JAAR VERSLAG 2013 CIJFERS & MEER VAN EEN JAAR ARCUS
1
JAAR VERSLAG 2013
2
3
Inhoudsopgave
6. Financiën 56 6.1. Enkelvoudige staat van baten en lasten van Stichting Arcus College 56 6.2. Geconsolideerde staat van baten en lasten van Stichting Arcus College 59 6.3. De enkelvoudige balans van de Stichting Arcus College 60 6.4. De geconsolideerde balans van Stichting Arcus College 61 6.5. Onderlinge leveringen en vorderingen/kortlopende schulden tussen groepsmaatschappijen 62 6.6. Treasury 62 6.7. Continuïteitsparagraaf 62 6.8. Risico-management 68
Samenvatting 1.Bestuursverslag 1.1. Over Arcus 9 1.2. Missie en visie: Arcus ideaal 9 1.3. Positionering Arcus en de Holdingbedrijven 9 1.4. Hoe is Arcus opgebouwd 10 2. De Kwaliteit van Onderwijs 15 2.1 Doelstellingen in het stratgeisch beleid 2011-2015 15 2.2 Doelen voor 2013 15 2.3 Voorbereiding Focus op Vakmanschap 15 2.4 Kwaliteitszorg 17 2.4.1 Verbetering naar aanleiding van het Inspectiebezoek 17 2.4.2 Audits 18 2.4.3 Tevredenheidsmetingen 18 2.5 De instroom van studenten 19 2.6 Het onderwijs en de begeleiding 20 2.6.1 Het uitvoeren van het onderwijs 20 2.6.2 De beroepspraktijkvorming (BPV) 20 2.6.3 Taal- en rekenonderwijs. 21 2.6.4 Engels 22 2.6.5 Studiebegeleiding 22 2.6.6 Loopbaanoriëntatie en –begeleiding 22 2.6.7 Burgerschap 23 2.6.8 Extra begeleiding (passend onderwijs) 23 2.6.9 Verzuimbegeleiding 24 2.6.10 Regeling Stagebox beroepsonderwijs 24 2.6.11 Switchers 24 2.7. De uitstroom van studenten 25 2.7.1 Voortijdig schoolverlaten 25 2.7.2 De gediplomeerde uitstroom van studenten 27 2.7.3 Doorstroom naar het hbo 30 2.8 Klachten 31 2.9 Professionalisering 32
7.Samenwerkingsverbanden 71 Jaarrekening en consolidatie 2013 Bijlagen Afkortingen Samenvatting
3. Infrastructuur en kwaliteit beroepsonderwijs 34 3.1 Techniekonderwijs in Zuid Limburg 34 3.2. Spreiding opleidingen 35 3.3. Financiële gevolgen 36 3.4. Leven lang leren, re-integratie en participatie 38 4. Facilitering van het onderwijs 42 4.1 Personeel & Organisatie 42 4.2. Financiën 43 4.3. Marketing&Communicatie 44 4.4. Facilitair Bedrijf 44 4.5. Het Studenten Informatie Punt 46 4.6. Inhuizing 47 5. Personeel en Organisatie 49 5.1.Instroom en uitstroom van personeel 49 5.2. De opbouw van het personeel 51 5.3. het ziekteverzuim 53 5.4. Het medewerkertevredenheidsonderzoek 54
4
5
Een inleiding met als titel “Over Arcus in 2013” moet natuurlijk vooral gaan over onderwijs. In ons jaarplan 2013 hebben we de vraag gesteld of we gegeven de veranderende omstandigheden op het terrein van re-integratie, inburgering en leven lang leren onze strategische doelstellingen niet moesten bijstellen. Dat hebben we gedaan. We hebben de conclusie moeten trekken dat de reïntegratie-activiteiten niet meer kunnen bijdragen aan onze strategische doelstellingen en dat we onze inspanningen op het gebied van ‘leven lang leren’ vooral moeten richten op zorg, techniek en de onderkant van de arbeidsmarkt. Inburgering voor zelfmelders doen we alleen in combinatie met andere taalcursussen. Dit wordt in hoofdstuk 3 verder toegelicht. Wij hebben in 2013 de voorbereiding voor Focus op Vakmanschap stevig ter hand genomen. We zijn daar tevreden over, we zijn goed op weg. Maar we hebben ook aarzelingen: • de nieuwe kwalificatiedossiers zijn nog steeds niet beschikbaar; •d e discussie over welke niveau 4 opleidingen nog steeds in vier jaar gegeven mogen worden is landelijk erg warrig verlopen en de definitieve conclusies zijn niet getrokken; • i n 2014 zal de werkdruk voor docenten door de overgang van 850 uur naar 1000 uur gaan toenemen. De extra financiële middelen zijn niet toereikend om dit op te vangen; •E n in 2014 zal het antwoord op de vraag: “passen we in de nieuwbouw?” echt gegeven moeten worden. Bepalend is met name de instroom van nieuwe studenten.
Hoofdstuk 4 gaat vooral over de ondersteuning van het onderwijs. Ons belangrijkste doel was: niet alleen de nieuwbouw staat er, maar ook de organisatie “voor de nieuwbouw” staat er. En ook op dat punt kunnen we tevreden zijn. De nieuwbouw is in het verslagjaar binnen de bouwbegroting gebleven en binnen de tijdsplanning gevorderd en er zijn geen indicaties dat in de laatste maanden van de nieuwbouw (tot mei 2014) overschrijdingen dreigen. We hebben alle facilitaire ondersteuning en de onderwijsondersteuning in nieuwe organisatieonderdelen samengebracht. Het programma “inhuizing”, waarvan deze organisatie-aanpassingen een onderdeel zijn, ligt geheel op schema. Kortom: we zijn ervan overtuigd, dat wanneer de nieuwbouw wordt opgeleverd, de organisatie klaar is voor de verhuizing. Vorig jaar hebben we in het jaarverslag aangegeven, dat we in onze bedrijfsvoering tekortkomingen hadden en dat ingrijpen nodig was. Daar hebben we dit verslagjaar stevig aan gewerkt. We hebben een uitgewerkte meerjarenraming, we hebben werk gemaakt van risicoanalyse en beheersing. De bedrijfsvoering van onze Mbo-opleidingen is inmiddels weer op orde. De personele uitgaven die te groot waren, zijn gereduceerd. Dat heeft overigens ook best pijn in de organisatie gedaan. Bij twee BV’s van de Holding heeft met name het wijzigen van de markt geleid tot gedwongen ontslagen. Met name binnen de unit Educatie en de processen rondom de BBL-bedrijfsopleidingen zijn nog cruciale bedrijfsprocessen niet op orde. Daar zijn we afgelopen jaar ook stevig negatief afgeweken van de begroting en hebben we onze doelstellingen niet gerealiseerd. We verwachten dat eind 2014 ook deze problemen voor het grootste deel opgelost zullen zijn. Het exploitatie-resultaat overall is positief. Meer hierover staat beschreven in hoofdstuk 6.
We hebben weer een stap gezet in onze kwaliteitszorgborging. Het beleid zoals dat de afgelopen periode ontwikkeld is, is definitief vastgesteld. We leren veel van de audits die we doen en we kennen onze aandachtspunten. Kortom ook hier zijn we goed op koers. Bijzonder is dat we in onze voltijds opleidingen, tegen de verwachtingen in, nog geen daling van het aantal studenten binnen Arcus hebben gehad. Daar horen ook de BBL opleidingen voor bedrijven bij. Op dat punt hebben we een moeilijk jaar achter de rug. Het deelnemerssucces – het thema van ons jaarplan 2013 – is inderdaad toegenomen: het diplomarendement is hoger. Het vroegtijdig schoolverlaten is minder geworden. Kortom een goed resultaat, maar tegelijk vinden we de resultaten nog broos en durven we nog niet van een trend te spreken. Misschien zijn we wat te voorzichtig, maar toch….. Deze ontwikkelingen zijn na te lezen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 gaan we vooral in op de ontwikkelingen bij het techniekonderwijs in Zuid-Limburg. Met enige trots kunnen we melden, dat er in 2013 een doorbraak is gerealiseerd. We hebben een steeds breder gedragen plan, dat feitelijk een voorwaarde is voor het in stand houden van goed techniekonderwijs in Zuid Limburg. De verdere uitwerking en de invoering is de agenda voor de komende jaren.
6
7
1. Bestuursverslag 1.1 Over Arcus Het Regionaal Opleidingen Centrum Arcus College is een school voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Arcus biedt ongeveer 200 verschillende opleidingen/uitstroomdifferentiaties aan, in vrijwel alle sectoren van het beroepenveld. Dat doen we binnen 4 verschillende units voor beroepsonderwijs, waarin de opleidingen in 11 domeinen zijn ondergebracht: bouw en infra, techniek, mobiliteit en voertuigen, creatieve industrie, horeca, bakkerij en dienstverlening, toerisme en recreatie, orde en veiligheid, economie en administratie, handel en ondernemerschap, ICT, zorg, welzijn, kappen. Bij de vijfde unit, de unit Educatie worden de opleidingen op niveau 1 en enkele opleidingen op niveau 2 uitgevoerd, waarbij intensievere begeleiding een goed uitzicht bieden op het behalen van een diploma. Arcus voert de meeste opleidingen uit op locaties in Heerlen. In Sittard worden enkele technische, creatieve en horeca-opleidingen verzorgd: schilderen, mediavormgeving en kok. 1.2 Missie en visie: Arcus-ideaal Door kwalitatief goed beroepsonderwijs, volwasseneducatie en bedrijfstraining wenst Arcus een belangrijke bijdrage te leveren aan de sociaal economische ontwikkeling van de regio. Arcus streeft ernaar een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk succes van de bewoners in de regio. Om dat te bereiken is het leerproces van Arcus aantrekkelijk, praktijken toekomstgericht. Daarbij maakt Arcus gebruik van uitstekende en moderne faciliteiten. De begeleiding en benadering zijn persoonlijk, respectvol en resultaatgericht. Iedereen moet bij Arcus de kans krijgen om de benodigde competenties te ontwikkelen, toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, of om verder te kunnen groeien. Daarbij gaat Arcus uit van ieders eigen wensen en talenten. Onderwijs volgen bij Arcus is gebaseerd op een intensieve samenwerking tussen alle belanghebbenden en impliceert dus rechten en verplichtingen van studenten, ouders en uiteraard van Arcus zelf. Strategische ontwikkelingen Externe factoren hebben een sterke invloed gehad op Arcus in 2013. Dit betreft vooral de ontwikkelingen op het gebied van re-integratie, inburgering, educatieactiviteiten en contractactiviteiten. In het Strategisch Beleidsplan 2011-2015 van Arcus is nadrukkelijk gekozen voor een sterke inzet op re-integratie, participatie en een Leven lang leren. De financiële crisis en het huidige overheidsbeleid inclusief wetgeving hebben echter grote gevolgen voor de opdrachten op het terrein van re-integratie en een Leven lang leren. Opdrachten in het kader van inburgering zijn sterk verliesgevend geworden. Dit heeft in 2013 uiteindelijk geleid tot een aanpassing van het strategisch beleid: • Re-integratie hoort inmiddels niet meer tot het takenpakket; • Arcus concentreert zich nu op haar kerntaak: scholing, mensen in een leersituatie ontwikkelen; • In het kader van een Leven lang leren concentreert Arcus zich op techniek, zorg en educatie; • Inburgering via aanbesteding is een aflopend product en ziet Arcus niet meer als een kerntaak. Alleen als inburgering van de zogenaamde zelfmelders is in te passen en te combineren met de gebleken toenemende vraag naar taaltrajecten (taal als basisvoorwaarde om te kunnen functioneren in de samenleving en het werkveld) wordt inburgering nog aangeboden. 1.3 Positionering Arcus en de Holding-bedrijven De Arcus BV’s, Contracting BV, het Centrum voor Baan en Beroep (CBB) en Transfer Werkt BV, zijn voornamelijk gericht op contractonderwijs voor bedrijven en re-integratie van mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. De economische ontwikkelingen van de laatste jaren hebben Arcus gedwongen om zich te herbezinnen op de vraag of deze wijze van samenwerking met de BV’s voortgezet moet worden. De van overheidswege gestuurde markt voor re-integratie is ingestort. Maar ook bedrijven hebben hun scholingsbehoefte drastisch teruggebracht, zie de teruglopende aantallen BBL-studenten. In 2013 is op basis van uitgebreide discussies en gedegen onderzoek besloten, om de activiteiten op het gebied van re-integratie af te stoten. De aandelen Transfer Werkt BV zijn via een management buy-out verkocht door Holding BV. De activiteiten van het Centrum voor Baan en Beroep worden in de loop van 2014 beëindigd. Daarnaast is besloten dat Contracting BV alleen nog als sales-organisatie optreedt. De activiteiten van de Stichting Volksuniversiteit werden in 2013 beëindigd en de Stichting is geliquideerd. Ze passen niet meer bij de kernactiviteiten van Arcus en zijn niet meer kostendekkend te organiseren.
8
9
1.4 Hoe is Arcus opgebouwd De Raad van Toezicht College van Bestuur Ondernemingsraad Bestuursbureau Centrale Studentenraad
De RvT kent vier commissies: de Remuneratiecommissie, de Onderwijscommissie, de Auditcommissie en de Bouwcommissie (Building Committee). In deze commissies vinden voorafgaand aan de reguliere RvT-vergaderingen meer specifieke besprekingen plaats, uitmondend in adviezen aan de RvT. De RvT heeft in het verslagjaar vijf keer als voltallige Raad vergaderd. Daarnaast werd een aparte themabijeenkomst belegd. Deze is vooral gebruikt om een aantal strategische zaken uitdrukkelijker te bespreken. Ook heeft de RvT overleg gevoerd met de Ondernemingsraad en de Centrale Studentenraad. De Remuneratiecommissie De Remuneratiecommissie voert de jaargesprekken met de leden van het College van Bestuur. Zij treedt op als werkgever van het College van Bestuur. De Onderwijscommissie De Onderwijscommissie heeft in het verslagjaar drie keer vergaderd. De commissie besteedt veel tijd aan het adviseren inzake het systematisch borgen en verbeteren van de onderwijskwaliteit. Daarbij is kennis genomen van de auditaanpak die daarbij gevolgd wordt en heeft de externe onderwijsauditor op dit punt de commissie voorgelicht. Daarnaast heeft de commissie via werkbezoeken ook kennis genomen van de praktische gang van zaken in verschillende units van Arcus. Ook voor 2014/2015 blijft kwaliteitsverbetering van het onderwijs hoog op de agenda staan. Daarnaast heeft de commissie geadviseerd over de onderwijskundige inhoud van het Jaarplan en het Geïntegreerd Jaardocument.
Het College van Bestuur Arcus heeft een College van Bestuur, dat belast is met de dagelijkse leiding. In 2013 heeft op verzoek van het zittende CvB een tijdelijke uitbreiding plaatsgevonden, waarmee extra financiële kennis aan het College is toegevoegd. • dhr. drs. Toon Theunissen, voorzitter • dhr. drs. Jos Jongen, lid • dhr. Hans Meijer RC, lid (sinds juli 2013) De portefeuilles zijn als volgt verdeeld: •D hr. Theunissen: strategie, omgeving, onderwijs en integriteit, de units GDW, H&T en Educatie plus de diensten Financiën, Marketing & Communicatie en Facilitair Bedrijf. •D hr. Jongen: personeel, organisatie, onderwijs en kwaliteitszorg, de units Techniek, A&H en het Studenten Informatie Punt plus de diensten Personeel en Organisatie en Onderwijsservices. • Dhr. Meijer: financiën (vanaf juli 2013) en inhuizing. De Raad van Toezicht Arcus kent een Raad van Toezicht, die een toezichthoudende en adviserende functie heeft ten aanzien van onderwijskundige, strategische- en financiële zaken. Daarnaast vervult de Raad de werkgeversfunctie naar het College van Bestuur. Leidraad voor het handelen van de Raad van Toezicht is de Branche Code Goed bestuur in de bve-sector De RvT was in 2013 als volgt samengesteld: • Dhr. drs. J.B.V.N. Pleumeekers, voorzitter (herbenoemd per 1-1-2012) • Mw. mr. C. Bode (herbenoemd per 1-1-2013). • Dhr. J.F. van Engelen.(benoemd per 18-10-2011) • Dhr. T.A. Goedmakers, vicevoorzitter/secretaris(herbenoemd 1-4-2012) • Dhr. M.J.A.L. van Haasteren (herbenoemd per 1-1-2013). • Mw. drs. A.M.B. Janssen-Noordman (herbenoemd per 1-1-2014). • Dhr. ir. J.L.J.M. Schneiders (herbenoemd per 1-1-2013). Over de Raad van Toezicht De toezichthoudende rol van de RvT krijgt met name vorm door op te treden als kritisch klankbord naar het College van Bestuur rondom onderwijskundige, strategische en financiële zaken. Tegen die achtergrond worden besluiten van het CvB beoordeeld. De RvT handelt op basis van de Branche Code van de MBO-Raad. Er vindt jaarlijks overleg plaats met de gekozen medezeggenschapsorganen.
10
De Auditcommissie De auditcommissie vergaderde in het verslagjaar drie keer. Gelet op het financieel moeilijke jaar 2012 is in het kader van de jaarbegroting en het Geïntegreerd Jaardocument uitgebreid stilgestaan bij de financiële kwartaalrapportages, de ontwikkelingen rond de Holding BV’s, de unit educatie en de financiële effecten daarvan. De ingezette verbetering van de administratieve organisatie laat zien dat stappen worden gezet. De commissie heeft in het verslagjaar ook de accountant, waar gewenst, bij zijn vergaderingen betrokken en geadviseerd over de jaarrekening. Nu de nieuwbouw vordert is ook de waardering en verkoop van de oude gebouwen van belang. Voor de lange termijn heeft de commissie geadviseerd over de meerjarenramingen en de bijbehorende risico’s, die in kaart zijn gebracht. Een belangrijk punt daarbij, ook voor volgende begrotingsjaren, is de zorg voor het op peil houden van een adequate personeelsvoorziening tegen de achtergrond van krimp van het aantal studenten, relatief veel pensionering van huidige medewerkers en het kunnen blijven aantrekken van jong personeel met de benodigde deskundigheden. De Bouwcommissie (Building Committee) Deze commissie vergaderde vier keer in het verslagjaar. Het doel van de commissie is het realiseren van een kwalitatief goed onderwijsgebouw aan de Valkenburgerweg. De commissie concentreert zich daarbij op een goede beheersing van vastgestelde budgetten en doorlooptijd. Voorgestelde ingrijpende wijzigingen worden zorgvuldig door de commissie beoordeeld en voorzien van een advies voorgelegd aan de RvT. De commissie adviseert verder de Raad van Toezicht over door de Raad te nemen besluiten. De Building Committee neemt zelfstandig geen besluiten. Het jaar 2013 De jaarstukken over 2012 (Geïntegreerd Jaardocument waarin opgenomen de Jaarrekening en het Bestuursverslag) werden door de RvT goedgekeurd. Dat geldt ook voor de meerjarenraming 2014-2020, het Jaarplan 2014 en de Begroting 2014. Belangrijke dossiers die tijdens de RvT-vergaderingen terugkeren en besproken worden liggen op het vlak van het onderwijs, waaronder inspectierapporten, (nieuwe) huisvesting, de financiële ontwikkeling inclusief bedrijfsvoering, de positie van de dochterondernemingen en risicomanagement. Het thema macrodoelmatigheid is in 2013 prominent op de agenda gekomen, de twee Zuid-Limburgse ROC’s hebben daarin de regie gepakt rondom de toekomst van de Zuid-Limburgse techniekopleidingen. De Raad heeft de ingrijpende strategische keuzes daarin, die samen met Leeuwenborgh en de Zuid-Limburgse vmbo’s gemaakt zijn, op het eind van het verslagjaar goedgekeurd. Op basis van die strategische keuzes is het adviestraject richting de Ondernemingsraad ingezet en wordt een programmaplan techniek Zuid-Limburg voorbereid, waarbij als invoeringsdatum van dat programma uitgegaan wordt van de zomer 2016. Een belangrijk element daarbij is, dat Arcus en Leeuwenborgh hun techniekunits gaan samenvoegen.
11
Specifieke onderwerpen die eveneens in 2013 ter tafel kwamen, betroffen kwaliteitsonderzoeken naar ons onderwijs, de strategische heroriëntatie waarin afstand genomen werd van de re-integratieactiviteiten, onze nieuw opgestelde Integriteitscode, het interne Auditplan, het MD-traject voor het voltallige management, de aandelenoverdracht van onze leerbedrijven (Arcus kiest voor de onderwijsrol en niet meer voor de ondernemersfunctie) en de nieuwe Branchecode MBO. In zijn rol van werkgever van het College van Bestuur heeft de RvT op voorstel van het CvB besloten tot een tijdelijke uitbreiding van het CvB. Vanwege versterking van de financiële deskundigheid is dhr. Hans Meijer, directeur financiën a.i, benoemd tot CvB-lid. De benoeming loopt tot 31-12-2015. In zijn decembervergadering heeft de Raad mw. Ameike Janssen-Noordman voor een periode van 4 jaar herbenoemd en wel per 1 januari 2014. De Raad van Toezicht heeft in het verslagjaar, met zowel de Ondernemingsraad als met de Centrale Studentenraad de algemene gang van zaken binnen Arcus besproken. De Ondernemingsraad (OR) De Ondernemingsraad van Arcus is het orgaan waarin de medezeggenschap van het personeel formeel gestalte krijgt. Het personeel van de onderwijsunits en het Centraal Bureau zijn erin vertegenwoordigd. De medezeggenschap is gebaseerd op de Wet op de Ondernemingsraden en geregeld in het reglement van de Ondernemingsraad. Wie zitten in de OR De Ondernemingsraad bestaat uit elf leden: twee uit elke onderwijsunit en een vanuit het Centraal Bureau. De leden hebben een zittingstermijn van vier jaar. Elke twee jaar treedt de helft van het aantal leden af. In 2013 hebben er verkiezingen plaatsgevonden en hebben drie nieuwe leden hun intrede in de Raad gedaan. De Ondernemingsraad bestond per 31-12-2013 uit: • Dhr. N.J. Adema • Mevr. G.B. Berben-Heijen • Dhr. J.H.B. Boerboom • Mevr. J.T.M. Bollen-Wienk • Dhr. mr. P.C.J. Bormans • Dhr. C.T.J. van Ginderen • Dhr. P.A.M. Hendrikx • Dhr. J.M.M.G. Janssen • Dhr. J.H.J. Lux • Dhr. E.P.L.M. Schols • Mevr. L. Speijcken
De Centrale Studentenraad (CSR) Deze raad bestaat uit door onze studenten gekozen studenten die de verschillende units binnen Arcus vertegenwoordigen. Ze vormen dé stem van de student. De Raad denkt, praat en beslist mee over regels en activiteiten. De Centrale Studentenraad wordt gevormd door: • Iris Erkens (voorzitter, unit Techniek) • Carina Blochberger (unit GDW) • German Bosch (unit GDW) • Roy van Mierlo (unit Techniek) • Maxime Herbord (unit H&T) • Rianne van den Eijnden (unit H&T) • Samantha Henderson (unit A&H) • Erik Wouters (unit A&H) • Naomi Muller (unit Educatie) De CSR wordt ondersteund door Lianne Bonten, die tevens de rol van ambtelijk secretaris vervult. Strategie van de CSR De gekozen studentenvertegenwoordiging heeft medezeggenschap in uiteenlopende zaken, die bij Arcus spelen. Het gaat vaak over onderwerpen die de opleiding en het verblijf bij Arcus beter en plezieriger kunnen maken. Hierbij gaat het om thema’s als veiligheid, roosters, ICT, inrichting van lokalen en examens. De CSR houdt zich bezig met alles wat voor studenten bij Arcus van belang is! Het doel voor 2013 In 2013 heeft de CSR zich nadrukkelijker gericht op het vergroten van betrokkenheid van de achterban, de Arcus-studenten. Wat verwacht de student van de CSR en welke thema’s willen studenten dat de CSR bespreekbaar maakt? Daarnaast zal de CSR nauw betrokken blijven bij de nieuwbouw en de verhuizing. Wat is er bereikt in 2013 De CSR heeft in de regelmatige overleggen met het CvB over een aantal belangrijke thema’s gesproken. Hoog op de agenda stond de gewijzigde aanpak rondom de schoolkosten. Het nieuwe format voor bestellingen leverde toch nog de nodige problemen op, specifieke vragen konden in goede samenspraak tussen CSR en CvB opgelost worden. Het CvB heeft de Raad gevraagd na te denken over de lengte van de zomervakantie en de wens om elk schooljaar 40 onderwijsweken te hebben. Dit vooral in relatie tot de invoering van 1000 uur onderwijs ten gevolge van Focus op Vakmanschap. De Raad is door het CvB uitgebreid geïnformeerd over het thema macrodoelmatigheid en de gevolgen daarvan voor zittende en toekomstige studenten. In dat kader was een afvaardiging van de Raad aanwezig bij het bezoek van minister Bussemaker aan Limburg, waarbij de samenwerking tussen de ROC’s het centrale thema was. Daarnaast heeft de Raad met het CvB gesproken over de voortgang van de inhuizing in de nieuwbouw. Eind 2013 mocht de Raad uit handen van JOB het Keurmerk Jij beslist mee ontvangen. Een teken, dat de medezeggenschap van studenten een volwaardige plaats inneemt binnen Arcus. Eind 2013 heeft het CvB de CSR om advies gevraagd in het kader van het techniekplan Zuid-Limburg.
Het College van Bestuur is de gesprekspartner van de Ondernemingsraad. Zes keer per jaar hebben het CvB en de Raad formeel overleg en vier keer per jaar informeel gedurende een hele of halve dag. De agenda voor het formele overleg wordt gezamenlijk vastgesteld. Ter voorbereiding van een goede besluitvorming wordt gewerkt in werkgroepen: onderwijs, personeel, financiën, arbo, huisvesting. Als het onderwerp er om vraagt, wordt ad hoc een werkgroep geformeerd. Bij gecompliceerde onderwerpen wordt advies van buitenaf ingeroepen. De werkgroepen overleggen informeel met de betreffende portefeuillehouder van het College van Bestuur en Diensthoofden.
Wat wil de CSR bereiken in 2014 en naar de toekomst In 2014 werkt de CSR verder aan de doelen van 2013. Het vergroten van bekendheid en betrokkenheid van de achterban blijft een belangrijk aandachtspunt. De CSR zal ook betrokken blijven bij de nieuwbouw en de verhuizing alsook bij de nieuwe aanpak van de leermiddelen.
In 2013 zijn verschillende onderwerpen aan de orde geweest, waarvan vele in het perspectief van de huisvesting en de organisatie. De belangrijkste thema’s waren: • Advies over de inrichting van de Dienst Financiën. • Advies over het formaliseren van de Dienst Marketing & Communicatie. • Instemming met de regeling Herplaatsingsbeleid. • Advies over de tijdelijke uitbreiding van het College van Bestuur. • Advies over de regeling Werkoverleg. • Advies over de inrichting van STIP. • Advies over de inrichting van FAB.
12
13
2. De Kwaliteit van Onderwijs 2.1 Doelstellingen in het Strategisch Beleidsplan 2011-2015 Elke student moet er bij Arcus op kunnen vertrouwen dat hij/zij altijd onderwijs van voldoende kwaliteit krijgt. Het streven is om het onderwijs elk jaar weer verder te verbeteren, zodat studenten, ouders en het bedrijfsleven in toenemende mate gaan ondervinden dat het onderwijs bij Arcus van uitstekende kwaliteit is. Hiervoor zijn in het Strategisch Beleidsplan de volgende doelen geformuleerd: • verdere invoering van competentiegericht onderwijs dat inmiddels ‘beroepsgericht onderwijs’ wordt genoemd; • verdere invoering van de nieuwe eisen op het gebied van taal en rekenen; • verdere verbetering van de kwaliteit en de kwaliteitszorg in de volle breedte van het onderwijs; • excelleren op de terreinen: procestechniek, zorg en topkoks; • Arcus toegankelijk laten zijn voor iedereen: speciale aandacht voor risicojongeren. In 2015 is het middelbaar beroepsonderwijs ingericht op de voortgaande ontgroening. De ontgroening in Limburg leidt de komende jaren tot een flinke daling van het aantal jongere studenten in het onderwijs. Dit maakt het noodzakelijk om aan de ene kant het aanbod af te stemmen op deze daling en er tegelijkertijd voor te zorgen dat het aanbod voldoende breed blijft en voorziet in de vraag van het bedrijfsleven en de instellingen naar goed geschoolde werknemers. Hiervoor zijn in het Strategisch Beleidsplan de volgende doelen geformuleerd: • in 2015 zal het techniekonderwijs van vmbo en mbo op een andere wijze georganiseerd zijn om het in Parkstad te blijven aanbieden; • voor de andere sectoren zullen in 2015 ook heldere besluiten op dit punt genomen zijn; •h et behouden van de unieke opleidingen die Arcus ook voor studenten van buiten de regio biedt (bv. de horecaopleidingen en de procesoperatoropleidingen); •h et starten van nieuwe opleidingen alleen nog in nauw overleg tussen de Limburgse ROC’s en AOC en de branches; arbeidsmarktrelevantie wordt daarbij een belangrijk criterium. 2.2 Doelen voor 2013 Het thema van het Jaarplan 2013 was: Studentsucces centraal. De doelen voor 2013 stonden in het teken daarvan. Kwaliteit van het onderwijs • voorbereiding invoering Focus op Vakmanschap; • het kwaliteitsbeleid verder borgen en de interne audits toespitsen op risicovolle opleidingen; • verbetering van de begeleiding van Arcus-studenten. Macrodoelmatigheid en Arcus is nooit vol • i n 2013 wordt de samenwerking met Leeuwenborgh (en de vmbo’s) over techniekonderwijs, inclusief het contractonderwijs, geconcretiseerd in een Zuid-Limburgs Plan van Aanpak, dat in 2013 in uitvoering genomen wordt; •d e discussie over macrodoelmatigheid en Arcus is nooit vol (voor iedere student is plaats bij Arcus) wordt afgerond en vertaald in beleidskeuzes. In dit hoofdstuk wordt de kwaliteit van het onderwijs belicht; op het onderwerp macrodoelmatigheid wordt in hoofdstuk 3 verder ingegaan. 2.3 Voorbereiding Focus op Vakmanschap In 2013 is het actieplan mbo Focus op Vakmanschap vertaald in de Wet Doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging. Dit betekent concreet dat vanaf augustus 2014 de intensivering en verkorting van de mbo-opleidingen zijn beslag krijgt, de niveau 1-opleidingen worden vervangen door Entree-opleidingen en dat met ingang van 2015 de bekostiging voor het mbo wordt aangepast. De invoering van de herziene kwalificatiedossiers is definitief uitgesteld tot 1 augustus 2016. Dit gaf duidelijkheid voor de voorbereidingen in 2013. Knelpunt in de voorbereidingen bleef de onduidelijkheid over de lijst van mbo 4-opleidingen, die niet naar 3 jaar gaan, maar 4 jaar zouden moeten blijven.
14
15
In het kader de intensivering van de mbo-opleidingen worden met ingang van 1 augustus 2014 de BOL-opleidingen van 850 naar 1000 klokuren op jaarbasis opgehoogd. Daarbij worden eisen gesteld aan de verhouding begeleide onderwijstijd (BOT) en beroepspraktijkvorming (BPV). In het 1e jaar dienen in BOL-opleidingen 700 klokuren begeleide onderwijstijd verzorgd te worden, in de jaren erna gemiddeld 550 klokuren. In de Entree-opleidingen moet 600 uur begeleide onderwijstijd gegeven worden. In de BBL-opleidingen moet 200 uur begeleide onderwijstijd gegeven worden. Dit komt voor Arcus neer op een (gemiddeld, maar per opleiding verschillende) grote verhoging van het aantal uren (door docenten) te begeleiden onderwijstijd. Dit betekende in 2013 een grote aanpassing van alle onderwijsprogramma’s. Ook werd steeds duidelijker dat de intensivering van het onderwijs met name voor de inzet van docenten gevolgen had, omdat de extra voor Focus op Vakmanschap ter beschikking gestelde gelden bij lange na niet toereikend zijn voor de bekostiging van de extra te verzorgen onderwijstijd.
Conclusie: met betrekking tot de invoering van Focus op Vakmanschap liggen we op koers. Mogelijk knelpunt wordt de hogere inzet van docenten (meer uren voor de klas) om de onderwijsuren toename te realiseren.
Hoewel de invoering van Focus op Vakmanschap duidelijk kansen biedt, dreigen er in combinatie met het kabinetsbeleid op het gebied van werkgelegenheid en jeugdzorg de komende jaren risico’s te ontstaan voor met name de zeer kwetsbare groepen jongeren. Deze risico’s worden onder meer veroorzaakt door de eisen die gesteld worden aan het taal en rekenniveau, de verzwaarde toelatingseisen die aan niveau 2-opleidingen gesteld worden, de vermindering van de BPV en toename van onderwijs binnen de schoolmuren (met name voor entree- en niveau 2-studenten een mogelijk probleem) en de scholingsplicht, die in het kader van de Wet Werk en Bijstand is ingevoerd, terwijl scholing niet voor alle doelgroepen een zinvolle oplossing is.
2.4 Kwaliteitszorg Het stelselmatig verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs staat bij Arcus al geruime tijd hoog op de agenda. Arcus ziet kwaliteitszorg als een geheel van activiteiten dat erop is gericht om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
Doelen voor 2013 • het uitrollen van Kapstok 3; • het ontwikkelen van projectplannen per onderwijsafdeling voor de invoering van Focus op Vakmanschap; • het aanstellen van een onderwijskundig medewerker per unit; •h et volgen van de actuele ontwikkelingen, meedoen aan de discussie in de mbo Raad en aan de implementatietoetsen van de nieuwe kwalificatiedossiers plus het vertalen van de opgedane kennis naar gevolgen voor de onderwijsteams van Arcus; • bij goedkeuring van de kwalificatiedossiers: starten met het herontwerp van de curricula. Behaalde resultaten in 2013 •D e ontwikkelingen rond Focus op Vakmanschap zijn in 2013 actief gevolgd; de gevolgen voor de onderwijsteams zijn duidelijk geworden, gecommuniceerd, gedeeld binnen de organisatie en vertaald in handvatten voor intensivering en verkorting (zie onderstaand). •D e Kapstok 3 is eind 2013 beschikbaar gekomen en is uitgebreid besproken in de organisatie conform hetgeen daarover in het professioneel statuut is opgenomen: “De professionele medewerkers worden binnen de instelling actief betrokken bij de totstandkoming van het beleid van de organisatie op de terreinen waar hun beroepsuitoefening betrekking op heeft.” De Ondernemingsraad (OR) heeft bevestigd dat dit bij de tot standkoming van de Kapstok in voldoende mate gewaarborgd is. De Kapstok 3 bevat de onderwijsvisie van Arcus en maakt expliciet hoe bij Arcus deze visie vertaald wordt in effectief onderwijs. De Kapstok 3 is de opvolger en vervanger van de Kapstok 2. Deze Kapstok heeft als doel, houvast te bieden bij en richting te geven aan de verdere vormgeving van het onderwijs. Dit betekent dat in de Kapstok de toekomstige, gewenste situatie is weergegeven, waar, in de komende jaren verder naar toe gewerkt gaat worden. In Kapstok 3 zijn de onderwijsontwikkelingen geïntegreerd. De kaders in het Actieplan mbo Focus op Vakmanschap en de richtlijnen uit het Bestuursakkoord Professionalisering, zijn opgenomen in de onderwijsvisie en de wijze van onderwijsuitvoering van Arcus. De Kapstok 3 wordt, nadat nog op enkele gebieden het Arcus beleid is vastgesteld, in het eerste kwartaal van 2014 definitief vastgesteld. •E r is een leidraad (handboekje) voor het ‘omkatten’ van de curricula ten behoeve van het intensiveren en verkorten voor de onderwijsteams beschikbaar; elke onderwijsafdeling heeft een projectplan voor de invoering van Focus op Vakmanschap en werkt aan de hand daarvan aan de intensivering en verkorting van de curricula. •E r zijn onderwijskundig medewerkers aangesteld per unit voor de ondersteuning bij de invoering van Focus op Vakmanschap; ze vallen hiërarchisch onder de unit en worden inhoudelijk aangestuurd door de Expertisegroep Onderwijs (EOS) van Arcus. •D e ‘grofontwerpen’ van de geïntensiveerde en verkorte curricula zijn in 2013 gereed gekomen. De onderwijsafdelingen werken nu aan het ‘fijnontwerp’ voor het 1e leerjaar, dat vóór de zomer 2014 klaar moet zijn. •D e begeleide onderwijstijd van het 1e en 2e leerjaar van alle BBL-curricula is in 2013 naar 200 klokuren gebracht, volgens de eisen die daaraan in het actieplan Focus op Vakmanschap gesteld zijn. •O m de risico’s voor de doelgroep zeer kwetsbare jongeren te verminderen zijn in 2013 in de regio Parkstad diverse overlegorganen in het leven geroepen waarbij gemeenten en onderwijs de handen krachtig in elkaar slaan om gezamenlijk op de ontwikkelingen te anticiperen.
Doelen voor 2014 • In de eerste helft van 2014 zal de aanpassing aan de curricula op basis van intensivering en verkorting die op 1 augustus 2014 ingaat, verder gerealiseerd moeten worden. • Omdat de invoering van de herziene kwalificatiedossiers is uitgesteld, zal de herziening van de curricula op basis van deze kwalificatiedossiers vanaf het najaar 2014 ter hand worden genomen. • De vertaling van de herziene bekostiging Arcus intern en de implicaties daarvan voor het onderwijs wordt in 2014 duidelijk.
Doelen voor 2013 • verdere borging van het kwaliteitsbeleid; • toespitsing van het interne toezicht op te detecteren risicovolle opleidingen; •h et behalen van een voldoende waardering voor het vervolgonderzoek van de onderwijsinspectie bij de opleidingen Kok en kappen, waarvan de inspectie in 2012 aangaf dat er tekortkomingen waren in het onderwijsproces. Behaalde resultaten in 2013 • I n 2013 is het kwaliteitszorgbeleid verder aangescherpt en is het aangepaste kwaliteitsbeleid vastgesteld. •D e twee opleidingen waarvan de inspectie constateerde dat er tekortkomingen waren in het onderwijsproces (koks- en kappersopleiding), zijn in november 2013 opnieuw gecontroleerd door de inspectie en in orde bevonden. Onderstaand wordt hierop verder ingegaan. • I n 2013 zijn een model en een vaste cyclus ontwikkeld voor het houden van audits. Aan de hand van dit model heeft in 2013 bij een aantal afdelingen een audit plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van deze audits zijn verbeterplannen als onderdeel van de afdelingsjaarplannen opgesteld. Conclusie: Met betrekking tot kwaliteitszorg ligt Arcus goed op koers; de systematische inzet van audits en verbeterplannen naar aanleiding van de resultaten ervan, leveren een belangrijke bijdrage aan het in control zijn. Op de verbeteringen die in 2013 naar aanleiding van het inspectiebezoek hebben plaatsgevonden en op de ontwikkelde en geïmplementeerde auditcyclus, wordt in de volgende paragrafen verder ingegaan. 2.4.1 Verbetering naar aanleiding van het Inspectiebezoek In 2012 kwam de onderwijsinspectie tot de conclusie dat het kwaliteitsbeleid van Arcus goed is, dat Arcus onderwijskundig in control is en dat haar onderwijsvisie in belangrijke mate terug te vinden is in alle onderwijsafdelingen. Bij dit onderzoek werden wel enkele tekortkomingen geconstateerd bij de opleidingen Kappen en Kok. In november 2013 heeft de inspectie daarom een vervolgonderzoek verricht naar de kwaliteitsverbetering bij de opleidingen Kappen en Kok. Bij de Kappersopleiding (BOL, niveau 2) scoorde de studieloopbaanbegeleiding en de rendementen onder de maat. Na de audit (2012) is een plan van aanpak opgesteld waarna de begeleiding aan de studenten is gestructureerd en geoptimaliseerd en de rendementen via een ander plaatsingsbeleid zijn verhoogd. De inspectie is naar aanleiding van het vervolgonderzoek van oordeel dat de ingeslagen weg een aanzienlijke verbetering teweeg heeft gebracht ten opzichte van de eerste audit en heeft beide aspecten nu met een voldoende gewaardeerd. Bij de Koksopleiding (BBL, niveau 4) waren het maatwerk, de studieloopbaanbegeleiding, het didactisch handelen, de beroepspraktijkvorming en de leeromgeving niet in orde. Op basis van een plan van aanpak is ook hier een verbetertraject uitgevoerd. Er zijn maatwerktrajecten geconstrueerd voor versnelde en vertraagde opleidingsroutes, de studieloopbaanbegeleiding is geherstructureerd, het didactische arsenaal van docenten is verruimd door de invoering van een nieuwe didactische methode en de aanschaf van daarbij passende leermiddelen voor het leren op school en in de BPV. De leeromgeving is sterk verbeterd door het betrekken van de nieuwbouw in Sittard. De inspectie heeft naar aanleiding hiervan de opleiding met een voldoende gewaardeerd en het vertrouwen uitgesproken dat de verbeteringen naar de toekomst toe worden gecontinueerd.
16
17
2.4.2 Audits Arcus zet ook zelf audits in om de kwaliteit van het onderwijs te meten. De audits vinden plaats in opdracht van het College van Bestuur. Door middel van deze audits, waarbij ook een externe gecertificeerde deskundige wordt ingezet, wordt de kwaliteit van het onderwijs onderzocht met behulp van het Toezichtkader van de onderwijsinspectie en wordt de werkwijze van de onderwijsinspectie gevolgd. De afdelingen/opleidingen voor deelname aan het onderzoek worden geselecteerd aan de hand van een risicoanalyse. Elke onderwijsafdeling wordt één keer in de strategische cyclus van 4 jaar, onderworpen aan een dergelijke audit. De audit betreft de gehele afdeling waarbij één opleiding, die exemplarisch is voor de afdeling in totaliteit, specifieker wordt onderzocht. Het onderzoeksresultaat, in de vorm van verbeterpunten, worden door het team opgenomen in het afdelingsjaarplan en de kwaliteitszorgcyclus als verbeteractiviteit (PDCA). De voortgang van de verbeteractiviteiten wordt gemonitord via de interne PDCA-cyclus. In de tweede helft van 2012 en in 2013 zijn bij de volgende afdelingen een audit uitgevoerd: AG, KTM, Zorg, Kappen, Horeca, EAO, Handel, ICT en Procestechniek B. De audits hebben naast verbeterpunten voor de afdelingen zelf ook een aantal verbeterpunten voor Arcus als geheel opgeleverd. Deze verbeterpunten zijn: • het verder operationaliseren van de PDCA-cyclus, met name het in zijn geheel doorlopen van de cyclus is daarbij van belang; •h et verder optimaliseren van de borging van de onderwijskwaliteit door monitoring, effectmetingen en het zichtbaar maken van resultaten; •h et verder operationaliseren van de zelfevaluaties door het verhogen van de betrokkenheid van de onderwijsteams, de analyse van meetresultaten en het terugdringen van de bureaucratie; •h et optimaliseren van het onderwijskundig leiderschap van de onderwijsmanager en de unitdirecteur. Het gaat dan met name om de dialoog/discussie met teams over onderwijs en kwaliteitszorgontwikkeling, en daaraan sturing geven en verantwoording over afdragen. Om te bepalen of Arcus in control is met betrekking tot de aan het onderwijs gerelateerde processen, worden Arcus-breed jaarlijks thematische audits uitgevoerd. Zo is in 2013 voor alle afdelingen gemeten of voldaan is aan de 850-urennorm en is nagegaan of ook de Contracting-opleidingen voldeden aan de kwaliteitseisen van de inspectie en de wettelijke kaders. In beperkte mate zijn er overigens herstelbare tekorten gesignaleerd. Conclusie: met de verbeteracties liggen we op koers. Arcus kent geen opleidingen meer, waarbij onderwijs of examinering volgens de inspectie tekortkomingen kennen. 2.4.3 Tevredenheidsmetingen De instroommonitor De instroommonitor wordt tweejaarlijks afgenomen. Door middel van de instroommonitor is de tevredenheid van de nieuwe studenten in het schooljaar 2012-2013 gemeten. Deze gegevens zijn echter al opgenomen in het jaarverslag van 2012. In het schooljaar 2014-2015 zal de volgende instroommonitor plaatsvinden. De JOB-monitor In 2012 is deze tweejaarlijkse monitor gehouden. In het Geïntegreerd Jaardocument van 2012 is hier uitgebreid op in gegaan. De resultaten van de JOB-monitor die eind 2013, begin 2014 is afgenomen, zijn nog in voorlopige vorm. Uit deze voorlopige resultaten blijkt dat het rapportcijfer dat studenten aan hun opleiding geven met 0,1 is gestegen van 6,8 naar 6,9. Het rapportcijfer dat de studenten aan Arcus als school geven, is met 0,2 gestegen van 5,7 naar 5,9. Het hoogste rapportcijfer van de studenten krijgt de afdeling KTM: 7,9. De Keuzegids In het begin van 2014 is de Keuzegids mbo-studies verschenen, die voor wat betreft het oordeel van de studenten is gebaseerd op de resultaten uit de JOB-monitor van 2012. Er is daarbij een bepaalde selectie gemaakt van de vragen uit de JOB-monitor die worden meegewogen in het oordeel. De opleidingen van Arcus worden in de keuzegids over het algemeen niet positief beoordeeld. Arcus neemt in deze keuzegids een 33e plaats in van de 39 ROC’s die zijn opgenomen in de gids. Arcus-opleidingen die wel goed scoren zijn de Media- en vormgevingsopleidingen KTM, Signmakers en Mediavormgeving (deze groep van opleidingen staat bovenaan de lijst in deze sector). De opleidingen Economie en Administratie staan in de middenmoot, evenals de opleidingen Toerisme en Recreatie en Zorg en Welzijn.
18
BPV-monitor In 2013 zou, na een pilot in 2011, voor de eerste keer de landelijke BPV-monitor worden afgenomen. Het doel van de monitor is het meten van de kwaliteit van de BPV. De afspraken in het BPV-protocol vormen het kader waarbinnen de monitor wordt vorm gegeven. Daarnaast heeft de minister van OCW in haar actieplan Focus op Vakmanschap 2011-2015 aangegeven dat zij wil dat de tevredenheid van het bedrijfsleven periodiek (driejaarlijks) in kaart wordt gebracht. Vanwege de invoering van deze landelijke BPV-monitor heeft Arcus de plannen voor een meer uniforme, Arcus-brede BPV-enquête, laten varen. De landelijke BPV-monitor is echter in 2013 niet afgenomen. Bij de units Techniek en Educatie en bij de afdeling Leisure & Toerisme van H&T zijn in 2013 eigen BPV-enquêtes afgenomen. Bij de andere units is dit in eerdere jaren ook gebeurd , maar onder meer vanwege de beoogde landelijke BPV-monitor die in 2013 zou worden afgenomen, zijn daar in 2013 geen eigen BPV-enquêtes gehouden. Doelen voor 2014 •D e kwaliteitszorg verder van staf naar lijn brengen door middel van een PDCA-cyclus, die bestaat uit voor het onderwijsteam hanteerbare en behulpzame elementen en een voor het onderwijsteam hanteerbaar format voor de zelfevaluatie en afdelingsjaarplan. •D e rol van de kwaliteitszorgmedewerkers verschuift hierdoor geleidelijk van uitvoerder van het kwaliteitszorgbeleid naar adviseur/ondersteuner voor de onderwijsmanager en het team. Verder zullen de kwaliteitszorgmedewerkers worden ingezet als uitvoerder van audits. De kwaliteitszorgmedewerkers worden hiervoor verder geprofessionaliseerd. •V erder systematiseren van de kwaliteitszorg door een strakkere, jaarlijkse plaatsing van de kwaliteitsactiviteiten in de PDCA-cyclus en het afronden van de cyclus (met name het terugkijken en aanspreken (C) en daarop gerichte verbeteracties inzetten (A) verdient aandacht). •B eleggen en inrichten van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de (onderwijs)processen (proceseigenaarschap). Zo kan beter gestuurd worden op het verbeteren van deze processen. De doelen met betrekking tot verbetering van begeleiding komen aan de orde onder paragraaf 2.6 Het onderwijs en de begeleiding. 2.5 De instroom van studenten In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van de studentenaantallen per unit en per leerweg opgenomen. unit
BOL
BBL
dt.BOL
Totaal 2013
Totaal 2012
Totaal 2011
Totaal 2010
Totaal 2009
Totaal 2008
Totaal 2007
Totaal 2006
A&H
1293
168
115
1576
1687
1739
1797
1658
1737
1851
1927
GDW
1650
567
1
2218
2255
2309
2323
2538
3452
2538
2289
H&T
1236
160
1396
1412
1530
1680
1790
1256
1314
1241
Techniek
1050
751
12
1813
1881
2076
1963
1916
1831
1834
1767
Trajectbureau
427
93
90
610
712
683
613
467
412
418
573
Totalen
5656
1739
218
7613
7947
8337
8376
8369
8688
7955
7797
Studentenaantallen per unit en leerweg (peildata 1-10), 2006 t/m 2013
Al enige jaren wordt een terugloop van studenten verwacht. De nieuwbouw van Arcus is gebouwd op deze voorspelde krimp, zodat de kosten voor huisvesting in balans blijven met de inkomsten op basis van de studentenaantallen. Ten opzichte van 2012 is het studentenaantal in 2013 met 334 studenten teruggelopen. Deze daling komt echter geheel voor rekening van de BBL- (en deeltijd-BOL-)studenten. De daling van het aantal BBL-studenten is toe te schrijven aan de economische malaise, waardoor veel bedrijven hun scholing uitstellen of zelfs tussentijds afbreken. Doelen voor 2013: • een sneller en klantvriendelijker verloop van het instroomproces; • verbetering van de (warme) overdracht van vo naar mbo; • verbetering van het keuzeproces voor instromers door het verbeteren van de voorlichting en meeloopdagen; • aandacht voor studenten die extra ondersteuning nodig hebben; dat past bij de invoering van passend onderwijs.
19
Behaalde resultaten in 2013: • In 2013 is het intakeproces geëvalueerd en zijn maatregelen ter verbetering van het proces opgesteld. •D e voorlichting is gecentraliseerd in de vorm van een gezamenlijk aanbod van alle ROC’s uit de regio Zuid-Limburg, i.p.v. bezoeken van mbo-voorlichters aan vmbo-locaties; In 2013 heeft de tweede centrale en gezamenlijke voorlichtings bijeenkomst (Arcus en Leeuwenborgh samen) plaatsgevonden. De toeleverende scholen en de leerlingen waren hierover zeer tevreden. •D e implementatie van de meeloopdagen nieuwe stijl is in november 2013 gestart en loopt goed. Decanen zijn zeer tevreden over de nieuwe werkwijze, met name over de verbeterde communicatie en één aanspreekpunt/loket voor de meeloopdagen. • Er is een digitaal aanmeldings- en registratiesysteem geïmplementeerd voor de meeloopdagen. Doelen voor 2014 • De ingevoerde ministeriële maatregelen (Focus op Vakmanschap, passend onderwijs, taal- en rekeneisen, decentralisatie Jeugdzorg, wijziging van de Wet Werk en Bijstand) hebben consequenties voor het toelatingsbeleid. Vanaf het schooljaar 2014/2015 zullen deze consequenties in het instroomproces worden doorgevoerd. 2.6 Het onderwijs en de begeleiding In het Strategisch Beleidsplan van Arcus is de visie op begeleiden als volgt verwoord: “Wij gaan uit van de ontwikkelingsmogelijkheden van onze studenten, niet van hun beperkingen. De begeleiding en benadering zijn persoonlijk, respectvol en resultaatgericht. Onderwijs volgen bij Arcus impliceert rechten en plichten van studenten, ouders en natuurlijk van onszelf.” Het vergroten van het studiesucces (rendementen) en het terugdringen van voortijdig schoolverlaten zijn de kerndoelen. Hierbij wordt de student zo gericht mogelijk begeleid naar een diploma op het juiste niveau. Daarnaast wil Arcus studenten afleveren die in hun loopbaan succesvol functioneren. Aandacht voor het verwerven van loopbaancompetenties is hierbij van belang.
2.6.2 De beroepspraktijkvorming (BPV) De Beroepspraktijkvorming of stage is een bijzondere vorm van praktijkleren, die in een erkend leerbedrijf plaatsvindt. De BPV is net als het leren op school een leersituatie waar leerdoelen gerealiseerd worden. Dat maakt dat de BPV-periode van een student niet alleen organisatorisch maar ook inhoudelijk een verantwoordelijkheid is van de school. De BPV is een belangrijk onderdeel van het leerproces. De praktijk is, mits aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan, een ideale leeromgeving. Het is dan ook met name voor de niveau 1- en 2-opleidingen een aderlating, dat door de intensivering van het onderwijs er minder ruimte voor BPV is. De organisatie en aanpak van de BPV verschilt bij Arcus nog per unit en zelfs per afdeling. Behaalde resultaten in 2013 •Bij de afdeling Handel is in het afdelingsjaarplan een snuffelstage opgenomen, om op die manier het beroepsbeeld van de beginnende studenten te verbeteren; er is een hernieuwd contact gelegd met de Woonboulevard Heerlen met het doel te onderzoeken of het onderwijs voldoende aansluit bij de moderne praktijk. •D e afdeling ICT van de unit A&H heeft in 2013 deelgenomen aan het onderzoek De praktijk van co-makership in het mbo (kortlopend onderwijsonderzoek, IVA onderwijs Tilburg). •D e unit Techniek voert jaarlijks een BPV-onderzoek uit onder bedrijven. Ook in 2013 heeft dit onderzoek weer plaatsgevonden. Bij de afdeling Procestechniek is naar aanleiding van de enquête van vorig jaar de eenduidigheid van de BPVopdrachten verbeterd. •B ij KTM is op basis van de resultaten van de BPV-enquête die in 2012 gehouden is, in 2013 de BPV-procedure volledig aangepakt. •B ij Horeca worden leermeesters uitgenodigd in de periode dat de examens gaan plaatsvinden en zij werden uitgebreid voorbereid op afname van de examens in de praktijk. •B ij de afdeling Zorg van de unit GDW is sprake van een zeer intensief contact met de instellingen. Er zijn meerdere overlegvormen en op meerdere niveaus. In het afdelingsjaarplan is specifiek het verbeteren van de examinering in de BPV als verbeterpunt opgenomen. •U it de voorlopige resultaten van de JOB-monitor 2013-2014 blijkt dat de studenten (nog) iets minder tevreden zijn over de aansluiting van de theorie op de praktijk en over de begeleiding door de school tijdens de stage dan in 2011-2012. Bijna een kwart van de studenten is niet tevreden over de begeleiding bij de stage. •U it de voorlopige resultaten van de JOB-monitor 2013-2014 blijkt ook dat een kwart van de studenten zich niet goed voorbereid voelt op de stage/BPV.
KLAAR STAAN
Uit het inspectiebezoek in 2012 en uit de JOB-monitor van dat jaar, bleek dat Arcus zich met name op het gebied van begeleiding van studenten nog kon verbeteren. Aspecten die met name voor verbetering vatbaar waren: de begeleiding bij de opleiding en de hulp bij problemen bij het leren.
Onderstaand wordt per onderdeel van de uitvoering van het onderwijs en de begeleiding aangegeven welke activiteiten Arcus in 2013 heeft ontplooid om die verbetering te bewerkstelligen. Tevens wordt aangegeven welke aspecten in 2014 worden opgepakt.
2.6.1 Het uitvoeren van het onderwijs Het vergroten van studiesucces en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten begint met een goede kwaliteit van onderwijs. Kwalitatief goed en uitdagend onderwijs zorgt ervoor dat jongeren geboeid worden en dat ook blijven gedurende hun gehele onderwijsloopbaan.
VOOR ANDEREN
Arcus heeft ervoor gekozen om het onderwijs op te bouwen rond integrale beroepsopdrachten (IBO’s). Integrale beroepsopdrachten zijn een middel om onderwijsleerdoelen te realiseren, daarop te reflecteren (wat ging goed, wat kan beter), om vervolgens het eigen leerproces te kunnen sturen.
Doelen voor 2013 •B ij de uitvoering van Focus op Vakmanschap vasthouden en versterken van het onderwijsconcept met de integrale beroepsopdracht als rode draad in het curriculum. •V ersterken van de begeleiding van de IBO’s: reflecteren op onderwijsleerdoelen (wat ging goed, wat kan beter) en output (beoordeling) van de beroepsopdracht als input voor leer- en loopbaangesprekken gebruiken (PDCA-cyclus). Behaalde resultaten in 2013 •B ij het ‘omkatten’ van de curricula is de IBO als rode draad binnen het onderwijs gehandhaafd en verder versterkt. In de Kapstok 3 is dit Arcus-onderwijsmodel opnieuw bekrachtigd. Doelen voor 2014 •O ok bij de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers wordt uitgegaan van het onderwijsmodel van Arcus, met de integrale beroepsopdracht als rode draad in het curriculum.
20
Doel voor 2014 •U niformering van de BPV. Met de inrichting van een centraal BPV-bureau bij STIP in het komende jaar, zal de uniformiteit van de BPV bij Arcus verder vorm krijgen. 2.6.3 Taal- en rekenonderwijs Sinds 2010 is de Wet Referentieniveaus Nederlandse taal en Rekenen van kracht. Het doel van deze wet is tweeledig. In de eerste plaats om te komen tot een versterking van de taal- en rekenvaardigheden en daarnaast te zorgen voor een verbetering van de aansluiting op het vervolgonderwijs. Mbo-studenten dienen vanaf het schooljaar 2014-2015 voor diplomering stapsgewijs aan het vereiste taal- en rekenniveau te voldoen. Voor niveau 4 is dat het referentieniveau 3F, voor de niveaus 1 t/m 3 is dat het referentieniveau 2F. Studenten van de verschillende mbo-niveaus worden dan geëxamineerd met centraal ontwikkelde examens. Tegen deze achtergrond heeft Arcus haar Nederlandse taal- en rekenbeleid geformuleerd en vastgelegd in een Implementatieplan Nederlandse taal en rekenen. Doelen voor 2013 • Extra aandacht en faciliteiten voor studenten met een taal- of rekenachterstand. • Het inrichten van centrale examinering voor taal en rekenen en oefenen door middel van pilots. •H et verder implementeren van de integrale taal- en rekenontwikkeling, volgens de methodiek van de drieslag taal en rekenen. • Projectfase laten overgaan in eindverantwoordelijkheid in de lijn. • Het aanbieden van professionaliserings-trajecten voor docenten op het gebied van taal en rekenen. Behaalde resultaten in 2013 •D e invoering van de Drieslag Nederlandse taal en rekenen.
21
- Nederlands en rekenen zijn als aparte lessen (lintles) opgenomen in het rooster; - Elke onderwijsafdeling heeft een taal- en rekencoach, die het taal- en rekenonderwijs op de afdeling coördineert en de docenten begeleidt. - Bij de eerstejaars studenten wordt het instroomniveau vastgesteld. - Er is een beleidsplan ontwikkeld voor studenten met dyslexie. Voorbereiding inrichting pilotexamens en centrale examinering Nederlandse taal en rekenen (Engels). - Er zijn pilotexamens Nederlands en rekenen (2F en 3F) afgenomen. - De administratieve en logistieke processen worden voor de pilotexamens centraal gecoördineerd en er is een toetsleider benoemd. Overgang projectfase naar lijn verantwoordelijkheid. - Er is een projectgroep taal en rekenen ingericht met lijnmanagers. Het middelbaar beroepsonderwijs had in eerste instantie drie jaar de tijd gekregen voor de implementatie van de referentie-niveaus. Inmiddels is dit met een jaar verlengd en hebben de mbo-instellingen iets meer tijd gekregen om hun taal- en rekenonderwijs goed neer te zetten. In de laatste voortgangsrapportage van de minister (26-9-2013), over de invoering van de referentieniveaus, blijkt dat de resultaten uit de pilotexamens zichtbaar hebben gemaakt dat de vo-leerlingen en de mbo-studenten, met name bij rekenen, nog ver afstaan van het vereiste referentieniveau. Ook uit de laatste in 2013 gehouden 2e pilot taal- en rekenexamens bij Arcus, waaraan 880 studenten hebben deelgenomen, blijkt dat met name het rekenniveau van de studenten nog onvoldoende is. Op niveau 3F rekenen (voor niveau 4-studenten) behaalde 72% van de studenten het examen niet. Op niveau 2F rekenen (voor niveau 2- en 3-studenten) behaalde 46% van de studenten het examen niet. Bij de pilotexamens Nederlandse taal behaalde op niveau 3F (voor niveau 4-studenten) 52% van de studenten het examen niet, Op niveau 2F Nederlandse taal (voor niveau 2- en 3-studenten) was dit slechts 8%. Omdat gebleken is dat de instellingen er nog niet klaar voor zijn, continueert OCW de rijksbijdrage voor taal en rekenen. Het risico dat bij de centrale examinering in de komende jaren extra ongediplomeerde uitval uit het mbo gaat ontstaan, is groot. Doelen voor 2014 •M et name aandacht voor verdere invoering van 3e slag van de drieslag (persoonlijke oefening en remediëring); dit is gerelateerd aan de invoering van passend onderwijs per 1-8-2014. • I nzetten van een intensiveringstraject rekenen (vanwege grote discrepantie tussen huidig rekenniveau van studenten en het te behalen referentieniveau). • Voltooiing van de inrichting van centrale examinering: in 2014 zal voor de eerste keer centrale examinering plaatsvinden. • Borging van het taal- en rekenbeleid in de organisatie; beëindiging van het project taal en rekenen. 2.6.4 Engels Engels is een verplicht examenonderdeel voor alle mbo 4-studenten geworden. In de niveau 4-onderwijsprogramma’s komt waar mogelijk Engels in de integrale beroepsopdrachten aan bod, maar wordt Engels op niveau 4 vanaf 2012 ook als lintles aangeboden. 2.6.5 Studiebegeleiding In 2013 is ingezet op verbetering van het mentoraat (zie ook onder professionalisering). Hoewel hier nog een weg te gaan is, blijkt uit de voorlopige resultaten van de JOB-monitor 2013-2014 dat studenten iets meer tevreden zijn over de studiebegeleiding bij Arcus dan in 2012-2013. Doelen voor 2014 • Doorzetten verbetering van het mentoraat. 2.6.6 Loopbaanoriëntatie en –begeleiding Aandacht voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding is een belangrijke factor bij het vergroten van het studiesucces van studenten. Daarom is het belangrijk om in de begeleiding van studenten aandacht te geven aan loopbaancompetenties. In het document Kwalificatie-eisen Loopbaan en Burgerschap in het mbo zijn 5 loopbaancompetenties beschreven waar bij Arcus in dit verband aandacht aan gegeven wordt. Het gaat om: capaciteitenreflectie (‘wat kan ik?’), motievenreflectie (‘wat wil ik en waarom wil ik dat?’), werkexploratie (‘waar vind ik werk dat bij me past?’), loopbaansturing (‘hoe bereik ik dat?’) en netwerken (‘wie kan me daarbij helpen?’). Aan loopbaanoriëntatie en -begeleiding wordt bij Arcus op diverse manieren in het onderwijsprogramma aandacht gegeven: • I n het kader van het regionale programma voortijdig schoolverlaten wordt gewerkt aan een gezamenlijk loopbaan-
22
oriëntatie- en begeleidingstraject (LOB) van het derde jaar v(mb)o tot en met het eerste jaar mbo. De uitvoering hiervan heeft in 2013 verder vorm gekregen door herinrichting van de voorlichting en verbetering van de meeloopdagen. De loopbaanactiviteiten worden doelgroep en doelgericht ingezet en vinden verspreid over het jaar plaats zodat voorbereiding en reflectie (dialoog) voldoende mogelijk is. • Bij een toenemend aantal onderwijsafdelingen vindt een zogenaamde oriëntatieperiode plaats in de eerste fase van hun opleiding. In deze oriëntatieperiode staan de vijf loopbaancompetenties zoals die in de kwalificatie-eisen Loopbaan en burgerschap zijn opgenomen. • Het ontwikkelen van loopbaancompetenties blijft gedurende de hele studie van de student belangrijk. Het ondersteunt studenten bij het maken van keuzes i.r.t. het leren en in studie en beroep, een leven lang. Daarom heeft studieloopbaanbegeleiding een vaste plek in de coaching van studenten. Aan de vijf loopbaancompetenties wordt bij Arcus dan ook individueel, in groepsverband en tijdens de BPV aandacht gegeven. 2.6.7 Burgerschap In het document Kwalificatie-eisen Loopbaan en Burgerschap staat aangegeven welke thema’s onder Burgerschap gerekend worden en aan welke inspanningsverplichtingen de school en de student moeten voldoen. Het thema Burgerschap kent de volgende onderdelen: • de politiek-juridische dimensie; • de economische dimensie; • de sociaal-maatschappelijke dimensie; • de dimensie vitaal burgerschap. Een student moet aan de door de school vastgestelde inspanningsverplichting voldoen om het diploma te behalen. Burgerschap komt bij Arcus zowel in het onderwijsprogramma als in de examenregeling aan de orde. Er is nog geen uniform beleid binnen Arcus met betrekking tot Burgerschap. Er wordt gewerkt met verschillende methoden (boeken en/of digitaal) of met zelf ontwikkelde materialen. Burgerschap wordt vaak als vak in de vorm van een lintles gegeven. Bij enkele opleidingen wordt Burgerschap geïntegreerd in de integrale beroepsopdrachten. Het aantal lesuren Burgerschap in het opleidingstraject en het aantal leerjaren waarbinnen aandacht geschonken wordt aan Burgerschap verschilt per opleiding. In 2014 wordt een meer uniform beleid binnen Arcus met betrekking tot Burgerschap ontwikkeld en geïmplementeerd. 2.6.8 Extra begeleiding (passend onderwijs) Er zijn studenten die om allerlei redenen behoefte hebben aan extra zorg en aandacht. Voor deze studenten is extra begeleiding nodig, naast of geïntegreerd in het reguliere begeleidingsaanbod. Belangrijk bij deze extra begeleiding is coördinatie tussen de betrokkenen bij de zorg aan één specifieke student, zodat kwetsbare studenten niet te maken hebben met zeer veel verschillende functionarissen. Arcus realiseert dat, door de extra begeleiding bij de mentor en de aan de unit toegekende intern begeleider te leggen. Zij vormen voor de student die extra begeleiding nodig heeft, een vaste waarde in de onderwijsloopbaan. Uit de resultaten van de JOB-monitor van 2011-2012 en van 2013-2014 blijkt dat ruim een kwart van de studenten niet tevreden is over de aandacht van docenten voor hun beperking. Bijna 1/3 deel van de studenten is niet tevreden over de hulpmiddelen en aanpassingen die er zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit een probleem is dat zich in gelijke mate bij de andere ROC’s voordoet. In het kader van (de Wet) Passend Onderwijs moeten de ROC’s vanaf 1-8-2014 zelf de ondersteuning en begeleiding van studenten met een beperking vaststellen, organiseren en vormgeven. De indicatiestelling voor leerlinggebonden financiering (LGF) wordt afgeschaft. Binnen het vo zijn samenwerkingsverbanden ingesteld om de ondersteuning vorm te geven. Voor het vo geldt dat leerlingen die tot nu in het voortgezet speciaal onderwijs terecht kwamen, in de toekomst voor een groot deel in het reguliere onderwijs (met extra ondersteuning) een plek krijgen. Voor het mbo geldt dat de populatie die instroomt, niet verandert, maar dat deze voor een groter deel vanuit het reguliere vo zal instromen. Daarbij komt dat de mbo-instellingen zelf een passend aanbod moeten formuleren omdat de indicatiestelling voor leerlinggebonden financiering (LGF) verdwijnt. In 2013 heeft Arcus gewerkt aan de voorbereiding van dit aanbod. De extra ondersteuning die Arcus (naast een goede basisbegeleiding) in 2014 gaat aanbieden is: • trainingen studievaardigheden, sociale vaardigheden, assertiviteit, faalangst en agressieregulatie; • extra taal- en rekenondersteuning;
23
• ondersteuning bij dyslexie en dyscalculie; • individueel maatwerk in de vorm van extra begeleiding of speciale voorzieningen als dat nodig is; •e en zeer beperkt aantal niveau 2-opleidingen wordt verzorgd door de unit Educatie, met kleinere groepen en een aangepaste didactiek en begeleiding. Op basis van de intake stelt Arcus vast welke extra begeleiding er nodig is voor studenten met een beperking. Arcus stemt hiertoe af met de aanleverende school en indien nodig met andere partijen (Jeugdzorg, gemeenten en leerplichtambtenaar). Arcus maakt het aanbod aan extra begeleiding en ondersteuning jaarlijks tijdig kenbaar.
uit te vallen. De studenten blijven ingeschreven in de opleiding van herkomst en volgen een onderwijsprogramma binnen de Unit Educatie. In 2014 wordt onderzocht of studenten zonder tussenkomst van een loopbaanonderzoek (heroriëntatie) kunnen worden opgevangen in de Switchers-voorziening. Omdat er in de Switchers-voorziening studenten terecht komen die gemotiveerd zijn, studenten die minder gemotiveerd zijn en studenten die niet gemotiveerd zijn om een opleiding te volgen, wordt onderzocht of de inhoud van het Switchers-programma aangepast moet worden. In het schooljaar 2012-2013 waren er 70 studenten die van de Switchers-voorziening gebruik hebben gemaakt.
Arcus legt de extra begeleiding die een student wordt geboden vast in (een aanhangsel bij) de onderwijsovereenkomst (OOK), die door Arcus en de student wordt ondertekend. Het doel van passend onderwijs is dat studenten met beperkingen waar enigszins mogelijk worden geplaatst in het reguliere onderwijs en dat de benodigde extra ondersteuning dus ook zo veel mogelijk gewoon in de klas plaatsvindt. Dat betekent dat de docenten moeten zijn toegerust om te gaan met verschillen in de klas. Hieraan wordt in 2014 in de vorm van scholing en professionalisering aandacht gegeven. 2.6.9 Verzuimbegeleiding Schoolverzuim is in veel gevallen een voorbode van voortijdig schoolverlaten. Schoolverzuim kan op die manier het behalen van een startkwalificatie onnodig in de weg staan en daarom is het noodzakelijk om het zoveel mogelijk te beperken. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs, de sfeer op school en de binding die een jongere heeft met school belangrijk zijn in het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Voor wat betreft de leer- en kwalificatieplichtige studenten zijn onderwijsinstellingen verplicht om de Leerplichtwet 1969 na te leven en melding te maken van ongeoorloofd verzuim van 16 uur les- of praktijktijd in 4 opeenvolgende lesweken. In de RMC-wetgeving (RMC staat voor Regionaal Meld- en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten) is vastgelegd dat ook ongeoorloofd verzuim van studenten van 18 tot 23 jaar, die nog geen startkwalificatie behaald hebben en die langer dan 4 aaneengesloten weken afwezig zijn, gemeld moeten worden. Behaalde resultaten in 2013: • In 2013 is het Arcus-verzuimbeleid en verzuimprotocol geformuleerd. In 2014 wordt dit verder geïmplementeerd. • I n 2013 is gewerkt aan de verbetering van de verzuimregistratie en betere ondersteuning hiervan door gerichte inzet van geautomatiseerde systemen. Hierin moeten nog flinke stappen gezet worden. In 2014 wordt gericht aandacht gegeven aan: •S ignalering: het uitgangspunt is dat elke student aanwezig is bij alle onderwijsactiviteiten. Iedere afwijking hierop dient te worden geregistreerd. •C orrecte registratie in Eduarte: afwijkingen van de presentie dienen altijd op de juiste plek te worden vastgelegd als basis voor verdere acties. • Opvolging: op basis van de signalering en de inhoud van de situatie worden acties ingezet. • Melding: in alle gevallen waar dat volgens de wetgeving en het Arcus-verzuimprotocol vereist is, wordt melding gedaan bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs). In 2014 zullen deze meldingen zowel kwantitatief als kwalitatief verder worden verbeterd. 2.6.10 Regeling Stagebox Beroepsonderwijs Het doel van de Stagebox is om moeilijk plaatsbare studenten op mbo niveau-1 (inclusief AKA) en niveau 2 een geschikte stageplaats te bezorgen en hen daar op weg te helpen. De regeling is gestart in 2006 en loopt tot en met 2013. De Regeling Stagebox van OCW houdt vanaf 2014 op te bestaan. In 2013 is voortgebouwd op de activiteiten die in 2012 in het kader van de Stagebox-regeling zijn ingezet. Veel aandacht wordt gegeven aan de voorbereiding van studenten binnen school (in schoolbedrijven of door middel van simulaties) op de echte stage. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de activiteiten die in 2013 per unit in het kader van de Stagebox zijn uitgevoerd. 2.6.11 Switchers In de afgelopen jaren is via de Switchers-voorziening aan studenten die niet op hun plek bleken op de gekozen opleiding, de mogelijkheid geboden om zich opnieuw te oriënteren. De Switchers-voorziening is ingericht voor studenten die dreigen
24
Conclusies met betrekking tot het onderwijs en de begeleiding: Het onderwijsconcept (met IBO’s) staat en biedt een stevige basis, ook bij nieuwe ontwikkelingen. Met betrekking tot de BPV zijn bij individuele units in 2013 verbeteringen gerealiseerd, echter Arcus-breed is nog verbetering nodig op gebied van uniformering van de BPV, voorbereiding van en begeleiding bij de BPV (JOB-resultaten 2013-2014). Taal- en rekenonderwijs: de inrichting van de centrale examinering ligt op koers; aandachtspunten zijn implementatie van remediëring (de 3e slag) en de borging van het taal- en rekenbeleid in de organisatie; groot zorgpunt is met name het rekenniveau van de studenten in relatie tot de eisen die daaraan gesteld gaan worden. Met betrekking tot studiebegeleiding en loopbaanbegeleiding is in 2013 ingezet op professionalisering van het mentoraat; in de afdelingen waar de inspectie de begeleiding onder de maat achtte, is die in 2013 verbeterd; de studenten (JOB 2013-2014) waarderen de begeleiding bij Arcus iets meer. Er blijven echter nog stevige stappen te zetten op het gebied van studie- en loopbaanbegeleiding. De extra begeleiding in het kader van passend onderwijs is tijdig geformuleerd, gecommuniceerd en de toekenning tijdens het intakeproces wordt geïmplementeerd. Aandachtspunt is de implementatie van de realisatie van de extra begeleiding in de units. Met betrekking tot beleidsvorming en systemen zijn in de verzuimbegeleiding in 2013 belangrijke stappen gezet; de realisatie van het verzuimbeleid behoeft nog verbetering. 2.7. De uitstroom van studenten 2.7.1 Voortijdig schoolverlaten Een voortijdig schoolverlater (vsv’er) is een uitstromer uit het onderwijs jonger dan 23 jaar zonder een diploma op havo, vwo, of mbo 2 of hoger. De doelstelling van het kabinet Rutte II is het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters verder terug te brengen naar maximaal 25.000 in 2016. Om dit te bereiken zijn meerjarige prestatieafspraken gemaakt met scholen en gemeenten voor de periode 2012-2013 tot en met 2014-2015. In 2012 hebben de gemeenten van Zuid-Limburg samen met de besturen van de vo-scholen en de bestuurscolleges van de ROC’s en Citaverde in dat verband met de minister een convenant gesloten met als doel het voortijdig schoolverlaten tijdens de periode 2012-2015 verder terug te dringen. Doelen voor 2013 •B ehalen van de landelijke vsv-norm, ondanks het feit dat in Parkstad sprake is van een zeer heterogene populatie en een groot aantal probleem- en/of risicojongeren en Arcus vasthoudt aan het beleid Arcus is nooit vol. • Verder verbeteren van de samenwerking in de regio met betrekking tot het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. In onderstaande tabel is het verloop van het percentage voortijdig schoolverlaters bij Arcus over de jaren heen in kaart gebracht in vergelijking met de landelijke percentages. 2005-2006
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2012-2013 t.o.v. 2011-2012
% vsv
% vsv
% vsv
% vsv
% vermindering
9,3 %
7,4 %
6,9 %
5,7 %
-17,4 %
Arcus 11,8 % 9,5 %
9,4 %
6,9 %
-26,5%
Landelijk mbo
Voortijdig schoolverlaten Arcus versus landelijk mbo
25
Met ingang van het schooljaar 2012-2013 wordt (landelijk) gewerkt met een andere rekenmethodiek om de resultaten op het gebied van voortijdig schoolverlaten te meten. Per onderwijsniveau zijn normen gesteld voor het terugdringen van vsv. Voor niveau 1 is de norm een maximaal vsv-percentage van 32,5%, voor niveau 2 is dat 13,5% en voor de niveaus 3 en 4 ligt de norm op 4,25%.
werkgelegenheid, onderwijs en jeugdzorg (Focus op Vakmanschap, passend onderwijs, taal- en rekeneisen, decentralisatie jeugdzorg, wijziging van de Wet Werk en Bijstand) de komende jaren risico’s op voortijdig schoolverlaten ontstaan voor met name de zeer kwetsbare groepen jongeren. •D it kan onder deze omstandigheden alleen maar gerealiseerd worden als gemeenten en onderwijs de handen krachtig ineen blijven slaan en gezamenlijk op deze ontwikkelingen anticiperen, zodat de kwetsbare jongeren in Parkstad niet tussen wal en schip belanden.
In de volgende tabellen zijn de vsv-percentages gerelateerd aan deze niveaus en gerelateerd aan de leerweg, weergegeven. landelijk gemiddelde
Arcus 2012-2013
vsv norm
studenten
aantal vsv
% vsv
% vsv
% vsv
niveau 1
243
72
29,6%
28,8%
32,50%
niveau 2
1320
134
10,2%
10,3%
13,50%
niveau 3 en 4
3640
155
4,3%
3,2%
4,25%
Doelen voor 2013 • Jaarresultaten van de populatie onder de 23 jaar zijn op de norm. • Verminderen van het grote effect dat het terugtrekken van Contracting-studenten door bedrijven op de rendementen heeft.
Voortijdig schoolverlaten per niveau
landelijk gemiddelde
Arcus 2012-2013
2.7.2 De gediplomeerde uitstroom van studenten Rendementen worden gemeten door middel van het zogenaamde jaarresultaat. De definitie van het jaarresultaat is: het aantal gediplomeerden in het jaar als percentage van hetzelfde aantal gediplomeerden plus studenten die de onderwijsinstelling zonder diploma in hetzelfde jaar verlaten.
vsv norm
In onderstaande tabel zijn de jaarresultaten van 2013 weergegeven per leerweg en per niveau, ten opzichte van de (landelijke) inspectienorm voor de rendementen, de score in 2012 en de gemiddelde ROC-score. Norm Inspectie
Gem. ROC score 2012
Arcus 2012
Arcus 2013
Arcus 2013 t.o.v. 2012
studenten
aantal vsv
% vsv
% vsv
% vsv
niveau 1
60,7%
72,7%
57,9%
60,3%
+
BBL niveau 1
9
7
77,8%
31,4%
32,50%
niveau 2
56,5%
70,8%
60,5%
71,0%
+
BBL niveau 2
201
22
10,9%
10,8%
13,50%
niveau 3
65,3%
66,4%
66,0%
70,4%
+
BBL niveau 3
251
10
4,0%
3,3%
4,25%
niveau 4
64,2%
69,7%
58,3%
66,4%
+
BBL niveau 4
92
0
0,0%
3,6%
4,25%
Totaal
60,7%
67,7%
+
BOL niveau 1
234
65
27,8%
28,3%
32,50%
BOL niveau 2
1119
112
10,0%
10,0%
13,50%
BBL
67,5%
55,0%
68,9%
+
BOL niveau 3
892
44
4,9%
3,9%
4,25%
BOL
66,1%
64,3%
66,9%
+
BOL niveau 4
2405
101
4,2%
3,0%
4,25%
Jaarresultaat per leerweg en per niveau (meetperiode 1-10 tot 1-10)
Voortijdig schoolverlaten per leerweg en per niveau
Behaalde resultaten in 2013 •T egen de achtergrond van het gezamenlijke regionale vsv-convenant is de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en gemeenten in de regio verder verbeterd. Dit uit zich in een uitstekend gezamenlijk vsv-resultaat in de (lastige) regio Zuid-Limburg. In de afgelopen jaren is het percentage vsv-ers in de regio teruggebracht van 4,7 % (2006) naar 2,2 % in 2013. Ten opzichte van 2012 is het regio percentage van 3,6% naar 2,2% gedaald. • I n het schooljaar 2012-2013 is door Arcus ten opzichte van het jaar ervoor, een vermindering van maar liefst 26,5 % gerealiseerd. De resultaten van Arcus liggen echter nog wel onder het landelijk gemiddelde (Arcus 6,9 % vsv; landelijk gemiddelde 5,7 % vsv). •O p niveau 1 en 2 is door Arcus de norm behaald, op niveau 3 en 4 nog niet. Ook ten opzichte van het landelijk gemiddelde is het verschil op niveau 3 en 4 het grootste.
In 2013 laat het jaarresultaat van alle niveaus een stijging zien ten opzichte van 2012. Dit geldt ook voor de jaarresultaten van niveau 1 en 4, die vorig jaar onder de norm van de inspectie scoorden. Het jaarresultaat van niveau 1 stijgt nagenoeg tot deze norm, terwijl het jaarresultaat van niveau 4 in 2013 boven de norm scoort. Wel blijft Arcus op deze niveaus nog achter bij de gemiddelde ROC-score. De verbetering ten opzichte van het vorig jaar komt vooral voor rekening van de BBL-opleidingen, waar sprake is van een stijging van het jaarresultaat van bijna 14%. In de volgende tabel zijn de jaarresultaten per afdeling en per niveau aangegeven ten opzichte van de (landelijke) inspectienorm; tevens wordt hierin het rapportcijfer uit de JOB-monitor aangegeven. Naast een (totaal)score onder de norm (de rood gemarkeerde velden) vindt Arcus het hierbij met name zorgwekkend als er door de populatie onder de 23 jaar beneden de norm gescoord wordt. Dit betekent namelijk dat het gaat om voortijdig schoolverlaters.
Door ontwikkelingen als gevolg van het kabinetsbeleid op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en jeugdzorg (Focus op Vakmanschap, passend onderwijs, taal- en rekeneisen, decentralisatie jeugdzorg, wijziging van de Wet Werk en Bijstand) dreigen komende jaren risico’s te ontstaan voor met name de zeer kwetsbare groepen jongeren in vo, vso en mbo. De vrees bestaat dat door deze ontwikkelingen de positieve resultaten van de gezamenlijke vsv-aanpak van onderwijs en gemeenten fors onder druk komen te staan. Conclusie: Arcus blijft qua vsv-cijfers nog iets achter ten opzichte van de rest van de regio Limburg, maar er is substantiële verbetering geboekt. De samenwerking in de regio is sterk verbeterd. Doelen voor 2014 •R ealiseren van de vsv-norm (ook op niveau 3 en 4), ondanks het feit dat als gevolg van het kabinetsbeleid op het gebied van
26
27
Cijfer JOB 2010
Cijfer JOB 2012
Cijfer JOB 2014 (voorl)
Afdeling
Niveau
jaar 2013 tov norm
jaar 2013 tov 2012
Jr t/m 23 jr tov norm (= indicatie vsv)
6,8
6,9
6,9
H&T Lea&Toer
2
+
+
--
--
3
--
--
--
+
+
4
+
--
+
--
--
--
3
+
+
+
2
+
0
+
4
+
+
+
3
+
+
+
4
--
+
--
1
--
+
nvt
2
+
+
+
3
+
+
+
4
+
+
+
2
--
+
+
3
+
+
+
4
--
--
--
2
+
+
+
Afdeling
Niveau
jaar 2013 tov norm
jaar 2013 tov 2012
Jr t/m 23 jr tov norm (= indicatie vsv)
A&H EAO
2
+
+
--
3
--
+
4
+
1
A&H Handel
A&H ICT
2
--
--
--
3
+
+
+
4
--
+
+
2012
2013
6,2
6,2
6,6
H&T KTM
Techn WEI 6,7
6,0
6,6
Tech Bouw GDW AG GDW Welzijn 1
GDW Welzijn 2
GDW Zorg
H&T Br&Bank
H&T FD
4
+
+
+
7,5
Cijfer JOB 2010
Cijfer JOB 2012
Cijfer JOB 2014 (voorl)
7,2
7,3
7,5
7,5
8,0
7,9
6,6
6,1
6,4
6,9
5,8
7,3
6,6
6,8
6,9
6,6
6,9
6,7
+
0
+
2
+
+
+
3
+
+
+
3
+
--
+
4
+
+
+
4
--
+
--
3
+
--
+
1
+
+
+
4
--
+
--
2
+
+
+
3
+
+
+
4
--
--
--
Transw 1
1
--
+
+
7,2
6,3
6,9
Transw 2
1
+
+
--
7,2
7,4
6,9
2
--
+
--
--
--
--
4
--
--
--
1
+
+
+
2
+
--
+
3
+
+
+
1
+
+
+
2
--
nvt
--
4
--
--
--
6,3
7,5
2013
1
3
6,8
7,1
2012
6,7 Tech Motorv.
6,8
7,2
7,2
7,0
6,8
7,1
6,6
6,9
6,8
Techn Procest.
7,0
7,1
6,2
onder de norm onder de norm, maar verbeterd tov 2012 23- boven de norm; 24+ onder de norm
H&T Horeca
2
+
0
+
3
--
--
--
4
+
+
+
6,2
28
6,8
6,9
Boven de norm
29
Behaalde resultaten in 2013 •D e jaarresultaten zijn over de gehele linie verbeterd ten opzichte van vorig jaar (31 x ‘groen’ in 2013, 24 x ‘groen’ in 2012). Het jaarresultaat van niveau 1 stijgt nagenoeg tot de norm en de andere niveaus zitten boven de norm. Bij de opleidingen die nog onder de norm scoren (de rode velden in de tabel) is er (met uitzondering van de afdeling WEI) sprake van tegenvallende resultaten veroorzaakt door zowel de BOL- als de BBL-populatie. Bij enkele opleidingen worden de resultaten negatief beïnvloed door doorstromers uit lagere niveaus, die zonder diploma vanuit lagere niveaus zijn doorgestroomd en vervolgens het hogere niveau niet halen. Verder is er nog steeds sprake van ongediplomeerde uitstroom uit BBL-opleidingen omdat bedrijven de opleiding van hun medewerkers voortijdig beëindigen. Een van de FD-opleidingen is een nieuwe opleiding, waardoor er nog geen gediplomeerde uitstroom kon plaatsvinden. • De jaarresultaten in de BBL (Contracting) zijn sterk verbeterd ten opzichte van vorig jaar. • De (voorlopige) uitslagen van de JOB-monitor over 2014 laten een iets stijgende studenttevredenheid zien. Conclusie: sterke verbetering van de jaarresultaten, die vooral voor rekening van de BBL komt. Doelen voor 2014 • Verdere verbetering van de jaarresultaten in de richting van het landelijk gemiddelde, waarbij met name de combinatie van tegenvallende jaarresultaten, veel voortijdig schoolverlaters en een lage studenttevredenheid een belangrijk signaal is en aanleiding vormt voor nader onderzoek en actie. 2.7.3 Doorstroom naar het hbo Landelijk dalen de rendementscijfers van mbo studenten in het hbo. Zo’n 40% van de mbo-studenten verlaat vroegtijdig het hbo. Niet alleen de hogescholen en de ROC’s willen deze rendementen verhogen. Ook de minister wil daarin verbetering. Aan de hbo-kant heeft zij met de Wet Kwaliteit in Verscheidenheid, die onlangs in werking is getreden, de regels omtrent toelating en studiekeuze aangescherpt. Aan de mbo-kant zijn er de nieuwe kwalificatiedossiers, waarin vooral het keuzedeel mogelijkheden biedt om de aansluiting van mbo naar hbo beter in te passen in het onderwijs- en begeleidingsprogramma. De kans op studiesucces in het hbo kan daardoor vergroot worden. Op regionaal niveau heeft Arcus afspraken gemaakt met Zuyd Hogeschool (samen met Leeuwenborgh en Gilde opleidingen) en met Fontys Hogescholen (met 11 ROC’s in de regio’s van Fontys). Deze afspraken zijn bedoeld om de aansluiting tussen mbo en hbo te verbeteren. Het huidige afsprakenkader met Zuyd Hogeschool loopt in 2014 af en er wordt gewerkt aan een nieuw afsprakenkader. Doorstroom naar het hbo vindt vanuit Arcus vooral plaats naar Zuyd Hogeschool. De cijfers met betrekking tot doorstroom naar het hbo zagen er in 2013 als volgt uit. 2012
2013
Aantal gediplomeerden niveau 4
724
701
Instroom Zuyd Hogeschool
274
271
37
Niet bekend
Instroom Avans
5
Niet bekend
Instroom elders
Niet bekend
Niet bekend
Instroom Fontys Hogescholen
Tabel gegevens mbo-uitstroom en hbo-instroom
Ongeveer 45% van de Arcus-uitstroom op niveau 4 stroomt door naar het hbo. In diverse onderwijs- en begeleidingsprogramma’s zijn in 2013 (een aantal van) de volgende zaken opgenomen: • v oorlichting over vervolgopleidingen (en het bijbehorende werk); bezoeken van opendagen, meeloopdagen of proefstudeerdagen bij hogescholen; • voeren van studie- en loopbaangesprekken (aan de hand van bv. de Kies Actief Tool); • ontwikkelen en opstellen van doorstroomportfolio; • deficiëntieprogramma (indien nodig).
Deze programma’s zijn in 2013 na evaluatie bijgesteld.In 2013 zijn er de volgende aansluitprogramma’s ontwikkeld: ICT-mbo met ICT-hbo, OA met Pedagogiek; Facilitaire Dienstverlening met Facility Management. Conclusie: aandacht voor borging van doorstroom naar het hbo in het Arcus onderwijs- en begeleidingsproces is nodig. Doelen voor 2014 •d e aansluiting mbo-hbo wordt een agendapunt binnen alle geledingen van Arcus, als onderdeel van het onderwijs en de begeleiding; • hierbij wordt ingespeeld op de regels omtrent toelating en studiekeuze in relatie tot de wet Kwaliteit in Verscheidenheid; • i n de keuzedelen van de nieuwe kwalificatiedossiers wordt aandacht gegeven aan de (verbetering) van de aansluiting met het hbo. •d e doorstroom naar het hbo wordt meer onderdeel van het Arcus onderwijs- en begeleidingsproces. Het Arcusdoorstroombeleid is erop gericht de studenten goed te informeren over- en begeleiden bij hun stap naar het hoger onderwijs. 2.8 Klachten Wederzijds respect en openheid naar elkaar zijn basiswaarden die ook tot uiting komen in de wijze waarop binnen Arcus met klachten wordt omgegaan. Uitgangspunt is dat je onvrede bespreekt met de eigen docent of mentor. Als een oplossing van de kwestie niet lukt, wordt de Onderwijsmanager betrokken of uiteindelijk de Unitdirecteur. Arcus kent een laagdrempelige Arcus-klachtenlijn, waarbij op een eenvoudige wijze onvrede kenbaar gemaakt kan worden. In 2013 kwamen via deze weg 17 meldingen binnen. Het betrof voornamelijk kwesties over toegestuurde nota’s, maar ook stageplekken en studieadviezen leidden tot een melding. In veel gevallen bleek dat er nog geen overleg met de mentor of Onderwijsmanager had plaatsgevonden. Alle kwesties werden uiteindelijk naar tevredenheid opgelost. Voor gevallen waarin dat niet zou lukken, heeft Arcus een Klachtencommissie die volledig bestaat uit externen. Deze commissie staat onder voorzitterschap van mr. M. Goessen, vicepresident van de Rechtbank Limburg. De Klachtencommissie is in 2013 slechts 2 keer ingeschakeld, in beide gevallen ging het over toepassing van een cao-bepaling. Geen van deze kwesties leidde uiteindelijk tot een inhoudelijke behandeling aangezien betrokkenen alsnog met de leidinggevenden een oplossing bereikten. Via de MBO-Ombudslijn kwamen in 2013 drie klachten binnen, waarvan twee uit dezelfde klas en over dezelfde kwestie. Het betrof een administratieve afhandeling na diplomering, die door interventie van het CvB snel kon worden rechtgezet. In het derde geval was er volgens de klager (een student) sprake van discriminatie. Dit werd in de klachtmelding verder niet toegelicht. Ondanks herhaald aandringen om aan te geven waarop de klacht dan precies betrekking had, heeft de student ervoor gekozen om geen uitleg te geven. Na overleg met de Ombudslijn is uiteindelijk de klacht als afgehandeld in de boeken terechtgekomen. Uit de resultaten van de JOB-monitor blijkt dat ondanks het bovenstaande toch nog ruim 1/3 deel van de studenten niet tevreden is over de wijze waarop wordt omgegaan met klachten van studenten. Landelijk is er overigens sprake van een vergelijkbaar percentage. Soort klachten/ commissie
2008
2009
2010
2011
2012
2013
algemene klachten
-
-
-
-
1
-
CAO-zaken
3
4
-
-
2
Examens
0
1
-
2
-
Ongewenst Gedrag
1
0
2
-
1
-
Klokkenluiderregeling (Meldpunt)
-
-
-
-
1
-
Totalen
4
5
2
2
3
2
In de afgelopen jaren zijn er aansluitingsprogramma’s ontwikkeld tussen individuele Arcus-opleidingen en hbo-opleidingen. Dit geldt voor de volgende opleidingen: Welzijn samen met Social Work, Verpleging/verzorging samen met HBOV.
30
31
2.9 Professionalisering Het succes van middelbaar beroepsonderwijs staat of valt met de kwaliteit van de medewerkers, in het bijzonder de onderwijsgevenden.
• herinrichting van het functiegebouw is (mede in het kader van de inrichting van STIP en FAB) opgestart; • de functies docent-LB/LC zijn opnieuw beschreven; • ideeën over Arcus leer- en werkplein zijn verder ontwikkeld, maar nog niet geïmplementeerd.
De professionalisering van docenten krijgt binnen het mbo volop aandacht. In 2009 hebben werkgevers en werknemers een Professioneel Statuut afgesloten en in het verlengde daarvan hebben de mbo Raad en het Ministerie van Onderwijs in 2011 een Bestuursakkoord gesloten. De ambities van Focus op Vakmanschap (2011) sluiten hier op aan. Rode draad in alle plannen is dat de school en ook de medewerker zelf aan zet is als het gaat om professionalisering.
Conclusie: professionalisering heeft op vele terreinen gestalte gekregen, maar is nog te weinig systematisch en komt er nog te veel bij in plaats van dat het een normaal onderdeel van het werk is.
Visie op professionaliseren Arcus staat voor sterk presterend onderwijs. Dit vraagt om docenten die uitstekende kwaliteit leveren, professionals die zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen ontwikkeling, welzijn en loopbaan. Professionaliseren en leren is gekoppeld aan presteren en vindt daarom ook vooral in het team plaats. De focus ligt logischerwijs op het onderwijsgevende personeel maar de kwaliteit van alle medewerkers draagt bij aan het realiseren van onze doelstellingen. Ons professionaliseringbeleid is daarom op alle medewerkers van toepassing. Duurzaam professionaliseren is onderdeel van een werkwijze van continue verbeteren (PDCA), een goede mix tussen formeel en informeel leren en een krachtige (virtuele), doelmatige, efficiënte en eigentijdse ondersteuning van het leren in de praktijk. Bij Arcus is professionaliseren een mix van aanbod- (verplichte) en vraaggerichte (door medewerker gewenste) professionaliseringsactiviteiten. Professionaliseren doen we samen en is meer dan alleen opleiden, het is verweven in de dagelijkse werkpraktijk van onze organisatie.
Doelen voor 2014 • Implementatie, uitvoering MD-programma (proces): MD-bijeenkomsten voor onderwijsmanagers en voor het Arcus-MT; •D e HR-basis is op orde: implementatie herijkte gesprekscyclus; implementatie herijkte functies LB en LC-docent; training adviesvaardigheden voor stafdiensten; strategische personeelsplanning (toekomstige personeelsvoorziening); •U itvoering centraal professionaliseringsaanbod: scholingstraject Verbeteren begeleiding; professionalisering examinering; taal en rekenen; • Verbetering opleiding Bevoegd en bekwaam voor het mbo (t.b.v. zij-instromers); • Uitvoering decentrale scholingsplannen. •O ntwikkelen scholingsprogramma Omgaan met verschillen in de klas (als aanvulling op het scholingstraject Verbeteren begeleiding. • Organisatie van de scholingsactiviteiten in de vorm van het Arcus leer- en werkplein.
Doelen, subdoelen, KPI’s en activiteiten professionaliseren Professionaliseren staat ten dienste van de strategische doelen van Arcus. Om de doelen in het primaire proces te realiseren dient Arcus te beschikken over een optimaal inzetbaar personeelsbestand. Professionaliseren van de medewerker is de manier om dit te realiseren en kan opgedeeld worden in de onderstaande professionaliseringsdoelen (die voortkomen uit de notities van Ministerie van OCW, rapportages mbo15 en het Arcus-beleid): • Vergroten professionalisering bestuur en vergroten professionele cultuur; • Vergroten kwaliteitsontwikkeling onderwijsteams; • Versterking onderwijskundig en bedrijfskundig leiderschap ; • De basis op orde brengen; • Versterken van de professionaliteit van de (individuele) medewerker. Om deze professionaliseringsdoelen te realiseren zijn deze vertaald naar meetbaar geformuleerde subdoelen. Organisatie van de professionaliseringsactiviteiten Om het professionaliseren en de professionaliseringsactiviteiten voor alle teams binnen Arcus beter en meer planmatig te ondersteunen wordt gewerkt met een Arcus werk- en leerplein. Dit instrument sluit aan op de Arcus-visie op professionalisering. Het Arcus werk- en leerplein faciliteert professionalisering en biedt een mix van formele, informele, aanbodgestuurde en vraaggerichte professionaliseringsactiviteiten. Doelen voor 2013 • Opstart nieuw management development-traject; • Herinrichting functiegebouw; • Scholingstraject (modulair maatwerkaanbod) voor docenten en mentoren in het kader van verbeteren van de begeleiding • Professionalisering examenfunctionarissen en examineringsstructuur • Opstart Arcus werk- en leerplein Behaalde resultaten in 2013 •h et hernieuwd MD-traject is opgestart; in dat kader hebben in 2013 enkele bijeenkomsten voor het Arcus-MT en het overige management plaatsgevonden; • scholingstraject voor docenten en mentoren in het kader van verbeteren van de begeleiding is geïmplementeerd; er hebben ruim 100 mentoren/docenten aan de trainingen deelgenomen; • scholingstraject examenfunctionarissen (van de units) heeft plaatsgevonden: er hebben ruim 200 docenten deelgenomen aan de verschillende cursussen; •in het kader van de inrichting van een centrale examenbureau (STIP) is professionalisering van alle betrokken functionarissen ingezet;
32
33
3. Infrastructuur en kwaliteit beroepsonderwijs In het Strategisch Beleidsplan van Arcus komt het woord macrodoelmatigheid nog niet voor. Dat bewijst hoe snel het denken daarover is ontwikkeld. Wel heeft Arcus het volgende gesignaleerd: “… de komende jaren is er een flinke daling van het aantal jongere studenten in het vmbo en het mbo. Dit maakt het noodzakelijk om aan de ene kant het aanbod af te stemmen op deze daling en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat het aanbod voldoende breed blijft en voorziet in de vraag van het bedrijfsleven/de instellingen naar goed geschoolde werknemers. Dit speelt het eerst bij het techniekonderwijs. De belangstelling bij het vmbo daalt. Een goede techniekschool, maar ook het beschikken over voldoende techniekdocenten bij een dalend aantal leerlingen, is duur. Uitholling dreigt. Arcus is ervan overtuigd dat dit fenomeen alleen via samenwerking in de beroepskolom, dus in Parkstad tussen de vmbo-scholen van LVO en SVO|PL, Arcus en Zuyd Hogeschool kan worden opgepakt. In 2015 zal het techniekonderwijs van vmbo en mbo op een andere wijze georganiseerd moeten zijn om het in Parkstad te kunnen blijven aanbieden. Doelen voor 2013: • I n 2013 wordt de samenwerking met Leeuwenborgh over techniekonderwijs geconcretiseerd in een Zuid-Limburgs plan van aanpak, dat dan ook al in uitvoering is. •V oor de zomervakantie worden de eerste discussies over macrodoelmatigheid en Arcus is nooit vol afgerond en vertaald in beleidskeuzes. 3.1 Techniekonderwijs in Zuid-Limburg In 2012 hebben Arcus en Leeuwenborgh het initiatief genomen om intensief samen te werken en daarmee het best passende antwoord, op de verwachte ontwikkelingen met betrekking tot aanbod van leerlingen en vraag naar arbeidskrachten in de techniek, te ontwikkelen. Daarbij gelden de volgende doelstellingen: •H et in stand houden van een breed aanbod van technische opleidingen, mits financieel verantwoord, met de best mogelijke voorzieningen om over de volle breedte goed technisch beroepsonderwijs te realiseren. •V erhoging van de toestroom van nieuwe studenten en studenten naar het technisch onderwijs in de regio. Dit met betrekking tot de instroom van jongeren en zij-instroom. •E en verbetering van de kwaliteit en de doorstroommogelijkheden in de beroepskolom van het technisch onderwijs (vmbo-mbo-hbo) • Een verbetering van aansluiting van het onderwijsaanbod op de vraag vanuit het bedrijfsleven in zowel BOL als BBL. Arcus heeft een Stip op de horizon geformuleerd, een beeld van de toekomstige spreiding van mbo-techniekonderwijs in de drie steden in Zuid-Limburg. Op basis van deze mbo-stip op de horizon zijn gesprekken gestart met andere partijen en stakeholders in de regio. De conclusie die hieruit naar voren kwam: alle partijen onderkennen de noodzaak van herspreiding. Het voortgezet onderwijs en het bedrijfsleven hebben ook nadrukkelijk kenbaar gemaakt dat nadere afstemming tussen de mbo’s, de vo-scholen en het bedrijfsleven gewenst en noodzakelijk is om tot een goed afgestemd spreidingsplaatje voor techniekonderwijs in Zuid-Limburg te komen. De belangrijkste groep hierin zijn de vmbo’s in de regio. Er is dan ook een werkgroep samengesteld, bestaande uit onderwijsdirecteuren van mbo en vmbo-techniek, die de vraag hebben gekregen van de besturen van voortgezet onderwijs en de ROC’s een plan op te stellen voor de herinrichting van het techniekonderwijs in Zuid-Limburg. Deze werkgroep heeft een plan opgesteld, dat door de Colleges van Bestuur is overgenomen: Er komt een onderwijskundige herinrichting voor vmbo- en mbo-techniek. Het technisch beroepsonderwijs in Zuid-Limburg wordt in de toekomst aangeboden in twee doorlopende vmbo-mbo-leerlijnen: de vakmanschapsroute voor basis en kader vmbo en de niveau 2- en 3-opleidingen van het mbo. De technologieroute voor de theoretische leerweg en de niveau 4-opleidingen van het mbo. Deze onderwijsroutes worden in geheel Zuid-Limburg op een gelijkvormige wijze opgezet en ingericht in 3 regio’s, te weten Sittard-Geleen, Parkstad en Maastricht. Vmbo-mbo techniek in drie steden onder een dak: In de vakmanschapsroute worden in het vmbo basis en kader alle leerlingen van leerjaar 3 en 4 in Sittard-Geleen, Maastricht en Parkstad gecentraliseerd in één centrale vmbo-technieklocatie. Mbo-techniekonderwijs voor niveau 2 en 3 wordt op dezelfde centrale technieklocatie in elke regio gegeven.
34
In de doorlopende leerlijn vmbo-mbo wordt leerjaar 4 van het vmbo en leerjaar 1 van mbo niveau 2 en 3 gezamenlijk binnen 1 jaar uitgevoerd, waardoor een verkorting van de studietijd met 1 jaar kan worden gerealiseerd. De technologieroute wordt als doorlopende leerlijn vmbo TL/GL naar mbo-niveau ingericht, waarbij de hoofdfocus de verdere doorstroom naar het hbo is. Ook hierbij wordt intensiever samengewerkt tussen vo en mbo, zowel voor de onderwijsprogramma’s en -uitvoering als voor het delen van faciliteiten. De voorziene verkorting van leertijd in de technologieroute zal minder dan 1 jaar zijn. 3.2.Spreiding opleidingen De mbo-opleidingen worden als volgt herspreid over de drie locaties: Sittard Vakmanschapsroute
CV
Technologiesroute
PIE
BWI
lab Trp
Maintenance
ACC
BOLtotaal
Installatietechniek 5
Elektrotechniek PIE
BWI BOZ
Maastricht
PIE
MT
Prc
PIE
MT
Prc
BWI Heerlen
Toelichting vakmanschapsroute mbo niveau 2 en 3 (blauw): De vmbo-profieldelen PIE, BWI & M&T leerjaar 4 worden samen met het mbo-niveau 2 uitgevoerd op alle locaties (brede instroom). De mbo-uitstroomspecialisaties in het BWI-domein worden uitgevoerd in: • Bouwproces en bouwvoorbereiding in Maastricht; • Bouwen vanaf fundering in Maastricht; • Hout- en meubelverbindingen in Maastricht; • Design en decoratie in Sittard.
De mbo-uitstroomspecialisaties van in het PIE-domein worden uitgevoerd in: • Maintenance in Sittard/Geleen; • Installatietechniek in Maastricht; • Elektrotechniek in Heerlen. Ook de mbo-uitstroom procestechniek wordt in Heerlen uitgevoerd.
35
De mbo-uitstroomspecialisaties van M&T worden uitgevoerd in: • Autotechniek in Heerlen; • Transport in Sittard/Geleen. Toelichting technologieroute mbo niveau 4 (rood): • Creatieve vormgeving en Laboratoriumtechniek in Sittard/Geleen; • Bouw in Maastricht; •W EI, Motorvoertuigentechniek en Procestechniek in Heerlen; hierbij zal voor wat betreft WEI en procestechniek aangesloten worden bij de Zuyd Hogeschool (doorstroom hbo) 3.3 Financiële gevolgen Om de financiële gevolgen van diverse opgestelde scenario’s voor de techniekopleidingen in Zuid-Limburg inzichtelijk te maken, is een diepgaande analyse (o.b.v. integrale kosten en opbrengsten) gemaakt. De conclusie is, dat het voorgestelde scenario de toekomstige jaarlijkse mbo-exploitatie, die nu sterk negatief is, sterk verbetert tot een neutrale exploitatie. Wel zullen zeer aanzienlijke transitiekosten gemaakt moeten worden om de nieuwe geoptimaliseerde situatie te bereiken (indicatief € 5.600.000,- totaal.) Om de transitie (mee) te financieren, worden acties geïnitieerd in het kader van het Techniekpact. Samenwerking en Governance Om deze plannen te realiseren zal een zeer intensieve samenwerking horizontaal (de ROC’s in Zuid-Limburg) tussen de vo-scholen onderling in de drie regio’s en verticaal tussen de ROC’s en de vo-scholen in de drie regio’s gezamenlijk moeten plaatsvinden. Parallel aan de werkgroep vo-mbo hebben de CvB’s van Arcus en Leeuwenborgh twee modellen verkend, het Uitruilmodel (een model waarbij Arcus en Leeuwenborgh onderling opleidingen uitruilen) en het Samenwerkingsmodel (een model waarbij Arcus en Leeuwenborgh gaan samenwerken). De conclusie van de CvB’s van Arcus en Leeuwenborgh is dat een toekomstvaste keuze het samenwerkingsmodel is. De units techniek van beide ROC’s gaan dan ook samen. De argumenten zijn gebaseerd op de noodzaak om techniek mbo als een voorziening voor de regio Zuid-Limburg neer te zetten en daarbij een optimale afstemming en zo weinig mogelijk onderlinge discussie, laat staan concurrentie te krijgen. Daarnaast zijn de CvB’s ervan overtuigd, dat op steeds meer terreinen samenwerking gezocht moet worden. Denken, werken en scholen vanuit Zuid-Limburgs perspectief heeft de toekomst voor het mbo-onderwijs en hun organisaties. Organisatiestructuren moeten dat faciliteren. Kansen, risico’s, effectiviteit en gevolgen voor belanghebbenden Arcus ziet kansen om de techniekopleidingen in de regio een positieve ontwikkeling te laten doormaken. Deze kansen moeten in de voorliggende periode maximaal benut worden om (bovenop en met vertrekpunt het uitgewerkte basisscenario) techniekonderwijs in de regio een extra boost te geven. De belangrijkste kansen zijn: • Verdere verbetering en optimalisatie van de onderwijsinrichting binnen de vakmanschap- en technologieroute. •T echniekpact c.q. optimaliseren/benutten van samenwerking onderwijs-bedrijfsleven (o.a. in de Centra voor Innovatief Vakmanschap, CHILL en Zorgtechniek Limburg). Daarnaast zijn er zeker ook risico’s die mogelijk grote impact hebben op de uitvoering van de herinrichting van het techniek-onderwijs in Zuid-Limburg. De belangrijkste risico’s zijn: • Wettelijke belemmeringen en beperkingen vanuit de huidige regelgeving. • Huisvestingsproblematiek. • Meewerken van medewerkers vo en mbo, alsook het bedrijfsleven. • Governance-vraagstukken. • Transitie en tekort aan transitie-financiering. Voor alle bovenstaande risico’s zijn reeds een aantal mitigatieacties geïnitieerd. Zo is er intensief overleg geweest met de Inspectie en het ministerie van OCW, waarbij de conclusie is dat er voldoende steun is om de voorgestelde route te vervolgen. Effectiviteit herinrichting en gevolgen voor belanghebbenden De gevolgen voor de belangrijkste groepen belanghebbenden zijn divers, maar overwegend positief. Voor studenten is er enerzijds een duidelijk positief effect door de verwachte toename van de kwaliteit van onderwijs en de verkorting van de onderwijstijd als gevolg van de doorlopende leerlijnen. Anderzijds zal er door concentratie van mbo-opleidingen op een beperkter aantal locaties, voor een deel van de mbo-leerlingen de hoeveelheid reistijd toenemen. Voor het personeel in de techniekopleidingen zal de impact ook divers zijn. Binnen de vakmanschap- en technologieroute zal er operationeel samengewerkt worden met collegae van het vo in de onderwijsuitvoering en ondersteuning.
36
Afhankelijk van de locatie waar mensen momenteel werkzaam zijn, zullen mensen soms naar een andere locatie moeten om hun werkzaamheden uit te voeren. Daarnaast zullen er in het mbo (met name mensen werkzaam in de sectoroverhead) als gevolg van de versmelting arbeidsplaatsen vervallen. Positief voor het personeel in de techniekopleidingen zijn de verbeteringen in de onderwijsomgeving en aan middelen, alsook de toekomstvastheid van herinrichting als geheel. Hierdoor neemt de arbeidszekerheid voor iedereen die betrokken is bij techniekonderwijs in Zuid-Limburg toe. Op basis van het hiervoor geschetste voorkeurscenario voor de herinrichting van het techniekonderwijs in Zuid-Limburg hebben de CvB’s van Arcus en Leeuwenborgh en de Raden van Toezicht ingestemd met de voorgestelde ontwikkelrichting, de keuze voor het samenwerkingsmodel en de daaruit voortvloeiende Governance. Aan het eind van het verslagjaar zijn deze voorgenomen besluiten voor advies voorgelegd aan de ondernemingsraden en de centrale studentenraden van beide ROC’s. Conclusie: Arcus ligt op koers met betrekking tot techniekonderwijs Zuid-Limburg, maar de komende jaren moet er een complex programma gerealiseerd moeten worden. Techniekonderwijs in Parkstad Arcus heeft definitief het besluit genomen om de eerste vijf jaar geen nieuw techniekgebouw op Coriopolis te bouwen. Arcus behoudt in ieder geval de komende 5 jaar het huidige pand voor techniekonderwijs. Hierin wordt dan ook, conform de techniekplannen voor het derde en het vierde jaar van vmbo-techniek Parkstad ondergebracht. Bij het schrijven van dit verslag zijn de eerste besprekingen hierover begonnen. Met betrekking tot de niveau 4-pleidingen WEI en Procestechniek gaat Arcus een intensievere samenwerking met Zuyd Hogeschool aan. Arcus streeft ernaar deze opleidingen onder te brengen bij Zuyd. Macrodoelmatigheid en Arcus is nooit vol Met betrekking tot het onderwerp macrodoelmatigheid was het techniekonderwijs het overheersende thema in 2013. Daarnaast zijn de volgende conclusies getrokken: Macrodoelmatigheid en niveau 1 en 2 De economische crisis, de daardoor sterk toegenomen werkeloosheid, de vermindering van werkgelegenheid ten gevolge van overheidsbezuinigingen en de meer algemene ontwikkeling met betrekking tot de vermindering van werk op niveau 1 en 2 hebben de vraag actueel gemaakt, voor welke opleidingen, de vraag naar werkgelegenheid, na afronding van de opleiding bepalend is voor het aanbod van opleidingen .Naar aanleiding hiervan heeft Arcus voorlopig de conclusie getrokken, dat een discussie over de macrodoelmatigheid voor de niveau 1 en 2-opleidingen weinig zinvol is. Er is weinig zicht op de mate van arbeidsmarktrelevantie van deze opleidingen en verschillen tussen opleidingen. Wel heeft Arcus de vraag beantwoord of de opleiding Kunst, Theater en Media vanuit oogpunt van macrodoelmatigheid gehandhaafd moet blijven. Dit is een opleiding die in de JOB-enquête en de mbo-opleidingengids erg hoog scoort. De leerlingen zijn er dus erg tevreden over. Arcus heeft besloten de opleiding KTM te handhaven, gezien het gegeven, dat dit de enige opleiding binnen Limburg is en er een vraag naar afgestudeerden is. Tevens heeft Arcus bij het besluit meegewogen, dat de financiële tekorten bij deze opleiding inmiddels voor een groot deel gereduceerd zijn. Ten aanzien van de andere opleidingen heeft Arcus de discussie over macrodoelmatigheid nog maar beperkt of niet gevoerd. Belangrijk is dat besluiten over het stoppen van opleidingen altijd na afstemming met het bedrijfsleven plaatsvinden. Indicatief kan Arcus hier het volgende over aangeven: • De horeca-opleidingen zijn de enige opleidingen in Zuid-Limburg en zullen daardoor niet snel ter discussie komen. •D e zorgopleidingen leiden in ieder geval in de toekomst op voor een arbeidsmarkt waarin er veel vraag zal zijn naar deze studenten. Hier zal geen discussie over ontstaan. Belangrijke ontwikkeling daarbij is zorg en techniek, dat in breed Limburgs verband wordt opgepakt. • voor de administratieve en de handelsberoepen zal naar verwachting een daling van de vraag ontstaan. Bij deze opleidingen heeft de afgelopen periode al een daling van het aantal leerlingen plaatsgevonden. Samenwerking en afstemming met Leeuwenborgh ligt hier voor de hand. Hetzelfde geldt voor de opleidingen toerisme en recreatie. • de welzijnsopleidingen hebben nu een vrij grote doorstroom naar het hbo. Hier zal wel een discussie kunnen ontstaan over de omvang van de toelating. Arcus is nooit vol Met Arcus is nooit vol spreekt Arcus uit, dat studenten die zich aanmelden altijd een passend opleidingsaanbod krijgen. Met dit uitgangspunt geeft Arcus uitvoering aan de wettelijke plicht.
37
Arcus handhaaft dan ook dit uitgangspunt , maar gaat in 2014 een aantal zaken aanscherpen. Conclusie: Arcus ligt op koers voor wat betreft de doelen van 2013. Macrodoelmatigheid zal de komende jaren op de agenda blijven staan . Wat wil Arcus bereiken in 2014 en naar de toekomst Het jaar 2014 zal wat betreft het thema macrodoelmatigheid in het teken staan van de verdere besluitvorming en de start van implementatie van de gemaakte keuzes voor techniek in Zuid-Limburg. •d e besluitvorming binnen de beide ROC’s over de gemaakte keuzes, zowel met betrekking tot de herverdeling van de opleidingen tussen de steden als de Governance-aspecten van beide ROC’s wordt afgerond in het eerste kwartaal van 2014 (OR en Studentenraad). • er is in de eerste helft van 2014 een implementatieplan beschikbaar voor de herverdeling van de mbo-opleidingen tussen de steden. Arcus zet zich in, dat ook de implementatie van de vakmanschapsroute en technologieroute samen met het vmbo en waar mogelijk het bedrijfsleven, direct na de zomervakantie rijp is voor besluitvorming. Uitgangspunt daarbij zijn de nieuwe kwalificatiedossiers die de minister in juni 2014 vaststelt. •V oor 1 november zijn de aanvragen ingediend door mbo en vmbo om gebruik te kunnen maken van de daarvoor ontworpen regelingen voor vakmanschapsroute en technologieroute met ingang van het schooljaar 2015-2016. Voor het overige beperkt Arcus zich op het terrein van macrodoelmatigheid tot de voorbereiding en uitvoering van de wet, die naar verwachting in de eerste helft van 2014 aan de kamer wordt aangeboden en de stappen bij het instroomproces, die Arcus in 2013 heeft voorbereid: • Arcus heeft voor 1 juni de maximuminstroom voor opleidingen met grote toestroom bepaald (norm: beschikbare goede en erkende BPV-plaatsen en beschikbare vaklokalen). • Studenten, die zich aanmelden voor 1 juli 2014 garandeert Arcus plaatsing, mits ze aan de wettelijke eisen voldoen. •S tudenten, die zich tijdens en na de zomervakantie aanmelden, kunnen in nader te bepalen situaties in aparte groepen geplaatst worden. • Bij de plaatsing van studenten gaat Arcus uit van het vmbo-uitstroomprofiel.
De kernopdracht van Arcus is onderwijs, het ontwikkelen van competenties bij mensen. Dat is in wetgeving verankerd. Gezien de hiervoor aangegeven risico’s en gegeven de kerntaak heeft Arcus de scherpe conclusie moeten trekken, dat ze afscheid moet nemen van de taak re-integratie. Dat doen ze overigens niet, omdat deze taak niet meer belangrijk is. Arcus trekt de conclusie dat dit niet bij haar corebusiness hoort. Arcus concentreert zich primair op de kerntaak: onderwijzen, mensen in een onderwijssituatie ontwikkelen. Waarbij de focus vooral ligt op techniek en zorg. Daarbij laat Arcus het concept lerend werken en werkend leren niet los. Integendeel: dat past geheel in de onderwijsfilosofie. Interne leerwerkbedrijven blijven bestaan. Alleen als het echt werken wordt, in een dienstverband, dan stelt Arcus dat derden, waaronder het bedrijfsleven, dat beter kunnen begeleiden en organiseren. Wel staat Arcus hierbij open voor strategische allianties . Daarnaast speelt Arcus binnen haar reguliere taken beter in op de marktontwikkelingen. Producten waar geen vraag meer naar is of waar Arcus in redelijkheid niet meer aan de vraag kan voldoen (EVC, inburgering via aanbesteding, zelfmelders los van taaltrajecten), worden niet meer aangeboden. Dit, in combinatie met de sterk tegenvallende bedrijfsresultaten, heeft helaas ook gevolgen gehad voor de dochterondernemingen Transfer Werkt BV, CBB BV en ROC-Contracting BV van de Holding BV. De directeur is derhalve per BV de mogelijke scenario’s gaan onderzoeken en heeft zijn bevindingen alsook de daarbij behorende consequenties en noodzakelijke maatregelen aan de aandeelhouder (Stichting Arcus College) voorgelegd. Bij Transfer Werkt BV is uiteindelijk een management buy out eind 2013 mogelijk gebleken. De aandelen van de Holding in deze vennootschap zijn derhalve vervreemd, waarmee deze vennootschap thans geen onderdeel meer uitmaakt van het Arcus-concern. Ten aanzien van CBB BV zijn op basis van de slechte bedrijfsresultaten enkele scenario’s voor de toekomst door de bestuurder onderzocht en uitgewerkt, hetgeen helaas tot de onvermijdelijke conclusie heeft geleid dat een verkoop van de onderneming in enigerlei vorm niet mogelijk was. Verder zijn er door de bestuurder geen alternatieven gevonden die continuering van de BV mogelijk maakten, hetgeen noodzakelijkerwijs heeft geleid tot een besluit van de directeur tot afbouw van de werkzaamheden en ontslag van de medewerkers. De aandeelhouder heeft dit gevolgd. Ten aanzien van ROC OZL Contracting BV heeft de directeur ook moeten besluiten om de omvang van het vast personeel sterk te reduceren. Een en ander heeft er toe geleid dat de doelstelling van de aandeelhouder van de Holding bv om geen verliezen te lijden niet is gelukt. In tegendeel, de verliezen zijn groot geworden.
3.4 Leven lang leren, re-integratie en participatie In het Strategisch Beleidsplan 2011-2015 heeft Arcus nadrukkelijk gekozen voor een sterke inzet op re-integratie, participatie en een Leven lang leren. Arcus heeft daar wel de voorwaarde aan verbonden, dat de publieke en private taken gescheiden moesten blijven, dat private activiteiten van de unit Educatie overgeheveld moesten worden naar de Holding. In 2012 heeft Arcus geconstateerd dat de financiële crisis en het huidige overheidsbeleid en wetgeving grote gevolgen hebben voor de opdrachten op het terrein van re-integratie en een Leven lang leren. En dat de geaccepteerde opdrachten in het kader van inburgering sterk verliesgevend zijn.
VAVO instroom: Vanwege terugloop VAVO-instroom is VWO gestart. Effect hiervan is dat het leerlingenaantal is toegenomen (> 20).
Gestelde doelen voor 2013 •D e bedrijven binnen de Holding hebben geen verlies. Het is niet uitgesloten, dat Arcus naast de beëindiging van tijdelijke arbeidsovereenkomsten ook het aantal vaste medewerkers moet verminderen. • In het eerste kwartaal van 2013 moet helder worden of een reïntegratiebedrijf nog past bij Arcus en voldoende kan bijdragen aan de doelstellingen. Indien dit niet het geval is, trekt Arcus daar de noodzakelijke personele en financiële consequenties uit. • Op het gehele gebied van contractonderwijs techniek wordt er tussen Leeuwenborgh en Arcus intensief samengewerkt.
Taaltraject Taaltrajecten worden geïntegreerd met basiseducatie. KCE (de onderwijsinspectie voor examinering inburgering) heeft het laatste kwartaal onderzoek gedaan naar inburgeringsexamen. Het oordeel van de onderzoekers is positief over het proces rondom het inburgeringsexamen.
In 2013 werd duidelijk, dat een stevige aanpassing in de strategie van Arcus nodig was. Dit omdat Arcus ook in 2013 niet in staat was de operationele doelen met betrekking tot educatie, re-integratie en een Leven lang leren te realiseren. In 2013 heeft Arcus geconstateerd, dat een aantal van de benoemde risico’s werkelijkheid zijn geworden. 1. De marktwerking in de publieke sector bij de Educatiegelden. 2 Afschaffing WVA en een beperktere subsidieregeling daarvoor in de plaats. 3. Re-integratie-inspanningen bij de overheid nemen sterk af. 4. De vergroting van de samenhang in de activiteiten in het kader van participatie, re-integratie en een Leven lang leren via of bij Arcus Contracting, het re-integratiebedrijf CBB en de unit Educatie is niet vergroot. Het hiervoor geschetste beeld leidde tot de onontkoombare conclusie dat het strategisch beleid moest worden bijgesteld.
38
vmbo-tl 4-havo 5-havo vwo
16 starters (waarvan 1 extraneus-kandidaat) 35 starters 62 starters (waarvan 2 extraneus-kandidaten) 14 starters
In 2013 is er een audit gedaan i.v.m. het keurmerk Blik op Werk voor taaltrajecten en opleidingen (als onderdeel van re-integratietrajecten). Uit deze audit is gebleken dat unit Educatie voldoet aan alle gestelde eisen en voorwaarden. Dit positief oordeel is reden dat de geplande audit in februari 2014 niet plaatsvindt. Bij de taaltrajectenzijn de volgende gegevens van belang: In 2013 heeft er een instroom van 114 deelnemers plaatsgevonden. Tegelijk bleek, dat we naast een gemiddeld aantal van ongeveer 240 bekostigde deelnemers, ook veel deelnemers onderwijs gaven aan deelnemers van wie de maximale onderwijstijd verlopen was en voor wie we geen declaraties meer konden uitbrengen. Met andere woorden: we gaven deze deelnemers om niet onderwijs. Mede daardoor werd er op de taaltrajecten verlies geleden. Het CvB heeft de unit Educatie opdracht gegeven om het aantal niet bekostigde taaldeelnemers naar nul terug te brengen. In 2013 werden per 1-7 nog 240 deelnemers niet bekostigd, eind 2013 was dit aantal teruggebracht tot 123. Conlusie: Arcus heeft conform plan enkele strategische keuzes gemaakt, maar de implementatie en de daarbij behorende verbetering van de bedrijfsvoering blijven nog achter.
39
Educatie niveau 1 en 2 Bij Educatie worden de niveau 1-opleidingen verzorgd en een beperkt aantal niveau 2-opleidingen voor specifieke doelgroepen. In 2013 waren ruim 500 studenten ingeschreven in BOL-opleidingen en een 60-tal BBL’ers. Deze opleidingen voorzien in een behoefte gezien de sociale infrastructuur in Parkstad. De opleidingen worden door de deelnemers in het algemeen positief gewaardeerd. (JOB) Voor 2014 staan zij voor een majeure opgave: niveau 1 wordt Entree en moet veel meer onderwijstijd in school gaan geven. Gezien de doelgroep is dat een echte uitdaging. Een beperkt aantal niveau 2-opleidingen zal als maatwerk in het kader van passend onderwijs worden aangeboden. Wat wil Arcus bereiken in 2014 en naar de toekomst • I n 2014 wordt er een keuze gemaakt voor de wijze waarop het vavo in Parkstad verder vorm wordt gegeven en de daarbij passende samenwerking met de vo-scholen in Parkstad en eventueel met Leeuwenborgh. •A rcus geeft een extra impuls aan taalonderwijs, omdat beheersing van Nederlands een basisvoorwaarde is voor het functioneren in de samenleving en verdere ontwikkeling. Wij hebben een digitaal taalaanbod voor alle niveaus (0-4F). Door taal in context aan te bieden stimuleert Arcus (werknemers)vaardigheden. • I n 2014 is de unit Educatie klaar voor de volgende stap op het terrein van de productovereenkomst met de gemeenten. Er wordt ingezet op de bestendiging van de langdurige relatie met de Parkstadgemeenten. Indien dit niet mogelijk is, is beëindiging van de Educatietaken een voor de hand liggende optie. •D e Contracting BV heeft een stevige positie op de markt voor techniek, zorg en educatie en heeft haar bedrijfsvoering op orde. • De Holding heeft geen aandelen meer in Transfer Werkt BV.
40
41
4. Facilitering van het onderwijs 4.1 Personeel & Organisatie Bij de dienst P&O werken 9 medewerkers (7 fte). De dienst P&O ondersteunt het primaire proces op een klantgerichte wijze in het toepassen van de Human Resource Management taken. De P&O-adviseurs zijn elk gekoppeld aan een unit en (her) kennen daardoor de personele vraagstukken waarmee het unitmanagement te maken krijgt. Strategie van Personeel & Organisatie Arcus is een mensenorganisatie. Elke medewerker levert zijn toegevoegde waarde voor Arcus en het onderwijsproces in het bijzonder en via managementontwikkeling wordt het management gefaciliteerd. Om een professionele organisatie te zijn zet de dienst P&O onder andere in op het door ontwikkelen van het Arbo-beleid. Dit streven is voor de periode 2011-2015 vertaald naar de volgende doelen: • Arcus-medewerkers geven het werken bij hun branche een ruime voldoende. • Het ziekteverzuim is vanaf 2013 onder het mbo-gemiddelde. • De communicatie tussen manager en medewerker wordt door 80% van de medewerkers als ruim voldoende beoordeeld. Het doel voor 2013 - In samenwerking met de dienst Onderwijsservices ondersteunt P&O een verdere professionalisering door het organiseren van een Management Development-traject (hele management), ondersteuning bij de toepassing van de 9 Bouwstenen voor succes bij professionalisering van onderwijsteams en ondersteuning bij de kwalitatieve verbetering van de gesprekscyclus met de medewerkers. • Het implementatieplan bij de invoering van de docent 10/11-functie succesvol uitvoeren. • De modernisering van het functiegebouw. • Het invoeren van AFAS, evenals de invoering van de werkkostenregeling voor 2014 voldoende voor te bereiden. • Het beheersen van uitkeringen na ontslag van Arcus-medewerkers. • Het sturen van de inhuur van personeel. Wat is er bereikt in 2013 •E r is gewerkt aan de uitbouw van de gesprekscyclus tot een volwaardige pdca-cyclus op individueel niveau. De gesprekscyclus is geëvalueerd en een voorstel tot actualisering gedaan. • Er is gestart met een Management Development-traject voor het bestuur en het topmanagement. • Er wordt nog meer gestuurd op de verantwoordelijkheid van de medewerker voor de eigen loopbaan en ontwikkeling. Een Leven lang leren geldt ook voor de eigen medewerkers van P&O. Arcus en het management spelen daarin een stimulerende en faciliterende rol. Er is voldoende ruimte voor scholing, waar mogelijk met gebruikmaking van de Lerarenbeurs. Primair stuurt Arcus op scholing, gericht het behalen van onderwijsbevoegdheden. •E r is een training samengesteld op onderwijsontwikkeling/ontwerpen van opleidingen gericht op het Arcusonderwijsmodel, voor docenten die hiermee bezig zijn of gaan. •Er is een medewerkerstevredenheid onderzoek uitgevoerd (MTO). Het MTO laat zien dat Arcus ten opzichte van de mbo-benchmark op de onderdelen tevredenheid (6.8), betrokkenheid (6.8), bevlogenheid (6.5) en efficiëntie (5.6) niet significant lager of hoger scoort dan de benchmark. Behalve bij leiderschap. Hier wordt door Arcus hoger gescoord dan de benchmark (7,1 ten opzichte van een 6.6). Inzoomend per unit zijn er op deelaspecten per hoofditem verbeterpunten te benoemen. De verbeterpunten zijn per unit en dienst vertaald naar activiteiten die geborgd zijn in de jaarplancyclus en gevolgd worden door het College van Bestuur in de kwartaalgesprekken met het management. • Het functiegebouw is gemoderniseerd en er is een conceptversie opgezet. Hierin is rekening gehouden met de organisatieontwikkelingen binnen Arcus. Functies zijn grotendeels beschreven en gewaardeerd. • AFAS (software) is ingevoerd als ondersteuning aan de P&O processen. • De belangrijkste oorzaken van het ziekteverzuim zijn onderzocht en geanalyseerd. •Er is een aanzet gedaan om tot een model om te komen tot de opstelling van een meerjarenpersoneelsvoorziening en de daaruit voortkomende noodzakelijke verhoudingen vast/tijdelijk, intern/extern (detachering, zzp en payroll). •Voor wat betreft de uitvoering van de ontslaguitkering (WW en bovenwettelijke WW) is overgestapt van Loyalis naar KPMG. Door deze overstap heeft P&O een actievere rol gekregen in het beoordelen en besluiten omtrent toegekende ontslaguitkeringen en verplichtingen op het moment dat de uitkering een feit is. • Ontslagen medewerkers worden actief meegenomen, als onderdeel van de groep boventalligen in de Vacaturecommissie (ingesteld voorjaar 2013) en in het herplaatsingsbeleid. De medewerkers krijgen alle mogelijkheden om bij Arcus passend werk te vinden.
42
•Samen met de Vacaturecommissie en de formulering van het herplaatsingsbeleid zijn stappen gezet in een van de belangrijkste punten, namelijk de ondersteuning van de noodzakelijke mobiliteit in de organisatie. In 2013 zijn de tijdelijke formatieplaatsen gereduceerd; daarnaast is er binnen de unit Educatie een boven de markt hangend boventalligheidsprobleem. Wat wil P&O bereiken in 2014 en naar de toekomst • In het eerste kwartaal 2014 wordt de bijgestelde gesprekscyclus met de Ondernemingsraad besproken en ingevoerd. • De professionalisering (voortkomend uit de professionaliseringsnotitie van 2013) voor de afdeling P&O wordt voortgezet. • In 2014 wordt het Management Development-traject voortgezet samen met de onderwijsmanagers. • In 2014 gaat P&O samen met de organisatie de regeling LB/LC gefaseerd invoeren met als uitgangspunt de LB/LC regeling als mogelijk loopbaanpad binnen de organisatie te positioneren. • In 2014 wordt het nieuwe functiehuis vastgesteld. •In 2014 zal er specifieke aandacht zijn voor de ziek- en herstelmeldingsprocedure binnen Arcus en de rol van de leidinggevende daarin. • I n 2014 wenst P&O een formatie- en personeelsplanning te ontwikkelen en samen te brengen. Een eerste versie hiervan is medio 2014 beschikbaar. • I n 2015 wenst P&O de bevordering van de mobiliteit extra te ondersteunen. In 2014 wordt hiervoor al extra formatie vrij gemaakt voor de dienst P&O, die wordt ingevuld door een mobiliteitsmedewerker. Doel daarbij is om in eerste instantie formele boventalligheid en ontslagen te voorkomen. 4.2. Financiën De Dienst Financiën vervult een ondersteunende en adviserende rol ten behoeve van het College van Bestuur en management van Arcus, met het accent op financiën, control en managementinformatie. Strategie van financiën De dienst Financiën heeft een viertal hoofddoelstellingen: •Het opzetten en in stand houden van een goede financieel-economische planning, control cyclus en bedrijfseconomische advisering, die aansluiten op de integrale beleidsplanningscyclus. • Het uitvoeren van de financiële administratie. • Het opzetten en in stand houden van een management-informatie systeem. • Het opzetten en in stand houden van een systeem van risicobeheersing inclusief het uitvoeren van het auditplan. Het doel voor 2013 Voor 2013 is het doel de nieuwe structuur van de Dienst Financiën conform het goedgekeurde inrichtingsplan te implementeren. Te zorgen voor de verdere inrichting van de planning en control cyclus met de nadruk op: • Strakke budgetbeheersing, ook van het nieuwbouwproject. • Kwartaalrapportages op te leveren, inclusief prognoses voor einde van het jaar en analyse. • Kwartaalgesprekken met management te voeren op basis van door managers opgestelde kwartaalrapportages. • Meerjarenraming op te leveren. Daarnaast het verbeteren van de financiële administratie door middel van implementatie van digitale verwerking van inkomende facturen en verbetering van de maandelijkse afsluiting van de financiële administratie. Het implementeren van een methodiek voor risico-inventarisatie en -analyse. Het opstellen en implementeren van een interne auditsystematiek bedrijfsvoering. En het verder ontwikkelen van een management-informatie systeem. Wat is er bereikt in 2013 • In januari 2013 is het inrichtingsplan van de dienst Financiën geïmplementeerd. De dienst bestaat sindsdien uit een 3-tal teams, namelijk: Financiële Administratie, Control en Interne Controle. Medewerkers zijn geplaatst in de bijbehorende functies. • De kwartaalrapportages zijn conform planning opgeleverd en besproken in de diverse gremia. Met de unitdirecteuren hebben kwartaalgesprekken plaatsgevonden. Strakke budgetbeheersing is ingevoerd. • De meerjarenraming 2014-2020 is opgesteld. Deze is door de Raad van Toezicht goedgekeurd in juni. Op basis van de meerjarenraming zijn ombuigingsmaatregelen getroffen. • In 2013 is een pakketselectie voor een systeem van digitale factuurverwerking gedaan en de implementatie voorbereid (implementatie vindt plaats in januari 2014). De maandelijkse afsluiting van de boekhouding is geïntensiveerd, balansposten zijn periodiek beoordeeld evenals de aansluiting tussen projectadministraties en hoofdadministratie.
43
• I n 2013 is georiënteerd op bruikbare ondersteuning voor de management-informatievoorziening. Na rondgang langs enkele ROC’s is een pilot voor de applicatie Qlikview voorbereid. Dit heeft inmiddels geleid tot een keuze voor een gefaseerde implementatie. • Er is een methodiek van risico-inventarisatie en -analyse geïmplementeerd en aan de geïdentificeerde en geprioriteerde risico’s zijn verantwoordelijke functionarissen gekoppeld. Er wordt per kwartaal over de risico’s en de getroffen/te treffen maatregelen gerapporteerd aan het management, College van Bestuurd en Raad van Toezicht. • Een intern auditplan bedrijfsvoering is door het CvB goedgekeurd. Uitvoering hiervan is gestart in augustus 2013. Wat wil Financiën bereiken in 2014 en naar de toekomst • De kwartaalrapportages en rapportages risicomanagement worden geïntegreerd. Daarnaast worden de kwartaalrapportages in toenemende mate verrijkt met niet financiële informatie. • Er komt een meer up-to-date meerjarenraming, inclusief meerjarenpersoneelsplanning. • Er wordt een voorstel ontwikkeld tot een nieuwe interne allocatie-methodiek. • Er wordt ondersteuning bedrijfseconomische geboden bij de invoering/verdere voorbereiding van Focus op Vakmanschap en Macrodoelmatigheid Techniek. •E en systeem voor de digitale factuurbehandeling wordt geïmplementeerd. Onderzoek naar de wenselijkheid tot vervanging van het huidige financiële systeem. • Het systeem Qlikview wordt geïmplementeerd als tool voor management-informatie. 4.3. Marketing & Communicatie Marketing & Communicatie is de dienst die mede haar bijdrage levert aan het op de kaart zetten van Arcus als onderwijsinstelling in de markt. De Arcus-strategie op het terrein van de marketing en communicatie is gericht op het bouwen en onderhouden van een sterke relatie met al onze stakeholders, met een specifieke focus op onze belangrijkste klant: de student. De dienst M&C bestaat uit een aantal communicatie professionals (allrounders) met specifieke expertise op deelvlakken. Strategie van Marketing & Communicatie In het Strategisch Beleidsplan van Arcus is gesteld dat veel minder over M&C bekend is dan gedacht. Daarnaast weet M&C dat de communicatie richting vmbo-scholen, ouders en studenten nog behoorlijk kan verbeteren. Arcus is met de inrichting van de dienst M&C gestart met de uitvoering van deze activiteiten. Tegelijk is M&C zich ervan bewust dat pr en marketing niet alleen de verantwoordelijkheid is van de medewerker, die ermee belast is, maar het is de verantwoordelijkheid van iedereen die bij Arcus werkt om bij te dragen aan de doelstellingen, elke dag weer. M&C is zich er ook van bewust dat dit alleen maar kan als ze haar eigen interne communicatie van hoog naar laag, maar ook van laag naar hoog op orde heeft. Het doel voor 2013 In het kader van de keuze om toe te werken naar een betere bedrijfsvoering heeft Arcus zich op het terrein van marketing en communicatie in 2013 specifiek gericht op twee bijzondere processen: De ontwikkeling van een nieuwe huisstijl en een moderne en toegankelijke internet/intranet omgeving. Beide dragen bij aan een versterking van het imago en reputatie van Arcus en legt tevens een belangrijk fundament voor de verdere ontwikkeling van de communicatiekanalen en -middelen. Wat is er bereikt in 2013 • Er is een nieuwe huisstijl, evenals een nieuwe internet/intranet omgeving ontwikkeld en geïmplementeerd. •E r is een eenduidig en helder beeld van Arcus voor de interne- en externe doelgroep neergezet en hiervoor het benodigde rand voorwaardelijke beleid ontwikkeld, waaronder het Arcus-merkenbeleid en domeinindeling. • Alle communicatie middelen zijn aangepakt en verbeterd en tevens nieuwe communicatie kanalen ontwikkeld. Wat wil marketing & communicatie bereiken in 2014 en naar de toekomst •D e geïmplementeerde huisstijl en internet/intranet omgeving worden verder doorontwikkeld. Voorbeeld hiervan is een roosterapplicatie op intranet, een veel gevraagde toepassing door studenten. • M&C zet sterk in op de benodigde communicatie die nodig is om de overgang naar de nieuwbouw te faciliteren. Communicatie is van essentieel belang om iedereen hierbij te betrekken en te informeren. 4.4. Facilitair Bedrijf (FAB) Het Facilitair bedrijf (FAB) is de dienst, die zorg draagt voor het organiseren en realiseren van alle facilitaire diensten ter ondersteuning van het onderwijs en de andere diensten. FAB bestaat, naast een stafbureau, uit 4 teams: 1. Team Technisch beheer; 2. Team Applicatiebeheer;
44
3. Team Inkoop, facilitair beheer en uitvoering; 4. Team Klantservices Het Facilitair bedrijf richt zich op het verlenen van professionele facilitaire dienstverlening aan het primair proces. Dit wordt gerealiseerd door herkenbare, toegankelijke diensten aan te bieden aan onze klanten. Onze bedrijfsvoering wordt volgens het “lean en mean” principe georganiseerd. De facilitaire werkzaamheden zijn als volgt onder te verdelen: • het bieden van facilitaire ondersteuning; • beleidsontwikkeling en advisering; • accountmanagement; • inkoop, regie en management van contracten. Het doel voor 2013 In 2013 worden alle facilitair ondersteunende werkzaamheden ondergebracht in een nieuwe dienst, genaamd FAB. Het Facilitair bedrijf wordt samengevoegd met de dienst Informatievoorziening & Automatisering (I&A). Wat is er bereikt in 2013 •E r is vorm gegeven aan het Facilitair Bedrijf door het samenvoegen van de facilitaire taken inclusief de inkoopfunctie met de dienst Informatievoorziening & Automatisering. • Er is een inrichtingsplan opgesteld. Op basis van dit plan is gestart met de daadwerkelijke inrichting van het Facilitair Bedrijf. •E r is een eerste versie van de Producten Diensten Catalogus (PDC) opgeleverd. Hierin zijn de belangrijkste processen beschreven. •E r is een aanbestedingskalender met een 40-tal aanbestedingen vastgesteld. Naar aanleiding van deze aanbestedingskalender is gestart met de uitvoering van deze aanbestedingen. Wat wil het Facilitair Bedrijf bereiken in 2014 en naar de toekomst • Het Facilitair Bedrijf krijgt verder vorm en geoptimaliseerd, met als doel het leveren van een aan de maat zijnde, kwalitatieve, effectieve en efficiëntie bedrijfsvoering volgens het Lean en mean-principe. • Met behulp van de Producten Diensten Catalogus (PDC) worden toegankelijke diensten aangeboden; Service Level Agreements (SLA’s), Management Rapportages (MARAPS) en het Facilitair Management Informatie Systeem (FMIS). • De aanbestedingen worden volgens de aanbestedingskalender succesvol en op tijd afgerond. • De nieuwbouw wordt in beheer genomen. • Het telefoonbeleid, in relatie tot de nieuwbouw, wordt vastgesteld. Informatievoorziening & Automatisering (I&A) I&A maakt onderdeel uit van het Facilitair Bedrijf. De werkzaamheden van Informatievoorziening & Automatisering zijn onder te verdelen in: • het technisch beheer en onderhoud van de ICT-infrastructuur en daarop in gebruik zijnde applicaties; • het applicatiebeheer van organisatiebreed in gebruik zijnde applicaties; • het ondersteunen van de gebruikersorganisatie; Daarnaast verricht Informatievoorziening & Automatisering projectmatige werkzaamheden, zoals het ondersteunen in- en zorg dragen voor: • de uitvoering van projecten; • een adviserende en ondersteunende rol bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van het ICT-beleid van Arcus. Het doel voor 2013 • Invulling geven aan de functie en de rol van informatiemanager. • De Dienst Informatievoorziening & Automatisering ontwikkelen tot een professionele dienstverlener, die zorgdraagt voor de realisatie, het beheer en onderhoud van de ICT-voorzieningen, alsmede voor de advisering en ondersteuning van de gebruikers van deze voorzieningen binnen Arcus. • Het succesvol laten verlopen van de geplande projecten, met betrekking tot het verder optimaliseren van de ICTinfrastructuur en de implementatie en integratie van software.
45
Wat is er bereikt in 2013 •De nota ROC Arcus-Architectuur is vastgesteld. Deze nota vormt de basis om de ontwikkeling van de informatievoorziening binnen Arcus verder in samenhang vorm te geven De concrete activiteiten zijn beschreven en van een planning voorzien in een zogenaamde Roadmap architectuur. •D e dienst Informatievoorziening & Automatisering is opnieuw ingericht. Dit door middel van de teams applicatiebeheer en technisch beheer, alsmede de functie beleidsadviseur. • I n samenwerking met Zuyd Hogeschool is de basis gelegd voor de ICT-infrastructuur van de Arcus-nieuwbouw. Daarnaast is een start gemaakt voor het maken van beheerafspraken van deze gezamenlijke ICT infrastructuur. •V anuit de Roadmap Arechitectuur is een begin gemaakt met het beleggen en invullen van het eigenaarschap van applicaties, inclusief de afbakening van taken tussen de proceseigenaar en de dienstverlener (I&A). • De acties voorzien in de Roadmap Arechitectuur zijn tot uitvoering gebracht en voor het overgrote deel afgerond. • Meerdere applicaties zijn in gebruik genomen. Zoals: MyCorsa, Corsa smart scanning van facturen, het intranet (MijnArcus), succesvolle afronding van pilots met het roosterprogramma Xedule, succesvolle afronding van het project presentia/absentie in samenwerking met STIP, evenals de in gebruik name van de koppeling tussen Exact en Eduarte. • Vanuit Technisch beheer is gestart met het ontwerp van het netwerk en de aanbesteding voor de nieuwbouw. De VMWare-omgeving is vernieuwd en uitgebreid, evenals de opslagcapaciteit van het netwerk. De verhuizing van de servers naar Zuyd Hogeschool is afgerond. Windows 7 voor studenten is succesvol uitgerold. Wat wil I&A bereiken in 2014 en naar de toekomst •Informatievoorziening & Automatiserings gerelateerde werkwijzen volgens ITIL-projectmanagement processen (versie Arcus) verankeren in de werkwijze van de dienst FAB. • Het facilitair management informatiesysteem (FMIS) implementeren en in gebruik nemen. •D e continuïteit van de beschikbaarheid ICT-infrastructuur in samenwerking met Zuyd Hogeschool te borgen en een solide basis te leggen. •H et eigenaarschap van alle concern informatiesystemen beleggen en door de proceseigenaren in te vullen, inclusief de afbakening van taken tussen de proceseigenaar en de dienstverlener (I&A). • De acties voorzien voor 2014 in de Roadmap, behorende bij het werken onder architectuur, uitvoeren. • Het Bring Your Own Device (BYOD)-beleid voor studenten vaststellen en tot uitvoering brengen in de nieuwbouw. • De Arcus-brede overgang van het besturingssysteem Windows XP naar Windows 7 succesvol laten plaatsvinden en afronden. • Komen tot een gebruiksklaar operationeel netwerk, die voldoet aan de gestelde eisen. • Het LIMBO-project succesvol en binnen de gestelde kaders afronden. 4.5. Het Studenten Informatie Punt STIP is het Studenten Informatie Punt. Het STIP hangt direct samen met de overgang naar de nieuwbouw van Arcus en het besluit tot het samenvoegen van de onderwijsondersteunende taken van STIP met die van de unitbureau ’s tot één nieuw centraal opererend onderwijsondersteunend organisatiedeel (STIP). Het STIP dient daarbij, naast een dienstverlenende organisatie voor de studenten, ondersteunend aan het primaire proces van de onderwijsunits te zijn. Alle werkzaamheden worden georganiseerd vanuit klantgerichtheid aan de student. STIP heeft als opdracht om adequate ondersteuning aan het onderwijs te bieden op het gebied van: • Voorlichting en informatievoorziening. • Intake en plaatsing. • Studentenadministratie en registratie. • (Centrale) examinering en diplomering. • BPV-bureau. • Plannen en roosteren. • I nterne begeleiding (zorgstudenten), voorlichting en loopbaanadvies, steunpunt passend onderwijs en trainingen studenten. • Functioneel beheer onderwijssystemen en procesondersteuning. Strategie van STIP Het benadrukken van effectiviteit en efficiency in de bedrijfsvoering van STIP, waarbij mean en lean en toegevoegde waarde voor de doelen criteria voor uitgaven zijn. STIP richt haar aandacht vooral op het verbeteren van werkwijzen.
46
Het doel voor 2013 •D e implementatie van het vernieuwde instroomproces op basis van de conclusies uit de evaluatie over het proces voor het schooljaar 2012-2013 afronden. • Een centraal examenbureau inrichten. • De bouw van resultaatstructuren, passend bij vernieuwd onderwijs afronden en de structuren succesvol implementeren. • Het project roostering/participatie afronden en succesvol in gebruik nemen. Wat is er bereikt in 2013 •D e plaatsingsadvies systematiek is opnieuw geëvalueerd. Op basis hiervan zijn voor 2014 in totaal 14 verbeteractiviteiten geformuleerd (incl. de vereiste acties betreffende passend onderwijs in 2014). •E r is een projectgroep in het leven geroepen die in het 4e kwartaal van 2013 is gestart met de voorbereiding op en het beschrijven van de nieuwe werkprocessen. De verwachting is dat voorafgaand aan de verhuizing in 2014 de processen zijn geïmplementeerd. • Alle resultaatstructuren zijn gebouwd en in gebruik genomen. • I n samenwerking met I&A is de module presentie/absentie geïmplementeerd. Hierdoor heeft STIP de volledige regie op het proces, waardoor de inhoudelijke aspecten een lijnaangelegenheid blijven. Wat wil STIP bereiken in 2014 en naar de toekomst •H et inschrijvingsproces en toelatingsbeleid wordt aangepast aan de nieuwe wetgeving en passend onderwijs, aan de resultaten van de evaluatie van de inschrijving 2013-2014 en de Arcus-kaders, zoals verwoord in kapstok 3. • De organisatieonderdelen STIP en FAB zijn klaar voor de verhuizing, om de gewenste ondersteuning te kunnen bieden aan een goede voortgang van het primaire proces, evenals aan de verhuizing. 4.6. Inhuizing De units Horeca en Toerisme, Administratie en Handel, Gezondheid, Dienstverlening en Welzijn (deels) en de unit Educatie (deels) en de centrale diensten verhuizen naar de nieuwbouw van Arcus, gelegen aan de Valkenburgerweg. De evaluatie van de in gebruik name van de Zorgacademie Parkstad in 2012, heeft duidelijk gemaakt dat het om meer dan alleen maar verhuizen gaat. De inhuizing raakt niet alleen processen, structuren, systemen en hulpmiddelen, maar ook de werkcultuur en het veranderen van oude patronen en gewoonten. Bij de in gebruik name van de nieuwbouw aan de Valkenburgerweg is nog een aantal extra wijzigingen voorzien, namelijk het standaardiseren en centraliseren van alle (onderwijs)ondersteunende processen en de uitbreiding van het aantal lesuren in relatie tot vermindering van het aantal vierkante meters (er is gebouwd op krimp). Met andere woorden het gaat ook om organisatorische en culturele veranderopgaven. Vanuit de behoefte meer samenhang aan te brengen tussen de hiervoor genoemde veranderopgaven heeft het CvB besloten het programma Arcus Campus in te richten. Doel van het programmaplan is: •S amenhang creëren tussen de verschillende veranderopgaven van het Arcus College, die gerelateerd zijn aan de in gebruik name van de nieuwbouw aan de Valkenburgerweg. • Faciliteren van de transitie naar de nieuwbouw. Strategie De kwaliteit van het onderwijs staat centraal bij Arcus. Dat wordt bereikt door het geven van ruimte aan de professional, het creëren van zo weinig mogelijk bureaucratie en het inrichten van een efficiënt en effectief werkende ondersteuning en facilitering van het primaire proces. Modern kwalitatief onderwijs vraagt om state-of-the-art voorzieningen voor studenten en medewerkers. Om dit te bereiken werden er drie nieuwe onderwijsgebouwen gepland. De oplevering en in gebruik name van de nieuwe onderwijsgebouwen maken deel uit van een veel bredere organisatieontwikkeling van Arcus. Het doel voor 2013 1. Er is een keuze gemaakt voor techniek op Coriopolis 2. I n het eerste kwartaal is een transitieplan vastgesteld voor de inhuizing aan de Valkenburgerweg met daarin opgenomen een kritisch pad daarbij. Eind 2013 is uitvoering van dit transitieplan op planning. Het kritisch pad is niet in gevaar. 3. De nieuwbouw loopt in de pas met de financiële afspraken daarover. Wat is er bereikt in 2013 1.In 2013 is het besluit genomen om de komende vijf jaar in het bestaande techniekgebouw te blijven en daarin het vmbo-mbo-techniekconcept te realiseren. Er is besloten om een deel van de daardoor vrijvallende middelen te besteden aan onderwijsinvesteringen in techniek en in personeel. Hiervoor zal in 2014 een plan worden gemaakt.
47
2. h et transitieplan is vastgesteld; het heeft de titel programma CAMPUS gekregen. Het omvat een aantal belangrijke en in detail uitgewerkte punten: - de onderbrenging van alle onderwijsondersteunende administratieve processen bij het organisatieonderdeel STIP; - de onderbrenging van alle facilitaire werkzaamheden in het onderdeel FAB, dat zal worden samengevoegd met de dienst I&A; - het werken (concept Anders werken) in de nieuwbouw aan de Valkenburgerweg; - de verhuizing van de oudbouw naar de nieuwbouw. 3.Het programma verloopt goed, het kritisch pad is niet in gevaar, en de nieuwbouw loopt in de pas met financiële afspraken. Duidelijk is ook dat de opdracht aan de organisatie zeer omvangrijk is. 2014 en de toekomst 1. het kritisch pad van het programma Campus is ook in 2014 (begindatum verhuizing is juli 2014) niet in gevaar . 2. D e organisatieonderdelen STIP en FAB zijn voor de verhuizing klaar om de gewenste ondersteuning te bieden voor een goede voortgang van het primaire proces en de verhuizing en zijn aan het eind van 2014 klaar voor de volgende stap in de verbetering van de ondersteuning van het onderwijs. 3. De verhuizing verloopt op een dusdanige wijze, dat de voortgang van het primaire proces niet of nauwelijks gestoord wordt. Daarom is ervoor gekozen om de verhuizing in de zomervakantie en mogelijk de kerstvakantie uit te voeren en bovendien niet in een keer. 4. De medewerkers zijn voorbereid op de verandering van de wijze van werken in de nieuwbouw, de medewerkers zijn tevreden over de communicatie hierover en de overgang verloopt soepel. Er wordt gebruik gemaakt van de voordelen van de nieuwbouw en men past zich aan, aan nieuwe vormen van werken en afspraken. Conclusie: Arcus belangrijkste doel was: niet alleen de nieuwbouw staat er, maar ook de organisatie voor de nieuwbouw staat er. En ook op dat punt kan Arcus tevreden zijn. De nieuwbouw is in het verslagjaar binnen de bouwbegroting gebleven en binnen de tijdsplanning gevorderd. Alle facilitaire ondersteuning en onderwijsondersteuning in nieuwe organisatieonderdelen is samengebracht. Het programma Inhuizing, waarvan deze organisatieaanpassingen een onderdeel zijn, ligt geheel op schema. Kortom: de organisatie is klaar voor de verhuizing.
5. Personeel en Organisatie 5.1 Instroom en uitstroom van personeel In het jaarverslag 2012 hebben we aangegeven, dat de kosten voor tijdelijk personeel aanzienlijk zijn gestegen en zelfs tot het niveau van een overschrijding van de beschikbare begrotingsposten. In december 2012 heeft het CvB ingegrepen in de procedures rondom het aantrekken en contracteren van personeel en is er een Vacaturecommissie ingesteld, die eventuele vacatures voorafgaand aan openstelling beoordeelt, met name of de vacature met zittend personeel kan worden ingevuld. In 2013 is het beleid om de personeelskosten en de inzet van personeel in lijn met de begroting te brengen met kracht voort-gezet. De Vacaturecommissie heeft daarbij een sterk ondersteunende functie gehad. De aanpassing van de personeelsinzet werd mede noodzakelijk door de afname van werkzaamheden en inkomsten bij Educatie, waardoor boventalligheid dreigde. Vermindering van werk deed zich ook in ernstige mate voor bij Contracting BV en CBB BV. Daarbij moest zelfs worden overgegaan tot ontslagaanvragen. Tevens heeft de directeur van deze beide BV’s een beroep gedaan op de Stichting om waar mogelijk vacatures tijdelijk of structureel in te vullen met boventallig personeel van beide BV’s. de Stichting heeft daaraan, waar mogelijk, bijgedragen. In de loop van het jaar is duidelijk geworden dat 24 vanuit de BV’s bij de Stichting gedetacheerde medewerkers feitelijk een arbeidscontract bij de Stichting hadden. Deze medewerkers zijn dan ook formeel met ingang van 1 januari 2014 in dienst genomen. In 2013 hebben 142 medewerkers Arcus verlaten, 47 medewerkers in loondienst en 95 externe medewerkers uit de flexibele schil. In 2013 zijn er 69 medewerkers voor Arcus komen werken, 27 in loondienst en , 42 externe medewerkers in de flexibele schil. Getotaliseerd heeft dit tot gevolg gehad dat op 31 december 2013 746 medewerkers (588,9 fte) voor Arcus werkten terwijl dat op 1 januari 2013 818 medewerkers (639,5 fte) waren. Dus een afname van 73 medewerkers (50,6 fte). De grootste afname is bij externen (de flexibele schil). Met deze flexibele schil is Arcus in de gelegenheid om mee te ademen met de personele ontwikkelingen in de organisatie. Hieronder is de instroom en de uitstroom op Arcus niveau weergegeven. Tevens is de verdeling van de formatieplaatsen en het aantal medewerkers over de units en de diensten weergegeven. IN- EN UITSTROOM IN 2013 Aantal Medewerkers -totaal in dienst op 1-1-2013
818
- in loondienst op 1-1-2013
591
- extern op 1-1-2013
227
Uit dienst in 2013
-142
- loondienst
-47
- extern
-95
In dienst in 2013
69
- loondienst
27
- extern
42
In dient op 31-12-2013
48
746
- in loondienst op 31-12-2013
571
- extern op 31-12-2013
175
49
5.2. De opbouw van het personeel
In Fte’s
- totaal in dienst op 1-1-2013 - in loondienst op 1-1-2013
488,9
- extern op 1-1-2013
150,6
Uit dienst in 2013 - loondienst
-33,5
- extern
-62,9
639,5
Docenten en andere functies Een van de gevoeligste discussies over de verdeling van onderwijsgelden is de vraag, welk deel van de inkomsten wordt besteed aan docenten en welke aan andere, meer onderwijsondersteunende taken.
-96,4
Bij Arcus zijn twee van de drie functies docentfuncties. Een derde van het aantal functies is ondersteunend, of direct onderwijsondersteunend (DOOP, bijvoorbeeld onderwijsassistenten, instructeurs, onderwijsadministratie, leerlingbegeleiders) of indirect onderwijsondersteunend (personeel adviseurs, medewerkers financiën e.a.). Het is niet objectief vast te leggen wat een goede verhouding is. Wel sturen wij strak op de indirecte personeelsuitgaven. De benchmark die uitgevoerd is tussen de mbo’s laat zien dat de verhouding bij Arcus overeenkomt met het landelijk gemiddelde. Benchmark categorie
In dienst in 2013
45,8
- loondienst - extern
OP
71,1
12%
29,1
95,5
16%
DIR
20,8
4%
588,9
100%
472,1
- extern op 31-12-2013
116,8
Eindtotaal
PERSONEEL EN FTE’S PER UNIT/DIENST PER ULTIMO 2013 Aantal FTE
Aantal mws
80,3
101
Beroepsonderwijs A&H GDW H&T TEC
79,4 104,5 73,8 77,0
95 150 100 95
STIP STIP
64,9
76
Diensten Diensten
68%
IOOP
- in loondienst op 31-12-2013
FAB FAB
401,5
DOOP
588,9
Educatie EDU
FTE in %
16,7
In dient op 31-12-2013
Organisatieonderdeel
Aantal FTE per ultimo 2013
53,6
64
55,6
65
588,9
746
De verdeling man-vrouw Het aantal mannen en vrouwen in onze organisatie is vrijwel in evenwicht: 376 mannen en 370 vrouwen. In het aantal fte’s die zij bezetten, zien wij een duidelijk verschil: De mannen bezetten 323 fte en hebben daarmee een gemiddelde aanstellingsomvang van 0,86 fte. De vrouwen bezetten daarentegen ‘slechts 265 fte’ en hebben daarmee een gemiddelde aanstellingsomvang van 0,71 fte. Het aandeel parttimers in onze organisatie is 42%, zij bezetten gemiddeld 0,5 fte. Kijken we naar de invulling van de managementfuncties, dan is de verhouding daar scheef: In het CvB zit geen enkele vrouw. In het Arcus-management (directeuren en diensthoofden) zit één vrouw (9%). In het middenmanagement is 25% vrouw (8 van de 33). Kortom: reden om bij vacatures in de top specifiek de aandacht op vrouwelijke kandidaten te richten. PERSONEEL NAAR GESLACHT PER ULTIMO 2013 Aantal FTE’s
Aantal mws
Aantal mws in %
Man
323,3
376
50,4%
Vrouw
265,6
370
49,6%
Eindtotaal
588,9
746
100,0%
MANAGEMENT NAAR GESLACHT PER ULTIMO 2013 Eindtotaal
Aantal medewerkers
Man
Vrouw
Eindtotaal
3
376
3
Directeuren en diensthoofden
10
1
11
middenmanagement
25
8
33
Eindtotaal
38
9
47
Bestuur
50
51
PERSONEEL NAAR DEELTIJDFACTOR (>= 0,8 FTE = FULLTIME) PER ULTIMO 2013 Rijlabels
Aantal FTE
Aantal mws
Aantal mws in %
Fulltime
419,9
431
57,8%
Parttime
169,0
315
42,2%
Eindtotaal
588,9
746
100,0%
5.3. het ziekteverzuim Het ziekteverzuim korter dan één jaar is met 0,8% gestegen ten opzichte van 2012. We zitten daarmee iets boven onze norm van maximaal 4,5%. Duidelijk blijkt dat het verzuim langer dan 43 dagen en korter dan een jaar aanzienlijk is. Dit is een groep die risico’s loopt op zeer lang ziekteverzuim. De druk op de personeelsinzet in heel Arcus is ongetwijfeld een van de redenen voor het hogere ziekteverzuim. Ook uit het medewerkertevredenheidsonderzoek blijkt de werkdrukbeleving hoog te zijn. Bij A&H zien we een teruggang van zowel het verzuim korter en het verzuim langer dan een jaar. Opvallend blijft de hoogte van het ziekteverzuim bij de Unit Educatie. Deze is mede te verklaren door de mate van onzekerheid over de toekomst en de vele wijzigingen die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd. De veelheid van de veranderingen hier en in de omgeving van Arcus hebben een groot beroep gedaan op het verandervermogen van de medewerkers. De impact hiervan is terug te zien in het ziekteverzuim. Overall zijn de voornaamste uitvalredenen van psychosociale aard. Niet onbekend in onze sector. Mede gezien de invoering van Focus op Vakmanschap en de latere uittredeleeftijd zal de werkdrukbeleving in onze sector niet snel verminderen. In 2014 zijn we gestart met de doorontwikkeling van het arbo-beleid waarin verzuimbegeleiding, preventie en re-integratie (en waar nodig herplaatsing) prioriteit nummer 1 is.
De leeftijdsopbouw van het personeel Bij het begin van dit hoofdstuk hebben we geschetst dat we ons in 2013 stevig hebben moeten inspannen om te voorkomen dat we teveel medewerkers hadden. Gezien de leeftijdsopbouw van ons personeel zullen we in de nabije toekomst te maken krijgen met een flinke uitstroom van personeel. 57% van de mannen en 32% van de vrouwen is boven de 55 jaar. Door de beëindiging van de FPU-mogelijkheden en de opschuiving van de AOW leeftijd vindt de uitstroom inmiddels op een latere leeftijd plaats. Tot en met 2021 zullen op basis van natuurlijk verloop , op basis van de huidige AOW-leeftijd, zo’n 146 medewerkers (= 114,6 fte) de organisatie verlaten. Ondanks de verwachte daling van studenten en de daarmee gepaard gaande formatiereductie zullen we een stevige vervangingsvraag hebben. En wij niet alleen, ook de vo-scholen en onze collega mbo-instituten kennen een vergelijkbare leeftijdsopbouw. Dit betekent dat wij in ieder geval in een aantal sectoren te maken zullen krijgen met een behoorlijke schaarste op de arbeidsmarkt. In 2014 zullen wij hier een analyse van maken en de eerste beleidsinterventies formuleren. Immers een ding is duidelijk: de lerarenopleidingen zullen niet aan deze vraag kunnen voldoen. Daarnaast moeten we ons realiseren dat het voor een vitale school nodig is te werken aan evenwichtige leeftijdsopbouw bij het personeel. De werving van relatief jonge docenten, ook mannen, zou dan ook in de komende jaren specifiek aandacht moeten hebben, inclusief natuurlijk een goede begeleiding bij hun eerste jaren in het onderwijs. PERSONEEL NAAR LEEFTIJDSCATEGORIE PER ULTIMO 2013 Mw’s in % Kolomlabels Man Vrouw Rijlabels <25
0%
2%
25-35
7%
27%
35-45
14%
16%
45-55
23%
23%
55-65
55%
31%
2%
1%
100%
100%
65> Eindtotaal
52
Kort verzuim is 0-7 dagen Middellang verzuim 8-42 dagen Lang verzuim 43-365 dagen Extra lang verzuim is meer dan 365 dagen
53
5.4. Het medewerkertevredenheidsonderzoek In 2013 heeft er een medewerkertevredenheidsonderzoek plaatsgevonden. Dit is een onderzoek, dat in de meeste ROC’s is afgenomen. De resultaten geven aan, dat we vrijwel overal in de pas lopen met het gemiddelde van de ROC’s. Bij leiderschap is er een positieve relevante afwijking. Kortom een resultaat waar we tevreden mee zijn. Opvallend is daarnaast, dat het management significant positiever is dan de overige medewerkers en dat werkdrukbeleving overigens in de gehele sector hoog scoort. Wij hebben de conclusie getrokken, dat dit beeld niet tot de conclusie leidde, dat we echt specifieke acties voor Arcus-totaal moesten opzetten. De leidinggevenden hebben de vraag gekregen het resultaat in de werkoverleggen aan de orde te stellen en acties te ondernemen waar er significante afwijkingen van het totaalbeeld zijn. Deze overleggen hebben plaatsgevonden en waar nodig zijn er verbeteracties ingezet.
Unit
Significant positiever
Significant negatiever
GDW
Unitbureau
Afdeling zorg
A&H
Afdeling handel Afdeling administratie Unitbureau
Afdeling ICT
Techniek
Afdeling procestechniek
Afdeling WEI
H&T
Unitbureau
Afdeling Horeca
Educatie
Niveau 1 en 2 opleidingen
Afdeling inburgering en VAVO
Diensten
STIP
Financiën
54
55
6. Financiën De Stichting Arcus College is 100% aandeelhouder van Arcus Holding BV en deze holding is weer 100% aandeelhouder van ROC-OZL Contracting BV, Centrum voor Baan en Beroep BV en Transfer Werkt BV. Daarnaast heeft de stichting enkele minderheidsdeelnemingen. De enkelvoudige balans en staat van baten en lasten van stichting en BV’s worden geconsolideerd. De jaarrekening 2013 is opgesteld conform de Regeling jaarverslaggeving OCW, RJ660 en BW2. In het verslagjaar zijn er binnen de Holding voor wat de deelnemingen portefeuillewijzigingen geïnitieerd en enkele reeds geëffectueerd. Van Transfer Werkt BV is in 2013 een management buy out voorbereid en per 1-1-2014 geëffectueerd. Van Centrum voor Baan en Beroep BV is een traject van beëindiging van de bedrijfsactiviteiten in gang gezet. Dit traject zal in 2014 afgerond gaan worden. Het minderheidsbelang in deelneming Ar@uid BV is in 2013 vervreemd. Ook met betrekking tot het minderheidsbelang in deelneming Ar@ing BV is dit besluit genomen. Deze vervreemding heeft in januari 2014 zijn beslag gekregen. Deze ontwikkelingen binnen de BV’s hebben een weerslag op de balansposities en de exploitatie van de BV’s. In het kader van het verstrekken van een transparante toelichting worden de enkelvoudige cijfers van Stichting Arcus College en de geconsolideerde cijfers beide gepresenteerd en toegelicht. 6.1. Enkelvoudige staat van baten en lasten van Stichting Arcus College Onderstaand treft u aan de enkelvoudige staat van baten en lasten 2013 van de Stichting Arcus College, inclusief de vergelijkende cijfers 2012 en de begroting 2013. De begroting 2014 en meerjarencijfers treft u aan in paragraaf 6.7.4. Omdat er in het verslagjaar sprake was van een aantal bijzondere posten, worden deze afzonderlijk in onderstaande tabel gepresenteerd in de kolom “2013 realisatie bijzonder”. Bedragen in €
2013 realisatie regulier
2013 realisatie bijzonder
2013 realisatie totaal
2013 begroting
Overige overheidsbijdragen Baten werk i.o.v. derden Overige baten
2012 realisatie
52.635.294
0
52.635.294
49.948.516
50.269.410
910.372
0
910.372
2.312.500
2.649.733
2.492.517
0
2.492.517
3.213.308
4.413.926
1.694.404
0
1.694.404
530.700
2.010.831
57.732.587
0
57.732.587
56.005.024
59.343.900
42.863.298
0
42.863.298
43.410.380
45.388.899
Afschrijvingen
1.974.673
1.993.995
3.968.668
1.917.183
1.875.506
Huisvestingslasten
4.123.910
-3.478.370
645.540
4.360.449
3.663.850
Overige instellingslasten
7.262.320
387.810
7.650.130
6.349.501
8.506.503
56.224.201
-1.096.565
55.127.636
56.037.513
59.434.758
1.508.386
1.096.565
2.604.951
-32.489
-90.858
569.318
0
569.318
492.000
944.490
Saldo baten en lasten Saldo financiële baten en lasten Exploitatieresultaat Resultaat deelnemingen na Vpb Vpb Resultaat
De rijksbijdrage is plusminus € 2,7 miljoen hoger dan begroot. Deze stijging is een gevolg van: •D e eerste bekostigingsbrief 2013 (september 2012) presenteerde een lumpsum van € 44,8 miljoen. In januari 2013 is deze met een tweede bekostigingsbrief opgehoogd tot € 45,6 miljoen. Deze ophoging met € 0,8 miljoen is een gevolg van loon-en prijsbijstelling in de lumpsum, middelen voor versterken centrale en uniforme toetsing, extra geld als gevolg van het convenant leerkracht, en de toevoeging van het in voorgaande jaren als geoormerkt aangewezen budget voor Stagebox aan de lumpsum. Een negatieve post is een correctie ten gevolge van een landelijk dalend deelnemersvolume op de 2e teldatum. • I n december 2013 wordt een derde bekostigingsbrief ontvangen met een lumpsum van € 46,6 miljoen. Deze ophoging met € 1 miljoen vloeit voort uit het Regeerakkoord (extra gelden voor intensivering/Focus op Vakmanschap) en het Herfstakkoord (extra gelden voor verbetering onderwijskwaliteit). Deze extra gelden zijn beschikbaar gesteld in december 2013, doch mogen niet worden “overgeheveld” naar 2014, immers lumpsumgelden moeten geboekt worden ten gunste van het jaar waarin ze verstrekt worden. •M et ingang van 2013 loopt de VAVO-bekostiging via OCW en is derhalve opgenomen onder de rijksbijdrage. Het betreft een bedrag van € 0,95 miljoen. In de begroting was de vavo opgenomen in de rubriek Overige overheidsbijdragen.
De baten in opdracht van derden realiseren € 0,7 miljoen lager dan begroot. Opdrachten via Contracting BV bestemd voor de unit Educatie bleven nagenoeg geheel uit. Ook zijn minder Contracting-deelnemers bij de units A&H en GDW ingestroomd. De instroom via Contracting voor de unit Techniek verliep wel conform begroting. De Overige baten overschrijden de begroting met bijna € 1,2 miljoen. Deze overschrijding is een gevolg van diverse projecten die niet of lager begroot waren (zoals CIV/Zorg Techniek Limburg, Wajong en TBTOP), diverse doorbelastingen als gevolg van personele inzet van de Stichting aan Holding-bedrijven en als gevolg van niet begrote huurinkomsten. In deze rubriek zijn ook enkele posten verantwoord die betrekking hebben op voorgaande jaren waaronder een bedrag ad bijna € 60.000 teruggave WVA-subsidie. De lasten De totale lasten zijn € 0,9 miljoen lager dan begroot. Onderstaand volgt een analyse op hoofdlijnen per rubriek.
Lasten Personele lasten
De baten In totaliteit zijn de baten € 1,7 miljoen hoger dan begroot. Onderstaand wordt dit verklaard.
De Overige overheidsbijdragen bestaan met name uit de bijdragen vanuit de gemeenten, de zogenaamde productovereenkomsten en inkomsten uit ESF-subsidies. Deze zijn € 1,4 miljoen lager dan begroot. De belangrijkste oorzaak is de hierboven reeds vermelde verschuiving van de vavo-bijdrage (€ 0,95 miljoen) naar de rijksbijdrage. Daarnaast is er minder aan ESF-subsidie gerealiseerd en zijn de aanvullingen via de gemeenten, boven op de productovereenkomst achtergebleven.
Baten Rijksbijdragen OCW
Toelichting: Het resultaat enkelvoudig van Stichting Arcus College is in 2013 € 1.243.000 en € 567.000 hoger dan het geconsolideerde resultaat. Het resultaat geconsolideerd 2013 bedraagt € 676.000. De afwijking vloeit voort uit de waardering van de deelnemingen ROC-OZL Contracting BV en Transfer Werkt BV en wordt verderop in deze paragraaf toegelicht.
2.077.704
1.096.565
3.174.269
459.511
853.632
-891.766
-1.040.000
-1.931.766
-211.000
-1.031.835
0
0
0
0
0
1.185.938
56.565
1.242.503
248.511
-178.203
56
De personele lasten zijn € 0,55 miljoen lager dan begroot: • Salariskosten Arcus-personeel zijn € 0,9 miljoen lager dan begroot. • De salariskosten tijdelijk personeel zijn conform de begroting. Van de in totaal € 9,7 miljoen salariskosten niet-Arcus personeel heeft ruim € 2,4 miljoen betrekking op inhuur vanuit de Holding BV’s. Deze zal in 2014 fors verminderen en vanaf medio 2014 nagenoeg reduceren tot nihil. • Bij de vijf units onderschrijden de totale salariskosten (vast en tijdelijk) met € 0,6 miljoen de begroting (1,7%). Bij de diensten en het centraal bureau is dit € 0,3 miljoen (3,7%). • De kosten voor scholing onderschrijden de begroting met € 0,2 miljoen. • Niet begroot waren de netto-dotaties van in totaal bijna € 0,4 miljoen aan de voorziening WAO en € 0,2 miljoen aan de voorziening Jubileumuitkeringen. • Niet begroot was de verplichting van bijna € 0,25 miljoen aan tegoeden aan verlofdagen voor de medewerkers van enkele BV’s van Arcus Holding BV die per 1-1-2014 in dienst zijn getreden van de Stichting Arcus College. De personele lasten 2013 zijn aanzienlijk lager dan in 2012, namelijk ruim € 2,5 miljoen.
57
De afschrijvingen waren begroot op € 1,9 miljoen en zijn gerealiseerd op € bijna € 4 miljoen. Indien de bijzondere afschrijvingen worden weggelaten dan overschrijden de afschrijvingen de begroting slechts met € 50.000. Waardeverminderingen en correcties in 2013 zijn: •A rcus neemt in 2014 de nieuwbouw in gebruik en zal een zevental panden in Heerlen ontruimen en vervreemden. Van enkele panden is gebleken dat de kans op succesvolle verkoop laag zal zijn en voorzichtigheidshalve is beslist om de boekwaarde van grond en gebouw van enkele panden af te waarderen. In totaal is hiermede een afwaardering met € 1,6 miljoen gemoeid. •N ieuwbouwplan Coriopolis gaat vooralsnog niet door hetgeen betekent dat eerder geactiveerde kosten alsnog afgeboekt zijn, in totaal voor een bedrag van € 0,7 miljoen. •B ij een interne controle in 2013 is gebleken dat er in voorgaande jaren op meubilair en inventaris voor een bedrag van € 0,3 miljoen te veel is afgeschreven. Deze is in deze jaarrekening gecorrigeerd. De huisvestingslasten onderschrijden de begroting met € 3,7 miljoen. Hiervan € 3,5 als gevolg van een verlaging van de in voorgaande jaren opgebouwde voorziening groot onderhoud. De voorziening groot onderhoud, met name gekoppeld aan het pand Schandelermolenweg, kon verlaagd worden omdat de gebruikshorizon van dit gebouw beperkt is tot vijf jaar. Met die scope is na onderzoek de voorziening bepaald op een totaalbedrag van ruim € 1,5 miljoen. Als deze aanpassing buiten beschouwing wordt gelaten resteert bij de huisvestingslasten een onderschrijding ten opzichte van de begroting van bijna € 0,3 miljoen. Hogere uitgaven voor huur en energie worden ruimschoots gecompenseerd door lagere kosten adviseurs nieuwbouw/vervreemding, schoonmaakkosten en onderhoudskosten.
Dit betekent dat de Holding BV in 2013 een verlies neemt van € 110.000 als gevolg van deze verkooptransactie en dit werkt door in het resultaat deelneming van Stichting Arcus College. • Holding BV heeft zowel voor wat betreft Contracting BV als CBB BV voor een bedrag van € 100.000 per BV aan kosten voortvloeiende uit bevordering van mobiliteit voor zijn rekening genomen. Bij Contracting BV ter ondersteuning van de transitie naar een gezonde bedrijfsvoering en bij CBB in het kader van de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. • Holding BV heeft in 2013 het besluit genomen de aandelen in de minderheidsdeelnemingen af te stoten. Een deel was reeds voorzien in de jaarrekening 2012, restant ad € 44.000 komt ten laste van 2013. • Daarnaast heeft de Holding adviescapaciteit ingehuurd gericht op de onderzoeken naar de toekomstmogelijkheden van CBB BV en Transfer Werkt BV en de begeleiding van de beëindiging respectievelijk management buy out. 6.2. Geconsolideerde staat van baten en lasten van Arcus In paragraaf 6.1. is de enkelvoudige staat van baten en lasten gepresenteerd en zijn de belangrijkste verschuivingen en afwijkingen ten opzichte van de begroting toegelicht. Onderstaande tabel geeft de geconsolideerde staat van baten en lasten en een toelichting daarop, voor zover niet reeds in paragraaf 6.1. aan de orde geweest. Bedragen in €
2013 realisatie regulier
2013 realisatie bijzonder
2013 realisatie totaal
2013 begroting
2012 realisatie
Baten Rijksbijdragen OCW
52.635.294
0
52.635.294
49.948.516
50.269.410
De overige instellingslasten overschrijden de begroting met € 1,3 miljoen. Hiervan is bijna € 0,4 miljoen een gevolg van het noodgedwongen afboeken van in eerdere jaren geboekte te ontvangen ESF-baten. (Her)controle door het agentschap in het laatste kwartaal van 2013 maakte ESF-baten voor een deel (de begeleidingscomponent) hoogst onzeker en voorzichtigheidshalve heeft deze afboeking plaatsgevonden. Een definitieve uitspraak van het agentschap is overigens nog niet ontvangen. De overige overschrijdingen zijn verdeeld over diverse posten zoals kosten diensten derden (met name juridische ondersteuning), kantoorkosten, kantinekosten en deelnemerskosten. Voorts zijn kosten gemaakt ten behoeve van de niet begrote projecten zoals Zorgtechniek Limburg, TBTOP en Wajong.
Overige overheidsbijdragen
910.372
0
910.372
2.312.500
2.649.733
7.758.751
0
7.758.751
9.368.808
10.417.385
Financiële baten en lasten In 2013 beschikte de Stichting Arcus College nog over rentedragende spaartegoeden die in totaal een rente van bijna € 0,6 miljoen hebben opgeleverd, € 0,1 miljoen meer dan begroot. Deze hogere rente is een gevolg van de gunstige liquiditeitsontwikkeling in 2013 waardoor in iets mindere mate een beroep moest worden gedaan op de spaartegoeden.
Lasten
Resultaat deelneming Het resultaat deelneming bedraagt € 1,9 miljoen negatief en is € 1,7 miljoen slechter dan begroot. Specificatie per deelneming leidt tot het volgende beeld: •R OC-OZL Contracting BV heeft een negatief resultaat in 2013 van ruim € 1,42 miljoen. Dit negatieve resultaat bestaat voor bijna € 0,4 miljoen uit geboekte nog te betalen lesgelden uit voorgaande jaren. Met dit negatieve exploitatieresultaat is het eigen vermogen van die BV negatief geworden, namelijk bijna € 1 miljoen negatief. De Holding BV heeft voor slechts een deel van dit negatieve eigen vermogen een Voorziening negatieve deelneming gevormd, namelijk voor een bedrag van ruim € 0,34 miljoen. Dit bedrag betreft belasting- en pensioenverplichtingen van Contracting BV. Doordat slechts voor een deel van het negatieve eigen vermogen een voorziening is gevormd, werkt het negatief resultaat van de BV slechts deels , namelijk voor € 0,76 miljoen (1,42-1,0+0,34), door in het resultaat van Holding BV en derhalve ook de stichting Arcus College. Hierdoor ontstaat een afwijking tussen het enkelvoudig resultaat van de Stichting Arcus College en het geconsolideerd resultaat. Het enkelvoudig resultaat is hierdoor € 0,66 miljoen (1,42-0,76) hoger dan het geconsolideerde resultaat. •C BB BV heeft in 2013 een negatief resultaat van € 0,7 miljoen. Dit bestaat voor € 0,3 miljoen uit een dotatie aan een voorziening reorganisatie n.a.v. het in 2013 genomen besluit om de bedrijfsactiviteiten van de BV te beëindigen. De resterende € 0,4 miljoen negatief resultaat is conform de begroting. • ransfer Werkt BV heeft in 2013 een exploitatieresultaat gerealiseerd van nagenoeg € 0 en hiermee € 80.000 lager dan begroot. •H olding BV heeft in 2013, ondanks het feit dat de Holding geen eigen bedrijfsactiviteiten behalve het houden van de aandelen van de deelnemingen heeft, een negatief exploitatieresultaat van € 0,46 miljoen. Dit is een gevolg van: • I n 2013 is door Holding BV het besluit genomen om de aandelen Transfer Werkt BV per 1-1-2014 te verkopen via een management buy out. De verkoopprijs is vastgesteld op een bedrag van € 110.000 onder de intrinsieke waarde.
58
Baten werk i.o.v. derden Overige baten
Personele lasten
1.634.894
0
1.634.894
530.700
1.991.313
62.939.311
0
62.939.311
62.160.524
65.327.841
47.474.809
500.000
47.974.809
46.822.352
49.607.199
Afschrijvingen
2.033.987
1.993.995
4.027.982
2.012.183
1.934.608
Huisvestingslasten
4.303.451
-3.478.370
825.081
4.461.449
3.893.265
Overige instellingslasten
9.636.371
387.810
10.024.181
9.139.628
11.144.090
63.448.618
-596.565
62.852.053
62.435.612
66.579.162
Saldo baten en lasten
-509.307
596.565
87.258
-275.088
-1.251.321
Saldo financiële baten en lasten
588.296
0
588.296
523.600
1.005.313
78.989
596.565
675.554
248.512
-246.008
Resultaat deelnemingen na Vpb
0
0
0
0
0
Vpb
0
0
0
0
52.863
78.989
596.565
675.554
248.512
-193.145
Exploitatieresultaat
Resultaat
Toelichting, aanvullend op de toelichting in paragraaf 6.1: Veel posten zijn al toegelicht bij de enkelvoudige staat van baten en lasten, zie paragraaf 6.1. Aanvullend onderstaand een toelichting op de afwijkingen bij de baten in opdracht van derden, de personele lasten en de overige instellingslasten. De onderschrijding bij de baten in opdracht van derden treedt voor een deel op bij de Stichting (zie paragraaf 6.1.), doch met name bij de BV’s, waarbij Contracting BV een aanzienlijk lagere realisatie heeft. Daar is de omzet lager dan begroot; het aantal contract-deelnemers is niet gehaald en begrote projecten zijn slechts voor een klein deel gerealiseerd.
59
CBB BV heeft hogere baten dan begroot als gevolg van meer detacheringen naar de stichting, doch deze interne detacheringen worden in de consolidatie weg-geëlimineerd. Transfer Werkt heeft eveneens een lagere realisatie dan begroot.
De voorzieningen dalen in totaliteit met € 3,1 miljoen maar in de diverse categorieën zijn er verschillen: • De voorziening groot onderhoud daalt met € 3,5 miljoen. Deze is reeds eerder toegelicht •D e voorzieningen voor jubileumuitkeringen en voor WAO stijgen samen met € 0,4 miljoen als gevolg van noodzakelijke dotaties.
De personele lasten op geconsolideerd niveau overschrijden de begroting en deze overschrijding komt geheel voor rekening van de BV’s. Onderdeel van deze overschrijding zijn dotaties voor een totaalbedrag van € 0,5 miljoen aan een voorziening reorganisatie bij CBB BV en bij de Holding BV.
6.3. De enkelvoudige balans van de Stichting Arcus College Onderstaand treft u de enkelvoudige balans van Stichting Arcus College aan. (na winstbestemming)
31-12-2013
31-12-2012 Passiva
Vaste activa
Eigen vermogen
Materiële vaste activa
51.651.704
28.419.721
Financiële vaste activa
624.010
2.555.776
52.275.714
30.975.497
De ratio’s op basis van de enkelvoudige balans zijn: 31-12-2013
Activa
Algemene reserve Bestemmingsreserve publiek Bestemmingsreserve privaat
Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen
Totaal activa
5.419.305
6.233.055
28.969.052
52.096.428
34.388.357
58.329.483
86.664.071
89.304.980
De kortlopende schulden dalen met € 0,8 miljoen. Binnen deze rubriek stijgen de crediteuren met bijna € 1,2 miljoen (grotendeels betrekking hebbende op facturen met betrekking tot de nieuwbouw die in 2014 zijn betaald) maar deze stijging wordt gecompenseerd door een daling van de schulden aan verbonden partijen en een zeer grote daling van de overlopende passiva (afbouw van de balanspositie subsidies, onder andere Taal & Rekenen).
Voorzieningen Kortlopende schulden
Totaal passiva
31-12-2012
31-12-2013
31-12-2012
Solvabiliteit (EV/TV)
0,82
0,78
Liquiditeit (VA/KS)
2,82
4,49
62.754.570
61.512.067
8.307.174
8.307.174
0
0
71.061.744
69.819.241
3.402.661
6.492.619
(na winstbestemming)
12.199.666
12.993.120
Activa
Passiva
Vaste activa
Eigen vermogen
86.664.071
89.304.980
Toelichting: In de mutatie op de materiële vaste activa is duidelijk merkbaar dat de nieuwbouw gestaag vordert. De volgende bijzonderheden ten aanzien van deze post kunnen genoemd worden: • Onderdeel van de materiële vaste activa is activa in uitvoering. Deze is toegenomen van bijna € 16 miljoen per 31-12-2012 tot € 41,5 miljoen per 31-12-2013 (deze toename is eveneens zichtbaar in de afname van de liquide middelen). • Binnen de activa in uitvoering is voor wat betreft Coriopolis (dit geplande nieuwbouwproject gaat vooralsnog niet door) een bedrag van bijna € 0,7 miljoen afgeschreven. • Op de gebouwen die worden afgestoten heeft voorzichtigheidshalve een gedeeltelijke afwaardering plaatsgevonden. Zie ook de toelichting in paragraaf 6.1. • Dit geldt ook voor de terreinen waarop deze oude gebouwen staan. • De afschrijvingen op inventaris en apparatuur is in het verslagjaar gecorrigeerd nadat onderzoek had uitgewezen dat in voorgaande jaren voor een bedrag van € 310.000 te veel afgeschreven is. Dit is ook al toegelicht in paragraaf 6.1. De financiële vaste activa zijn per balansdatum fors lager dat voorgaand jaar. De daling komt uiteraard overeen met het resultaat deelneming van negatief € 1,9 miljoen. In paragraaf 6.1. is een toelichting verstrekt op deze post. De vorderingen zijn ten opzichte van 2012 per saldo gedaald met € 0,8 miljoen. Gedaald zijn de reguliere debiteuren, vorderingen op deelnemers en op overige overheden (samen een daling van plusminus € 1 miljoen). Grote verschuiving tevens in de overige vorderingen die € 0,65 miljoen gedaald is. Dit komt met name door een afbouw van de positie te factureren inburgeringsbaten. De intercompany-vorderingen, met name op Contractring BV, is daarentegen gestegen met ruim € 0,8 miljoen. De liquide middelen zijn gedaald met ruim € 23 miljoen, uiteraard als gevolg van de voortschrijdende investeringen in de nieuwbouw.
De liquiditeitsratio is afgenomen als gevolg van de voortschrijdende investeringen in de nieuwbouw. De solvabiliteit is iets verbeterd, echter het vermogen “zit” nu voor een groot deel in de nieuwbouw in plaats van “geld op de bank”. 6.4. De geconsolideerde balans van Arcus 31-12-2013
31-12-2012
Materiële vaste activa
51.717.579
28.526.165
Financiële vaste activa
11.250
20.250
51.728.829
28.546.415
31-12-2013
Algemene reserve Bestemmingsreserve publiek Bestemmingsreserve privaat
Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen
Totaal activa
62.132.818
58.958.562
8.379.742
10.885.276
1.123.111
1.140.866
71.635.671
70.984.704
5.841.387
8.844.992
Voorzieningen
3.927.316
6.770.354
32.124.136
54.751.128
Kortlopende schulden
14.131.365
14.387.477
37.965.523
63.596.120
89.694.352
92.142.535
89.694.352
92.142.535
Totaal passiva
Toelichting: Als aanvulling op paragraaf 6.3. worden de volgende posten toegelicht: • De financiële vaste activa dalen omdat de aandelen in de minderheidsdeelneming Ar@uid gedurende 2013 zijn verkocht. •D e vorderingen zijn aanzienlijk gedaald. Behalve de Stichting hebben ook Contracting BV en CBB BV hun debiteurenpositie kunnen afbouwen (met respectievelijk € 1,1 miljoen en € 0,4 miljoen). •D e liquide middelen van de BV’s zijn nagenoeg ongewijzigd en laag. Contracting BV zal in 2014 niet in staat zijn om haar in 2013 opgebouwde kortlopende schulden bij de Stichting en Holding BV te betalen. Zie ook paragraaf 6.5. Voor CBB BV geldt dat de liquiditeitspositie in overeenstemming is met de resterende verplichtingen tijdens de afbouwfase van de BV. •D e algemene reserve stijgt met bijna € 3,2 miljoen zijnde het enkelvoudige resultaat van de Stichting exclusief het resultaat deelnemingen. • De bestemmingsreserve publiek daalt met bijna € 2,5 miljoen, zijnde de optelsom van de exploitatieresultaten van de BV’s. •D e bestemmingsreserve privaat heeft betrekking op de Stichting Schoolfonds. Het vermogen van deze Stichting is als privaat vermogen aangemerkt. De daling vloeit voort uit een bijdrage (hoger dan de ontvangen rente) aan de Stichting Leergeld.
Het eigen vermogen stijgt met ruim € 1,2 miljoen conform het gerealiseerde exploitatieresultaat.
60
31-12-2012
61
De mutatie in het geconsolideerde vermogen is € 0,57 miljoen lager (het enkelvoudige resultaat bedraagt € 1,24 miljoen en het geconsolideerde resultaat € 0,68 miljoen) dan de mutatie in het enkelvoudige vermogen als gevolg van: •E en additionele afwaardering door de Holding BV van € 110.000 op haar deelneming Transfer Werkt BV voortvloeiende uit de verkoop van de aandelen. Dit werkt (negatief) door in het enkelvoudige vermogen en resultaat van Holding BV en van de stichting Arcus College. •H et feit dat de Holding slechts deels een voorziening heeft getroffen voor het negatieve vermogen van Contracting BV. Dit werkt met ruim € 660.000 (positief) door in het enkelvoudige vermogen en resultaat van Holding BV en de stichting Arcus College. •H et negatieve resultaat van de stichting Schoolfonds voor een totaalbedrag van € 17.000. Dit verklaart de laatste (positieve) afwijking van het enkelvoudige resultaat van de stichting ten opzichte van het geconsolideerde resultaat. De ratio’s op basis van de geconsolideerde balans zijn: 31-12-2013
31-12-2012
Solvabiliteit (EV/TV)
0,80
0,77
Liquiditeit (VA/KS)
2,69
4,42
6.5. Onderlinge leveringen en vorderingen/kortlopende schulden tussen groepsmaatschappijen De Stichting Arcus College en de BV’s leveren diensten aan elkaar die in de consolidatie geëlimineerd worden. Dat geldt ook voor de onderlinge vorderingen en schulden die uit deze onderlinge diensten ontstaan. De voornaamste activiteiten vloeien voort uit de contractactiviteiten via Contracting BV en de detacheringen van personeel vanuit Contracting BV en CBB BV naar de stichting Arcus College. Deze detacheringen zijn ultimo 2013 sterk gereduceerd en worden tot medio 2014 verder gereduceerd tot nagenoeg nihil.
• Meerjarenraming baten en lasten 2013 tot en met 2016 • Meerjarenbalans 2013 tot en met 2016 Alle gegevens hebben alleen betrekking op de stichting Arcus College enkelvoudig. 6.7.1. Prognose aantal studenten tot en met 2020 De regio Parkstad Limburg is een zogenaamde krimpregio. Deze krimp is al nadrukkelijk in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs opgetreden. Bij het mbo is deze in het voltijdsonderwijs (de BOL) nog beperkt, echter in het deeltijdonderwijs (BBL) nadrukkelijk aanwezig. Er is een verschuiving van BBL naar BOL opgetreden, vermoedelijk als gevolg van conjuncturele invloeden. Dit is overigens een landelijk verschijnsel. Voor de komende jaren wordt uitgegaan van krimp van 1% per jaar. Dit percentage volgt de resultaten van eerdere onderzoeken. Ook in de BBL wordt hiervan uitgegaan, ook al wordt het aantal BBL-studenten met name bepaald door conjuncturele factoren. Verschuivingen tussen sectoren zijn zeer moeilijk voorspelbaar. Arcus gaat in het kader van de meerjarenramingen er van uit dat de daling over alle sectoren gelijkmatig verdeeld is. Teneinde te kunnen anticiperen op feitelijke verschuivingen worden de meerjarenramingen jaarlijks bijgesteld. Arcus gaat in zijn financiële meerjarenprognoses uit van de volgende studentaantallen: 1-okt BOL
2008
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
A&H
1.269
1.202
1.293
1.280
1.267
1.255
1.242
1.230
1.217
1.205
GDW
1.522
1.616
1.650
1.634
1.617
1.601
1.585
1.569
1.553
1.538
De volgende baten en lasten zijn in 2013 in de consolidatie tussen stichting Arcus College en de BV’s geëlimineerd: • Baten in opdracht van derden: € 3,7 miljoen (2012: € 6,6 miljoen) • Inkoopwaarde van de omzet: € 1,2 miljoen (2012: € 2,2 miljoen) • Personele lasten: € 2,5 miljoen (2012: € 4,4 miljoen)
H&T
1.120
860
924
915
906
897
888
879
870
861
H&TKTM
139
292
312
300
300
300
300
300
300
300
Techniek
710
944
1.049
1.039
1.028
1.018
1.008
998
988
978
De intercompany vorderingen en schulden hebben nagenoeg geheel betrekking op schulden die Contracting BV heeft bij de stichting Arcus College (€ 1,5 miljoen, waarvan € 0,8 miljoen uit hoofde van nog te betalen cursusgelden) en de Holding BV (€ 0,12 miljoen).
Educatie
203
353
427
423
419
414
410
406
402
398
5.267
5.655
5.590
5.537
5.484
5.432
5.381
5.330
5.280
Totaal
Contracting BV zal deze totaal schuld aan de stichting Arcus College en Holding BV ad € 1,6 miljoen in 2014 voor het grootste deel niet kunnen voldoen. Directeur Contracting BV bereidt een meerjarenplan voor op basis waarvan een besluit over deze vorderingen genomen kan worden. Optie is om een deel van de vordering om te zetten in een rentedragende lening.
BBL
6.6. Treasury Arcus College heeft in de afgelopen jaren een beleid gevoerd om de niet direct benodigde liquide middelen via spaarrekeningen rentedragend te laten zijn. Er zijn geen risicodragende effecten aangeschaft. In 2014 zullen alle spaartegoeden aangewend zijn voor de realisatie van de nieuwbouw die dan geheel met eigen middelen is gefinancierd. Arcus heeft tot en met 2013 (en dit zal zich in 2014 voortzetten) geen beroep hoeven te doen op financiering met langlopende leningen, hetgeen ook de hoge solvabiliteitsratio verklaart.
H&TKTM
Voor wat betreft liquiditeit is beleid dat er steeds een buffer gewenst is van € 6 miljoen. Er worden 12 maandelijks voortschrijdende liquiditeitsprognoses opgesteld en per kwartaal meerjaren-liquiditeitsprognoses. Door de Raad van Toezicht is goedgekeurd dat een eventuele aanvulling tot de gewenste buffer van € 6 miljoen via een rekening courant voorziening bij de huisbankier zal geschieden. Liquiditeitsprognoses wijzen uit dat feitelijke benutting van een dergelijke voorziening courant naar verwachting niet nodig zal zijn.
Totaal
6.7. Continuïteitsparagraaf In deze continuïteitsparagraaf worden de volgende onderdelen gepresenteerd: • Prognose aantal studenten tot en met 2020 • Personeelsbezetting • Huisvestingssituatie
62
4.963 2008
5.301 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
A&H
462
435
283
280
277
275
272
269
266
264
GDW
692
632
568
562
557
551
546
540
535
529
H&T
559
234
160
158
157
155
154
152
151
149
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Techniek
1.122
896
763
755
748
740
733
726
718
711
Educatie
238
339
183
181
179
178
176
174
172
171
2.536
1.957
1.937
1.918
1.899
1.880
1.861
1.842
1.824
Totaal
3.073 2008
2.723 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
A&H
1.731
1.637
1.576
1.560
1.545
1.529
1.514
1.499
1.484
1.469
GDW
2.214
2.248
2.218
2.196
2.174
2.152
2.131
2.109
2.088
2.067
H&T
1.679
1.094
1.084
1.073
1.062
1.052
1.041
1.031
1.021
1.010
139
292
312
300
300
300
300
300
300
300
Techniek
1.832
1.840
1.812
1.794
1.776
1.758
1.741
1.723
1.706
1.689
Educatie
441
692
610
604
598
592
586
580
574
569
7.803
7.613
7.527
7.455
7.383
7.312
7.242
7.173
7.104
H&TKTM
Totaal
8.036
8.024
63
Met mogelijke effecten als gevolg van invoering entree en herschikking techniekonderwijs in Zuid-Limburg is in bovenstaande raming nog geen rekening gehouden. Voor wat betreft deze herschikking techniekonderwijs wordt verwezen naar de nadere toelichting elders in het jaarverslag. De daling leidt, er van uitgaande dat de daling landelijk niet of in mindere mate zal optreden, tot een situatie van dalend marktaandeel met uiteraard effect op bekostiging en bedrijfsvoering.
Conclusie is dat Arcus College in de verhouding Onderwijspersoneel ten opzichte van overige categorieën personeel niet ten opzichte van de landelijke trend uit de pas loopt. Opmerking is wel dat de benchmark-cijfers sec betrekking hebben op het MBO-deel van de ROC’s, terwijl de gepresenteerde Arcus-cijfers betrekking hebben op de gehele organisatie, dus inclusief Educatie. De BV’s zijn niet meegenomen. Reden om hiervoor te kiezen is omdat toewijzing van indirect personeel aan mbo respectievelijk Educatie arbitrair is.
6.7.2. Personele bezetting de komende jaren De benodigde personele bezetting is uiteraard een afgeleide van het aantal studenten en de totale baten van Arcus College. Het beleid is gericht op het bereiken en behouden van een personele bezetting, vertaald naar personele lasten, die plusminus 72% bedraagt van de totale baten.
6.7.3. Huisvesting Arcus College is enkele jaren geleden een nieuwbouwtraject gestart. Deze campus wordt ingaande schooljaar 2014/2015 in gebruik genomen. Dit betekent dat een aantal panden wordt ontruimd en gereed gemaakt voor verkoop. Overigens wordt één pand per 15 juli 2014 verkocht. De toekomstige huisvestingssituatie kan weergegeven worden met onderstaande tabel:
De aanwezigheid van een flexibele schil (per 31-12-2013 een percentage van bijna 20%) en het natuurlijk verloop (in de periode tot 2020 in totaal ruim 100 fte, redelijk gespreid over de jaren) bieden voldoende flexibiliteit om de personele bezetting af te stemmen op de behoefte. Het is de verwachting dat het natuurlijk verloop van medewerkers hoger is dan de daling van het aantal benodigde medewerkers als gevolg van afname van het aantal studenten. Zeker zal dit het geval zijn als de arbeidsmarkt aantrekt. Uiteraard kunnen ten aanzien van specifieke bevoegdheden en deskundigheden fricties ontstaan (bijvoorbeeld die opleidingen waar de krimp hoger is en juist daar te weinig sprake is van natuurlijk verloop). Om dit voor de komende vijf jaar inzichtelijk te krijgen is Arcus gestart met een traject van lange termijn personeelsplanning. Dit traject, dat jaarlijks wordt herhaald, geeft inzicht in de toekomstig te verwachten spanning tussen benodigde en beschikbare bezetting en geeft handvaten voor beleid. Personele verhoudingsgetallen Aanvullend op de diverse tabellen in hoofdstuk 5 worden onderstaande personele verhoudingsgetallen voor 2013 gepresenteerd. Gewogen aantal studenten per fte categorie Onderwijspersoneel : 16,7 (dit is exclusief Educatie) (Benchmark mbo 2012: 16)
Aantal fte’s gemiddeld in 2013 aanwezig
Aantal fte 2013
% 2013
m2 bvo
31-12-2013
Eigendom
31-12-2014
31-12-2015
31-12-2016
52.557
75.780
60.022
0
32.699
16.941
Waarvan in verkoop Huur
8.306
7.351
7.351
Percentage huur
13,6%
8,8%
10,9%
Gefinancierd met
50.687 eigen vermogen 7.606 7.351 sectorgemiddelde 2012 = 16% 12,7%
Bvo is bruto vloeroppervlak
Arcus heeft na de oplevering in 2014 geen verdere nieuwbouwprojecten gepland. Wel zal het bestaande techniekgebouw de komende jaren worden aangepast als gevolg van de herschikking (tussen Arcus College en Leeuwenborgh Opleidingen en samen met het vmbo) van het techniekonderwijs. Financiering hiervan zal door ROC’s, vmbo-besturen en gemeenten gezamenlijk geschieden. Voor wat betreft de te verkopen panden: de boekwaarden zijn in 2013 voor een deel voorzichtigheidshalve afgewaardeerd (zie voorgaande paragrafen) en in de meerjarenramingen is geen rekening gehouden met eventuele boekwinsten of positieve cashflow uit hoofde van verkoop van deze panden. Arcus hanteert derhalve het voorzichtigheidsbeginsel. Overigens is in de meerjarenramingen wel rekening gehouden met beperkte huisvestingslasten voor de leegstaande panden. Concluderend kan gesteld worden dat de huisvestingssituatie niet tot materiële risico’s zal leiden.
Benchmark MBO 2012
Onderwijspersoneel
418
66,6%
65,2%
Direct onderwijs ondersteunend personeel
105
16,7%
14,6%
Indirect onderwijs ondersteunend personeel
85
13,5%
17,0%
Directie & management, incl. secretariële ondersteuning
20
3,2%
3,2%
Totaal
628
100%
100%
Personeelslasten: brutoloon+pensioen+werkgeverslasten+extern ingehuurd personeel
% 2013
Benchmark MBO 2012
Onderwijspersoneel
71,4%
68,3%
Direct onderwijs ondersteunend personeel
12,8%
13,6%
Indirect onderwijs ondersteunend personeel
11,8%
13,8%
Directie & management, incl. secretariële ondersteuning
4%
4,3%
Totaal
100%
100%
Aantal m2 per gewogen student Het aantal m2 per gewogen student (BOL = 1 en BBL = 0,35) stijgt in 2014 door de oplevering van de nieuwbouw en daalt daarna weer zodra de oude panden worden afgestoten. Onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal m2 per gewogen student in twee varianten. In de eerste variant wordt de leegstand niet meegeteld. In de tweede variant wel waarbij er van uitgegaan wordt dat de verkoop van de oude gebouwen conform planning plaatsvindt. Beide varianten houden rekening met het feit dat enkele gebouwdelen worden verhuurd en met het ruimtebeslag door Educatie. Het aantal verhuurde vierkante meters zal de komende jaren toenemen door de samenwerking bij de techniekopleidingen met het vmbo. m2 per gewogen student
31-12-2013
31-12-2014
31-12-2015
31-12-2016
Zonder leegstand
8,7
7,2
7,2
7,3
Met leegstand
8,7
12,0
9,6
8,5
De benchmark mbo 2012 geeft een gemiddelde van 9,1.
Huisvestingskosten per m2 (in €)
2013
2014
2015
2016
72
68
94
108
De huisvestingskosten (incl. afschrijvingskosten gebouwen) per m2 ontwikkelen zich conform onderstaand beeld.
64
65
De oplevering van de nieuwbouw en de activering vanaf september 2014 betekent uiteraard een toename van de huisvestingskosten, met name de afschrijvingskosten. Aan de oude gebouwen zijn relatief weinig kosten verbonden. Dit betekent dat zodra de oude gebouwen worden afgestoten en derhalve het aantal vierkante meters afneemt, het bedrag per m2 toeneemt. Vanaf 2016 is een stabiele situatie te verwachten, hierbij te abstraheren van de ontwikkelingen op het gebied van macrodoelmatigheid techniek. De benchmark 2012 laat een gemiddeld bedrag per m2 zien van € 105.
Rentabiliteit (resultaat/TB)
6.7.4. Meerjaren staat van baten en lasten Arcus College enkelvoudig Jaarlijks actualiseert Arcus de meerjarenraming waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de ontwikkeling ten aanzien van bekostiging, aantal studenten en daarop afgestemd beleid en plannen ten aanzien van personeel, huisvesting en projecten. Onderstaande tabel is ontleend aan de meerjarenraming 2014-2020 van Arcus College enkelvoudig, goedgekeurd door de Raad van Toezicht in juni 2013 (in juni 2014 wordt de aangepaste meerjarenraming 2015-2020 ter goedkeuring voorgelegd). Bedragen in M€
2013 realisatie
2014 begroting
2015 raming
2016 raming
Baten Rijksbijdragen OCW
52,64
50,95
51,72
49,17
Overige overheidsbijdragen
0,91
1,02
0,64
0,64
Baten werk i.o.v. derden
2,49
2,05
2,25
2,25
Overige baten *)
1,69
2,71
0,47
0,46
57,73
56,73
55,08
52,52
42,86
41,61
39,39
37,85
Afschrijvingen
3,97
2,79
3,78
3,58
Huisvestingslasten
0,65
4,54
4,27
4,23
Overige instellingslasten
7,65
7,45
6,41
5,7
55,13
56,39
53,85
51,36
2,6
0,34
1,23
1,16
Saldo fin.baten en lasten
0,57
-0,11
-0,48
-0,48
Exploitatieresultaat
3,17
0,23
0,75
0,68
Saldo baten en lasten
2012 realisatie
2013 realisatie
2014 begroting
2015 raming
2016 raming
-0,3%
2,15%
0,05 %
1,45%
1,49%
Conclusie uit de meerjarenraming is een jaarlijks sluitende exploitatie, waaraan een noodzakelijk strak gebudgetteerde bedrijfsvoering en realisatie van efficiency ten grondslag liggen. Omzet private activiteiten Arcus College heeft enkele jaren geleden de keuze gemaakt om de activiteiten van de Holding BV aan te merken als publieke activiteiten, immers deze activiteiten liggen alle in het verlengde van de publieke taak. Alleen de Stichting Schoolfonds is een private activiteit. De omvang vanuit exploitatie-perspectief is zeer gering (in 2013 een dotatie aan de Stichting Leergeld Parkstad van € 30.000 en een rentebate van € 12.245). 6.7.5. Meerjaren balans Arcus College enkelvoudig Uit de meerjarenraming wordt ook de meerjarenbalans enkelvoudig afgeleid zoals hieronder gepresenteerd. 31-12-2013 jaarrekening
31-12-2014 begroting
31-12-2015 raming
31-12-2016 raming
Activa Vaste activa
Lasten Personele lasten
Het geprognosticeerde resultaat van de deelnemingen is in meerjarenperspectief beperkt van omvang. Dit vanuit inzicht in marktomstandigheden en het beleid dat de resterende BV (OZL Contracting BV) zich met name richt op toegevoegde waarde voor de Stichting in de vorm van innovatie en instroom van BBL-studenten.
Resultaat deelnemingen
-1,93
-0,2
0,05
0,1
Resultaat
1,24
0,03
0,8
0,78
Ad *) inclusief college, cursus en examengelden
Materiële vaste activa
51.651.704
73.085.759
69.241.245
67.067.035
Financiële vaste activa
624.010
486.452
486.452
486.452
52.275.714
73.572.211
69.727.697
67.553.487
5.419.305
5.482.775
5.482.775
5.482.775
28.969.052
6.128.338
10.933.949
13.826.203
34.388.357
11.611.113
16.416.724
19.308.978
86.664.071
85.183.324
86.144.421
86.862.465
Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen
Totaal activa Passiva Eigen vermogen Algemene reserve
62.754.570
62.618.225
63.579.322
64.297.366
Bestemmingsreserve publiek
8.307.174
8.307.174
8.307.174
8.307.174
Toelichting: De Rijksbijdragen zijn afgeleid van de beschikbare landelijke en macro-bekostigingsgegevens en de verwachting van ons marktaandeel. Voor wat betreft de Overige overheidsbijdragen (lees Educatie) is het beleid van Arcus College gericht op bestendiging van de samenwerking met de gemeenten.
Bestemmingsreserve privaat
0
0
0
0
71.061.744
70.925.399
71.886.496
72.604.540
Het kostenpatroon van Arcus College wijzigt de komende jaren ten opzichte van de afgelopen 10 jaar. In het vooruitzicht van nieuwbouw zijn investeringen achtergebleven en hiermede ook de huisvestings- en afschrijvingskosten. Met de oplevering van de nieuwbouw in 2014 wijzigt de kostenverdeling. In dit kader blijft Arcus College in meerjarenperspectief koersen op een aandeel personele lasten, als percentage van de totale baten (met uitzondering van bijzondere baten zoals verkoopopbrengst van de panden), van 72%.
Voorzieningen
3.402.661
2.032.000
2.032.000
2.032.000
Kortlopende schulden
12.199.666
12.225.925
12.225.925
12.225.925
Totaal passiva
86.664.071
85.183.324
86.144.421
86.862.465
De afschrijvingen en huisvestingslasten zijn afgeleid van de toekomstige huisvestingssituatie en de noodzakelijke investeringen. Nieuwe (vervanging en uitbreiding) investeringen in inventaris en automatisering zijn overigens eveneens gebudgetteerd.
66
67
Toelichting: In meerjarenperspectief zijn de vorderingen, bestemmingsreserves, voorzieningen en kortlopende schulden constant gehouden. De materiële vaste activa muteren met het saldo van investeringen en afschrijvingen. De financiële vaste activa muteren met het resultaat deelneming en is na 2014 derhalve constant. Uit deze meerjarenbalans blijkt dat liquiditeit boven de gewenste buffer van € 6 miljoen blijft en dat voor de financiering van de activa geen langlopend vreemd vermogen nodig is. De solvabiliteit blijft onverminderd hoog. 31-12-2012
31-12-2013
31-12-2014
3-12-2015
31-12-2016
Solvabiliteit (EV/TV)
0,78
0,82
0,83
0,83
0,84
Liquiditeit (VA/KS)
4,49
2,82
0,95
1,34
1,58
De geclassificeerde risico’s zijn in deze matrix weergegeven. Vervolgens is per risicogebied een top drie bepaald en zijn aan de risico’s actiehouders toegewezen en zijn per risico beheersingsmaatregelen gekozen. De actiehouders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen en de voortgangsrapportage daarover.
Gevolg 5 Gevolg 4 Gevolg 3 Gevolg 2
Met ingang van eerste kwartaal 2014 is de voortgangsrapportering ingebed in de kwartaalrapportages van de directeuren en diensthoofden.
Gevolg 1 Kans 1
Kans 2
Kans 3
Kans 4
Kans 5
In de vergaderingen van de Raad van Toezicht wordt de (geactualiseerde) risicorapportage besproken.
Arcus heeft geen langlopende leningen en derhalve ook geen herfinancieringsbehoefte. De investeringsbehoefte ligt de komende jaren rond de € 2 miljoen per jaar. 6.8. Risicomanagement In 2013 is binnen Arcus de methodiek van risicomanagement verder ontwikkeld. Hierbij is tijdens enkele workshops met het College van Bestuur, het managementteam en alle leidinggevenden, het volgende model toegepast en zijn keuzes gemaakt met betrekking tot risico-objecten en per risico-object een top 3 van risico’s. Model Door de directeur Financiën zijn alle leidinggevenden bijgepraat over het wat, waarom en hoe van risicomanagement.
Het voert te ver om alle benoemde top drie risico’s inclusief hun weging en beheersingsmaatregelen in dit jaardocument te beschrijven. Vandaar dat wordt volstaan met een selectie van de meest in het oog springende risico’s. Onderwijs Belangrijkste opgave van Arcus is het verzorgen van duurzaam kwalitatief goed onderwijs en het voldoen aan alle inspectienormen. Via instandhouding van een interne kwaliteitscyclus inclusief uitvoering van interne en externe audits vindt borging plaats. Speciale aandacht hebben in 2013 de voorbereidingen van Focus op Vakmanschap gehad en het voldoen aan de uren en BPV-normen bij de BBL-opleidingen. Onderwijslogistiek De administratieve organisatie rondom het OOK-, POK-, presentie/absentie- en roosterproces vergt continue aandacht, is foutgevoelig en arbeidsintensief. Teneinde deze processen te stroomlijnen en te borgen is ingezet op centralisatie van deze processen en investering in verbeterde ondersteunende systemen voor presentie/absentie, planning en roostering en managementinformatie m.b.t. volledigheid studentdossiers. Met name bij de unit Educatie krijgt de administratieve organisatie extra aandacht; processen zijn van oudsher niet standaard en aanpassingen in systemen en procedures zijn nodig.
Vervolgens zijn risicogebieden bepaald. Onderstaande gebieden kunnen we hierbij onderscheiden: • onderwijs • onderwijslogistiek • omgeving/demografie • politiek • personeel • huisvesting • nieuwbouw/inhuizing • facilitair/inkoop • automatisering en informatiesystemen • financiën en control • organisatie • juridisch
Per risicogebied zijn potentiële risico’s benoemd en besproken. Dit heeft geleid tot ruim 100 risico’s die vervolgens zijn geclassificeerd met enerzijds de kans van optreden en anderzijds het gevolg indien het risico zich voordoet.
Demografie en omgeving Parkstad Limburg, het natuurlijke voedingsgebied van Arcus, is een krimpregio en krijgt derhalve te maken met dalende studentaantallen. Daarnaast is het van belang dat Arcus opleidingen aanbiedt waaraan het bedrijfsleven en de overheden behoefte hebben. Dit alles stelt eisen aan opleidingsaanbod, personeels- en huisvestingsplanning en afstemming met het afnemende bedrijfsleven. Vandaar dat Arcus de instrumenten meerjarenprognoses en personeelsplanning verder vormgeeft en samen met Leeuwenborgh, de vmbo-besturen in de regio en het regionale bedrijfsleven en de overheden invulling geeft aan het programma macrodoelmatigheid. Politiek De gemeenten krijgen de vrijheid om de uitvoering van de educatiegelden aan te besteden. Arcus kiest ervoor haar maatschappelijke rol in de regio te bestendigen en koerst op behoud van een goede samenwerking met de gemeenten en een rol van preferente uitvoerder van de productovereenkomsten. Temeer daar in de regio sprake is van een relatief hoog percentage achterstandsleerlingen. Aan de andere kant bepaalt Arcus ook zijn grens van verantwoordelijkheid. Opleiding en begeleiding van achterstandsleerlingen doet een groot beroep op personele en financiële middelen, meer dan in de reguliere bekostiging voorzien. Personeel Aan de ene kant daalt de benodigde personele capaciteit als gevolg van een dalend studentenaantal door demografische krimp. Aan de andere kant is er sprake van natuurlijk verloop en een flexibele schil. Maar de arbeidsmarkt zal ongetwijfeld aantrekken, waardoor er meer mobiliteit gaat ontstaan. De gemiddelde leeftijd is hoog en de noodzaak van competentieontwikkeling en behoud van en bevordering van professionaliteit pure noodzaak.
68
69
Dit alles leidt ertoe dat het niet vanzelfsprekend is dat de personele behoefte en personele capaciteit (zowel kwantitatief als kwalitatief) met elkaar in overeenstemming zijn. De behoefte aan een langere termijn personeelsplanning is dan ook nadrukkelijk aanwezig. Deze zal in de eerste helft van 2014 worden opgezet. Huisvesting Arcus neemt in 2014 een grote nieuwbouw in gebruik en daarmee is de behoefte aan huisvesting voor de komende jaren ingevuld. Nieuwe bouwprojecten zullen voorlopig niet gestart worden. Alleen voor wat betreft de technieklocatie zullen aanpassingen nodig zijn door de samenwerking met de andere onderwijsbesturen. Er is een risico dat enkele oude panden moeilijk verkoopbaar blijken. Kosten van beveiliging, verzekering en energie, hoe beperkt ook, zullen dan op de exploitatie blijven drukken. Omdat de panden niet gefinancierd zijn met vreemd vermogen, nog sterker, de boekwaarde inmiddels zeer gering is, loopt Arcus geen financieel risico. Neemt niet weg dat Arcus enkele gespecialiseerde adviseurs inzet teneinde de verkoop van de panden te bevorderen. Nieuwbouw en inhuizing Het nieuwbouwproject Valkenburgerweg is enkele jaren geleden gestart en is in mei 2014 opgeleverd. Het project is binnen budget gerealiseerd. Daar zit geen risico meer. Overigens is de gehele nieuwbouw met eigen financiële middelen gebouwd. Voor de inhuizing is een afzonderlijke projectorganisatie ingesteld en deze inhuizing zal in 2 fasen verlopen. De eerste (grote) groep opleidingen verhuist in de zomervakantie, een tweede groep in de kerstvakantie. Deze combinatie van maatregelen zal ervoor zorgdragen dat de inhuizing ordentelijk verloopt en het schooljaar goed kan starten in het nieuwe gebouw. Facilitair en inkoop Arcus heeft, vooral ook ten behoeve van het in gebruik nemen van het nieuwe gebouw, vele aanbestedingen lopen. Gericht op een ordentelijk en rechtmatig verloop hiervan zijn de aanbestedingsprocedures beschreven en worden nauwgezet toegepast. Hiermee is het risico op niet rechtmatig inkopen afgenomen. Automatisering en informatiesystemen De afhankelijkheid van geautomatiseerde informatiesystemen is zeer groot. Risico’s van niet-beschikbaarheid zijn verlaagd door het ontwerp van een robuust netwerk voor de nieuwbouw, door redundante internettoegang (van ster naar ring), door gespreide opstelling van servers over meerdere locaties, door het draaien van applicaties in de cloud en door het besluit om site recovery management te gaan implementeren. Beheer van autorisaties en het maken van sluitende dienstverleningsafspraken met de leveranciers van de kernsystemen Eduarte, AFAS en Exact zullen in 2014 verder opgepakt worden. Financiën en control Arcus is sinds 2013 voldoende in control, planning en control-cyclus worden door de extern accountant als voldoende beoordeeld. Een interne controlegroep is inmiddels ingesteld die conform een door het College van Bestuur vastgesteld auditplan bedrijfsvoeringaudits uitvoert. De belangrijkste bevindingen van deze audits worden ook in de vergaderingen van de Raad van Toezicht besproken.
70
7.Samenwerkingsverbanden Samenwerking is ongetwijfeld een van de meest voorkomende woorden in het Strategisch Beleidsplan 2011-2015 van Arcus. Daarbij is de blik natuurlijk meerdere kanten op gericht. Met de collega-ROC’s in Limburg en het Citaverde College heeft Arcus in het kader van het Alliantieoverleg al vele jaren een goed overleg over de wijze waarop ze de onderwijsfaciliteiten binnen het Limburgse beroepsonderwijs duurzaam in stand kunnen houden. Macrodoelmatigheid is een thema, dat niet alleen besproken wordt, maar ook gezamenlijk stevig is opgepakt. In het jaar 2013 is de samenwerking op het gebied van het techniekonderwijs met het voortgezet onderwijs in Zuid-Limburg en Leeuwenborgh het belangrijkste thema geweest. In hoofdstuk 4 wordt daar uitgebreid op ingegaan. Met de overheid heeft Arcus ook een bijzondere relatie. Voor Arcus is het gemeentebestuur van Heerlen een belangrijke gesprekspartner rondom het thema huisvesting. De discussies over de locatie van de techniekopleidingen hebben inmiddels tot het besluit geleid, dat Arcus de komende vijf jaar in ieder geval het techniekonderwijs zal blijven geven in haar huidige technieklocatie. Daarin kan ook vorm gegeven worden aan het besluit om klas 3 en 4-vmbo techniek onder één dak te brengen met mbo-niveau 2 en 3. De overige Parkstad-gemeentes spelen voor Arcus een rol van betekenis in het regionale convenant VSV. De belangen van Arcus raken elkaar op dat punt: als Arcus erin slaagt om studenten binnen te houden, zullen ze met een diploma in de hand beter voorbereid zijn om hun maatschappelijke plek te vinden. Arcus neemt daarbij graag een deel van de regie. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de studenten komt verder tot uitdrukking in betrokkenheid bij de Regiegroep Jeugd Parkstad. In het jaar 2013 is de start van de voorbereiding van de Entree-opleidingen als opvolger van de niveau 1, AKA- en BKAopleidingen met een breed samengestelde werkgroep uit het onderwijs in Parkstad opgepakt. Het betreft hier het praktijk-onderwijs, het voortgezet onderwijs, het speciaal voortgezet onderwijs en Arcus. Ook de gemeente Heerlen heeft hierin een actieve rol gespeeld. Het betreft immers een groep leerlingen die geen succes heeft gehad in het voortgezet onderwijs, een groot risico heeft m.b.t. voortijdige uitval, vaak passend onderwijs krijgt en soms zelfs geheel niet diplomeerbaar blijkt te zijn. In het kader van de vavo en ingegeven door de Rutte-regeling wordt intensief samengewerkt met het Voortgezet Onderwijs. Het bedrijfsleven is per definitie partner van Arcus. Als Arcus goede beroepskrachten wil opleiden voor de sectoren die er in onze regio economisch toe doen, dan is een stevige samenwerking met het bedrijfsleven noodzakelijk. Een samenwerking gebaseerd op partnerschap, waarbij van alle kanten de overtuiging bestaat dat we elkaar nodig hebben om tot de beste resultaten te komen. Juist in een tijd waarin het economisch tij tegenzit en er niet meteen voor iedereen een plek op de arbeidsmarkt zal zijn, is het noodzakelijk dat het opleidingsniveau niet alleen op peil blijft, maar juist stijgt. De Zorgacademie, voor het grootste deel in gebruik als school voor de zorgopleidingen van Arcus, wordt gevormd door zorginstellingen, Arcus, Zuyd Hogeschool en Open Universiteit. Arcus draagt er als betrouwbare partner zijn steentje aan bij. Arcus doet dit ook door sterk in te zetten op samenwerking binnen CHill op Chemelot en door als penvoerder op te treden binnen het CIV (Centrum Innovatief Vakmanschap) voor Zorgtechniek Limburg. Ook aan de Smart Services HUB neemt Arcus deel.
71
B. Jaarrekening
C. Accountantsverklaring
Indien wenselijk kunnen we u de jaarrekening toesturen. Hiervoor kunt u contact opnemen met Arcus via telefoonnummer: 088 - 027 28 70 (t.a.v. Irma Huis in ’t Veld)
72
73
D. Bijlagen D.1. Notitie Helderheid MBO
Switchers gedurende de eerste maanden van het schooljaar schooljaar 2013-2014
schooljaar 2012-2013
Thema 1. Uitbesteding Arcus College heeft in 2013 geen (delen van) opleidingen uitbesteed. Thema 2. Besteding van publieke middelen voor private activiteiten Alle activiteiten van Stichting Arcus College, ook van de BV’s van de Holding, zijn als publiek aangemerkt. Alleen de activiteiten van de Stichting Schoolfonds zijn privaat. Desalniettemin is van de BV’s (Holding BV, OZL Contracting BV en Transfer Werkt BV) ook in 2013 een aparte administratie gevoerd en worden onderlinge leveringen geadministreerd. Stichting Schoolfonds Daarnaast is er de Stichting Schoolfonds Arcus College, waarvan het kapitaal is samengebracht uit private middelen. Het CvB ondersteunt uit deze middelen, via de Stichting Leergeld Parkstad, studenten zodat zij onderwijs kunnen (blijven) volgen. In 2013 ontving de Stichting Leergeld Parkstad een donatie van € 30.000 voor dit doel. Met de Stichting Leergeld is afgesproken dat de donatie uitsluitend wordt ingezet voor (ouders van) Arcus-studenten. Daarbij hanteert de Stichting Leergeld haar eigen strenge criteria. Deze hulp kan bestaan uit bijdragen voor les-en cursusgeld, boeken, bijzondere leermiddelen die nodig zijn om de opleiding te kunnen volgen, maar soms ook voor vervoer. Jaarlijks legt de Stichting Leergeld verantwoording af in de eigen boekhouding, maar ook naar Arcus College. In het schooljaar 2013-2014 werden in totaal 107 aanvragen gedaan tegenover 91 in het schooljaar 2012-2013. Van de toekenningen in 2012 liepen er nog 17 door in 2013. Van de nieuwe aanvragen werden er uiteindelijk 55 toegekend zodat in totaal 72 aanvragen uit de Arcus-donatie konden worden gehonoreerd gedurende het verslagjaar. Thema 3. Het verlenen van vrijstellingen In de diverse afdelingen van Arcus College zijn geen vrijstellingen verleend aan studenten waardoor zij niet zouden voldoen aan de urennorm. Thema 4. Les-en cursusgeld niet door de student zelf betaald Met name voor BBL-studenten geldt, dat hun cursusgeldverplichtingen vaak worden overgenomen door de werkgever. Waar dit het geval is, hebben we in onze administratie een ondertekende akkoordverklaring andere betalingsplichtige. In enkele gevallen wordt door studenten een beroep gedaan op de Stichting Leergeld, ook is dan een akkoordverklaring opgesteld. Arcus College heeft geen fonds voor les- en cursusgelden. Thema 5. In- en uitschrijving van studenten in meer dan één opleiding tegelijk Dit soort inschrijvingen komt voor bij de unit Horeca en de unit Techniek, waarbij de student uiteindelijk voor meerdere uitstroomdifferentiaties gediplomeerd wordt. Interne procedures zijn er op gericht, dat in die gevallen de student slechts één keer voor bekostiging in aanmerking komt. Horizontale diplomastapeling Er doen zich binnen Arcus College geen situaties van diplomastapeling voor. Thema 6. De student volgt een andere opleiding dan waarvoor hij is ingeschreven Overzicht studenten die tijdens het schooljaar van opleiding/leerweg veranderen Verandering van leerweg betekent een overstap tussen BOL en BBL of omgekeerd. Een verandering van opleiding betekent dat de betreffende student een geheel andere richting kiest. Het kan dus voorkomen dat een student niet alleen van leerweg, maar ook van opleiding verandert.
74
Leerweg
Opleiding
Leerweg
Opleiding
oktober 13
6
114
11
85
november 13
9
91
15
107
december 13
3
28
7
80
Totaal
18
233
33
272
Dit betekent een daling in de eerste maanden van de opleiding, met een zwaartepunt in de maand oktober. Overzicht studenten die relatief kort na 1 oktober Arcus College verlaten hebben of instroomden Onderstaande tabel toont het aantal studenten dat binnen een reeks van enkele maanden na 1 oktober de opleiding verlaten heeft, met aanduiding van reden. Tevens is een overzicht opgesteld van de instroom van deelnemers in dezelfde periode. Uitstroom kort na 1 oktober okt-13
nov-13
dec-13
Totaal
2012-Q4
Andere school
3
0
0
3
14
Diploma
53
55
33
141
199
Afgemeld door bedrijf
16
18
14
48
45
Zonder diploma
41
92
46
179
163
Totaal
113
165
93
371
421
Er is sprake van een daling van de uitstroom kort na 1 oktober ten opzichte van het voorgaande jaar. Instroom na 1 oktober 2013
2014
BOL
BBL
Totaal
BOL
BBL
Totaal
Oktober
149
113
262
45
23
68
November
35
21
56
32
73
105
December
32
42
74
18
34
52
Totaal
216
176
392
95
130
225
Het aantal instromers in oktober is aanmerkelijk hoger dan voorgaand jaar. Thema 7. Bekostiging van maatwerktrajecten voor bedrijven Arcus College biedt maatwerktrajecten aan die via OZL Contracting BV gecontracteerd worden bij bedrijven en instellingen. Onderstaand een overzicht van de belangrijkste. Het betreffen overigens altijd opleidingen die in het verlengde liggen van de crebo-opleidingen en het maatwerk kan betrekking hebben op omvang van de groep, de tijdstippen waarop de cursus gegeven wordt, de aard en omvang van de begeleiding, specifieke leermiddelen of specifieke praktijksituaties die in het onderwijs aan de orde moeten komen. Via de zogenaamde TIF-formulieren worden de extra activiteiten en leermiddelen geregistreerd en de hieraan verbonden kosten door OZL Contracting BV aan Stichting Arcus College vergoed. Op deze wijze is geborgd dat de kosten verbonden aan het maatwerk niet worden gefinancierd uit de reguliere OCW-bekostiging.
75
De belangrijkste maatwerktrajecten: Unit
Opleidingen
Aantal
In €
A&H
Logistieke opleidingen voor diverse bedrijven (Heuts, Mitsubishi Motors Europe, Sappi, Kobelco Welding, Berner Producten)
35 deelnemers
€ 32.000
ICT-opleidingen (met name voor APG)
19 deelnemers
€ 47.000
Diverse opleidingen onderhoudstechniek, meet-en regeltechniek, procestechniek, middenkaderfunctionaris, werkvoorbereiding (met name voor Stork, Cofely, Imtech, Profcore, DSM, Smurfit,Ribber Resources, Sabic, Thomas Regout, Sulzer, TCR)
240 deelnemers bij de hiernaast genoemde bedrijven
€ 300.000
Diverse BBL-opleidingen Helpende zorg en welzijn, Verzorgende IG, verpleegkunde. Daarnaast maatwerktrajecten niet-crebo training verpleeghuisvaardigheden. (opleidingen voor Atrium, Sevagram, Meander, Mondriaan, Cicero, Radar, Op de Bies, Peuterspeelzaalwerk, Kinderopvang, basisonderwijs)
In totaal 198 studenten en uitloop 150 studenten die in 2012 gestart zijn.
€ 200.000
Techniek
GDW
Niet-crebo voor 40 deelnemers Thema 8. Buitenlandse deelnemers Arcus biedt alleen onderwijs aan binnen Nederland. Wel is er sprake van buitenlandse stages. Arcus biedt onderwijs aan buitenlandse studenten voor zover die: • Burger zijn van een van de lidstaten van de Europese Unie; •B urger zijn van een andere staat, maar over een geldige verblijfsvergunning beschikken.
Unit GDW •O ndersteuning van studenten van de opleiding helpende zorg/welzijn niveau 2 die nog niet de juiste houding hebben om stage te lopen, door middel van projecten bij een maatschappelijke instelling. Doel van de acties is, studenten te ondersteunen bij het aanleren van een aantal competenties, die noodzakelijk zijn op een stage, zoals het nakomen van afspraken, samenwerken, overleggen organiseren en het samen uitvoeren van activiteiten. • Professionaliseren van de BPV-begeleiding van de kappersopleiding en de opleiding helpende zorg en welzijn. • Werkbegeleiders coachen bij de begeleiding van studenten op niveau 2. • Creëren van een simulatiesalon in de kappersopleiding. Studenten in een beschermde omgeving kennis laten maken met klanten en hun wensen. Samenwerkingsvaardigheden en algemene werknemersvaardigheden opdoen, zodat ze beter zijn voorbereid om in de nabije toekomst een stagebedrijf te vinden en een stageplaats te behouden. Unit Techniek • Extra begeleiding in de BPV van niveau 2-studenten Techniek. Unit Educatie • Het blijkt steeds moeilijker om niveau 1-studenten een passende BPV-plek aan te bieden waar de vereiste werkprocessen voldoende uitgediept kunnen worden; als oplossing worden eigen leerwerkbedrijven ingezet en extra praktijklessen op school. • Het blijvend goed onderhouden van de contacten met de BPV-plekken voor deze doelgroep met veel multiproblematiek. • E xtra intensieve BPV-begeleiding vanwege de specifieke problematiek van de niveau 1-doelgroep, waarbij de wisselwerking tussen BPV-plaats en school zeer belangrijk is. • Keuze voor en uitvoering van een leerconcept waarin de praktijk en het praktijkleren centraal staat. Taal & Rekenen Onderdeel 1: Ondernomen activiteiten, bestede middelen en bereikte studenten en personeelsleden Activiteit
Betreft Nederlandse taal (T) en/of rekenen (R)
Het doel van de Stagebox is om moeilijk plaatsbare studenten op mbo-niveau 1 (inclusief AKA) en niveau 2 een geschikte stageplaats te bezorgen en hen daar op weg te helpen. De regeling is gestart in 2006 en loopt tot en met 2013. De Regeling Stagebox van OCW houdt vanaf 2014 op te bestaan. De middelen die voor de Regeling Stagebox gereserveerd waren, komen nu beschikbaar via het Regionaal investeringsfonds mbo, een subsidieregeling, die publiek-private samenwerking van beroepsonderwijs en bedrijfsleven stimuleert.
A
Aanpassingen in de didactiek en pedagogiek van de beroepsopleidingen met het oog op de intensivering van het taal- en rekenonderwijs
1
Onderzoek uitvoering vastgesteld beleid Drieslag en kaders implementatieplan.
Maakt deel uit van taak van de projectleider
n.v.t.
25
In 2013 zijn de volgende activiteiten in het kader van de Stagebox-regeling uitgevoerd.
2
Taal-en rekencoachwerkzaamheden
€ 236.235,-
n.v.t.
26
Unit A&H • Realiseren van stageplaatsen binnen het administratief leerwerkbedrijf Arc@ting. Hier worden studenten in een realistische werkomgeving klaargestoomd voor de echte beroepspraktijk. • Realiseren van een extra oriënterende stage in de detailhandel. • Detailhandelsopleidingen hebben een zuigende werking op allochtonen jongeren die vervolgens moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Het onder brengen van deze jongeren op een voor hen geschikte stageplaats kost extra inspanning. • Het in begeleidingsgesprekken aan studenten aanleren van vaardigheden die hen slagvaardiger maken in het betreden van de arbeidsmarkt. • ICT-studenten worden in leerjaar 1 door middel van instructies en opdrachten voorbereid op hun BPV in leerjaar 2 (jezelf presenteren, solliciteren). • Realiseren van passende BPV-begeleiding binnen het ICT-leerwerkbedrijf Arquid.
3
Uitvoering methodiek Drieslag taal en rekenen
n.v.t.
± 7800
± 450
4
Voorbereidende fase: Invoeren aanpak deelnemers met taal- en rekenachterstand (3de slag)
€ 89.186,-
± 30
± 50
5
Maatwerkoplossingen proble- € 433.392 matiek tekort docenten TR voor het verzorgen van de lintlessen. (1ste slag)
± 5000
± 130
6
€ 565,Inhuren van extern advies en lidmaatschap organisaties m.b.t. TR-onderwijs
n.v.t.
n.v.t.
B
Toetsing van studenten
1
Nulmeting/ vervolgmetingen Nederlandse taal (TNT) en rekenen (RNT)
± 3500
± 130
D2. Stagebox beroepsonderwijs
Unit H&T •H et afgelopen jaar is de afdeling Horeca gestart met een intern Leerwerkbedrijf waarin alle niveaus gezamenlijk vertegenwoordigd zijn. Deze opzet heeft in 2013 verder gestalte gekregen. In het interne leerwerkbedrijf worden studenten (vooral niveau 2) voorbereid op een stage buiten de deur. • Pilot met een andere aanpak niveau 2, waarvan een optimale inzet in de praktijk (het interne leerwerkbedrijf) onderdeel is.
76
Hieraan bestede middelen in euro’s
€ 20.535,-
77
Aantal bereikte studenten
Aantal bereikte personeelsleden
Activiteit
Betreft Nederlandse taal (T) en/of rekenen (R)
Hieraan bestede middelen in euro’s
Aantal bereikte studenten
Aantal bereikte personeelsleden
2
Voorbereiden inrichting centrale examinering en pilotexamens.
€ 88.610,-
1346
± 60
Reflectie op de behaalde resultaten in relatie tot de beoogde effecten op taal- en rekenprestaties van studenten In het kalenderjaar 2013 heeft Arcus weer ervaring opgedaan met de pilotexamens Nederlandse taal en rekenen. In totaal hebben 1346 afnames plaatsgevonden, waarvan 220 afnames 2F Nederlands, 215 afnames 2F rekenen, 494 afnames 3F Nederlands en 412 afnames 3F rekenen. Op basis van de afnames zijn de bevindingen als volgt:
C.
Extra onderwijstijd
1
Extra voorziening Nederlandse taal en rekenen < 1F (BOL/BBL)
D.
Nieuwe aangepaste faciliteiten
1
Procesherontwerp aanschaf boeken en licenties Deviant
E.
Professionalisering van docenten en overige functionarissen op het gebied van taal- en rekenonderwijs
1
Organisatie en verzorging van lessen (interne (bij)scholing Nederlandse taal en rekenen voor personeel
€ 222,-
Oriëntatie/bijwonen externe ontwikkelingen/landelijke bijeenkomsten taal en rekenen
€ 483,-
2
•E r is één vaste examenruimte in gebruik genomen voor de afname van de pilotexamens. Aangrenzend aan de examenruimte is er een separate ruimte gereserveerd voor studenten met een leerstoornis. Ook in de nieuwbouw, die Arcus bij de start van het schooljaar 2014-2015 gaat betrekken, is voor dezelfde opzet gekozen.
€ 83.128,-
± 350
± 30
€ 5.919,-
n.v.t.
4
n.v.t.
n.v.t.
•D e resultaten van onze studenten liggen in het kalender jaar 2013, zowel bij 2F als bij 3F rekenen, rond het landelijke gemiddelde. De resultaten van onze studenten blijven echter gemiddeld laag. Dit beeld komt overeen met de resultaten van onze studenten in kalenderjaar 2012; • Voor 2F Nederlands ligt de gemiddelde schaalscore over twee pilotperioden ook rond het landelijke gemiddelde. Enige terughoudendheid is geboden om hieraan al conclusies te verbinden, omdat in 2013 maar een klein aantal studenten heeft deelgenomen aan deze pilotexamens; •D e gemiddelde score 3F Nederlands wijkt af van het landelijke gemiddelde. Met een landelijk gemiddelde schaalscore van 87,8 over drie pilotperioden, moet Arcus met een score van 83,8 nog een inhaalslag maken. Dit beeld komt niet overeen met de resultaten in kalenderjaar 2012, maar hierbij moet opgemerkt worden dat in 2012 een klein aantal studenten heeft deel-genomen aan de 3F pilotexamens Nederlands; Vergelijking gemiddelde schaalscore (2013)
n.v.t.
F
Andere activiteiten die gericht zijn op intensivering van taal- en rekenonderwijs
1
Centrale aansturing TR-beleid door projectleider en projectmedewerker.
€ 78.048,-
n.v.t.
1
± 775
Onderdeel 2: Reflectie op behaalde resultaten Behaalde resultaten in relatie tot het implementatieplan • Nederlands en rekenen zijn als aparte lessen (lintles) opgenomen in het rooster. (2 lesuren Nederlands en rekenen voor de BOL-opleidingen en 1 lesuur Nederlands en rekenen voor de BBL-opleidingen) De BBL-opleidingen ervaren dit als een knelpunt. BBL-studenten zijn maar één lesdag in de week aanwezig, waardoor er een spanningsveld ontstaat tussen het roosteren van het aantal beroepsgerichte vakken en de z.g. algemeen vormende vakken; •B ij de start van het schooljaar 2012-2013 is het instroomniveau bij de eerstejaars studenten vastgesteld. De testresultaten worden gebruikt om in de klas te differentiëren en het onderwijsteam te informeren over het startniveau. De uitvoering van de nul- en vervolgmetingen ligt bij de verschillende onderwijsunits. De metingen vormen een onderdeel van het onderwijsproces; •A rcus heeft een concept beleidsplan ontwikkeld voor studenten met dyslexie. Op kleine schaal heeft er binnen één unit een pilot plaatsgevonden met het softwareprogramma Kurzweil. Begin 2014 wordt het concept dyslexiebeleid aan het CvB ter goedkeuring aangeboden en kan de pilot over meerdere units uitgebreid worden; • Vanaf 2013 worden de lijnmanagers steeds meer betrokken bij de implementatie van het taal- en rekenbeleid; • Voor het creëren van draagvlak bij de docenten werden in 2013 de digitale Arcus-nieuwsbrieven Taal en rekenen verspreid; •A rcus heeft gekozen voor een centrale aansturing van de pilotexamens en de toekomstige centraal ontwikkelde examens. Voor de coördinatie van deze examens is er een vaste toetsleider/afnameplanner benoemd; •V anaf 2011 worden er pilotexamens Nederlands en rekenen (2F en 3F) afgenomen. Er is sprake van een opschaling per schooljaar. Van 173 afnames in het schooljaar 2011-2012 naar 658 afnames in 2012-2013. Het gebruik van de digitale software Examentester verliep in 2013 zonder problemen. In 2016 wordt landelijk gebruik gemaakt van een ander softwarepakket (Facet). Het Arcus College is lid van de resonancegroep Facet (CvE) en is voornemens om begin 2014 enkele examens met de nieuwe software af te nemen;
78
Pilot 2F Nederlands
School gemiddelde
Landelijk gemiddelde
Jan/feb 2013
71,3
76,1
Mrt/april 2013
-
-
Nov/dec 2013
83,3
78,1
Pilot 2F rekenen
School gemiddelde
Landelijk gemiddelde
Jan/feb 2013
110,7
112,0
Mrt/april 2013
117,2
109,0
Nov/dec 2013
118,2
112,9
Pilot 3F Nederlands
School gemiddelde
Landelijk gemiddelde
Jan/feb 2013
85,8
88,7
Mrt/april 2013
81,9
88,2
Nov/dec 2013
83,7
86,4
Pilot 3F rekenen
School gemiddelde
Landelijk gemiddelde
Jan/feb 2013
125,2
117,7
Mrt/april 2013
116,6
117,8
Nov/dec 2013
119,1
119,6
Op basis van een evaluatie die heeft plaatsgevonden met betrekking tot het uitgezette Arcus taal- en rekenbeleid en de pilotresultaten, kan opgemerkt worden dat in 2013 interne en externe factoren het implementatieproces beïnvloed hebben. Externe factoren: •D e complexe regelgeving en de tussentijdse wijzigingen werken belemmerend op de implementatie van het uitgezette taalen rekenbeleid; •H et instroomniveau van de studenten ligt ver onder het vereiste referentie niveau 2F met name bij de entreeopleidingen en de niveau 2 opleidingen; • De zeer geringe ervaring van het mbo met het generiek rekenonderwijs; •A lle lesmethodes die op de markt worden aangeboden, zijn nog steeds in ontwikkeling. Dit geldt ook voor de lesmethode die Arcus gebruikt. Ook de uitgevers hebben nog maar weinig ervaring met de referentieniveaus.
79
Ze zijn zoekende naar mogelijkheden om beter aan te sluiten bij de gewenste referentieniveaus; • Studenten geven aan moeite te hebben met de taligheid van de rekenopdrachten in de pilotexamens. Ook de inhoud van de opdrachten wordt als moeilijk ervaren.
• Doelgerichte en doelgroepgerichte aanpak van begeleiding; • Betrekken van het thuisfront van studenten in de begeleiding; • Samenwerking met toeleverende scholen en instanties.
Interne factoren: • De resultaten van de nulmetingen worden nog te weinig gebruikt om maatwerk voor de student te bieden; • De ondersteuning voor studenten met taal- en rekenproblemen wordt incidenteel opgepakt; • De implementatie van het dyslexiebeleid en de inzet van het softwareprogramma Kurzweil verloopt traag; • De werkzaamheden van de taal- en rekencoaches hebben nog niet tot een voldoende resultaat geleid, ondanks de processturing vanuit de lijn, waardoor de implementatie van de tweede en derde slag uit de Drieslag moeizaam verloopt; • De rekendocenten geven aan behoefte te hebben aan scholing in didactische vaardigheden; • Het rekenonderwijs nog erg versnipperd is onder docenten; • Studenten zijn minder gemotiveerd om een inspanning te leveren als de taal- en rekenresultaten niet meetellen.
3.2 Een adequaat begeleidingssysteem Beroepsmatig handelen is gericht op continue ontwikkeling en verbetering. Dat kan beschreven worden als een cyclischmethodisch proces: Plannen, Uitvoeren, Reflecteren en Verder-leren (Plan, Do, Check, Act en opnieuw Plan, Do, Check, Act). Iedere (leer)cyclus voegt toegevoegde waarde toe op het gebied van bekwaamheid en ontwikkeling.
Conclusie op basis van de reflectie Arcus onderschrijft de noodzaak tot het verhogen van de taal- en rekenvaardigheden bij de studenten om succesvol een opleiding kunnen volgen en af te ronden. Er wordt dan ook volop gewerkt aan het stevig neerzetten van ons taal- en rekenonderwijs. Geleidelijk aan begint het z’n plek te krijgen binnen de organisatie. Het betrekken van de lijnmanagers bij de implementatie van het beleid, de keuze voor één methode, het invoeren van de zogenaamde lintlessen taal- en rekenen maar ook de pitstopmeetings, zijn factoren die bijdragen aan een succesvolle implementatie van ons taal- en rekenbeleid. Naast deze succesfactoren zijn er ook aandachtspunten voor onze organisatie aan te wijzen zoals het ontbreken van Arcus beleid op het gebied van dyscalculie, de behoefte aan professionalisering met name bij de rekendocenten en de tegenvallende pilotresultaten. Daarnaast is het ook duidelijk dat externe factoren van invloed zijn op de implementatie zoals de complexe regelgeving, onduidelijkheid over het te behalen referentieniveau voor de entreeopleidingen en het ontbreken van een hboopleiding tot rekendocent. Inmiddels zijn er voor 2014 (verbeter)acties geformuleerd.
Begeleiding kan inhoudelijk zijn of meer procesmatig. Bij inhoudelijke begeleiding is de begeleider iemand die de kennis en ervaring heeft van bepaalde zaken en deze overdraagt aan de student. Deze vorm van begeleiden zal over het algemeen door de docent of instructeur worden geboden.
D.3. De zorgstructuur binnen Arcus 3.1 Visie op begeleiding In het Strategisch Beleidsplan van het Arcus College is de visie op begeleiden als volgt verwoord: “Wij gaan uit van de ontwikkelingsmogelijkheden van onze studenten, niet van hun beperkingen. De begeleiding en benadering zijn persoonlijk, respectvol en resultaatgericht. Onderwijs volgen bij Arcus impliceert rechten en plichten van studenten, ouders en natuurlijk van onszelf.”
De leercyclus is het instrument met behulp waarvan studenten hun leerproces systematisch kunnen aanpakken. De leerresultaten worden verzameld in het digitale portfolio (in n@tschool) dat qua constructie de leercyclus volgt. Om te borgen dat het persoonlijke leerproces van studenten voldoet aan de gestelde opleidingseisen is de leercyclus ingebed in de begeleidingsstructuur van de opleiding.
Bij procesmatige begeleiding ligt de nadruk meer op hoe de student bepaalde zaken aanpakt in relatie tot de leerdoelen en hoe de student functioneert. Deze vorm van begeleiding kan door de docent, maar zeker ook door de mentor worden geboden. Iedere begeleider heeft een eigen rol in de leercyclus. De mentor is actief bij de eerste stap (het plannen) en de laatste stap van de leercyclus (verder leren). Het is zijn taak de student te coachen bij diens leerontwikkeling. De docent en de praktijkopleider zijn actief tijdens de uitvoeringsfase van de leercyclus. Zij begeleiden en waarderen studenten bij hun leerprestaties. 3.3 Begeleiding bij het uitvoeren van het onderwijs Omdat Arcus gekozen heeft voor integrale beroepsopdrachten (IBO’s) als rode draad binnen het curriculum, is de manier waarop de begeleiding bij de uitvoering van deze beroepsopdrachten vorm krijgt, een belangrijk onderdeel van de begeleiding van studenten. Het ultieme onderwijskundige doel van leeropdrachten in een beroepsopleiding is zelfsturing. Zelfsturend handelen is voor een beroepsbeoefenaar belangrijk om ook in niet standaard situaties of onvoorziene omstandigheden toch adequaat en verantwoordelijk te kunnen handelen. Dat vraagt om opdrachten die studenten uitnodigen probleemoplossend te denken en daarover te reflecteren.
Het begeleidingssysteem van Arcus is gebaseerd op deze strategische uitgangspunten. Het vergroten van het studiesucces (rendementen) en het terugdringen van voortijdig schoolverlaten zijn de kerndoelen. Hierbij wordt de student zo gericht mogelijk toegeleid naar een diploma op het juiste niveau. Daarnaast wil Arcus studenten afleveren, die in hun loopbaan succesvol functioneren. Hiertoe is aandacht voor het verwerven van loopbaancompetenties essentieel.
Integrale beroepsopdrachten zijn een middel om onderwijsleerdoelen te realiseren, daarop te reflecteren (wat ging goed, wat kan beter), om vervolgens het eigen leerproces te kunnen sturen. Integrale beroepsopdrachten zijn dus bij uitstek geschikt om de dialoog met studenten aan te gaan. De leerontwikkeling van een student kan aan de hand van de resultaten van de beroepsopdracht bespreekbaar gemaakt worden. De output (beoordeling) van de leeropdracht vormt zo de input voor leer- en loopbaangesprekken.
Het motto van de begeleiding bij Arcus is: Bij Arcus wordt de student gezien.
De begeleiding bij IBO’s en flankerend onderwijs en lintlessen wordt door de docent (of instructeur) uitgevoerd.
Het vergroten van studiesucces en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten begint met goede kwaliteit van onderwijs. Kwalitatief goed en uitdagend onderwijs zorgt ervoor dat jongeren geboeid worden en dat ook blijven gedurende hun hele onderwijsloopbaan. Naast een aanbod van kwalitatief goed en uitdagend onderwijs (zie hiervoor) bevordert het Arcus College de onderwijsprestaties van studenten door een adequaat begeleidingssysteem, waarin de mentor de spil is.
3.4 De BPV-begeleiding Ook de BPV is een leersituatie waar leerdoelen gerealiseerd moeten worden. De begeleiding (van de integrale beroepsopdrachten) in de BPV gebeurt in hoofdzaak door de praktijkopleider (van het BPV-bedrijf). Daarnaast is het belangrijk dat de student tijdens zijn BPV-periode regelmatig terugkeert op school om over het geleerde in de praktijk te reflecteren.
Belangrijke aspecten in dit begeleidingssysteem om de gestelde doelen te bereiken zijn:
Het Arcus College koppelt aan de BPV twee vormen van ondersteuning / begeleiding: •R eflectie: is er op gericht, dat de student zelf de relatie legt (leert leggen) tussen de concrete werkervaring en het eigen beeld van het beroep en de eigen ambities. Zo ontwikkelt hij niet alleen kennis en vaardigheden, maar weet hij dat ook te koppelen aan de eigen ontwikkeling. De loopbaancompetenties kunnen hierbij een goede leidraad vormen. De begeleider krijgt zo ook meer zicht of de student nog wel op de goede plek zit. Deze reflectie kan individueel, maar ook in groepsverband plaatsvinden (terugkomdagen). • Instructie: Sommige kennis en vaardigheden worden al doende onvoldoende snel en met onvoldoende diepgang verworven. Inzicht in ziektebeelden of in het effect van een kracht op metaal leer je niet automatisch door te participeren in een leerwerkomgeving. Deze competenties verwerft een deelnemer door instructie: het volgen van een training, het krijgen van uitleg, het lezen van een boek. Instructie kan op school en in de praktijk plaatsvinden.
• resultaatgerichtheid: duidelijke doelen, hoge verwachtingen, bijhouden leervorderingen •e en goed pedagogisch klimaat: veiligheid, duidelijke regels, discipline, goede interactie tussen docent en student (dialoog), positieve emotionele atmosfeer, vertrouwen • structuur en duidelijkheid: doelgericht, planmatig, uitdagende, gestructureerde leeromgeving, ondersteuning en feedback Om dit te realiseren zet Arcus in op: •B egeleiding als een specialisme, waarvoor specifieke professionaliteit nodig is (professionalisering van docenten, mentoren en 2e lijn-begeleiders); • Coördinatie tussen de betrokkenen bij de begeleiding en zorg voor één specifieke student;
80
81
3.5 Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (de 5 loopbaancompetenties) Aandacht voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding is een belangrijke factor bij het vergroten van het studiesucces van studenten. Daarom is het belangrijk om in de begeleiding van studenten aandacht te geven aan loopbaancompetenties. In het document Kwalificatie-eisen Loopbaan en Burgerschap in het mbo zijn 5 loopbaancompetenties beschreven waar binnen het mbo in dit verband aandacht aan gegeven moet worden: • Capaciteitenreflectie (‘Wat kan ik?’) • Motievenreflectie (‘Wat wil ik en waarom wil ik dat?’) • Werkexploratie (‘Waar vind ik werk dat bij me past?’) • Loopbaansturing (‘Hoe bereik ik dat?’) • Netwerken (‘Wie kan me daarbij helpen?’) De vijf loopbaancompetenties staan niet los van elkaar. De kracht van loopbaancompetent gedrag ligt juist in het realiseren van de afstemming tussen competenties. Aan deze vijf loopbaancompetenties wordt bij Arcus individueel, in groepsverband en tijdens de BPV aandacht gegeven.
3.6 Extra begeleiding Er zijn studenten die naast deze vormen van begeleiding om allerlei redenen behoefte hebben aan extra zorg en aandacht. Voor deze studenten is extra begeleiding nodig, naast of geïntegreerd in het reguliere begeleidingsaanbod. Belangrijk bij deze extra begeleiding is coördinatie tussen de betrokkenen bij de zorg aan één specifieke student, zodat kwetsbare studenten niet te maken hebben met zeer veel verschillende functionarissen. Het Arcus College realiseert dat door de extra begeleiding bij de mentor en de aan de unit toegekende intern begeleider te leggen. Zij vormen voor de student die extra begeleiding nodig heeft, een ‘vaste waarde’ in de onderwijsloopbaan. Passend onderwijs Op grond van de Wet Gelijke Behandeling moeten instellingen doeltreffende aanpassingen voor studenten met een handicap of chronische ziekte realiseren, tenzij deze een onevenredige belasting vormen voor de instelling. In het kader van (de Wet) Passend Onderwijs moeten de ROC’s zelf de ondersteuning en begeleiding van studenten met een beperking vaststellen, organiseren en vormgeven. De indicatiestelling voor leerlinggebonden financiering (LGF) wordt afgeschaft. Binnen het vo zijn samenwerkingsverbanden ingesteld om de ondersteuning vorm te geven. De mbo-instellingen formuleren zelf een passend aanbod. De extra ondersteuning die Arcus (naast een goede basisbegeleiding) biedt is: • ( een aantal) niveau 2-opleidingen verzorgd door de unit Educatie, met kleinere groepen en een aangepaste didactiek en begeleiding; •trainingen studievaardigheden, sociale vaardigheden, assertiviteit, faalangst en agressieregulatie; • extra taal- en rekenondersteuning; • ondersteuning bij dyslexie en dyscalculie (dyscalculie-beleid moet nog ontwikkeld worden); • individueel maatwerk in de vorm van extra begeleiding of speciale voorzieningen als dat nodig is.
Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs, de sfeer op school en de binding die een jongere heeft met school belangrijk zijn in het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Arcus heeft een vastgesteld verzuimprotocol en ziet toe op naleving daarvan. In de Leerplichtwet is een aantal situaties omschreven op grond waarvan schoolverzuim toegestaan is. Deze regels worden door het Arcus College gehanteerd en zijn in de onderwijsovereenkomst opgenomen. Voor wat betreft de leer- en kwalificatieplichtige studenten zijn onderwijsinstellingen verplicht om de Leerplichtwet 1969 na te leven en melding te maken van ongeoorloofd verzuim van 16 uur les- of praktijktijd in 4 opeenvolgende lesweken. In de RMC-wetgeving (RMC staat voor Regionaal Meld -en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten) is vastgelegd dat ook ongeoorloofd verzuim van studenten van 18 tot 23 jaar die nog geen startkwalificatie behaald hebben en die langer dan 4 aaneengesloten weken afwezig zijn, gemeld moeten worden. Arcus zorgt voor adequate meldingen zowel inhoudelijk als procedureel. De aanpak van verzuim beperkt zich niet tot protocollen met betrekking tot de aan- en afwezigheid. Arcus richt zich op een integrale aanpak van verzuim, gericht op een goede systematiek en op de kwaliteit van het onderwijs. Dit betekent dat alle medewerkers weten hoe het verzuimbeleid van Arcus is opgebouwd en dat iedereen stuurt op vermindering van het verzuim en daarmee op vermindering van het aantal voortijdig schoolverlaters. Arcus vindt in het kader van verzuimbegeleiding de volgende punten van groot belang: •H et snel nemen van actie bij (ongeoorloofd) verzuim. Bij het eerste verzuim is het van belang direct te signaleren en hierop actie te ondernemen. •H et voeren van gesprekken met studenten over verzuim door de mentor: het feit dat ze plaatsvinden en de inhoud van de gesprekken (professionalisering mentoren). •H et betrekken van de ouders: Het is gebleken dat het betrekken van ouders uitval van mbo-studenten voorkomt. Zowel bij studenten onder de 18 jaar als bij studenten tussen de 18 en 23 jaar. •H et geven van de prioriteit aan verzuim in het 1e jaar (daar is de uitval het grootste en zijn de meeste studenten onder de 18 jaar). • Integrale aanpak in de regio: aanpak in samenwerking met Leerplichtambtenaren (bureau VSV) en toeleverende scholen. • Duidelijkheid voor elke betrokken partij welke verantwoordelijkheden en acties van hem of haar worden verwacht. Het gaat dan met name over preventieve acties vanuit school, de verzuimadministraties, het melden van verzuim en het opvolgen van de verzuimmeldingen. Arcus zorgt hiertoe voor: • Signalering: het streven is dat elke student aanwezig is bij alle onderwijsactiviteiten. Iedere afwijking hierop dient te worden geregistreerd. • Correcte registratie in Eduarte: afwijkingen van de presentie dienen altijd op de juiste plek worden vastgelegd als basis voor verdere acties. • Opvolging: op basis van de signalering en de inhoud van de situatie worden acties ingezet. • Melding: in alle gevallen waar dat volgens de wetgeving en het Arcus-verzuimprotocol vereist is, wordt melding gedaan bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs).
Op basis van de intake stelt het Arcus College vast welke extra begeleiding er nodig is voor studenten met een beperking. Arcus stemt hiertoe af met de aanleverende school en indien nodig met andere partijen (jeugdzorg, gemeenten en leerplichtambtenaar). Arcus maakt zijn aanbod aan extra begeleiding en ondersteuning jaarlijks tijdig kenbaar.
De melding en begeleiding van studenten met ongeoorloofd en zorgelijk verzuim is de verantwoordelijkheid van de mentor.
Arcus legt de extra begeleiding die een student wordt geboden vast in (een aanhangsel bij) de onderwijsovereenkomst (OOK) die door Arcus en de student wordt ondertekend.
De loopbaanadviseur De loopbaanadviseur draagt zorg voor de begeleiding van de toekomstige student vóór en tijdens het instroomproces tot en met de definitieve plaatsing bij Arcus. De loopbaanadviseur onderhoudt hiertoe contacten met (decanen en zorgcoördinatoren van) de toeleverende scholen voor en tijdens de intake en begeleidt - in samenwerking met de toeleverende scholen -, de overdracht van (zorg)leerlingen. Hij screent de resultaten van het intakeonderzoek en voert intakegesprekken (in samenwerking met plaatsingsadviseur van de unit en/of intern begeleider). Hij draagt na plaatsing van de student en een compleet studentdossier over aan de mentor. De loopbaanbegeleider verzorgt heroriëntatiegesprekken en ombuiggesprekken met studenten, die nog geen keuze hebben gemaakt of die lopende de studie blijken een verkeerde keuze te hebben gemaakt. De loopbaanadviseur is ook inzetbaar in de voorbereiding en begeleiding van mbo-studenten in de doorstroom van mbo naar hbo.
Het doel van passend onderwijs is dat studenten met beperkingen waar enigszins mogelijk worden geplaatst in het reguliere onderwijs en dat de benodigde extra ondersteuning dus ook zo veel mogelijk gewoon in de klas plaatsvindt. Dat betekent dat de docenten moeten zijn toegerust om met verschillen in de klas om te gaan . Verzuimbegeleiding (verzuimbeleid) Schoolverzuim is in veel gevallen een voorbode van voortijdig schoolverlaten. Schoolverzuim kan zo het behalen van een startkwalificatie onnodig in de weg staan en daarom is het noodzakelijk om schoolverzuim zoveel mogelijk te beperken.
82
3.7 De rollen in het begeleidingsproces
83
De loopbaanadviseur is werkzaam bij STIP en heeft een bepaalde unit als aandachtsgebied. Hij is contactpersoon voor de unit als het gaat om de bij STIP uit te voeren processen m.b.t. informatievoorziening aan toeleverende scholen, intake en loopbaanbegeleiding tijdens het instroomproces. De unit heeft op deze wijze één aanspreekpunt bij STIP als het gaat om loopbaanadvisering en begeleiding (tijdens de intake). De docent De (vak)docent (of instructeur) is materiedeskundig en is van daaruit verantwoordelijk voor een didactische, op de doelgroep afgestemde overdracht van kennis, vaardigheden en attitude en de integratie ervan. Hij verzorgt lessen en begeleidt de studenten bij het doorlopen van de onderwijsleerstof. Is gericht op het begeleiden van de student naar het niveau van een (gerelateerd aan het niveau van de opleiding) zelfstandig opererend beginnend beroepsbeoefenaar, of voldoende gekwalificeerde doorstromer naar vervolgonderwijs. De docent heeft een docerende maar ook coachende taak bij het realiseren van leeropdrachten door studenten. De docent beoordeelt de leerprestaties en geeft leeradviezen in relatie tot de beoogde leerdoelen, zodat de output van de leeropdrachten voeding geeft aan de input voor leergesprekken. De docent is in het kader van passend onderwijs toegerust om om te gaan met verschillen in de klas. De mentor Elke student heeft een mentor. De mentorrol is een taak (specialisme) binnen de docentenfunctie. Elke docent is in staat de mentorrol te vervullen. De belangrijkste taken van de mentor zijn: •h et coachen van de student bij zijn leerontwikkeling in relatie tot de opleidingseisen (het kwalificatiedossier) en toezicht houden op het leerproces van de student; • loopbaanoriëntatie en -begeleiding (de 5 loopbaancompetenties); •e erste aanspreekpunt voor studenten bij bijzondere problematiek als gedragsproblemen, psychosociale problematiek, problematisch verzuim, motivatieproblemen, achterblijvende prestaties, problemen vanuit de thuissituatie. De mentoruren betreffen zowel groepslessen als individuele mentorgesprekken met studenten. In het curriculum worden groepsgewijze en individuele mentoruren ingepland. In de groepsgewijze uren kan bijvoorbeeld in het eerste jaar de oriëntatie worden verzorgd. De mentoruren tellen mee als begeleide onderwijstijd (BOT). In het eerste (individuele) mentorgesprek wordt aandacht gegeven aan de resultaten van de AMN intake-onderzoek en de eventuele aandachtspunten die daaruit voort komen. De BPV-begeleider BPV-begeleiding is een taak (specialisme) binnen de docentenfunctie. Elke docent is in staat als BPV-begeleider te functioneren. Het verdient de voorkeur om de rol van mentor en BPV-begeleider te laten samenvallen, zodat de mentor extra contactmomenten met zijn studenten heeft en de student met minder verschillende begeleiders te maken heeft. Daarbij komt dat voor de reflectie op de BPV in het kader van de studievoortgang, de mentor ook de aangewezen persoon is. De BPV-begeleider is verantwoordelijk voor de begeleiding van de student tijdens de BPV. Hiertoe volgt de BPV-begeleider het landelijke BPV- protocol en draagt zorg voor een goede voorbereiding en begeleiding van de BPV en voor een adequate communicatie tussen Arcus en het BPV-bedrijf. Tussen de BPV-begeleider en de student zullen op regelmatige basis contactmomenten plaatsvinden. Afhankelijk van de locatie van het BPV-adres (afstand, reis en verblijfkosten) zal gekozen worden voor de beste mix van communicatievormen (bezoek, telefonisch contact, e-mail, Skype). Er vindt verslaglegging plaats van de communicatiemomenten tussen BPVbegeleider en student. De praktijkopleider De praktijkopleider is in dienst van het BPV-bedrijf en verantwoordelijk voor de begeleiding van studenten binnen het BPV-leerbedrijf. De belangrijkste taken van de praktijkopleider zijn: • de begeleiding van studenten; het voeren van begeleidingsgesprekken met studenten; • het beoordelen van de leerprestaties in relatie tot de opleidingseisen (het KD); • samenwerking met de onderwijsorganisatie.
84
De intern begeleider De intern begeleider opereert in de 2e lijn en is de schakel tussen intern en extern betrokken begeleiders. Door zijn specifieke know how rond het vaststellen en hanteren van psychosociale, psychosomatische en somatische problematiek enerzijds en zijn inzicht in het onderwijsproces anderzijds kan hij mentoren en docententeams adviseren en waar nodig (in afstemming met de mentor) zelf studenten begeleiden en/of verwijzen naar specialisten. De intern begeleiders vallen hiërarchisch onder STIP en worden ingezet in de unit. Iedere unit heeft zijn eigen intern begeleider(s). Aandachtsgebieden: • Psychosociale en/of somatische problematiek • Motivatieproblematiek • Problematische thuissituatie • Alcohol- en drugsgebruik Relatie tot andere begeleiders: •H eeft direct en regelmatig contact met de mentor over voorkomende problematiek. Kan de mentor daarbij adviseren en ondersteunen. •H eeft contact met het team bij voortgangsbesprekingen verklaart achtergronden van problematiek en geeft feedback wanneer uit studentcontacten commentaar naar voren komt over onderwijscultuur en/of onderwijsprogramma. • Heeft contact met specialisten en externe hulpverleners om snelle en passende ondersteuning in te roepen t.a.v. diagnosestelling en behandeling bij dieper liggende problematiek: Alcohol en drugs, huiselijk geweld, psychische problemen, langdurige schulden, huisvesting, somatische problemen, e.d. In het intakeproces wordt de Intern begeleider ingezet bij toekenning van extra ondersteuning op bovenstaande terreinen. De intern begeleider bepaalt samen met de loopbaanadviseur en mogelijk andere intakers, de ondersteuningsbehoefte van de student en kent in overleg met de unit, extra ondersteuning (in het kader van passend onderwijs) toe. De intern begeleider heeft aan het einde van het intakeproces een goed overzicht van die studenten waaraan bij een bepaalde unit extra onder steuning is toegekend en geeft op basis daarvan deze extra ondersteuning, in samenspraak met mentor en docententeam, vorm. De taal- en rekencoach Iedere unit heeft een taalcoach en een rekencoach. De rol van taal- of rekencoach is een specialisme binnen de docentenfunctie. De taal- en rekencoach fungeert als informant, begeleider en adviseur van onderwijsteams en taal- en rekendocenten binnen de unit met betrekking tot taal- en rekenonderwijs en taal- en rekenstoornissen (dyslexie, dyscalculie); coördineert en verzorgt ook zelf ondersteunend taal- en/of rekenonderwijs en begeleidt zelf studenten met taal- en/of rekenproblematiek en/of verwijst door naar specialisten. De extern specialist / hulpverlener De mogelijkheid voor Arcus om begeleiding te bieden kent grenzen. Er wordt dan een relatie gelegd met externe professionele ondersteuning buiten Arcus. Taak algemeen: De extern specialist / hulpverlener functioneert vanuit de derde lijn en wordt ingeschakeld vanwege zijn specifieke specialistische know how. De specialist wordt ingeschakeld wanneer de problematiek van een student zodanig gecompliceerd is, dat de eerste en tweede lijn geen verandertrajecten hebben kunnen ontwikkelen of de aard van het probleem hebben kunnen analyseren. Aandachtsgebieden: • Orthopedagogie • (jeugd) Psychiatrie • Jeugdhulpverlening • Remedial teaching: dyslexie, dyscalculie, • GGD • Leerplicht Op het niveau van Parkstad wordt door de gemeentelijke overheid een Verwijsindex gebruikt. Het Arcus College participeert in deze Verwijsindex. De samenwerking met de externe hulpverlening wordt hierdoor versterkt. Intern begeleiders zijn binnen Arcus verantwoordelijk voor het invullen en volgen van de Verwijsindex.
85
D.4. Geïntegreerde trajecten educatie en onderwijs Vanuit de unit Educatie/Trajectbureau is op een aantal niveaus samengewerkt met het beroepsonderwijs in het kader van geïntegreerde trajecten en/of vergelijkbare activiteiten. Uitgangspunt bij trajecten is, dat het onderwijsprogramma dusdanig wordt samengesteld dat er geen dubbele financiering van opleidingskosten ontstaat. De voordelen van verschillende onderwijs- en scholingsprogramma’s worden met elkaar gecombineerd om een optimaal rendement te kunnen bereiken. De unit Educatie/ Trajectbureau heeft de afgelopen jaren een aantal geïntegreerde trajecten ontwikkeld voor verschillende doelgroepen. Arcus voerde in het verslagjaar voor diverse doelgroepen projecten uit. Traject Samenloop, mbo-1 of -2 met taalkennisvoorziening Binnen dit scholings- en toerustingstrajecten wordt taalonderwijs NT2 gecombineerd met een beroepsopleiding op assistentenniveau (mbo-niveau 1) of beroepsonderwijs niveau 2. Essentieel hierbij is de toepassing van taal- en beroepscompetenties middels praktijksituaties, die centraal staan binnen het project Samenloop. In 2013 volgden nog 15 deelnemers een traject mbo-1 of -2 met taalkennisvoorziening. Samenwerking Penitentiaire inrichtingen Zuid-Limburg Al sinds 2009 is de unit Educatie betrokken bij een AKA-traject in de penitentiaire inrichting in Sittard-Geleen. In 2013 namen gedetineerden deel aan dit project. Deze pilot wordt door Justitie gezien als een positief praktijkvoorbeeld om gedetineerden voor te bereiden op zowel terugkeer in de samenleving en ook als een opstart naar verdere beroepsopleiding. Eenzelfde traject is in 2012 opgestart bij De Rooyse Wissel, locatie Maastricht. Hier nemen 11 deelnemers deel aan het project. Met Justitie is een contract gesloten waaruit blijkt dat Arcus verantwoordelijk blijft voor het onderwijs. Specifiek daartoe zijn twee medewerkers van Arcus als docent aan de beide penitentiaire inrichtingen verbonden. Project AKTiMo (Activering en Kwalificering van Tienermoeders) Het project richt zich op ongehuwde alleenstaande moeders jonger dan 23 jaar zonder startkwalificatie en met een of meer jonge kinderen. Er is bij deze jonge moeders in veel gevallen sprake van multi-problematiek zoals financiële problemen, schulden, zorgproblemen, huisvestingsproblemen, problemen met partner en ouders, opvoedingsproblemen, geen afgesloten beroepsopleiding en werkloosheid. Het project wordt uitgevoerd samen met de welzijnsinstelling Alcander uit Heerlen. De unit Educatie verzorgt de scholing en de stagebegeleiding middels een apart AKA-traject. Alcander verzorgt de trajectbegeleiding van deze tienermoeders. TransWork Het betreft regulier voltijds beroepsonderwijs waarbinnen hoofdzakelijk jongeren zitten van 16 tot 19 jaar met een hoog risico op VSV. Zij volgen AKA- en BKA-opleidingen (Beroepskwalificerende Assistent), waarmee een werkkwalificatie behaald kan worden. Dat moet een prikkel zijn voor deze deelnemers om door te leren voor een startkwalificatie op niveau 2. De AKA-opleiding (Arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent) Binnen de unit Educatie worden deze opleidingen ingezet als specifieke voorziening voor voortijdig schoolverlaters en risicojongeren uit het voorgezet onderwijs uit de regio. Het betreft jongeren die het vmbo ongediplomeerd verlaten hebben, maar waarbij het vmbo ook in handelingsverlegenheid was. Men kan zich voor deze opleiding niet zelf aanmelden. Alle verzoeken tot aanmelding worden in een plaatsingscommissie besproken waarin een vertegenwoordiger van het vo, de Bureaus Jeugdzorg, de jeugdhulpverlening, de reclassering, het Bureau VSV en een medeweker van de unit Educatie zitting hebben. Zij bepalen op basis van een uitgebreide rapportage of er sprake is van voldoende aandachtspunten om over te gaan tot plaatsing. Plaatsing is zeker niet vanzelfsprekend. Indien de aandachtspunten te gering zijn, of de problematiek duidelijk vraagt om hulpverlening, wordt een jongere niet geplaatst. Jongeren die tot de deze doelgroepen behoren worden ook omschreven als jongere met bijzondere kenmerken of als overbelaste jongeren. De BKA-opleidingen (Beroepsgekwalificeerde assistent) Deze opleidingen: Zorghulp, Aankomend Verkoopmedewerker, Assistent Mobiliteitsbranche, Assistent Bouw en Infra, Horeca-assistent, Assistent Schilder, Assistent Kapper, Assistent Logistiek, Assistent Toezicht en Veiligheid, Assistent Administratie en Assistent Metaalbewerking worden ingezet als deelnemers al een beroepskeuze hebben gemaakt. De deelnemers hebben het vmbo verlaten zonder diploma, maar weten wel in welke richting ze willen gaan werken of doorleren in een aansluitende niveau 2-opleiding. Ook willen deelnemers die wél een vmbo-diploma hebben, vaak wisselen van profiel /richting en is de stap via een niveau 1 BKA-opleiding een passende vanwege het ontbreken van de nodige basisvaardigheden. Aanmelding staat voor iedereen open. Er is dus geen Retour-procedure van toepassing zoals bij AKA.
86
Het trainingstraject RETOUR Het betreft een traject met een looptijd van een jaar waarin de regionale partners deelnemers plaatsen met een grote afstand tot maatschappelijke, educatieve en arbeidsparticipatie. Het gaat om de groep hoog-risicojongeren met sterker afwijkend gedrag. Het verwerven van basaal maatschappelijk gedrag is een van de eerste doelstelling. Daarnaast worden ze vervolgens toegerust om alsnog in te stromen in het beroepsonderwijs of door te stromen naar de arbeidsmarkt. TransWork II: Niveau 2 opleidingen voor Specifieke doelgroepen Transwork II kent de volgende opleidingen: • Helpende Zorg en Welzijn • Kok • Administratief Medewerker • Medewerker ICT • Verkoper • Facilitair Medewerker • Medewerker Fast Service • Service medewerker gebouwen Deze niveau 2-opleidingen zijn er voor deelnemers met een verhoogd risico op uitval. Enerzijds door onvoldoende kennis van de Nederlandse taal, anderzijds door onvoldoende vaardigheden of voorwaardelijke omstandigheden om de opleiding binnen de gestelde tijd af te maken. In de opleidingen zijn er in de BOL-variant: 2 dagen school en 3 dagen beroepspraktijkvorming in het bedrijfsleven (stage) Daarnaast zijn meerdere maatwerktrajecten beschikbaar. . Alle 7 deelnemers van de opleiding: medewerker ICT zijn, na bespreking, met ingang van het schooljaar 13-14 overgeschreven naar de reguliere opleiding ICT van het Arcus College . Hier maken zij hun opleiding af. De opleidingen Facilitair medewerker, medewerker Fast Service en Service medewerker gebouwen worden enkel aangeboden in de BBL-variant voor WSWbedrijven als contractactiviteit. WAJONG-project: Eigen Kracht In samenwerking met het UWV voeren we het project ‘Eigen kracht’ uit. Het doel ervan is deze deelnemers na een opleiding mbo 1 of 2 te laten uitstromen naar structureel betaald werk. Aansluitend worden de deelnemers nog twee jaar ondersteund in hun werk. Het betreft 35 jongeren in de leeftijdscategorie van 18-27 jaar met een functiebeperking • Moeders met jonge kinderen In samenwerking met CBB werd dit traject voor de gemeente Sittard-Geleen uitgevoerd. Naast het behalen van een diploma AKA lag de nadruk op de aanpak van problematieken die inherent zijn aan het hebben van jonge kinderen en daarbij ook nog een opleiding volgen c.q. werken op een nieuwe werkplek. In dit succesvolle traject namen 23 moeders deel. • Alleenstaande ouders zonder arbeidsplicht In het kader van de Wet alleenstaande ouders zonder arbeidsplicht zijn er in het verslagjaar 8 assessments uitgevoerd met als doel deze doelgroep door te geleiden naar de meest adequate beroepsopleidingen. WAJONG-project: 2 In samenwerking met CBB voeren we opleidingen niveau 1 en 2 uit voor deelnemers met een functiebeperking. Hier gaat het mogelijk om een totaal aantal leerlingen van 40. Einde inschrijving voor het project was maart 2014. Het project loopt tot augustus 2016. E-portfolio In navolging van het e-portfolioproject geïnitieerd door de Stuurgroep onderwijs van het Actieplan aanpak Jeugdwerkeloosheid Zuid-Limburg uit 2012 voerden wij in voor de gemeenten in Kompas en Heerlen (jongerenloket) 5 e-portfoliogroepen uit voor ongeveer 85 jongeren. Doelstelling van het traject is: Uitstroom naar school en/of werk, waarbij deelnemers geholpen worden bij het vervolgen van hun loopbaan en/of schoolkeuze door inzicht in persoonlijke eigenschappen, drijfveren en capaciteiten. De jongeren die het traject starten en succesvol afronden, hebben de beschikking over hun e-portfolio waarmee zij zich goed kunnen presenteren in het matchingproces. Sleutelvragen hierbij zijn: “Wie ben ik?”, “Wat kan ik?”, “Wat wil ik bereiken?”. Daarnaast was er op dezelfde basis een e-portfolioaanbod voor 24 werknemers van VDL-Born.
87
Project samenwerking Praktijkschool Parkstad Limburg en Arcus College Op basis van een samenwerkingsovereenkomst is ook dit jaar weer een project uitgevoerd met de Praktijkschool Parkstad Limburg (PPL). Het onderwijs werd daarbij uitgevoerd door Arcus en de integrale begeleiding werd gedaan door medewerkers van de PPL. PPL selecteert vooraf de deelnemers aan het project, hetgeen resulteert in een laag uitvals- en hoog slagingspercentage. De deelnemers bleven ingeschreven in de Praktijkschool, zodat terugval altijd mogelijk bleef en blijft. Arcus werkt op basis van vergoeding per deelnemer. Examinering bij twee vmbo-scholen in de regio (volgens wetgeving Ministerie OCW) Bij de vmbo-scholen Sophianum Nyswiller en vmbo Emma te Hoensbroek werden in het jaar 2013 examens afgenomen voor AKA niveau 1-opleidingen. De opleidingen werden uitgevoerd door de genoemde scholen. De deelnemers werden bij Arcus ingeschreven als extraneusdeelnemers en op basis daarvan zijn de examens afgenomen. WOZL Ondersteuning B.V. (vanaf oktober 2013) Speciaal voor Licom, de regionale werkgever van de Sociale Werkvoorziening, werd een aangepast scholingstraject ontwikkeld waarbij elke nieuwe medewerker van Licom uitvoerig wordt gescreend en voorbereid op het werknemerschap bij Licom. Geschoeid op de leest van de AKA-opleiding werd een maatwerkprogramma ontwikkeld, dat voorziet in een brede assessmentperiode van zes weken en vervolgens een doorstart in AKA of doorstroom naar een niveau 2-beroepsopleiding, een scholingstraject op maat voor elke individuele medewerker. Vanaf oktober 2013 hebben als gevolg van het faillissement van Licom maar 22 medewerkers deelgenomen aan dit traject. Door de veranderde inzichten t.a.v. scholing en tewerkstelling bij diverse BV’s van WOZL, is besloten om gedurende 2013 gefaseerd deelnemers met of zonder diploma uit te laten stromen. WOZL Fast Service Medewerker niveau 2 Sinds jaar en dag beschikte de WOZL en haar voorlopers over een eigen bedrijfsrestaurants of plaatste zij medewerkers bij bedrijfsrestaurants van externe bedrijven. Om haar medewerkers meer servicegerichte bagage mee te kunnen geven, werd door Licom/WOZL de opleiding FS Medewerker niveau 2 BBL ingekocht. Als gevolg van het faillissement van Licom konden niet alle deelnemers de opleiding succesvol afronden en geplaatst worden binnen het werkveld. MTB Regio Maastricht, Service Medewerker Gebouwen niveau 2 Speciaal voor de Maastrichtse Toeleveringsbedrijven, de regionale werkgever van de Sociale Werkvoorziening, werd een scholingstraject op maat ontwikkeld waarbij werknemers van de MTB t.b.v. inzet in buurtbeheerprojecten werden geschoold op het vlak van Service Medewerker Gebouwen, BBL niveau 2. De medewerkers worden gedetacheerd als buurtbeheerders, conciërge of facilitair en onderhoudsmedewerker bij instanties en bedrijven in de regio Maastricht/Heuvelland. Deze nieuwe opleiding is inmiddels met succes afgerond en er zal wellicht een nieuwe groep volgen in het schooljaar 2014-2015. MTB Regio Maastricht en overige opdrachtgevers, AKA Reststofmedewerker niveau 1 Vanuit MTB en een aantal regionale milieuparkbeheerders en afvalstofverwerkers, zoals bijvoorbeeld L’Ortye Hoensbroek, Van Ganzewinkel, RD4 etc. bestond behoefte aan een niveau 1-opleiding die specifiek is gericht op het leren scheiden van afvalstoffen, veilige opslag en distributie van afvalstoffen en algemene communicatieve- en omgangsvormen. Hiervoor werd een variant van de AKA-opleiding op maat ontwikkeld. ISD BOL i.s.m. Buurtbeheerbedrij Brunssum, Zorghulp niv. 1 en Helpende Zorg en Welzijn niv. 2 In het kader van sociale reactivering van bijstandsgerechtigde cliënten van de samenwerkende sociale diensten van Brunssum, Landgraaf en Onderbanken (ISD BOL) werd een groep deelnemers geschoold tot Zorghulp niveau 1 via de BBL. Een aantal van deze deelnemers ging na diplomering verder met de niveau 2-BBL tot Helpende Zorg en Welzijn. De opgeleide deelnemers worden via het buurtbeheerproject Betere Buren direct in de wijken van de aangesloten gemeenten ingezet als thuiszorgmedewerker. UWV, particuliere opdrachtgevers en horecabedrijven, Horeca Assistent niv.1 en Basis Kok niv. 2. Speciaal voor de doelgroepen laagopgeleiden, arbeidsgehandicapten en dus moeilijk bemiddelbare deelnemers worden de opleidingen Horeca Assistenten en Basis Kok via het trajectbureau als respectievelijk niveau 1- en 2-opleiding via de BBL aangeboden. Kleine klassen, flexibele in- en uitstroom, praktijkgericht onderwijs en actieve stagebemiddeling naar betrouwbare horecapartners maken dit een aantrekkelijk opleidingsconcept voor zowel jong volwassenen als deelnemers op leeftijd, die hun carrièreperspectief willen vergroten of via een tweede kans onderwijs op dit segment van de arbeidsmarkt aan de slag willen. Gezien de grote regionale behoefte aan nieuwe medewerkers in de horeca, worden deze opleidingen mede door UWV en gemeenten gestimuleerd.
88
VVE 0-meting, toetsing en aangepaste taaltraining t.b.v. gemeente Heerlen en samenwerkende Stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen, De Tovertuin en KDV Duimelotje. Ten gevolge van wettelijk besluit dienen medewerkers van kinderdagverblijven in Nederland te beschikken over een minimaal vereiste beroepsgerichte opleiding op niveau 3 of 4. Daarnaast is er in het kader van de VVE-certificering een eis op eindniveau 3F gesteld aan de vaardigheden voor Nederlandse taal. De verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de vereiste scholing is door de centrale overheid neergelegd bij de gemeenten. Vandaar dat de gemeente Heerlen en binnenkort ook de gemeenten Kerkrade en Landgraaf, de opleidingsvraag t.a.v. de VVE-certificering bij Educatie/trajectbureau heeft gepositioneerd. Voorafgaand aan elk opleidingstraject vindt eerst een zogenaamde 0-meting plaats om te kunnen bepalen of de medewerker reeds het vereiste taalniveau heeft. Indien niet, wordt er een extra scholingstraject op deelgebieden of op volledig 3F-traject ingezet. Daarnaast volgt een aantal medewerkers via Arcus-GDW een niveau 4 BBL-traject, waarbij de taalvaardigheid op eindniveau 3F getoetst wordt. In totaal zijn er tussen maart 2013 en juli 2014 circa 100 deelnemers getoetst en volgt momenteel circa de helft een opleidingstraject. Vanuit de gemeenten Kerkrade en Landgraaf worden in 2014 circa 30 deelnemers verwacht. Het aantal deelnemers per doelgroep 2013 MBO 1/2 met taalkennisvoorziening- 24 Penitentiaire Inrichting Sittard- 19 De Rooyse wissel, locatie Maastricht/Venray- 10 AKA Retour- 57 BKA niveau 1- 280 MBO niveau 2- 189 Trainingstraject Retour- 26 Diagnostiek WIJ jongeren- 60 Wajong- 50 BBL deelnemers Contracting Educatie/Trajectbureau 2013 Niveau 2 BBL Werkinvent Adm.Medew. B.C2AD01 5 WOZL Adm.Medew. B.C2AD02 1 WOZL Fast Serv.Med. B.C2FS01 10 WOZL Helpende Z&W B.C2HEBB01 1 ISD BOL Helpende Z&W B.C2HEBBB1 8 CBB Basis Kok B.C2K03 6 diversen Basis Kok B.C2K04 2 diversen Basis Kok B.C2K05 15 MTB Basis Kok B.C2K06 1 MTB Serv.Medew.Gebouwen B.C2SMGB 17 66 Niveau 1 BBL Licom AKA techniek B.AKALIE36 23 Licom AKA techniek B.AKALIE37 8 WOZL AKA techniek & schoonmaak B.AKALIE38 24 Licom AKA assessment B.LICASS56 2 Licom AKA assessment B.LICASS57 4 UWV/Vixia Horeca Assistent B.C1HOAS01 9 MTB & div. AKA Reststofmedew. B.C1RS01 8 ISD BOL Zorghulp B.C1ZOHU01 15 93
89
Behaalde diploma’s per unit beroepsonderwijs (2006-2013)
D.5. Arcus in Cijfers Studentenaantallen naar niveau (2006-2013)
unit
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
A&H
337
408
390
452
355
385
462
415
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
GDW
557
590
711
773
780
591
671
324
Niveau 1
557
694
676
592
649
656
530
388
H&T
486
454
377
613
472
506
499
665
Niveau 2
2208
2278
2727
2566
2431
2370
2112
1880
Techniek
473
441
502
522
610
532
588
446
Niveau 3
1425
1521
1777
1708
1796
1780
1895
1870
Trajectbureau
186
231
144
177
255
324
268
505
Niveau 4
3412
3462
3508
3503
3500
3531
3412
3475
Totaal
2039
2124
2124
2537
2472
2338
2488
2355
Het totaal aantal studenten is in 2013 met ruim 200 afgenomen . Als we naar de samenstelling kijken van de aantallen studenten valt op dat het aantal BOL-studenten gestegen is met circa 300 ten opzichte van 2012. Verder valt op dat deze stijging zich bij alle units heeft voorgedaan.
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Niveau 2012
2013
2012
2013
2012
2013
1
111
78
207
215
318
293
2
415
308
478
408
893
716
3
254
280
299
362
553
642
2013
4
138
162
586
542
724
704
Totaal
918
828
1570
1527
2488
2355
De aantallen BBL-studenten zijn afgenomen met circa 600. Ook deze daling heeft zich over de hele linie voorgedaan. De redenen zijn van conjuncturele aard. Studenten kiezen ervoor om te studeren in plaats van te werken. Kiezen derhalve ook voor een vervolgopleiding. Bedrijven en instellingen investeren minder in opleidingen. 2006
Behaalde diploma’s naar leerweg/niveau, beroepsonderwijs (2012-2013)
(dt-)BOL
5425
5408
5279
5515
5711
5681
5574
5874
BBL
2177
2547
3409
2854
2665
2665
2373
1739
Totaal
7602
7955
8688
8369
8376
8337
7947
7613
Behaalde aantal diploma’s naar niveau, beroepsonderwijs (2006-2013)
Ook bij Educatie en Inburgering zijn de gevolgen van bezuinigingen en drastisch andere keuzes door de overheid zichtbaar in de ontwikkeling van studentenaantallen. Ook het besluit van Arcus om te stoppen met re-integratieactiviteiten heeft invloed gehad op de cijfers. Werksoort
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Tmbo
80
59
51
49
36
37
50
n.v.t.
Vmbo-tl
-
15
10
36
23
21
30
16
Havo
206
213
186
253
142
116
110
97
VWO
-
-
-
-
-
-
-
14
Nt2
635
416
206
335
318
351
237
158
OSE 1,2
339
266
394
440
393
257
238
207
Inburgering
345
167
471
758
1074
1076
732
447
Oudkomers
130
78
31
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Totalen
1735
1241
1349
1871
1986
1858
1397
Niveau
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
1
312
332
266
363
334
353
318
293
2
613
692
683
935
836
736
893
716
3
364
344
419
450
556
535
553
642
4
750
756
756
789
746
714
727
704
Totaal
2039
2124
2124
2537
2472
2338
2488
2355
Switchers gedurende het schooljaar, naar leerweg/opleiding (2013-2014) Leerweg
Opleiding
Okt-13
6
114
Nov-13
9
91
n.v.t.
Dec-13
3
28
848
Eindtotaal
18
233
Ontwikkeling studenten volwasseneneducatie naar werksoort, 2006-2013, peildata 1-10
Eindtotaal
Optellen kan niet, er kan namelijk zowel van opleiding als leerweg geswitched zijn.
Uitstroom na 1 oktober 2013 Diploma’s Contractonderwijs versus het aantal diploma’s in het beroepsonderwijs (2010-2013)
Onderwijsvorm
CGO
Okt-13 Totaal
Eindtermen
2010
2011
2012
2013
2010
2011
2012
2013
2010
2011
2012
2013
Contractonderwijs
158
320
330
207
391
348
208
36
549
668
538
243
Beroepsonderwijs
1067
1241
1670
1938
856
429
280
174
1923
1670
1950
2112
Totaal
1225
1561
2000
2145
1247
777
488
210
2472
2338
2488
2355
90
Nov-13
Dec-13
Eindtotaal
Andere school
3
3
Diploma
53
55
33
141
Afgemeld door bedrijf
16
18
14
48
Zonder diploma
41
92
46
179
Eindtotaal
113
165
93
371
91
Instroom na 1 oktober 2013
Leden RvT
BOL
BBL
Eindtotaal
Okt-13
149
113
262
Nov-13
35
21
56
Dec-13
32
42
74
Eindtotaal
216
176
392
Naam
Instelling/organisatie
Functie
Bezoldigd ja/neen
Capricorn Maastricht Management bv
DGA
Ja
Bode & Partners
directeur
Ja
LVO
Lid RvT
Ja
Pensioenfonds DSM Nederland
Bestuurslid
Ja
Stichting streekmuseum Stevensweert / Ohe en Laak
VZ bestuur
Nee
dhr. T.A. Goedmakers (vice-voorzitter/secretaris)
Stichting Robur FBNed IBN RCE Rhine-Meuse Stichting Mecenas Cohold (Oostwegel) Savelbergklooster PLT Vebego International
VZ Bestuur Bestuurslid Commissaris VZ Bestuur VZ Bestuur Lid RvC Bestuur VVZ RvT Lid RvC
Neen Neen Neen Neen Neen Ja Neen Neen
dhr. M.J.A.L. van Haasteren (lid)
Q-Park Beheer BV PH BV
Alg. Directeur Directeur
Ja Neen
mw. drs. A.M.B. Janssen -Noordman
Stichting Leseur Nederland
Lid landelijk bestuur
Nee
Universiteit Maastricht
Co-auteur van het boek „Innovatief Onderwijs Ontwerpen”
Nee
Atrium MC Parkstad
VZ RvC
Ja
Wonen Zuid
VZ RvC
Ja
Syntens
VZ RvT
Ja
Stuurgroep fusie KvK’s/Synetns
VVZ Bestuur
Ja
Stichting WK-wielrennen 2012
Lid RvT
Ja
Stichting Kennisontwikkeling HBO (SKO)
bestuurslid
Ja
Stichting Innovatie Alliantie (SIA)
VVZ bestuur
Nee
Denktank Sociale Innovatie Universiteit Maastricht
Lid
Nee
Jef Pleumeekers BCA
directeur
Ja
Limburg Ventures
VZ RvC
Nee
Chemelot Ventures
lid RvC
Ja
LED (Limburg Economic Development)
VZ Bestuur
Nee
REA Bisschoppelijk Centrum Rolduc
Lid bestuur
Nee
DB Stichting Robur
Lid dagelijks bestuur
Nee
Stuurgroep OP-Zuid
Lid
Nee
Denktank sociale innovatie
Lid
Nee
mevr. mr. C. Bode
dhr. J.F. van Engelen Hoofd- en nevenfuncties Leden College van Bestuur en Raad van Toezicht Hoofd en Nevenfuncties leden CvB en RvT Afkortingen: VZ = Voorzitter VVZ= Vicevoorzitter
RvC= Raad van Commissarissen RvT= Raad van Toezicht DGA= directeur groot aandeelhouder
Leden CvB Naam
dhr. drs. A.E.M. Theunissen (voorzitter)
dhr. drs. J.P.H. Jongen (lid)
dhr. J.H. Meijer RC (lid)
Nevenfuncties Instelling/organisatie
Functie
Bezoldigd ja/neen
MBO-Raad - Algemene Ledenvergadering - Financiële Commissie - Kerngroep Internationalisering
Lid Lid Lid
AB en DB Technocentrum
Lid bestuur
Nee
Stuurgroep CHILL
Lid
Nee
Steering Committee Efvet
Lid
Nee
Stichting Detailhandel Parkstad
Lid bestuur
Nee
VKBBO
Lid
Nee
Algemene ledenvergadering LWV
Lid
Nee
MKB
Lid
Nee
Stuurgroep Retour
Lid
Nee
Bureau Jeugdzorg Limburg
Lid RvT
Ja
Cito
Lid adviesraad bedrijven, mbo en hbo
Nee
Mental Health Foundation Limburg/ universiteit Maastricht
Lid klankbordgroep Psychose onderzoek/ beeldvorming
nee
MBO-Raad - Algemene ledenvergadering - Werkgeverszaken - Onderwijs-arbeidsmarkt
Lid Lid Lid
nee
LWV LWV studieclub Parkstad
Lid Lid
nee
VKBBO Commissie beroepsbelangen VKBBO
Lid Lid
nee
Regiegroep Jeugd Parkstad
lid
nee
MKB
lid
nee
Nee
Nevenfuncties
dhr. J.B.V.N. Pleumeekers
dhr. ir. J.L.J.M. Schneiders (lid)
geen
92
93
Checklist voor mbo-instellingen voor de verantwoording over governance in het Geïntegreerd Jaardocument 2013 Deel 1: Taken, verantwoordelijkheden, inrichting en werkwijze colleges van bestuur
Afspraak uit de code ‘Goed bestuur in de bve-sector’
BBL
BOL
Totaal
Check instelling
1. Het CvB zorgt bij verschillende inkomstenbronnen voor een heldere scheiding in de verantwoording.
x
2. Het CvB regelt (indien van toepassing) vertegenwoordigingsbevoegdheid in een bestuursreglement of procuratieregeling.
x
3. Het CvB zorgt voor actuele informatie over de behoeften en wensen van belanghebbenden en neemt die aantoonbaar mee in zijn besluitvorming.
x
4. Het CvB vraagt de RvT goedkeuring voor: a. de visie op basis waarvan het CvB wenst te opereren; b. het strategisch meerjarenplan, de begroting, het jaarplan, de jaarrekening en het jaarverslag; c. (wijzigingen in) het bestuursreglement; d. besluiten tot statutenwijziging of ontbinding van de rechtspersoon, of het aanvragen van faillissement of surseance van betaling; e. overige majeure beslissingen, vast te leggen in de statuten en/of het bestuursreglement.
x
5. Het CvB legt verantwoording aan de RvT af over de gang van zaken in de instelling en zijn eigen functioneren en verschaft de RvT daartoe actief de nodige informatie.
x
6. Het CvB verschaft de RvT alle informatie die deze nodig heeft voor zijn toezichttaak.
x
7. Het CvB legt belangrijke beslissingen en complexe zaken voor advies voor aan de RvT.
x
8. Het CvB legt zijn taken en werkwijze vast in de statuten en/of het bestuursreglement.
x
9. De RvT stelt de omvang van het CvB vast.
x
10. Het CvB omschrijft bij een meerhoofdig CvB in het bestuursreglement de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leden.
x
11. De RvT werkt bij de werving en selectie van CvB-leden met vooraf door het CvB opgestelde en openbare profielen. De profielen worden voor advies voorgelegd aan de ondernemingsraad en de studentenraad.
x
12. De RvT evalueert jaarlijks (de leden van) het CvB en bespreekt met hen de verwachtingen en wensen voor de toekomst.
x
13. Leden van de RvT mogen niet worden benoemd in het CvB van dezelfde instelling.
x
14. Bij belet of ontstentenis van alle CvB-leden voorziet de RvT tijdelijk in het bestuur.
x
15. Leden van het CvB vragen voor het aanvaarden van betaalde of onbetaalde nevenfuncties goedkeuring aan de RvT.
x
16. De RvT stelt criteria vast, op grond waarvan goedkeuring wordt verleend of onthouden aan nevenfuncties van CvB-leden.
94
De procedure rondom melding en goedkeuring is vastgelegd.
17. Relevante nevenfuncties van CvB-leden worden in het jaarverslag openbaar gemaakt.
x
18. Een lid van het CvB meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de RvT en zijn collega CvB-leden. De RvT beslist of er sprake is van een tegenstrijdig belang.
x
19. Een CvB-lid neemt niet deel aan discussie en besluitvorming over een onderwerp waarbij dat lid een tegenstrijdig belang heeft.
x
20. Belangenverstrengeling bij een CvB-lid is niet toegestaan bij familiaire of zakelijke relaties met RvT-leden, CvB-leden en managementleden die rechtstreeks onder het CvB vallen.
x
21. Belangenverstrengeling bij een CvB-lid is niet toegestaan bij substantiële zakelijke relaties tussen de eigen organisatie en een andere rechtspersoon waar een CvB-lid financiële belangen heeft of bestuurder of toezichthouder is.
x
22. Het CvB zorgt voor een integriteitscode, na overleg met de ondernemingsraad.
x
95
Deel 2: Taken, verantwoordelijkheden, inrichting en werkwijze raden van toezicht Afspraak uit de code ‘Goed bestuur in de bve-sector’
Deel 3: Inrichting en verantwoording over de horizontale dialoog Klachtenregelingen voor externe en interne belanghebbenden Check instelling x
Afspraak uit de code ‘Goed bestuur in de bve-sector’
24. De RvT stelt de omvang van de RvT vast, de competenties die nodig zijn, de zittingsduur en de honorering. Alle zaken rond de samenstelling van de RvT worden geregeld in de statuten en/of het bestuursreglement.
x
46. Het CvB formuleert wie externe belanghebbenden zijn, welke belanghebbenden waarbij worden betrokken, hoe de belanghebbenden bij de beleidsontwikkeling worden betrokken en waarover, hoe en aan wie welke informatie wordt gegeven.
x
25. De RvT benoemt, schorst en ontslaat de leden van de RvT.
x
47. De instellingen geven vorm aan de afspraken in het professioneel statuut voor werknemers.
x
26. Bij vacatures in de RvT stelt de RvT een profielschets op. Alle profielen worden voor advies voorgelegd aan het CvB, de ondernemingsraad en de studentenraad.
x
x
27. Bij vacatures in de RvT worden afspraken gemaakt over de wervings- en selectieprocedure.
x
48. Het CvB zorgt voor transparante, eenvoudige en gemakkelijk toepasbare klachtenregelingen voor externe belanghebbenden en interne belanghebbenden en zorgt ervoor dat deze klachtenregelingen bij de belanghebbenden bekend is.
28. De zittingsperiode voor leden van de RvT is vier jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming voor één termijn. Daarbij wordt het lid beoordeeld op basis van zijn competenties in relatie tot de profielschets.
x
49. De instellingen leggen verantwoording over de horizontale dialoog met externe belanghebbenden af in het jaarverslag.
x
29. De RvT stelt een rooster van aftreden vast, waarin enerzijds fris bloed en anderzijds continuïteit wordt gewaarborgd.
x
30. De leden van de RvT ontvangen een honorering. De RvT stelt de hoogte van deze honorering vast.
x
Eis overheid
Bron regelgeving overheid
x
Burgerlijk Wetboek (BW) boek 2, titel 9
x
31. Een lid van de RvT wordt genoemd op bindende voordracht van de ondernemingsraad, indien de OR van dit wettelijke recht gebruik wil maken.
50. Het geheel van verslaggevingsdocumenten bestaande uit jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens
32. Voormalige leden van het CvB, voormalige werknemers of iemand die belangrijke zakelijke relaties heeft gehad met de instelling, kunnen geen lid van de RvT van deze instelling worden. Alleen bepaald voor voormalige CvB-leden.
x
Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RJO)
x
33. De leden van de RvT functioneren zonder last en ruggespraak.
x
34. De instelling maakt het financieel mogelijk dat de RvT over een secretariaat beschikt.
x
35. Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en samenstelling van door de RvT in te stellen commissies worden vastgelegd in een commissiereglement.
x
36. De RvT benoemt de externe accountant. De opdrachtverlening tot niet-controlewerkzaam-heden wordt goedgekeurd door de RvT. De externe accountant woont de vergaderingen van de RvT bij, waarin wordt gesproken over de jaarrekening en de managementletter. De externe accountant rapport zijn bevindingen over de jaarrekening tegelijkertijd aan de RvT en het CvB. De keuze voor de accountant wordt om de zes jaar gemotiveerd heroverwogen.
x
51. Aansluiting BW en verslaggeving onderwijs met • Aansluiting BW en richtlijnen jaarverslaggeving onderwijs • Afwijkingen en in aanvulling op BW • Aanvullende richtlijnen m.b.t. personeelsbeloningen, profileringsfonds(HO) en vergoedingen en declaraties (HO) • Aanlevering gegevens
x
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), • artikel 1.3.6. • artikel 2.5. • artikel 8a.2.1 • hoofdstuk 9, titel 2
x
37. De RvT evalueert jaarlijks de leden van het CvB en het College als team. Conclusies en afspraken worden vastgelegd in een dossier dat wordt beheerd door of namens de RvT. 38. De RvT evalueert jaarlijks zijn eigen inrichting en functioneren en de bijdragen van de afzonderlijke leden, in afwezigheid van het CvB. Conclusies en afspraken worden vastgelegd in een dossier dat wordt beheerd door of namens de RvT.
x
52. WEB met verplichtingen t.a.v. • Kwaliteitszorg en verslag examens • Jaarrekening • Jaarverslag, nadere regels en verplichting om te vermelden hoe wordt omgegaan met de code Goed Bestuur • Verslag deelnemersraad • Bestuur en inrichting van de instellingen
x
Uitvoeringsbesluit WEB, hoofdstuk 5
x
39. De RvT legt de werkwijze bij de evaluatie van het CvB en de RvT vast in het bestuursreglement.
53. UWEB met nadere uitwerking verplichtingen WEB t.a.v. informatie en controleprotocol
40. De RvT draagt zorgt voor een transparante en toegankelijke klokkenluidersregeling en voor een correcte afwikkeling.
x
Onderwijscontroleprotocol OCW / EZ
x
41. Een lid van de RvT meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de RvT en zijn collega RvT-leden. De RvT beslist of er sprake is van een tegenstrijdig belang.
x
42. Een lid van de RvT neemt niet deel aan discussie en besluitvorming over een onderwerp waarbij dat lid een tegenstrijdig belang heeft.
x
54. Controleprotocol met nadere uitwerking accountantscontrole en verantwoording met o.a. overzicht wet en regelgevingen en overzicht verantwoording van subsidiemiddelen conform Wet overige OCW-subsidies (WOOS) of de Regeling onderwijs subsidies (ROS)
x
(WOR),Professioneel Statuut en CAO
x
43. Belangenverstrengeling bij een RvT-lid is niet toegestaan bij familiaire of zakelijke relaties met RvT-leden, CvB-leden en managementleden die rechtstreeks onder het CvB vallen. 44. Belangenverstrengeling bij een RvT-lid is niet toegestaan bij substantiële zakelijke relaties tussen de eigen organisatie en een andere rechtspersoon waar een RvT-lid financiële belangen heeft of bestuurder of toezichthouder is.
x
55. Medezeggenschap over strategische keuzes voor de instellingen conform Wet op de ondernemingsraden (WOR) en zeggenschap over onderwijs (Professioneel Statuut) en werkverdeling (CAO)
45. Relevante nevenfuncties van RvT-leden worden in het jaarverslag openbaar gemaakt.
x
23. De RvT legt zijn taken en werkwijze vast in de statuten en/of het bestuursreglement.
96
Check instelling
Deel 4: Overige governance-elementen in de regelgeving over verslaggeving van de rijksoverheid
97
Check instelling
98
99
Arcus College Bezoekadres Benzenraderweg 1 6411 EC Heerlen T 088 - 027 28 70 F 045 - 560 67 09 E
[email protected] Centraal Postadres Postbus 207 6400 AE Heerlen www.arcuscollege.nl
100