Jaarbericht Annual Review
Vereniging Afvalbedrijven | Dutch Waste Management Association • Postbus | P.O.Box 2184, 5202 CD ‘s-Hertogenbosch • t. +31 (0)73 - 627 94 44 • f. +31 (0)73 - 627 94 49 • www.verenigingafvalbedrijven.nl
2008
Sturen door beleidsintensivering en ketengericht afvalbeleid Een thema dat ons en de overheid bezighoudt is de afvalsturing. Hoe bereiken we dat afval op een doelmatige wijze wordt voorkomen, ingezameld, nuttig toegepast, verwerkt en verwijderd? De vaststelling van het Landelijke afvalbeheerplan (LAP-2) voor de periode tot 2015 en de economische crisis maken deze vraag extra actueel. Sturingsinstrumenten hebben de laatste jaren veel verandering gebracht. Zo is het storten van afval - de onderste sport van de ladder van Lansink - zeer sterk afgenomen en het aanvankelijke tekort aan verbrandingscapaciteit is verdwenen. Momenteel ontstaat een overcapaciteit die door de crisis verder dreigt toe te nemen. Het afvalaanbod loopt terug en de prijzen van energie en grondstoffen zakken. Recycling komt hierdoor onder druk te staan. Voorkomen moet worden dat voor materiaalhergebruik geschikt afval in de afvalverbrandingsinstallaties terechtkomt. Daarom moeten er nu verstandige keuzes worden gemaakt. Uitgangspunt bij het maken van keuzes is een gelijkwaardig Europees speelveld, in elk geval tussen Nederland, Duitsland en België. Wij zijn niet tegen het inzetten van een helder prijsmechanisme, maar als alleen Nederland een financiële maatregel - zoals een belasting op verbranden - treft, zal het afval onherroepelijk uitwijken naar buitenlandse installaties. Behalve sluiting van hoogwaardige Nederlandse installaties en verlies aan arbeidsplaatsen, stijgen hierdoor de kosten voor bedrijven en
burgers. Extra zuur voor burgers, die een grote bijdrage leveren met het gescheiden aanbieden van afval. Daarom zijn wij van mening dat we ons op andere sturingsmechanismen moeten richten. We rekenen er natuurlijk op dat de crisis tot een einde komt en de prijzen weer aantrekken waardoor de markt zich herstelt. Maar buiten dat, zoeken wij de aangrijpingspunten zo vroeg mogelijk in de keten. Ons pleidooi voor intensivering van de gescheiden inzameling van gft-afval is daar een voorbeeld van. De door de regering ingezette aanpak voor het scheiden en recyclen van verpakkingen heeft onze steun. Maar wij bepleiten ook een nieuwe stimuleringsregeling voor het scheiden van bouw- en sloopafval met een AMvB. Daarnaast zien we het stimuleren van de vraag naar recyclingproducten door duurzaam inkopen bij overheid en bedrijven als belangrijk spoor, evenals een verdere uitwerking van het ketengericht beleid. Hiervoor zal nog veel moeten worden ontwikkeld en daar werken wij graag aan mee. Zoals u begrijpt, we zijn en blijven actief bezig met het bevorderen van een goed afvalbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Dit jaarbericht vertelt u meer over wat ons bezighoudt en waar wij ons sterk voor maken. Ik wens u veel leesplezier. Pieter Hofstra, voorzitter Vereniging Afvalbedrijven
Stepping up existing measures and moving to a supply chain oriented waste policy The regulation of waste streams is a topic that engages both the government and ourselves. How do we ensure that waste is prevented, collected, recovered, processed and disposed of effectively? This question has become more pressing with the adoption of the National Waste Management Plan (NWMP2) for the period to 2015 and in the current economic crisis. In recent years steering instruments have made a big difference. The landfilling of waste – the bottom of the waste hierarchy – has been much reduced and the initial shortage of incineration capacity has been made good; there is now even an overcapacity, which is in danger of increasing because of the economic downturn. The declining volumes of waste arisings and the falling prices of energy and raw materials are threatening to undermine the recycling effort. We must prevent the incineration of waste that is suitable for materials recycling. This means that appropriate decisions now have to be made. The basic principle underlying any choice is maintaining a level playing field across Europe, or at least the Netherlands, Germany and Belgium. We are not opposed to the introduction of a clear price mechanism, but if the Netherlands were the only country to introduce a financial measure – such as an incineration tax – waste would unavoidably be diverted to foreign processing plants. Besides the closure of high grade Dutch facilities and the loss of jobs, this would push up costs for companies and the public alike. For
the public, who make a major contribution to separating waste at source, this would be a particularly bitter pill. For these reasons we believe that we should turn to other steering mechanisms. Of course, we assume that the economic crisis will eventually come to an end and prices will rise again, restoring proper market functioning. But beyond that, we are looking for points of leverage as early as possible in the supply chain. Our call to step up the separate collection of VGF waste is one example. The government’s approach to the separate collection and recycling of packaging has our support, but we also argue for a new incentive scheme for the separation of construction and demolition waste, backed by a governmental order. In addition, we consider the stimulation of demand for recycling products through a policy of sustainable procurement by government authorities and companies to be an important mechanism, along with the further development of the supply chain oriented waste policy. Much still has to be done in this respect and we are keen to assist however we can. As you can see, we remain active in promoting sound waste management at the lowest possible social costs. This Annual Review tells you more about our recent activities and the issues we are campaigning on. I hope you enjoy reading it. Pieter Hofstra, chair of the Dutch Waste Management Association
2
Jaarbericht 2008
Europees beleid: Afvalhiërarchie op een hoger plan q Biogeen deel huishoudelijk afval valt onder biomassadefinitie q Voorstellen emissie-eisen leiden tot onwerkbare situatie q Preregistratie voor REACH geeft veel extra werk Kaderrichtlijn
Voor een aantal stoffen stelt de Europese overheid in overleg met de sector criteria op voor ‘einde afval’. Indien die er niet zijn moet een lidstaat notificeren aan de Europese Commissie. Het is vooral van de inzet van de Commissie en de lidstaten afhankelijk of harmonisatie op Europees niveau zal plaatsvinden. In 2009 voeren de lidstaten overleg over hoe de eenheid in Europees beleid hierover zoveel mogelijk gewaarborgd kan worden. De Vereniging Afvalbedrijven speelt hierin een actieve rol.
In 2008 bereikt de Europese overheid een akkoord over de Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA). De Vereniging Afvalbedrijven is in hoofdlijnen positief over de nieuwe richtlijn en ziet ruim vijf jaar van inspanning beloond. De afvalverwerkingshiërarchie is nu ook op Europees niveau vastgelegd. Bij de totstandkoming van de richtlijn heeft een aantal aspecten met name de aandacht van de sector: recyclingambitie, bijproducten, ‘einde afval’-status en status van nuttige toepassing voor energie uit afvalverbranding. Hiervoor brengt de Vereniging Afvalbedrijven een coalitie van afvalbrancheorganisaties uit diverse lidstaten bijeen om de kernpunten meer kracht bij te zetten en organiseert ze een workshop voor Europarlementariërs.
Energie- en klimaatpakket
Europa bepaalt dat in 2020 de helft van het totale volume van papier, plastic, metaal en glas uit het huishoudelijk en daarmee vergelijkbaar afval gerecycled moet worden en zeventig procent van het bouw- en sloopafval. Doelstellingen die Nederland al behaalt. Afvalverbranding met een voldoende hoge energieterugwinning krijgt de status van nuttige toepassing. Tegen de wens van de sector in worden bijproducten - producten die vrijkomen bij de productie van andere goederen - opgenomen in de KRA. Het is de intentie van de Europese Commissie het predicaat ‘einde afval’ per bewerkte afvalstof op Europees niveau toe te kennen. Lidstaten hebben binnen het wettelijk kader echter de mogelijkheid dit ook zelf te doen. Hiermee kan een ongelijk speelveld ontstaan en onduidelijkheid in de interpretatie van de wetgeving.
Eind 2008 hakt Europa de knoop door over een omvangrijk pakket dat de lidstaten tot ambitieuze acties op het gebied van energie en klimaat moet aanzetten. Het CO2-reductiepotentieel binnen de afvalsector - met name in de negentien lidstaten die afval nog grotendeels storten - is aanzienlijk, zo blijkt uit een analyse van onderzoeksbureau Prognos. Het voorstel om de sector onder het Europese emissiehandelssysteem voor CO2 te brengen wijst de Vereniging Afvalbedrijven af omdat de branche geen invloed heeft op de hoeveelheid en het type te verwerken afval. Het huidige systeem kijkt bovendien enkel naar de uitstoot en niet naar de bijdrage die de afvalbranche levert aan vermeden CO2-emissies door hergebruik van afval en de productie van secundaire grondstoffen en energie. De sector wordt niet opgenomen in het Euro-
In het belang van het Nederlandse afvalbedrijfsleven dringt de Vereniging Afvalbedrijven aan op een voortvarende implementatie van de KRA in nationaal beleid.
pese emissiehandelssysteem. In een resolutie van het Europees Parlement (Florenz-rapport, klimaatbeleid anno 2050) is een aanbeveling opgenomen de mogelijkheid te onderzoeken of het zinvol is de afvalsector in de toekomst wel op te nemen in het systeem. Verder heeft de Vereniging Afvalbedrijven zich er met succes sterk voor gemaakt dat het biogene deel van huishoudelijk afval onder de biomassadefinitie in de Richtlijn hernieuwbare energiebronnen (RES) blijft. De definitie moet immers gebaseerd zijn op het materiaal en niet op de wijze van inzameling. Ook na bronscheiding van biomassa blijft biogeen materiaal achter in het huishoudelijk afval en dit moet optimaal worden benut voor de productie van duurzame energie. Voorts is tot tevredenheid van de sector het belang van gescheiden inzameling van bioafval voor broeikasgasreductie erkend door het Europese Parlement in haar resolutie rond toekomstig klimaatbeleid. Ondanks verzet van de Vereniging Afvalbedrijven wordt een aanbeveling opgenomen om grensoverschrijvend verkeer van afvalstoffen tot een minimum te beperken. Interregionale samenwerking - rijden naar een verwerkingsinrichting vlak over de grens - is vaak CO2-efficiënter en beter voor het milieu dan een lange afstand afleggen in eigen land. De betreffende aanbeveling is ongeloofwaardig vanuit klimaatperspectief.
Ex- en importportregels In 2008 houdt de implementatie en uitvoering van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) de sector bezig. Sinds de inwerkingtreding van de EVOA op 12 juli 2007 is het mogelijk dat een bedrijf een beschikking aanvraagt voor een ‘vooraf goedgekeurde inrichting’ (VGI) waardoor het voor dezelfde afvalstoffen naar dezelfde ontvanger niet ieder jaar
een kennisgevingsprocedure hoeft te doorlopen. Ondanks diverse verzoeken vanuit de branche heeft Nederland deze mogelijkheid nog niet in nationale regelgeving opgenomen. Hierdoor lopen bedrijven internationale marktkansen mis. In het voorjaar van 2008 zegt het ministerie van VROM toe op de website van uitvoeringsorganisatie SenterNovem een mededeling te plaatsen waaruit blijkt dat Nederland nog
Freek van Eijk (SITA):
“De overheid zou niet alleen moeten sturen op het bestraffen van CO2uitstoot, maar ook activiteiten moeten belonen en stimuleren waarmee significante hoeveelheden emissies worden voorkomen, zoals recycling en energieterugwinning uit afval. Volgens mij winnen we dan enorm aan effectiviteit.”
bezig is met de voorbereidingen voor de beschikking van een ‘vooraf goedgekeurde inrichting’. VROM overlegt met het Interprovinciaal Overleg (IPO), het ministerie van Justitie en het bedrijfsleven om tot de beschikking te komen. Met name het overleg tussen de beide ministeries verloopt niet voorspoedig. Naar verwachting zal niet eerder dan 1 januari 2010 een beschikking voor een VGI kunnen worden aangevraagd. Het publiceren van naam en herkomst van de ontdoener in combinatie met de hoeveelheid en soort afvalstromen via internet beïnvloedt de concurrentiepositie in negatieve zin. North Refinery, lid van de Vereniging Afvalbedrijven, start hierover een juridische procedure. De rechter oordeelt dat de informatie over bedrijf en land niet milieurelevant is. Op basis van de uitspraak ziet de overheid niet af van het publiceren van de informatie maar werkt aan
een nieuwe onderbouwing van de werkwijze. In september 2008 geeft SenterNovem aan om EVOA-beschikkingen al vanaf 1 november 2008 te toetsen aan de Richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van milieuverontreiniging (IPPC-richtlijn). Een bepaling uit de EVOA vermeldt dat een bewijs moet worden overlegd dat de verwerker over een geldige vergunning beschikt die in overeenstemming is met IPPC. In overleg met de Vereniging Afvalbedrijven wordt de uitvoering van deze bepaling voor het bedrijfsleven werkbaar gemaakt en vindt invoering op 12 januari 2009 plaats.
Emissierichtlijn Eind 2007 publiceert de Europese Commissie de officiële versie van het wetsvoorstel tot herziening van de IPPC-richtlijn. In 2008 vinden diverse lezingen en consultatierondes plaats en de herziening komt begin 2009 in een stroomversnelling. De herziening van IPPC voert ook tot een samenvoeging van diverse sectorale richtlijnen, zoals de richtlijn verbranden, tot één industriële richtlijn voor emissies, de Industrial Emissions Directive (IED). De Vereniging Afvalbedrijven juicht het streven naar vereenvoudiging en harmonisatie toe, maar maakt zich onder andere zorgen over emissievoorstellen die tot onwerkbare situaties zullen leiden voor installaties. Met name de keuze voor de gemiddelde operationele waarden van installaties, kortweg BATAOEL, in plaats van de emissiegrenswaarden (ELV) voor het opstellen van een vergunning is de sector een doorn in het oog. Dit heeft het risico in zich dat de emissie-eisen in de vergunning strenger worden, waardoor pieken die optreden bij tijdelijke, niet-optimale bedrijfsomstandigheden niet meer mogelijk zijn. Uiteraard moet zo’n piek binnen het beschermingsniveau blijven voor milieu en volksgezondheid. Het stellen van grenswaarden verlangt echter een
Vereniging Afvalbedrijven integrale milieuafweging aangezien het praktisch vrijwel onmogelijk is om alle emissiewaarden continu ver beneden de grenswaarden te houden. Ander aandachtspunt is dat de Europese Commissie weinig rekening houdt met de afschrijvingstermijn van installaties. Het huidige voorstel dwingt de sector om eerder te investeren in nieuwe of bestaande installaties. Een grote afvalverwerkingsinstallatie is normaliter in 15 tot 25 jaar afgeschreven. Het huidige voorstel voor de nieuwe IPPC wil echter dat de installatie of onderdelen daarvan elke 5 tot 8 jaar worden aangepast om te voldoen aan de nieuwe eisen.
REACH De Europese regelgeving voor chemische stoffen (REACH) levert afvalbedrijven in 2008 een hoop extra werk op. Afvalstoffen vallen buiten REACH maar als ze na bewerking als grondstof op de markt worden gebracht, vallen ze mogelijk wel onder REACH. Dit is afhankelijk van ‘einde afval’-status volgens de Kaderrichtlijn Afvalstoffen, maar deze liggen nog niet vast. De overheid raadt daarom aan gerecyclede afvalproducten voor de zekerheid te preregistreren. Dit moet voor 1 december 2008 gebeuren. De Vereniging Afvalbedrijven adviseert haar leden ook de stoffen te preregistereren waarvan nog onduidelijk is of ze aan REACH moeten voldoen. Omdat producten uit vele stoffen kunnen bestaan, is dit in een aantal gevallen een complex karwei. Om haar leden hierin enigszins te begeleiden, organiseert de Vereniging Afvalbedrijven in oktober een informatiebijeenkomst over het onderwerp. Het ‘veiligheidshalve preregistreren’ leidt ertoe dat het Europese Agentschap voor Chemische Stoffen in Helsinki enkele miljoenen registraties ontvangt. Naar aanleiding van de preregistraties worden bedrijven benaderd om voorbereidingen te treffen om tot definitieve registratie te komen. De Vereniging Afvalbedrijven adviseert haar leden hier vooralsnog terughoudend op te reageren, omdat naar verwachting uiteindelijk veel afvalbedrijven niet zullen hoeven te registeren als eerder in de keten de primaire producenten de registratie op zich nemen. 7
3
Recyclingmaatschappij: Beleidsintensivering voor hergebruikdoelen q Keten verder sluiten om recycling naar een hoger niveau te brengen
q Intensivering gescheiden inzameling gft-afval van groot belang
q Meer hergebruik van deelstromen nodig De Vereniging Afvalbedrijven steunt het ambitieuze voornemen van de overheid om het percentage van nuttige toepassing van huishoudelijk afval te verhogen naar zestig procent in 2015. Scheiding en hergebruik van afval moeten daarvoor worden verbeterd. Dit kan het beste worden gerealiseerd door intensivering van de huidige beleidsinstrumenten integraal afvalbeheer, hergebruik van afvalstoffen en stimuleren van restwarmtelevering door afvalbedrijven. Het tweede Landelijke afvalbeheerplan (LAP-2) speelt hier een belangrijke rol in.
Ketengericht beleid De Vereniging Afvalbedrijven onderschrijft de transitie naar een verdere ketenaanpak in het afval- en grondstoffenbeleid. Een eenduidige invulling en het hanteren van meetbare uitgangspunten zijn daarbij van groot belang. Het gestructureerd bij elkaar brengen van alle betrokkenen in de keten en het uitwisselen van kennis zijn essentieel. Binnen het ketengericht afvalbeleid is in 2008 een aantal ketenpilots ontwikkeld waarin bedrijven uit diverse productketens manieren bedenken om (milieu)winst te boeken en de materiaalkringloop verder te sluiten. De Verenging Afvalbedrijven en haar
leden zijn betrokken bij meerdere van deze pilots. Zo is de Verenging Afvalbedrijven één van de ondertekenaars van het gipsconvenant waarin
wim van Lieshout (HVC Groep):
“Integraal afvalbeheer, hergebruik van afvalstoffen en het stimuleren van restwarmtelevering door afvalbedrijven zijn belangrijke peilers voor onze recyclingmaatschappij.”
is vastgelegd de recycling van gips uit bouw- en sloopafval te verdubbelen naar veertig procent in 2010. De rol van de afvalbedrijven is vooral het inbrengen van praktijkervaringen om vervolgens samen met producenten te komen tot duurzame ontwerpen die de milieudruk in de gehele keten verminderen.
Inzameling gft-afval Het intensiveren van de gescheiden inzameling van gft-afval is van essentieel belang om de hergebruik-
doelstelling te behalen. De Vereniging Afvalbedrijven start in 2008 met de campagne ‘Waarom? Daarom! GFT’. De campagne informeert bestuurders en gemeenteambtenaren over het belang van de gescheiden inzameling van gft-afval en stimuleert gemeenten hieraan vast te houden en deze eventueel te optimaliseren. In de campagne wordt de vanzelfsprekendheid ervan benadrukt. Het is de bedoeling dat de campagne in 2009 in samenwerking met de Koninklijke Vereniging voor Reinigingsmanagement NVRD en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een vervolg krijgt zodat de boodschap terechtkomt bij de burger. Met het uitdelen van compost tijdens de jaarlijkse landelijke compostdag in het voorjaar, vraagt de Vereniging Afvalbedrijven samen met de Branche Vereniging Organische Reststoffen (BVOR) ook aandacht voor het in stand houden van de gescheiden inzameling en de waarde van compost. Bovendien bedankt de sector op die manier de burger voor zijn inspanningen. Deze staat immers aan de basis van de goede resultaten die in Nederland worden geboekt op afvalgebied.
Stimulans hergebruik Naast gerichte beleidsintensivering is een verdere uitwerking van de regelgeving voor producentenverantwoordelijkheid een belangrijke maatregel om de doelstelling van zestig procent hergebruik van huishoudelijk afval te bereiken. Beleids- en investeringszekerheid zijn hierbij belangrijke aspecten om bijvoorbeeld de scheiding van kunststof uit huishoudelijk afval verder op gang te brengen. De Vereniging Afvalbedrijven is van mening dat materiaalhergebruik van
kunststofverpakkingen uit huishoudens door bron- en nascheiding een belangrijke bijdrage zal leveren aan het realiseren van de doelstelling. Om de doelstelling van 42 procent recycling van kunststof afval in 2012
Ger de Jong (De Meerlanden):
“Het gaat om veel meer dan recycledoelstellingen. Als composteerders zetten wij ons in voor een betere bodem, klimaatbeheersing én duurzame energie. Daarom moet het LAP-doel om 55% van het gft-afval gescheiden te verwerken, krachtig worden nagestreefd.”
te bereiken moet het recyclen van verpakkingsafval dat vrijkomt bij bedrijven en instellingen verder worden gestimuleerd door de overheid en het verpakkende bedrijfsleven. De gemeenten ontvangen voor huishoudelijk verpakkingsafval een vergoeding uit het zogeheten ‘Afvalfonds’. De Vereniging Afvalbedrijven is van mening dat het afvalbedrijfsleven voor het inzamelen en bewerken van verpakkingen uit bedrijfsafval ook een vergoeding zou moeten ontvangen. Verder zal de in ontwikkeling zijnde AMvB Bouwen en Slopen een betere (bron-)scheiding en hergebruik van bouw- en sloopafval bewerkstelligen. 7
Nationaal beleid: Ketengerichte aanpak verlaagt milieudruk q Nationaal beleid benaderen vanuit Europees perspectief q Besluit Financiële Zekerheid eindelijk van tafel q Duurzaam inkopen maakt hogere recyclingpercentages mogelijk
Nationaal beleid moet zo veel mogelijk worden benaderd vanuit Europees perspectief zodat het een bijdrage levert aan de ontwikkeling van een gelijkwaardig speelveld. De Vereniging Afvalbedrijven verzet zich daarom tegen de introductie van een invoerplafond voor het verwijderen van brandbaar afval. Het ministerie van VROM is standvastig en neemt het invoerplafond begin 2009 op in een vierde wijziging van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) en vervolgens in het tweede LAP (LAP-2). De Vereniging Afvalbedrijven is verder van mening dat het behalen van doelen centraal moet staan in het landelijk afvalbeleid. De wijze waarop de hergebruikdoelen worden behaald is instrumenteel daaraan.
Ketenaanpak Op de komst van LAP-2 bereidt de Vereniging Afvalbedrijven zich goed voor in 2008. De sector is tevreden over de ketenaanpak die het LAP-2 voorstaat. Een ketengerichte benadering heeft als voordeel dat met gerichte maatregelen de milieudruk van het gebruik van bepaalde product- en afvalstromen effectief kan worden aangepakt. Verlaging van de milieudruk in de ene schakel van de keten mag echter niet leiden tot verhoging van de milieudruk
Bert Krom (Afvalzorg Holding):
“Het terugdringen van storten verloopt “succesvol” maar maakt stortplaatsen tot mooie winkels met te weinig klanten. Deze winkels overleven niet, zoals de sector al jarenlang aangeeft. Het aangekondigde LAP-onderzoek dreigt als mosterd na de maaltijd te komen.” in de gehele keten. De Vereniging Afvalbedrijven stelt voor kentallen te ontwikkelen die de milieudruk van materiaalketens kwantitatief in beeld brengen.
Gevaarlijk afval In het belang van het milieu en het gelijkwaardige speelveld verzet de Vereniging Afvalbedrijven zich met succes tegen het wijzigen van de inzamelstructuur voor klein gevaarlijk afval, afgewerkte olie en scheepsafvalstoffen. Begin 2009 is duidelijk dat de overheid de structuur handhaaft. Voortaan worden inzamelvergunning voor onbepaalde tijd verleend en vervalt de limiteringen van het aantal vergunnin-
gen. Elk bedrijf dat aan de voorwaarden voldoet kan een vergunning krijgen.
Financiële Zekerheid Al jaren dringt de Vereniging Afvalbedrijven aan op opheffing van het Besluit Financiële Zekerheid omdat deze regelgeving concurrentievervalsend werkt aangezien de betreffende voorschriften in de vergunning per provincie of per bedrijf kunnen verschillen. Dit resulteert erin dat de Tweede Kamer in maart 2008 een motie van Vietsch (CDA) en Neppérus (VVD) aanneemt die verzoekt om spoedige intrekking van het besluit. De Vereniging Afvalbedrijven vindt het belangrijk dat het besluit zo spoedig mogelijk wordt ingetrokken. Zeker in economische moeilijke tijden is het ongewenst dat bedrijven extra in hun kredietmogelijkheden worden getroffen. Ook de provincies zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de betreffende voorschriften moeten intrekken. Inmiddels is bekend dat het ministerie van VROM probeert om met de wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit op 1 juli 2009 ook het Besluit Financiële Zekerheid in te trekken.
Duurzaam inkopen De Vereniging Afvalbedrijven steunt het principe van duurzaam inkopen door overheden en meent dat dit een marktconforme stimulans geeft aan innovatie gericht op vermindering van de milieudruk. Als de duurzaamheidscriteria goed geformuleerd worden, kan het ook de milieuvriendelijkheid van de dienstverlening verder verhogen en zijn hogere recyclingpercentages te
behalen. In 2008 is de brancheorganisatie één van de gesprekspartners van de overheid bij de totstandkoming van de criteria voor duurzaam inkopen. Bij afvalinzameling gaat de discussie over sociale aspecten. Bij afvalverbranding gaat het om rendementseisen die niet aansluiten op de Europese regelgeving. Ook over de criteria voor rioleringsbeheer wordt met de sector overleg gevoerd. De bedrijven vinden het ongewenst dat arbo- en milieuaspecten in de criteria zijn opgenomen die al zijn vastgelegd in nationale wetgeving. Op voorstel van de Vereniging Afvalbedrijven vindt met SenterNovem overleg plaats om tot realistische en werkbare criteria te komen.
Toekomst storten De Vereniging Afvalbedrijven is net als de overheid van mening dat het storten van afvalstoffen een bijzondere verantwoordelijkheid is en blijft. De achtervangfunctie van storten is een onlosmakelijk onderdeel van de afvalbeheerketen. De sector steunt het voornemen van de overheid een onderzoek te starten naar de economische situatie van de Nederlandse stortsector. Zij verzoekt de overheid daarbij gebruik te maken van de resultaten van eerder onderzoek en aandacht te besteden aan de consequenties van een verdere afname van de hoeveelheid te storten afval.
Duurzaam storten Het verheugt de Vereniging Afvalbedrijven dat de overheid in LAP-2 aangeeft dat duurzaam storten nastrevenswaardig is. De Stichting Duurzaam Storten
start in 2008 een vervolgonderzoek om na te gaan of de opgedane kennis uit het eerste onderzoek ook is te gebruiken om de huidige en voormalige stortplaatsen te verduurzamen. Verder is meer kennis gewenst over onder meer de water- en de stikstofhuishouding.
Rens Zwanenburg (InterChem BV):
“Alleen een bedrijf dat aan de voorwaarden voldoet, krijgt een vergunning voor de landelijke inzameling, en be- en verwerking van gevaarlijk afval, afgewerkte olie, etc. Dit werkt bevorderend voor de milieubescherming, transparante en eerlijke concurrentie en een goede communicatie naar de markt en de daartoe bevoegde overheden.”
Stortbesluit In 2008 zijn de vragen uit het projectplan voor actualisatie van het Stortbesluit en de Nazorgwet behandeld door drie werkgroepen, waarin naast VROM en provincies de stortplaatsexploitanten vertegenwoordigd zijn. Inmiddels zijn de vragen vanuit het projectplan nagenoeg beantwoord. Voor de Vereniging Afvalbedrijven is het van belang dat er net als in het Besluit bodemkwaliteit een risicobenadering voor stortplaatsen komt, met behoud van het beschermingsniveau voor het milieu. Begin 2009 wordt naar verwachting de volgende stap gezet. 7
4
Jaarbericht 2008
Markt: Sturen op keten en gelijkwaardig speelveld q Sturingsmaatregelen zijn noodzakelijk maar mogen speelveld niet verstoren
q Systematiek vollast en stortverboden toe aan modernisering q Belasting verlagen om sanering stortplaatsen van de grond te krijgen
beoordeling. De aanpassing van de procedure kan worden meegenomen bij de algehele herziening van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen waar de overheid momenteel aan werkt. De Vereniging Afvalbedrijven vertegenwoordigt de sector bij de workshops over dit onderwerp van het ministerie van VROM in oktober 2008.
Belastingtarief Voor de uitvoering van het beleid zijn sturingsmaatregelen uiteraard noodzakelijk. De Vereniging Afvalbedrijven is van mening dat het sturingsinstrumentarium de marktwerking zo min mogelijk mag verstoren. Dit impliceert dat voorgenomen sturingsmaatregelen in ieder geval beoordeeld moeten worden op hun bijdrage aan de realisatie van het Europese gelijkwaardige speelveld. Een importplafond voor brandbaar afval en een verbrandingsbelasting passen hier niet in. Een verbrandingsbelasting is overbodig, kostenverhogend, contraproductief en verstoort het gelijkwaardige speelveld. Van belang is een gelijkwaardige verwerking bij overbrenging van afvalstoffen, dat wil zeggen dat uitvoer van afval niet wordt toegestaan als het in het buitenland op een lager niveau wordt verwerkt dan de Nederlandse minimumstandaard. Samenwerking in ‘Klein-Europa’, Nederland-Duitsland-België, kan hierbij een belangrijke rol spelen.
Vollast De systematiek van vollastverklaringen en stortverbodontheffingen moet gemoderniseerd worden. In het sturingsinstrument van vollastverklaring
mogen partijen geen excuus vinden om zich passief op te stellen in de markt. Een dergelijke situatie doet zich voor in het najaar van 2008. Terwijl alle afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) volledig zijn gevuld, bereikt de sector het bericht dat er geen ontheffing op het stortverbod kan worden verleend omdat er een nieuwe, kleine verwerkingsinstallatie in het zuiden van het land geen afvalaanbod heeft. Dit leidt tot een verstoring van de marktwerking. De Verenging Afvalbedrijven is van mening dat wanneer er geen vollast van verwerkingsinrichtingen dreigt te ontstaan, de overheid niet onmiddellijk moet ingrijpen, maar een tijdsperiode van enkele maanden moeten aanhouden om alsnog via de reguliere marktwerking tot een situatie van vollast te komen. De brancheorganisatie gaat over aanpassing van de systematiek met de overheid in overleg. Aspecten die daarbij van belang zijn: termijn van bekendmaking, periode dat ontheffing of opschorting wordt verleend en het belastingtarief dat daarbij moet gelden. Verder is de vraag aan de orde of primair de AVI-vollast of ook de andere be- en verwerkingsinstallaties worden meegenomen bij de
De wijze waarop het hoge en lage afvalstoffentarief moet worden bepaald staat ter discussie. De Vereniging Afvalbedrijven heeft geconcludeerd dat de huidige stortverboden niet geschikt zijn om een scherp onderscheid te maken. Daarom kiest ze vooralsnog voor verbetering van het huidige criterium, de zogenaamde 1100-regeling op basis van volumieke massa. Daarover vindt verder overleg plaats met het ministerie van Financiën.
Overheden op de markt In het wetsvoorstel Mededingingswet dat de EZ-minister Van der Hoeven eind februari 2008 naar de Tweede Kamer stuurt, wordt een aantal gedragsregels voor overheden gesteld om concurrentieverstoringen te voorkomen. Dit speelt in de afvalsector met name een rol bij de inzameling van bedrijfsafval door overheden of overheidbedrijven, en huishoudelijk afval in gemeenten buiten het eigen verzorgingsgebied. Als de marktactiviteiten van overheden mede worden bekostigd met eigen middelen van de overheid, is sprake van oneerlijke concurrentie. De gedragsregels moeten meer transparantie en een verbod op kruissubsidie
geven. Als informatie er aanleiding toe geeft, kan de Nederlandse mededingingsautoriteit worden ingeschakeld. De verwachtingen in de sector zijn echter niet hooggespannen. De Vereniging Afvalbedrijven probeert in 2009 met een juridische procedure meer zicht te krijgen op de toelaatbaarheid van constructies waarbij gemeenten de afvalinzameling niet Europees aanbesteden. Het betreft een casus waarbij de Willem Geerling (Essent Milieu):
“Sturingsinstrumenten moeten de Europese markt zo min mogelijk verstoren. Ketengericht afvalbeleid, bron- of nascheiding van huishoudelijk afval, minimumstandaards, een AMvB Slopen en Bouwen, en Duurzaam Inkopen zijn de geëigende instrumenten om afvalbeheer volgens de verwijderinghiërarchie te laten lopen.” gemeente Maasdonk is betrokken. In 2008 besluit Maasdonk de afvalinzameling vanaf 2009 onderhands te gunnen aan de Afvalstoffendienst Den Bosch. De Vereniging Afvalbedrijven is van mening dat zowel private als publieke organisaties een plaats hebben op de markt. Er moet echter altijd recht worden gedaan aan de principes van vrije mededinging en eerlijke marktwerking. Bij de gemeente Maasdonk wordt de rechter gevraagd of dit aan de orde is.
Oude stortplaatsen Voor haar voorstel om het belastingtarief te verlagen voor het storten van niet-herbruikbaar en niet-brandbaar afval uit oude stortplaatsen, vindt de Vereniging Afvalbedrijven in 2008 medestanders. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de ministeries van VROM en EZ staan er positief tegenover. Nu is het aan het ministerie van Financiën om het tarief daadwerkelijk te verlagen. Het voorstel van de Vereniging Afvalbedrijven is om voor het herstorten van stoffen uit voormalige stortplaatsen, met een volumieke massa van meer dan 1,1 ton/ m3, het belastingtarief te verlagen naar € 0,- per ton. Als de volumieke massa van het materiaal onder dit gewicht ligt, moet het tarief worden teruggebracht tot het lage Wbm-tarief van € 17,-. Sanering van oude stortplaatsen is in het belang van milieu en ruimtelijke ontwikkelingen. De Vereniging Afvalbedrijven is van mening dat door de hoge afvalstoffenbelasting sanering nauwelijks van de grond komt. De hoge kosten zijn reden voor initiatiefnemers om te zoeken naar alternatieven voor het herstorten van afgegraven afval. Een werkgroep met de diverse betrokken partijen, waaronder de Vereniging Afvalbedrijven, doet onderzoek naar mogelijke oplossingen. In 2008 start de Vereniging Afvalbedrijven een juridische procedure tegen de gemeente Tilburg en de provincie Noord-Brabant. De gemeente wil materiaal uit de oude stortplaats Kempenbaan onwettig toepassen voor de
Vereniging Afvalbedrijven herinrichting van het terrein. De Raad van State (RvS) oordeelt eind augustus 2008 in een ‘voorlopige voorziening’ dat er sprake is van een vergunningplichtige inrichting en Noord-Brabant ten onrechte een beschikking voor de herinrichting heeft afgegeven. De ‘voorlopige voorziening’ zorgt ervoor peter Louwman (Delta Milieu):
“We hebben partijen ervan kunnen overtuigen de belastingwetgeving voor de sanering van voormalige stortplaatsen aan te passen en VROM gaat herontwikkeling van stortplaatsen stimuleren. Sanering is in het belang van milieu en ruimtelijke ontwikkeling. Gezamenlijk maken we er werk van!” dat de gemeente tijdens de beroepsprocedure niet aan de slag kan gaan en er geen onomkeerbare situatie kan ontstaan. De gemeente Tilburg besluit begin 2009 geen geen gebruik te maken van de beschikking, de provincie trekt deze daarop in. Daarmee komt de procedure tot een einde. Gemeente Tilburg en de Vereniging Afvalbedrijven onderzoeken, in overleg met de provincie Noord-Brabant, op welke wijze het herinrichten van Kempenbaan alsnog mogelijk is. Resultaten van de procedure zijn dat verlaging van de afvalstoffenbelasting beter bespreekbaar is, VROM een plan opstelt voor de aanpak van oude stortplaatsen en voor iedereen helder wordt wat de juridische kaders zijn voor herschikken van afval. 7
5
Klimaatbeleid: benutting warmte voor optimalisering CO2-winst q Meer energie uit afval door uitbreiding AVI-capaciteit, BEC’s en gft-vergisting
q Groot warmtepotentieel aanwezig voor nog meer energie uit afval
Efficiënt afvaltransport en inzet secundaire grondstoffen q uit afval leveren een verdere bijdrage aan CO2-reductie
Zorgvuldig afvalmanagement is een belangrijke kans voor CO2-reductie. Afvalmanagement kan niet los gezien worden van materiaalketenbeleid. Belangrijke elementen hiervan zijn preventie, ecodesign en afval een tweede leven geven als grondstof. Dit bespaart op het gebruik van Jan Rooijakkers (Twence Afval en Energie):
“In het belang van klimaat, energiebesparing en werkgelegenheid wil de afvalsector voor de langere termijn investeren in warmteprojecten. Ik verwacht van de overheid medewerking om dit bedrijfseconomisch haalbaar te maken, bijvoorbeeld met een garantiebepaling of voorfinanciering.” steeds schaarser wordende primaire grondstoffen, wat bovendien de inzet van energie voor de productie van primaire grondstoffen beperkt. Op deze manier levert de afvalsector een significante bijdrage aan de nationale en Europese klimaatdoelstellingen. Ook efficiënt afvaltransport door onder andere een optimale beladingsgraad, zuinige voertuigen en schone brandstoffen, maakt hiervan onderdeel uit. Innovaties in de sector zullen deze bijdrage verder doen toenemen. Daarvoor wordt ook
samengewerkt met kennisinstellingen en SenterNovem. In februari 2008 komen de Universiteit Twente, TNO en de sector overeen een leerstoel thermische afvalverwerking op te richten. In de loop van het jaar wordt een promovendus geworven voor onderzoek naar optimalisering van het verbrandingsproces.
Energie uit afval Met de vergroting van de verbrandingscapaciteit door uitbreiding van bestaande en bouw van nieuwe installaties, neemt de hoeveelheid geproduceerde energie door afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) alleen maar toe. Eind 2008 kent Nederland een totale verbrandingscapaciteit van 6,7 miljoen ton, een toename van 0,3 miljoen ton ten opzichte van 2007. Voor dit jaar staat een toename van 0,5 miljoen ton op stapel. Bovendien leveren de nieuwe biomassa-energiecentrales (BEC’s) met de verbranding van 0,5 miljoen ton houtafval ook een flinke bijdrage. AVI’s leveren momenteel twaalf procent van de duurzame energieproductie en BEC’s zo’n drie procent. Ook het gescheiden ingezamelde gftafval wordt steeds vaker ingezet voor de productie van energie. Er vindt een transitie plaats van gft-compostering naar gft-vergisting waarbij naast compost ook biogas wordt geproduceerd. Met het biogas wekken de bedrijven elektriciteit en warmte op
of zetten het in als groen gas voor de transportsector. Het is mogelijk het biogas op te werken tot eenzelfde kwaliteit als aardgas. Verder kunnen uit het gft-afval afgescheiden houtachtige delen worden ingezet voor energieopwekking in (biomassa-) energiecentrales. En er wordt inmiddels gedacht aan het produceren van bio-ethanol - een milieuvriendelijke alternatief voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Ook stortgas dat op stortplaatsen ontstaat bij de biologische afbraak van het materiaal wordt nuttig ingezet voor de productie van energie. De Vereniging Afvalbedrijven is betrokken bij twee onderzoeken die SenterNovem laat doen naar de mogelijkheden methaanemissies uit (oude) stortplaatsen te reduceren en om na te gaan hoe de methaanemissies uit stortplaatsen het beste bepaald kunnen worden.
Diederik Gijsbers (Van Gansewinkel Groep):
“Door zuinige voertuigen, elektrisch vervoer en schone brandstoffen levert de sector een bijdrage aan de strijd tegen de klimaatverandering. Door tevens meer transporten naar de nacht te brengen verminderen we de filedruk en milieubelasting.”
Zorgpunt is dat door de enorme toename van elektriciteitscentrales er een tekort aan transportcapaciteit op het elektriciteitsnet ontstaat. Dit dreigt ertoe te leiden dat energie die op duurzame wijze wordt opgewekt, niet kan worden opgenomen op het net. Het ministerie van Economische Zaken bereidt een wet ‘voorrang voor
duurzaam’ voor. In het eerste concept blijkt de positie van duurzame energieproductie uit AVI’s tijdens congestie niet eenduidig geregeld. De Vereniging Afvalbedrijven vraagt aandacht voor het belang hiervan. Voor de korte termijn wordt gewerkt aan een oplossing via congestiemanagement waarbij de levering aan het hoogspanningsnet marktconform wordt toegewezen, om tot een betere benutting van de bestaande capaciteit te komen.
Warmtebenutting Net als de overheid ziet de Vereniging Afvalbedrijven benutten van de restwarmte als een belangrijke kans om de productie van duurzame energie te laten toenemen. Warmte uit afvalverbranding moet een centrale plaats krijgen in het beleid voor de stimulering van restwarmtebenutting. Het werkprogramma ‘Warmte op stoom’ dat de minister van Economische Zaken in december 2008 naar de Tweede Kamer stuurt, stelt wat dat betreft teleur. Het programma moet duidelijk maken op welke manier duurzame warmte en restwarmte een bijdrage kan leveren aan het Nederlandse klimaatbeleid. In het programma staat afvalwarmte te veel op een zijlijn, wat geen recht doet aan het grote potentieel dat aanwezig is in de sector. Om het potentieel aan restwarmte in Nederland te kunnen gebruiken voor de vraag naar energie, is het nodig dat de overheid realisatie van warmtenetten stimuleert. Bovendien ontbreken in het werkprogramma de financiële middelen om warmteprojecten van de grond te krijgen. De afvalsector wil voor de langere termijn investeren in warmteprojecten en verwacht van de overheid medewerking om het bedrijfeconomisch haalbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden met een garantieregeling of voorfinanciering van warmteprojecten. 7
Veiligheid: versterken veiligheidscultuur q Arbocatalogus bijna gereed, vergroting naleving regels is de volgende stap
q Maatregelen om blootstelling aan dieselmotoremissies te beperken
q Veilig werken aan riolen kan onder voorwaarden ook door één man
Arbocatalogus In 2008 is de arbocatalogus voor de afvalsector opgesteld. De Arbocatalogus Afval gaat vooral in op maatregelen die nodig zijn om risico’s bij verschillende afvalactiviteiten zoveel als mogelijk te beperken. Na vaststelling door de Arbeidsinspectie is de catalogus straks de standaard voor veilig werken in de sector. De catalogus komt tot stand op basis van kennis en ervaring bij leden van de Vereniging Afvalbedrijven en de werkwijze is gericht op het bereiken van overeenstemming tussen werknemers (FNV/ Abvakabo, CNV Publiek, Het Zwarte Corps en LPMA) en werkgevers (WENb). De Vereniging Afvalbedrijven is opdrachtgever en werkt behalve met voornoemde partijen samen met andere brancheorganisaties, Branchevereniging Recycling, Breken en Sorteren (BRBS) en de Koninklijke Vereniging voor Reinigingsmanage-
ment NVRD en Branchevereniging Organische Reststoffen (BVOR). Gedurende het jaar loopt de realisatie van de catalogus vertraging op. Volgens de aangepaste planning moet de catalogus in het voorjaar van 2009 gereed zijn. De catalogus moet uiteindelijk gebruikt en onderhouden worden. Hiervoor wordt waarschijnlijk in 2009 een vervolgproject opgestart. De arbocatalogus wordt een succes als het management het goed weet uit te dragen.
DME Het opstellen van de arbocatalogus voor beperking van dieselmotoremissies (DME) is als eerste gestart, maar in de praktijk blijkt dat er meer overleg nodig is om tot overeenstemming te komen. Gewerkt is aan een plan
dat bedrijven handvatten biedt om op een haalbare en bedrijfseconomisch verantwoorde manier medewerkers in omsloten ruimten te beschermen. In overleg met werknemersorganisaties en op basis van deskundigheid bij de leden van de Vereniging Afvalbedrijven wordt een set maatregelen vastgesteld die het risico op blootstelling aan DME drastisch kan verminderen. Langzamerhand zal de aandacht voor de arbocatalogus verlegd worden naar DME in de open lucht.
Veilig werken aan riolen De rioolinspectie- en -reinigingsbedrijven aangesloten bij de Vereniging Afvalbedrijven voeren geruime tijd een discussie over nut en noodzaak van het met ‘twee man aan het riool werken’. De bedrijven zijn van mening dat het onder bepaalde voorwaarden verantwoord is om de rioolwerkzaamheden met één werknemer uit te voeren. Zo moet het gaan om werkzaamheden binnen de bebouwde kom, die bovengronds en in daglicht plaatsvinden. Daarbij moet er voldoende zicht zijn op het verkeer in de omgeving van de werkplek. Een andere voorwaarde is dat het bedrijf voldoende veiligheidsmaatregelen treft, zoals een risico-inventarisatie en evaluatie (RIE) en het op de werkplek beschikbaar stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Ook moet voortdurend contact met de medewerker mogelijk zijn. Deze afspraken worden vastgelegd in de arbocatalogus.
Martien van der Valk (Van der Valk + De Groot):
“Veilig werken staat bij ons hoog in het vaandel. Met de arbocatalogus hebben we straks een standaard voor veilig werken die voor alle afvalbedrijven geldt en waarmee het veiligheidsniveau voor de hele sector naar een hoger plan wordt getild.”
Naleving arboregels Grote uitdaging voor bedrijven blijft hoe ze het belang van veilig werken ‘tussen de oren’ van hun medewerkers krijgen. De Arbeidsinspectie is van mening dat de naleving van de arboregels binnen de sector matig is. Reden waarom de Vereniging Afvalbedrijven besluit een plan van aanpak op te stellen om de naleving van arboregels te verbeteren. Constante aandacht, houding van leidinggevenden en communicatie spelen een belangrijke rol hierin. 7
Afval in cijfers | Waste statistics
6
Bron: CBS, Europees statistisch bureau Eurostat en SenterNovem. Gegevens 2006/2007 | Source: Statistics Netherlands (CBS), Eurostat and SenterNovem. 2006/2007 statistics
De afvalsector biedt werkgelegenheid aan 30.000 mensen
Ruim 9 miljoen ton afval van zeven miljoen Nederlandse huishoudens in 2007 (totaal 9.303 kiloton) In 2007 the seven million households in the Netherlands produced more than 9 million tonnes of waste (in total 9,303 kilotonnes)
459
111 166
348 83 452 73 21 65
3.965 3,965
344
1.105 1,105
1.317 1,317
109
685
Huishoudelijk restafval Household residual waste
Wit- en bruingoed White and brown goods
Grof huishoudelijk restafval Bulky household residual waste
Grof tuinafval Bulky garden waste
Verbouwingsrestafval Household building waste
Metalen Metals
gft-afval VGF waste
Houtafval Wood waste
Oud papier en karton Paper/board
Schone puin Clean rubble
Verpakkingsglas Glass packaging
Schone grond Clean soil
Textiel Textiles
Overig Other
The waste sector provides employment for 30,000 people
Klein chemisch afval Household chemical waste
Hoeveelheid geproduceerd afval in Nederland in 2006 (totaal 59.758 kiloton) Total waste arisings in the Netherlands in 2006 (59,758 kilotonnes)
1.611 205 1.316 1,611 1,316
Afzet van 695 kiloton gft-compost naar sector in 2007 Sales of 695 kilotonnes VGF compost in 2007 by sector
Consumenten Consumers
9.141 9,141
Verkeer en vervoer Traffic and transport 714 2.265 2,265
Landbouw, bouwbouw en visserij Agriculture, forestry and fisheries 40
Industrie Industry
Pot- en aanvulgrondsector Potting compost and topsoil manufacturing
38
Bouw Construction 16.032 16,032
Land- en tuinbouw Agriculture and horticulture
33
Handel, diensten en overheid Trade services and government
23.500 23,500
27
Energievoorziening Energy supply
Recreatie / groenvoorziening Recreation / parks and gardens
41 424
Rioolwaterzuivering Sewage treatment Drink- en industriewatervoorziening Drinking and process water supply
4.974 4,974
Particuliere sector Consumers Glastuinbouw Greenhouse horticulture
91
Civiele werken Civil engineering works Overig / onbekend Other / unknown
82% of the 60 million tonnes of annual waste arisings in the Netherlands is Hoeveelheid verwerkt afval 2003-2007 Amount of waste processed in 2003–2007 1.361 1,361
Total waste arisings in the Netherlands amount to almost 60 million tonnes a year
hoeveelheden in kiloton | amounts (kilotonnes)
In Nederland wordt jaarlijks bijna 60 miljoen ton afval geproduceerd
1.448 1,448
1.376 1,376
1.313 1,313
recycled
82% van de bijna 60
1.339 1,339
miljoen ton afval dat Nederland jaarlijks produceert wordt
5.108 5,108
5.290 5,290
5.502 5,502
1.419 1,419
5.542 5,542
5.788 5,788
400
523
337 618
gerecycled
Composteren Composting Verbranden Incineration
3.358 3,358
2.646 2,646
3.172 3,172
3.590 3,590
3.684 3,684
2003
2004
2005
2006
2007
Netto gestort Net landfill Bsb-bouwstoffen nuttig toegepast op de stortplaatsen Building materials secondary use on landfill sites
Vereniging Afvalbedrijven | Dutch Waste Management Association
Geproduceerde hoeveelheid elektriciteit door afvalverbranding (in gigawattuur) Electricity produced by waste-to-energy incinerators (gigawatt hours) 3500 3,500 3000 3,000 2500 2,500 2000 2,000 1500 1,500
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Warmte-afzet door afvalverbranding (in terajoules) Useful heat produced by waste-to-energy incinerators (terajoules)
(1 TJ=1012J) 5000 5,000 4000 4,000 3000 3,000 2000 2,000 1000 1,000 0 1996
1997
1998
1999
2000
De omzet van de afvalsector bedraagt bijna 6 miljard euro per jaar
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Turnover in the sector amounts to almost 6 billion euros per year
Hoe verwerken de Europese lidstaten hun stedelijk afval in 2007? How do the EU member states process their municipal solid waste in 2007? % 100 90 80 70
Storten Landfilled Verbranden Incinerated
Een inwoner
Recycling Recycled
van Nederland
60 50 40 30 20 10
Ne
Du its EU2 la 7 de rla nd | | EU 2 Ge nd rm 7 |N a e n the Zw y ed rla en nd s | B De ne elgië Swed ma e n rke | Be lgi n| Oo um Lu D xem ste en bu nrijk mar rg | Au k |L Fra uxem stria nk bo Ve rijk urg ren |F igd ran Ko I nin Fin talië ce kri lan | It jk | U d | F aly nit inl ed a Kin nd Sp Po an gdom je rtu | ga l | Spai Po n Ier rtu lan ga d l Es tla | Ire Slo nd | land v Es Ho enië ton ng ari | Slo ia v j e| e Tsj Slow Hu nia ec ng hië akije ary | | Gr Czec Slova iek hR kia en lan epu b d| l Gr ic Le ee tla ce Cy nd | La pru tvi s a Po | Cyp len rus | Lit Ma Pola ou nd we lta | Ma n| Ro l Lit em hu ta e am Bu nië | ia lga R rije oma | B nia ulg ari a
0
produceert Each person in the Netherlands produces 560 kilograms of waste each year
jaarlijks 560 kilogram afval
7
8
Annual Review 2008
European policy: raising the status of the waste hierarchy q Biogenic fraction of household waste within the definition of biomass
q Proposed emission standards lead to an unworkable situation q Pre-registration for REACH generates considerable extra work Framework directive In 2008 the European Union reached agreement on the Waste Framework Directive (WFD). The Dutch Waste Management Association is generally positive about the new directive and regards the result as a reward for five years hard work. The waste management hierarchy has now also been adopted at the European level. During the preparation of the directive a number of topics were of particular concern to the sector: the recycling targets, by-products, ‘endof-waste’ status and the designation of waste-to-energy incinerators as recovery facilities. The Dutch Waste Management Association assembled a coalition of waste industry organisations from various member states to reinforce the lobby on these key issues and organised a workshop for MEPs. The European Union decided that by 2020 half of the total volume of paper, plastic, metal and glass in household and similar wastes and 70% of construction and demolition waste must be recycled. These are target which the Netherlands has already achieved. Waste incineration with a sufficiently high level of energy recovery was awarded recovery status. Against the wishes of the sector, by-products – products arising from the production of other goods – were included within the scope of the WFD. The European Commission wants ‘end-of-waste’ status for each form of treated waste to be awarded at the European level. However, the legal framework offers the member states the possibility of also doing this themselves, which can result in an uneven playing field and uncertainties in the interpretation of the legislation. The European Commission will draw up ‘end-of-waste’ criteria for a number
of substances in consultation with the sector. If a member state wants to adopt its own policy for substances for which the Commission has not yet set end-of-waste criteria, it will have to notify the Commission of its proposals. Harmonisation at the European level will depend primarily on the efforts of the Commission and the member states. In 2009 the member states will hold consultations on the best way to guarantee uniform European policies in this area. The Dutch Waste Management Association is playing an active role in this process. In the interests of the Dutch waste sector, the Dutch Waste Management Association is pressing for speedy implementation of the WFD in national policies.
Energy and climate package At the end of 2008 the European Parliament decided on an extensive package of measures to spur the member states into taking ambitious action on energy and climate. A study by research consultants Prognos shows that the CO2 emission reduction potential of the waste sector is considerable – particularly in the 19 member states that landfill much of their waste. The Dutch Waste Management Association rejects the proposal to bring the sector within the EU Emissions Trading Scheme for CO2 because the industry has no control over the amount and type of waste it receives to be processed. Moreover, the current system only looks at emissions and not the contribution made by the waste sector to avoiding CO2 emissions through the recycling of waste and the production of secondary materials and energy. The sector was not brought within the EU Emissions Trading Scheme. The European Parliament adopted a resolution (Florenz report on a climate policy vision to
2050) that includes a recommendation to investigate whether it would be expedient to bring the waste sector within the ETS in future. The Dutch Waste Management Association lobbied successfully to keep the biogenic fraction of household waste within the definition of biomass in the Renewable Energy Sources Directive (RES). Logically, the definition of biomass should reflect the material itself and not the method of collection. Even after separation of biomass at source, some biogenic material remains behind in household waste and optimal use should be made of this material in the production of sustainable energy. Moreover, to the satisfaction of the sector, the importance of separate collection of biowaste for reducing greenhouse gas emissions was recognised by the European Parliament in its resolution on the future of climate policy. Despite resistance by the Dutch Waste Management Association, a recommendation to limit cross-border transport of waste to the minimum was included in the resolution. Interregional cooperation – transporting waste to a processing facility just over the border – is often more efficient in terms of CO2 emissions and better for the environment than hauling it long distances within the same country. From a climate perspective this recommendation is untenable.
Import and export regulations In 2008 the sector was kept busy with the implementation and administrative consequences of the Waste Shipment Regulation (WSR). Since the WSR came into force on 12 July 2007 companies may apply for a consent to ship specified wastes to a pre-consented facility, relieving them of the need to go through the notification procedure each year. Despite repeated requests from the sector, the Netherlands has not yet incorporated this provision into Dutch law. As a result, some companies are missing out on international market opportunities. In spring 2008 the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment agreed
to announce on the SenterNovem website that the Netherlands is still preparing the administrative procedure for issuing pre-consents to recovery facilities. The Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment held consultations with the Associa-
Emissions directive At the end of 2007 the European Commission published the official version of the proposed revision of the IPPC Directive. Various readings and consultation rounds were held in 2008 and in early 2009 the revision process stepped
Freek van Eijk (SITA):
‘The government should not just penalise CO2 emissions, but also reward and stimulate activities that avoid significant emissions, such as recycling and recovering energy from waste. I believe this would be vastly more effective.’
tion of Provincial Authorities (IPO), the Ministry of Justice and the sector on the details of this pre-consent procedure. The discussions between the two ministries in particular did not proceed smoothly. It is expected that it will not be possible to apply for pre-consents for recovery facilities before 1 January 2010. The ministry’s practice of publishing the name and location of the discarder along with the amount and type of wastes on the internet has a negative impact on the competitive position of the recovery facilities concerned. North Refinery, a member of the Dutch Waste Management Association, took legal action against this practice. The court ruled that information about the company and country of origin is not environmentally relevant. In response to this judgement, the government decided not to stop publishing this information, but to formulate a new justification for this practice. In September 2008 SenterNovem announced that from 1 November 2008 it would start reviewing WSR decisions for compatibility with the IPPC Directive. A provision in the WSR states that evidence must be provided that the processor possess a valid IPPC permit. In consultation with the Dutch Waste Management Association a workable procedure was drawn up for companies to meet this requirement, and this was introduced on 12 January 2009.
up a gear. The revision of the IPPC Directive also involved the recasting of various sectoral directives, including the Waste Incineration Directive, into a new Industrial Emissions Directive (IED). The Dutch Waste Management Association applauds the move to simplify and harmonise European legislation, but is especially concerned about the proposed emission standards, which will lead to unworkable situations for incineration facilities. In particular, the decision to use average operational values (BATAOEL) instead of emission limit values (ELV) when drawing up permits is a thorn in the side of the sector. Taking this approach involves the risk that the emission standards in the licence will be stricter, and therefore that peak emissions due to temporary suboptimal operating conditions will no longer be possible. Of course, such peak emissions must always remain within the level of protection for human health and the environment. However, setting limit values requires an integrated environmental appraisal because it is virtually impossible in practice to continuously keep all emission values well below the limit values. Another point of concern is that the European Commission has taken little account of the depreciation period of installations. The current proposal forces the sector to bring forward investments in new or existing plant. A large waste processing plant is usually written off over a period of 15 to 25 years, but the current proposal for the new IPPC Directive assumes that
Dutch Waste Management Association installations, or parts of them, will be upgraded every 5 to 8 years to meet the new requirements.
REACH The European Regulation on the Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals (REACH) led to a lot of extra work for waste companies in 2008. Wastes are outside the scope of REACH, but if they are put on the market as raw materials following treatment they may fall under the regulation. This depends on their ‘end-of-waste’ status under the Waste Framework Directive, but the final decisions on the end-of-waste criteria have not yet been taken. The government therefore advised that to be on the safe side recycled waste products should be pre-registered, which had to be done before 1 December 2008. The Dutch Waste Management Association advised its members that they should also pre-register substances for which no clear decision had been reached on whether or not they would fall within the scope of REACH. In a number of cases this was a complex task because some products can consist of many different substances. To provide some assistance to its members, the Dutch Waste Management Association organised an informal meeting on the topic in October 2008. This ‘precautionary pre-registration’ resulted in the European Chemicals Agency receiving several million registrations. Following pre-registration, companies were asked to take the necessary steps towards full registration. The Dutch Waste Management Association advised its members to be circumspect in their response to these requests because in the end many waste companies will probably not have to register these substances if the primary producers earlier in the materials chain take it upon themselves to register them. 7
The recycling society: Stepping up efforts to meet recycling targets q Closing materials cycles to raise recycling performance q Boosting the separate collection of VGF waste essential q More recycling of waste streams needed The Dutch Waste Management Association supports the government’s ambitious proposal to raise the proportion of household waste that is recycled to 60% in 2015. To meet this target the separation and recycling of waste must be improved. This can best be achieved by strengthening existing policy instruments – integrated waste management, recycling and reuse of wastes and stimulating waste companies to recover and supply waste heat. The second National Waste Management Plan (NWMP2) marks an important step forward in this respect.
Supply Chain Oriented Waste Policy The Dutch Waste Management Association endorses the transition to a more fundamental supply chain approach in waste and raw materials policies. Crucial in such policies are clear and consistent definitions and the use of measurable criteria. It is essential, therefore, that all those involved in the waste chain are brought together in a structured exchange of information and expertise. In 2008, under the Supply Chain Oriented Waste Policy (Ketengericht afvalbeleid), a number of waste chain pilot projects were set up in which companies from several
product supply chains devise methods to secure environmental benefits and close materials cycles. The Dutch Waste Management Association and its members are involved in several of these pilot projects. The Association is one of the signatories of the Plaster Covenant, which sets a target of doubling the recycling rate of plaster from construction and demolition waste to 40% by 2010. The
Wim van Lieshout (HVC Groep):
‘Integrated waste management, recycling and reusing wastes, and stimulating waste companies to recover and supply heat are cornerstones of our recycling society.’ main role for waste companies is to share practical experiences and then work with producers to come up with sustainable designs that reduce the environmental pressure throughout the whole supply chain.
Collection of VGF waste Boosting the separate collection of vegetable, garden and fruit (VGF)
National policy: supply chain approach reduces environmental pressure q Addressing national policy from a European perspective q Financial Guarantees Decree finally scrapped q Sustainable procurement makes higher recycling percentages possible
National policies should be addressed as much as possible from a European perspective so that they contribute to the development of a level playing field. The Dutch Waste Management Association therefore opposed the introduction of an import ceiling for the disposal of combustible waste. However, the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment remained firm on this issue and in early 2009 included an import ceiling in a fourth revision of the National Waste Management Plan and subsequently in the Second National Waste Management Plan (NWMP2). The Dutch Waste Management Association believes that the core concern of national waste policy should be achieving the targets set. How recycling and reuse targets are achieved is an instrumental consideration.
Supply chain approach During 2008 the Dutch Waste Management Association made thorough preparations for the introduction of the Second National Waste Management Plan (NWMP2). The sector is satisfied with the supply chain approach set out in the NWMP2. The advantage of a supply chain oriented approach is that the environmental pressure from the use
of certain product and waste streams can be effectively managed through the application of targeted measures. Reducing the environmental pressure at one link in the chain, however, must not lead to an increase in the environmental pressure across the whole supply chain. The Dutch Waste Management Association proposes developing indicators to provide a quantitative measure of the environmental pressure in materials supply chains.
rens Zwanenburg (InterChem BV):
‘Only companies that meet the conditions will be able to obtain a nationwide permit to collect, treat and process hazardous waste, waste oils, etc. This will promote environmental protection, transparency and fair competition, and send the right signal to the market and the relevant competent authorities.’
Hazardous waste In the interests of protecting the environment and the level playing field, the
Dutch Waste Management Association successfully resisted any change in the collection infrastructure for hazardous waste, waste oils and ship wastes. By early 2009 it was clear that the government will retain the existing structure. From now on collection permits will be granted for an unlimited time and the limit on the number of permits issued will be dropped. Any company that meets the conditions can obtain a permit.
Financial guarantees For years the Dutch Waste Management Association has been urging for the repeal of the Financial Guarantees Decree because the respective permit conditions can vary per province or company, which leads to unfair competition. The outcome of the Association’s efforts was that in March 2008 the Dutch House of Representatives adopted a motion by Vietsch (CDA) and Neppérus (VVD) calling for an early repeal of the decree. The Dutch Waste Management Association is keen for the decree to be repealed as soon as possible. Especially in times of economic difficulty it is undesirable that companies are further constrained in their ability to obtain credit. The provincial authorities should also accept their responsibilities and revoke the relevant permit conditions. It is now clear that the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment will seek to repeal the Financial Guarantees Decree along with the revision of the Environmental Management (Establishments and Licences) Decree on 1 July 2009.
waste is essential to achieve recycling targets. In 2008 the Dutch Waste Management Association launched the campaign ‘Why? That’s why! VGF’. The campaign informs councillors and local authority officers about the importance of the separate collection of VGF waste and encourages local authorities to maintain this service, and where relevant to improve performance. The campaign emphasises the normality of sorting and separating waste. The aim is to follow up this campaign in 2009, in cooperation with the Association for Refuse and Cleansing Management (NVRD) and the Association of Netherlands Municipalities (VNG), to take the message to the public. Each spring, the Dutch Waste Management Association and the Association of Dutch Greenwaste Composting Plants (BVOR) organise a national compost day, during which the public can collect free compost, to highlight the need to continue separate collection and draw attention to the value of compost. It is also a way of thanking the public for their efforts in separating this waste at source. After all, the good waste management performance being achieved in the Netherlands depends on the diligence of the public.
Incentive for recycling Besides more forceful application of existing measures, an important means for achieving the target of 60% recycling of household waste is elaborating and expanding the regulations on producer responsibility. Important aspects are policy and
9
investment certainty, for example to encourage progress with the separation of plastics from household waste. The Dutch Waste Management Association argues that recycling of plastic packaging materials from household waste through separation at source (by households) and postseparation will make an important contribution to achieving this target. To achieve the target of 42% recycling of plastic waste in 2012, government and the packaging industry must provide further incentives for
Ger de Jong (De Meerlanden):
‘It’s about much more than recycling targets. Composting companies are working to improve soil quality, mitigate climate change and produce sustainable energy. That’s why every effort should be made to achieve the national target of processing 55% of all separated VGF waste.’
the recycling of packaging waste arising from the industrial, commercial and institutional sectors. The local authorities receive payments for collecting household packaging waste from the ‘Waste Fund’. The Dutch Waste Management Association argues that waste companies should also receive payments for collecting and processing packaging separated from commercial and institutional waste. Moreover, the Order in Council on Construction and Demolition, currently in preparation, will bring about better separation and recycling of construction and demolition waste. 7
Sustainable procurement
Sustainable landfill
The Dutch Waste Management Association supports the principle of sustainable procurement by government authorities and contends that this provides a competitive stimulus for innovations designed to reduce environmental pressures. If the sustainability criteria are properly formulated, it can also boost environmentally-friendly service provision and lead to higher recycling rates. In 2008 the Association was one of the organisations consulted by the government on the criteria for sustainable procurement. The discussions on waste collection were about social aspects. For waste incineration the issue at stake was the inconsistency between efficiency requirements and European legislation. The sector was also consulted about the criteria for sewer maintenance. The companies concerned are unhappy that the criteria include health, safety and environmental aspects that have already been incorporated into national legislation. At the initiative of the Dutch Waste Management Association, consultations were held with SenterNovem to agree on a set of realistic and workable criteria.
The Dutch Waste Management Association is delighted that the government states in the NWMP2 that sustainable landfill practices are worth pursuing. In 2008 the Sustainable Landfill Foundation launched a follow-up study to investigate whether the knowledge acquired during the first study can also be deployed to make existing and former landfills more sustainable. Additional knowledge is also required, among other things, about the water and nitrogen regime.
The future of landfill Both the government and the Dutch Waste Management Association believe that landfilling waste is, and will remain, a special responsibility. By providing reserve waste disposal capacity, landfill is an indispensable part of the waste management chain. The sector supports the government’s intention to commission a study of the economic position of the Dutch landfill sector. It urges the government to make use of the results of an earlier study and investigate the consequences of a further reduction in the amount of waste going to landfill.
Landfill Decree In 2008 the questions arising from the project plan for updating the Landfill Decree and the Landfill (Aftercare) Act were addressed by three working groups in which the Ministry of HousBert Krom (Afvalzorg Holding):
‘Efforts to reduce the amount of waste going to landfill are being “successful”, but they are turning landfills into good enterprises with few clients. The sector has been arguing for years that these enterprises will not survive. The study announced by the government may well be too late.’
ing, Spatial Planning and the Environment, the provincial councils and the landfill operators were represented. Almost all these issues have now been resolved. For the Dutch Waste Management Association it is important that landfill policy takes a risk-based approach comparable with that in the Soil Quality Decree, while retaining the level of protection for the environment. It is expected that the next step will be taken early in 2009. 7
10
Annual Review 2008
The market: towards a supply chain approach and a level playing field q Steering measures are needed but must not disrupt the playing field q The system for determining full capacity operation of waste-to-energy plants and introducing landfill bans needs updating
q Lower waste disposal charges needed to make progress with landfill remediation Steering measures are clearly necessary to implement policy. The Dutch Waste Management Association believes that steering mechanisms should have the least possible impact on the operation of the market. This implies that the proposed steering measures should at least be assessed on the degree to which they help to bring about a European level playing
field. An import ceiling for combustible waste and an incineration tax do not meet this requirement. An incineration tax is unnecessary, drives up costs, is counterproductive and disrupts the level playing field. What is important is that transported wastes should be treated in an equivalent manner; in other words, waste exports should not be permitted if in the recipient country
they would be treated to a standard below the minimum required in the Netherlands. An important precedent can be set by cooperation within ‘Little Europe’ – the Netherlands, Germany and Belgium.
Full capacity In the Netherlands exemptions from the landfill ban may be granted
when all waste incineration facilities are operating at full capacity. The procedure for declaring a state of full capacity and issuing discretionary landfill permits must be brought up to date. Companies that process waste should not be allowed to use the procedure for declaring full capacity as an excuse for sitting back and not playing an active part in the market. Just such a situation occurred in the autumn of 2008. While all the waste-to-energy plants were operating at full capacity, the sector heard that no exemptions to the landfill ban could be given because a small new processing facility in the south of the country had no supply of waste. The result was disruption of market forces. The Dutch Waste Management Association argues that the government should not immediately intervene whenever the processing facilities are on the point of not all operating at full capacity, but should wait for a few months to allow market forces to operate and restore a situation of full capacity operation.
The Association will be discussing a revision of the procedure with the government. Important aspects in this discussion are the period of notification, the period for which the
Peter Louwman (Delta Milieu):
‘We have been able to convince the authorities of the need to amend the tax legislation regarding the remediation of former landfills and the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment is going to encourage the redevelopment of old landfill sites. Cleaning up these sites benefits the environment and frees up land for other uses. Together we can make it happen!’
discretionary permission to landfill waste or suspension of the landfill ban is granted, and the landfill tax rate applicable during this period. An additional question is whether the decision on full capacity operation should be based primarily on the situation at the waste-to-energy plants or should also include the capacity available at other processing and treatment plants. The procedure can be changed during the revision of the Landfills and Wastes (Landfill Ban) Decree which the government is currently preparing. The Dutch Waste Management Association represented the sector in the workshops on this topic held by the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment in October 2008.
Landfill tax The way in which the high and low rate of landfill tax should be determined is under discussion. The Dutch Waste Management Association has concluded that the current landfill bans are not effective in making a clear distinction. Instead, the Association proposes that for the time being the current criterion, the ‘1100 regulation’ based on volumic mass, should be improved. Further discussions on this are being held with the Ministry of Finance.
Government in the market The draft Competitive Trading Act, sent to the House of Representatives by economic affairs minister Maria van der Hoeven at the end of February 2008, contains a number of rules of conduct for government authorities to prevent distortion of competition. For the waste sector this is most relevant in cases where local authorities or public sector companies collect commercial waste or household waste in municipalities outside their own catchment area. If a government authority partly finances commercial activities from public funds, this can be considered to be a case of unfair competition. The rules of conduct must be transparent and effectively ban the practice of cross-subsidisation. The Netherlands Competition Authority (NMA) can be called in if the available information warrants it. However, the sector is not confident that the outcome will be satisfactory. Early in 2009 the Dutch Waste Management Association started legal proceedings in an attempt to obtain a clear ruling on the admissibility of arrangements in which municipalities do not put their waste collection contracts out to European tender. The case in question involves the municipality of Maasdonk. In 2008 the municipality of Maasdonk decided that from 2009 it would contract out its waste collection service to the Den Bosch municipal waste service, without putting the contract out to open tender. The Dutch Waste Management Association believes that both private and public organisations have a place on the market, but free competition and fair market operation should always be
Dutch Waste Management Association respected. The court is being asked to decide whether or not this is the case in the municipality of Maasdonk.
Closed landfills In 2008 the Dutch Waste Management Association garnered support for its proposal to reduce the landfill tax for non-recyclable and non-combustible waste excavated from old landfill sites. The Association of Netherlands Municipalities (VNG), the Association of Provincial Authorities (IPO), the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment and the Ministry of Economic Affairs took a positive view of the proposal. It is now up to the Ministry of Finance to actually lower the rate of landfill tax. The proposal by the Dutch Waste Management Association is to lower the landfill tax for waste excavated from closed landfill sites that has a volumic mass of more than 1.1 tonnes/ m3 to €0 per tonne. If the volumic mass of the material is below this weight, the rate should be reduced to the statutory low rate of €17. Cleaning up old landfill sites benefits the environment and frees up land for other uses. The Dutch Waste Management Association argues that little progress is being made with cleaning up old landfill sites because of the high landfill taxes for excavated waste. The high costs are a reason for developers and contractors to look for alternatives to landfill for the disposal of excavated waste. A working group of various stakeholder organisations, including the Dutch Waste Management Association, is looking into possible solutions. In 2008 the Dutch Waste Management Association started legal proceedings against Tilburg municipal council and Noord-Brabant provincial council. The municipal council wanted to make unlawful use of material from the old Kempenbaan landfill in the redevelopment of the site. At the end of August 2008 the Council of State ruled in a ‘preliminary injunction’ that a permit should have been issued for the works and that the province had
willem Geerling (Essent Milieu):
‘Steering instruments should disrupt the European market as little as possible. Supply chain oriented waste policy, separation at source or post-separation of household waste, minimum standards, a regulation on demolition and construction waste, and sustainable procurement are the appropriate instruments for managing waste in line with the waste hierarchy.’
illegally made a decision to go ahead with the redevelopment of the site. The ‘preliminary injunction’ prevents the municipal council from proceeding with the work during the appeal proceedings, thus ensuring that no irrevocable situation could arise. Tilburg municipal council decided in early 2009 not to proceed on the basis of the decision by the provincial council, and the provincial council then revoked their decision. This brought the case to an end. In consultation with Noord-Brabant provincial council, Tilburg municipal council and the Dutch Waste Management Association are now investigating possible options for the redevelopment of the Kempenbaan landfill site. The outcome of this case has opened up a reduction in the landfill tax for discussion and the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment is drawing up a plan for dealing with old landfill sites. The judgement has also highlighted the need to further clarify the legal framework for the redisposal of excavated waste for all concerned. 7
Climate policy: recovering heat to optimise the CO2 balance q Expansion of incineration capacity, biomass power stations and anaerobic digestion of VGF waste deliver more energy from waste
q Significant potential for still more energy from waste through heat recovery q Efficient waste transport and use of secondary materials from waste contribute further to reducing CO2 emissions
Diligent waste management is a significant opportunity for CO2 reduction. Waste management is inseparable from a materials chain policy. Important components of such a policy are prevention, ecodesign and giving waste a second life as a raw material. This reduces the use of increasingly scarce primary raw materials, which also limits the use of energy in the production of pri-
Jan Rooijakkers (Twence Afval en Energie):
‘In the interests of the climate, energy saving and employment, the waste sector wants to make longterm investments in heat supply projects. I expect government cooperation to make this commercially feasible, for example by providing financial guarantees or pre-financing.’
mary raw materials. This is how the waste sector can make a significant contribution to national and European climate targets. Efficient waste transport, for example by ensuring optimal loading and using low-energy vehicles and clean fuels, also plays a part. This contribution will be further increased by innovations being made by the waste sector, which is also working with research institutes and
SenterNovem. In February 2008 the University of Twente, TNO and the sector agreed to inaugurate a chair of thermal waste processing and a doctoral candidate has begun research into optimising thermal conversion processes.
Energy from waste The increase in incineration capacity through the expansion of existing plants and construction of new facilities is gradually raising the amount of energy produced by wasteto-energy plants. At the end of 2008 the total incineration capacity in the Netherlands was 6.7 million tonnes, an increase of 0.3 million tonnes from 2007. An increase of 0.5 million tonnes is planned for this year. Moreover, the new biomass power stations, fired by 0.5 million tonnes of wood waste, also make a considerable contribution. Waste-to-energy plants currently deliver 12% of all sustainable energy produced in the Netherlands and the biomass power stations deliver about 3%. Separately collected VGF waste is also making a growing contribution to energy production. A transition is underway from composting to anaerobic digestion of VGF waste, in which not only compost but also biogas is produced. This biogas is used for the generation of electricity and heat or as a transport fuel. It is possible to refine the biogas to obtain a gas of the same quality as natural
gas. In addition, the woody fraction separated from VGF waste can be used as a fuel for energy generation in biomass and other power plants. Ideas have also been put forward for producing bioethanol, an environmentally-friendly alternative to the use of fossil fuels. Landfill gas produced in landfills by the breakdown of biodegradable waste is also used to produce energy. The Dutch Waste Management Association is involved in two studies for SenterNovem into the possibilities for reducing methane emissions from current and old landfills and to investigate how best to measure methane emissions from landfills. A concern is that the enormous increase in the number of electricity generating plants will lead to a shortage of transmission capacity on the national power grid. The danger is that sustainable energy will be denied access to the national grid. The Ministry of Economic Affairs is drawing up draft legislation to give priority to sustainable energy. As the first draft does not provide a clear statement on the level of priority given to sustainable energy from waste-to-energy plants during periods of congestion, the Dutch Waste Management Association asked for the importance of this source of energy to be properly taken into account. A short-term congestion management solution is being developed in which deliveries to the
11
national grid are allocated in line with market forces to allow better use to be made of existing capacity.
Heat recovery Like the government, the Dutch Waste Management Association views the recovery and use of waste heat as an important opportunity to increase the production of sustainable energy. Heat from waste incineration should be a key element in the policy for stimulating the recovery and use of waste heat. In this respect, the work programme ‘Putting heat on steam’ (Warmte op stoom) presented to the House of Representatives by the eco-
Diederik Gijsbers (Van Gansewinkel Groep):
‘The sector is helping to tackle climate change by introducing low-energy and electric vehicles, and by using clean fuels. At the same time, we are helping to reduce traffic congestion and environmental impacts by transporting more waste at night.’
nomic affairs minister in December 2008 is disappointing. The programme should clearly state how sustainable heat and waste heat can make a contribution to Dutch climate policy. It sidelines waste-derived heat, which does no justice to the great potential within the sector. To make use of the potential in the Netherlands for recovering waste heat to help meet the demand for energy, the government should stimulate the construction of heat supply networks. Moreover, the programme is not backed by the financial resources needed to get heat supply projects off the ground. The waste sector wants to make long-term investments in heat supply projects and expects government cooperation to make them economically viable. This could be in the form of a guarantee scheme or pre-financing of heat supply projects. 7
Safety: strengthening the safety culture q With the health and safety catalogue almost complete, the next step is raising compliance
q Measures to restrict exposure to diesel engine emissions q Single employee can work safely in sewers, under certain conditions
Health and safety catalogue In 2008 work proceeded on drawing up a health and safety catalogue for the waste sector. The Health and Safety Catalogue for Waste Management focuses on measures to reduce the risks of various waste management activities as much as possible. After adoption by the Labour Inspectorate the catalogue will become the standard for safe working practices in the sector. The catalogue draws on the knowledge and experience of the members of the Dutch Waste Management Association and was compiled in a process geared to reaching a consensus between employee organisations and employers. The Dutch Waste Management Association initiated the project. Besides the organisations mentioned above, the Association worked on its preparation with other industry organisations: the Trade Association for the Recycling of Construction
and Demolition Wastes (BRBS), the Association for Refuse and Cleansing Management (NVRD) and the Association of Dutch Greenwaste Composting Plants (BVOR). During the course of the year work on compiling the catalogue was subject to some delay. Under the revised timetable the catalogue should be completed in spring 2009. Its provisions should then be put into practice and kept up-to-date, which will probably be the subject of a followup project in 2009. The health and safety catalogue will only be a success if managers are effective in getting the message across in their organisations.
to reach a consensus. A plan was drawn up that provides companies with guidance for devising feasible and commercially acceptable ways of protecting workers in enclosed spaces. In consultation with employee organisations and drawing on the expertise available among the members of the Dutch Waste Management Association, a set of measures was adopted that can drastically reduce the risk of exposure to DEE. The focus of attention in the health and safety catalogue will gradually shift to DEE in the open air.
Martien van der Valk (vandervalk+degroot):
‘Safe working is high on the list of our priorities. The health and safety catalogue will provide a set of standards for safe working that apply to all companies, raising safety levels across the whole sector.’
DEE The health and safety catalogue on limiting diesel engine emissions (DEE) was the first to be started, but in practice it was found that further consultation was needed in order
Safe working in sewers For some time the sewer inspection and cleaning companies in the Dutch Waste Management Association have
been debating the necessity of the ‘working in pairs in sewers’ policy. The companies believe that under certain conditions it is acceptable for some activities to be carried out by one worker. These include aboveground activities within the built-up area and in daylight, where there is also a clear view of traffic in the area surrounding the work site. Another condition is that the company takes adequate safety measures, such as a risk inventory and evaluation (RIE) and providing personal protective equipment at the place of work. Moreover, continual contact with the worker must be possible. These agreements will be incorporated into the health and safety catalogue.
Compliance with health and safety rules A major challenge still facing companies is how they can get their employees to internalise safe working practices. The Labour Inspectorate considers that the level compliance with the health and safety rules in the sector is weak. The Dutch Waste Management Association therefore decided to draw up an action plan for improving compliance with these rules. Key aspects are vigilance, the attitude of managerial and supervisory staff, and communication. 7
12
Verenigingsprofiel | Association profile
Vereniging Afvalbedrijven: belangenbehartiger voor de gehele afvalketen
Dutch Waste Management Association: representing the interests of the whole waste chain
De Vereniging Afvalbedrijven behartigt op nationaal en internationaal niveau de belangen van afvalbedrijven die actief zijn in de gehele keten. De bedrijven houden zich bezig met het inzamelen, recyclen, bewerken, composteren, vergisten, verbranden en storten van afval. Ook bedrijven die actief zijn in het rioleringsbeheer zijn lid. De Vereniging Afvalbedrijven streeft naar een gezond en evenwichtig ondernemingsklimaat in Nederland en Europa en staat voor een doelmatig en duurzaam afvalbeheer. De Vereniging Afvalbedrijven is een gesprekspartner voor overheden en andere instanties.
The Dutch Waste Management Association represents the interests of Dutch waste companies at both the national and international level. Our members are active throughout the whole waste chain and are responsible for collecting, recycling, processing, composting, anaerobic digestion, incinerating and landfilling waste. Some companies are active in sewer maintenance. The Dutch Waste Management Association works for a healthy and balanced business climate in the Netherlands and Europe and promotes efficient, practicable and sustainable waste management. The Dutch Waste Management Association repre-
De branche-organisatie vertegenwoordigt zo’n tweederde van de Nederlandse afvalmarkt. Het Verenigingsbureau is gehuisvest in ’s-Hertogenbosch en heeft een kantoor in Brussel. Meer informatie over de Vereniging Afvalbedrijven en haar leden en de ontwikkelingen in het afgelopen jaar zijn te vinden op: www.verenigingafvalbedrijven.nl. De afdelingssecretarissen (zie organigram) kunnen meer informatie over de specifieke onderwerpen geven.
Organigram | Organisation chart
CEWEP, de Europese brancheorganisatie van afvalverbranders | Confederation of European Waste-to-Energy Plants, CEWEP Jan Manders (EFWC), vice-voorzitter | vice-chair
Algemene Ledenvergadering Annual General Meeting
ECN, de Europese brancheorganisatie van composteerders | European Compost Network, ECN John van Haeff (Essent Milieu), bestuurslid | board member
Bestuur Board
Commissie Wet- en Regelgeving Legislation Committee
Commissie Beleid en Strategie Policy and Strategy Committee
voorzitter | chair: vacature | vacancy secretaris | secretary: Evert-Jan Verbunt
voorzitter | chair: Freek van Eijk (SITA) secretaris | secretary: Evert-Jan Verbunt
Commissie Milieu Environment Committee
Commissie Communicatie Communication Committee
voorzitter | chair: Jan Schets (SITA Nederland) secretaris | secretary: Han van Rijssen
voorzitter | chair: Riny Kok (Essent Milieu) secretaris | secretary: Daniëlle van Vleuten
Platform Slibverwerken Dredged Material Platform
Platform KAM HSEQ Platform
voorzitter | chair: Albrecht Bresters (DRSH Slibverwerken) secretaris | secretary: Jeanne Kok
voorzitter | chair: Douwe de Boer (Essent Milieu) secretaris | secretary: Jeanne Kok
Afdeling Energie uit afval Waste to Energy Section
voorzitter | chair: Ger de Jong (De Meerlanden) secretaris | secretary: Evert-Jan Verbunt
voorzitter | chair: Jan Rooijakkers (Twence Afval en Energie) secretaris | secretary: Edwin Zoontjes
More information about the Association and its members and about developments over the last year is available on our website: www.dwma.eu (in Dutch). The section secretaries (see organisation chart) can provide more information on specific topics.
Vertegenwoordigers in internationale organisaties | Representatives in international organisations
Gegevens april 2009 | Data at April 2009
Afdeling Bioconversie Bioconversion Section
sents its members in negotiations with government and other organisations. The Association represents about two-thirds of the Dutch waste market. Our head office is in ’s-Hertogenbosch, the Netherlands, and we have a European office in Brussels.
Afdeling Rioleringsbeheer en Vegen Sewer Maintenance and Street Cleaning Section voorzitter | chair: Martien van der Valk (vandervalk + degroot) secretaris | secretary: Han van Rijssen
Afdeling Recycling & Inzameling Recycling and Collection Section
Afdeling Storten Landfill Section
voorzitter | chair: vacature | vacancy secretaris | secretary: Han van Rijssen
voorzitter | chair: Peter Louwman (DELTA Milieu) secretaris | secretary: Jeanne Kok
Bestuur Vereniging Afvalbedrijven | Board of the Dutch Waste Management Association • ir. P.H. (Pieter) Hofstra, voorzitter | chair • W.L. (Willem) Geerling (Essent Milieu), vice-voorzitter | vice-chair • mr. D.T.G. (Diederik) Gijsbers (Van Gansewinkel Groep), vice-voorzitter | vice-chair • ing. A.H. (Bert) Krom (Afvalzorg Holding), penningmeester | treasurer • ir. F.C.A.A. (Freek) van Eijk (SITA) • drs. G.J. (Ger) de Jong (De Meerlanden) • ir. W.C.H. (Wim) van Lieshout (HVC Groep) • ing. P. (Peter) Louwman (Delta Milieu) • ir. J.T.P.M. (Jan) Rooijakkers (Twence Afval en Energie) • ir. M.P.J.T.E. (Martien) van der Valk (Van der Valk + De Groot) • L. (Rens) Zwanenburg (InterChem BV) • ir. D. (Dick) Hoogendoorn (directeur Verenigingsbureau), secretaris | secretary
FEAD, de Europese koepelorganisatie van afvalbrancheorganisaties | European Federation of Waste Management and Environmental Services, FEAD Adriaan Visser (SITA), lid van het presidium van FEAD | Member of FEAD Presidency Commissie 1, Wet- en regelgeving / Markt | Committee 1, Legal Aspects / Market Ton Goverde (Van Gansewinkel Groep) Commissie 2, Technische Standaarden inclusief Inzameling | Committee 2, Technical Standards including Collection Stefan de Jong (SITA), voorzitter | chair
Subcommissie BREF Afvalbehandeling | BREF Waste Treatment Ton Goverde (Van Gansewinkel Groep) Commissie 3, Gevaarlijk afval, afvaltransport en ADR | Committee 3, Hazardous Waste, Shipments & ADR Jan Goedhart (Van Gansewinkel Groep) Commissie 4, Materiaalhergebruik | Committee 4, Material Recovery Filip Dings (SITA) Subcommissie REACH | Subcommittee REACH Wobbe van der Meulen (SITA) Subcommissie Organisch hergebruik | Subcommittee Organic Recovery John van Haeff (Essent Milieu) Commissie 5, Energiewinning | Committee 5, Energy Recovery Dick Spanjaard (Essent Milieu) Subcommissie Klimaatverandering | Subcommittee Climate Change Michael Sanders (Essent Milieu) Commissie 6, Storten | Committee 6, Landfill Heijo Scharff (Afvalzorg Holding), vice-voorzitter | vice-chair
Aangesloten leden | Members • N.V. Afvalverbranding Zuid-Nederland (AZN) • Afvalverwijdering Rivierenland (AVRI) • N.V. Afvalzorg Holding • A&G Maasvlakte • Van den Akker Cleaning & Inspection Services B.V. • AKZO Nobel Base Chemicals B.V. • Bredox B.V. • Corus Staal B.V. • DELTA Milieu B.V. • A. van Dorrestein B.V. • DRSH N.V. • Dusseldorp Groep B.V. • Ecomineraal • E.ON Energy from Waste Delfzijl b.v. • Essent Milieu Holding • Feniks Recycling • Van Gansewinkel Groep • Gemeente Amsterdam Afval Energie Bedrijf • GMB Holding B.V. • GP Groot B.V. • Grontmij BRP • Helma Reinigingsdienst B.V. • Heros Sluiskil B.V. • Heru B.V. • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
• HVC Groep • Inter-Che-M B.V. • Jansen Rioolreiniging • Koeweit Oliehandel B.V. • De Meerlanden Holding N.V. • Olie-inzameling Zuid-Oost Nederland (Ozon) B.V. • M.J. Oomen Leidingtechniek B.V. • W.A. van Peperzeel B.V. • Remat Chemie B.V. • Remondis Argentia B.V. • Reststoffenunie Waterleidingbedrijven B.V. • Shanks Nederland B.V. • SITA Nederland Holding • NV Slibverwerking Noord-Brabant • Sortiva BV • Stadsgewest ’s-Hertogenbosch • Teeuwissen Rioolreiniging B.V. • Tolhuis Rioolinspecties • Twence Afvalverwerking B.V. • Van der Valk + de Groot B.V. • Vecom Industrial Services B.V. • Veluwse Afval Recycling (VAR) B.V. • Vuilverwerkingsbedrijf Noord-Groningen • Wolfswinkel Reiniging • Wubben Handelsmaatschappij B.V. • ZAVIN C.V.
Colofon | About this publication Het Jaarbericht 2008 is een uitgave van | This Annual Report 2008 is published by Vereniging Afvalbedrijven | Dutch Waste Management Association Postbus | P.O. Box 2184 5202 CD ’s-Hertogenbosch t. +31 (0)73 – 627 94 44 f. +31 (0)73 – 627 94 49
[email protected] www.verenigingafvalbedrijven.nl
Engelse tekst | translation Derek Middleton, Zevenaar
tekst en redactie | text and editing Vereniging Afvalbedrijven | Dutch Waste Management Association, Daniëlle van Vleuten
april 2009 | April 2009
vormgeving | design ontwerpburo suggestie & illusie, Utrecht drukwerk | printing USPbv, Utrecht