2011 de gebiedsplannen en het uitgevoerde beheer in werkgroepen geëvalueerd. De werkgroepen hebben aanbevelingen gedaan over het weidevogelbeheer en er wordt eendrachtiger samengewerkt aan het wildbeheer. Met name de toegenomen samenwerking tussen wildbeheerders, agrarische natuurvereniging, terreinbeherende organisaties en recreatieschappen heeft geleidt tot een effectiever vossenbeheer. Mede daardoor is het uitkomstresultaat van weidevogellegsels in 2011 één van de hoogste in tien jaar. De slot- en evaluatieavonden van het weidevogelseizoen in de regio waren een succes. In totaal bezochten ruim 300 boeren, vrijwilligers, wildbeheerders en natuurbeschermers deze avonden. In een aantal regio’s stond daarbij de noodzaak en inpasbaarheid van laat gemaaid gras in de melk veehouderij op de agenda. Op alle avonden hebben de gebiedsregisseurs uitvoerig stilgestaan bij het gerealiseerde ‘Last-Minute Beheer’ in relatie tot de actuele weidevogeltoestand tijdens het seizoen. Uiteraard zijn ook de resultaten van de nestbescherming uit de diverse (deel)gebieden gepresenteerd, evenals die van heel Noord-Holland.
Nestbeschermer • foto: Stijn van Belleghem
In deze gebiedsaanpak, met verschillende soorten contracten voor weidevogelbeheer, is het belangrijk het beheer van bovenaf te bekijken en daar de maatregelen op af te stemmen. Nestbescherming is nog steeds heel belangrijk, maar dient alleen plaats te vinden als het echt nodig is. Bijvoorbeeld als het legsel door agrarische werkzaamheden verloren dreigt te gaan. Meer kuikens vliegvlug krijgen is en
22
Inventarisatie door vrijwilligers • foto: peter mol
Inleiding
De essentie van het werk van de weidevogelkringen is de evaluatie van het uitgevoerde beheer, de monitoring van de beschermingsresultaten en de bevordering van een duurzame samenwerking tussen de gebiedspartijen. Ook hebben de kringen een adviesfunctie voor de gebiedscoördinator en voor gemeenten, waterschappen of projectontwikkelaars bij aantasting van weidevogelleefgebied.
blijft de belangrijkste uitdaging voor alle agrariërs, natuurbeheerders en weidevogelbeschermers. Dat heeft op alle bijeenkomsten van de weidevogelkringen in Laag-Holland wederom voorop gestaan. De weidevogelkring Eilandspolder zal aan de hand van een opgesteld opkrikplan het komende jaar werken aan de verbetering van de openheid. In overleg met de provincie is besloten het schaarse geld in te zetten in een groot gebied. Door het grootschalig kappen van bosjes en verbeteringen in het riet- en slootkantbeheer wordt aan verbetering van het weidevogelbiotoop gewerkt. De weidevogelkring Zeevang heeft de gemeente geadviseerd bij de compen satie voor de aanleg en realisering van een woonwijk. Verschillende weidevogelkringen hebben verbeteringen in het flexibel beheer voorgesteld aan de gebiedscoördinatoren.
boer zoekt met vrijwilligers naar nesten • foto: archief lnh
Wim Tijsen
Evaluatie en toekomst Bezuinigingen bij rijk en provincie hebben ertoe geleid dat er minder financiële middelen beschikbaar zijn voor de voortzetting van de weidevogelkringen in deze vorm. De provincie heeft de continuering van de kringen bij de gebiedscoördinatoren in Noord-Holland ondergebracht. Het is dus aan hen om samen met alle gebiedspartners de weidevogelkringen in stand te houden. Monitoring van
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
weidevogelresultaten, evaluatie van beheer en inbreng van alle organisaties is van belang. Een goede samenwerking kan leiden tot een hoger succes voor de weidevogels.
23
Hoofdstuk 5
scholekster
kievit
grutto
tureluur
Verschillende onderwerpen onder de loep H5A. Broedsucces van de scholekster op Texels schapenland
Tabel 5A.1 Aantal broedparen, nesten en vliegvlugge jongen van scholekster in de onderzochte gebieden.
Resultaten In alle gebieden zijn relatief hoge tot zeer hoge dichtheden broedparen aanwezig (tabel 5A.1). In onderzoeksgebied Eierland en Haffel worden meer nesten gevonden dan er broedparen aanwezig zijn. In onderzoeksgebied Haffel is dit zelfs meer dan twee keer zoveel. Dit duidt er op dat er veel vervolglegsels zijn. Vaak hebben deze vervolglegsels minder eieren dan het eerste legsel. Het aantal broedparen dat vliegvlugge jongen voortbrengt is laag: slechts 15 van de 55 broedparen zijn waargenomen met vliegvlugge jongen. Deze 15 broedparen brengen 18 vliegvlugge jongen groot. Dat betekent gemiddeld 1,2 vliegvlug jong per broedpaar. Voor het in stand houden van de populatie zijn er gemiddeld 0,35 vliegvlugge jongen per broedpaar nodig. Zoals blijkt uit de tabel zitten twee plots hier ruim boven en twee plots zitten hier ruim onder. In de plots Haffel en ‘t Noorden zijn 35 nesten gevonden en komen 24 nesten uit. Dat is een uitkomstpercentage van 68%. Een verlies van 30% komt overeen met het landelijk gemiddelde. Tussen het uitkomen van de eieren en het vliegvlug worden van de jongen vindt er een groot verlies plaats. Dat komt overeen met de waarneming dat er vaak nog wel donsjongen gezien worden maar nauwelijks grote vliegvlugge jongen. Een deel van de scholeksters begint na het uitkomen van eieren en verlies van jongen weer
24
‘t Noorden
Hemmer
De laatste jaren gaat het minder goed met de scholekster. Net zoals bij veel andere weidevogels worden er te weinig kuikens grootgebracht. Om wat meer inzicht te krijgen in het broedsucces en factoren die hierin een rol spelen heeft de Lieuw in 2011 een verkennend onderzoek gedaan. In vier plots zijn de scholeksters in het broedseizoen gevolgd door middel van alarmtellingen. Het onderzoek was bescheiden van omvang en speelde zich vooral af op schapenland. Daarnaast komt de scholekster op Texel ook voor op ander grasland en op bouwland.
Haffel
De scholekster is één van de meest karakteristieke weidevogels van Texel. Door zijn knalrode snavel en zijn zwart-witte verschijning valt hij goed op. Het hele jaar is de s cholekster op Texel in grote aantallen te vinden. Het is dus niet verwonderlijk dat de scholekster een Texelse naam heeft gekregen: ‘de Lieuw’, tevens de naam van de agrarische natuur- en landschapsvereniging op Texel.
28.9
26.2
15.5
47.6
Aantal broedparen
11
18
15
11
Aantal broedparen per 100 ha
38
69
97
23
Aantal nesten
23
24
11
9
Aantal nesten uit
?
15
9
?
Aantal broedparen met vliegvlugge jongen
4
4
3
4
Aantal vliegvlugge jongen
6
4
3
5
Aantal vliegvlugge jonger per broedpaar
0.55
0.22
0.20
0.45
Oppervlak
600 400 200 0 2001
Marcel Groot - Natuurmonumenten
Eierland
Siebold van Breukelen – Gebiedscoördinator Texel
H5B. Monitoring weidevogels Wormer en Jisperveld 2010
Aantal broedparen
800
2004
2006
2007
2009
2010
jaar
overnieuw met een legsel. Vaak worden jonge pullen van scholekster waargenomen langs slootkanten van graslandpercelen. Pas als de pullen vliegvlug zijn, worden ze meer midden op de percelen gezien. Mogelijke oorzaken en oplossingen Concluderend kan er gezegd worden dat het voortplantings succes gering is. Het lijkt er op dat dit vooral komt door sterfte van jonge pullen. Een mogelijke oorzaak is het droge voorjaar in 2011 waardoor de grond zo hard werd dat de ouders geen voedsel meer uit de bodem konden krijgen om hun jongen te voeren. Ook niet uit te sluiten is dat predatie direct of indirect een rol speelt. In alle onderzoeksgebieden zijn tot ver in juni vaak veel zilver-, storm- en kleine mantelmeeuwen op het land aanwezig, ook worden vaak andere predatoren waargenomen. Zeer waarschijnlijk is dat de combinatie van veel verstoring door predatoren en een slechte voedselsituatie tot verliezen leidt. Veel verstoring zorgt er voor dat de ouders minder vaak hun jongen kunnen voeren en de slechte voedselbeschikbaarheid zorgt er voor dat de energie die dit kost niet gemakkelijk gecompenseerd kan worden. Percelen met goed toegankelijke flauwe oevers met een niet te hoge vegetatie verhogen de overlevingskansen van jonge pullen. Er is dekking tegen predatoren en bovendien is de voedselbeschikbaarheid beter in de vochtigere taluds, met name in erg droge voorjaren zoals in 2011. Natuurvriendelijke oevers zoals b eschreven in de subsidieregeling natuur en landschap, zijn over het algemeen ongeschikt voor weidevogels. Dit vanwege het ontbreken van begrazing waardoor de vegetatie in de loop van het voorjaar te hoog en te dicht wordt.
Voorjaar 2010 heeft een groep van 13 vrijwilligers onder leiding van Nico Vens de broedvogels in het Wormer- en Jisperveld geteld. Net als bij de drie voorgaande tellingen van deze groep (in 2001, 2004 en 2007) is de gehele polder Wormer, Jisp en Neck geteld. Het telgebied (ongeveer 2.000 ha) wordt begrensd door de omringdijken en de erfgrenzen van de bebouwing. Er is bewust voor gekozen om het gehele gebied te tellen. De telgegevens kunnen namelijk van belang zijn voor de beschermingsstatus en begrenzing van het gebied onder de Vogelrichtlijn en/of de Habitatrichtlijn. Om zo compleet mogelijke trendgegevens te krijgen, zijn de tellingen van de groep-Vens uit 2001, 2004, 2007 en 2010 gecombineerd met de identieke tellingen van de provincie uit 2006 en 2009. In alle gevallen is een territorium kartering (de BMP-A methode van SOVON) gebruikt. Deze methode geeft geen beeld van de reproductie; daarnaar is tot dusverre geen onderzoek gedaan. De Weidevogelvisie Noord-Holland streeft naar behoud en versterking van populaties in kerngebieden. Kentering van de neergaande tendens was ook het uitgangspunt bij de samenwerkingsafspraken die Natuurmonumenten, agrarische natuurvereniging en plaatselijke boeren in 2006 opstelden. De telling van 2010 moest dus mede uitwijzen of de ingeslagen weg al positieve resultaten laat zien. En inderdaad: het tij lijkt te zijn gekeerd. Vanaf 2006 gaat de tureluur vooruit, vanaf 2007 de grutto en de scholekster en vanaf 2009 ook de kievit. Van 2009 op 2010 zijn deze soorten met 15% toegenomen (figuur 5B.1). Het aantal gruttoterritoria nam tussen 2007 en 2010 toe met wel 35! De dichtheid van alle SNL-weidevogels tezamen lag in 2010 op 155 per 100 ha grasland. Daarmee scoort het Wormer- en Jisperveld landelijk zeer goed. In hoeverre de positieve trend doorzet, is nog niet te voorspellen maar het is al zeer hoopgevend dat herstel mogelijk lijkt. Dit is een mooie stimulans voor de samenwerking tussen de gebiedspartijen. In 2012 gaan deze partijen gezamenlijk nader analyseren welk beheer het beste werkt. De indruk bestaat dat de groeigebieden voor weidevogels veelal ontstaan op plekken met (voor het gebied) relatief intensief agrarisch gebruik. Extra aandacht voor de broedresultaten is daarom
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
Figuur 5B.1 Verloop weidevogel broedparen s cholekster, kievit, grutto en turreluur in het Wormer- en Jisperveld 2001-2010
belangrijk. Als een gebied ideaal is voor vestiging en er wordt te vroeg gemaaid, dan werkt zo’n gebied meer als ecologische val dan als kraamkamer. Als we de soorten aangewezen onder Natura 2000 in ogenschouw nemen, dan zien we dat er bij de telling in 2009 (vanuit Provincie Noord-Holland) één kemphen als broedvogel is gezien en in 2010 geen enkele. Het aantal doortrekkers lijkt ook af te nemen. Het aantal broedparen van de roerdomp fluctueert rond de tien broedpaar. In het concept-beheerplan Natura 2000 wordt daarom ingezet op verbetering van de kwaliteit van roerdompbiotopen, van de plas-drassituaties en van het leefgebied voor de kemphaan, opdat aan de instandhoudingdoelstelling van Natura 2000 wordt voldaan. Het aantal paren rietzanger heeft zich hersteld in 2010 tot 492 broedpaar. Enkele soorten watervogels zijn vanaf begin jaren zeventig enorm toegenomen. Zo is de krakeend toegenomen van 7 in 1980 naar 210 in 2010 en de fuut van 30 in 1980 naar 136 in 2010. Tot 1992 staat er geen enkele grauwe gans, soepgans, Canadese gans en Nijlgans in de broedvogel verslagen van het Wormer- en Jisperveld. In 2010 zaten er 2.023 paar. De brandgans is van deze vijf snelgroeiende soorten de topper: van 0 in 1992 via 68 in 2000 en 481 in 2007 naar 1181 in 2010! Deze jaren is het leefgebied van de weidevogels tijdelijk kleiner door de baggerdepots in het kader van het project Wormer- en Jisperwater. De depots blijken echter wel andere soorten aan te trekken, zoals gele kwikstaart en zwartkopmeeuw. Broedvogels Natura 2000 Soort
Streef- 2000 doel
2001
2004
2007
2010
Roerdomp
10
8
13
15
12
9
Kemphaan
25
7
6
5
0
0
Rietzanger
480
487
478
558
408
492
25
5. Verschillende onderwerpen onder de loep
H5D. Greppel-plasdras, een effectieve maatregel tegen veenafbraak?
Hans Schekkerman en Gerrit Gerritsen – SOVON en Vogelbescherming Nederland
Frans Parmentier – ANV Water, Land en Dijken
Hoewel het lang niet de enige weidevogel is waarmee het niet goed gaat, is de grutto het zorgenkindje van ons weidevogellandschap geworden. En daarmee ook een beetje het troetelkindje: veel van de beleids- en beheersmaatregelen die in de afgelopen decennia voor weide vogels zijn ingezet, zijn vooral bedoeld om de broedomstandigheden voor grutto’s te verbeteren. Want duidelijk is dat daar de bottleneck ligt: het lukt de volwassen grutto’s in veel gebieden – en vooral in intensief gebruikt boerenland - niet om voldoende jongen te produceren om zichzelf te vervangen in een volgende generatie. Daarbij lijkt de hoge sterfte van kuikens bij uitstek een knelpunt te vormen, en maatregelen zoals maaidatumcontracten, maaitrappen, vluchtstroken zijn er dan ook vooral op gericht om gruttokuikens meer kansen te bieden. De hoop is dat andere weidevogels hiervan meeprofiteren. Het is belangrijk om na te gaan of de ingezette maatregelen ook effectief zijn. Dat gebeurt gewoonlijk door het volgen van de aantallen broedvogels, maar in principe kan het jaarlijks meten van het broedsucces een directer signaal opleveren. Dat is bij de grutto echter niet eenvoudig: families met kuikens verlaten direct het nest en houden zich bij voorkeur op in hogere vegetaties, waar ze moeilijk zichtbaar zijn. Door het volgen van met zenders uitgeruste families kan het aantal vliegvlug wordende kuikens wel worden vastgesteld, maar zulk intensief onderzoek leent zich niet voor grootschalige toepassing. Vandaar dat al jaren wordt gezocht naar alternatieve methoden. Bij de zogenaamde alarmtellingen wordt midden in de kuikenperiode het aantal gruttoparen geteld dat door luid alarm te kennen geeft levende jongen te hebben. Dit aantal wordt vervolgens uitgedrukt als percentage van het totale aantal broedparen in het gebied. Dit levert een vrij grove maat voor het broedsucces op die niet direct vertaalbaar is in een aantal vliegvlugge jongen per broedpaar. Daarbij vergt de methode nog steeds tamelijk veel werk, omdat naast de alarmtelling zelf (doorgaans uit gevoerd door meerdere tellers) al eerder in het voorjaar ook het aantal gruttoterritoria in het gebied moet worden geïnventariseerd. Een ander alternatief maakt gebruik van het feit dat er de laatste jaren in Nederland gruttokuikens worden voorzien van kleurringen, onder meer in Friesland in het kader van onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen. Na het
26
Geringd gruttokuiken • foto: archief LNH
itvliegen mengen deze vogels zich tussen hun niet u geringde soortgenoten in pleisterende groepen, waarin op een geschikt moment na het broedseizoen kan worden bepaald welk aandeel van de jonge vogels kleurringen draagt. Deze ‘ringdichtheid’, vermenigvuldigd met het aantal jongen dat in dat jaar is geringd, geeft een schatting van het totale aantal gruttojongen dat in Nederland is uitgevlogen. In 2011 is deze methode voor eerst in praktijk gebracht. Mede met dit doel werd het kleurringen van kuikens uitgebreid naar meer plaatsen in Nederland. Ook in NoordHolland werden op diverse plekken in totaal 36 jongen geringd, de meeste in de Zeevang. In heel Nederland waren dat er 188. In juli telden vervolgens vrijwilligers verspreid over het land in groepen pleisterende grutto’s het totale aantal jongen en het aantal daarvan dat kleurringen droeg. In Noord-Holland werden ruim 560 jonge grutto’s bekeken, waarbij 9 gekleurringde werden gevonden. In heel Nederland waren dat er respectievelijk bijna 1.500 en 16. Rekening houdend met ‘reststerfte’ van kuikens die nog plaatsvindt tussen het moment van ringen (gemiddeld op een leeftijd van 15 dagen) en de vliegvlugge leeftijd (ca. 24 dagen), valt hieruit te schatten dat in 2011 in Nederland ruwweg 7.500 gruttojongen vliegvlug zijn geworden. Dat zou een gemiddelde van ca. 0,2 vliegvlugge jongen per broedpaar betekenen, duidelijk minder dan de 0,5 à 0,6 die nodig is voor een stabiele populatie. De onbetrouwbaarheidmarge rondom de schatting is echter erg groot: van enkele duizenden tot ruim meer dan 10.000 vliegvlugge jongen. De waarde van zo’n onnauwkeurig getal is natuurlijk beperkt. Maar de schatting valt in de toekomst nog te verbeteren door zowel het aantal geringde als het aantal in juli op ringen gecontroleerde jongen verder te vergroten. De inschatting van de ‘reststerfte’ zal echter veel onzekerheid blijven opleveren. Groot voordeel is echter dat de methode slechts eenmalige tellingen vergt, die met een vrijwilligersnetwerk vrij eenvoudig zijn uit te voeren.
In het droge voorjaar van 2011 heeft Landschap Noord- Holland veehouders gestimuleerd om tijdelijk greppels plasdras te zetten. Veel weidevogels hebben daar dankbaar gebruik van gemaakt. Maar zou het vol water zetten van greppels ook niet een goede maatregel zijn om de ongewenste veenafbraak te beperken? Om daar inzicht in te krijgen is de agrarische natuurvereniging Water, Land & Dijken in 2011 gestart met een door de Provincie Noord-Holland gefinancierd driejarig praktijkonderzoek. Dit artikel bevat de eerste bevindingen over het effect van greppel-plasdras op de veenafbraak en op leverbotbesmetting. Veenafbraak versus greppel-plasdras In veengrond vindt boven de grondwaterspiegel voort durend veenafbraak (mineralisatie) plaats. Doordat in het zomerseizoen de grondwaterspiegel ten opzichte van het slootpeil ‘hol’ gaat staan en naar het midden van het perceel toe diep uitzakt, vindt relatief veel mineralisatie plaats. Daardoor klinkt de grond in. Door de grondwaterstand met behulp van het greppel-plasdras in het voorjaar kunstmatig hoger te houden dan de ‘natuurlijke’ situatie, zou de afbraak in theorie afnemen. Maar het idee roept vragen op als: Hoe groot is eigenlijk het effect van die greppel-plasdras op de grondwaterstand? Is er extra kans op leverbotinfecties bij het vee door het plasdras zetten?
greppel stonden (30 cm), het minst bij die op 6 meter afstand (10 cm). Blijkbaar komt het water uit plasdras- greppel niet veel verder dan 6 meter. Op basis van deze gegevens is in het droge voorjaar ruw berekend binnen 6 m van de plasdras-greppel maximaal 40% meer grond onder de grondwaterspiegel blijven staan en zal er in die mate ook minder veenafbraak hebben plaatsgevonden. Niet onderzocht is of die extra mineralisatie later in het seizoen, na afloop van de plasdras, alsnog optreedt. Hiermee zou (een deel van) het effect teniet kunnen worden gedaan. De gemiddelde diepte van het grondwater over de periode 4 april - 15 juni op 1, 3 en 6 m van de plasdras- en controlegreppels.
Grondwaterstand 2011 0,00 -0,10 hoogte (m)
H5C. Gekleurringde gruttokuikens tellen mee
Grondwaterstand In verband met de beperkte duur van het project is afgezien van een directe meting van de bodemdaling. In plaats daarvan is gekozen voor monitoring van het grondwaterpeil als indicator. Om het effect van een plasdrasgreppel op de grondwaterstand te bepalen, is het verloop van de grondwaterstand in tijd en plaats vergeleken met de ‘natuurlijke’ situatie in ‘controlegreppels’. Daartoe zijn bij elke plasdras-greppel én controlegreppel op 1, 3 en 6 m afstand van de greppel peilbuizen ingegraven om de hoogte van het grondwater te meten. Het grondwater blijkt bij de plasdras-greppels hoger te staan dan bij de controlegreppels (figuur 5D.1). Het verschil was het sterkst bij de peilbuizen die op 1 meter van de
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
-0,20 -0,30 -0,40 -0,50
• •
Om antwoord te krijgen op deze en andere vragen is in het voorjaar 2011 op vijf percelen een greppel tussen half maart en half juni over een lengte van 100 m plasdras gezet.
bij plasdras-greppel bij controle-greppel
-0,60
1
2
3
afstand tot greppel(m) Figuur 5D.1 Relatie tussen grondwaterstand en afstand tot greppel 2011 in plasdras en controlegreppel
 Leverbotbesmetting Leverbot is een veel voorkomende dierziekte in veenweidegebieden, vooral bij schapen. De gastheer, de leverbotslak, gedijt het beste onder natte, niet te zure, omstandigheden. Droge omstandigheden in het voorjaar vertragen de verjonging van de slakjes, zodat het vee minder kans loopt te worden besmet. In een greppel vol water kan deze bron van de leverbotziekte zich dan ook beter handhaven dan in een droge greppel. De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft najaar 2011 zowel bij de plasdras-greppels als bij de controlegreppels het aantal slakjes in meetvakken geteld. Daarbij zijn slechts op één bedrijf (op kleigrond) zowel in de plasdras-greppel als in de controlegreppel slakjes aangetroffen.
27
5. Verschillende onderwerpen onder de loep
Het volledige onderzoeksrapport is in te zien op www.waterlandendijken.nl/nieuws
185
699
611
11
wintertaling
5
5
7
0,1
zomertaling
13
19
12
0,2
148
210
179
3,2
+2
krakeend
slobeend kuifeend
Frank Visbeen en Theo Baas – Landschap Noord-Holland
84
105
1,9
+3
483
403
7
-3
kluut
5
23
32
kievit
2.156
2.317
1.564
28
kemphaan
6
7
1
watersnip
7
26
18
0,3
2.040
1.726
1.256
23
-4
630
690
681
12
+1
33
-
-
veldleeuwerik
242
171
96
1,7
-8
graspieper gele kwikstaart totaal alle soorten beleidsoorten NH beleidsoorten SNL
100
119
104
1,9
0
75
36
48
0,9
-4
6.240
6.615
5.117
92
-2
3.761
3.457
2.806
51
-3
3.566
3.815
3.150
57
-2
grutto In 2011 heeft de afdeling Onderzoek & Advies van Landschap Noord-Holland in opdracht van Nationaal Landschap Laag Holland een opkrikplan opgesteld voor Waterland Oost. Op basis van een analyse van weidevogelgegevens en omgevingsfactoren zoals openheid en waterpeil is onderzocht welke extra maatregelen nodig zijn om de weidevogelpopulatie in Waterland Oost te behouden en te ontwikkelen. In deze bijdrage gaan we vooral in op de ontwikkeling van de weidevogels. Aantallen en dichtheden In 1999-2000, 2006 en 2008-2009 heeft in Waterland Oost een gebiedsdekkende inventarisatie plaatsgevonden van elf soorten weidevogels. Dit zijn scholekster, kievit, grutto, tureluur, kemphaan, watersnip, slobeend, zomertaling, veldleeuwerik, graspieper en gele kwikstaart. Hierdoor is een zeer gedetailleerd overzicht van de ontwikkeling van de weidevogelstand ontstaan. Het onderzoeksgebied Waterland Oost is zowel op provinciale schaal als landelijke schaal een bijzonder rijk weidevogelgebied. Niet alleen broeden hier hoge aantallen (tabel 5 E.1), maar komen er ook veel soorten voor. Drie bedreigde soorten weidevogels, die tot de zeer kritische
28
dh 2009
77 518
scholekster
H.5E Opkrikplan weidevogels Waterland Oost
+ 13
tureluur visdief
-3
soorten worden gerekend, zomertaling, kemphaan en watersnip, komen hier nog voor. De gemiddelde dichtheid van alle soorten bij elkaar bedraagt 92 broedparen per 100 ha, dat is uitzonderlijk hoog voor een gebied van ruim 5.000 ha. Voor de beleidssoorten die de Provincie NoordHolland hanteert in de provinciale weidevogelvisie is de dichtheid 51 paar per 100 ha.
trend afname stabiel toename
trend afname stabiel toename
trend b-a
2008-2009
•
2006
•
1999-2000
•
Tabel 5E.1. Aantallen weidevogels in Waterland Oost (5.543 ha) in 1999-2000, 2006 en 2008-2009, de dichtheid (aantal broedparen per 100 ha grasland plus bouwland) in 2008-2009 en de trend tussen 1999-2000 en 2008-2009. De trend is weergegeven als gemiddelde jaarlijkse toe- of afname in %. Beleidsoorten NH zijn alle soorten weidevogels zonder krakeend, kievit en graspieper. Beleidsoorten SNL (N13.01) zijn alle soorten zonder scholekster en kievit.
soort
Voorlopige conclusies Op basis van één jaar onderzoek onder bijzonder droge weersomstandigheden kunnen we voorzichtig het volgende concluderen: plas-dras zetten van greppels is als vernattingsmethode zeer effectief: het heeft een duidelijk verhogend, maar ruimtelijk beperkt effect op de grondwaterstand in een droog voorjaar. vergeleken met een reguliere greppel komt binnen 6 m van de plasdras-greppel maximaal 40% minder bodemvolume onder de grondwaterspiegel te liggen. Het is aannemelijk dat dit tijdens de plasdras tot minder mineralisatie leidt, maar het is onduidelijk of (een deel van) die mineralisatie later in het seizoen niet alsnog optreedt; in het najaar zijn er in de plasdras-greppels op veengrond geen extra leverbotslakjes aangetroffen.
figuur 5E.1 en 5E.2 Trend van weidevogels en grutto tussen 1999-2000 en 2008-2009 per 250x250 m gridcel (6,25 ha).
Ontwikkelingen tussen 1999 en 2009 In tabel 5E.1 is de gemiddelde jaarlijkse trend (in %) weerge geven over 1999-2000 en 2008-2009. Alle soorten tezamen is er sprake van een lichte afname van circa 2% per jaar. De sterkste daler is de veldleeuwerik die gemiddeld met 8% per jaar afneemt. Grutto, kievit en scholekster nemen gemiddeld met 3-4% per jaar af. Krakeend, s lobeend, kuifeend en tureluur daarentegen zijn iets toegenomen. Opmerkelijk is de toename van de watersnip die elders in Noord-Holland nog maar weinig voorkomt. In de figuren 5E.1 en 5E.2 is per kaartblok van 250x250 m (6,25 ha) de trend weergegeven van de weidevogels tussen 1999 en 2009. In de meeste gebieden zijn de weidevogels afgenomen. Stabiele aantallen of groei zien we in de Munt, Polder IJdoorn, Marken, Verdeek (tussen Broek in Waterland en Monnickendam), en het noordoostelijk deel van Polder Katwoude. Verder valt op dat de gebieden met lokale vooruitgang worden geflankeerd door gebieden met een achteruitgang. Dat suggereert een verplaatsing van weidevogels naar de betere gebieden. Daarnaast blijkt dat de soortenrijkdom de afgelopen tien jaar in grote delen van Waterland Oost is afgenomen. Het enige gebied met een duidelijke positieve tendens is de omgeving van de Munt. Dit gebied is het soortenrijkste en daarmee belangrijkste weidevogelgebied van Waterland Oost met onder meer watersnip en kemphaan. Naast dit gebied behoren Varkensland, Verdeek bij Monnickendam, Marken, omgeving Rijperweg en Polder IJdoorn tot de soortenrijkere gebieden van Waterland Oost. Oorzaken van de achteruitgang De meeste weidevogels in Waterland Oost gaan achteruit, vooral soorten als veldleeuwerik, grutto, scholekster en
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
k ievit. Waterland Oost is niettemin nog steeds een zeer belangrijk gebied voor weidevogels. Kijken we naar de combinatie van hoge dichtheden en een hoge soortenrijkdom dan vinden we die in de natuurgebieden als de Munt en Verdeek en landbouwgebieden als Marken en tussen Ransdorp en Holysloot. Gebieden waar het de weidevogels minder goed voor de wind gaat zijn bijvoorbeeld Polder Katwoude, Rietbroek en Monnikenbroek, langs de Poppendammergouw. Belangrijke oorzaak van achteruitgang van de weidevogels is vaak een combinatie van te intensief eenvormig agrarisch gebruik en een te lage grondwaterstand. Lokaal spelen verruiging van graslanden (pitrus) en predatie van weidevogellegsels een rol. De laatste jaren nemen ganzen ook sterk toe maar het negatief effect daarvan op weidevogels is nog niet uit onderzoek gebleken. Mogelijkheden voor verbetering Verbetering van het weidevogelleefgebied zal moeten komen van de verschuiving van bescherming van legsels naar bescherming van leefgebieden en overleving van weidevogelgezinnen (reproductie). Belangrijke aanknopingspunten zijn het optimaliseren van de waterhuishouding voor de weidevogels en realisatie van meer kuikenland. Om meer zicht te krijgen op de predatie is het belangrijk de legselgegevens zorgvuldig bij te houden en de predatoren in kaart te brengen. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van de ganzenpopulatie. Het is van belang dat de verschillende beheerders nauw samenwerken in het verkennen voor de optimalisering van de inrichting van het gebied (waterpeil en openheid), het verbeteren van het beheermozaïek, ganzenproblematiek en predatie, en de duurzaamheid van het agrarisch beheer in natuurgebieden. Meer lezen: www.kenniscentrumweidevogels.nl 
29
Hoofdstuk 6
Weidevogels en beleid in 2011
gruttopul in kruidenrijk grasland • foto: archief lnh
Colofon
30
de oppervlakte) over te hevelen naar de vergroening van de directe betalingen. Brussel heeft echter helemaal niet voor ogen om hiermee beheer te betalen: de voorstellen gaan uit van een bepaald areaal (7%) niet-productieve oppervlakte per bedrijf. Dat kan voor akkervogels, die gebaat zijn bij ‘natuurbraak’, misschien aardige resultaten opleveren – al moet er dan toch beheer plaatsvinden. Maar het weidevogelbeheer, waarvoor we nu juist zo’n uitgekiende aanpak op gebiedsniveau hebben ontwikkeld, valt hier bijna niet onder te passen. Als Nederland het niet voor elkaar krijgt om dit goed in te passen, is een groot deel van het weidevogelbeheer in acuut gevaar. Voor het weidevogelverbond was dit reden om een kritisch advies aan staatsecretaris en provincies voor te bereiden. Inmiddels heeft de staatssecretaris laten weten dat hij ook andere manieren verkent om de beoogde bezuiniging te bereiken, waarbij het weidevogelbeheer ook buiten de EHS onder het SNL zou kunnen blijven vallen. Begin 2012 was de afloop van de discussie over de positie van het weidevogelbeheer echter nog ongewis.
graspieper • foto: martin withers / foto natura
In 2011 was de rook rond de introductie van het SNL wat opgetrokken en kon er gedegen werk worden gemaakt met de nieuwe gebiedsmatig gecoördineerde aanpak van het weidevogelbeheer. Omdat de uitvoering wordt begeleid door een IPO-werkgroep waarin ook de maatschappelijke organisaties deelnemen, zag het landelijke Weidevogelverbond (dat ongeveer eenzelfde samenstelling kent) minder reden voor voortbestaan. Bovendien waren er geen financiële middelen meer beschikbaar voor het secretariaatswerk. Omdat de natuurorganisaties wel graag onderling in contact wilden blijven, heeft Vogelbescherming de kar nog een tijdje getrokken uit eigen middelen. In het najaar is het verbond echter weer nieuw leven ingeblazen door de belangrijkste beleidsontwikkeling in 2011: de vrijwel gelijktijdige publicatie van het Natuurakkoord en de voorstellen voor het nieuwe EU-landbouwbeleid. De EUvoorstellen bevatten niet alleen natuurmaatregelen zoals SNL die voor 50% door de nationale overheid moet worden betaald, maar ook ecologische eisen aan de zogeheten directe betalingen (nu bedrijfstoeslagen), die helemaal door Brussel worden betaald. In het Natuurakkoord is een deel van de bezuiniging ingevuld door alle agrarisch natuurbeheer buiten de EHS (voor weidevogelbeheer is dat 80% van
Dirk Tanger en Frank Visbeen
Landschap Noord-Holland - Jaarboek Weidevogels 2011
Uitgave Kenniscentrum Weidevogels
Vormgeving Opzet, Santpoort-Zuid
Redactie Krijn Trimbos, Frank Visbeen en Sabine van Keulen Eindredactie Paul Terwan
Fotografie Foto Natura, Henk van Bruggen, Astrid Kant, Kees Scharringa, Ger Tik, Menno Schaefer, Koos Leek, Mark Kuiper, Wim Tijsen en Natuurmonumenten
Druk Stadsdrukkerij Amsterdam NV
Coverfoto Scholekster, Foto: Danny Laps / Fotonatura Oplage 2.300
Heiloo, maart 2012 Landschap Noord-Holland is aangesloten bij het samen werkingsverband Landschapsbeheer Nederland en maakt deel uit van de 12 Landschappen. Alle 12 Landschappen brengen natuur dichtbij! D ankzij de Nationale Postcode Loterij.
31