Statistisch jaarboek 2011
&HQWUDDO%XUHDXYRRUGH6WDWLVWLHN
Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Prepress Centraal Bureau voor de Statistiek Grafimedia Druk OBT bv, Den Haag Omslag TelDesign, Rotterdam Ontwerp thema-iconen Floris Voorveld, Nijverdal Inlichtingen Tel. (088) 570 70 70 Fax (070) 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Bestellingen Het Statistisch jaarboek is verkrijgbaar via de reguliere boekhandel en Sdu Klantenservice Sdu Klantenservice Postbus 20014 2500 EA Den Haag Tel. (070) 378 98 80 Fax (070) 378 97 83 E-mail:
[email protected] Internet www.cbs.nl www.cbs.nl/statistischjaarboek ISSN: 0924-2686 ISBN: 978-90-357-1938-5 © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2011 Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld.
Verklaring van tekens . * ** x – 0 (0,0) niets (blank) 2010–2011 2010/2011 2010/’11 2008/’09– 2010/’11 Afronding
04700201101 A-26
gegevens ontbreken voorlopig cijfer nader voorlopig cijfer geheim nihil het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 2010 tot en met 2011 het gemiddelde over de jaren 2010 tot en met 2011 oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz. beginnend in 2010 en eindigend in 2011 boekjaar enzovoort, 2008/’09 tot en met 2010/’11
In geval van afronding kan het voorkomen dat de som van de aantallen afwijkt van het totaal.
Inhoud 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Voorwoord
7
Langer leven, langer gezond
9
Hernieuwbare energie
17
Voortijdig schoolverlaters kwetsbaar
23
Arbeid en sociale zekerheid
29
Bedrijven
47
Bevolking
57
Bouwen en wonen
79
Financiële en zakelijke diensten
85
Gezondheid en welzijn
93
Handel en horeca
105
Industrie en energie
113
Inkomen en bestedingen
121
Internationale handel
131
Landbouw
139
Macro-economie
149
Natuur en milieu
161
Onderwijs
171
Overheid en politiek
179
Prijzen
187
Veiligheid en recht
195
Verkeer en vervoer
207
Vrije tijd en cultuur
217
Trefwoordenregister
227
Statistisch jaarboek 2011 5
Voorwoord Het Statistisch jaarboek 2011 biedt in een handzaam formaat de belangrijkste cijfers over de Nederlandse samenleving. De cijfers zijn per thema geordend. Elk hoofdstuk begint met een korte beschrijving van de ontwikkelingen op het themagebied. Dit jaarboek opent met drie bijdragen rond enkele actuele zaken: de ontwikkelingen op het gebied van de (gezonde) levensverwachting, van de hernieuwbare energie en het voortijdig schoolverlaten. Het Statistisch Jaarboek verschijnt dit jaar ook weer als e-book. Het formaat van de papieren editie was al gekozen om dit naslagwerk onder alle omstandigheden bij de hand te kunnen hebben. Net als alle andere publicaties van het CBS is het Statistisch Jaarboek gratis als pdf-bestand te downloaden van www.cbs.nl. De cijfers in dit jaarboek zijn slechts een selectie van de statistiekrijkdommen waarover het CBS beschikt. In StatLine, de statistische databank van het CBS, staan vrijwel alle statistische uitkomsten en de meest actuele cijfers. De databank is gratis toegankelijk via www.cbs.nl/statline en via een iPhone app. RSS-feeds op de CBS-website maken zichtbaar welke (StatLine)tabellen geactualiseerd zijn en welke artikelen of publicaties er over een thema zijn verschenen. Via de CBS-website zijn ook thema-websites te benaderen, zoals CBS in uw buurt, CBS voor uw bedrijf en CBS in de klas. Zo nodig kan bij de CBS-Infoservice telefonisch statistische informatie worden opgevraagd. De Infoservice verschaft bovendien informatie over het publicatiepakket van het CBS en treedt ook op als helpdesk voor vragen over het gebruik van StatLine. Op werkdagen is de Infoservice van 9.00 -17.00 uur bereikbaar op nummer 088 – 570 70 70 (normaal tarief). Vragen kunt u ook stellen via de CBS website door gebruik te maken van het elektronisch webformulier (www.cbs.nl/infoservice).
Directeur-Generaal van de Statistiek, Drs. G. van der Veen
Den Haag/Heerlen, juni 2011
Statistisch jaarboek 2011 7
1 Langer leven, langer gezond Statistisch jaarboek 2011 9
10 Centraal Bureau voor de Statistiek
1.
Langer leven, langer gezond
In de afgelopen decennia is Nederland heel geleidelijk grijzer geworden. Pas als we terugblikken wordt duidelijk hoe ingrijpend dit proces van vergrijzing is geweest. Vijftig jaar geleden telde ons land één miljoen 65-plussers en behoorde een op de elf inwoners tot deze leeftijdsgroep. Nu is hun aantal gegroeid tot 2,6 miljoen, en hun aandeel tot ruim 15 procent. In de komende jaren zal deze vergrijzing doorzetten, maar ook versnellen. Het jaar 2011 vormt in dit proces een mijlpaal: in dit jaar zullen de eersten van de omvangrijke naoorlogse geboortegolf de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In slechts vijf jaar tijd zullen er een half miljoen 65-plussers bijkomen, twee keer zoveel als in de voorgaande vijf jaar. Op het hoogtepunt van de vergrijzing, in 2039, telt Nederland 4,6 miljoen inwoners van 65 jaar of ouder. Vitaal oud Niet alleen komen er meer ouderen bij, die ouderen worden ook steeds ouder. Een halve eeuw geleden was slechts een op de 74 inwoners 80 jaar of ouder, nu is dit een op de 25. Omstreeks 2050 zijn maar liefst 1,8 miljoen inwoners 80-plusser en behoort een op tien mensen tot de groep die we nu tot de alleroudsten rekenen. Vooral de groei van deze groep zal gevolgen hebben voor de zorgvraag en de behoefte aan voorzieningen voor ouderen.
1.1
Aantal 65-plussers
x mln 5
4
3
2
1
0 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 2040 2050 2060 65 tot 80 jaar 80 jaar of ouder
Statistisch jaarboek 2011 11
De vrijwel voortdurende stijging van de levensverwachting wordt vaak verantwoordelijk gehouden voor de vergrijzing van onze maatschappij, maar getalsmatig is het historisch aantal geboorten veel belangrijker. De naoorlogse geboortegolf die in feite aanhield tot eind jaren zestig, werd gevolgd door een babydal dat begin jaren tachtig een dieptepunt bereikte. Op dat punt werden slechts 170 duizend kinderen geboren, 114 duizend minder dan in het eerste naoorlogse jaar. Het kleinere aantal baby’s gedurende het dal leidt vanaf 2039 tot een afname van het aantal 65-plussers. Trends mannen en vrouwen verschillen fors Ook een hogere levensverwachting leidt tot een groei van het aantal ouderen. Deze maat geeft ook een globale indruk van de steeds betere gezondheidstoestand van de bevolking. De levensverwachting is een samenvattende maat voor de sterfterisico’s op alle leeftijden. Onder specifieke omstandigheden kan de levensverwachting dan ook dalen, bijvoorbeeld tijdens oorlogen en epidemieën. In de jaren zestig nam de sterfte onder mannen onrustbarend toe als gevolg van verkeersongevallen. Een snelle toename van hart- en vaatziekten, in het bijzonder hartinfarcten, was een andere oorzaak van de hogere sterfte en de dalende levensverwachting. Deze ontwikkeling hing samen met een ongezonde trend in de leefstijl. Het was wellicht voor het eerst in de geschiedenis dat een toenemende welvaart verantwoordelijk was voor een ongunstige ontwikkeling van de levensverwachting. Ook de levensverwachting van mannen op de 65e verjaardag stagneerde tot medio
1.2
Resterende levensverwachting op 65e verjaardag
jaren 22
20
18
16
14
12 '60
'65 Mannen
12
'70
'75
'80
Vrouwen
Centraal Bureau voor de Statistiek
'85
'90
'95
'00
'05
'10
jaren tachtig. Daarna was sprake van een stagnatie bij vrouwen. Hierdoor nam de steeds groter geworden kloof in levensverwachting tussen mannen en vrouwen geleidelijk weer af. Europese middenmoot Bij vrouwen is de levensverwachting nooit gedurende een langere periode gedaald, al is de toename wel af en toe langzaam geweest. Zo nam hun levensverwachting in de jaren negentig amper toe en raakten zij steeds verder achterop bij andere landen. Nog in de jaren zestig bevonden Nederlandse vrouwen, samen met Noorse en Zweedse vrouwen, zich in de voorhoede, maar rond de eeuwwisseling waren ze afgezakt tot de Europese middenmoot. Sindsdien loopt de ontwikkeling bij Nederlandse vrouwen weer in de pas met die in de meeste andere Europese landen, maar van een positieverbetering is nog geen sprake. Ook Nederlandse mannen bevonden zich een halve eeuw geleden bovenin de lijst van landen met een hoge levensverwachting. Evenals de vrouwen raakten ze deze verheven positie daarna kwijt, maar sinds de eeuwwisseling lijken ze aan een inhaalslag te zijn begonnen. Hun winst in levensverwachting is de laatste jaren groter geweest dan in vrijwel alle andere Europese landen, waardoor ze in de internationale rangorde weer iets zijn opgeschoven. Hoezeer de levensverwachting wordt beïnvloed door sociaaleconomische factoren, blijkt wel uit de grote verschillen tussen Europese mannen. Oost-Europese mannen hebben een levensverwachting die 8 à 9 jaar lager is dan die van Nederlandse mannen. In veel Oost-Europe-
1.3
Levensverwachting op 65e verjaardag, mannen, 2009
Letland Polen Tsjechië Denemarken Portugal Ierland Finland België Nederland Duitsland Verenigd Koninkrijk* Zweden Spanje Frankrijk Zwitserland 12 Bron: Eurostat * 2008
14
16
18
20 jaren
Statistisch jaarboek 2011 13
se landen is de ontwikkeling in het verleden ook uitgesproken ongunstig geweest als gevolg van sociale problematiek. Vooral de alcoholgerelateerde – doorgaans vroegtijdige – sterfte heeft de levensverwachting in deze landen sterk gedrukt. Ook grote verschillen binnen Nederland De verschillen in levensverwachting tussen landen zijn dus groot, maar ook binnen landen zijn er grote verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo is in ons land de resterende levensverwachting van 65-jarigen met een opleiding op hbo- of universitair niveau ruim vier jaar hoger dan die van 65-jarigen met alleen basisonderwijs. De levensverwachting neemt in alle sociaaleconomische groepen toe, maar van een afnemende kloof tussen de groepen lijkt geen sprake te zijn. Omdat hoogopgeleiden er doorgaans een gezondere leefstijl op na houden dan laagopgeleiden, hebben zij op 65-jarige leeftijd maar liefst 8 jaren meer voor de boeg in een gezondheid die ze als goed ervaren dan laagopgeleide 65-jarigen. Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is bijna 6 jaar. Aan één of meer chronische ziekten ontkomen echter maar weinig 65-plussers. Deze resterende levensverwachting is relatief kort en laat minder verschil naar opleidingsniveau zien dan de cijfers van de als goed ervaren gezondheid. Gezien hun hogere totale levensverwachting betekent dit dat 65-jarige vrouwen naar verwachting een groter deel van hun resterende leven zullen doorbrengen met een of meer chronische ziekten. Het aantal jaren dat zij in goed ervaren
1.4
Gezonde levensverwachting op 65-jarige leeftijd
Mannen basisonderwijs hbo/wo Vrouwen basisonderwijs hbo/wo 0
5
Zonder chronische ziekten Zonder lichamelijke beperkingen Bron: Eurostat
14 Centraal Bureau voor de Statistiek
10
15
20
25 jaren
In goed ervaren gezondheid Resterende levensverwachting
gezondheid zullen doorbrengen is niettemin toch wat hoger dan voor mannen. Nog aanzienlijke winst De afgelopen jaren zijn vooral de sterftecijfers van mensen tussen de 65 en 80 jaar sterker gedaald dan eerder werd verwacht. Hierdoor is de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd relatief snel toegenomen. Naar verwachting is de levensverwachting van 65-jarige mannen over een halve eeuw 22,1 jaar, bijna 4 jaar hoger dan het huidige cijfer. Vrouwen krijgen er ruim 3 jaar bij. In 2060 is hun levensverwachting op 65-jarige leeftijd 24,6 jaar.
1.5
Levensverwachting op 65-jarige leeftijd, prognose 2010
jaren 26
24
22
20
18
16
14 1990
2000
Mannen
2010
2020
2030
2040
2050
2060
Vrouwen
Statistisch jaarboek 2011 15
2 Hernieuwbare energie Statistisch jaarboek 2011 17
2.
Hernieuwbare energie
Energie uit wind, waterkracht, zon, bodem, buitenlucht en biomassa, dat noemen we: hernieuwbare energie. De voordelen van het gebruik van hernieuwbare energie liggen vooral in het vermijden van de nadelen die vastzitten aan het gebruik van fossiele energie zoals aardgas, aardolie of steenkool. Deze nadelen zijn: 1. de uitstoot van CO2, 2. het opraken van de fossiele bronnen en 3. de afhankelijkheid van politiek instabiele landen. Overheidsingrijpen nodig Hernieuwbare energie is vooralsnog fors duurder dan energie uit aardgas, aardolie of steenkool. Ingrijpen door de overheid is dan ook nodig om het gebruik van de grond te tillen. Ten eerste subsidieert de overheid de productie van hernieuwbare elektriciteit. In 2009 ging het om 650 miljoen euro. Ten tweede zijn leveranciers van benzine en diesel vanaf 2007 bij wet verplicht om een oplopend gedeelte van de door hen geleverde brandstoffen uit biobrandstoffen te laten bestaan. EU-Richtlijnen Het is niet toevallig dat de Nederlandse overheid tot dusver vooral hernieuwbare elektriciteit en biobrandstoffen voor het wegverkeer stimuleert. In de Richtlijn voor hernieuwbaar transport uit 2003 hebben de lidstaten afgesproken om in 2010 5,75 procent van alle benzine en
2.1
Productie van hernieuwbare elektriciteit
EU-27 België Verenigd Koninkrijk Nederland Frankrijk Duitsland Italië Spanje Denemarken Zweden Oostenrijk 0
10
20
30
40
50
60
70
80
% van elektriciteitsverbruik Doel 2010
2009
Bron: EurObserv’ER
Statistisch jaarboek 2011 19
diesel uit biobrandstoffen te laten bestaan. In de Richtlijn voor hernieuwbare elektriciteit hebben de landen van de Europese Unie afgesproken om gemiddeld 21 procent van alle elektriciteit in 2010 uit hernieuwbare bronnen te halen. Het streefpercentage voor elektriciteit verschilt per land en is afhankelijk van beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen. Vooral waterkracht in de bergen is een aantrekkelijke bron. Dat verklaart waarom bijvoorbeeld Oostenrijk met 78 procent een relatief hoog streefpercentage had en Nederland met 9 procent een relatief laag. Grote windmolens Vooral door subsidie is de productie van hernieuwbare elektriciteit gestegen van 3 procent van het elektriciteitsverbruik in 2003 naar 9 procent in 2010. Deze stijging komt vooral door het bijplaatsen van nieuwe grote windmolens en door toename van het meestoken van biomassa in kolencentrales. Ook is meer hernieuwbare elektriciteit gemaakt door uitbreiding van de capaciteit van installaties voor het verbranden van gemengd afval en afvalhout. Tot slot leverde het vergisten van mest, mais en afval bij landbouwbedrijven een belangrijke bijdrage.
2.2
Productie hernieuwbare elektriciteit in Nederland
% van het totale elektriciteitsverbruik 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
'00
'01
'02
'03
'04
Overige biomassa, water en zon Meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales
'05
'06
'07
'08
'09
'10*
Wind Afvalverbrandingsinstallaties
Subsidies In 2006 heeft de toenmalige minister van Economische Zaken, Joop Wijn, de belangrijkste subsidieregeling voor hernieuwbare elektriciteit, de MEP (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie), gesloten voor nieuwe projecten. De combinatie van gestegen prijzen voor gewone elektriciteit
20 Centraal Bureau voor de Statistiek
en een vaste subsidie per geproduceerde hernieuwbare kilowattuur, die niet afhankelijk was van de gewone elektriciteitsprijs, maakte de regeling erg aantrekkelijk. Daardoor nam de aangevraagde subsidie snel toe. Het ministerie vreesde dat de kosten de pan uit zouden rijzen en draaide de subsidiekraan dicht op het moment dat het schatte dat de nieuwe projecten voldoende zouden zijn om de doelstelling voor 2010 te halen. Deze schatting is dus goed uitgekomen. Bindende afspraken voor 2020 Voor 2020 is een nieuwe doelstelling afgesproken. De Europese Unie wil in 2020 20 procent van het energetisch eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen laten komen. Deze doelstellingen zijn bindend. Voor Nederland geldt een percentage van 14 procent. In 2009 zaten we op ongeveer 4 procent. Het eindverbruik van hernieuwbare energie kwam in 2009 voor bijna 95 procent uit biomassa en wind. Daarnaast komt er ook hernieuwbare energie uit zon, water, bodem en buitenlucht. De bijdrage van de zon is beperkt tot ongeveer 1 procent. Warmtepomp Bij de benutting van hernieuwbare energie uit de bodem en buitenlucht wordt vaak gebruik gemaakt van een warmtepomp. De werking van een warmtepomp is vergelijkbaar met die van een koelkast, maar dan omgekeerd: een koelkast maakt het binnenin kouder door warmte van binnen de koelkast naar buiten te pompen. Een warmtepomp pompt de warmte van buitenlucht of de bodem naar binnen en verwarmt zo een huis of kantoor. Diepe en ondiepe bodemenergie Bij ondiepe bodemenergie is meestal een warmtepomp nodig voor benutting van de warmte. Diepe bodemenergie heeft een hogere temperatuur en kan direct benut worden zonder tussenkomst van een warmtepomp. Het nieuwe CBS-kantoor in Heerlen is een van de eerste projecten in Nederland waarbij gebruik wordt gemaakt van diepe bodemenergie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van warm water dat zich verzamelt in oude mijngangen op 700 meter onder de grond. Het nieuwe CBS-kantoor in Den Haag gebruikt ondiepe bodemenergie voor verwarming en koeling. Deze vorm van energievoorziening is al bijna standaard in grote nieuwe kantoorgebouwen. Biomassa Biomassa is plantaardige of dierlijk materiaal wat wordt gebruikt als brandstof. Er zijn vele verschillende technieken voor de benutting van biomassa. Biobrandstoffen voor het wegverkeer leverden met 18 procent de grootste bijdrage aan het eindverbruik uit hernieuwbare bronnen in 2009. Houtkachels en open haarden bij huishoudens waren goed voor 14 procent. Het meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales leverde 12 procent, net als het verbranden van afval in afvalverbrandingsinstallaties. Ongeveer de helft van dit afval bestaat uit biomassa.
Statistisch jaarboek 2011 21
2.3
Eindverbruik hernieuwbare energie in 2009
1% 2% 2% 0,2% 0,4% 3% 15% 76%
Biomassa Wind op land Wind op zee Water Zonnestroom Zonnewarmte Bodem Buitenluchtwarmte
Afvalverbrandingsinstallaties Meestoken centrales Houtkachels huishoudens Houtkachels bedrijven Overige biomassaverbranding Houtskool Biogassen Biobrandstoffen wegverkeer
Biogas Biogas is goed voor bijna 9 procent van het eindverbruik van hernieuwbare energie in 2009. Er zijn veel verschillende manieren voor het maken van biogas. Zo zijn er een kleine honderd installaties die biogas maken uit mest, mais en diverse afvalstromen uit bijvoorbeeld de voedingsmiddelenindustrie. Deze ‘mestvergisters’ leverden 4 procent van het hernieuwbare eindverbruik van energie in 2009. Ook zijn er bijna honderd rioolwaterzuiveringsinstallaties waar biogas wordt gewonnen bij een zuiveringsstap onder zuurstofloze omstandigheden. Deze waren goed voor 2 procent van alle hernieuwbare energie. Verder wordt biogas afgevangen op stortplaatsen waar het vanzelf ontstaat door afbraak van de organische delen van het afval onder zuurstofloze omstandigheden. Ook zijn er al jarenlang aardappelverwerkers die biogas maken uit hun eigen afval. In opkomst is het maken van biogas uit groente-, fruit- en tuinafval. Het meeste biogas wordt omgezet in elektriciteit. De nieuwste trend is het opwerken van biogas tot aardgaskwaliteit waarna het geïnjecteerd kan worden in het aardgasnet.
22 Centraal Bureau voor de Statistiek
3 Voortijdig schoolverlaters kwetsbaar Statistisch jaarboek 2011 23
24 Centraal Bureau voor de Statistiek
3.
Voortijdig schoolverlaters kwetsbaar
Een havo-, vwo-diploma of een beroepsopleiding (mbo niveau 2 en hoger) geldt als een voorwaarde om te slagen op de arbeidsmarkt. Veel jongeren verlaten het onderwijs echter zonder een dergelijke startkwalificatie. Dat maakt hen kwetsbaar, want jongeren zonder startkwalificatie vinden minder vaak werk dan jongeren met een startkwalificatie en zijn vaker werkloos. En als ze een baan hebben, is dat vaker een baan zonder vast dienstverband, wat hen extra kwetsbaar maakt: in economisch slechte tijden zijn deze flexwerkers vaak de eersten die worden ontslagen. Als de economie weer aantrekt, nemen bedrijven hen overigens ook weer als eersten aan. Gestage daling De meeste jongeren onder 23 jaar in Nederland hebben succes op school en halen een startkwalificatie. Een klein deel verlaat het voortgezet onderwijs, mbo of volwassenenonderwijs voortijdig, zonder startkwalificatie. Dit aandeel is sinds het schooljaar 2004/’05 gestaag gedaald, van 4,5 procent in schooljaar 2004/’05 tot 3,3 procent in 2008/’09.
3.1
Onderwijspositie van voortijdig schoolverlaters uit 2004/’05, 1 oktober 2009
15%
14%
59%
12%
Met startkwalificatie Zonder startkwalificatie, in onderwijs op peilmoment Zonder startkwalificatie, niet in onderwijs op peilmoment Zonder startkwalificatie, nooit teruggekeerd in onderwijs
Statistisch jaarboek 2011 25
30 procent terug naar school De meeste schoolverlaters zien nooit meer een school van binnen. Toch groeit de laatste jaren het aantal schoolverlaters dat terugkeert naar school en alsnog een startkwalificatie haalt. Van de schoolverlaters die in 2004/’05 voortijdig van school zijn gegaan, zat bijna 30 procent in 2008/’09 weer op school of had inmiddels een startkwalificatie op zak. Van deze herintreders was drie vijfde afkomstig uit het mbo, twee vijfde uit het voortgezet onderwijs. Van de groep die weer naar school is gegaan, had een derde op 1 oktober 2009 alsnog een startkwalificatie gehaald, vrouwen net iets vaker dan mannen. De overige tweederde had geen startkwalificatie, maar volgde nog wel onderwijs, of is tussen 2005 en 2009 wel weer naar school geweest, maar heeft de opleiding ook weer afgebroken. Sociale druk Sommige herintredende schoolverlaters hebben grotere kansen om alsnog een startkwalificatie te halen: autochtone jongeren slagen daar vaker in dan niet-westerse jongeren, en jongeren uit het voortgezet onderwijs zijn iets succesvoller dan jongeren uit het mbo. De sociale achtergrond van herintreders speelt ook een rol: de slagingskansen blijken toe te nemen als het inkomen van het huishouden toeneemt. Van de herintreders met ouders die eenmaal het minimumloon verdienen haalde ongeveer 11 procent na vier jaar alsnog een startkwalificatie. Die percentages stijgen tot 14 (mbo) en 17 (voortgezet onderwijs) als deze inkomsten toenemen tot vier keer het minimumloon, en tot zelfs 31 procent voor herintreders uit het voortgezet onderwijs uit de hoogste inkomstengroep.
3.2
Succesvolle herintreders naar inkomen, 1 oktober 2009
% 35 30 25 20 15 10 5 0
Voortijdig schoolverlaters vanuit voortgezet onderwijs < 0,9 x minimumloon 1,1 tot 1,5 keer minimumloon 2 tot 4 keer minimumloon
26 Centraal Bureau voor de Statistiek
Voortijdig schoolverlaters vanuit mbo 0,9 tot 1,1 keer minimumloon 1,5 tot 2 keer minimumloon 4 keer of meer minimumloon
Wellicht krijgen deze laatste leerlingen van huis uit meer steun of wordt er zelfs enige druk uitgeoefend om toch een startkwalificatie te halen. Vaker en sneller een baan Het halen van een startkwalificatie is belangrijk, want het verbetert de perspectieven op een succesvolle arbeidscarrière. Wie van school komt met een startkwalificatie heeft vaker en sneller werk, bovendien in beter betaalde banen. Direct na het afbreken van de opleiding hebben voortijdige schoolverlaters vaak geen baan. Als zij wel een baan hadden, was dit veelal een laag betaalde baan. Na verloop van tijd maken zij hun achterstand in arbeidsdeelname en in verdiensten enigszins goed, maar de verschillen met schoolverlaters mét een startkwalificatie blijven groot. Achterstand na vier jaar Begint de start op de arbeidsmarkt zonder baan, dan is het uitzicht op een toekomstige baan ook slechter en voor voortijdig schoolverlaters is dat vooruitzicht zelfs aanzienlijk slechter. Van de voortijdig schoolverlaters zonder baan had de helft vier jaar later nog steeds geen baan. Van de schoolverlaters die een havo/vwo-opleiding afbraken zat zelfs driekwart nog zonder werk. Schoolverlaters met een afgebroken mbo-opleiding hebben nog de grootste kans op een baan. Het afbreken van een beroepsgerichte opleiding geeft blijkbaar meer perspectief dan het stoppen met een algemeen georiënteerde opleiding. Voortijdig schoolverlaters uit het vmbo realiseerden na vier jaar de grootste verbetering: hun arbeidsdeelname
3.3
Schoolverlaters 2004/’05 naar loonklassen
% 100
80
60
40
20
0
2005 2006 2007 2008 Voortijdig schoolverlaters
Laagste loongroep
Middelste loongroep
2005 2006 2007 2008 Geen voortijdig schoolverlaters Hoogste loongroep
Statistisch jaarboek 2011 27
nam toe van 43 procent in het eerste jaar na schoolverlaten tot 69 procent vier jaar later. Mét een startkwalificatie verbeteren de arbeidsmarktmogelijkheden sterk, en van mbo’ers sterker dan van havo/vwo’ers. Laagbetaalde banen Een startkwalificatie geeft niet alleen betere perspectieven op werk, maar ook op een hoger loon. Voortijdig schoolverlaters zitten vaker dan gediplomeerde schoolverlaters in de laagste loongroep. Het aandeel lage-lonen neemt na vier jaar nog zelfs iets toe. De slechtere situatie van voortijdig schoolverlaters direct na het stoppen met de opleiding verbeterde in de loop der jaren dus vrijwel niet. Dit geeft aan dat zij ook na vier jaar nog steeds slecht betalende banen hebben. Ook voor vmbo’ers en mbo’ers die zonder startkwalificatie van school gingen verbeterde de beloningsituatie na vier jaar niet of nauwelijks. Wie een startkwalificatie heeft, en zeker de jongeren met een havo/vwo-diploma, maken daarentegen grote stappen op de loonladder. EU-doelstelling bijna gehaald Vergelijkende cijfers van het aantal voortijdig schoolverlaters voor alle EU-landen zijn er alleen voor jongeren van 18 tot 25 jaar. Het percentage jongeren van deze leeftijd dat voortijdig de school verlaat was in ons land 11 (2009). Met dat percentage slaat ons land in Europa geen gek figuur. Het percentage voortijdig schoolverlaters is net zo hoog als in België, Duitsland en Frankrijk, maar hoger dan in bijvoorbeeld de Scandinavische landen en enkele Oost-Europese lidstaten. Het terugbrengen van het aantal voortijdig schoolverlaters is een belangrijke beleidsdoelstelling in de Europese Unie. Centraal is afgesproken om het aantal voortijdig schoolverlaters in 2020 te brengen op 10 procent. Met de bereikte 11 procent in 2009 heeft ons land die doelstelling al bijna gehaald.
28 Centraal Bureau voor de Statistiek
4 Arbeid en sociale zekerheid Statistisch jaarboek 2011 29
4.
Arbeid en sociale zekerheid
Licht herstel arbeidsmarkt in 2010 De arbeidsmarkt heeft zich in 2010 voorzichtig hersteld van de sterke achteruitgang in 2009. Het aantal werklozen is vanaf februari 2010 met 50 duizend teruggelopen en het aantal banen vertoonde in de loop van het jaar een bescheiden groei, net als het aantal vacatures. De loonontwikkeling is gematigd. Werkzame beroepsbevolking iets gekrompen De werkzame beroepsbevolking telde in 2010 gemiddeld 7,4 miljoen personen. Dat zijn er 78 duizend minder dan in 2009. Deze ontwikkeling komt vooral doordat de werkloosheid in 2010 hoger was dan in 2009, ondanks de afname in de loop van het jaar. In 2010 was gemiddeld 5,4 procent van de beroepsbevolking werkloos, tegen 4,8 procent in 2009. Meer bijstandsuitkeringen Het aantal WW-uitkeringen vertoonde na een sterke stijging in 2009 een dalende trend tot november 2010. Vanaf dat moment is het aantal WW-uitkeringen weer gaan stijgen. Het aantal bijstandsuitkeringen steeg in 2010 met ruim tweeduizend per maand. Eind 2010 werden 307 duizend bijstandsuitkeringen verstrekt. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen nam in 2010 licht af. Cao-loonstijging in 2010 gehalveerd In 2010 waren de cao-lonen 1,3 procent hoger dan een jaar eerder. Daarmee liep de cao-loonstijging precies in de pas met de inflatie. Dit is sinds 2005 niet meer voorgekomen. De loonstijging in 2010 is fors lager dan in 2009, toen de lonen nog met 2,8 procent stegen. De contractuele loonkosten zijn in 2010 met 1,5 procent toegenomen. De stijging van de loonkosten is iets sterker dan van de cao-lonen door hogere werkgeverspremies voor het sectorfonds en de zorgverzekering.
Statistisch jaarboek 2011 31
4.1
Werkgelegenheid (1 000 personen)
2005
2008*
2009*
Werkzame personen totaal
8 252
8 731
8 630
Werknemers Zelfstandigen
7 105 1 147
7 550 1 180
7 473 1 158
Mannen Vrouwen
4 491 3 761
4 742 3 989
4 639 3 991
Landbouw en visserij Industrie en bouwnijverheid Commerciële dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening
266 1 441 3 831 2 713
255 1 476 4 176 2 824
244 1 440 4 057 2 890
2005
2008*
2009*
Totaal
7 497
7 969
7 887
Landbouw en visserij Industrie en bouwnijverheid delfstoffenwinning industrie energie- en waterleidingbedr. bouwnijverheid Commerciële dienstverlening handel horeca vervoer en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening openbaar bestuur gesubsidieerd onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, overige dienstverlening
130 1 326 8 900 31 387 3 585 1 235 271 457 276 1 346 2 457 525 441 1 159 332
129 1 345 7 910 32 395 3 945 1 322 297 468 284 1 575 2 550 514 463 1 223 351
126 1 311 8 881 34 388 3 837 1 316 292 455 278 1 496 2 612 527 469 1 262 354
Mannen Vrouwen
4 116 3 381
4 363 3 606
4 273 3 614
Voltijd Deeltijd
3 767 3 730
3 928 4 041
3 876 4 010
4.2
Banen van werknemers (x 1 000)
32 Centraal Bureau voor de Statistiek
4.3
Banen van werknemers, 2009* (x 1 000)
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
7 887
4 273
3 614
Landbouw en visserij Industrie en bouwnijverheid delfstoffenwinning industrie energie- en waterleidingbedr. bouwnijverheid Commerciële dienstverlening handel horeca vervoer en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening openbaar bestuur gesubsidieerd onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, overige dienstverlening
126 1 311 8 881 34 388 3 837 1 316 292 455 278 1 496 2 612 527 469 1 262 354
88 1 059 7 676 26 349 2 217 713 140 334 153 877 909 332 189 218 171
38 252 1 205 8 38 1 620 603 151 121 125 619 1 703 195 281 1 044 182
4.4
Vacatures (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Openstaande vacatures Totaal
203,7 150,2
143,4
121,6
Landbouw en visserij Nijverheid en Industrie industrie bouwnijverheid Commerciële dienstverlening horeca handel vervoer en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening openbaar bestuur gesubsidieerd onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, overige dienstverlening
2,5 47,7 27,1 18,8 111,1 34,1 9,2 8,5 7,5 37,6 42,5 10,7 6,4 18,8 6,6
2,9 23 11,9 9,9 90,1 24,6 5,9 10 7,2 31,4 34,2 7,4 5,3 15,6 5,9
1,7 18,2 8,9 7,6 74,2 21,4 3,9 8,1 8,3 24,4 49,4 16,5 4,8 22,2 5,9
1,2 17,2 9,9 5,7 68,5 22,9 3,7 7,8 5,8 19,8 34,6 6,8 3,8 19 5,1
50,1 65,9 87,8
53,7 42,8 53,7
33,3 35,7 74,4
26,1 30 65,5
Bedrijfsgrootte 1 tot 10 werknemers 10 tot 100 werknemers 100 en meer werknemers Ontstane en vervulde vacatures Ontstane vacatures Vervulde vacatures
1 018 997
867 830
725 794
743 737
Statistisch jaarboek 2011 33
4.5
Vacaturegraad, 31 december
Gesubsidieerd onderwijs Industrie Landbouw en visserij Vervoer en communicatie Handel Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, sport en recreatie Zakelijke dienstverlening Bouwnijverheid Horeca Openbaar bestuur Financiële instellingen Totaal 0
5
10
15
20
25
30
vacatures per 1 000 banen 2010*
4.6
2009
Banen van werknemers, december 2009* (jaarmutatie)
Minder dan –2% –2 tot – 1,5% –1,5 tot –1% –1% of meer
34 Centraal Bureau voor de Statistiek
4.7
Beroepsbevolking, 15 tot 65 jaar (x 1 000)
2001
2005
2009
2010
7 187
7 455
7 846
7 817
mannen vrouwen
4 285 2 902
4 306 3 149
4 397 3 449
4 337 3 480
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
919 2 009 2 054 1 650 556 . 6 935
855 1 829 2 158 1 799 814
902 1 749 2 150 1 983 1 063
857 1 737 2 094 2 024 1 104
6 973
7 469
7 391
mannen vrouwen
4 176 2 759
4 069 2 904
4 200 3 269
4 119 3 272
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
851 1 948 1 994 1 601 542
747 1 721 2 031 1 705 769
802 1 670 2 069 1 912 1 015
758 1 650 2 000 1 934 1 050
252
482
377
426
109 143
236 245
197 180
218 208
68 61 60 49 14
108 108 127 94 45
99 79 80 71 48
100 87 94 91 55
Beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking
Werkloze beroepsbevolking mannen vrouwen 15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
Statistisch jaarboek 2011 35
4.8
Arbeidspositie bevolking, 2010
Mannen
Vrouwen 55 tot 65 jaar
45 tot 55 jaar
35 tot 45 jaar
25 tot 35 jaar
15 tot 25 jaar 1 500
1 000
500
0
0
500
1 000
x 1 000 Werkloze beroepsbevolking
4.9
Werkzame beroepsbevolking
1 500 x 1 000
Nietberoepsbevolking
Netto arbeidsparticipatie (% van de bevolking)
2001
2005
2009
2010
Totaal
64,2
63,7
67,8
67,1
Mannen Vrouwen
76,4 51,7
73,8 53,5
75,9 59,7
74,4 59,7
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
45,1 81,3 77,9 69,7 32,7
38,6 80,5 77,9 73,8 39,4
40,2 84,3 83,3 78,7 47,9
37,7 83,5 82,6 78,7 48,7
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turken Marokkanen Surinamers Antillianen/Arubanen overig niet-westers
65,8 61,7 52,3 49,4 46,6 61,4 55,9 50,2
65,8 62,6 49,3 48,0 45,2 58,6 56,4 44,8
69,9 66,1 55,2 54,3 50,2 63,4 57,8 52,8
69,4 64,7 52,1 48,4 60,2 57,2 50,2 59,5
36 Centraal Bureau voor de Statistiek
4.10 100
Netto arbeidsparticipatie, 2010
%
80
60
40
20
0 15 tot 20
20 tot 25
25 tot 30
30 tot 35
35 tot 40
40 tot 45
45 tot 50
50 tot 55
55 tot 60
60 tot 65
leeftijd in jaren Vrouwen
4.11
Mannen
Totaal
Werkloosheid (% van de beroepsbevolking)
2001
2005
2009
2010
Totaal
3,5
6,5
4,8
5,4
Mannen Vrouwen
2,5 4,9
5,5 7,8
4,5 5,2
5,0 6,0
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
7,4 3,0 2,9 3,0 2,5
12,6 5,9 5,9 5,2 5,5
11,0 4,5 3,7 3,6 4,5
11,7 5,0 4,5 4,5 4,9
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turken Marokkanen Surinamers Antillianen/Arubanen overig niet-westers
2,9 4,7 8,5 7,7 8,9 7,0 9,3 9,9
5,2 7,9 16,4 14,8 18,8 13,7 15,7 18,4
3,9 6,1 10,9 10,0 12,1 10,0 10,8 11,5
4,5 6,5 11,3 14,6 10,4 12,5 13,8 11,3
Basisonderwijs Vmbo Havo, vwo, mbo Hbo, wo bachelor Wo master, doctor
6,4 4,4 2,9 2,9 2,8
12,6 8,9 6,1 3,8 5,0
9,7 6,8 4,5 3,2 3,4
11,0 8,0 5,1 3,6 3,8
Statistisch jaarboek 2011 37
4.12
Werkloosheid, 2010
Minder dan 5% 5 tot 5,5% 5,5 tot 6% 6% of meer
Werkzame beroepsbevolking, 2010
Mannen Vrouwen = 1 miljoen
38 Centraal Bureau voor de Statistiek
4.13
Werkenden (x 1 000)
2001
2005
2009
2010
Totaal
6 935
6 973
7 469
7 391
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turken Marokkanen Surinamers Antillianen/Arubanen overig niet-westers
5 768 623 520 104 81 134 45 156
5 759 636 571 116 91 139 51 173
6 074 690 692 142 109 159 55 227
6 042 675 661 136 104 150 55 216
Basisonderwijs Vmbo Havo, vwo, mbo Hbo, wo bachelor Wo master, doctor
496 1 504 3 083 1 147 643
340 1 314 3 073 1 364 815
347 1 347 3 212 1 592 906
337 1 277 3 147 1 638 923
Beroepsniveau Elementair Lager Middelbaar Hoger Wetenschappelijk
479 1 768 2 677 1 374 532
506 1 717 2 673 1 478 549
526 1 725 2 806 1 619 693
515 1 666 2 732 1 652 719
Werknemers vaste arbeidsrelatie flexibele arbeidsrelatie Zelfstandigen
6 070 5 585 486 865
6 040 5 542 498 933
6 430 5 851 579 1 039
6 341 5 743 598 1 049
12 tot 20 uur per week 20 tot 35 uur per week 35 uur en meer
646 1 668 4 622
702 1 908 4 363
721 2 244 4 504
713 2 281 4 397
Regelmatige werktijden Onregelmatige werktijden avondwerk nachtwerk zaterdag zondag
3 077 3 855 3 006 1 124 3 089 1 934
3 132 3 840 3 095 1 145 2 995 2 020
3 185 4 283 3 503 1 232 3 319 2 322
2 882 4 504 3 654 1 218 3 445 2 424
Reisafstand naar werk (vast werkadres) 0 tot 7 km 2 523 8 tot 18 km 1 370 18 tot 33 km 892 33 km en meer 691
2 332 1 375 908 742
2 334 1 363 921 736
. . . .
Statistisch jaarboek 2011 39
4.14
Verdiend uurloon van werknemers (euro)
2006
2008
2009*
Alle werknemers w.o. voltijdwerknemers
18,40
19,50
20,01
19,61
20,70
21,36
Landbouw en visserij Industrie en bouwnijverheid delfstoffenwinning industrie energie- en waterleiding bouwnijverheid Commerciële dienstverlening handel horeca vervoer en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening openbaar bestuur onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, overige dienstverlening
13,42 18,68 30,99 18,24 25,12 18,97 17,71 15,44 11,70 17,74 25,24 18,73 19,56 21,08 21,86 18,26 17,62
14,25 20,01 34,73 19,57 26,11 20,28 18,72 16,46 12,17 18,56 26,77 19,81 20,70 22,60 22,86 19,31 18,64
14,47 20,45 33,42 19,93 26,61 20,86 19,30 16,98 12,46 19,01 27,48 20,53 21,11 22,95 23,44 19,56 19,10
15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 35 jaar 35 tot 40 jaar 40 tot 45 jaar 45 tot 50 jaar 50 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar
5,71 10,59 14,50 17,59 19,69 20,79 21,52 22,08 22,52 22,43 16,31
5,98 11,34 15,55 18,72 20,97 22,06 22,68 23,16 23,65 23,68 18,24
6,06 11,55 15,84 19,06 21,43 22,58 23,17 23,64 24,13 24,09 19,14
Uitkeringen, eind 2010
Bijstand
ww
= x 100 000
40 Centraal Bureau voor de Statistiek
4.15
Gemiddeld verdiend jaarloon per baan (1 000 euro)
2006
2008
2009
Alle werknemers w.o. voltijdwerknemers
28,3
30,0
30,7
40,4
42,6
44,1
Landbouw en visserij Industrie en bouwnijverheid delfstoffenwinning industrie energie- en waterleidingbedr. bouwnijverheid Commerciële dienstverlening handel horeca vervoer en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening openbaar bestuur onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, overige dienstverlening
17,9 35,0 67,3 34,6 47,4 34,4 27,0 22,7 11,6 31,7 48,7 28,2 27,4 37,3 31,2 22,6 23,9
19,5 37,2 75,1 36,7 50,9 36,8 28,4 23,9 12,0 32,9 52,0 30,1 29,2 40,6 33,1 24,2 25,1
20,3 38,1 73,3 37,3 52,7 38,4 29,1 24,4 12,2 33,6 52,4 31,1 30,0 41,4 34,3 24,8 25,5
4.16
Cao-lonen van werknemers (jaarmutatie in %)
2005
2009
2010*
Bruto uurloon (incl. bijzondere beloningen)
0,7
2,8
1,4
Particuliere bedrijven Gesubsidieerde sector Overheid
0,7 0,9 0,4
2,7 3,5 2,7
1,0 2,0 1,8
Landbouw en visserij Industrie en bouwnijverheid delfstoffenwinning industrie energie- en waterleidingsbedr. bouwnijverheid Commerciële dienstverlening handel horeca vervoer en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening openbaar bestuur onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, overige dienstverlening
0,3 1,0 . 0,9 0,8 1,3 0,6 0,4 0,0 0,5 0,9 1,0 0,6 0,4 0,4 0,7 0,9
2,2 3,0 . 2,8 1,3 3,7 2,6 2,9 3,5 2,4 2,5 2,2 3,0 2,1 3,3 3,5 2,8
0,9 1,3 . 1,3 0,9 1,3 0,9 0,7 1,0 1,0 1,1 1,1 1,9 2,0 . 2,3 1,1
Statistisch jaarboek 2011 41
4.17
Contractuele loonkosten per uur (jaarmutatie in %)
2005
2009
2010*
Totaal
1,2
2,9
1,6
Particuliere bedrijven Gesubsidieerde sector Overheid
1,0 1,6 1,4
2,8 3,2 2,6
1,3 2,5 2,0
Landbouw en visserij Industrie en bouwnijverheid delfstoffenwinning industrie energie- en waterleidingsbedr. bouwnijverheid Commerciële dienstverlening handel horeca vervoer en communicatie financiële instellingen zakelijke dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening openbaar bestuur onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, overige dienstverlening
0,2 1,4 . 1,4 2,3 1,2 1,0 0,8 0,4 1,2 0,7 1,2 1,5 1,5 1,4 1,5 1,3
1,7 3,0 . 2,6 0,3 3,7 2,8 2,6 3,1 3,1 4,0 2,4 2,9 2,2 3,4 3,1 2,8
1,1 1,6 . 1,4 1,5 1,9 1,2 1,2 1,7 1,6 0,2 1,3 2,2 2,1 . 2,8 1,5
4.18
Uitkeringen, 31 december (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Arbeidsongeschiktheid Wajong WAO WAZ IVA WGA
957 127 772 58
899 147 700 52
834 192 525 35 20 63
832 205 486 30 28 82
Werkloosheid (WW)
189
305
270
264
Bijstand IOAW IOAZ
354 19 4
355 11 2
317 8 1
345 10 1
1 842 168 2 334
1 923 138 2 554
1 933 106 2 813
1 928 98 2 881
AKW ANW AOW
42 Centraal Bureau voor de Statistiek
4.19
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, 31 december (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Totaal arbeidsongeschiktheid
957
899
834
832
Wajong WAO WAZ IVA WGA
127 772 58
147 700 52
192 525 35 20 63
205 486 30 28 82
Mannen Vrouwen
551 406
494 405
446 388
439 393
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
31 103 172 291 359
36 74 154 251 384
55 72 126 213 363
63 78 125 211 354
Volledig arbeidsongeschikt Gedeeltelijk arbeidsongeschikt
698 259
641 258
637 196
641 191
4.20
WW-uitkeringen, 31 december (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Totaal
189
305
270
264
Mannen Vrouwen
108 82
168 138
157 113
151 113
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
8 35 37 39 70
13 50 83 80 80
13 50 73 73 62
9 41 68 80 65
Noord-Nederland Oost-Nederland West-Nederland Zuid-Nederland
28 36 79 47
39 64 123 77
33 57 110 67
32 55 111 63
Statistisch jaarboek 2011 43
4.21
Bijstandsuitkeringen, 31 december (x 1 000)
2000
2005
2009
2010*
Totaal
354
355
317
345
Mannen Vrouwen
149 205
153 202
138 178
154 191
26 79 92 76 62 19
27 69 89 76 66 27
18 51 71 75 66 36
23 60 75 81 69 38
Alleenstaande Alleenstaande ouder (Echt)paar Overig
194 96 62 2
204 89 61 1
193 71 52 1
214 77 53 1
Korter dan 1 jaar 1 jaar en langer
68 286
69 286
70 246
91 254
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 jaar en ouder
4.22
Uitkeringen naar regio, 31 december 2010 (x 1 000)
Bijstand* WAO
WIA
WW
345
486
110
264
Provincies Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
16 13 9 20 8 31 19 64 96 6 38 24
17 15 15 33 12 53 33 88 83 9 69 42
4 3 3 6 3 12 8 19 21 2 17 11
10 12 9 18 7 30 16 39 51 5 42 21
w.o. Amsterdam Rotterdam ‘s-Gravenhage Utrecht
39 37 21 8
26 15 14 8
6 4 4 2
14 11 8 4
Totaal (incl. buitenland en onbekend)
44 Centraal Bureau voor de Statistiek
4.23
Ziekteverzuim werknemers
Horeca Delfstoffenwinning Financiële instellingen Onroerend goed, zakelijke dienstverlening Handel en reparatie consumentenartikelen Openbare voorzieningsbedrijven Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Vervoer en communicatie Bouwnijverheid Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Industrie Openbaar bestuur, sociale verzekeringen Totaal 0 2010*
4.24
1
2
3
4
5
6 %
2009
Algemene nabestaandenwet, 31 december (x 1 000)
2005
2009
2010
Totaal
138
106
98
Nederland Buitenland
128 10
99 8
91 7
Mannen Vrouwen
22 116
17 89
16 82
tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
1 2 12 27 95
1 1 10 21 72
1 1 10 20 66
Anw voor 1-7-1996 Anw na 1-7-1996 Wezenuitkering Halfwezen
58 66 1 12
33 58 1 15
28 54 1 15
Autochtonen Allochtonen Herkomst onbekend
107 31 .
81 19 6
74 19 6
Statistisch jaarboek 2011 45
4.25
Algemene ouderdomswet, 31 december (x 1 000)
2005
2008
2010
Totaal
2 554
2 735
2 881
Volledig Gekort
2 166 387
2 270 464
2 365 516
Nederland Buitenland
2 330 223
2 472 263
2 594 287
Mannen Vrouwen
1 102 1 451
1 206 1 529
1 286 1 596
65 tot 75 jaar 75 tot 85 jaar 85 tot 95 jaar 95 jaar en ouder
1 420 867 250 16
1 517 912 287 18
1 602 950 309 20
Gehuwd Niet-gehuwd
1 517 1 036
1 664 1 071
1 780 1 102
2 190 315
2 295 343
Autochtonen Allochtonen
. .
AOW-uitkeringen
Gehuwden
Ongehuwden
= x 100 000
46 Centraal Bureau voor de Statistiek
5
Bedrijven Statistisch jaarboek 2011 47
5.
Bedrijven
Groei bedrijven vlakt af Op 1 januari 2010 telde Nederland ruim 864 duizend bedrijven. In de periode 2006–2010 nam het aantal bedrijven met gemiddelde 4,5 procent per jaar toe. Het aantal bedrijven en instellingen is in 2009 met ruim 19 duizend toegenomen. Dit is een groei van 2,3 procent, de laagste groei in de afgelopen jaren. Er zijn steeds meer kleine bedrijven. Het aantal bedrijven met één werkzame persoon steeg met 5 procent. Het aantal bedrijven met 2 tot 5 werkzame personen steeg zeer beperkt. In beide grootteklassen was de groei minder dan een jaar eerder. Het aantal grotere bedrijven daalde, terwijl dit een jaar eerder nog steeg. De laatste jaren is vooral het aantal bedrijven in de computerbranche en in de zakelijke dienstverlening sterk toegenomen. In de bouw viel de groei in 2009 bijna geheel weg. De daling van het aantal landbouwbedrijven zette zich door. Andere dalers zijn de papierindustrie en de kleine pensioenfondsen. Veel incidenten ICT-beveiliging Nederlandse bedrijven komen relatief veel incidenten tegen bij de ICTbeveiliging. Het gaat dan om de uitval van ICT-diensten, aanvallen van buitenaf, vernietiging van data door virussen en onthulling van vertrouwelijke data door inbraak, pharming of phishing. In 2009 had 25 procent van de grote bedrijven (250 en meer werkzame personen) in de Europese Unie hier last van. In Nederland meldde 43 procent van de bedrijven incidenten. Ook vergeleken met de ons omringende landen is het aandeel bedrijven dat ICT-beveiligingsincidenten opgaf hoog. In Duitsland was het 22 procent, in België 24 procent en in het Verenigd Koninkrijk slechts 10 procent. Nederland behoort met Denemarken en Noorwegen tot de landen met de meeste ICT-beveiligingsincidenten.
Statistisch jaarboek 2011 49
5.1
Bedrijven naar economische activiteit, 1 januari
2006
2008
2009
2010
725 680
797 840
844 450
863 840
90 820
86 670
86 210
84 520
330
315
320
330
Voedingsindustrie Genotsmiddelenindustrie
4 105 165
4 105 175
4 225 180
4 175 180
Textielindustrie Kledingindustrie Leer- en schoenenindustrie Houtindustrie Papierindustrie Grafische industrie
1 230 1 310 310 1 830 425 3 885
1 340 1 340 300 1 910 405 3 850
1 420 1 385 310 1 960 400 3 915
1 430 1 360 315 1 935 350 3 820
Aardolie-, industrie Chemische industrie Farmaceutische industrie Rubber- en kunststofproductindustrie Bouwmaterialenindustrie
915 760 155
950 790 160
975 800 175
970 790 180
1 215 1 680
1 265 1 700
1 295 1 725
1 255 1 720
Basismetaalindustrie Metaalproductenindustrie
305 7 235
320 7 940
330 8 555
330 8 615
Elektrotechnische industrie Elektrische apparatenindustrie Machine-industrie Transpotmiddelenindustrie
1 145 905 2 470 1 705
1 190 990 2 645 1 815
1 250 1 055 2 850 1 925
1 245 1 085 2 825 1 935
Meubelindustrie Overige industrie Reparatie en installatie van machines
4 065 3 220
4 625 3 390
5 015 3 485
5 060 3 520
3 075
3 280
3 415
3 435
485
560
685
680
1 170
1 220
1 270
1 290
28 780 4 105 47 800
36 980 4 940 58 015
41 740 5 410 65 045
42 595 5 505 66 365
Totaal Land-, bosbouw en visserij Delfstoffenwinning
Energiebedrijven Waterleidingbedrijven en afvalbeheer Algemene bouw en projectontwikkeling Grond-. water- en wegenbouw Gespecialiseerde bouw Autohandel en -reparatie Groothandel en handelsbemiddeling Detailhandel (niet in auto’s)
21 180
23 525
24 000
24 040
57 005 73 040
60 030 76 275
62 305 77 875
61 705 77 700
Vervoer over land Vervoer over water
12 805 4 190
13 280 4 320
13 435 4 435
13 340 4 470
50 Centraal Bureau voor de Statistiek
5.1
Bedrijven naar economische activiteit, 1 januari (vervolg)
2006 Vervoer door de lucht Opslag, dienstverlening voor vervoer Post en koeriers
2008
2009
2010
235
250
260
260
4 005 2 445
4 345 3 105
4 480 3 530
4 510 3 715
5 060 29 790
5 460 30 630
6 115 32 430
6 235 32 280
2 545
2 705
2 810
2 765
1 780 130 1 150 16 110
1 885 125 1 170 20 505
1 925 130 1 120 23 175
1 920 120 1 085 24 390
1 860
2 360
2 600
2 835
Bankwezen 3 660 Verzekeraars en pensioenfondsen 585 Overige financiële dienstverlening 11 415
4 530 660
4 645 470
4 440 400
11 840
12 755
12 600
Verhuur en handel van onroerend goed
18 110
19 215
19 655
19 885
22 635
25 885
26 950
28 440
32 180
41 505
46 310
49 555
18 255 1 960
21 025 2 260
22 785 2 515
23 760 2 715
17 055
19 665
21 225
22 380
14 840 1 595
17 540 1 645
19 540 1 685
21 795 1 745
4 775
5 080
5 115
5 095
6 575
8 345
9 540
9 795
2 360
2 535
2 615
2 650
Logiesverstrekking Restaurants en cafés Uitgeverijen Film-,tv-productie; geluidsopname Radio- en televisie-omroepen Telecommunicatie IT-dienstverlening Diensten op het gebied van informatie
Juridische diensten en administratie Holdings en managementadviesbureaus Architecten-, ingenieursbureaus e.d. Speur- en ontwikkelingswerk Reclamewezen en marktonderzoek Design, fotografie, vertaalbureaus Veterinaire dienstverlening Verhuur van roerende goederen Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling Reisbureaus, reisorganisatie en reisinformatie Beveiligings- en opsporingsdiensten Schoonmaakbedrijven, hoveniers e.d. Overige zakelijke dienstverlening
1 180
1 455
1 665
1 770
11 645 2 920
13 010 3 175
14 120 3 410
14 645 3 555
Openbaar bestuur en overheidsdiensten Onderwijs
780 18 005
765 19 205
775 20 705
785 22 435
Statistisch jaarboek 2011 51
5.1
Bedrijven naar economische activiteit, 1 januari (slot)
2006
2008
2009
2010
Gezondheidszorg Verpleging en zorg met overnachting Welzijnszorg zonder overnachting
31 345
33 770
36 220
40 060
1 110
1 140
1 210
1 270
7 655
8 690
9 175
9 680
Kunst Bibliotheken, musea en natuurbehoud Loterijen en kansspelen Sport en recreatie Ideële, belangen-, hobbyverenigingen
2 545
2 875
2 995
2 985
930 365 6 990
945 345 7 565
950 350 7 210
940 335 7 195
3 730
3 865
3 755
3 755
4 810
5 175
5 365
5 465
27 640
31 940
33 765
35 495
Reparatie van consumentenartikelen Overige persoonlijke dienstverlening
5.2
Investeringen in materiële vaste activa (mln euro)
2000
2005
2008*
2009*
779
1 053
1 313
1 442
Industrie voedings- en genotmiddelenindustrie aardolie-industrie chemische industrie metaal- en elektrotechnische industrie overige industrie
8 094
6 697
7 965
7 653
1 488 216 1 477
1 626 434 1 278
1 488 849 1 529
1 691 584 1 453
2 998 2 338
1 673 1 689
2 384 1 715
2 303 1 621
Energie- en waterleidingbedrijven
1 229
1 486
2 871
2 102
Bouwnijverheid
1 634
1 403
2 337
2 212
5 390 2 047
6 803 2 557
. .
2 752 1 077
2 489 854
3 410 836
.
752
665
920
. .
9 432
6 423
8 515
.
Delfstoffenwinning
Handel en reparatie detailhandel (incl. reparatie) groothandel en handelsbemiddeling autohandel, -reparatie Horeca Vervoer, opslag en communicatie
52 Centraal Bureau voor de Statistiek
. .
5.3
Balans en resultaten niet-financiële ondernemingen
2000
2005
2008
2009
Balanstotaal (mld euro)
790,3
926,9
1 193,4
1 235,9
Omzet Nettoresultaat
764,4 59,7
896,7 82,4
1 106,5 87,0
1 042,9 61,5
26,9 30,7
25,9 31,0
27,4 33,2
27,2 35,4
7,6 27,3 7,5
7,3 27,6 8,1
7,0 24,5 7,7
6,6 22,5 8,3
37,4
40,1
41,2
42,9
30,5 32,2
29,8 30,1
30,9 27,9
30,6 26,5
100 75,3 24,7 3,6 15,3 5,8 2,3
100 74,4 25,6 3,3 15,3 7,0 4,8
100 76,1 23,9 3,2 14,9 5,9 4,8
100 75,3 24,7 3,3 16,2 5,2 3,2
–0,7 2,5 10,0 1,6 0,6 7,8
–0,7 0,2 11,3 2,0 0,1 9,2
–1,2 –0,2 9,2 1,4 0,0 7,9
–1,4 –0,1 6,9 1,0 0,1 5,9
38,1 61,9
52,9 47,1
64,2 35,8
76,0 24,0
Balans (% van het balanstotaal) Activa vaste activa (im)materieel financieel vlottende activa voorraden vorderingen liquide middelen Passiva eigen vermogen vreemd vermogen op lange termijn op korte termijn Winst- en verliesrekening (% van de omzet) Omzet Kosten (–) Toegevoegde waarde Afschrijvingen (–) Lonen (–) Bedrijfsresultaat Resultaat deelnemingen Resultaat rentebaten en -lasten (–) Overige resultaten Resultaat voor belastingen Belastingen (–) Aandeel van derden (–) Nettoresultaat Winstverdeling (% van netto resultaat) Winstuitkeringen Winstinhoudingen
Statistisch jaarboek 2011 53
5.4
Research and development, 2009
Uitgaven
Personeel
mln euro
arbeidsjaren
4 900
42 336
208
1 515
66 12 33
x 75 308
Industrie w.o. voedings- en genotmiddelen textiel-, kleding-, leder hout- en papier, drukkerij aardolie chemische farmaceutische rubber- en kunststof bouwmaterialen metaalproducten elektrotechnische elektrische apparaten machine-industrie auto- en aanhangwagen overige transportmiddelen meubelindustrie medische instrumenten
3 555
28 590
276 13 30 3 834 408 41 19 63 398 557 515 62 34 10 215
2 280 149 255 26 5 629 2 580 556 234 844 3 517 4 160 4 750 705 415 131 1 631
Diensten w.o. handel vervoer en opslag informatie en communicatie uitgeverijen, film, radio en t.v. telecommunicatie IT-dienstverlening financiële dienstverlening specialistische zakelijke diensten geen specifieke diensten (geen R&D) research
1 137
12 231
185 39 350 22 16 312 20 521 148 373
2 180 446 3 993 97 134 3 745 233 5 083 1 803 3 280
4 181
34 122
1 327
11 416
1 121 83 109
9 191 1 026 1 002
Totaal bedrijven Landbouw, winning en bouw w.o. landbouw, bosbouw en visserij afvalbeheer bouw
Hoger onderwijs en Universitair Medische Centra (UMC’s) Researchinstellingen w.o. onderzoeksinstellingen rijksdiensten instellingen voor zorg en welzijn
54 Centraal Bureau voor de Statistiek
Bedrijfsleven achterop met R&D In 2009 kwamen de uitgaven van Nederlandse bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling (R&D) overeen met 0,88 procent van het bbp. Voor de 27 landen van de Europese Unie kwam het aandeel uit op 1,25 procent. Het verschil in R&D-uitgaven tussen Nederland en de EU-27 is de afgelopen jaren steeds verder toegenomen. Dat is deels te verklaren door het grote aandeel van de dienstensector in de Nederlandse economie, die minder R&D-intensief is dan de industrie. Nederland was met Zweden en het Verenigd Koninkrijk een van de weinige EU-landen waar de R&Duitgaven in 2009 lager waren dan in 2006.
5.5
R&D-uitgaven bedrijven
% van bbp Polen Italië Hongarije Spanje Nederland Tsjechië Canada Verenigd Koninkrijk Ierland EU-27 EU-15 België Frankrijk Duitsland Denemarken Finland 0,0 2009*
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
2006
Bron: OESO, Main Science and Technology Indicators
Statistisch jaarboek 2011 55
5.6
Bedrijven (10 en meer werkzame personen) met een website (%)
2002
2005
2008
2009
Totaal
58
82
84
82
Bedrijfsgrootte 10 tot 20 werkzame pers. 20 tot 50 werkzame pers. 50 tot 100 werkzame pers. 100 tot 250 werkzame pers. 250 tot 500 werkzame pers. 500 en meer werkzame pers.
60 68 73 82 81 85
77 86 89 93 93 96
80 85 92 93 96 98
77 84 88 93 95 98
Aandeel bedrijven met eigen website
58%
82%
2009
2002
5.7
Grote bedrijven met ICT beveiligingsincidenten, 2009
EU-27 Verenigd Koninkrijk Oostenrijk Frankrijk Duitsland België Luxemburg Ierland Slowakije Zweden Italië Spanje Griekenland Portugal Nederland Denemarken Tsjechië Noorwegen Finland 0
10
20
30
40
50 %
Bron: Eurostat
56 Centraal Bureau voor de Statistiek
6
Bevolking Statistisch jaarboek 2011 57
58 Centraal Bureau voor de Statistiek
6.
Bevolking
Recordaantal immigranten in 2010 Op 1 januari 2011 telde Nederland 16,7 miljoen inwoners, 82 duizend meer dan een jaar eerder. In 2010 kwam een recordaantal van 150 duizend immigranten naar Nederland, 3 duizend meer dan in het jaar ervoor. De in 2006 ingezette toename van het aantal immigranten heeft zich daarmee in lichte mate voortgezet. De groei zit vooral in het aantal immigranten uit zowel de nieuwe als de oude lidstaten van de Europese Unie. Na drie jaren van daling nam ook de emigratie in 2010 toe. Wel bevindt deze zich voortdurend op een lager niveau dan de immigratie. Er vertrokken 118 duizend personen naar het buitenland, 6 duizend meer dan het jaar ervoor. De stijging deed zich vooral voor bij personen die in Nederland of in een ander EU-land zijn geboren. De emigratie steeg in 2010 sterker dan de immigratie. Daarmee kwam het migratiesaldo met 32 duizend iets lager uit dan in 2009. Minder geboorten, meer sterfgevallen In 2010 werden 184 duizend kinderen geboren en overleden 136 duizend personen. Daarmee kwam de natuurlijke aanwas (het saldo van geboorte en sterfte) uit op 48 duizend personen. Vergeleken met 2009 is het aantal geboorten in 2010 licht gedaald, het aantal sterfgevallen is licht gestegen. De afname van het aantal geboorten is toe te schrijven aan de daling van het aantal twintigers en dertigers. Het gemiddeld aantal kinderen dat vrouwen krijgen is niet veranderd. Hoewel de sterfterisico’s zijn afgenomen, is het aantal overledenen toegenomen door de stijging van het aantal ouderen. Minder verhuizingen In 2010 zijn binnen Nederland bijna 1,5 miljoen personen verhuisd. Dat zijn er 33 duizend minder dan in het jaar ervoor. Na de sterke daling in 2009 is het aantal verhuisde personen in 2010 dus nog iets verder gedaald. In alle kwartalen van 2010 verhuisden er minder personen dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder.
Statistisch jaarboek 2011 59
6.1
Kerncijfers bevolking, 1 januari (x 1 000)
2000
2005
2010
2011
15 864
16 306
16 575
16 656
Mannen Vrouwen
7 846 8 018
8 066 8 240
8 203 8 372
8 243 8 412
Ongehuwd Gehuwd Verweduwd Gescheiden
7 049 7 071 882 862
7 450 7 003 877 976
7 702 6 875 867 1 131
7 773 6 865 866 1 151
Jonger dan 20 jaar 20 tot 40 jaar 40 tot 65 jaar 65 tot 80 jaar 80 jaar en ouder
3 873 4 762 5 077 1 652 500
3 988 4 468 5 561 1 715 574
3 928 4 193 5 916 1 890 648
3 914 4 163 5 984 1 927 668
Totaal
6.2
Leeftijd en demografische druk, 1 januari (%)
2000
2005
2010
2011
Leeftijd jonger dan 20 jaar 20 tot 40 jaar 40 tot 65 jaar 65 tot 80 jaar 80 jaar en ouder
24,4 30,0 32,0 10,4 3,2
24,5 27,4 34,1 10,5 3,5
23,7 25,3 35,7 11,4 3,9
23,5 25,0 35,9 11,6 4,0
Demografische druk (totaal) groene druk grijze druk
61,2 39,4 21,9
62,6 39,8 22,8
64,0 38,9 25,1
64,1 38,6 25,6
Inwoners per km2 land (abs.) 468
60 Centraal Bureau voor de Statistiek
483
491
494
6.3
Bevolkingsomvang en bevolkingsgroei (x 1 000)
Bevolking op 1 januari geboorte sterfte immigratie emigratie saldo overige correcties Totale groei Bevolking op 31 december
2000
2005
2009
2010*
15 864 207 141 133 79 3
16 306 188 136 92 120 5
16 486 185 134 146 112 4
16 575 184 136 150 118 1
123
29
89
81
15 987
16 334
16 575
16 656
Bevolkingsgroei (per 1 000 inwoners)
6.4
7,8
1,8
5,4
4,9
Bevolking naar herkomstgroepering, 1 januari (x 1 000)
2000
2005
2010
2011
Totaal
15 864
16 306
16 575
16 656
Autochtonen
13 089
13 183
13 215
13 229
Allochtonen
2 775
3 123
3 360
3 427
1e generatie westers w.o. EU-landen Indonesië niet-westers w.o. Marokko Ned. Antillen en Aruba Suriname Turkije
1 431 545
1 607 582
1 700 644
1 735 666
267 141 886
311 131 1 024
389 119 1 055
410 117 1 069
153 69 183 178
168 82 188 196
167 81 185 196
168 82 184 197
2e generatie westers w.o. EU-landen Indonesië niet-westers w.o. Marokko Ned. Antillen en Aruba Suriname Turkije
1 344 822
1 516 841
1 660 857
1 692 862
473 264 523
501 265 675
509 263 803
511 263 830
110 38 119 131
147 48 141 163
182 57 157 188
188 59 160 192
Statistisch jaarboek 2011 61
6.5
Huishoudens naar type, 1 januari (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Totaal
6 801
7 091
7 313
7 386
Eenpersoonshuishouden Meerpersoonshuishouden samenwonend paar zonder kind(eren) niet-gehuwd gehuwd samenwonend paar met kind(eren) niet-gehuwd gehuwd eenouderhuishouden overig
2 272 4 529
2 449 4 642
2 619 4 693
2 670 4 717
2 016 495 1 521
2 062 499 1 564
2 115 505 1 609
2 127 506 1 622
2 082 163 1 920 384 46
2 087 249 1 839 444 48
2 051 315 1 737 475 52
2 049 331 1 718 486 54
6.6
Huishoudens met drie of meer kinderen, 1 januari 2010
Limburg Groningen Noord-Holland Drenthe Noord-Brabant Zuid-Holland Zeeland Gelderland Flevoland Utrecht Friesland Overijssel Nederland 0
12
13 14 15 16 17 18 19 20 21 % van het aantal huishoudens met kinderen
62 Centraal Bureau voor de Statistiek
6.7
Particuliere huishoudens naar grootte, 1 januari (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Totaal
6 801
7 091
7 313
7 386
1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen en meer
2 272 2 242 897 944 446
2 449 2 318 906 973 445
2 619 2 396 901 971 424
2 670 2 418 908 971 421
Gem. huishoudensgrootte (abs.)
6.8
2,30
2,27
2,23
2,22
Levendgeborenen (x 1 000)
2000
2005
2009
2010*
Totaal
207
188
185
184
Geslacht jongens meisjes
106 101
96 92
95 90
94 90
96 74 26 11
85 70 24 9
85 67 24 9
. . . .
155 52
122 66
105 80
. .
Rangnummer uit de moeder 1e kind 2e kind 3e kind 4e en volgende kind Legitimiteit echtelijk niet-echtelijk Levendgeborenen per 1 000 inwoners (abs.) Levendgeborenen per 1 000 vrouwen van 15 tot 50 jaar (abs.) Totaal vruchtbaarheidscijfer (abs.)
13,0
11,5
11,2
11,1
52,4
48,0
48,0
47,9
1,7
1,7
1,8
1,8
Statistisch jaarboek 2011 63
6.9
Levendgeborenen naar leeftijd van de moeder (x 1 000)
Totaal 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 35 jaar 35 tot 40 jaar 40 tot 45 jaar 45 jaar en ouder
6.10
2000
2005
2008
2009
206,6
187,9
184,6
184,9
2,5 17,5 57,4 87,1 36,8 5,2 0,2
2,0 16,7 48,9 73,8 40,0 6,3 0,2
1,9 16,3 50,7 69,1 39,5 6,8 0,3
2,0 16,5 51,5 68,8 38,6 7,3 0,3
Gemiddelde leeftijd moeder bij geboorte kind
2000
2005
2008
2009
Totaal
30,7
31,1
31,1
31,0
1e kind 2e kind 3e kind 4e en volgende kind
29,1 31,4 32,9 34,7
29,4 31,8 33,3 35,1
29,4 31,8 33,3 35,1
29,4 31,8 33,4 35,1
6.11
Doodgeborenen naar zwangerschapsduur
Absoluut 24 weken en meer 28 weken en meer Per 1 000 geborenen 24 weken en meer 28 weken en meer
2000
2005
2008
2009
1 253 1 000
983 760
774 608
648 499
6,0 4,8
64 Centraal Bureau voor de Statistiek
5,2 4,0
4,2 3,3
3,5 2,7
6.12
Enkel- en meervoudige geboorten (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Totaal
203,9
185,2
182,0
182,2
Enkelvoudige geboorten
200,2
181,7
178,8
179,0
3,7 3,6 1,2 1,3 1,1 0,1
3,5 3,4 1,2 1,2 1,1 0,0
3,2 3,2 1,0 1,1 1,1 0,0
3,2 3,2 1,1 1,1 1,0 0,0
Meervoudige geboorten tweeling twee jongens een jongen en een meisje twee meisjes drie- en meervoudig
Tweelinggeboorten per 1 000 geboorten
12,4
17,3
2009
1950
6.13
Allochtone levendgeborenen, geboorteland ouder(s) (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Totaal
44,7
44,6
44,2
44,4
Westers w.o. België Duitsland Indonesië voormalig Joegoslavië Verenigd Koninkrijk
12,1
12,1
12,9
13,6
1,2 2,3 1,1 1,1 1,0
1,2 2,1 0,9 1,1 1,1
1,2 2,1 0,8 1,1 1,0
1,2 2,2 0,8 1,1 1,0
Niet-westers w.o. Marokko Ned. Antillen en Aruba Somalië Suriname Turkije
32,6
32,5
31,3
30,9
7,5 2,1 1,1 4,8 7,0
8,3 2,1 0,6 3,9 6,4
7,7 2,3 0,6 3,5 5,6
7,4 2,2 0,7 3,4 5,2
Statistisch jaarboek 2011 65
6.14
Sterfte
2000
2005
2009
2010*
140,5 68,8 71,8 1,1 1,6
136,4 66,4 70,0 0,9 1,3
134,2 65,4 68,9 0,7 0,9
135,9 65,9 70,0 0,7 .
8,8
8,4
8,1
8,2
8,0 7,9 8,0
7,2 6,9 7,3
6,4 6,1 6,6
. . .
5,1
4,9
3,8
3,7
7,8
6,9
4,9
.
Levensverwachting bij de geboorte (jaren) mannen vrouwen
75,5 80,6
77,2 81,6
78,5 82,6
78,8 82,7
Gem. leeftijd bij overlijden mannen vrouwen
71,9 78,2
73,0 78,7
73,7 79,4
. .
Overledenen (x 1 000) mannen vrouwen Zuigelingensterfte (x 1 000) Perinatale sterfte (x 1 000) Overledenen per 1 000 inwoners Gestandaardiseerde sterfte per 1 000 inwoners mannen vrouwen Zuigelingensterfte per 1 000 levendgeborenen Perinatale sterfte per 1 000 geborenen
6.15
Gemiddelde leeftijd bij huwelijkssluiting
Jaren 38 36 34 32 30 28 26 24 22 20 0 1950 1960 1970 Vrouwen eerste huwelijk Mannen eerste huwelijk
1980
66 Centraal Bureau voor de Statistiek
1990 2000 Vrouwen totaal Mannen totaal
2009
6.16
Huwelijkssluiting en partnerschapsregistratie
2000
2005
2009
2010*
Huwelijkssluitingen (x 1 000) 88,1 twee mannen een man en een vrouw 88,1 twee vrouwen
72,3 0,6 71,1 0,6
73,5 0,6 72,1 0,8
73,2 0,7 71,9 0,7
Partnerschapsregistraties (x 1 000) twee mannen een man en een vrouw twee vrouwen
2,9 0,8 1,3 0,8
11,3 0,3 10,7 0,3
9,5 0,2 9,0 0,3
9,5 0,2 9,1 0,2
5,5
4,4
4,4
4,4
0,2
0,7
0,6
0,6
34,1 31,1
35,8 32,7
36,5 33,4
Huwelijkssluitingen per 1 000 inwoners Partnerschapsregistraties per 1 000 inwoners Gem. leeftijd bij huwelijkssluiting mannen vrouwen
. .
Aantal huwelijkssluitingen
1990
2009
= 10 000 huwelijkssluitingen
Statistisch jaarboek 2011 67
6.17
Huwelijksjubilea (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
74 79 50 22 4
75 60 60 28 3
65 53 70 34 6
66 54 70 33 6
2000
2005
2009
2010* 1)
Totaal
93,6
88,2
85,7
88,4
Door: overlijden man overlijden vrouw (echt)scheiding
41,1 17,9 34,7
38,6 17,7 31,9
37,5 17,5 30,8
37,4 17,7 33,2
2005
2008
2009
5,4
5,3
5,2
2,0
2,0
1,9
Huwelijksontbindingen door overlijden per 1 000 echtparen mannen vrouwen
16,1 11,0 5,1
15,9 10,8 5,1
15,9 10,9 5,1
Echtscheidingspercentage
33,4
35,2
34,3
13,8
14,2
14,3
43,7 40,7
44,8 41,8
45,2 42,2
73,6 69,9
74,3 70,5
74,5 70,7
71,7 70,2
72,3 70,8
72,5 71,0
12,5 jaar 25 jaar 40 jaar 50 jaar 60 jaar
6.18
1)
Huwelijksontbinding (x 1 000)
Inclusief partnerschapsontbinding.
6.19
Huwelijksontbinding
Huwelijksontbindingen per 1 000 inwoners w.o. door echtscheiding
Gem. huwelijksduur bij echtscheiding (jaren) Gem. leeftijd bij echtscheiding mannen vrouwen Gem. leeftijd overleden gehuwden mannen vrouwen Gem. leeftijd achterblijvende partner mannen vrouwen
68 Centraal Bureau voor de Statistiek
6.20
Van echt scheidenden naar leeftijd (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Mannen jonger dan 30 jaar 30 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar 50 jaar en ouder
32,5 2,2 12,6 11,0 6,8
29,8 1,4 9,0 12,1 7,3
30,2 1,3 7,9 12,4 8,6
28,9 1,2 7,1 11,8 8,8
Vrouwen jonger dan 30 jaar 30 tot 40 jaar 40 tot 50 jaar 50 jaar en ouder
33,2 4,8 14,1 9,9 4,5
30,8 3,2 11,4 11,4 4,9
31,3 2,9 10,2 12,2 6,0
29,8 2,7 9,1 11,9 6,1
6.21
Binnen Nederland verhuisde personen (x 1 000)
2000
2005
2009
2010*
1 586
1 652
1 498
1 465
Binnen gemeenten
972
1 009
900
874
Tussen gemeenten binnen provincies tussen provincies
614 359 255
642 384 258
598 353 244
591 348 243
2005
2009
2010
15 640 4 541 2 272 8 196
16 092 4 635 2 449 8 299
16 279 4 580 2 619 8 331
16 366 4 582 2 670 8 352
989 3 042
997 3 128
1 010 3 219
1 011 3 243
326 3 839 384 246
497 3 677 444 266
629 3 473 475 274
661 3 436 486 276
224
213
207
209
Totaal
6.22
Bevolking naar positie in huishouden, 1 januari
2000 x 1 000 In particulier huishouden thuiswonend kind alleenstaand samenwonend zonder kind(eren) niet-gehuwd gehuwd met kind(eren) niet-gehuwd gehuwd eenouder overig In institutioneel huishouden
Statistisch jaarboek 2011 69
6.23
Buitenlandse migratie naar geboorteland (x 1 000)
2000
2005
2009
2010*
132,9
92,3
146,4
149,8
Werelddelen Afrika Amerika Azië Europa Oceanië Onbekend
17,8 22,4 24,3 66,9 1,3 –
9,3 12,2 15,1 54,7 1,0 –
15,8 15,8 23,8 89,8 1,3 –
13,2 16,1 23,0 94,1 1,4 2,0
Landen w.o. Nederland Duitsland Verenigd Koninkrijk EU-landen (excl. Nederland) China voormalig Joegoslavië Marokko Ned. Antillen en Aruba voormalige Sovjet-Unie Suriname Turkije
23,8 5,2 5,6 21,8 2,6 4,8 4,5 10,2 6,1 3,6 5,4
20,2 5,3 2,9 26,3 3,2 0,9 2,4 2,4 2,8 2,2 3,4
28,2 8,3 4,0 52,0 4,8 1,2 2,4 4,0 4,3 2,2 4,1
27,1 9,3 4,0 56,7 5,0 1,1 2,2 3,7 5,7 2,0 4,4
Emigratie (incl. administratieve correcties)
79,0
119,7
111,9
117,7
Werelddelen Afrika Amerika Azië Europa Oceanië Onbekend
5,9 8,3 6,8 57,0 0,8 –
12,3 12,7 13,1 80,4 1,2 –
7,4 10,8 14,8 77,7 1,2 –
8,4 10,9 15,7 80,9 1,2 0,7
Landen w.o. Nederland Duitsland Verenigd Koninkrijk EU-landen (excl. Nederland) China voormalig Joegoslavië Marokko Ned. Antillen en Aruba voormalige Sovjet-Unie Suriname Turkije
37,4 4,0 3,4 14,5 0,5 1,3 1,1 2,4 0,7 1,3 1,2
53,7 4,4 3,6 19,3 1,8 1,5 2,0 4,6 1,8 2,2 2,9
40,0 5,6 3,4 32,1 2,3 0,9 1,5 2,6 1,8 1,3 2,5
41,0 5,9 3,6 33,4 2,5 1,2 1,5 2,4 2,1 1,6 3,0
Immigratie
70 Centraal Bureau voor de Statistiek
6.24
Allochtonen naar herkomstgroepering, 1 januari (x 1 000)
Werelddelen (totaal) Afrika Amerika Azië Europa Oceanië Landen westers w.o. EU-landen Australië Canada Hongarije Indonesië voormalig Joegoslavië Polen voormalige Sovjet-Unie Verenigde Staten niet-westers w.o. Afghanistan Angola China Egypte Ethiopië Ghana Hongkong Irak Iran Kaapverdië Marokko Nederlandse Antillen en Aruba Pakistan Somalië Suriname Thailand Turkije Vietnam
2000
2005
2010
2011
2 775 414 498 638 1 209 17
3 123 510 571 705 1 316 20
3 360 562 611 738 1 428 20
3 427 577 621 747 1 461 20
1 367
1 424
1 501
1 528
739 12 11 12 405 67 29 23 27
812 14 13 13 396 76 40 44 30
898 15 14 16 382 79 77 56 33
921 15 14 17 380 80 87 61 34
1 409
1 699
1 858
1 899
21 4 30 14 9 16 18 33 23 18 262
37 12 44 19 10 19 18 44 29 20 316
39 9 53 21 11 21 18 52 32 21 349
40 9 56 21 12 21 18 53 33 21 356
107 16 29 303 8 309 15
131 18 22 329 12 359 18
138 19 27 342 16 384 19
141 19 31 345 17 389 20
Statistisch jaarboek 2011 71
6.25
Nationaliteitswijziging naar vorige nationaliteit (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Verkrijging van het Nederlanderschap (anders dan door geboorte)
50,0
28,5
28,2
29,8
Werelddelen Afrikaans Amerikaans Aziatisch Europees Oceanisch zonder of onbekend
18,1 3,6 8,3 12,6 0,0 7,4
8,8 3,4 4,0 7,4 0,1 4,8
7,1 2,2 3,9 6,4 0,0 8,6
8,0 2,7 4,3 7,6 0,1 7,2
Nationaliteiten w.o. Chinees Iraaks Iraans voormalig Joegoslavisch Marokkaans Somalisch voormalig Sovjet-Russisch Surinaams
1,0 2,4 1,4 3,8 13,5 1,6 1,1 2,0
1,3 0,3 0,2 0,6 7,1 0,1 1,2 2,0
0,5 0,9 0,3 0,5 5,0 0,1 1,0 1,0
0,6 0,7 0,3 0,5 5,5 0,1 1,1 1,1
0,2
0,3
0,3
0,3
Verlies van het Nederlanderschap
6.26
Verkrijging van het Nederlanderschap naar regeling (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Totaal
50,0
28,5
28,2
29,8
Adoptie Erkenning Naturalisatie zelfstandig mede Optie
0,9 0,8 45,9 30,8 15,1 2,3
1,4
0,4
21,3 15,3 6,0 5,8
22,3 16,6 5,7 5,4
0,4 0,2 22,6 17,2 5,4 6,4
72 Centraal Bureau voor de Statistiek
6.27
Bevolkingsprognose
Bevolking, 1 januari (x 1 000) jonger dan 20 jaar 20 tot 40 jaar 40 tot 65 jaar 65 tot 80 jaar 80 jaar en ouder
2011
2040
2060
16 654 3 911 4 164 5 984 1 928 667
17 841 3 831 4 226 5 158 3 086 1 539
17 742 3 769 4 305 5 266 2 701 1 701
79
–1
2
181 137 150
184 207 144
189 208 144
121
127
129
30 5
17 5
16 5
Bevolking, jaarmutatie (x 1 000) w.o. levendgeborenen overledenen immigratie emigratie (incl. administratieve correcties) migratiesaldo (incl. administratieve correcties) overige correcties Totaal vruchtbaarheidscijfer
1,76
1,75
1,75
Levensverwachting bij de geboorte (jaren) mannen vrouwen
79,0 82,9
82,7 85,7
84,5 87,4
Bevolking, 1 jan. (%) jonger dan 20 jaar 20 tot 65 jaar 65 jaar en ouder
23,5 60,9 15,6
21,5 52,6 25,9
21,2 53,9 24,8
Demografische druk (totaal), 1 jan. (%) groene druk grijze druk
64,1 38,5 25,6
90,1 40,8 49,3
85,4 39,4 46,0
6.28
Huishoudensprognose, 1 januari (x 1 000)
2011
2020
2040
2060
Totaal
7 447
7 959
8 478
8 437
Huishoudenstype eenpersoonshuishouden meerpersoonshuishouden paren eenouder overig
2 705 4 742 4 193 495 53
3 042 4 917 4 321 540 56
3 624 4 854 4 239 554 61
3 703 4 735 4 124 547 64
Gem. huishoudensgrootte (abs.)
2,21
2,14
2,06
2,05
Statistisch jaarboek 2011 73
6.29
Allochtonenprognose, 1 januari (x 1 000)
2011
2020
2040
2060
1 732
1 975
2 354
2 573
663 407 101 117 38
794 530 124 99 42
959 666 172 62 59
1 096 775 203 46 72
1 069
1 180
1 396
1 476
135 249 54
144 306 69
174 434 94
195 536 111
167 82 184 197
176 95 185 205
186 121 174 212
171 138 133 192
1 693
1 957
2 444
2 863
Westers Europese Unie overig Europa Indonesië overig buiten Europa
863 512 50 263 38
912 542 68 259 44
996 606 107 224 60
1 065 712 144 134 76
Niet-westers w.o. Afrika Azië Latijns-Amerika
830
1 045
1 447
1 797
86 111 34
115 158 48
172 273 81
225 403 116
188 59 160 192
238 76 183 226
308 118 217 279
348 158 235 312
Eerste generatie Westers Europese Unie overig Europa Indonesië overig buiten Europa Niet-westers w.o. Afrika Azië Latijns-Amerika Marokko Ned. Antillen en Aruba Suriname Turkije Tweede generatie
Marokko Ned. Antillen en Aruba Suriname Turkije
74 Centraal Bureau voor de Statistiek
7 Bouwen en wonen Statistisch jaarboek 2011 75
7.
Bouwen en wonen
Ruim 126 duizend woningen verkocht In 2010 zijn ruim 126 duizend woningen verkocht. Dat waren er nagenoeg evenveel als in 2009, toen het aantal transacties liefst 30 procent lager was dan in 2008. Met de transacties in 2010 was een bedrag gemoeid van 30,2 miljard euro. De prijzen van bestaande koopwoningen waren gemiddeld 2 procent lager. De afname was het grootst bij vrijstaande en 2-onder-1-kapwoningen: respectievelijk 2,9 en 2,5 procent. Eigenaren van vrijstaande woningen in Noord-Holland leverden met bijna 6,5 procent het meest in. Ondanks de daling van de huizenprijzen steeg de gemiddelde WOZwaarde van woningen van 241 duizend euro in 2009 naar 243 duizend euro in 2010. Dit komt onder meer door de toevoeging van nieuwe woningen en de verbetering van bestaande woningen. Flink minder bouwvergunningen In het eerste kwartaal van 2010 werden bouwvergunningen verstrekt voor bijna 11 duizend nieuwbouwwoningen. Dat is het laagste aantal voor een eerste kwartaal sinds 1995. In totaal zijn in 2010 voor ruim 61 duizend woningen bouwvergunningen verleend. Dat is bijna 16 procent minder dan een jaar eerder. Er zijn bijna 56 duizend nieuwe woningen gereedgekomen; ruim 32 procent minder dan in 2009. Nog geen herstel voor bouw In 2010 kromp de omzet van de bouw met 9 procent, na een daling van ruim 4 procent in 2009. De omzet van de grootste bouwbranche, de burgerlijke en utiliteitsbouw, daalde met 12 procent. Door de economische crisis zijn de investeringen in woningen en bedrijfsgebouwen flink afgenomen. Vanaf het eerste kwartaal van 2010 zijn de gevolgen van de economische crisis ook voelbaar in de grond-, water- en wegenbouw. De omzet van deze branche daalde in 2010 met ruim 7 procent. Deze afname hangt samen met de afname van de investeringen in onder meer woningen en kantoren.
Statistisch jaarboek 2011 77
7.1
Prijzen bestaande koopwoningen, jaar-op-jaarontwikkeling (%)
2000
2005
2009
2010
Totaal woningen Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
16,2 18,9 19,4 19,4 17,9 18,8 18,7 19,6 17,4 15,6 18,8 13,9
7,3 5,1 4,4 3,5 2,4 3,0 4,5 3,8 4,0 6,2 3,8 2,0
–3,9 –4,5 –2,9 –2,8 –3,0 –3,6 –2,8 –3,7 –3,3 –1,6 –3,1 –3,9
–1,0 –0,3 –1,4 –1,5 –2,6 –2,0 –2,1 –2,5 –1,7 –2,2 –2,3 –2,3
Amsterdam Rotterdam ‘s-Gravenhage Utrecht
20,4 17,3 19,5 13,0
4,8 4,1 4,2 6,4
–5,6 –1,9 –2,8 –2,5
–0,2 –0,5 –1,4 –1,9
7.2
Gemiddelde WOZ-waarde woningen, 1 januari 2010
Minder dan 200 000 euro 200 000 tot 250 000 euro 250 000 tot 300 000 euro 300 000 tot 425 000 euro 425 000 euro of meer
78 Centraal Bureau voor de Statistiek
7.3
Woonruimtevoorraad (x 1 000)
2005
2009
2010
Voorraad 1 januari Recreatiewoningen 95 Wooneenheden 112 Capaciteit bijzondere woongebouwen 347 Woningen 6 859
103 116 350 7 105
105 117 351 7 172
74 67 17 50 7 4 3 19 15 4 55 –2
90 83 26 58 7 4 3 19 15 4 71 0
62 56 21 35 6 3 3 15 12 3 47 0
6 912
7 175
7 219
Vermeerdering woningen nieuwbouw huur eigen anderszins huur eigen Vermindering woningen huur eigen Saldo vermeerdering woningen Administratieve correcties Voorraad woningen einde periode
Aandeel gereedgekomen woningen met een doorlooptijd tot 16 maanden
69%
26%
2010
1995 7.4
Gemiddelde WOZ-waarde per woning (1 000 euro)
2000
2005
2009
2010**
Totaal
80
200
241
243
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
59 60 75 73 78 87 99 80 77 72 86 83
141 158 176 185 180 220 231 220 186 158 226 179
180 197 215 221 204 259 286 267 224 199 271 206
181 198 216 223 204 261 287 270 226 200 272 206
Statistisch jaarboek 2011 79
7.5
Woningen waarvoor bouwvergunningen zijn verleend
2000
2005
2009
2010
Totaal
78 563
83 273
72 646
61 028
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
2 016 2 806 2 455 5 451 4 985 7 383 7 701 11 202 18 334 1 360 10 157 4 713
2 924 2 891 2 837 7 073 2 590 7 394 7 029 14 049 15 906 1 599 13 602 5 379
1 717 1 790 1 667 4 048 3 477 9 417 4 897 12 500 16 908 1 894 11 016 3 315
1 613 1 431 1 254 4 504 1 570 8 342 5 552 10 410 12 669 1 252 9 608 2 823
7.6
Gereedgekomen woningen (31 december)
2000
2005
2009
2010
Totaal
70 650
67 016
82 932
55 999
Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
1 769 2 503 2 043 4 307 4 565 7 360 6 485 10 096 14 584 1 845 11 441 3 652
2 041 2 387 2 077 4 968 1 786 7 413 6 587 10 749 15 749 1 676 8 133 3 450
2 709 1 940 1 823 4 819 2 677 11 328 6 438 13 442 19 582 1 488 12 855 3 831
1 539 1 567 987 3 469 2 633 6 498 3 465 9 895 13 161 954 8 513 3 318
Eigen woningen (%) Huurwoningen (%)
78 22
75 25
69 31
62 38
Eengezinshuizen (%) Meergezinshuizen (%)
75 25
70 30
58 42
54 46
80 Centraal Bureau voor de Statistiek
7.7
Voortgangsfasen van het bouwproces (mln euro)
2000
2005
2009
2010
Nieuwe orders bouwwerken nieuwbouw woningen andere gebouwen verbouw/uitbreiding
16 757 13 468 7 336 6 132 3 289
19 069 14 951 10 093 4 858 4 119
19 973 16 013 9 845 6 168 3 959
16 259 12 999 8 055 4 944 3 260
Productie nieuwbouw woningen andere gebouwen verbouw/uitbreiding
17 148 13 871 7 783 6 088 3 276
17 900 14 048 9 354 4 694 3 851
22 723 18 516 11 273 7 243 4 207
19 493 15 777 9 656 6 121 3 715
9 447 7 995 4 007 3 988 1 452
13 612 11 400 7 275 4 125 2 211
16 882 14 658 8 348 6 310 2 224
14 310 12 337 7 101 5 236 1 973
Gereedgekomen bouwwerken 16 132 nieuwbouw 13 043 woningen 7 558 andere gebouwen 5 485 verbouw/uitbreiding 3 089
16 553 12 829 8 407 4 422 3 724
22 593 18 087 11 202 6 885 4 505
20 778 16 943 10 593 6 350 3 835
Nog te produceren (ultimo) nieuwbouw woningen andere gebouwen verbouw/uitbreiding
7.8
Omzet bouwnijverheid, alle bedrijven (2005=100)
2005
2007
2009
2010
Bouw (geen projectontwikkeling)
100
119
125
114
Burgerlijke en utiliteitsbouw Grond-, weg- en waterbouw Gespecialiseerde bouw Sloopbedrijven en grondwerk Bouwinstallatiebedrijven Afwerkingsbedrijven (bouw) Overige gespecialiseerde bouw
100 100 100 100 100 100 100
120 117 120 133 119 116 122
122 128 127 139 123 119 141
107 119 118 133 119 113 117
Statistisch jaarboek 2011 81
7.9
Omzetontwikkeling bouwnijverheid
2005=100 140
130
120
110
100
90 2006
2007
2008
Bouw (geen project ontwikkeling) Grond-, weg- en waterbouw
7.10
2009
2010
Burgerlijke en utiliteitsbouw Gespecialiseerde bouw
Prijsindex bouwnijverheid
2005=100 125
120
115
110
105
100 2005
2006
2007
Woningen, input Grond-, weg- en waterbouw
82 Centraal Bureau voor de Statistiek
2008
2009
Woningen, output
2010
7.11
Waarde vergunningen nieuwe utiliteitsbouw (mln euro)
2000
2005
2009
2010
Totaal
5 995
4 857
6 168
4 944
Fabrieken Hallen en Loodsen Kantoren Kassen Scholen Schuren en stallen Winkels Overige gebouwen
1 389 643 1 724 142 270 309 126 1 392
1 012 355 714 113 515 372 125 1 651
1 189 480 945 46 481 629 84 2 315
718 339 664 24 328 612 28 2 232
7.12
Ontwikkeling bouwsom nieuwe opdrachten architecten
% 60 40 20 0 –20 –40 –60
I
II
III
IV
2008
I
II
III
2009
IV
I
II
III
IV
2010
Woningen nieuwbouw
Woningen geen nieuwbouw
Utiliteitsgebouwen nieuwbouw
Utiliteitsgebouwen geen nieuwbouw
Statistisch jaarboek 2011 83
7.13
Prijzen en transacties bestaande koopwoningen
2005=100
x 1 000 80
115
60
110
40
105
20
100
0
95 I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Transacties (linkeras)
Prijsindex (rechteras)
Gemiddelde bouwkosten per koopwoning
1990
2010
= 10 000 euro
84 Centraal Bureau voor de Statistiek
8 Financiële en zakelijke diensten Statistisch jaarboek 2011 85
8. Financiële en zakelijke diensten Omzet zakelijke dienstverleners in 2010 gedaald In vergelijking met een jaar eerder nam de omzet van de zakelijke dienstverleners in 2010 af met ruim 2,5 procent, ook al groeide de omzet in de tweede helft van het jaar. De totale krimp was wel minder dan de daling van 4 procent in 2009. In de loop van 2010 is door de toegenomen vraag naar uitzendkrachten de omzet van de uitzendbranche weer aangetrokken. De groei van het aantal uitzenduren past in het conjunctuurbeeld. De grootste dalers binnen de zakelijke dienstverlening waren de architecten- en managementadviesbureaus. In deze branches daalde de omzet in 2010 met meer dan 10 procent. De hoogste omzetgroei werd gemeten in de reisbranche en keuring en controle. Meer buitenlandse beleggingen in 2009 De beleggingen van Nederlandse institutionele beleggers zijn in 2009 met 313 miljard euro gestegen naar 1 355 miljard euro. Op het eerste gezicht lijken de buitenlandse beleggingen hierin een beperkt aandeel te hebben, met een stijging van 687 naar 797 miljard euro. De groei van de beleggingen in Nederland, met 203 miljard euro, komt echter grotendeels doordat de twee grootste pensioenfondsen hun beleggingen in aandelen en obligaties (zowel Nederlandse als buitenlandse) hebben ingebracht in door hen opgerichte beleggingsinstellingen. Het bezit van institutionele beleggers in Nederlandse beleggingsinstellingen stijgt daardoor in 2009 met 213 miljard euro. Net als in voorgaande jaren speelt de koersontwikkeling op de aandelenmarkten een belangrijke rol in de ontwikkeling van de beleggingen. Door de financiële crisis in 2008 was het waardeverlies op aandelen 197 miljard euro. In 2009 steeg de waarde van de aandelen met 105 miljard euro.
Statistisch jaarboek 2011 87
8.1
Omzet zakelijke dienstverlening, 2010 (jaarmutatie)
Managementadviesbureaus Architecten en ingenieurs Reclamebureaus Beveiliging en opsporing Accountancy, administratie Computerservicebedrijven Telecommunicatie Reiniging Rechtskundige dienstverlening Uitzendbranche Keuring en controle Reisbureaus, reisorganisatie –12 –10 –8 –6 –4 –2 0
8.2
2
4
6
8 %
Bedrijven in de financiële en zakelijke dienstverlening, 1 jan. 2010
Uitzendbranche Verzekeringswezen en pensioenfondsen Beveiliging en opsporing Researchbedrijven Architecten-, ingenieursbur. e.d. Computerservice, informatietechnologie Verhuur roerende goederen Financiële instellingen (excl. verzekeringen) Jur. economische diensten Reclamebureaus 0
20
1 tot 5 werkzame personen 10 tot 100 werkzame personen
88 Centraal Bureau voor de Statistiek
40 60 80 100 % 5 tot 10 werkzame personen 100 werkzame personen en meer
8.3
Werkzame personen in de financiële en zakelijke dienstverlening
2000
Financiële instellingen (excl. verzekeringen) Verzekeringswezen en pensioenfondsen Verhuur roerende goederen Computerservice, informatietechnologie Researchbedrijven Architecten-, ingenieursbur. e.d. Jur. economische diensten Reclamebureaus Uitzendbranche Zakelijke diensten n.e.g.
2009*
totaal
w.o. totaal vrouwen
w.o. vrouwen
x 1 000
%
x 1 000
%
166
47
154
47
55 28
38 29
57 27
42 26
123 32 102 267 72 425 248
21 31 22 46 42 45 54
165 38 120 335 72 454 275
21 37 24 46 40 41 52
Bruto toegevoegde waarde basisprijzen financiële en zakelijke dienstverlening
2000
2009
= 10 miljard euro
8.4
Beleggingen institutionele beleggers (mld euro)
2000
2005
2008
2009
Totaal
830,1
1 069,9
1 042,4
1 355,2
Beleggingsinstellingen Pensioenfondsen Verzekeraars
102,0 461,8 266,3
93,5 635,9 340,5
68,5 620,1 353,8
286,9 700,6 367,7
Statistisch jaarboek 2011 89
8.5
Balansgegevens financiële instellingen (mld euro)
2000
2005
2008
2009
Activa monetair goud vordering op internat. inst. chartaal- en giraal geld deposito’s obligaties financiële derivaten aandelen waardepap. op korte termijn deelnemingen leningen op korte termijn leningen op lange termijn hypotheken vaste eigendommen transitoria overige
2 210 9 2 49 182 386 –10 378 10 146 193 400 297 73 70 26
3 325 10 1 96 374 634 –9 470 20 213 278 542 498 67 113 18
3 967 12 1 168 511 795 5 348 20 240 386 667 618 60 107 30
4 366 15 6 165 450 887 –20 657 18 266 389 663 643 59 139 28
Passiva chartaal geld giraal geld deposito’s spaartegoeden obligaties aandelen en deelnemingen waardepap. op korte termijn leningen op korte termijn leningen op lange termijn transitoria reserves en voorzieningen
2 210 17 182 352 137 189 426 21 55 138 62 632
3 325 23 253 611 211 482 398 32 124 189 142 860
3 967 24 280 844 259 709 313 55 252 193 155 883
4 366 23 330 760 278 773 557 84 155 207 178 1 022
8.6
Brancheresultaten schadeverzekeraars (mln euro)
Technisch resultaat w.v. brand e.a. schade motorrijtuigen ongevallen en ziekte zee, transport en luchtvaart overige
2000
2005
2008
2009*
194
2 467
1 411
1 637
79 –23 14 –12 136
462 456 1 194 94 260
5 91 937 52 326
112 120 871 23 512
90 Centraal Bureau voor de Statistiek
8.7
Resultatenrekening kredietinstellingen (mln euro)
2000
2005
2008
2009
Baten 67 241 rente en soortgelijke baten 54 689 opbrengsten waardepapieren 3 767 provisie (2000=netto) 5 200 resultaat financiële transacties 1 839 overige 1 746
81 976 61 644 5 468 5 967 2 627 6 270
97 756 107 037 915 7 374 –18 420 850
95 726 85 106 2 093 6 435 1 050 1 042
Lasten 67 242 rente en soortgelijke lasten 41 975 provisie (2000=netto) 0 alg. en administratieve uitgaven 13 737 overige bedrijfslasten 14 waardeveranderingen van vorderingen en toevoegingen/ onttrekkingen 591 overige waardeveranderingen 1 184 resultaat uit gewone activiteiten 9 741 buitengewone baten en lasten –714 belastingen 1 153 winst/verlies boekjaar 7 874
81 976 45 270 838
97 756 89 471 1 296
95 726 67 539 1 269
18 627 128
17 444 166
15 878 592
1 090 866
4 359 1 850
5 137 1 588
15 157 0 1 935 13 222
–16 830 9 120 –16 941
3 723 –6 51 3 666
8.8
Resultatenrekening pensioenfondsen (mld euro)
2000
2005
2008
2009*
Baten premies eigen rekening beleggingsopbrengsten overige baten
26 10 12 4
105 25 76 4
–82 26 –113 5
118 30 87 2
Lasten vermeerdering voorzieningen pensioenverplichtingen e.r. uitkeringen en afkopen e.r. andere en overige lasten
26
105
–82
118
23 12 –10
52 18 35
128 21 –231
16 22 80
Statistisch jaarboek 2011 91
8.9
Kosten en bedrijfresultaat in de zakelijke dienstverlening, 2008
Markt- en opinieonderzoek Accountancy, administratie e.d. Architecten-, ingenieursbur. e.d. Computerservicebedrijven Reiniging Verhuur roerende goederen Uitzendbranche Beveiliging en opsporing 0
20
40
60
80
100
% van de bedrijfsopbrengsten
Inkoopwaarde Overige personeelkosten Overige bedrijfslasten
8.10 170
Bruto lonen en salarissen Afschrijvingen Bedrijfsresultaat
Kerngegevens uitzendbranche, seizoengecorrigeerd
2005=100
160 150 140 130 120 110 100 90
2005
2006
2007
2008
Uitzenduren in vaste dienst en detachering Uitzenduren niet in vaste dienst Omzet
92 Centraal Bureau voor de Statistiek
2009
2010
9 Gezondheid en welzijn Statistisch jaarboek 2011 93
9.
Gezondheid en welzijn
Uitgaven aan zorg 5 duizend euro per persoon De uitgaven aan gezondheids- en welzijnszorg bedroegen 83,6 miljard euro in 2009, 5 duizend euro per persoon. De uitgaven lagen 5,4 procent hoger dan in 2008. Ruim een kwart van deze zorguitgaven was bestemd voor ziekenhuiszorg (inclusief specialistenpraktijken). Daarnaast ging 18 procent naar de ouderenzorg. Gerelateerd aan het bruto binnenlands product stegen de uitgaven van 13,3 procent in 2008 naar 14,7 procent in 2009. Deze forse toename komt vooral doordat, naast een toename van de uitgaven aan zorg, het bbp in 2009 door de recessie sterk daalde. Sterke stijging ziekenhuisopnamen voor huidkanker In de periode 2000–2008 nam het aantal patiënten dat voor huidkanker in het ziekenhuis is opgenomen fors toe van 3 naar 9 per 10 duizend inwoners. De toename vond bij zowel mannen als vrouwen plaats. Het zijn vooral oudere personen (vanaf 55 jaar) die voor huidkanker in het ziekenhuis worden opgenomen. Het gaat wel steeds vaker om dagbehandelingen. In 2008 was 90 procent van alle ziekenhuisopnamen een dagopname, in 2000 was dit 63 procent. Vooral dagbehandelingen waarbij Fotodynamische therapie wordt toegepast namen sterk toe. Helft jonge verkeersdoden bestuurde een auto In de periode 2000–2009 kwamen ruim 1 500 jongeren van 18 tot 25 jaar om in het verkeer. Dit is ruim een zesde van het totale aantal verkeersdoden. De helft van deze jonge verkeersdoden bestuurde een personenauto. Dat is veel: van de andere verkeersdoden (25-plus) was een derde een autobestuurder. In de periode 2005–2009 betrof bijna drie kwart van de dodelijke ongevallen van jonge autobestuurders een eenzijdig ongeval. Bij 83 procent hiervan ging het om een botsing tegen bijvoorbeeld een boom, vangrail of paal. De autobestuurders van 25 jaar en ouder overleden vaker na een botsing met een ander voertuig. In vergelijking met tien jaar geleden is het aantal verongelukte autobestuurders met de helft afgenomen. Dit geldt voor jongeren én voor ouderen (25-plus).
Statistisch jaarboek 2011 95
9.1
Gezondheid en functionele beperkingen (%)
2001
2005
2008
2009
Ervaren gezondheid 1) zeer goed goed gaat wel (zeer) slecht
25,3 55,5 15,7 3,6
25,5 54,4 16,2 3,9
25,9 54,7 15,6 3,8
28,8 52,7 14,9 3,6
Psychische gezondheid 2) In afgelopen vier weken: erg zenuwachtig minder gelukkig minder kalm en rustig neerslachtig en somber zat in de put
5,9 16,4 18,2 5,6 3,5
5,2 16,9 17,1 5,6 3,5
4,4 14,4 15,3 4,9 2,8
4,9 15,2 15,6 5,0 2,9
Functiebeperkingen 2) Ernstige problemen met: bewegen horen zien
7,4 2,6 3,5
8,1 3,0 5,0
7,7 3,0 4,6
7,8 2,9 5,3
2001
2005
2008
2009
Aandoening elleboog/pols Aandoening nek/schouder Astma/cara Beroerte Darmstoornis
5,8 8,1 7,0 1,2 2,5
5,5 9,2 8,2 1,9 2,7
4,8 8,1 7,7 1,9 3,2
5,3 8,3 7,4 2,0 3,1
Duizelig Eczeem Gewrichtsontsteking Gewrichtsslijtage Hartaandoening
2,4 4,5 3,3 8,2 1,2
2,6 4,7 4,0 9,7 1,4
2,4 4,5 4,0 10,2 1,7
2,7 4,6 4,1 10,9 1,8
2,0 8,6 3,6 3,5 14,2
2,3 11,1 3,7 4,7 12,6
1,9 12,4 3,7 4,7 11,5
2,3 13,5 4,2 5,3 11,4
1,5 8,1 2,8 1,5 7,9
1,8 9,2 3,4 1,7 7,5
2,0 8,8 3,9 1,8 8,5
1,8 8,7 4,1 1,6 9,2
1) 2)
0 jaar en ouder. 12 jaar en ouder.
9.2
Langdurige aandoeningen (%)
Hartinfarct Hoge bloeddruk Incontinentie Kanker Migraine Psoriasis Rugaandoening Suikerziekte Vernauwing bloedvaten Andere aandoening
96 Centraal Bureau voor de Statistiek
9.3
Roken en alcohol, 12 jaar en ouder
2001
2005
2008
2009
Rokers (%) Zware rokers (%)
33,3 9,8
29,5 7,7
27,6 6,8
27,1 6,3
Rokers (sigaretten/dag)
12,4
11,7
11,4
11,3
Drinkt nooit alcohol (%) Zware drinkers (%)
18,2 13,6
18,6 10,8
19,2 10,0
20,2 10,4
1,5
1,4
1,3
1,3
2001
2005
2008
2009
Voldoet aan norm gezond bewegen (%)
52
55
56
56
Activiteit (minuten/week) huishoudelijk werk sport wandelen, fietsen etc. op werk of school woon-werk/school-verkeer
680 130 413 934 54
649 138 426 885 55
628 133 406 905 60
633 128 399 908 56
Drinkers (glazen/dag)
9.4
Lichamelijke activiteit, 12 jaar en ouder
9.5 60
Overgewicht, 20 jaar en ouder
%
50
40
30
20
10
0 1981
1985
1990
1995
Mannen ernstig overgewicht Mannen overgewicht
2000
2005
2009
Vrouwen ernstig overgewicht Vrouwen overgewicht
Statistisch jaarboek 2011 97
9.6
Plaats van bevalling, borstvoeding (%)
1998–2000
2001–2003
2007–2009
Plaats van bevalling thuis ziekenhuis
34 66
32 68
24 76
Borstvoeding bij de geboorte leeftijd baby 6 weken leeftijd baby 3 maanden leeftijd baby 6 maanden
69 57 45 24
75 61 51 27
75 63 53 34
9.7
Vrouwen en preventie (%)
2001
2005
2008
2009
16 tot 50 jaar: Gebruikt anticonceptiepil
43
40
38
39
20 jaar en ouder: Uitstrijkje laatste 5 jr
61
60
61
61
30 jaar en ouder: Mammografie laatste 2 jr
44
46
49
51
Ziekenhuispatiënten 2008 (per 10 duizend inw.)
Mannen
Vrouwen = 100 mensen
98 Centraal Bureau voor de Statistiek
9.8
Medische consumptie
Contact met huisarts Gem. aantal contacten Personen met contact (%) Type contact huisarts (%) bij de huisarts huisbezoek telefonisch anders Contact met specialist Gem. aantal contacten Personen met contact (%) Plaats van contact (%) (polikliniek) ziekenhuis anders
2000
2005
2008
2009
4,1 75,6
3,6 73,1
4,1 73,3
3,8 73,9
81,8 5,2 12,5 0,5
84,8 4,0 10,1 1,0
84,1 3,3 11,6 1,0
82,7 4,2 12,3 0,8
1,8 38,0
1,8 40,0
1,8 41,2
2,0 43,2
90,2 9,8
89,3 10,7
90,7 9,3
89,4 10,6
Contact met tandarts Gem. aantal contacten Personen met contact (%) Reden van contact (%) pijn controle behandeling na controle (langere) behandeling
2,4 78,2
2,3 77,9
2,2 78,3
2,1 78,6
11,6 63,2 11,1 14,1
13,4 61,8 12,1 12,7
13,8 57,9 14,1 14,1
14,4 59,4 13,1 13,0
Contact met fysiotherapeut Gem. aantal contacten Personen met contact (%)
2,9 16,2
2,9 16,8
3,1 20,0
3,3 20,5
5,9
6,5
7,2
6,6
33,8 34,5
37,1 39,0
39,6 39,6
40,0 39,1
Alternatieve genezer(s) Personen met contact (%) Medicijnen afgelopen 2 wk Op recept (%) Zonder recept (%)
Statistisch jaarboek 2011 99
9.9
(Gezonde) levensverwachting bij geboorte, 2009
Levensverwachting
In als goed ervaren gezondheid
Zonder lichamelijke beperkingen
Zonder chronische ziekten
In goede geestelijke gezondheid 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Levensjaren Mannen
9.10
Vrouwen
Ziekenhuispatiënten, mannen (per 10 000 inw.)
Totaal diagnosen w.o. perinatale aandoeningen kanker w.o. van huid long en luchtpijp prostaat ongevallen ziekten van ademhalingsorganen hart- en vaatstelsel w.o. acuut hartinfarct hersenvaatletsels spier, bot, bindweefsel spijsverteringsorganen urogenitaal stelsel
2000
2005
2007
2008
870,6
1 041,8
1 111,2
1 144,4
39,8 48,8
40,1 60,9
39,2 65,8
41,9 68,2
2,8 8,2 5,2 80,5
6,5 8,4 7,7 91,5
8,8 9,0 8,1 96,3
9,3 8,9 7,8 98,5
97,7 137,2
106,7 161,0
110,2 168,3
108,1 174,5
19,9 16,9 109,0 101,1 53,6
17,3 22,9 136,7 124,6 60,5
16,8 23,8 144,7 131,7 62,5
17,6 24,2 149,2 137,6 63,6
Bron: Dutch Hospital Data, CBS.
100 Centraal Bureau voor de Statistiek
9.11
Ziekenhuispatiënten, vrouwen (per 10 000 inw.)
Totaal diagnosen w.o. perinatale aandoeningen kanker w.o. van borst huid long en luchtpijp ongevallen ziekten van ademhalingsorganen hart- en vaatstelsel w.o. acuut hartinfarct hersenvaatletsels spier, bot, bindweefsel spijsverteringsorganen urogenitaal stelsel
2000
2005
2007
2008
1 066,6
1 281,6
1 363,7
1 408,4
33,8 50,8
33,9 61,6
33,3 67,9
35,8 70,7
14,8 2,6 3,1 78,0
16,6 6,1 4,5 91,9
18,0 8,4 5,0 96,4
18,3 9,1 5,4 98,6
78,7 108,9
89,4 132,4
92,9 137,3
93,0 144,1
9,4 16,2 120,1 83,8 86,8
8,5 21,9 161,1 110,3 104,1
8,4 22,8 173,4 122,2 107,5
8,6 23,4 181,9 127,8 107,3
Bron: Dutch Hospital Data, CBS.
9.12 3,5
Onverzekerden tegen ziektekosten, 1 mei 2010
%
3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 0 tot 5
10 tot 15
20 tot 25
30 tot 35
40 tot 45
50 tot 55
60 tot 65
70 tot 75
80 tot 85
90 tot 95
leeftijd in jaren Vrouwen
Mannen
Statistisch jaarboek 2011 101
9.13
Overleden mannen naar doodsoorzaak (x 1 000)
2000
2005
2009
2010 *
Totaal
68,8
66,4
65,4
65,9
Kanker w.o. van long en luchtpijp prostaat Psychische stoornissen Ziekten van ademhalingsorganen hart en vaatstelsel w.o. acuut hartinfarct hersenvaatletsels spijsverteringsorganen Uitwendige doodsoorzaken w.o. wegverkeersongevallen zelfdoding Overige doodsoorzaken
20,7
21,2
22,5
22,9
6,3 2,4 1,5
6,4 2,4 1,9
6,4 2,5 2,1
6,5 2,6 2,2
7,7 23,6
7,3 20,8
7,2 18,3
6,6 18,0
7,3 4,7 2,3 3,0
5,4 4,0 2,4 3,1
4,0 3,4 2,3 3,2
3,8 3,4 2,4 3,2
0,8 1,0 9,9
0,6 1,1 9,7
0,5 1,1 9,7
0,4 1,1 10,6
9.14
Overleden vrouwen naar doodsoorzaak (x 1 000)
2000
2005
2009
2010*
Totaal
71,8
70,0
68,9
70,0
Kanker w.o. van borst long en luchtpijp Psychische stoornissen Ziekten van ademhalingsorganen hart en vaatstelsel w.o. acuut hartinfarct hersenvaatletsels spijsverteringsorganen Uitwendige doodsoorzaken w.o. wegverkeersongevallen zelfdoding Overige doodsoorzaken
17,0
18,1
18,8
19,0
3,4 2,3 3,7
3,3 3,1 4,5
3,5 3,2 5,0
3,6 3,2 5,3
7,0 25,6
7,0 22,6
6,8 20,6
6,3 20,5
5,7 7,5 3,0 2,1
4,1 6,3 3,0 2,3
3,1 5,6 2,8 2,4
2,9 5,3 2,8 2,5
0,3 0,5 13,4
0,2 0,5 12,5
0,2 0,5 12,5
0,2 0,5 13,7
102 Centraal Bureau voor de Statistiek
9.15 700
Sterfte aan kanker en hart- en vaatziekten
Per 100 000 inw. gestandaardiseerd op bevolking 2008
600 500 400 300 200 100 0 1970
1975
1980
1985
1995
1990
Kanker, vrouwen Hart-/vaatziekten, vrouwen
2000
2005 2010*
Kanker, mannen Hart-/vaatziekten, mannen
Sterke daling sterfte hart- en vaatziekten Kanker en hart- en vaatziekten zijn de belangrijkste doodsoorzaken. Ongeveer 60 procent van de sterfgevallen in 2010 was gerelateerd aan deze ziekten. De sterfte aan hart- en vaatziekten is echter sinds begin jaren zeventig sterk gedaald. Deze dalende trend is bij mannen sterker dan bij vrouwen. Sinds 2005 zorgt kanker voor meer sterfgevallen onder mannen dan hart- en vaatziekten.
9.16
Indexcijfers uitgaven zorg (1998=100)
2000
2005
2008
2009
Gezondheidszorg Welzijnszorg
114 118
166 168
196 196
207 207
Per inwoner
113
160
186
195
Na inflatiecorrectie
107
131
147
154
Statistisch jaarboek 2011 103
9.17
Uitgaven aan zorg naar actoren
Totaal (mln euro) beleid en beheer geestel. gezondheidszorg gehandicaptenzorg genees- en hulpmiddelen ouderenzorg praktijken (para-)medici ziekenhuiszorg overig Uitgaven euro per inwoner % van het bbp
9.18
2000
2005
2008
2009*
46 879 2 039 2 572 3 904 5 836 8 737 3 743 11 032 9 016
67 535 2 783 4 099 6 015 7 928 12 868 5 099 16 624 12 119
79 289 2 992 4 899 7 138 9 027 14 775 6 335 20 003 14 120
83 567 2 991 5 273 7 787 8 902 15 216 6 879 21 445 15 074
2 944 11,2
4 138 13,2
4 821 13,3
5 055 14,7
Financiën en personeel zorginstellingen
2007
2008
2009
Ziekenhuizen Bedrijfsopbrengsten (mln euro) Bedrijfslasten (mln euro) Eigen vermogen (mln euro) Werknemers (banen) Werknemers (arbeidsjaren)
17 189 16 623 2 966 257 470 185 880
18 545 17 976 2 541 268 050 189 660
19 990 19 351 2 948 278 270 196 260
Geestelijke gezondheidszorg Bedrijfsopbrengsten (mln euro) Bedrijfslasten (mln euro) Eigen vermogen (mln euro) Werknemers (banen) Werknemers (arbeidsjaren)
4 630 4 519 705 80 010 60 080
4 862 4 753 724 81 380 61 560
5 238 5 057 816 83 690 63 440
Gehandicaptenzorg Bedrijfsopbrengsten (mln euro) Bedrijfslasten (mln euro) Eigen vermogen (mln euro) Werknemers (banen) Werknemers (arbeidsjaren)
5 883 5 718 930 148 250 92 570
6 432 6 222 1 026 152 790 95 860
6 928 6 617 1 247 158 700 98 870
Ouderen- en thuiszorg Bedrijfsopbrengsten (mln euro) Bedrijfslasten (mln euro) Eigen vermogen (mln euro) Werknemers (banen) Werknemers (arbeidsjaren)
13 598 13 456 2 234 388 660 210 230
14 360 14 131 2 398 390 940 210 910
14 880 14 394 2 684 399 720 212 530
104 Centraal Bureau voor de Statistiek
10 Handel en horeca Statistisch jaarboek 2011 105
10.
Handel en horeca
2010 minder slecht jaar dan 2009 Ook in 2010 was de omzet van de horeca lager dan een jaar eerder. Het omzetverlies bedroeg 0,2 procent. In 2009 kromp de omzet nog met bijna 5 procent. Hotels en kantines en catering behaalden echter in 2010 een omzetstijging van bijna 2,5 procent. Restaurants realiseerden daarentegen de grootste omzetdaling. Hun omzet was ruim 4 procent lager dan in 2009. Alle horecabranches hebben het wel beter gedaan dan in 2009. Herstel groothandel, stabilisatie detailhandel In 2010 groeide de omzet van de groothandel met 8,5 procent. Een jaar eerder boekte de groothandel nog een sterk omzetverlies. Alle takken behaalden in 2010 meer omzet. Het grootst was de stijging binnen de overig gespecialiseerde handel en de groothandel in ICT-apparatuur. De omzet van de detailhandel in 2010 was 0,3 procent hoger dan in 2009. De detailhandel via internet groeide zeer fors met 14,6 procent. De tankstations en de winkels in voedings- en genotmiddelen boekten een omzetgroei van 4,4 en 1,1 procent. Binnen de food sector behaalden de supermarkten een omzettoename, terwijl de omzet van de voedingsspeciaalzaken juist kromp. Ook de winkels in non food kampten nog met omzetverlies. Dat gold vooral voor de doe-het-zelfzaken en de winkels in woninginrichtingsartikelen. Meer nieuwe personenauto’s verkocht De auto- en motorbranche zette in 2010 bijna 9 procent meer om dan in 2009. Wel is het niveau van de omzet nog steeds lager dan vóór de economische crisis. De importeurs van nieuwe personenauto’s realiseerden met ruim 19 procent de grootste omzetstijging. In 2010 zijn bijna een kwart meer nieuwe personenauto’s verkocht dan in 2009. Binnen de auto- en motorbranche was de bedrijfsautobranche de negatieve uitzondering. De omzet in deze branche daalde met bijna 7 procent.
Statistisch jaarboek 2011 107
10.1
Arbeidsvolume werkzame personen (1 000 arbeidsjaren)
Totaal
2000
2005
2008*
2009*
1 263
1 226
1 282
1 265
480 447
478 424
494 457
492 450
135 201
132 193
135 196
132 191
Detailhandel (incl. reparatie) Groothandel Handel, reparatie auto’s en motorfietsen Horeca
10.2
Werkzame personen
2000
Totaal
totaal
w.o. totaal vrouwen
w.o. vrouwen
x 1 000
%
x 1 000
%
1 669
46
1 740
46
721 499
61 29
760 514
59 30
152 297
18 51
157 309
20 51
Detailhandel (incl. reparatie) Groothandel Handel, reparatie auto’s en motorfietsen Horeca
10.3
2009*
Bedrijven, werkzame personen, 1 januari 2010*
Horeca
Groothandel en handelsbemiddeling
Handel, reparatie auto's en motorfietsen
Detailhandel 0
20
40
60
80
100 %
1 tot 5 10 tot 100
5 tot 10 100 en meer
108 Centraal Bureau voor de Statistiek
10.4
Omzet detailhandel
jaarmutatie in % 8 6 4 2 0 –2 –4 –6 2001
10.5
2003
2005
2007
2009 2010*
Omzet detailhandel (jaarmutatie in %)
Omzet totaal prijs volume omzet voedings- en genotmiddelen prijs volume omzet non-foodartikelen prijs volume omzet tankstations prijs volume omzet detailhandel via internet prijs volume
2001
2005
2009
2010*
5,9 3,1 2,7
0,7 –0,8 1,5
–4,8 –0,1 –4,7
0,3 1,4 –1,1
6,6 6,9 –0,3 5,6 1,6 3,9 2,2 –0,3 2,5 . . .
–0,5 –0,9 0,4 –0,2 –2,7 2,5 10,5 9,6 0,8 . . .
0,5 2,3 –1,7 –7 0,5 –7,4 –11,3 –9,1 –2,4 . . .
1,1 0,4 0,7 -1,5 0,0 –1,5 4,4 10,9 –5,9 14,6 –0,5 15,2
Statistisch jaarboek 2011 109
10.6
Omzet voedings- en genotmiddelen (jaarmutatie in %)
2001
2005
2009
2010*
Totaal
6,6
–0,5
0,5
1,1
Supermarkten e.d. Winkels gespecialiseerd in voedings- en genotmiddelen w.o. in dranken
7,3
–0,4
1,3
1,8
3,5
–1
–4,7
–3,7
6,8
–4,6
–3,8
–1,1
2010*
10.7
Omzet non-foodwinkels (jaarmutatie in %)
Totaal w.o. doe-het-zelfzaken w.o. bouwmarkten in bovenkleding in consumentenelektronica in drogisterij-artikelen in huishoudelijke artikelen in woninginrichtingsartikelen textielsupermarkten
10.8
2001
2005
2009
5,6
–0,2
–7
–1,5
7,2
–0,8
–7,9
–4,1
7,8 4,7 6,3 8,5 3,6 5,9 2,7
1,1 1,8 –2,1 –2,5 –4,5 –0,3 0,7
–7,9 –4,9 –10,9 0,3 –5,1 –8,9 –3,8
–4,2 –0,4 0,4 0,7 3 –4,3 0,8
2007
2008
2009
2010*
10,1
8,0
–9,6
8,5
37,0 6,6 9,6
21,3 5,5 5,3
–10,2 –0,6 –2,9
9,1 4,9 2,9
10,9 3,7 8,1
12,9 1,4 4,3
–16,9 –12,4 –14,4
15,2 14,6 4,2
Omzet groothandel (jaarmutatie in %)
Totaal w.o. in landbouwproducten en levende dieren in voedings- en genotmiddelen in non-food overige gespecialiseerde groothandel in ICT-apparatuur in industriemachines
110 Centraal Bureau voor de Statistiek
10.9
Omzet motor- en autobranche (jaarmutatie in %)
Motor- en autobranche Import van nieuwe personenauto’s Personenautobranche Bedrijfsautobranche Autoservicebedrijven Handel in auto-onderdelen Handel en reparatie van motorfietsen
10.10
2005
2008
2009
2010*
0,0
–4,4
–15,9
8,7
0,6 –1,8 3,5 2,5 4,9
–8,1 –4,8 0,2 4,2 –2,6
–26,9 –13,2 –19,0 –5,1 –8,6
19,4 5,9 –6,9 1,7 17,6
–3,9
–1,8
–12,8
0,3
Omzetontwikkeling horeca
jaarmutatie in % 6 4 2 0 –2 –4 –6 –8 –10 2004
2005
Volume
2006
2007
2008
2009
2010*
Waarde
Statistisch jaarboek 2011 111
10.11
Omzet, prijs en volume horeca (jaarmutatie in %)
2000
2005
2009
2010*
4,0 4,8
2,8 2,3
–5,4 –7,5
–0,9 –0,6
3,5
1,3
1,4
0,1
2,8 4,5
3,2 3,6
–8,8 –4,8
2,3 –4,4
6,4 7,9
1,6 2,0
2,2 4,6
2,0 2,9
5,5 5,0
1,9 1,9
2,2 2,9
2,1 1,8
–2,3 –2,9
1,1 0,3
–7,4 –11,5
–2,9 –3,4
–1,9 –0,4
–0,5 1,7
–0,9 –7,4
–1,9 –6,0
Omzet Hotels, eetgelegenheden, cafés cafés e.d. cafetaria’s, lunchrooms, snackbars hotels, pensions, conferentieoorden restaurants Prijs Hotels, eetgelegenheden, cafés cafés e.d. cafetaria’s, lunchrooms, snackbars restaurants Volume Hotels, eetgelegenheden, cafés cafés e.d. cafetaria’s, lunchrooms, snackbars restaurants
Aantal werkzame personen per bedrijf
Autohandel Groothandel Detailhandel
Horeca
112 Centraal Bureau voor de Statistiek
11 Industrie en energie Statistisch jaarboek 2011 113
11.
Industrie en energie
Industrie herstelt zich in 2010 Voor de industrie stond 2010 in het teken van economisch herstel. Over het hele jaar was de omzet 14 procent hoger bij ruim 8,5 procent hogere afzetprijzen. Ook de orderontvangsten waren aanzienlijk hoger dan in 2009. Het herstel zette zich op de exportmarkten sterker door dan in het binnenland. Wel bleef de gemiddelde maandomzet in 2010 nog ver verwijderd van de omzetniveaus van voor de economische crisis. De productie in de industrie nam met bijna 6,5 procent toe. Van alle branches produceerden alleen de meubelindustrie en de hout- en bouwmaterialenindustrie minder dan in 2009. De groei van de transportmiddelenindustrie was met 23 procent het sterkst. Ondanks de positieve omzet- en productieontwikkelingen herstelde het producentenvertrouwen zich in 2010 moeizaam. Tot augustus waren de ondernemers van de industrie overwegend negatief. Daarna krabbelde de stemmingsindicator langzaam op. Energieverbruik niet eerder zo hoog In 2010 was het energieverbruik ruim 7 procent hoger dan in 2009. Niet eerder is in ons land in één jaar zoveel energie verbruikt. Oorzaken van het hoge verbruik zijn de koude winter en de toename van economische activiteiten in de industrie. Driekwart van de stijging is toe te rekenen aan het extra verbruik van aardgas, een kwart aan aardolie. Het steenkoolverbruik nam licht toe, terwijl het verbruik van de resterende energiebronnen licht afnam. De productie van hernieuwbare elektriciteit bleef ongeveer constant. Deze was goed voor ongeveer 9 procent van het binnenlandse elektriciteitsverbruik in 2010. De prijzen van aardgas en elektriciteit voor consumenten zijn in 2010 licht gedaald ten opzichte van 2009. De prijzen van benzine en diesel zijn echter fors gestegen. Het verbruik van benzine en diesel was in 2010 nagenoeg even hoog als in 2009.
Statistisch jaarboek 2011 115
11.1
Omzet- en productie-index industrie (2005=100)
2008
2009
2010*
Omzet
133,2
106,1
121,1
Bestemming binnenland buitenland
137,3 130,0
114,5 99,5
122,9 119,6
123,7 92,6 121,1 101,0
115,2 80,3 106,2 89,0
117,2 90,3 94,7 94,1
Branche voedings-, genotmiddelenindustrie textiel-, kleding-, lederindustrie hout-, bouwmaterialenindustrie papier-, grafische industrie aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie basismetaal-, metaalproductenindustrie elektrotechnische, machine-industrie transportmiddelenindustrie meubelindustrie
148,5
106,3
137,6
130,4 124,0 152,7 102,4
95,2 105,9 101,5 85,2
106,6 122,8 113,3 84,7
Productie
105,4
96,0
102,1
103,0 102,4 102,1 101,9
101,7 89,6 86,3 95,3
103,6 99,4 79,6 98,6
104,8
99,7
105
103,1 109,0 111,3 101,3
84,1 93,4 75,4 81,0
95,5 106,4 91,8 79,4
Branche voedings-, genotmiddelenindustrie textiel-, kleding-, lederindustrie hout-, bouwmaterialenindustrie papier-, grafische industrie aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie basismetaal-, metaalproductenindustrie elektrotechnische, machine-industrie transportmiddelenindustrie meubelindustrie
Werkzame personen industrie naar geslacht in 2009
Mannen Vrouwen = 100 000
116 Centraal Bureau voor de Statistiek
11.2
Producentenvertrouwen en productiegroei industrie
10 5 0 –5 –10 –15 –20 –25 2007
2008
2009
2010
Productiegroei (% t.o.v. jaar eerder) Producentenvertrouwen (saldo % pos. en neg. antwoorden)
11.3
Kernuitkomsten industrie
Bedrijven, 2010
Banen van werkzame personen, 2009
Productiewaarde, 2009
Bruto toegevoegde waarde, 2009
Voedings-, genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal-, metaalproductenindustrie Elektrotechnische, machine-industrie Transportmiddelenindustrie Textiel-, papier-, hout-, meubel- en overige industrie
Statistisch jaarboek 2011 117
11.4
Werkzame personen industrie (1 000 arbeidsjaren)
2007
2008*
2009*
Totaal
844
849
821
Voedings-, genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal-, metaalproductenindustrie Elektrotechnische, machine-industrie Transportmiddelenindustrie Textiel-, papier-, hout-, meubel- en overige industrie
117
115
114
101
100
96
114 166 47
116 169 48
109 163 46
299
300
292
11.5
Investeringen in vaste activa industrie (mln euro)
2007
2008*
2009*
Totaal
7 916
7 965
7 653
Voedings-, genotmiddelenindustrie Aardolie-industrie Chemische industrie Metaal-, elektrotechnische industrie Overige industrie
1 642 583 1 244 2 644 1 804
1 488 849 1 529 2 384 1 715
1 691 584 1 453 2 303 1 612
2005
2009
2010*
Aanbod van energie winning invoer uitvoer (–) bunkers (–) voorraadmutatie
3 311 2 628 8 586 6 978 870 –55
3 260 2 661 9 033 7 586 748 –100
3 495 2 944 9 585 8 301 724 –8
Verbruik van energie energiesector winningsbedrijven cokesfabrieken raffinaderijen energiebedrijven industrie vervoer huishoudens en overigen
3 311 615 39 14 184 378 1 214 486 995
3 260 604 36 13 176 379 1 135 489 1 033
3 495 622 38 13 179 391 1 252 488 1 134
11.6
Energiebalans (petajoule)
118 Centraal Bureau voor de Statistiek
11.7
Energieverbruik naar energiedrager
petajoule 3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0
'50 '55 '60 '65 '70 '75 '80 '85 '90 '95 '00 '05 '10
Steenkool en -producten Aardgas
11.8
Aardolie en -producten Overig
Elektriciteitsbalans (mld kWh)
2000
2005
2009
2010*
Aanbod van elektriciteit productie centraal decentraal invoer uitvoer (–)
108,3 89,4 56,5 32,9 22,9 4,0
118,7 100,4 69,2 31,2 23,7 5,4
118,4 113,5 72,1 41,4 15,5 10,6
117,6 114,8 73,4 41,4 15,6 12,8
Verbruik van elektriciteit via het openbare net via bedrijfsnetten bij de productie
108,3 92,8 11,9 3,7
118,7 102,0 12,8 3,9
118,4 99,0 15,1 4,3
117,6 99,5 14,3 3,8
4,1
4,5
4,4
4,5
Netverliezen
Statistisch jaarboek 2011 119
11.9
Hernieuwbare elektriciteit (% van totale elektriciteitsverbruik)
2000
2005
Binnenlandse productie waterkracht windenergie zonnestroom biomassa
2,53 0,14 0,79 0,01 1,59
Invoer waterkracht windenergie zonnestroom biomassa Uitvoer
11.10
2009
2010*
6,11 0,08 1,81 0,03 4,20
8,91 0,09 4,02 0,04 4,76
9,07 0,09 3,49 . .
. . . . .
8,56 7,26 0,00 – 1,29
14,88 14,33 0,32 – 0,23
13,96 13,39 0,39 – 0,18
.
0,02
0,27
0,36
Afzet motorbrandstoffen1) voor vervoer (petajoule)
2000
2005
2009
2010
Wegverkeer autogas (lpg) motorbenzine autodiesel
434 26 177 231
464 16 180 267
471 15 184 273
470 14 184 273
Scheepvaart gasolie en lichte stookolie stookolie
565 92 473
708 78 630
601 60 541
584 73 512
Luchtvaart
142
156
149
145
1)
Inclusief afzet internationale scheep- en luchtvaart.
11.11
Consumentenprijzen energie (euro)
Aardgas per m3 Elektriciteit per kWh Motorbenzine (Euro95) per liter Autodiesel per liter Autogas (lpg) per liter
120 Centraal Bureau voor de Statistiek
2005
2009
2010
0,70 0,20 1,35 1,04 0,45
0,82 0,30 1,35 1,01 0,51
0,76 0,28 1,50 1,17 0,64
12 Inkomen en bestedingen Statistisch jaarboek 2011 121
12.
Inkomen en bestedingen
Kans op armoede in 2009 weinig toegenomen In 2009 moest 7,7 procent van de Nederlandse huishoudens rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Dat is 0,2 procentpunt meer dan in 2008. Dat deze toename ondanks de economische crisis beperkt bleef, komt onder meer doordat de groei van de werkloosheid erg meeviel. Bovendien verbeterde in 2009 de koopkracht voor de meesten. Werknemers profiteerden van de eerder afgesloten cao’s, maar ook ontvangers van een uitkering of pensioen gingen er nog op vooruit. Verliezers waren veel zelfstandigen die hun koopkracht scherp zagen dalen. Hierdoor nam het aandeel zelfstandigen met een laag inkomen sterk toe. Vermogen huishouden in 2009 fors gedaald Begin 2010 kwam het doorsnee vermogen van huishoudens uit op 33 duizend euro. Een jaar eerder was dit nog 42 duizend euro. Deze daling is vooral toe te schrijven aan de waardevermindering van de eigen woning in 2009. Bijna zes op de tien huishoudens hadden een eigen woning. Op 1 januari 2010 was de waarde hiervan 237 duizend euro, tegen 254 duizend euro een jaar eerder. Daar komt bij dat de doorsnee hypotheekschuld toenam, van 150 duizend euro (2009) tot 155 duizend euro (2010). Meer vrouwen economisch zelfstandig Het aandeel vrouwen dat economisch zelfstandig is, blijft toenemen. Verdiende in 2001 zo’n 41 procent van de vrouwen van 15 tot 65 jaar met betaald werk ten minste het bijstandsniveau van een alleenstaande, in 2009 was dat al 48 procent. De economische zelfstandigheid nam toe in alle leeftijdgroepen, behalve bij de 15- tot 25-jarigen. Het aandeel mannen dat zichzelf financieel kan bedruipen, is al jaren stabiel en ligt rond de 70 procent.
Statistisch jaarboek 2011 123
12.1
Gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen (1 000 euro)
2001
2005
2008
2009**
Totaal
27,5
29,4
33,1
33,4
Eenpersoonshuishouden alleenstaande man alleenstaande vrouw
16,0 17,2 15,1
17,2 17,9 16,6
19,0 20,2 18,0
19,2 20,3 18,2
Meerpersoonshuishouden (echt)paar zonder kinderen uitsluitend minderj. kind. minstens één meerderj. kind eenoudergezin uitsluitend minderj. kind. minstens één meerderj. kind overig
33,3 34,1 30,4 34,1 45,3 23,5 18,0 30,5 37,3
35,9 36,9 33,1 37,4 48,3 24,4 19,6 30,7 40,3
40,8 42,1 37,2 44,0 54,8 27,4 22,3 34,0 45,1
41,2 42,6 37,9 44,7 54,5 27,7 22,9 33,9 44,9
12.2
Besteedbare huishoudeninkomens, 2008** (x 1 000)
Totaal
Een persoonshuishouden
Meer persoonshuishoudens
Totaal
7 302
2 598
4 703
Minder dan 10 000 euro 10 000 tot 20 000 euro 20 000 tot 30 000 euro 30 000 tot 40 000 euro 40 000 tot 50 000 euro 50 000 euro en meer
403 1 693 1 769 1 342 912 1 182
330 1 350 644 172 56 45
73 343 1 125 1 170 856 1 136
12.3
Gemiddeld persoonlijk inkomen (1 000 euro)
2001
2005
2008
2009**
Totaal personen
22,4
24,7
27,9
28,4
Actief werknemer zelfstandige overig (freelancer e.d.)
26,7 26,3 31,2 9,7
29,9 29,5 34,4 10,6
33,5 33,0 40,1 10,3
34,1 34,2 36,7 10,7
Niet-actief werkloze, bijstandsontvanger arbeidsongeschikte pensioenontvanger overig (student e.d.)
14,5 12,0 16,2 16,7 6,9
16,2 13,7 17,7 19,3 7,1
17,9 14,5 19,7 21,3 8,3
18,3 15,3 20,5 21,7 8,2
124 Centraal Bureau voor de Statistiek
12.4
Gestandaardiseerd inkomen per gemeente, 2008
Afwijking t.o.v. Nederland Geen gegevens Tot –2 000 euro –2 000 tot 2 000 euro 2 000 tot 5 000 euro 5 000 euro en meer
12.5
Koopkrachtmutatie naar voornaamste inkomensbron (%)
Totaal personen Inkomensbron huishouden Inkomen uit arbeid Inkomen uit eigen onderneming Overdrachtsinkomen w.o. inkomensbron gelijkgebleven inkomen uit arbeid inkomen uit eigen onderneming overdrachtsinkomen
2002
2005
2008
2009**
1,6
–0,3
1,4
1,5
1,9 –1,0 1,6
–0,1 1,1 –0,8
1,9 0,4 0,8
2,8 –4,3 0,9
2,0 0,4 1,5
0,1 2,9 –0,9
1,9 1,9 0,6
3,0 –3,6 0,7
Statistisch jaarboek 2011 125
Persoonlijk inkomen mannen en vrouwen, 2009**
Vrouwen Mannen = 5 000 euro
12.6
Huishoudens met een laag inkomen (x 1 000)
2001
2005
2008
2009**
Totaal
627
652
515
531
Herkomstland Nederland Overig westers land Niet-westers land Suriname Nederlandse Antillen/Aruba Turkije Marokko overig niet-westers
428 68 131 27 11 25 26 42
433 74 145 27 13 30 27 48
316 64 135 24 12 27 25 47
318 69 144 24 11 27 28 55
12.7
Financiële problemen van huishoudens (%)
2000
2005
2008
2009
9 39 53
17 32 51
12 28 60
11 26 63
2 1 1
5 4 1
3 3 1
4 3 1
Rondkomen (Zeer) moeilijk Eerder moeilijk / gemakkelijk (Zeer) gemakkelijk Betalingsachterstanden Huur of hypotheek Gas, water of elektriciteit Afbetaling gekochte artikelen
126 Centraal Bureau voor de Statistiek
12.8
Oordeel financiële situatie eigen huishouden (%)
2000
2005
2009
2010
30 57 12 1
11 51 38 1
12 64 23 1
12 62 25 1
26 62 9 4
14 58 23 4
11 66 17 5
14 64 18 4
2 3 39 37 16 2
3 6 47 33 10 2
2 4 44 37 12 3
2 4 44 37 11 2
2001
2005
2008
2009**
Mannen 15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
72 29 87 89 85 54
69 23 82 87 83 58
70 24 85 89 86 61
69 23 82 87 85 62
Vrouwen 15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
41 23 63 49 43 17
42 17 63 53 49 23
47 18 69 60 56 28
48 17 69 61 57 30
Laatste 12 maanden Verbeterd Ongewijzigd Verslechterd Weet niet Komende 12 maanden Verbeteren Ongewijzigd blijven Verslechteren Weet niet Op dit moment Schulden maken Spaarmiddelen aanspreken Precies rondkomen Beetje geld overhouden Veel geld overhouden Weet niet
12.9
Economische zelfstandigheid (%)
Statistisch jaarboek 2011 127
Twee miljoen tweeverdieners Het traditionele kostwinnersmodel, waarbij de man buitenshuis werkt en de vrouw thuisblijft om het huishouden te doen, is op zijn retour. Van steeds meer paren hebben beide partners een betaalde baan. Bestond in 2005 al 51 procent van de paren van 15 tot 65 jaar uit tweeverdieners, in 2009 is dat gegroeid naar 58 procent. Dit komt neer op ruim 2 miljoen huishoudens. In ruim 80 procent van de gevallen is de man de meestverdienende partner. Tweeverdieners hadden in 2009 gemiddeld bijna 50 duizend euro te besteden. Dat is ruim 13 duizend euro meer dan een gemiddeld huishouden. Het verschil met eenverdieners bedroeg 8,5 duizend euro. Dit betrekkelijk kleine verschil wijst erop dat een van de tweeverdieners vaak een kleine (deeltijd)baan heeft. Er is dan eerder sprake van anderhalfverdieners dan van tweeverdieners. Van niet meer dan 20 procent van tweeverdieners werken beide partners voltijds.
12.10
Verdienerstypen paren van 15 tot 65 jaar
x 1 000 4 000 3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0 2005 Tweeverdieners
2006
2007 Eenverdieners
128 Centraal Bureau voor de Statistiek
2008 Nulverdieners
2009*
12.11
Mediane vermogen van huishoudens, 1 jan. (1 000 euro)
2007
2008
2009
2010*
43
47
42
33
Bezittingen financiële bezittingen bank- en spaartegoeden effecten onroerend goed eigen woning overig onroerend goed roerende zaken ondernemingsvermogen
177 17 14 17 253 247 159 24 11
191 18 15 16 264 256 168 26 12
190 17 15 12 261 254 167 28 11
178 16 14 13 244 237 170 29 10
Schulden hypotheekschuld eigen woning overige schulden
136 136 28
145 143 30
152 150 31
156 155 35
Vermogen
12.12
Gemiddeld vermogen huishoudens, 1 januari 2010*
Hoofdkostwinner Jonger dan 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 35 jaar 35 tot 40 jaar 40 tot 45 jaar 45 tot 50 jaar 50 tot 55 jaar 55 tot 60 jaar 60 tot 65 jaar 65 tot 70 jaar 70 tot 75 jaar 75 jaar en ouder Totaal 0
50
100
150
200
250 300 1 000 euro
Statistisch jaarboek 2011 129
12.13
Bestedingen van huishoudens, 2009** (%)
Totaal
Totale bestedingen in %
100
Tot 45 jaar
45 tot 65 jaar
100
100
65 jaar en ouder 100
Voeding brood, gebak, grutterswaren aardappelen, groenten, fruit suikerhoudende artikelen en dranken oliën en vetten vlees, vleeswaren, vis zuivelproducten uit eten, overige voeding
15,6 1,9 2,0
15,0 1,9 1,8
15,6 2,0 2,0
16,6 1,8 2,4
2,8 0,2 2,3 1,6 4,7
2,4 0,1 1,9 1,5 5,4
2,9 0,2 2,3 1,6 4,5
3,2 0,3 2,9 1,8 4,2
Woning huur, onderhoud woning / tuin meubels, stoffering, linnengoed huish.apparaten, gereedschap verwarming en verlichting
35,2 23,6 3,4 1,9 6,2
31,9 21,4 2,9 1,7 5,9
34,9 23,1 3,7 2,0 6,1
40,9 28,6 3,3 2,1 6,9
Kleding en schoenen kleding schoenen en opsmuk
5,9 4,3 1,6
7,1 5,2 1,9
5,7 4,1 1,6
4,5 3,3 1,2
Hygiëne, geneesk. verzorging huish. dienstverlening en reiniging lichamelijke verzorging geneeskundige verzorging
7,8 3,1
9,8 5,4
6,6 1,9
7,7 2,3
2,1 2,7
2,1 2,3
2,1 2,7
2,1 3,3
32,4 3,6 8,0 3,9 0,7 16,2
33,5 3,9 8,2 4,3 0,8 16,3
33,9 3,8 8,4 4,0 0,8 16,9
27,0 2,5 6,6 3,1 0,3 14,5
3,1 1,2
2,7 1,2
3,2 1,3
3,3 0,9
0,6 0,6 0,7
0,4 0,4 0,7
0,7 0,6 0,7
0,8 0,9 x
Ontwikkeling, ontspanning, verkeer ontwikkeling sport, spel en vakantie overige ontspanning roken verkeer, vervoer, communicatie Overige bestedingen particuliere verzekering n.e.g. contributie maatsch. Organisaties collectes en donaties overige bestedingen n.e.g. Totale bestedingen (euro)
31 367
130 Centraal Bureau voor de Statistiek
31 238
34 215
26 247
13 Internationale handel Statistisch jaarboek 2011 131
13.
Internationale handel
Goederenhandel flink toegenomen Het volume van de in- en uitvoer van goederen is in 2010 flink toegenomen in vergelijking met een jaar eerder. De invoer steeg met 13 procent en de uitvoer met 12 procent. In 2010 lagen de invoerprijzen 8 procent hoger dan in 2009, de uitvoerprijzen zijn met 7 procent gestegen. De waarden van de in- en uitvoer zijn daarmee in 2010 met respectievelijk 21 procent en 20 procent toegenomen. In 2009 daalde de invoerwaarde nog met 18 procent en de uitvoerwaarde met ruim 16 procent. In 2010 steeg de handel met landen buiten de Europese Unie sneller dan met EU-landen. Het overschot op de goederenhandelsbalans had in 2010 een waarde van 38 miljard euro. Dit is 3 miljard euro meer dan in 2009. Dat grote handelsoverschot kwam vooral door de sterk toegenomen handel in voedingsmiddelen en chemische producten, die in 2010 een overschot van 17 miljard en 20 miljard euro opleverden. De invoer van brandstoffen was 10 miljard euro groter dan de uitvoer. Herstel internationale handel in diensten De in- en uitvoer van diensten vertoonden in 2010 weer een stijgende lijn. De waarde van de invoer van diensten bedroeg 80 miljard euro. Dat is een toename van 3 procent ten opzichte van 2009. De communicatiediensten en verzekeringsdiensten hebben belangrijk bijgedragen aan deze stijging. De uitvoerwaarde steeg met 9 procent tot bijna 90 miljard euro. Forse stijgingen deden zich vooral voor bij communicatiediensten en royalty’s en licentierechten. De dienstenhandel met landen buiten de Europese Unie steeg meer (11 procent) dan met de EU-landen (8 procent). In 2010 herstelden de in- en uitvoer van zowel diensten als goederen zich stevig. Het groeitempo van de dienstenhandel was echter flink lager dan van de goederenhandel.
Statistisch jaarboek 2011 133
13.1
In- en uitvoer van goederen (mld euro)
2005
2009
2010*
Invoer Europese Unie overige landen
250 138 112
274 152 122
332 177 155
Uitvoer Europese Unie overige landen
281 216 65
309 231 78
370 274 97
Handelsbalans Europese Unie overige landen
31 78 –47
35 80 –44
38 97 –58
Nederlandse goederenexport naar Rusland (mld euro)
2000 2010* = 1,5 miljard euro
13.2
Uitvoer van goederen (mld euro)
Totaal Voeding en levende dieren Dranken en tabak Niet-eetbare grondstoffen, excl. brandstoffen Minerale brandstoffen Dierlijke en plantaardige oliën en vetten Chemische producten Fabrikaten Machines en vervoermaterieel Niet elders genoemde goederen
134 Centraal Bureau voor de Statistiek
2005
2009
2010*
281
309
370
32 6
40 6
45 6
15 31
15 38
19 51
2 48 27 91 30
3 59 27 88 32
3 71 33 107 36
13.3
Uitvoer naar land en landengroep (mld euro)
Uitvoer 2005
2009
2010*
Totaal
281
309
370
Europa Europese Unie w.o. België Duitsland Frankrijk Italië Verenigd Koninkrijk overig West-Europa Oost-Europa w.o. Rusland Afrika Amerika w.o. Verenigde Staten Azië w.o. China Japan Australië, Oceanië
234 216
251 231
297 274
33 67 26 16 26 11 7
35 75 27 16 26 13 6
41 90 32 18 30 15 7
4 6 19
4 9 21
6 11 26
14 20
14 25
17 32
3 2 3
5 2 4
5 3 5
2005
2009
2010*
250
274
332
19 3
26 3
28 3
10 37
10 43
13 60
2 33 28 89 29
2 44 28 83 35
3 51 34 100 40
13.4
Invoer van goederen (mld euro)
Totaal Voeding en levende dieren Dranken en tabak Niet-eetbare grondstoffen, excl. brandstoffen Minerale brandstoffen Dierlijke en plantaardige oliën en vetten Chemische producten Fabrikaten Machines en vervoermaterieel Niet elders genoemde goederen
Statistisch jaarboek 2011 135
13.5
Invoer naar land en landengroep (mld euro)
2005
2009
2010*
Totaal
250
274
332
Europa Europese Unie w.o. België Duitsland Frankrijk Italië Verenigd Koninkrijk overig West-Europa Oost-Europa w.o. Rusland Afrika Amerika w.o. Verenigde Staten Azië w.o. China Japan Australië, Oceanië
156 138
173 152
206 177
27 48 13 7 16 8 10
27 53 14 6 18 11 10
32 59 15 7 22 13 15
8 7 30
10 8 35
14 11 40
20 57
23 56
25 74
19 6 1
22 7 1
31 9 1
13.6
In- en uitvoer naar continenten, 2010*
Invoer Totaal: 332,1 mld euro
Uitvoer Totaal: 370,5 mld euro
0%
9%
22%
0%
7% 3%
12% 3%
63%
Europa Afrika Amerika Azië Australië/Oceanië
136 Centraal Bureau voor de Statistiek
81%
13.7
In- en uitvoer van diensten (mld euro)
2005 1)
2009
2010*
Invoer Europese Unie Overige landen
68 41 27
78 40 38
80 41 40
Vervoersdiensten Reisverkeer Communicatiediensten Bouwdiensten Verzekeringsdiensten Financiële diensten Computer- en informatiediensten Royalty’s en licentierechten Overige zakelijke diensten Persoonlijke, culturele en recreatieve diensten Overheidsdiensten
12 13 3 1 1 1 3 7 26
13 15 3 2 1 1 4 13 26
14 15 3 2 1 1 4 15 25
1 1
1 1
1 1
Uitvoer Europese Unie Overige landen
74 41 33
82 49 33
89 53 36
Vervoersdiensten Reisverkeer Communicatiediensten Bouwdiensten Verzekeringsdiensten Financiële diensten Computer- en informatiediensten Royalty’s en licentierechten Overige zakelijke diensten Persoonlijke, culturele en recreatieve diensten Overheidsdiensten
17 8 3 2 0 1 3 8 28
18 9 3 2 0 1 4 15 27
19 10 4 2 0 1 5 18 28
1 2
1 2
1 2
1)
Methodebreuk; cijfers zijn niet geheel vergelijkbaar met volgende jaren.
Statistisch jaarboek 2011 137
13.8
Handelssaldo, totaal, belangrijkste landen, 2010*
China Verenigde Staten Italië Verenigd Koninkrijk Frankrijk Duitsland Totaal –30
13.9 50
–20
–10
0
10
20
30
40 50 mld euro
Handelsoverschot, totaal, productgroepen
mld euro
40
30
20
10
0 2000 Totaal
2005 Chemisch producten
138 Centraal Bureau voor de Statistiek
2009
2010*
Voeding en levende dieren
14
Landbouw Statistisch jaarboek 2011 139
14.
Landbouw
Lichte daling land- en tuinbouwbedrijven In 2010 waren er 72 duizend land- en tuinbouwbedrijven in Nederland, ruim 1 procent minder dan een jaar eerder. Het is de kleinste afname in ruim 15 jaar. Het grootst was de daling in Zuid-Holland, het kleinst in Overijssel. Schaalvergroting stokte in 2010 in de melkveesector, maar blijft toenemen in de varkenssector. In 2010 groeide het aantal bedrijven met meer dan 5 duizend varkens tot 133. Dat is een toename van 18 procent ten opzichte van 2009. Q-koorts en fokverbod remmen groei geitenhouderij Op 1 april 2010 waren er op 3,7 duizend landbouwbedrijven ruim 350 duizend geiten. Dat is gemiddeld 95 geiten per bedrijf. Het overgrote deel van de geiten (70 procent) wordt gehouden voor de melk. Er zijn 367 bedrijven die zich specialiseren in de geitenhouderij. Op deze bedrijven wordt 85 procent van de geiten gehouden, het gemiddelde bedrijf telt 814 geiten. Op de andere landbouwbedrijven met geiten zijn dit er gemiddeld 16. De ruimingen in verband met de Q-koorts hebben de jarenlange groei van de sector onderbroken. Op 1 april 2010 waren er bijna 23 duizend minder geiten dan een jaar eerder. Op de gespecialiseerde geitenbedrijven daalde het gemiddeld aantal geiten van 895 in 2009 naar 814 in 2010. Na de ruimingen volgden fokverboden waardoor de sector zich niet vlot kon herstellen. Meer loonwerk in land- en tuinbouw In 2010 werd het werk in de land- en tuinbouw voor 56 procent verricht door gezinsleden. Dit was in 2005 nog 63 procent. Het aandeel van regelmatig meewerkende niet-gezinsleden ligt al tien jaar rond de 28 procent. Loonwerkers (niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten) verrichten steeds meer werk. In 2005 voerden zij nog 9 procent van het werk in de land- en tuinbouw uit, in 2010 was dit 16 procent.
Statistisch jaarboek 2011 141
14.1
Oppervlakte landbouwgrond (1 000 hectare)
Totaal Grasland en groenvoedergewassen blijvend grasland natuurlijk grasland tijdelijk grasland snijmaïs overige groenvoedergewassen Akkerbouw consumptieaardappelen pootaardappelen zetmeelaardappelen suikerbieten uien akkerbouwgroenten (exc. uien) gerst tarwe overige granen graszaden braakland overige akkerbouw Tuinbouw open grond boomkwekerijgew. en vaste planten fruit open grond tuinbouwgroenten tulpen overige bloembollen en -knollen overige tuinbouw open grond Tuinbouw onder glas groenten onder glas perkplanten potplanten snijbloemen overige tuinbouw onder glas
2005
2009
2010
1 938
1 917
1 872
1 242 771 24 205 235
1 265 785 42 190 242
1 233 769 45 182 231
7
6
7
604 66 39 51 91 23
554 71 38 47 73 26
542 73 39 47 71 29
25 51 137 36 28 35 24
26 44 151 33 18 7 21
23 33 154 31 13 7 23
81
88
87
15 19 22 11
17 20 25 12
17 20 24 11
12 3
12 3
12 3
11 4 1 1 3 1
10 5 0 1 3 1
10 5 0 1 2 1
Kleiner suikerbietenareaal, hogere opbrengst De oppervlakte suikerbieten is in tien jaar tijd gedaald van 109 duizend ha in 2001 naar 71 duizend hectare in 2010. Echter, de bietenopbrengst per hectare is flink toegenomen: van 55 ton (2001) naar 75 ton per hectare (2010). In de periode 2006–2010 was de gemiddelde oppervlakte suikerbieten een kwart lager dan in de jaren 2001–2005. Daarentegen steeg in diezelfde periode de bietenopbrengst per hectare met 18 procent.
142 Centraal Bureau voor de Statistiek
14.2
Oogst akkerbouw (mln kg)
2005
2009
2010*
Aardappelen, consumptieAardappelen, pootAardappelen, zetmeelSuikerbieten Zaaiuien
3 213 1 310 2 254 5 931 983
3 646 1 434 2 100 5 735 1 220
3 546 1 452 1 845 5 280 1 252
Gerst Haver Rogge Tarwe Triticale
307 9 11 1 175 20
310 10 11 1 402 17
204 8 10 1 370 14
83
94
85
281
245
196
9 672
11 122
10 341
27
15
11
Corn-cob-mix (met 65% droge stof) Korrelmaïs (met 65% droge stof) Snijmaïs (met 35% droge stof) Vezelvlas
14.3 120
Land- en tuinbouwbedrijven, aantal en grootte
bedrijven x 1 000
hectare 30
100
25
80
20
60
15
40
10
20
5
0
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Aantal bedrijven (linker as)
0
Cultuurgrond per bedrijf (rechter as)
Statistisch jaarboek 2011 143
14.4
Oogst tuinbouw (mln kg)
2000
2005
2009
2010*
Aardbeien Appelen Elstar Golden Delicious Jonagold/Jonagored Junami Kanzi Rode Boskoop Rubens Peren Beurré Alexandre Lucas Conference Doyenne du Comice Stoofperen
34 461 167 30 162 . . 32 . 203 . 135 35 14
39 359 142 29 132 0 0 19 0 195 8 145 25 8
43 407 176 23 135 10 11 17 5 295 12 230 34 8
43 338 145 20 100 10 15 14 7 274 15 214 26 34
Aubergines Champignons Courgette Komkommers Paprika Tomaten
33 265 11 410 285 520
41 240 12 440 345 660
46 230 19 435 370 800
46 220 18 430 365 815
37 52 4
34 71 4
31 49 6
22 45 3
Bos- en waspeen Knolselderij Kroten Radijs Schorseneren Winterpeen
132 62 21 35 21 253
137 53 22 28 17 350
140 55 26 23 25 421
119 56 24 23 24 362
Bloemkool Boerenkool Broccoli Groene kool Rode kool Spitskool Spruitkool Witte kool
43 15 10 7 35 9 80 120
42 14 14 4 40 10 62 128
40 14 19 4 40 16 66 133
42 13 19 3 40 15 61 132
Andijvie Asperges IJsbergsla Overige sla Prei Spinazie Witlof
31 15 50 22 95 54 70
28 15 59 15 82 43 67
26 15 72 14 96 32 56
25 14 69 14 100 27 53
Doperwten Sperziebonen Tuinbonen (groen te oogsten)
144 Centraal Bureau voor de Statistiek
14.5
Veestapel op landbouwbedrijven, 1 april (1 000 stuks)
2000
2005
2009
2010*
Graasdieren Rundvee melk- en fokvee vlees- en weidevee
4 069 2 840 1 229
3 797 2 588 1 209
3 969 2 735 1 234
3 972 2 722 1 249
Schapen Geiten Paarden en pony’s
1 305 179 117
1 361 292 133
1 137 374 143
1 128 352 143
104 015 92 914 44 036 42 630 59 978 50 284
96 862 46 643 50 219
101 250 49 078 52 172
2 551 360 704
2 907 312 884
2 374 299 964
13 118 11 312 5 102 4 563 1 511 1 244 6 505 5 504
12 187 5 069 1 246 5 873
12 252 5 123 1 227 5 902
Hokdieren Kippen leghennen (incl. ouderdieren) vleeskuikens (incl. ouderdieren) Overig pluimvee (eenden, kalkoenen) Konijnen Edelpelsdieren
2 799 392 590
Varkens biggen fokvarkens vleesvarkens
14.6
Omvang van landbouwbedrijven
bedrijven x 1 000 40
30
20
10
0
0 tot 1 hectare 2000
1 tot 10 hectare 2005
10 tot 30 hectare
30 tot 50 hectare
50 hectare en meer
2010
Statistisch jaarboek 2011 145
14.7
Vlees-, zuivel- en eierproductie (mln kg)
2000 Vleesproductie (met been, incl. afsnijvet) kalveren volwassen runderen schapen en geiten varkens vleeskuikens
2005
2009
2010*
199 272 19 1 623 676
211 185 14 1 298 628
223 179 15 1 275 733
222 167 14 1 287 751
10 734
10 479
11 469
11 631
Melkverwerking tot boter fabriekskaas gecondenseerde melk melkpoeder consumptiemelk weipoeder
126 684 274 166 858 130
119 672 292 160 840 68
117 712 320 204 701 86
121 740 347 200 . 110
Kippeneieren
627
567
612
631
Onbewerkte koemelk ontvangen door zuivelfabrieken
14.8
Melkkoeien zonder weidegang (in % van totaal)
2001
2008
2009
Totaal
10
21
24
Noordelijk weidegebied Oostelijk en Centraal veehouderijgebied Westelijk weidegebied Zuidelijk weidegebied Overig Nederland
11 11 2 11 11
20 18 8 30 27
23 22 9 38 28
Melkkoeien vaker op stal Vergeleken met 2001 worden in Nederland meer melkkoeien het hele jaar op stal gehouden. In 2009 is ongeveer 24 procent van de 1,5 miljoen melkkoeien binnen gebleven. Het op stal houden van melkkoeien hangt onder andere samen met de beschikbaarheid van grasland. Er zijn flinke regionale verschillen in de beschikbare hoeveelheid grasland per melkkoe. Als er veel grasland per koe beschikbaar is, staan er weinig koeien op stal (9 procent in het Westelijk weidegebied). Is er weinig grasland per koe, dan worden veel koeien op stal gehouden (38 procent in het Zuidelijk weidegebied).
146 Centraal Bureau voor de Statistiek
14.9
Arbeidskrachten op land- en tuinbouwbedrijven (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Arbeidsvolume (arbeidsjaren) regelmatig werkzaam gezinsarbeidskrachten niet-gezinsarbeidskrachten niet-regelmatig werkzaam
212 197 139 58 15
175 159 111 48 16
171 146 97 49 25
170 141 96 46 28
Regelmatig werkzaam (personen) gezinsarbeidskrachten niet-gezinsarbeidskrachten
281 194 86
235 163 72
218 148 70
212 148 64
Vleesproductie volwassen runderen (mln kg)
2000 2010 = 50 mln kg
14.10
Bot Garnaal Griet Kabeljauw Langoestine Mossel Rode poon Schar Schol Tarbot Tong Zeebaars
Prijzen aangevoerde vis (euro/kg)
2000
2005
2009
2010*
. 3,37 6,72 2,54 4,51 1,11 . 1,62 1,74 8,93 8,62 .
0,63 2,63 8,16 2,39 4,79 0,94 1,30 0,90 2,02 9,61 10,43 8,20
0,46 2,52 7,24 2,26 4,10 1,22 1,96 0,75 1,38 9,33 10,03 8,93
0,46 2,71 6,42 2,54 5,20 1,23 2,03 0,76 1,32 10,59 11,48 9,24
Statistisch jaarboek 2011 147
15 Macroeconomie Statistisch jaarboek 2011 149
15.
Macro-economie
Herstel Nederlandse economie Na het crisisjaar 2009 volgde in 2010 het economisch herstel. De economie groeide met 1,8 procent. Dit komt vooral door de export die met 10,9 procent groeide. De meeste in Nederland gemaakte exportproducten zijn afkomstig van de industrie. Deze bedrijfstak profiteerde dan ook flink en groeide met 7,3 procent. Ook de handel en het vervoer profiteerden van het herstel. Met veel bedrijfstakken ging het in 2010 beter dan in 2009, alleen met de bouwnijverheid niet. De bouwproductie was 10,7 procent lager dan een jaar eerder. Dit hangt samen met de stagnatie op de woningmarkt en het achterblijven van investeringen in vooral kantoorgebouwen. De totale investeringen in vaste activa krompen met 4,8 procent. In 2009 waren ze ook al fors teruggelopen. De consumptie door huishoudens steeg in 2010 met 0,4 procent en droeg slechts licht bij aan het herstel. De overheidsconsumptie was 1,5 procent hoger. De werkloosheid begon vanaf begin 2010 weer te dalen. Gemiddeld waren er in 2010 nog wel 49 duizend werklozen meer dan in 2009. Minder consumptief krediet, meer roodstand Net als in 2009 is in 2010 minder consumptief krediet opgenomen. Het verstrekte krediet daalde tot 9,3 miljard euro, een nieuw laagterecord sinds 1998. Er zijn voornamelijk minder doorlopende kredieten verstrekt. De roodstand is in 2010 wel toegenomen, met 301 miljoen euro tot 10 miljard euro. Dividend Beursgenoteerde bedrijven keerden in 2010 ruim 11 miljard euro dividend aan hun aandeelhouders uit, 1 miljard euro meer dan in 2009. Het merendeel werd uitgekeerd door de niet-financiële bedrijven. De financiële sector ondervindt nog naweeën van de financiële crisis en heeft weinig ruimte om dividend uit te keren. Financiële instellingen keerden in 2010 nog geen 200 miljoen euro aan dividend uit. In 2008 was dit nog bijna 6 miljard euro.
Statistisch jaarboek 2011 151
15.1
Economische en sociale kernindicatoren
2000 Macro-economische kerncijfers Economische groei (% volumemutatie bbp) Bruto binnenlands product (bbp) (deflatoren, % mutatie) Netto nationaal inkomen (% volumemutatie) Netto nationaal inkomen per inwoner (% volumemutatie) Netto beschikbaar nationaal inkomen (% volumemutatie) Netto beschikbaar nationaal inkomen per inwoner (% volumemutatie) Consumentenprijsindex (CPI) (% mutatie) Saldo lopende transacties met het buitenland (% bbp) Arbeid Arbeidsvolume (% mutatie) Banen werknemers (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (% bevolking 15 tot 65 jaar) Werkloze beroepsbevolking (x 1 000) Werkloze beroepsbevolking (% beroepsbevolking) Bbp per arbeidsjaar (% volumemutatie) Inkomen, bestedingen en besparingen Consumptieve bestedingen (% volumemutatie) Bruto investeringen in vaste activa (% volumemutatie) Netto nationale besparingen (% netto beschikbaar inkomen) Overheid Belasting- en premiedruk (% bbp) EMU-saldo (% bbp) Overheidsschuld, EMU-definitie (% bbp) Bedrijven Oprichtingen (x 1 000) Faillissementen (abs.) Bevolking Gemiddelde omvang bevolking (x 1 000) Migratie-overschot (% bevolking)
152 Centraal Bureau voor de Statistiek
2009*
2010*
3,9
–3,9
1,8
4,1
–0,2
1,6
5,1
–6,4
5,1
4,3
–6,9
4,6
4,8
–6,0
4,6
4,0
–6,5
4,1
2,3
1,2
1,3
6,4
3,4
6,7
1,9 7 410 6 917
–1,2 7 887 7 469
64,0 270,0
68,0 377,0
67,0 426,0
3,8 2,0
4,8 –2,8
5,4 .
3,2
–0,2
0,8
0,6
–12,7
–4,8
15,9
8,0
11,7
39,1 2,0
37,8 –5,5
38,2 –5,4
53,8
60,8
62,7
36,0 4 498
35,4 10 559
. 9 622
15 922 0,3
16 532 0,2
16 615 0,2
. 7 840 7 391
15.2
Binnenlands product, drie benaderingen (mln euro)
2000
2009*
2010*
806 161
1 092 462
1 141 757
432 746
582 843
612 618
373 415
509 619
529 139
43 833 48 060 4 227
59 601 63 277 3 676
62 874 66 684 3 810
712
2 759
–536
417 960
571 979
591 477
Beloning van werknemers 211 803 lonen 170 718 sociale premies t.l.v. werkgevers 41 085 Saldo van belastingen op productie en invoer en subsidies 44 975 belastingen op productie en invoer 52 381 subsidies (–) 7 406 Exploitatieoverschot/gemengd inkomen (bruto) 161 182 afschrijvingen 61 308 exploitatieoverschot/gemengd inkomen (netto) 99 874
298 130 233 178 64 952
299 621 233 797 65 824
60 193 69 938 9 745
64 139 73 692 9 553
213 656 87 857
227 717 89 906
125 799
137 811
417 960
571 979
591 477
Consumptieve bestedingen Investeringen in vaste activa (bruto) Veranderingen in voorraden Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten (–)
302 694 91 652 430 292 916 269 732
425 239 108 906 –3 530 395 949 354 585
436 436 104 621 3 022 463 482 416 084
Binnenlands product (bruto, marktprijzen)
417 960
571 979
591 477
Vanuit de productie Productie (basisprijzen) Intermediair verbruik (excl. aftrekbare btw) (-) Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) Saldo van productgebonden belastingen en subsidies productgebonden belastingen productgebonden subsidies (–) Verschil toegerekende en afgedragen btw Binnenlands product (bruto, marktprijzen) Vanuit de inkomensvorming
Binnenlands product (bruto, marktprijzen) Vanuit de finale bestedingen
Statistisch jaarboek 2011 153
15.3
Belangrijkste macro-economische saldi (mln euro)
2000
2009*
2010*
417 960 61 308
571 979 87 857
591 477 89 906
9 020
–15 461
1 944
365 672
468 661
503 515
–5 817
–6 713
–9 602
Beschikbaar nationaal inkomen (netto) 359 855 Consumptieve bestedingen (–) 302 694 Correctie pensioenvoorziening (saldo buitenland) 207
461 948 425 239
493 913 436 436
230
154
57 368 30 344 430
36 939 21 049 –3 530
57 631 14 715 3 022
26 594
19 420
39 894
–1 214
–1 960
–4 167
25 380
17 460
35 727
309 621
–18 576
.
286 703 2 462
–36 765 –729
.
Binnenlands product (bruto, marktprijzen) Afschrijvingen (–) Saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens Nationaal inkomen (netto, marktprijzen) Saldo uit het buitenland ontvangen inkomensoverdrachten
Nationale besparingen (netto) Investeringen in vaste activa (netto) (–) Veranderingen in voorraden (–) Saldo lopende transacties met het buitenland Saldo uit het buitenland ontvangen kapitaaloverdrachten Nationaal vorderingensaldo verandering van vorderingen op het buitenland verandering van schulden aan het buitenland (–) statistisch verschil
Roodstand op betaalrekeningen, ultimo jaar
2005 2010 = 1 miljard euro
154 Centraal Bureau voor de Statistiek
15.4
Finale bestedingen naar categorieën, 2010*
Totaal 1 biljoen euro 11%
17%
46%
27%
Uitvoer van goederen en diensten Consumptieve bestedingen gezinnen Consumptie bestedingen overheid Investeringen
15.5
Groei economie en werkgelegenheid
% 5 4 3 2 1 0 -1 –1 –2 -2 -3 –3 -4 –4 –5 -5 1980
1985
Bbp (volume)
1990
1995
2000
2005
2010*
Arbeidsvolume
Statistisch jaarboek 2011 155
15.6
Bruto toegevoegde waarde, basisprijzen (% volumemutatie)
2008* Totaal
2009*
2010*
2,0
–3,4
2,1
Landbouw, bosbouw en visserij 0,8 Delfstoffenwinning 7,7 Industrie –1,9 Energie- en waterleidingbedrijven 5,3 Bouwnijverheid 4,8 Handel, horeca en reparatie 0,9 Vervoer, opslag en communicatie 1,1 Financiële en zakelijke dienstverlening 3,4 Overheid 1,1 Zorg en overige dienstverlening 3,3
2,7 –7,1 –8,8 0,3 –4,2 –6,9 –5,6 –3,1 1,3 2,7
1,1 11,5 7,3 5,9 –10,7 5,4 2,3 –0,6 1,4 2,8
15.7
Arbeidsvolume werkzame personen (1 000 arbeidsjaren)
2000
2008*
2009*
6 534
6 811
6 730
Landbouw, bosbouw en visserij 239 Delfstoffenwinning 9 Industrie 952 Energie- en waterleidingbedrijven 32 Bouwnijverheid 472 Handel, horeca en reparatie 1 263 Vervoer, opslag en communicatie 425 Financiële en zakelijke dienstverlening 1 336 Overheid 758 Zorg en overige dienstverlening 1 048
205 7 849 30 470 1 281 411 1 506 786 1 266
196 7 821 32 461 1 265 398 1 448 801 1 300
Totaal
15.8
Arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar (% volumemutatie)
2000
2008*
2009*
2,1
0,8
–2,3
Landbouw, bosbouw en visserij 2,7 Delfstoffenwinning –2,9 Industrie 7,0 Energie- en waterleidingbedrijven 7,5 Bouwnijverheid 1,0 Handel, horeca en reparatie 2,9 Vervoer, opslag en communicatie 6,0 Financiële en zakelijke dienstverlening –0,5 Overheid 0,0 Zorg en overige dienstverlening 0,7
2,6 9,1 –2,5 1,0 3,0 1,0 0,2 0,8 0,5 1,1
7,6 –10,1 –5,7 –5,5 –2,4 –5,7 –2,6 0,7 –0,6 0,1
Totaal
156 Centraal Bureau voor de Statistiek
15.9
Bruto toegevoegde waarde, basisprijzen, 2010*
Totaal: 529 mld euro 12%
2% 28%
14%
21%
24%
Financiële en zakelijke dienstverlening Nijverheid Handel, horeca, vervoer en communicatie Zorg en overige dienstverlening Overheid Landbouw, bosbouw en visserij
15.10
Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd
20
10
0
–10
–20
–30
–40
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Statistisch jaarboek 2011 157
15.11
Invoer goederen en diensten (mln euro)
2000
2009*
2010*
Invoer van goederen en diensten
269 732
354 585
416 084
Landbouw- en visserijproducten Aardolie, aardgas en ov. delfstoffen Industriële producten voedings- en genotmiddelen textiel, kleding, leder en lederwaren papier, papierproducten, drukwerk aardolieproducten chemische producten rubber- en kunststofproducten basismetalen en metaalproducten machines en apparaten elektrotechnische machines transportmiddelen overige industriële producten Overige productgroepen Consumptie door Ned. in het buitenland
9 525 17 321 183 182 13 560 10 404 6 819 5 836 24 326 5 810 14 327 12 344 62 005 17 439 10 312 51 658
13 467 28 902 230 310 21 761 11 690 6 340 13 643 41 447 6 603 20 068 15 415 65 305 17 247 10 791 72 969
14 948 38 717 275 637 23 899 13 148 7 055 20 641 49 656 7 514 25 575 17 134 80 174 19 383 11 458 78 332
10 053
11 745
11 721
15.12
Uitvoer goederen en diensten (mln euro)
2000
2009*
2010*
Uitvoer van goederen en diensten
292 916
395 949
463 482
Landbouw- en visserijproducten Aardolie, aardgas en ov. delfstoffen Industriële producten voedings- en genotmiddelen textiel, kleding, leder en lederwaren papier, papierproducten, drukwerk aardolieproducten chemische producten rubber- en kunststofproducten basismetalen en metaalproducten machines en apparaten elektrotechnische machines en apparaten transportmiddelen overige industriële producten Vervoer, post en telecommunicatie Financiële en zakelijke diensten Overige productgroepen Consumptie door niet-ingezetenen in Nederland Uitvoer van gebruikte activa
14 136 5 790 206 757 28 304 7 633 6 456 14 882 36 719 5 570 13 603 12 404
19 484 14 156 266 960 39 746 9 071 5 544 25 260 56 272 6 552 20 028 18 288
21 498 16 040 324 344 43 316 10 612 6 406 37 301 67 936 7 521 25 785 20 417
62 869 12 184 6 133 17 715 29 287 12 472
68 273 11 687 6 239 19 972 50 511 15 931
84 308 13 999 6 743 20 440 54 264 17 073
8 320 446
10 877 866
12 072 1 022
158 Centraal Bureau voor de Statistiek
15.13
Bruto investeringen in vaste activa (mln euro)
2000
2009*
2010*
Totaal
91 652
108 906
104 621
Woningen Bedrijfsgebouwen Grond-, weg- en waterbouwkundige werken Vervoermiddelen Machines en installaties Overige vaste activa Verkoop van gebruikte vaste activa
24 674 14 968
33 785 19 944
30 366 17 648
9 931 9 917 14 761 18 491 1 090
13 317 9 485 13 860 20 875 2 360
12 087 9 660 14 899 22 584 2 623
15.14
Bbp per inwoner, 2008 (Nederland=100)
Minder dan 80 80 tot 90 90 tot 100 100 tot 110 110 of meer
Statistisch jaarboek 2011 159
15.15
Consumptief krediet (mln euro)
2000
2005
2009
2010*
Verstrekt krediet Rente Aflossingen
10 658 1 303 10 647
10 100 1 550 12 158
9 619 1 689 11 478
9 253 1 519 11 199
Uitstaand saldo aflopend krediet creditcardkrediet doorlopend krediet
15 244 3 065 486 11 694
17 594 2 161 1 249 14 183
17 825 2 867 1 368 13 590
17 399 2 805 1 356 13 237
Toegezegde limieten
23 608
32 704
33 219
32 806
5 482
7 456
9 739
10 040
Roodstand
15.16
Beroep op Ned. kapitaalmarkt, Euronext A’dam (mln euro)
2000
2005
2009
2010
Totaal
90 595
119 770
179 770
213 776
Aandelen financiële instellingen beleggingsfondsen vastgoedfondsen overige fondsen
28 203 2 203 11 470 507 14 014
12 896 2 722 6 051 388 3 738
14 692 8 472 3 099 641 2 483
5 180 – 3 770 704 706
Obligaties overheid financiële instellingen overige private sector
59 969 15 045 26 880 17 542
106 856 32 889 71 252 2 715
165 078 48 979 111 208 4 891
208 596 53 686 152 221 2 689
2 423
18
Pand-, bank-, en spaarbrieven
15.17
–
–
Dividend Ned. beursfondsen (mln euro)
Totaal Bouwnijverheid en installatie Delfstoffenwinning Handel Industrie Niet-financiële dienstverlening Transport, opslag en communicatie Banken/financiële dienstverlening Verzekeraars Beleggingsfondsen Vastgoedfondsen Overige fondsen
160 Centraal Bureau voor de Statistiek
2000
2005
2009
2010
14 211
20 517
12 425
13 247
164 3 281 739 2 340 703 604 1 445 3 044 733 838 319
111 4 868 137 2 750 831 2 037 1 904 5 172 1 548 996 161
233 4 268 305 3 204 699 1 243 182 – 1 540 607 145
189 4 409 394 3 633 840 1 488 34 149 1 323 616 173
16 Natuur en milieu Statistisch jaarboek 2011 161
16.
Natuur en milieu
Emissie broeikasgassen en verzurende stoffen daalt In 2009 lag de uitstoot van broeikasgassen bijna 7 procent onder het niveau van 1990, het basisjaar 1990 voor het Kyotoprotocol. Tussen 2008 en 2009 daalde de uitstoot onder invloed van de economische recessie met 3 procent. De groei van het elektriciteitsgebruik en van het personen- en goederenvervoer zorgden tussen 1990 en 2004 voor een toename van de uitstoot van broeikasgassen met ongeveer 5 procent. Daarna volgde een daling. De uitstoot van verzurende stoffen naar lucht volgens het NEC-protocol van de Europese Unie is tussen 1990 en 2009 meer dan gehalveerd. De grootste afname is gerealiseerd door een daling van de ammoniakuitstoot in de landbouw. Toch veroorzaakt de landbouw in 2009 nog steeds bijna de helft van de verzurende uitstoot in Nederland. Afname stikstof- en fosforoverschotten in landbouw De overschotten van stikstof en fosfor in de landbouw dragen in belangrijke mate bij aan de verzuring en vermesting van bodem, water en lucht. De mineralenoverschotten in de landbouw zijn in 2008 met 53 procent (stikstof) en 77 procent (fosfor) afgenomen ten opzichte van 1986, het jaar waarin de overschotten het hoogst waren. In 2008 is het stikstofoverschot bijna 3 procent en het fosforoverschot 21 procent lager dan in 2007. Diverse maatregelen, zoals de Beschikking superheffing (1984), MINAS (1998) en het Nieuwe Mestbeleid (2006) hebben bijgedragen aan deze afname. Vleermuizen profiteren van beschermingsmaatregelen In de vorige eeuw zijn in Nederland veel vleermuissoorten achteruitgegaan en enkele soorten zijn zelfs uit Nederland verdwenen. Oorzaken zijn onder meer de verstoring van overwinteringsplaatsen, het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw en houtverduurzamingsmiddelen op kerkzolders. Ook de vermindering van het aantal houtwallen en andere veranderingen in het agrarische landschap worden als oorzaken genoemd van de achteruitgang. Deze ontwikkeling heeft zich in het laatste dertig jaar niet doorgezet. Sterker: het aantal vleermuizen is gegroeid. Dit is het gevolg van diverse maatregelen die genomen zijn om vleermuizen te beschermen, zoals het opknappen en beschermen van winterverblijven. Schadelijke houtverduurzamingsmiddelen zijn tegenwoordig verboden. Deze groei van het aantal exemplaren komt tot uiting in de toename van alle soorten vleermuizen die vanaf 1986 in winterverblijven gemeten zijn.
Statistisch jaarboek 2011 163
Een derde milieu-investeringen voor windmolens In 2009 hebben Nederlandse bedrijven in de delfstoffenwinning, industrie en openbare energie- en watervoorziening 580 miljoen euro geïnvesteerd in milieuvoorzieningen. Dat is bijna een kwart minder dan in 2008, toen de milieu-investeringen met 764 miljoen euro de hoogste waren sinds 1997. De energiesector was met 335 miljoen euro de grootste investeerder in het milieu. Andere grotere milieu-investeerders waren de chemische industrie (75 miljoen euro), de metaalindustrie (45 miljoen euro) en de voedingsmiddelenindustrie (40 miljoen euro). Een derde deel (185 miljoen euro) is besteed aan windmolens. Deze investeringen zijn van groot belang bij de bestrijding van luchtverontreiniging. Mede hierdoor is in 2009 vooral geïnvesteerd (500 miljoen euro) in een betere luchtkwaliteit. Voor een betere waterkwaliteit werd 40 miljoen euro uitgegeven. Investeringen ter bestrijding van verontreiniging door afval bedroegen 10 miljoen euro. Ten slotte is 20 miljoen euro geïnvesteerd in de bestrijding van bodemverontreiniging en 10 miljoen euro in het beperken van geluidshinder.
16.1
Milieu-investeringen nijverheid (20 en meer werknemers)
mln euro 800 700 600 500 400 300 200 100 0
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009*
Afval, bodem, geluid, landschap
164 Centraal Bureau voor de Statistiek
Lucht
Water
16.2
Kosten en financiering milieubeheer (mln euro)
2000
2003
2005
2007
Milieukosten naar compartiment Algemeen Afval Bodem Geluid Lucht Water
9 116 1 401 2 802 977 286 1 435 2 217
10 440 1 693 3 232 908 312 1 888 2 408
10 105 1 856 2 972 731 165 1 795 2 586
11 337 1 822 3 407 861 163 2 111 2 973
Milieukosten naar sector Bedrijven (excl. bouw) Overheid Huishoudens
9 116 4 336 4 473 307
10 440 5 067 5 043 330
10 105 4 691 5 052 362
11 337 5 601 5 398 338
10 440 4 223 2 755 3 462
10 105 3 861 3 150 3 094
11 337 4 305 3 819 3 213
2 299
2 649
3 989
Milieulasten Bedrijven (excl. bouw) Overheid Huishoudens (incl. onverdeeld) Milieu-investeringen
16.3
. . . . 2 037
Luchtverontreiniging
1990=100 120
100
80
60
40
20
0 1990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Totaal verzurende stoffen (NEC)
Totaal broeikasgassen (IPCC)
Statistisch jaarboek 2011 165
16.4
Luchtverontreiniging, uitstoot door alle bronnen, 2009 (%)
Broeikassen (IPCC)
Verzurende stoffen (NEC)
Landbouw Raffinaderijen Industrie Energiesector Verkeer en vervoer Overig
16.5
Zuivering van afvalwater in rioolwaterzuiveringsinstallaties
2000 Effluent (1 000 kg) fosfor (als P-totaal) stikstof (als N-totaal) cadmium chroom koper kwik lood Zuiveringsslib (1 000 kg) w.o. droge stof fosfor (als P-totaal) stikstof (als N-totaal) cadmium chroom koper kwik lood
2005
2 845 28 952 0,47 5,0 18 0,14 8,6
2009
2 651 21 742 0,25 3,4 12 0,097 6,2
2 302 15 174 0,20 2,5 10 0,085 3,7
1 426 447
1 494 028
1 328 815
336 361 7 258 15 962
347 557 7 771 18 733
33 616 9 093 15 782
0,54 17 131 0,40 51
166 Centraal Bureau voor de Statistiek
0,45 14 132 0,33 39
0,41 14 133 0,28 40
16.6
Waterverontreiniging, uitstoot door alle bronnen (1 000 kg)
Fosfor (als P-totaal) Stikstof (als N-totaal)
2000
2005
2008
2009
15 328 90 684
15 042 92 230
15 195 91 661
14 799 88 854
Cadmium Chroom Koper Kwik Lood
1,86 29,4 328 0,70 99,2
1,51 28,1 278 0,58 86,2
1,47 25,3 270 0,51 77,4
1,32 23,0 280 0,49 77,0
Uitstoot van verzurende stoffen door de zeevaart (mln zuurequivalenten)
2006 2009 = 500 mln zuurequivalenten
16.7
Bedrijfsafvalstoffen nijverheid (mln kg)
2008
2009
Totaal
Totaal
Hergebruik
Eindverwerking
Totaal niet-gevaarlijk afval
18 771
16 678
14 948
1 730
Delfstoffenwinning Industrie voedings- en genotmiddelenind. chemische industrie basismetaalindustrie overige industrie Energievoorziening Waterwinning en recycling
335 16 072 8 144 1 215 2 632 4 081 1 318 1 045
217 14 340 8 157 855 1 756 3 574 1 269 852
102 13 076 7 737 639 1 725 2 975 1 252 519
116 1 264 420 217 31 598 17 333
Niet-chemisch afval metalen papier en karton hout dierlijk en plantaardig afval gemengd afval slib mineralen en steenachtig materiaal overig niet-chemisch afval Chemisch afval
17 384 835 857 518 6 457 867 768
15 462 678 783 435 6 469 873 783
14 107 650 771 421 6 348 339 618
1 354 28 12 14 122 534 165
6 695 387 1 387
5 190 250 1 216
4 741 220 841
449 31 375
Statistisch jaarboek 2011 167
16.8
Gemeentelijk afval (mln kg)
2000
2005
2008
2009
10 262
10 408
10 453
10 307
Afval van huishoudens gemengd ingezameld afval huishoudelijk restafval grof huishoudelijk afval gemengd verbouwingsafval gescheiden ingezameld afval gft papier glas grof tuinafval houtafval schoon puin overig gescheiden afval
8 986 4 827 3 935 794 98 4 159 1 457 1 022 326 359 225 451 319
9 158 4 784 3 958 716 110 4 374 1 362 1 045 338 406 318 448 457
9 211 4 731 3 947 686 98 4 480 1 289 1 124 349 426 342 432 518
9 051 4 595 3 866 642 87 4 456 1 301 1 076 345 445 327 431 532
Reinigingsdienstenafval
1 068
1 106
1 102
1 131
208
144
139
125
2000
2005
Totaal
Overig afval
16.9
Mineralenoverschotten in de landbouw (1970=100)
1970=100 160 140 120 100 80 60 40 20 0 1970
1975
1980
1985
Fosfor (als P-totaal)
168 Centraal Bureau voor de Statistiek
1990
1995
Stikstof (als N-totaal)
16.10
Productie van mest en mineralen (mln kg)
2000
2005
2009
2010*
Mest veestapel Rundvee Schapen en geiten Paarden en pony’s Varkens Pluimvee Konijnen en pelsdieren
75 560 56 726 1 709 832 14 127 2 085 81
70 118 54 030 1 728 933 11 852 1 484 91
72 702 55 991 1 668 1 012 12 425 1 502 106
72 686 55 888 1 702 1 005 12 428 1 548 114
Mineralenuitscheiding Stikstof (als N-totaal) Fosfaat (als P2O5) Kalium (als K2O)
549 191 560
479 170 524
484 175 518
486 176 519
16.11
Vogels en klimaat (2000=100)
Klimaatvoorkeur
2000
2005
2008
2009
Koudeminnende soorten Neutrale soorten Warmteminnende soorten
100 100 100
57 99 110
59 73 103
58 89 114
Bron:NEM (CBS, SOVON).
16.12
Trends in populaties van dier- en plantgroepen
Broedvogels Wintervogels 1) Watervogels Zoogdieren 2) Vleermuizen Amfibieën Reptielen Dagvlinders Libellen Bospaddenstoelen
2000
2005
2008
2009
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
93 96 125 107 146 112 102 89 95 72
93 79 115 120 179 121 92 60 129 72
93 69 117 109 176 118 91 99 116 56
Bron: NEM (PGO’s en CBS). 1) 2)
In de winter in Nederland verblijvende vogels. Overdag actieve zoogdieren: eekhoorn, haas, konijn, ree en vos.
Statistisch jaarboek 2011 169
16.13
Begin vliegperiode dagvlinders
17-mei 12-mei 7-mei 2-mei 27-apr 22-apr 17-apr 12-apr '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02 '03 '04 '05 '06 '07 '08 '09 Trendwaarde
Begin vliegperiode Bron: NEM (Vlinderstichting, CBS).
16.14
Begin eileg zangvogels
22-mei
17-mei
12-mei
7-mei
2-mei
27-apr
22-apr '86
'88 '90 '92 '94 '96 '98 '00 '02 '04 '06 '08
Begin eileg
Trend
Bron: NEM (SOVON, CBS).
170 Centraal Bureau voor de Statistiek
17
Onderwijs Statistisch jaarboek 2011 171
17.
Onderwijs
Drie op de tien Nederlanders hoogopgeleid In 2010 was 28 procent van de Nederlandse bevolking van 15 tot 65 jaar in het bezit van een diploma hoger onderwijs. In 2000 was dat nog 21 procent. Het aandeel Nederlanders met een havo-, vwo- of mbo-diploma was in 2010 40 procent, net zo hoog als in 2000. Een verschil is wel dat 17 procent in 2010 het hoogste niveau had behaald in het mbo (niveau 4), terwijl dat in 2000 voor 14 procent gold. Het deel van de bevolking dat alleen basisonderwijs heeft, lag in 2010 flink lager dan in 2000 (8 en 12 procent). Vrouwen in hoger onderwijs succesvoller dan mannen Van de ruim 76 duizend studenten die in 2004 aan een voltijdstudie in het hoger beroepsonderwijs begonnen, rondde 55 procent de opleiding binnen vijf jaar af. Van de vrouwen was dat 62 procent, van de mannen 47 procent. De huidige wetenschappelijke opleidingen zijn opgedeeld in een bachelorfase van drie jaar en een aansluitende masterfase van minimaal één jaar. Van de ruim 21 duizend vwo’ers die in 2002 aan een universitaire voltijdstudie begonnen, was na zeven jaar 53 procent voor een masterdiploma geslaagd. Ook hier zijn vrouwen succesvoller dan mannen (63 procent tegenover 43 procent). Hoger aandeel onderwijsuitgaven in bbp In 2009 bedroegen de totale uitgaven aan onderwijs 37,9 miljard euro. Hiervan gaf de overheid 31,8 miljard euro uit en bedrijven, huishoudens en het buitenland 6,1 miljard euro. Het geld van de overheid gaat grotendeels naar de onderwijsinstellingen. Bedrijven besteden hun geld vooral aan begeleiding van leerlingen en stagiairs, terwijl het buitenland investeert in contractonderzoek door Nederlandse universiteiten. De onderwijsuitgaven namen toe van 6,0 procent van het bbp in 2008 naar 6,6 procent in 2009. Dit is het resultaat van zowel een stijging van de onderwijsuitgaven (5 procent) als van een daling van het bbp (4 procent). Dat laatste als gevolg van de economische crisis.
Statistisch jaarboek 2011 173
17.1
Primair onderwijs
2000/’01 2005/’06 2008/’09 2009/’10* Onderwijsinstellingen Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Speciale scholen
7 059 368 332
6 970 326 323
6 910 313 323
6 895 311 323
Leerlingen (x 1 000) Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Speciale scholen
1 547 52 46
1 549 48 59
1 553 44 66
1 548 43 68
17.2
Voortgezet onderwijs
2004/’05 2005/’06 2008/’09 2009/’10* Onderwijsinstellingen
673
666
660
657
Leerlingen (x 1 000) algemeen leerjaar vwo havo vmbo-gt vmbo-bk praktijkonderwijs
935 407 143 133 100 126 26
940 400 150 137 102 124 27
935 385 164 146 102 110 27
935 388 164 149 102 106 27
Slagingspercentages (%) vwo havo vmbo-gt vmbo-bk
94 90 94 95
93 89 95 96
91 87 94 95
. . . .
Doorstroom geslaagden (%) van vwo naar wo van vwo naar hbo van havo naar hbo van havo naar vwo van havo naar mbo van vmbo-gt naar havo van vmbo-gt naar mbo van vmbo-bk naar mbo
71 14 79 4 4 15 80 90
72 14 78 5 4 16 79 92
71 13 79 4 3 19 78 95
. . . . . . . .
174 Centraal Bureau voor de Statistiek
17.3
Mbo en educatie
2004/’05 2005/’06 2008/’09 2009/’10* Onderwijsinstellingen
70
70
72
71
474 332 143
484 347 137
514 343 172
524 352 172
24 122 126 202
23 125 125 210
22 134 136 222
24 131 142 226
Doorstroom geslaagden (%) van niveau 1 naar 2 van niveau 2 naar 3 van niveau 3 naar 4 van niveau 4 naar hbo
48 45 29 42
49 43 30 42
46 42 30 40
. . . .
Voortijdig schoolverlaters vanuit het mbo (%) niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4
38 16 9 6
38 15 7 5
35 14 5 4
. . . .
Volwassenenonderwijs deelnemers (x 1 000) educatie vavo
. 24
. 15
37 15
35 17
Deelnemers mbo (x 1 000) bol bbl niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4
17.4
Hoger onderwijs
2000/’01 2005/’06 2008/’09 2009/’10* Ingeschrevenen (x 1 000) hbo wo
313 166
357 206
384 221
Afgestudeerden (x 1 000) hbo bachelor wo bachelor wo master/doctoraal
53 0 20
59 19 29
62 26 29
. . .
51
52
53
.
. 71
52 74
54 75
. .
Gemiddelde studieduur (mnd) voltijd hbo bachelor voltijd wo door vwo’ers bachelor master/doctoraal
403 233
Statistisch jaarboek 2011 175
17.5
Afgestudeerden in het voltijd hoger onderwijs (%)
Hbo (bachelor), stand na 5 jaar Van alle hbo'ers in startjaar 2004 Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Wo (master), stand na 7 jaar Van alle wo'ers in startjaar 2002 met vooropleiding vwo Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen 0
10
20
30
40
50
60
70
% van ingeschrevenen in het startjaar
17.6
Onderwijsniveau bevolking (15 tot 65 jaar) (%)
Bevolking (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
10 729
10 940
11 014
11 017
12 26
9 24
8 23
8 23
9 40 15 14 11 14 7
10 41 14 17 10 16 9
10 40 14 17 9 18 10
10 40 13 17 10 18 10
Onderwijsniveau (%) Basisonderwijs Vmbo, mbo 1, avo onderbouw w.o. avo-onderbouw Havo, vwo, mbo mbo 2 en 3 mbo 4 havo, vwo Hbo, wo-bachelor Wo-master, doctoraal
176 Centraal Bureau voor de Statistiek
17.7
Uitgaven aan onderwijs (mln euro)
2000
2005
2008
2009*
Totaal
23 096
32 017
36 007
37 899
Door overheid primair onderwijs voortgezet onderwijs, mbo hoger onderwijs Door huishoudens primair onderwijs voortgezet onderwijs, mbo hoger onderwijs Door bedrijven voortgezet onderwijs, mbo hoger onderwijs Door buitenland hoger onderwijs
19 646 6 651 8 225 4 770 1 886 148 872 866 1 519 981 538 45 45
26 759 9 473 11 013 6 273 2 867 167 1 338 1 362 2 284 1 419 865 107 107
30 347 10 284 12 796 7 267 2 808 185 1 170 1 453 2 665 1 609 1 056 187 187
31 802 10 897 13 429 7 476 3 153 164 1 272 1 716 2 749 1 641 1 108 196 196
In % bbp
17.8
5,5
6,2
6,0
6,6
Uitgaven aan onderwijsinstellingen per deelnemer
1 000 euro 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Primair onderwijs 2000
Voortgezet onderwijs, mbo
2005
2008
Hoger onderwijs
Hoger onderwijs excl. R&D
2009*
Statistisch jaarboek 2011 177
17.9
Resultaat onderwijsinstellingen, 2009* (mln euro)
Primair onderwijs
Voortgezet onderwijs, mbo
Hoger onderwijs
Baten rijksbijdragen overige baten
9 992 9 088 904
11 561 10 122 1 440
9 039 5 609 3 430
Lasten personeel afschrijvingen huisvesting overige lasten
10 107 8 265 195 637 1 009
11 525 8 696 504 845 1 481
8 943 5 985 503 658 1 797
–115
36
96
97
13
–20
4
15
1
Resultaat (1)+(2)+(3)
–14
64
77
Investeringen
351
903
1 018
Saldo baten en lasten (1) Financiële baten en lasten saldo (2) Bijzondere posten saldo (3)
17.10
Balans van onderwijsinstellingen, 2009* (mln euro)
Primair onderwijs
Voortgezet onderwijs, mbo
Hoger onderwijs
Totaal activa totaal vaste activa immaterieel materieel financieel totaal vlottende activa voorraden vorderingen effecten liquide middelen
4 836 1 713 0 1 196 517 3 123 1 917 65 2 140
8 601 5 957 6 5 497 453 2 644 21 751 79 1 793
8 846 6 268 21 6 059 188 2 578 19 1 287 37 1 235
Totaal passiva eigen vermogen voorzieningen langlopende schulden kortlopende schulden
4 836 2 695 693 62 1 385
8 601 3 531 1 254 1 445 2 371
8 846 3 994 563 1 308 2 982
178 Centraal Bureau voor de Statistiek
18 Overheid en politiek Statistisch jaarboek 2011 179
18.
Overheid
Opbrengst rijksbelastingen lager door crisis De belastingopbrengst voor de rijksoverheid daalde in 2009 met 5 procent tot 129 miljard euro. Het is voor het eerst sinds 2003 dat de opbrengst van de rijksbelastingen een krimp vertoont. In dat jaar was de krimp amper 2 procent. De recente daling van de belastingopbrengst begon al in de laatste maanden van 2008, toen de economische crisis zichtbaar werd. De omzetbelasting daalde in 2009 met 6 procent. De opbrengsten van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting zijn bijna gehalveerd. De loonbelasting bracht in 2009 wel meer op, voornamelijk dankzij enkele fiscale veranderingen, zoals lagere heffingskortingen en een vermindering van het aantal aftrekposten. Rijksuitgaven opnieuw gestegen In 2009 gaf het Rijk 155,8 miljard euro uit, ruim 6 procent meer dan in het jaar ervoor. De uitgaven voor sociale bescherming zijn in 2009 met 5,7 miljard euro gestegen. Dit kwam vooral doordat 3,2 miljard euro extra is verstrekt aan het AOW-fonds. Hierdoor kon de AOW-premie ongewijzigd blijven. Om de koopkracht van 65-plussers en arbeidsongeschikten op peil te houden is 1 miljard euro meer uitgegeven. Verder ging er meer geld naar kinderopvang, zorgtoeslagen en jonggehandicapten met een uitkering. Voor onderwijs werd 1,4 miljard euro extra uitgegeven. Dit is grotendeels het gevolg van de reguliere loonontwikkeling en een pakket maatregelen om de positie van leraren te verbeteren. Voor algemeen bestuur werd in 2009 minder uitgegeven door een lagere afdracht aan Europa. Heffingen gemeenten stijgen met 2,8 procent In 2011 verwachten de gemeenten 11,8 miljard euro aan heffingen te ontvangen. Dit is 2,8 procent meer dan in 2010. De opbrengst van de gemeentelijke heffingen groeit in 2011 met 2,7 procent. Hiermee komen de opbrengsten voor het eerst boven de 8 miljard euro uit. De belangrijkste heffing van de gemeenten, de onroerendezaakbelasting, brengt dit jaar 3,4 procent meer op dan vorig jaar.
Statistisch jaarboek 2011 181
18.1
Lopende uitgaven van het Rijk (mln euro)
2000
2005
2008
2009*
Totaal
96 425
122 704
146 871
155 817
Algemeen bestuur Economische aangelegenheden Huisvesting en gemeenschapsvoorzieningen Landsverdediging Milieubescherming Onderwijs Openbare orde en veiligheid Recreatie, cultuur en religie Sociale bescherming Volksgezondheid Bedrijfsmatige activiteiten
37 838 10 837
41 242 11 109
48 662 12 523
47 920 13 256
658 5 969 496 16 339 5 697 1 431 13 304 3 712 144
775 6 724 613 20 894 8 294 1 587 21 973 9 239 253
728 7 759 785 23 762 10 307 1 740 31 201 9 116 287
1 039 8 286 947 25 145 10 605 1 788 36 921 9 585 324
18.2
Belastingen voor het Rijk (mln euro)
2000
2005
2008
2009*
Totaal
93 042
115 984
135 578
129 055
Accijnzen Belastingen op milieugrondslag Belastingen op personenauto’s Belastingen van rechtsverkeer Omzetbelasting (rijksdeel btw) Overige belasting op productie
7 713 2 849 2 875 3 908 27 098 1 283
9 327 4 128 3 148 5 209 36 216 1 555
10 516 4 785 3 236 5 190 42 318 1 725
10 696 4 872 2 145 3 600 39 857 1 778
Dividendbelasting Inkomstenbelasting Loonbelasting Vennootschapsbelasting Overige belasting op inkomen
2 587 –880 24 433 16 736 2 957
4 262 3 651 27 573 17 068 2 138
3 951 –142 40 636 18 814 2 754
2 084 535 47 056 11 604 3 015
1 484
1 709
1 795
1 813
Vermogensheffingen
182 Centraal Bureau voor de Statistiek
18.3
Rijksuitgaven per functie, 2009
Algemeen bestuur Recreatie, cultuur en religie Openbare orde en veiligheid Volksgezondheid Onderwijs Economische aangelegenheden Landsverdediging Sociale bescherming Milieubescherming Huisvesting en gemeenschapsvoorzieningen –5 0
5 10 15 20 25 30 35 40 45 % mutatie t.o.v. 2008
18.4
Opbrengst rijksbelastingen
mld euro 140
130
120
110
100
0 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Statistisch jaarboek 2011 183
18.5
Begrote heffingen decentrale overheden (mln euro)
Totaal
2000
2005
2010*
2011*
7 439
10 324
11 515
11 835
1 634 379
1 771 493
1 767 485
1 192
1 144
1 185
250
427
451
518 3 489
691 2 961
707 3 063
1 027 403 923 509
1 415 566 1 303 744
1 441 582 1 352 801
7 295 1 069 1 960
7 812 1 441 2 262
8 019 1 473 2 343
Afvalstoffenheffing/ reinigingsrechten 1 217 Bouwleges 240 Heffingen op waterverontreiniging 964 Waterschapsheffingen ingezetenen 155 Waterschapsheffingen gebouwd/ ongebouwd/natuur 394 Onroerendezaakbelasting 2 487 Opcenten motorrijtuigenbelasting 658 Parkeerbelasting 285 Rioolrechten 651 Overig 388 Gemeenten Provincies Waterschappen
18.6
5 195 731 1 513
Begrote lasten van provincies (mln euro)
2000
2005
2010
2011*
3 706
6 033
8 386
8 472
Algemeen bestuur 191 Economische en agrarische zaken 207 Milieubeheer 417 Openbare orde en veiligheid 6 Recreatie en natuur 134 Ruimtelijke ordening, volkshuisvesting 143 Verkeer en vervoer 1 141 Waterhuishouding 143 Welzijn 902 Financiering, alg. dekkingsmiddelen 422
264 374 450 15 228
316 685 543 19 798
351 665 629 18 844
304 1 583 154 1 390
337 2 121 233 1 824
411 2 330 199 1 787
1 271
1 510
1 238
Totale lasten
184 Centraal Bureau voor de Statistiek
18.7
Begrote lasten van gemeenten (mln euro)
Totale lasten Algemeen bestuur Cultuur en recreatie Economische zaken Onderwijs Openbare orde en veiligheid Ruimtelijke ordening, volkshuisvesting Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Verkeer, vervoer en waterstaat Volksgezondheid en milieu Financiering, alg. dekkingsmiddelen
2000
2005
2010
2011*
35 761
43 451
54 187
53 618
1 836 3 141 569 3 967 665
2 518 4 136 570 4 800 1 209
3 201 5 035 867 3 147 1 691
3 148 5 021 995 2 936 1 734
5 958
6 428
9 278
8 639
10 649 3 655 3 334
12 648 3 946 4 262
16 578 4 391 5 258
16 716 4 417 5 333
1 989
2 936
4 742
4 680
Uitgaven openbare orde en veiligheid
2000
2009
= 1 miljard euro
Statistisch jaarboek 2011 185
19
Prijzen Statistisch jaarboek 2011 187
19.
Prijzen
Inflatie Nederland licht hoger dan in 2009 In 2010 bedroeg de inflatie 1,3 procent. Dit is een lichte toename ten opzichte van 2009. De belangrijkste oorzaak voor deze stijging waren hogere prijzen voor autobrandstoffen. Deze waren gemiddeld 11,6 procent duurder dan een jaar eerder. Daarentegen lagen de prijzen van energie een stuk lager dan een jaar eerder. Elektriciteit was gemiddeld 6,7 procent goedkoper dan een jaar eerder en gas gemiddeld 8,6 procent goedkoper. Volgens de Europees geharmoniseerde methode van inflatiemeting (HICP) daalde de inflatie in Nederland naar 0,9 procent. Daarmee lag de Nederlandse inflatie onder het gemiddelde van de eurozone, dat op 1,6 procent uitkwam. Prijzen industrie fors gestegen De prijzen van de industrie waren in 2010 fors hoger dan een jaar eerder. Na een kleine plus eind 2009, zette de prijsstijgingen in 2010 door tot 9 procent boven het niveau van 2009. De prijsontwikkeling van de industrie wordt sterk beïnvloed door de ruwe olieprijs. Door de hogere olieprijzen stegen de prijzen in de aardolieverwerkende industrie en de chemische industrie met respectievelijk 32 en 20 procent. In de basismetaalindustrie waren producten ruim 10 procent duurder dan een jaar eerder. Prijzen in de voedselindustrie stegen met 5,5 procent. Prijzen commerciële dienstverlening gestegen De prijzen van de commerciële dienstverlening waren in 2010 gemiddeld 1,3 procent hoger dan een jaar eerder. De tarieven in de vervoersector zijn, na dalingen in 2009, weer gestegen. Bij het vervoer over water was de prijsstijging met 23,6 procent het sterkst. Dit is toe te schrijven aan de hogere brandstofkosten en de toegenomen vraag naar zeevaartdiensten. IT-diensten waren in 2010 duurder dan het jaar ervoor, terwijl de architectenbranche te kampen had met dalende prijzen. De prijzen in de overige zakelijke dienstverlening stegen licht.
Statistisch jaarboek 2011 189
19.1
Prijzen afzet nijverheid (jaarmutatie in %)
2001
2005
2010 *
Delfstoffenwinning binnenland buitenland
16,1 15,8 16,3
31,8 28,0 35,8
1,8 –5,6 8,6
Industrie binnenland buitenland
0,8 2,0 –0,1
6,4 4,6 7,7
8,7 6,4 10,4
–3,0 –1,7 –43,8
13,7 12,4 71,3
–3,6 –3,9 12,9
0,5 0,5
4,2 4,2
0,1 0,1
2001
2005
2010 *
16,9 5,5
33,9 3,8
1,8 1,5
Voedingsmiddelenindustrie Drankenindustrie Tabaksindustrie
4,2 2,6 5,8
–1,2 –0,8 2,1
5,4 1,6 3,5
Textielindustrie Kledingindustrie Leer- en schoenenindustrie
1,4 0,9 3,6
1,0 1,8 1,9
1,1 1,1 0,6
Houtindustrie Papierindustrie Grafische industrie
4,7 3,7 2,8
1,5 –0,2 –0,2
–1,6 4,2 –2,2
Aardolie industrie Chemische industrie Farmaceutische industrie Rubber- en kunststofproductenindustrie Bouwmaterialenindustrie Meubelindustrie
–7,5 –2,6 1,1
36,6 11,2 2,5
32,1 19,6 2,1
2,2 4,5 2,6
3,5 0,4 2,8
1,7 –0,4 1,0
Basismetaalindustrie Metaalproductenindustrie Elektrotechnische industrie Elektrische apparatenindustrie Machine-industrie Auto- en aanhangwagenindustrie
–1,6 2,2 2,0 1,7 1,8 –0,4
14,2 2,9 1,9 2,0 2,7 0,8
10,5 –0,4 1,0 1,4 1,0 1,1
Energiebedrijven binnenland buitenland Waterleidingbedr. en afvalbeheer binnenland
19.2
Prijzen afzet nijverheid (jaarmutatie in %)
Winning van aardolie en aardgas Winning van overige delfstoffen
190 Centraal Bureau voor de Statistiek
19.3
Producentenprijsindex industrie
2005=100 120 115 110 105 100 95 90 85 80 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010* Afzetprijzen binnenland
Afzetprijzen buitenland
Gemiddelde verkoopprijs bestaande koopwoningen
2000
2010
= 20 duizend euro
Statistisch jaarboek 2011 191
19.4
Consumentenprijzen (jaarmutatie in %)
2005
2009
2010
1,7
1,2
1,3
–1,2 –1,2 –0,7 0,5 0,2 –2,9 –4,6 –3,2 0,5 –2,7 –1,3 –1,9 4,7
1,1 1,1 1,9 2,4 1,6 –0,9 1,3 –1,4 0,0 2,8 1,6 0,6 0,5
–0,1 0,0 –0,2 –1,0 0,6 –1,8 –2,5 1,5 5,1 –0,6 –1,0 –1,1 –0,6
–4,9
0,7
–1,3
Alcoholhoudende dranken en tabak alcoholhoudende dranken tabak
2,9 –0,8 5,4
8,5 3,2 12,0
3,2 1,2 4,5
Kleding en schoenen kleding en kledingstoffen schoenen en schoenreparaties
–2,6 –2,9 –1,7
–0,5 –0,6 0,4
–0,5 –0,7 0,7
4,7 2,5
1,8 2,4
–0,1 2,2
2,5
–1,5
0,7
1,1 14,0 8,6 17,6
2,2 0,8 7,4 –2,5
2,0 –8,0 –6,7 –8,6
–0,3 0,0 0,3 0,6
2,4 1,7 0,7 3,1
0,8 –0,6 2,6 0,5
–0,8
4,0
4,0
–0,6 –1,2
0,8 3,6
2,8 1,0
Niet-verzekerde gezondheidszorg
0,3
1,0
1,2
Vervoer aankoop voertuigen gebruik van privé-voertuigen
4,3 1,7 6,3
–2,1 0,0 –4,2
4,5 0,2 7,4
Totaal bestedingen Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken voedingsmiddelen brood en graanproducten vlees vis, schaal- en schelpdieren melk, kaas en eieren olie, boter en margarine fruit groenten en aardappelen suiker, zoetwaren en ijs overige voedingsmiddelen Alcoholvrije dranken koffie, thee en cacao mineraalwater, frisdranken en sappen
Huisvesting, water en energie huisvesting onderhoud en reparatie van de woning watervoorziening en overige diensten i.v.m. de woning energie elektriciteit gas Stoffering en huishoudelijke apparaten meubelen en vloerbedekking huishoudtextiel huishoudelijke apparatuur vaat- en glaswerk en huishoudelijke artikelen gereedschappen en werktuigen voor huis en tuin dagelijks woningonderhoud
192 Centraal Bureau voor de Statistiek
19.4
Consumentenprijzen (jaarmutatie in %) (slot)
2005
2009
2010
9,2 3,2
–9,5 2,4
11,6 –0,1
Communicatie
–3,9
–1,9
2,0
Recreatie en cultuur audio en video, computers en software duurzame goederen voor recreatie en cultuur spelartikelen, bloemen, planten en huisdieren recreatieve en culturele dienstverlening boeken, kranten, tijdschriften en schrijfwaren pakketreizen
–0,5
0,5
0,3
–10,2
–9,2
–4,8
1,3
2,0
1,8
–0,7
0,2
–0,7
3,3
3,5
2,7
2,0 0,4
3,0 4,8
2,0 0,7
Particulier onderwijs
3,6
1,3
–0,8
Hotels, cafés en restaurants restaurants, cafés en kantines accommodatie
1,9 2,0 0,3
3,9 3,7 5,9
2,4 2,7 –0,3
1,4 –1,9 0,8 7,8 0,8 1,6 3,3
2,5 2,0 2,8 1,2 3,2 1,1 3,5
1,7 0,7 3,1 1,1 2,0 1,3 2,6
2,0 3,1
4,0 4,4
3,8 4,2
–1,4
2,5
2,6
3,7
–1,8
3,3
autobrandstoffen vervoersdiensten
Diverse goederen en diensten lichaamsverzorging artikelen voor persoonlijk gebruik kinderopvang en thuiszorg verzekeringen financiële diensten andere diensten Consumptiegebonden belastingen en overheidsdiensten consumptiegebonden belastingen overheidsdiensten, w.o. college- en lesgelden Consumptie in het buitenland
Statistisch jaarboek 2011 193
19.5
Inflatie
% 12 10 8 6 4 2 0 –2 1970
19.6
1975
1985
1990
1995
2000
2005
2010
Prijzen bestaande koopwoningen (jaarmutatie in %)
Totaal woningen Eengezinswoning tussenwoning hoekwoning 2 onder 1 kap vrijstaand Appartementen
19.7
1980
2000
2005
2009
2010
18,2 18,2 16,1 16,9 18,0 22,8 18,0
3,8 4,1 3,7 3,6 3,8 5,1 3,0
–3,3 –3,3 –2,7 –3,4 –3,4 –4,1 –3,5
–2,0 –2,2 –1,7 –1,8 –2,5 –3,0 –1,2
Commerciële-dienstenprijzen (jaarmutatie in %)
2008 Dienstenprijsindex 2,4 Vervoer, opslag en communicatie 2,1 Vervoer te land en via pijpleidingen 4,4 Vervoer over water 2,1 Vervoersondersteunende activiteiten 5,3 Post en telecommunicatie –0,9 Overige zakelijke dienstverlening 2,5 Exploitatie van en handel in onroerend goed 1,6 Autoverhuur 0,3 IT-diensten 2,5 Overige zakelijke diensten 3,2
194 Centraal Bureau voor de Statistiek
2009
2010
0,4 –2,8 –1,2 –16,4 1,2 1,1 1,5
1,3 3,1 0,0 23,6 –1,5 1,9 0,7
1,8 2,1 –1,0 1,6
0,7 0,8 1,6 0,1
20 Veiligheid en recht Statistisch jaarboek 2011 195
20. Veiligheid en recht Geregistreerde criminaliteit blijft in 2009 gelijk In 2009 registreerden de politie en de Koninklijke Marechaussee (Kmar) ruim 1,2 miljoen misdrijven. De geregistreerde criminaliteit is daarmee even hoog als in 2008. In 2008 daalde het aantal geregistreerde misdrijven nog met 2 procent. Van de veelvoorkomende misdrijven steeg het aantal gekwalificeerde diefstallen in 2009 met 6 procent. De vernielingen en de eenvoudige diefstallen daalden met respectievelijk bijna 10 en bijna 4 procent. Het aantal geweldsmisdrijven bleef nagenoeg gelijk. Minder bedrijven en personen failliet in 2010 In 2010 zijn 9,6 duizend faillissementen uitgesproken. Dat is 9 procent minder dan in het recordjaar 2009. Er gingen 6,3 duizend bedrijven failliet, 10 procent minder dan in 2009, maar nog altijd een van de hoogste aantallen die het CBS ooit in een jaar heeft waargenomen. In bijna alle bedrijfstakken nam het aantal faillissementen af, behalve bij de bouwnijverheid en de horeca. Ook daalde het aantal faillissementen van natuurlijke personen met 7 procent tot 2,3 duizend. Gemiddeld werden 2 op de 10 duizend Nederlanders van 18 jaar of ouder failliet verklaard. In bijna alle provincies gingen minder personen failliet, behalve in Overijssel en Limburg. Gevoel onveiligheid nauwelijks gedaald In 2010 was een kwart van de Nederlandse bevolking slachtoffer van veel voorkomende criminaliteit, zoals van gewelds- en vermogensdelicten en vandalisme. Dit is iets minder dan in 2009, maar vergelijkbaar met 2008. Van alle inwoners voelde 26 procent zich wel eens onveilig, 2 procent voelde zich vaak onveilig. Dit is nagenoeg gelijk aan beide voorgaande jaren. Gevoelens van onveiligheid komen vaker voor onder inwoners van sterk stedelijke regio’s. Zo geeft circa een op de drie inwoners van de politieregios AmsterdamAmstelland, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Limburg–Zuid aan dat ze zich wel eens onveilig voelen. Dit komt ook overeen met het ondervonden slachtofferschap van criminaliteit, dat in de meer stedelijke politieregio’s ook hoger ligt dan gemiddeld.
Statistisch jaarboek 2011 197
20.1
Halt-jongeren naar herkomst en geslacht (%)
2005
2007
2008
2009*
Totaal
1,8
1,8
1,7
1,7
Alle jongens Autochtoon Allochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon
2,7 2,4 3,6 3,0 3,8
2,7 2,4 3,8 3,1 4,1
2,5 2,2 3,5 2,7 3,8
2,4 2,1 3,4 2,7 3,6
Alle meisjes Autochtoon Allochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon
0,8 0,7 1,4 1,1 1,5
0,9 0,8 1,5 1,1 1,6
0,9 0,8 1,5 1,2 1,6
0,9 0,7 1,5 1,2 1,6
Bron: CBS/Halt.
20.2
Door politie en Koninklijke Marechaussee geregistreerde criminaliteit (x 1 000)
2005
2007
2008
2009
Totaal
1 336,9
1 286,8
1 261,3
1 232,5
Wegenverkeerswet Wetboek van Strafrecht (WvS) geweldsmisdrijven vermogensmisdrijven w.o. eenvoudige diefstal gekwalificeerde diefstal vernielingen en openbare orde overige misdrijven WvS Overige wetten
150,0 1 154,5 131,9 774,3
155,9 1 100,1 131,5 707,9
151,4 1 080,7 126,7 704,2
145,2 1 058,7 126,8 704,2
352,3 380,0 235,9 12,4 32,3
331,1 328,4 247,5 13,2 30,8
341,1 315,0 236,9 12,9 29,2
353,6 296,5 214,4 13,3 28,6
20.3
Verdachten naar herkomst en generatie, 12 jaar en ouder (%)
2000
2006
2007
2008*
Totale bevolking
1
1,5
1,5
1,4
Autochtonen Allochtonen 1e generatie westers niet-westers 2e generatie westers niet-westers
0,8 2,2 2,4 1,1 3,2 2 1,2 4,5
1,2 3 2,9 1,3 3,8 3 1,6 6
1,2 3 2,8 1,4 3,6 3,2 1,6 6,3
1,1 2,8 2,6 1,3 3,4 3,1 1,5 5,9
Bron: CBS/KLPD.
198 Centraal Bureau voor de Statistiek
20.4
Beschikkingen Wet Mulder (x 1 000)
Op basis van kenteken door rood licht rijden foutparkeren te hard rijden overige Op basis van staandehouding door rood licht rijden foutparkeren te hard rijden overige
2000
2005
2009
2010
7 006,1 224,4 933,6 5 556,1 292,0
9 341,8 278,6 984,7 7 778,3 300,2
10 503,6 9 843,2 186,5 224,5 874,2 867,3 8 945,8 8 175,4 497,1 576,1
787,9 53,5 33,1 92,1 609,2
1 635,6 122,9 55,2 185,9 1 271,7
1 319,6 1 130,3 106,7 91,4 47,5 44,4 157,0 128,2 1 008,4 866,3
Bron: Centraal Justitieel Incassobureau.
20.5
Rechtbankstrafzaken, transacties OM en schuldigverkl. rechter 1e aanleg (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Totaal transacties Wetboek van Strafrecht geweldsmisdrijven vermogensmisdrijven vernieling en openbare orde Wegenverkeerswet Opiumwet Wet op de Economische delicten
65,4 24,8 4,8 11,6 6,7 16,0 0,9 17,8
76,1 40,2 9,3 16,7 11,5 11,5 3,3 16,8
68,4 40,2 9,5 16,4 11,9 9,2 4,3 10,5
65,1 33,1 7,3 14,8 8,9 15,4 3,8 9,3
Totaal schuldigverklaringen Wetboek van Strafrecht geweldsmisdrijven vermogensmisdrijven vernieling en openbare orde Wegenverkeerswet Opiumwet Wet op de Economische delicten
105,4 66,4 16,9 35,9 11,6 24,4 6,3 4,6
124,4 78,1 24,4 34,9 15,3 27,9 8,5 6,3
116,3 75,2 24,9 31,1 15,4 25,1 7,9 5,1
115,4 73,0 24,1 30,8 14,2 27,6 7,5 4,5
Statistisch jaarboek 2011 199
20.6
Rechtbankstrafzaken, sancties rechter eerste aanleg (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Totaal (incl. onbekend)
155,3
185,9
171,8
166,8
Hoofdstraffen w.o. geldboete gevangenisstraf jeugddetentie taakstraf Bijkomende straffen w.o. ontzegging rijbevoegdheid Maatregelen
120,9
142,6
129,6
127,2
51,3 44,6 4,0 20,8 19,7 16,7 13,8
54,4 43,9 5,6 38,4 21,6 18,3 21,0
48,5 35,7 3,2 41,8 21,3 16,9 20,2
50,0 33,5 2,5 40,9 20,0 16,1 19,0
20.7
Kinderen betrokken bij ondertoezichtstelling en voogdij (x 1 000)
Ondertoezichtstelling In het jaar onder toezicht gesteld Ondertoezichtstelling beëindigd Op 31 dec. onder toezicht staand Voogdij (inclusief voogdij asiel) In het jaar onder voogdij gesteld Voogdij in het jaar beëindigd Op 31 dec. onder voogdij staand w.o. alleenstaande minderjarige vreemdelingen
2000
2005
2008
2009*
5,5 5,2 21,0
7,7 5,9 24,0
11,1 8,6 32,1
11,3 9,1 33,2
7,4 4,5 16,7
1,3 2,5 8,3
1,8 1,7 7,8
2,7 1,5 8,9
11,8
3,3
2,0
2,6
Bron: CBS en Ministerie van Justitie.
20.8
Definitief uitgesproken schuldsaneringen in de grootste gemeenten
Totaal (aantal) w.o. eenmanszaken
2000
2005
2009
2010
8 666
14 666
8 964
11 375
1 135
2 194
1 595
2 121
70
115
69
87
77 30 44 98
178 69 132 182
103 76 50 32
114 109 58 33
Nederland (aantal per 100 duizend inwoners (18 jaar en ouder)) w.o. Amsterdam Den Haag Rotterdam Utrecht
200 Centraal Bureau voor de Statistiek
20.9
Uitgesproken faillissementen naar rechtsvorm en bedrijfsactiviteit
2005
2009
2010
Natuurlijke personen Eenmanszaken
3 302 1 697
2 519 1 045
2 354 985
Bedrijven e.d. landbouw, bosbouw, visserij industrie en delfstoffenwinning bouwnijverheid reparatie consumentenart.; handel horeca vervoer, opslag en communicatie financiële instellingen verhuur en zakelijke dienstverlening onderwijs gezondheids- en welzijnszorg cultuur, recreatie en ov. dienstverl.
5 069 85 554 481 1 161 267 364 722 1 158 40 61 145
6 995 114 827 689 1 648 225 417 816 1 832 40 126 254
6 283 112 828 829 1 388 241 386 589 1 484 38 121 260
Faillissementen in de bouw
2000
2010
= 50 faillissementen
Statistisch jaarboek 2011 201
20.10
In Nederland ingediende asielverzoeken
x 1 000 60 50 40 30 20 10 0 1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
Vanaf 2007: alleen eerste asielverzoeken. Daarvoor: eerste en volgende verzoeken. Bron: IND.
20.11
Adoptiekinderen
1 800 1 600 1 400 1 200 1 000 800 600 400 200 0
'57 '61 '65 '69 '73 '77 '81 '85 '89 '93 '97 '01 '05 '09 In Nederland geboren kinderen
202 Centraal Bureau voor de Statistiek
In het buitenland geboren kinderen
20.12
Meldingen bij de brandweer naar type (x 1 000)
Totaal Brandmeldingen branden w.o. binnenbranden loos alarm w.o. via brandmeldinstallaties Hulpverleningsmeldingen gebouwen geen gebouwen loos alarm
20.13
2000
2005
2008
2009
138,2
143,7
158,0
156,5
46,0
43,2
45,4
47,1
13,9 45,7
13,1 58,2
14,4 64,1
15,4 62,5
34,0
47,8
55,6
52,9
15,0 24,4 7,1
15,3 21,6 5,3
20,2 23,3 4,7
21,9 19,8 5,2
2002*
2005*
2008*
2009*
8 510 5 285 3 226
9 812 6 068 3 744
12 010 7 420 4 591
12 485 7 758 4 727
Uitgaven aan veiligheidszorg
Totale uitgaven veiligheidszorg Totaal personele uitgaven Totaal materiële uitgaven Uitgaven per hoofd bevolking (euro) Uitgaven (% bbp) Activiteiten veiligheidszorg preventie (mln euro) opsporing tenuitvoerlegging Andere activiteiten Aanbieders veiligheidszorg politie (mln euro) beveiligings- en opsporingsbedrijven Dienst Justitiële Inrichtingen Andere aanbieders
528 1,8
602 1,9
732 2
757 2,2
4 044 2 131 1 288 1 048
4 683 2 258 1 624 1 246
5 654 2 732 2 087 1 538
5 784 2 834 2 218 1 648
3 207
3 505
4 177
4 350
1 247 1 168 2 889
1 425 1 456 3 426
1 788 1 861 4 185
1 824 1 993 4 318
Statistisch jaarboek 2011 203
20.14
Leefbaarheid woonbuurt
2008
2009
2010
% (helemaal) eens Sociale cohesie woonbuurt Mensen kennen elkaar nauwelijks Mensen gaan prettig met elkaar om Gezellige buurt, veel saamhorigheid Voel me thuis in deze buurt Veel contact met buurtgenoten Tevreden over samenstelling buurt
25,2 69,7 45,2 63,3 38,9 71,4
25,8 69,5 45,0 63,8 39,7 70,9
24,5 71,5 45,4 64,1 39,4 72,3
7,4 7,3 6,9
7,5 7,4 7,0
rapportcijfer Beoordeling woonbuurt Woonomgeving Leefbaarheid Veiligheid
7,4 7,4 7,0
% ‘komt vaak voor’ Verloedering van de woonbuurt Bekladding van muren en/of gebouwen Rommel op straat Hondenpoep Vernieling telefooncellen, bus- of tramhokjes
8,9 20,2 33,0
8,1 21,3 31,9
7,9 19,9 30,5
14,0
11,8
10,9
schaalscore (0–10) Fysieke verloedering
3,7
3,6
3,5
% ‘komt vaak voor’ Sociale overlast in de woonbuurt Overlast van groepen jongeren Mensen die op straat worden lastig gevallen Drugsoverlast Dronken mensen op straat
11,3
11,9
11,3
2,0 4,8 6,2
2,1 4,9 6,8
2,1 4,8 6,5
Bron: Integrale Veiligheidsmonitor (IVM).
204 Centraal Bureau voor de Statistiek
20.15
Slachtofferschap van veel voorkomende criminaliteit (%)
Slachtofferschap totaal1) geweldsdelicten seksuele delicten mishandeling bedreiging vermogensdelicten (poging tot) inbraak poging tot inbraak inbraak fietsdiefstal autodiefstal (18+) diefstal uit auto (18+) zakkenrollerij zonder geweld met geweld overige diefstal vandalismedelicten beschadiging / diefstal vanaf auto (18+) overige vernielingen overige delicten
2008
2009
2010
26,1 5,4 1,5 1,2 3,7 13,2 2,5 1,6 1,1 5,4 0,3 1,7 1,9 1,8 0,2 3,5 13,6
26,9 5,7 1,5 1,1 3,9 13,3 2,8 1,8 1,3 5,4 0,3 1,7 1,8 1,7 0,2 3,5 14,2
25,4 5,5 1,5 1,0 3,8 12,5 2,7 1,7 1,2 4,8 0,3 1,5 1,8 1,7 0,1 3,4 12,7
8,8 6,3 1,0
9,4 6,7 1,0
8,3 5,7 0,9
Bron: Integrale Veiligheidsmonitor (IVM). 1)
Exclusief overige delicten.
Vermogensmisdrijven
2005
2009
= 100 000 vermogensmisdrijven
Statistisch jaarboek 2011 205
20.16
Onveiligheidsgevoelens in verband met criminaliteit
2008
2009
2010
25,8 2,4
26,3 2,4
17,0 2,0
16,5 1,9
% Onveiligheidsgevoelens in het algemeen Voelt zich wel eens onveilig Voelt zich vaak onveilig
25,5 2,1
Onveiligheidsgevoelens in de eigen woonbuurt Voelt zich wel eens onveilig in eigen buurt Voelt zich vaak onveilig in eigen buurt
15,4 1,8
% (heel) groot Gepercipieerde slachtofferkans Kans op slachtofferschap van woninginbraak mishandeling portemonneediefstal
5,3 1,5 5,5
5,8 1,7 5,3
5,6 1,9 5,0
% komt vaak voor Vermijdingsgedrag ‘s Avonds of ‘s nachts niet opendoen Omrijden of omlopen Kinderen niet toestaan ergens heen te gaan Bron: Integrale Veiligheidsmonitor (IVM).
206 Centraal Bureau voor de Statistiek
8,3 4,0 3,6
10,0 4,0 4,0
11,0 4,2 3,7
21 Verkeer en vervoer Statistisch jaarboek 2011 207
21.
Verkeer en vervoer
Fors meer nieuwe personenauto’s verkocht Het ging in 2010 goed met de verkoop van nieuwe personenauto’s. Vier kwartalen op rij stegen de autoverkopen. Er gingen 483 duizend personenauto’s van de hand, bijna een kwart meer dan in 2009. De verkopen kregen een steuntje in de rug door de Nationale Sloopregeling die van 29 mei 2009 tot 21 april 2010 van kracht was. Hierdoor ruilden veel autobezitters hun oude, vervuilende auto in voor een nieuwer, schoner exemplaar. Stijgende lijn luchtvervoer In 2010 herstelde het luchttransport zich voor een groot deel van de zware terugval in 2009. Dit kwam vooral door de opleving van de internationale handel. Hierdoor nam de luchtvracht met 17,4 procent toe. Maar er werden ook 4,6 procent meer luchtpassagiers vervoerd. De stijgende lijn van het luchttransport die begin 2010 inzette, werd in april onderbroken doordat het Nederlandse luchtruim bijna één week volledig gesloten werd omdat een enorme wolk vulkanische as vanuit IJsland vliegtuigen in gevaar bracht. In december veroorzaakte de uitzonderlijke sneeuwval veel overlast en vertragingen op de Europese luchthavens. Licht herstel transportsector De transportbedrijven zetten in 2010 bijna 3 procent meer om dan een jaar eerder. In 2009 daalde de omzet nog met 12,5 procent als gevolg van de economische crisis en lagere prijzen. De opslag en logistieke dienstverlening, het goederenwegvervoer en de binnenvaart profiteerden in 2010 van de toegenomen internationale handel en bedrijvigheid in de industrie. Bij de luchtvaart zorgde niet alleen de stijging van de vracht, maar ook de groei van het aantal passagiers voor een hogere omzet. De zee- en kustvaart, het verhuisvervoer en de post en koeriersdiensten echter, zagen zich, net als in 2009, geconfronteerd met omzetverlies.
Statistisch jaarboek 2011 209
21.1
Vervoermiddelen, 1 januari
2000
2005
2009
2010
Motorvoertuigenpark (x 1 000) personenauto’s motorfietsen bedrijfsmotorvoertuigen autobussen bestelauto’s speciale voertuigen trekkers vrachtauto’s
7 641 6 343 414 884 11 696 36 57 83
8 627 6 992 537 1 098 11 894 51 65 78
9 249 7 542 606 1 101 11 876 64 75 75
9 340 7 622 623 1 094 12 872 65 72 73
Treinen reizigerstreinstellen (abs.) zitplaatsen (x 1 000)
2 742 202
2 809 204
2 622 251
2 830 264
Luchtvloot (abs.) ballonvaartuigen hefschroefvliegtuigen vleugelvliegtuigen schroefturbinemotoren straalmotoren ultra lights zuigermotoren zweefvliegtuigen
2 384 359 58 1 967 107 172 307 669 712
2 635 438 76 2 121 108 223 393 669 728
2 742 460 93 2 189 73 239 432 740 705
2 796 469 94 2 233 77 256 442 755 703
Hybride personenauto’s, 1 januari
2007 2010 = 5 000
21.2
Nieuw verkochte motorvoertuigen
2000
2005
2009
Totaal
731 581
562 786
465 730 555 179
Personenauto’s Motorfietsen Autobussen Bestelauto’s Speciale voertuigen Trekkers Vrachtauto’s
597 623 19 626 912 96 051 536 8 559 8 274
465 196 16 815 1 135 65 896 376 7 741 5 627
387 215 483 168 14 315 12 230 1 156 684 51 280 49 610 544 467 5 492 4 827 5 728 4 193
Bron: RDC Datacentrum/CBS.
210 Centraal Bureau voor de Statistiek
2010
21.3
Park personenauto’s, 1 januari (x 1 000)
2000
2005
2009
2010
Totaal
6 343
6 992
7 542
7 622
Leeftijd personenauto Jonger dan 1 jaar 1 tot 3 jaar 3 tot 5 jaar 5 tot 7 jaar 7 tot 9 jaar 9 tot 12 jaar 12 tot 15 jaar 15 tot 20 jaar 20 tot 25 jaar 25 jaar en ouder
600 978 847 756 874 1 114 786 214 52 121
472 964 1 054 1 079 864 1 043 817 452 61 186
489 971 908 952 1 029 1 368 886 588 118 233
382 989 933 950 968 1 481 926 616 127 250
Bron: RDW/CBS.
21.4
Jaarkilometrage personenauto’s (1 000 km)
2005
2008*
2009*
Totaal
13,8
13,7
13,6
Op naam particulier benzine diesel overige brandstofsoorten
12,4 10,8 22,1 17,9
12,1 10,5 21,5 17,7
12,0 10,4 20,9 17,3
Op naam bedrijf benzine diesel overige brandstofsoorten
24,9 17,9 32,1 29,3
24,9 18,1 31,3 25,7
25,7 18,9 32,3 27,8
21.5
Sloop, export en overig uitval motorvoertuigen (x 1 000)
2000
2005
2008
2009
Totaal
461,6
536,9
488,2
510,2
Personenauto’s sloop export overige uitval
408,8 310,3 96,4 2,1
410,5 231,6 177,4 1,5
405,0 198,3 205,5 1,3
429,8 246,8 181,9 1,1
52,8 17,4 34,7 0,7
126,4 19,8 105,9 0,6
83,2 12,2 70,4 0,6
80,4 15,9 64,1 0,5
Bedrijfsvoertuigen sloop export overige uitval
Statistisch jaarboek 2011 211
5 kilometer naar het station Nederlanders wonen gemiddeld 5,1 kilometer van het dichtstbijzijnde treinstation. Voor twee op de drie Nederlanders bedraagt de afstand minder dan 5 kilometer. In Noord-Holland is de gemiddelde afstand van huis tot station met 3,5 kilometer het kleinst. Daarna volgen Limburg en Utrecht met een gemiddelde huis-station-afstand van 3,9 kilometer. Inwoners van het dunbevolkte Zeeland moeten gemiddeld het verst reizen om bij een station te komen, namelijk 17,3 kilometer. Vooral in Zeeuws-Vlaanderen zijn mensen lang onderweg. Veel inwoners van de gemeente Sluis moeten bijna 60 kilometer overbruggen om op een trein te kunnen stappen. Althans in Nederland: het treinstation in het Belgische Knokke ligt op ongeveer 10 kilometer afstand.
21.6
Aantal kilometers tot dichtstbijzijnde treinstation, 2008
Minder dan 5 5 tot 10 10 tot 25 25 tot 50 50 en meer Treinstation
212 Centraal Bureau voor de Statistiek
21.7
Verkeersbewegingen (x 1 000)
2000 Zeeschepen w.o. Amsterdam Delfzijl en Eemshaven IJmuiden Moerdijk Rotterdam Terneuzen Vlaardingen Vlissingen Vliegbewegingen Eindhoven Groningen Maastricht Rotterdam Schiphol overige Reizigers in de luchtvaart Eindhoven Groningen Maastricht Rotterdam Schiphol
21.8
2005
2008
2009
85,3
87,8
85,5
85,2
8,6 2,0 3,2 2,4 51,8 3,4 1,6 5,8
8,1 1,9 3,0 2,3 54,1 4,3 0,6 7,5
10,0 2,0 3,0 2,9 50,4 3,9 3,7 6,4
8,7 1,1 2,6 3,1 48,7 4,1 3,6 6,0
601 20 12 25 44 429 71
559 15 14 12 33 417 68
594 18 13 17 32 442 72
551 16 13 14 29 402 76
40 769 341 78 383 697 39 271
46 488 973 123 304 1 011 44 078
50 426 1 666 149 232 987 47 392
46 456 1 739 136 136 922 43 523
Verkeersprestaties motorvoertuigen (mln km)
2000
2005
2008*
2009*
Totaal
129 159
137 058
143 037
142 292
In Nederland personenauto’s bestelauto’s vrachtauto’s trekkers autobussen
110 783 89 148 14 794 3 381 2 860 600
118 842 94 902 17 244 2 680 3 449 567
124 037 99 690 17 220 2 620 3 922 585
123 687 99 580 17 104 2 525 3 874 604
In het buitenland personenauto’s bestelauto’s vrachtauto’s trekkers autobussen
18 377 13 761 616 1 046 2 832 122
18 216 13 334 718 774 3 278 112
18 999 14 140 718 680 3 348 114
18 604 14 125 713 638 3 022 107
Statistisch jaarboek 2011 213
21.9
Infrastructuur, 1 januari (lengte in kilometers)
Wegennet gemeentewegen provinciale wegen rijkswegen w.o. met gescheiden rijbanen
2001
2005
2009
2010
130 446 117 669 7 885 4 892
134 218 121 297 7 743 5 178
136 827 123 914 7 836 5 076
137 347 124 377 7 861 5 109
2 499
2 600
2 631
2 646
.
6 183
6 214
6 220
. . . . . .
2 689 822 801 696 587 425
2 686 823 806 695 590 440
2 686 823 807 695 590 442
2 810 918 1 892
2 896 918 1 978
3 013 922 2 091
Vaarwegen w.o. kanaal rivier, gekanaliseerd meer-, plassengebied vaargeul rivier vaarwegen in havens Spoorwegnet enkelsporig dubbel/meersporig
2 806 930 1 876
Bron: Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS), Topografische Dienst Kadaster (TDK), ProRail.
21.10
Luchtvervoer via Nederlandse luchthavens
%-mutatie t.o.v. hetzelfde kwartaal een jaar eerder 30
20
10
0
–10
–20
–30
I
II III 2008
Passagiers
IV
I
Vracht
214 Centraal Bureau voor de Statistiek
II III 2009
IV
I
II III 2010
IV
21.11
Goederenvervoer (mln ton)
2000
2005
2008
2009
1 506 633 424 315 104 28 1
1 714 741 487 324 126 35 2
1 823 759 560 333 127 41 2
1 668 749 510 272 103* 34 1
Binnenlands wegvervoer binnenvaart spoorvervoer
572 465 102 5
640 539 95 6
x 548 100 x
x 556 92 x
Internationaal bilateraal zeevaart binnenvaart wegvervoer pijpleidingvervoer spoorvervoer luchtvaart
872 424 173 146 104 23 1
996 487 184 170 126 28 2
1 092 560 188 181 127 33 2
939 510 145 167 90 27 1
Gelost in Nederland zeevaart wegvervoer binnenvaart pijpleidingvervoer spoorvervoer luchtvaart
468 325 71 50 13 8 1
540 364 80 61 26 8 1
600 412 88 66 24 9 1
513 356 80 56 13 7 1
Geladen in Nederland zeevaart binnenvaart wegvervoer pijpleidingvervoer spoorvervoer luchtvaart
404 99 123 75 91 15 1
456 122 123 89 100 20 1
491 148 122 93 103 24 1
439 153 88 87 90* 19 1
Via Nederland binnenvaart spoorvervoer
40 0
45 1
45 x
36 x
Uitsluitend in buitenland wegvervoer
22
32
30
26
Totaal wegvervoer zeevaart binnenvaart pijpleidingvervoer spoorvervoer luchtvaart
Statistisch jaarboek 2011 215
21.12
Omzet transportbedrijven (jaarmutatie in %)
2008 Vervoer en opslag (totaal) 3,6 w.o. vervoer over land 4,7 w.o. vervoer per spoor (geen tram) 7,1 personenvervoer over de weg 6,7 w.o. vervoer per taxi 6,4 overig personenvervoer over de weg 6,8 goederenvervoer over de weg 4,1 w.o. goederenwegvervoer (geen verhuis-) 4,1 verhuisvervoer vervoer over water 4,5 w.o. zee- en kustvaart 3,7 binnenvaart 6,8 vervoer door de lucht 2,9 opslag, dienstverlening voor vervoer 2,5 w.o. opslag 4,5 dienstverlening voor vervoer 2,2 w.o. dienstverlening voor landvervoer –1,7 dienstverlening voor de scheepvaart 4,7 dienstverlening voor de luchtvaart –1,4 laad-, los- en overslagbedrijven 13,0 tussenpersonen vrachtvervoer 0,5 post en koeriers 2,8 w.o. lokale post en koeriers 8,5
21.13
2009
2010*
–12,5
2,5
–8,6
2,3
–0,4 6,2
0,0 1,4
3,7 8,7 –12,0
1,0 1,3 2,8
–11,7 –19,3 –19,9
3,1 –6,2 –5,3
–20,8 –17,6 –19,5 –12,9
–8,0 1,8 5,8 5,8
–0,9 –14,8
4,0 6,1
4,7 –10,1 –2,4 –8,3 –19,0 –6,1
1,5 5,9 0,2 5,5 7,3 –4,4
–9,9
–1,5
Internationaal goederenvervoer, 2009
Gelost in Nederland Totaal: 513 mln ton
Geladen In Nederland Totaal: 439 mln ton
2,5% 1,5% 0,1% 11,0%
4,4% 0,1% 19,8%
34,9%
15,5%
20,6% 69,4% 20,1% Zeevaart Pijpleidingvervoer*
216 Centraal Bureau voor de Statistiek
Wegvervoer Spoorvervoer
Binnenvaart Luchtvaart
22 Vrije tijd en cultuur Statistisch jaarboek 2011 217
22. Vrije tijd en cultuur Duitsland populairste vakantieland In 2009 hielden Nederlanders ruim 34 miljoen vakanties, waarvan ongeveer de helft in eigen land. Duitsland streefde Frankrijk voorbij als belangrijkste bestemming voor buitenlandse vakanties. België stond op de derde plaats. Daarnaast werd een groot deel van de buitenlandse vakanties doorgebracht in het Middellandse Zeegebied. Meer gasten en overnachtingen in hotels In 2010 groeide het aantal gasten in Nederlandse logiesaccommodaties met ruim 3,5 procent naar ruim 30 miljoen. De toename is vooral veroorzaakt door de groei van het aantal buitenlandse toeristen en zakenreizigers met bijna 10 procent. Alleen de hotels profiteerden hiervan: zij zagen hun gasten- en overnachtingenaantal met respectievelijk 8 en 7 procent fors toenemen. Bungalowparken en kampeerterreinen trokken bijna 4 procent minder overnachtingen. Het aantal overnachtingen in groepsaccommodaties bleef vrijwel stabiel, al daalde het aantal gasten met een kleine 4 procent. Ruim 4 miljoen leden voor openbare bibliotheken In 2009 groeide het ledental van openbare bibliotheken weer tot meer dan 4 miljoen, van wie ongeveer de helft volwassenen. De omvang van de boekencollectie en het aantal uitleningen nemen al jaren af. Tussen 2000 en 2009 kromp de boekencollectie met 19 procent tot 29,3 miljoen en daalde het aantal uitleningen met 29 procent tot 98,3 miljoen. Geringe groei internetgebruik In 2010 is het aandeel personen met toegang tot internet gestegen naar 94 procent. De toename met 1 procentpunt ten opzichte van 2009 is de kleinste stijging sinds het CBS het aandeel internetters waarneemt. In 2010 maakte 96 procent van de internetters gebruik van e-mail. Daarmee bleef e-mailen ook in 2010 de populairste internetactiviteit. Online winkelen en het zoeken van informatie op overheidswebsites waren de grootste stijgers.
Statistisch jaarboek 2011 219
22.1
Vakanties van Nederlanders
2000
2005
2008
2009
16 649 2
17 314 3
17 449 3
17 959 3
127
143
155
154
13 896 8
17 086 10
18 458 13
18 408 12
595
600
680
669
Vakanties in Nederland Vakanties (x 1 000) Uitgaven (mld euro) Uitgaven per vakantieganger (euro) Vakanties in het buitenland Vakanties (x 1 000) Uitgaven (mld euro) Uitgaven per vakantieganger (euro)
22.2
Buitenlandse vakanties van Nederlanders (%)
2000 België Caribisch gebied Denemarken Duitsland Egypte Frankrijk Griekenland Groot-Brittannië Hongarije Italië Luxemburg Noorwegen, Zweden, Finland Oostenrijk Portugal Spanje Tsjechië Turkije Verenigde Staten Verre Oosten Zwitserland Overige landen Totaal (x 1 000)
10,3 0,7 1,0 13,7 0,8 19,8 4,2 4,4 0,9 4,6 1,7 1,6 6,9 2,1 10,5 1,6 2,7 1,8 1,4 2,4 7,1 13 896
220 Centraal Bureau voor de Statistiek
2005 11,9 1,1 1,2 15,2 1,2 16,2 3,2 3,7 0,7 4,4 1,7 1,8 6,0 1,6 9,6 2,4 5,8 1,7 1,4 2,1 7,1 17 086
2008 10,7 0,9 1,2 16,2 1,4 15,7 4,0 3,2 0,7 5,5 0,8 1,9 5,9 1,7 10,0 2,3 4,2 2,1 1,5 2,0 8,2 18 458
2009 10,8 1,3 1,1 19,1 1,2 15,3 3,4 3,8 0,6 5,4 1,0 2,0 6,5 1,8 8,4 1,7 3,7 2,2 1,7 1,9 7,0 18 408
22.3
Overnachtingen in logiesaccommodaties, 2010
x mln 14 12 10 8 6 4 2 0 jan. febr. maart april mei juni Vanuit buitenland
juli aug. sept. okt. nov. dec.
Vanuit Nederland
Totaal
Gemiddelde uitgaven per vakantieganger aan vakanties in het buitenland
1990
2009
= 100 euro
Statistisch jaarboek 2011 221
22.4
Aanbod en gebruik logiesaccommodaties (x 1 000)
2000
2005
2009
2010**
2 835 173 15 539 7 801 7 739 29 722 14 027 15 695
3 135 192 16 382 8 301 8 081 29 518 14 375 15 143
3 151 204 17 846 10 092 7 754 31 481 17 052 14 429
3 172 212 19 225 10 499 8 727 33 707 17 533 16 175
2 140 726 3 518 2 593 925 20 934 16 878 4 056
2 446 728 3 473 2 701 772 22 117 18 375 3 741
2 324 723 3 549 2 793 756 20 085 16 631 3 453
2 256 716 3 483 2 749 734 19 297 16 044 3 254
711 183 5 604 4 348 1 257 28 204 21 224 6 980
783 212 4 937 3 882 1 055 24 468 18 711 5 757
843 227 6 119 4 829 1 290 29 051 22 426 6 625
806 224 5 907 4 583 1 323 27 994 21 177 6 817
758 57 1 215 1 132 83 3 711 3 181 530
796 57 1 402 1 298 104 4 057 3 489 568
733 51 1 446 1 325 121 3 899 3 393 507
720 50 1 393 1 294 99 3 874 3 320 554
Hotels, pensions en jeugdaccommodaties Accommodaties (abs.) Slaapplaatsen Gasten Nederlandse buitenlandse Overnachtingen Nederlandse buitenlandse
Kampeerterreinen (toeristisch) Accommodaties (abs.) Slaapplaatsen Gasten Nederlandse buitenlandse Overnachtingen Nederlandse buitenlandse
Huisjesterreinen Accommodaties (abs.) Slaapplaatsen Gasten Nederlandse buitenlandse Overnachtingen Nederlandse buitenlandse
Groepsaccommodaties Accommodaties (abs.) Slaapplaatsen Gasten Nederlandse buitenlandse Overnachtingen Nederlandse buitenlandse
Zakelijke overnachtingen in hotels (mln) Totaal Nederland w.v. in Amsterdam
222 Centraal Bureau voor de Statistiek
14,1 3,0
14,6 3,4
22.5
ICT-gebruik, 12 tot 75 jaar (%)
2005
2009
2010
87 83 32
93 83 64
94 80 71
75 20 4 2
85 13 2 0
85 12 1 1
Toegang tot internet pc met internettoegang
83 82
93 92
94 93
Internetgebruik 1) (% gebruikers) (bijna) dagelijks minstens 1 keer per week minstens 1 keer per maand minder dan 1 keer per maand
68 25 5 1
82 15 2 1
84 14 2 0
19 58 92 6 .
19 78 95 25 29
20 81 96 19 29
49 50 87
51 54 87
52 54 89
49
53
58
45 46
53 73
58 74
50
57
58
Personal computer Toegang tot desktop en laptop toegang tot desktop computer toegang tot laptop computer Pc-gebruik 1) (% gebruikers) (bijna) dagelijks minstens 1 keer per week minstens 1 keer per maand minder dan 1 keer per maand
Internet
Activiteiten 1) (% gebruikers) baan zoeken of solliciteren bankieren e-mail versturen/ontvangen telefoneren chatten informatie over diensten in de reisbranche informatie over gezondheid informatie over goederen en diensten informatie zoeken op websites van de overheid kopen/verkopen van goederen en diensten radio, televisie en kranten spelletjes, afbeeldingen of muziek spelen of downloaden 1)
Afgelopen 3 maanden.
Statistisch jaarboek 2011 223
22.6
Gezindte en kerkbezoek, 12 jaar en ouder (%)
2000
2005
2009
2010*
Kerkelijke gezindte gereformeerd Nederlands hervormd Protestantse kerk in Nederland rooms-katholiek overige kerkelijke gezindte geen
7 13 . 31 8 41
5 11 5 29 9 42
3 8 6 27 10 44
4 8 6 27 11 44
Kerkbezoek 1 keer per week en meer 2 tot 3 keer per maand 1 keer per maand minder dan 1 keer per maand zelden of nooit
12 5 5 10 68
11 4 4 9 71
10 4 4 9 73
11 4 3 9 73
Aandeel rooms-katholieken dat minstens 1x per maand naar de kerk gaat
20%
5%
2009
1980
22.7
Tevreden met leefsituatie, 12 jaar en ouder (%)
2000
2005
2008
2009
Geluk erg gelukkig gelukkig niet gelukkig, niet ongelukkig niet zo gelukkig ongelukkig
21 68 8 2 0
20 67 9 3 1
22 67 8 2 1
24 65 7 2 1
Tevreden met leven buitengewoon tevreden zeer tevreden tevreden tamelijk tevreden niet zo tevreden
9 33 46 8 3
8 32 48 9 4
8 35 45 8 3
10 35 43 8 4
224 Centraal Bureau voor de Statistiek
22.8
Recreatieve instellingen
2002
2004
2006
2008
9 669
10 501
12 797
15 735
2 730 1 725 176
3 105 1 915 199
4 585 2 415 268
6 755 2 995 330
3 280 2 730 465
3 245 2 690 461
2 910 2 385 414
5 345 3 890 2 115
5 475 3 970 2 238
5 770 4 240 2 398
Attractieparken Betalende bezoekers (x 1 000) Personeel in loondienst personen arbeidsjaren Totaal baten (mln euro)
Exploitanten amusements- en speelautomaten Personeel in loondienst personen arbeidsjaren Totaal baten (mln euro)
3 240 2 735 472
Exploitanten loterijen en kansspelen Personeel in loondienst personen arbeidsjaren Totaal baten (mln euro)
22.9
5 390 3 940 2 018
Vrijwilligerswerk, 18 jaar en ouder (%)
2000
2004
2007 1)
2008
Vrijwilligerswerk w.v. jeugdwerk school verzorging sportvereniging hobbyvereniging culturele vereniging religieuze vereniging arbeidsvereniging politieke vereniging
44,9
42,5
44,4
42,0
4,0 9,2 7,2 14,3 5,2 4,9 9,1 3,7 1,1
4,0 8,5 7,8 13,1 4,5 5,1 7,9 2,3 1,0
4,3 9,1 7,8 12,7 4,5 4,9 9,2 2,2 1,2
3,8 7,5 6,5 12,4 4,1 4,5 8,8 1,9 1,2
Informele hulp
34,6
35,4
28,1
30,2
1)
Juni t/m december.
Statistisch jaarboek 2011 225
22.10
Openbare bibliotheken
2000
2005
2008
2009
532
341
194
171
Boeken volwassenen w.o. fictie non-fictie
22 664
19 078
18 382
16 781
11 107 11 182
9 452 9 366
9 524 8 858
8 999 7 783
Boeken jeugd tot 18 jaar w.o. fictie non-fictie
13 335
12 191
12 665
12 517
9 282 4 029
8 678 3 498
9 052 3 613
8 954 3 563
80 839
66 806
57 731
52 251
55 804 25 028
48 452 18 345
42 554 15 177
39 737 12 514
57 257
53 295
49 058
46 091
46 692 10 563
44 265 9 025
40 676 8 382
38 344 7 747
4 269
4 039
3 969
4 027
2 247 2 022
2 063 1 976
1 917 2 052
1 948 2 079
Instellingen
Collectie boeken (x 1 000)
Uitleningen (x 1 000) Uitleningen volwassenen w.o. fictie non-fictie Uitleningen jeugd tot 18 jaar w.o. fictie non-fictie Leden (x 1 000) w.v. volwassenen jeugd tot 18 jaar
22.11
Sociale contacten, 12 jaar en ouder (%)
2000
2005
2008
2009
Met familieleden 1 keer per week en meer 2 keer per maand 1 keer per maand minder dan 1 keer per maand zelden of nooit
83 8 5 2 2
86 7 4 2 1
86 7 4 2 2
86 7 4 2 2
Met vrienden, kennissen 1 keer per week en meer 2 keer per maand 1 keer per maand minder dan 1 keer per maand zelden of nooit
79 11 6 2 2
80 9 6 2 3
80 9 6 2 3
81 10 5 3 2
226 Centraal Bureau voor de Statistiek
Trefwoordenregister A Aardappelen Aardgas Accijnzen Adoptie Afval Afvalstoffenheffing Akkerbouw Alcohol Allochtonen Allochtonenprognose Amfibieën Anticonceptiepil Arbeidsongeschiktheid Arbeidsparticipatie Arbeidsproductiviteit Arbeidsvolume Auto- en motorbranche Auto’s Autochtonen B Balansgegevens Banen Basisonderwijs Bbp Bedreiging Bedrijfslasten Bedrijfsresultaat Bedrijfstak Bedrijven
Belastingen Beleggingen Beleggingsinstellingen Beleggingsopbrengsten Beroepsbevolking Beschikbaar nationaal inkomen Beschikking Bestedingen Bevalling Bevolkingsprognose Bibliotheken Binnenvaart
130, 143, 192 19, 115, 120, 158, 190 182 72 20, 21, 22, 164, 165, 167, 168 184 142, 143 97 36, 37, 39, 45, 46, 61, 71, 198 74 169 98 42, 43 36, 37 156 108, 147, 152, 156 107 50, 108 36, 37, 39, 45, 46, 61, 198
90 27, 28, 31, 32, 33, 34, 104, 152 14, 37, 39, 173, 174, 176 55, 95, 104, 152, 159, 173, 177, 203 205 91, 104 53 151 25, 41, 42, 47, 49, 50, 52, 54, 55, 56, 81, 88, 108, 141, 151, 152, 164, 165, 173, 177, 197, 201 53, 91, 153, 182, 193 87, 89 87, 89 91 31, 35, 37, 38, 152 152, 154 163 121, 123, 130, 152, 153, 154, 155, 192 98 73 52, 219, 226 209, 215, 216
Statistisch jaarboek 2011 227
Borstvoeding Bouwkosten Bouwleges Bouwnijverheid Bouwvergunningen Brand Brandweer Broedvogels Broeikasgassen Bruto binnenlands product (bbp) Bruto toegevoegde waarde
98 84 184 32, 33, 40, 41, 42, 52, 81, 82, 151, 156, 160, 197, 201 77, 80 90 203 169 163 152 89, 156, 157
C Consumentenvertrouwen Criminaliteit
157 197, 198, 205, 206
D Delicten Demografische druk Deposito’s Detailhandel Diefstal Dienstverband Dividendbelasting Doodgeborenen Doodsoorzaken
199, 205 60, 73 90 50, 52, 107, 108, 109 198, 205 25 181, 182 64 102, 103
E Echtscheiding Economische zelfstandigheid Educatie Eenmanszaken Eerste generatie Elektriciteit Elektriciteitsproductie Emigratie EMU-saldo Energie Energiebedrijven Energieverbruik EU-landen Europese Unie Export
68 123, 127 175 200, 201 74 19, 20, 22, 115, 119, 120, 126, 189, 192 20 59, 61, 70, 73 152 17, 19, 21, 22, 113, 115, 118, 120, 189, 192, 7 50, 118, 190 115, 119 28, 55, 61, 70, 71, 133 20, 21, 28, 49, 55, 59, 74, 133, 134, 135, 136, 137, 163 151, 211
F Fietsen Financiële instellingen
97 32, 33, 40, 41, 42, 89, 90, 151, 160, 201
228 Centraal Bureau voor de Statistiek
Fruit Functionele beperkingen Fysiotherapeut
130, 142, 192 96 99
G Geboorte Geboorteland Gebouwen Geiten Geld Geluidshinder Geluk Gemeentelijk afval Gereedgekomen woningen Geregistreerde misdrijven Geslaagden Gevangenisstraf Geweld Gezondheid Goederenvervoer Groei economie Groepsaccommodaties Groothandel
59, 61, 64, 66, 72, 73, 98, 100 65, 70 81, 83, 203, 204 141, 145, 146, 169 90, 127, 173, 181 164 224 168 79, 80 197 174, 175 200 205 14, 15, 93, 95, 96, 223 163, 215, 216 155 219, 222 50, 52, 107, 108, 110
H Handel
Huishoudensprognose Huisjesterreinen Huurwoningen Huwelijksjubilea Huwelijkssluiting Hypotheken
32, 33, 40, 41, 42, 51, 52, 54, 105, 107, 108, 111, 131, 133, 151, 156, 160, 194, 201, 209 214 27, 28, 37, 39, 174, 176 181, 184 45, 198 173 32, 33, 40, 41, 42, 52, 105, 107, 108, 111, 112, 156, 197, 201 107, 112, 193, 219, 222 99 168 21, 62, 63, 118, 123, 126, 128, 129, 130, 151, 165, 168, 173, 177 73 222 80 68 66, 67 90
I ICT Immigratie
56 59, 61, 70, 73
Havens Havo Heffingen Herkomst Hoger beroepsonderwijs Horeca Hotels Huisarts Huishoudelijk afval Huishoudens
Statistisch jaarboek 2011 229
Import In- en uitvoer van diensten In- en uitvoer van goederen Inbraak Industrie
Invoer
111 133, 137 133, 134 49, 205 32, 33, 40, 41, 42, 50, 52, 54, 55, 113, 115, 116, 117, 118, 151, 156, 160, 164, 167, 189, 190, 191, 201, 209 214 26, 121, 123, 124, 125, 126, 152, 153, 154, 182 125 182 107, 109, 219, 223, 3 52, 77, 118, 151, 152, 153, 154, 159, 164, 178 118, 119, 120, 133, 134, 135, 136, 137, 153, 158
J Jaarloon Jeugdaccommodaties
41 222
K Kampeerterreinen Kerkbezoek Kerkelijke gezindte Kippen Koeien Koopkracht Koopwoningen Kranten Krediet Kredietinstellingen
219, 222 224 224 145 146 123, 181 77, 78, 84, 191, 194 193, 223 151, 160 91
Infrastructuur Inkomen Inkomensbron Inkomstenbelasting Internet Investeringen
L Laag inkomen Landbouwbedrijven Landbouwgrond Landen Langdurige aandoeningen Leefstijl Leerlingen Lengte Leningen Levendgeborenen Levensverwachting Lichamelijke activiteit Loonbelasting Loonkosten Loos alarm
230 Centraal Bureau voor de Statistiek
123, 126 20, 49, 141, 145 142 13, 14, 19, 20, 28, 49, 55, 70, 71, 133, 134, 137, 138, 220 96 12, 14 27, 173, 174 214 90 63, 64, 65, 66, 73 12, 13, 14, 15, 66, 73, 100, 7 97 181, 182 31, 42 203
Luchthavens Luchtvaart Luchtverontreiniging Luchtvloot
209, 214 90, 120, 209, 213, 215, 216 164, 165, 166 210
M Mbo Medische consumptie Meervoudige geboorten Melkkoeien Mest Milieubeheer Milieu-investeringen Milieukosten Milieulasten Mineralen Mineralenoverschotten Mishandeling Motorbrandstoffen Motorfietsen Motorvoertuigen Muziek
25, 26, 28, 37, 39, 173, 174, 175, 176, 177, 178 99 65 146 20, 22, 169 165, 184 164, 165 165 165 167, 169 163, 168 205, 206 120 108, 111, 210 210, 211, 213 223
N Nationaal inkomen Nationaliteit Niet-financiële ondernemingen Nieuwbouw Non-foodwinkels
152, 154 72 53 79, 81 110
O Obligaties Omzet Omzetbelasting Ondertoezichtstelling Onderwijsuitgaven Onroerendezaakbelasting Onveiligheid Onveiligheidsgevoelens Opcenten motorrijtuigenbelasting Opleidingsniveau Overgewicht Overheidsschuld
87, 90, 160 53, 77, 81, 87, 88, 107, 109, 110, 111, 112, 115, 116, 209, 216 181, 182 200 173 181, 184 197 206 184 14 97 152
P Parkeerbelasting Partnerschapsregistratie Pc-gebruik
184 67 223
Statistisch jaarboek 2011 231
Pensioenfondsen Pensions Peren Persoonlijk inkomen Pijpleidingvervoer Politie Praktijkonderwijs Premies Preventie Provisie Psychische gezondheid
49, 51, 87, 89, 91 112, 222 144 124, 126 215 197, 198, 203 174 91, 153 98, 203 91 96
R Rechter Recreatiewoningen Reizigers Rente Reptielen Resultaat voor belastingen Rioolrechten Rioolwaterzuiveringsinstallaties Roken Rundvee
199, 200 79 213 91, 160 169 53 184 22, 166 97, 130 145, 169
S Schadeverzekeraars Schapen Slagingspercentages Sociale contacten Sociale zekerheid Spaartegoeden Speciaal basisonderwijs Speciale scholen Specialist Spoorvervoer Spoorwegnet Steenkool Sterfte Strafrecht Studenten Studieduur
90 145, 146, 169 174 226 29, 31 90, 129 174 174 99 215 214 19 12, 14, 59, 61, 66, 103 198, 199 173 175
T Tandarts Televisie Toegevoegde waarde Treinen Tuinbouw Tweede generatie
99 223 53, 89, 153, 156, 157 210 141, 142, 144 74
232 Centraal Bureau voor de Statistiek
U Uitgaven zorg Uitkeringen Uitvoer Uitzenduren Uurloon V Vaarwegen Vacatures Vakantie Vandalisme Varkens Veestapel Veiligheid Vennootschapsbelasting Verhuizingen Verkeer Verkeersongevallen Vermogen Vermogensdelicten Vermogensheffingen Vermogensmisdrijven Vervoer
103 40, 42, 44, 91 118, 119, 120, 133, 134, 135, 136, 137, 153, 158 87 40, 41
Vervoermiddelen Vervoersdiensten Vleermuizen Vliegbewegingen Vmbo Voertuigen Vogels Voogdij Voortgezet onderwijs Voortijdig schoolverlaters Vorderingen Vwo
214 31, 33 130 197 141, 145, 146, 169 145, 169 182, 184, 185, 195, 197, 204 181, 182 59 95, 130, 184, 185, 207, 209, 214 12 53, 104, 123, 129, 178 197, 205 182 198, 199, 205 32, 33, 40, 41, 42, 50, 51, 52, 54, 118, 120, 130, 151, 156, 158, 184, 185, 189, 192, 194, 201, 207, 209, 216 159, 210 137, 193 163, 169 213 27, 28, 37, 39, 176 192, 210 169 200 25, 26, 174, 177, 178 23, 25, 27, 28, 175 53, 91, 154, 178 28, 37, 39, 173, 174, 175, 176
W Waardepapieren Wandelen Waterkracht Waterverontreiniging Wegennet Wegvervoer Werkgelegenheid Werkloosheid Werknemers
91 97 19, 20, 120 167, 184 214 215 32, 155 31, 37, 38, 42, 123, 151 32, 34, 39, 40, 41, 45, 104, 123, 152, 164
Statistisch jaarboek 2011 233
Werkzame beroepsbevolking Werkzame personen Wet Mulder Windenergie Wintervogels Woningen Wooneenheden WOZ-waarde
31, 35, 38, 152 32, 49, 56, 89, 108, 112, 116, 118, 156 199 120 169 77, 78, 79, 80, 81, 159, 194 79 77, 78, 79
Z Zakelijke diensten Zeeschepen Zeevaart Zelfstandigen Ziekenhuisopnamen Ziekteverzuim Zuigelingensterfte Zuivering van afvalwater Zuiveringsslib
54, 85, 87, 89, 137, 158, 194 213 167, 215 32, 39, 123 95 45 66 166 166
234 Centraal Bureau voor de Statistiek