JAAR VERSLAG 2014
CIJFERS & MEER VAN EEN JAAR ARCUS
1
2
JAAR VERSLAG 2014
3
4
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 5 Voorwoord 7 Leeswijzer 9 Samenvatting 10 1 Strategie en organisatie 1.1 Profiel 1.2 Missie en visie 1.3 Strategische ontwikkelingen en herinrichting van de organisatie 1.4 Nieuwbouw en huisvesting 1.5 Positionering techniekonderwijs 1.6 De organisatiestructuur van Arcus 1.7 Het bestuur en de Raad van Toezicht 1.8 Medezeggenschap: De Ondernemingsraad en de Centrale Studentenraad 1.9 Toezicht door de onderwijsinpectie 1.10 De besturingsfilosofie en de planning en control cyclus 1.11 Klachtenafhandeling 1.12 Toekomstige ontwikkelingen: doorkijk naar 2015 en 2016
13 13 13
5
De nieuwbouw en overige huisvesting
44
6 Personeel 45 6.1 Personeelsopbouw en strategisch personeelsbeleid 45 6.2 Personeelsbeleid 49 6.3 Professionalisering 51 7 Financiën 53 7.1 Inleiding 53 7.2 Enkelvoudige staat van baten en lasten van stichting Arcus College 53 7.3 Geconsolideerde staat van baten en lasten van Arcus 55 7.4 De enkelvoudige balans van de stichting Arcus College 7.5 De geconsolideerde balans van Arcus 58 7.6 Onderlinge leveringen en vorderingen/kortlopende schulden tussen groepsmaatschappijen 58 7.7 Treasury en financiële positie 59 7.8 Continuïteitsparagraaf 59 7.9 Risicomanagement 66
13 14 14 14 15 17 18 18 20 21
2 De regio en de Arcus populatie 22 2.1 De regio Parkstad getypeerd 22 2.2 De studentenpopulatie van Arcus in beeld 23
Bijlagen 69 1 Jaarverslag en accountantsverklaring 69 2 Notitie Helderheid MBO 70 3 Nevenfuncties Leden College van Bestuur en Raad van Toezicht 73 3 Onderwijs 25 4 Checklist governance 76 3.1 Strategisch beleid onderwijs 25 5 Jaarverslag Taal en rekenen 79 3.2 Visie op onderwijs en onderwijsmodel: de BGO Kapstok 3 25 3.3 Internationalisering 25 3.4 Focus op vakmanschap 25 3.5 Studiesucces: jaarresultaat, voortijdig schoolverlaten en studenttevredenheid 27 3.6 Kwaliteitszorg 31 3.7 Onderwijsontwikkeling: intensivering, verkorting, invoering nieuwe kwalificatiedossiers 32 3.8 Overstap VO-MBO, inschrijven en toelaten 33 3.9 Het onderwijsproces: didactiek en begeleiding 34 3.10 Intensivering van het taal en rekenonderwijs 36 3.11 Onderwijsbedrijfsvoering en –ondersteunende processen 38 4 Macrodoelmatigheid 40 4.1 Techniekonderwijs Zuid-Limburg (TOZL) 40 4.2 Chemelot Innovation and Learning Labs (CHILL)41 4.3 Tech2Create 41 4.4 Centrum voor innovatief vakmanschap ‘Zorgtechniek Limburg’ 41 4.5 Macrodoelmatigheid overige opleidingen 42
5
foto
6
Voorwoord Welkom bij Arcus 2014 is voor Arcus een turbulent jaar geweest. •D e invoering van Focus op vakmanschap, met in 2014 als belangrijkste verandering de uitbreiding van de onderwijstijd naar 1000 uur voor de BOL leerlingen en de invoering van passend onderwijs. •O nze discussies over de kwaliteit van ons onderwijs en de tegenvallende rendementen en VSV cijfers en de conclusies die we daaraan hebben verbonden. • De afslanking van de organisatie als gevolg van economische ontwikkelingen en het huidige overheidsbeleid. • De aandacht voor techniek onderwijs in Zuid-Limburg. • De vermindering van het contractonderwijs en de afbouw van de Holding. • Dit alles gecombineerd met de ingebruikname van de prachtige nieuwbouw in de zomer van 2014. Wij beseffen dat dit zeer veel van de medewerkers van Arcus gevraagd heeft. Zij hebben hun werk ook in 2014 met grote betrokkenheid bij het onderwijs uitgevoerd. Een groot aantal voornemens hebben we gerealiseerd. Maar niet alles is gelopen zoals we ons dat in het begin van het jaar voorgenomen hadden. Wij beschrijven dat uitgebreid in dit verslag en leggen daarmee verantwoording af over onze prestaties en de ontwikkelingen binnen Arcus, maar ook over ontwikkelingen buiten Arcus die we naar binnen vertalen.
Het College van Bestuur
7
8
Leeswijzer Voor u ligt het Geïntegreerd Jaardocument over 2014 van het Arcus college.Met dit jaarverslag willen we iedereen die betrokken is bij Arcus college informeren over de gang van zaken in het afgelopen jaar. Het jaarverslag is voor iedereen beschikbaar als pfd bestand op onze website. Ons jaarverslag begnt met een samenvatting, waarin u kort en bondig de belangrijkste ontwikkelingen bij Arcus in 2014 kunt lezen. In het eerste hoofdstuk ‘Strategie en organisatie’ maakt u kennis met het Arcus college en de manier waarop we omgaan met goed bestuur. Het tweede hoofdstuk vertelt iets over onze regio en onze studentenpopulatie. In het derde hoofdstuk gaat het over onze ‘core-business’: het onderwijs! Hoofdstuk 4, dat gaat over ‘macrodoelmatigheid’, laat zien dat wij met ons techiekonderwijs vernieuwend bezig zijn. Ook hoofdstuk 5 gaat over vernieuwing, en wel onze prachtige nieuwe gebouw dat in het afgelopen jaar is geopend. In de hoofdstukken 6 ‘Personeel’ en 7 ‘Financiën’ tenslotte, vindt u de personele en financiële cijfers over 2014 en de continuïteitsparagraaf waarin u kunt lezen welke ontwikkelingen wij verwachten en hoe wij daarop anticiperen. De jaarrekening, de accountantsverklaring, de notitie Helderheid MBO, de nevenfuncties van het College van bestuur en de Raad van Toezicht, een checklist ‘governance’ en het jaarverslag taal en rekenen treft u aan als bijlagen bij dit jaardocument. Na het lezen van dit jaarverslag heeft u wellicht de behoefte te reageren of nader kennis te maken. Daartoe nodigen wij u van harte uit. Onze deur staat voor u open.
Arcus College Valkenburgerweg 148 6419 AW Heerlen 088 - 027 28 70 www.arcuscollege.nl
9
Samenvatting Strategie In 2011 heeft Arcus in het strategisch beleid 2011-2015 de volgende drie hoofdoelstellingen opgenomen: 1. De kwaliteit van ons onderwijs staat als een huis 2. De infrastructuur en de kwaliteit van het beroepsonderwijs zijn ontgroeningsbestendig 3. Arcus staat voor maatwerkopleidingen, leven lang leren, re-integratie en participatie. Als gevolg van economische ontwikkelingen en het huidige overheidsbeleid heeft Arcus in 2013 het strategisch beleid aangepast. In 2014 heeft deze aanpassing zijn beslag gekregen. Re-integratie hoort niet meer tot het takenpakket, inburgering via aanbesteding is een aflopend product en de contractactiviteiten zijn in afgeslankte vorm binnen de organisatie van de Stichting gebracht. Arcus richt zich nu uitsluitend op de kerntaak: door middel van scholing mensen in een leersituatie ontwikkelen. Door het bieden van kwalitatief goed onderwijs wenst Arcus op die manier een belangrijke bijdrage te leveren aan de sociaal economische ontwikkeling en het maatschappelijk succes van de bewoners in de regio. Onderwijs Op het terrein van het onderwijs zijn in de afgelopen jaren de rendementen gestegen en is het percentage voortijdig schoolverlaters ten opzichte van 2005-2006 bij Arcus sterk gedaald. Echter de jaarresultaten en de percentages voortijdig school-verlaten blijven (resp. 10 en 15 %) achter bij het landelijk gemiddelde. De eerste analyses wijzen uit dat om de rendementen te verbeteren, de focus in de komende jaren moet liggen op de kwaliteit van het onderwijs. Nadere analyse op teamniveau is nodig om de oorzaken goed in kaart te brengen. De onderwijsteams zullen meer ‘in the lead’ gaan komen en het onderwijs ‘in de klas’ zal verder worden verbeterd. Gegeven de regionale problematiek in combinatie met de maatschappelijke functie die Arcus voor zichzelf ziet, betekent dit dat er hoge eisen worden gesteld aan de deskundigheid van de onderwijsteams en ondersteuning. In het kader van de invoering van het actieplan Focus op Vakmanschap is in 2014 voor alle 1e leerjaren de verhoging van de onderwijstijd ingevoerd, zijn de meeste niveau 4 opleidingen verkort tot 3 jaar en is met de Entree opleiding gestart. Ook is in 2014 de ‘eerste fase’ van de invoering van ‘passend onderwijs’ gerealiseerd. In het kader van de toekenning van de ondersteuning zijn flinke stappen gezet. Er is maatwerkinschrijving voor studenten voor wie passend onderwijs aan de orde is. Er is een vijftal arrangementen in het kader van passend onderwijs ontwikkeld en aangeboden aan studenten, die hiervoor in aanmerking komen. Met betrekking tot het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte is de informatievoorziening vanuit het VO nog een aandachtspunt en ook de ‘echte’ invoering van passend onderwijs in de ‘klas’, zal de komende jaren nog de nodige aandacht vergen. Arcus heeft naar aanleiding van de modernisering van de bekostiging die per 1 januari 2015 zijn beslag kreeg en naar aanleiding van andere maatregelen in het kader van Focus op Vakmanschap, de interne allocatie in 2014 aangepast. Arcus hanteert nu allocatieregels waarbij (op basis van het aantal bekostigbare studenten) de teams naar de aard van hun studentenpopulatie en problematiek, gefaciliteerd worden via de (interne) allocatie van middelen. Macrodoelmatigheid Het jaar 2014 stond wat betreft het thema macrodoelmatigheid in het teken van de verdere besluitvorming en start van de implementatie van de gemaakte keuzes met betrekking tot het techniekonderwijs in Zuid-Limburg (TOZL). Hierbij wordt het technisch onderwijs van MBO en VMBO voor de regio gezamenlijk ingericht in twee doorlopende vmbo-mbo leerlijnen: een vakmanschapsroute en de technologieroute. Huisvesting en bedrijfsvoering In mei 2014 is de Arcus nieuwbouw aan de Valkenburgerweg in Heerlen binnen budget opgeleverd en in de zomer van 2014 in gebruik genomen. Met de verhuizing naar de nieuwbouw heeft in 2014 ook de verdere centralisatie van onderwijsondersteuning zijn beslag gekregen door inrichting van het Studenten informatie punt STIP en het Facilitair Bedrijf (facilitaire
10
zaken en ICT) en herinrichting van de onderwijsondersteunende processen. In 2014 is een groot deel van de processen gestroomlijnd, er zijn nieuwe systemen ingevoerd. De praktijk is op een aantal plaatsen echter nog weerbarstiger dan de bedoelingen en het beoogde effect van deze processen en systemen. Personeel Als gevolg van de economische ontwikkelingen en het daarop aangepaste strategisch beleid, moest een behoorlijke reductie van de tijdelijke formatieplaatsen worden gerealiseerd. Daarnaast was er vanwege afslanking en afstoting van organisatieonderdelen op plekken sprake van een dreigende boventalligheid. Door middel van het instellen van een vacaturecommissie, herplaatsing en realiseren van mobiliteit in de organisatie zijn in 2014 formele boventalligheid door formatie-reductie en ontslagen voorkomen. Hierdoor en door middel van gericht beleid is in 2014 de flexibele personele schil teruggebracht van 30,8 % begin 2013 naar 22,3% eind 2014. De omvang van de flexibele schil biedt nog wel, samen met de verwachte natuurlijke uitstroom in de komende jaren, de benodigde bewegingsruimte in verband met de benodigde teruggang in de omvang van de formatie. De te verwachten uitstroom op docentenniveau (veroorzaakt doordat een groot aantal personeelsleden binnen afzienbare tijd met pensioen gaat) in relatie tot het benodigde aantal docenten, levert een grote vervangingsvraag op in de komende jaren, die naar verwachting slechts in zeer beperkte mate zal worden opgelost vanuit de lerarenopleidingen. In de strategische personeelsplanning voor de komende periode, waarmee in 2014 een start is gemaakt, zal dit een belangrijk aandachtspunt blijven. Het ziekteverzuim (tot 2 jaar) is gedurende 2014 gestegen naar 5,3%. Dat is boven de norm van 5,25% die Arcus zichzelf heeft gesteld. De grote veranderingen in de organisatie en de daaruit voortvloeiende functieonzekerheid kunnen debet zijn aan deze stijging. Het grootste verzuim doet zich namelijk voor in de units / diensten waar de grootste veranderingen plaats vinden. Professionalisering Hoewel er in 2014 stappen zijn gezet op het gebied van professionalisering, zoals de inrichting van een Management Development traject, focus op ‘bevoegde en bekwame’ docenten, het verbeteren van de gesprekscyclus, instellingsbrede bepaling van onderwerpen waarop moet worden geschoold en een gedeeltelijke uitvoering van deze scholingstrajecten, is de constatering dat professionalisering nog niet de prioriteit krijgt die zij verdient en die nodig is. Dit wordt ook duidelijk uit de analyse die in 2014 bij Arcus heeft plaatsgevonden en waarbij door middel van semi-gestructureerde interviews en deskresearch gekeken is naar de inhoud en de kwaliteit van de huidige situatie betreffende professionalisering. Uit die analyse komt naar voren dat een gedragen visie en formeel professionaliseringsbeleid nog onvoldoende tot stand gekomen is, dat de professionaliserings-budgetten elk jaar slechts voor een deel worden ingezet en dat de aangeboden professionaliseringsactiviteiten maximaal zo’n 40% van de docentenpopulatie bereiken. Financiën De liquiditeitsratio en de solvabiliteit van Arcus zijn met 1,37 respectievelijk 0,84 goed te noemen en liggen boven het ROC gemiddelde. Het geconsolideerde resultaat in 2014 was € 527.000 positief; het rentabiliteitspercentage was 0,9%. Begroot was een resultaat van € 25.000. Met betrekking tot de continuïteit kunnen de volgende conclusies getrokken worden: •D e regio Parkstad Limburg is een krimpregio. Voor de komende jaren gaat Arcus uit van een krimp in studentenaantal van 1 % per jaar (in de Beroeps Opleidende Leerweg BOL). •D e personele verhoudingsgetallen laten zien dat de verhouding onderwijspersoneel ten opzichte van de overige categorieën personeel ten opzichte van de landelijke trend niet uit de pas loopt. •A angezien de meerjarenraming een dalend verloop van de totale baten laat zien, zal de personele bezetting de komende jaren dalen. •C onclusie uit de meerjarenraming is een jaarlijks sluitende exploitatie, waaraan een noodzakelijk strak gebudgetteerde bedrijfsvoering en realisatie ten grondslag liggen.
11
Door de huisvestingslasten verder terug te dringen kan er aanvullende innovatieruimte worden gerealiseerd. •U it de meerjarenbalans blijkt dat de liquiditeit boven de gewenste buffer van € 6 miljoen blijft en dat voor de financiering van de activa geen langlopend vreemd vermogen nodig is. Planning & Control cyclus en risicomanagement In het kader van de uitvoering van de planning & Control cyclus blijft het geheel doorlopen van de PDCA cyclus tot en met de uitvoering van de verbeterplannen en de monitoring daarvan een aandachtspunt. Binnen Arcus is twee jaar geleden risciomanagement methodisch ingevoerd. In 2015 wordt verdere professionalisering van de methodiek ter hand genomen. Een goede werking van het instrument risicomanagement vraagt voortdurend aandacht, risico-alertheid en discipline om ermee aan de slag te blijven. Vooruitblik naar 2015 en 2016 In 2015 definieert Arcus haar strategisch beleid voor de jaren 2016-2021. Belangrijke kaders hiervoor zijn natuurlijk het actieplan Focus op Vakmanschap en de kwaliteitsafspraken met het ministerie van OCW. Daarnaast is het de vraag welke rol en toegevoegde waarde de regio van Arcus vraagt en wat voor school Arcus in de komende jaren wil zijn. Voor Arcus staan de jaren 2015 en 2016 in het teken van het verbeteren van het studiesucces en het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten, zodanig dat de resultaten van Arcus in lijn komen met het landelijke gemiddelde. Er zal een diepergaande analyse van de oorzaken plaatsvinden en zullen verbetermaatregelen worden genomen. Aandacht gaat daarbij uit naar het monitoren van de uitvoering van die verbetermaatregelen (het ‘afmaken’ van de PDCA cyclus). De focus zal in de komende jaren moet liggen op de kwaliteit van het onderwijs ‘in de klas’ en het ‘in de lead’ zijn van de docententeams. Dit wordt opgepakt in de uitvoering van het kwaliteitsplan 2015-2018, dat in 2015 is opgesteld.
12
1. Strategie en organisatie 1.1 Profiel Het Regionaal Opleidingen Centrum Arcus College is een school voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Arucs heeft de juridische structuur van een stichting. Arcus biedt ongeveer 200 verschillende mbo opleidingen (uitstroomvarianten) aan in twee leerwegen, de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) en de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL), in vrijwel alle sectoren van het beroepenveld. Daarnaast biedt Arcus taalonderwijs aan en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO), waar een VMBO-TL, een HAVO of VWO diploma behaald kan worden. In 2014 waren er 7275 studenten ingeschreven bij Arcus College. De opleidingen zijn organisatorisch verdeeld over 5 verschillende units en ondergebracht in 11 domeinen: bouw en infra, techniek, mobiliteit en voertuigen, creatieve industrie, horeca, bakkerij en dienstverlening, toerisme en recreatie, orde en veiligheid, economie en administratie, handel en ondernemerschap, ICT, zorg, welzijn, kappen. Bij de vijfde unit, de unit Educatie, worden de opleidingen op niveau 1 en enkele opleidingen op niveau 2 uitgevoerd, waarbij intensievere begeleiding een beter uitzicht biedt op het behalen van een diploma. Tevens wordt door deze unit ook de VAVO opleiding uitgevoerd. Arcus voert de meeste opleidingen uit op locaties in Heerlen. In Sittard worden enkele technische, creatieve en horeca-opleidingen verzorgd: schilderen, mediavormgeving en kok. 1.2 Missie en visie Door kwalitatief goed beroepsonderwijs, opleidingen voor medewerkers uit het regionale bedrijfsleven en volwasseneducatie wenst Arcus een belangrijke bijdrage te leveren aan de sociaal economische ontwikkeling en het maatschappelijk succes van de bewoners in de regio. Om dat te bereiken is het leerproces van Arcus aantrekkelijk, praktijk en toekomstgericht. Daarbij maakt Arcus gebruik van uitstekende en moderne faciliteiten. De begeleiding en benadering zijn persoonlijk, respectvol en resultaatgericht. Iedereen moet bij Arcus de kans krijgen om de benodigde competenties te ontwikkelen, toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, of om verder te kunnen groeien. Daarbij gaat Arcus uit van ieders eigen wensen en talenten. Onderwijs volgen bij Arcus is gebaseerd op een intensieve samenwerking tussen alle belanghebbenden en impliceert dus rechten en verplichtingen van studenten, ouders en uiteraard van Arcus zelf. 1.3 Strategische ontwikkelingen en herinrichting van de organisatie in 2014 In 2011 heeft Arcus in het strategisch beleid 2011-2015 volgende drie hoofdoelstellingen opgenomen: 1. De kwaliteit van ons onderwijs staat als een huis 2. De infrastructuur en de kwaliteit van het beroepsonderwijs zijn ontgroeningsbestendig 3. Arcus staat voor maatwerkopleidingen, leven lang leren, re-integratie en participatie. Als gevolg van economische ontwikkelingen en het huidige overheidsbeleid heeft Arcus in 2013 het strategisch beleid aangepast. In 2014 heeft deze aanpassing zijn beslag gekregen. • Re-integratie hoort niet meer tot het takenpakket. • I nburgering via aanbesteding is een aflopend product en ziet Arcus niet meer als een kerntaak; vanwege de toegenomen vraag naar taaltrajecten (taal als basisvoorwaarde om te kunnen functioneren in de samenleving en het werkveld) is dit aanbod wel overeind gebleven. • Arcus concentreert zich nu op haar kerntaak: scholing, mensen in een leersituatie ontwikkelen. • I n het kader van een Leven lang leren concentreert Arcus zich vooral op techniek en zorg en ook op educatie en adminstratie en handel. Deze aanpassing van de strategie heeft ook gevolgen gehad voor de Arcus BV’s. De Arcus BV Transfer Werkt is via een management buy-out vervreemd, de activiteiten van het Centrum voor Baan en Beroep (CBB) zijn afgebouwd en het is het voornemen om in 2015 tot liquidatie over te gaan. De werkzaamheden die binnen de Contracting BV werden uitgevoerd (sales en accountmanagement van opleidingen voor het bedrijfsleven), zijn afgeslankt en binnen de organisatie van de Stichting gebracht.
13
In 2014 heeft verdere centralisatie van onderwijsondersteuning zijn beslag gekregen door inrichting van het Studenten informatie punt STIP en het Facilitair Bedrijf (facilitaire zaken en ICT) en herinrichting van de onderwijsondersteunende processen. 1.4 Nieuwbouw en huisvesting In mei 2014 is de Arcus nieuwbouw aan de Valkenburgerweg in Heerlen opgeleverd en in de zomer van 2014 in gebruik genomen. De afdelingen Zorg en Assisterende beroepen van de unit GDW zijn en blijven gehuisvest in de in 2013 opgeleverde Zorgacademie Parkstad in Heerlen. De unit Techniek blijft vooralsnog de komende 5 jaar gehuisvest in het pand aan de Schandelermolenweg in Heerlen. Daarnaast worden de opleidingen schilderen, mediavormgeving en (een gedeelte van de opleidingen tot) kok, verzorgd in Sittard. 1.5 Positionering Techniekonderwijs De hieronder beschreven positionering van het techniekonderwijs is een uitvloeisel van de in het strategisch beleid opgenomen hoofddoelstelling: ‘de infrastructuur en de kwaliteit van het beroepsonderwijs zijn ontgroeningsbestendig’. Het (voorbereidend) technisch middelbaar beroepsonderwijs in Zuid-Limburg wordt ernstig bedreigd. Er is sprake van krimp in het aantal studenten. Dat merken vmbo en mbo op dit moment al heel concreet: de techniekopleidingen dreigen leeg te gaan lopen. Bovendien zijn techniekopleidingen kostbaar en is de overheidsbekostiging niet kostendekkend. Daarnaast heeft Zuid-Limburg te maken met een vergrijzing van de beroepsbevolking. Terwijl er sprake is van een groei van het aantal technische functies bij het bedrijfsleven. Er is kortom sprake van toekomstige personeelstekorten in de techniekbranche en van (een toenemende) mismatch op de Zuid-Limburgse arbeidsmarkt. Om dit tij te keren is door de onderwijsinstellingen Leeuwenborg, Arcus, Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO), Stichting Voorgezet Onderwijs Parkstad (SVOPL) en Dacapo College een besluit genomen over de gezamenlijke inrichting van het technisch beroepsonderwijs in Zuid-Limburg in twee doorlopende vmbo-mbo leerlijnen: een vakmanschapsroute en de technologieroute. Deze onderwijsroutes worden in geheel Zuid-Limburg op een gelijkvormige wijze opgezet en ingericht in de drie deelregio’s Sittard-Geleen, Parkstad en Maastricht. 1.6 De organisatiestructuur van Arcus De Raad van Toezicht College van Bestuur Studentenraad
Ondernemingsraad
Bestuursbureau
Ondersteunende diensten Expertisegroep Onderwijs Facilitair bedrijf Personeel & Organisatie Marketing & Communicatie Financiën
Studenten Informatie Punt
14
1.7 Het bestuur en de Raad van Toezicht Het College van Bestuur Arcus heeft een College van Bestuur, dat belast is met de dagelijkse leiding. • dhr. drs. Toon Theunissen, voorzitter • dhr. drs. Jos Jongen, lid • dhr. Hans Meijer RC, lid De portefeuilles zijn als volgt verdeeld: • dhr. Theunissen: strategie, omgeving, onderwijs en integriteit, de units GDW, H&T en Educatie plus de diensten Marketing & Communicatie en Facilitair Bedrijf; • dhr. Jongen: personeel, organisatie, onderwijs en kwaliteitszorg, de units Techniek, A&H en het Studenten Informatie Punt plus de diensten Personeel & Organisatie en de Expertisegroep Onderwijs; • dhr. Meijer: (dienst) financiën en inhuizing. Dhr. Theunissen en dhr. Jongen voeren gezamenlijk het overleg met de Ondernemingsraad. De Raad van Toezicht Arcus kent een Raad van Toezicht, die een toezichthoudende en adviserende functie heeft ten aanzien van onderwijskundige, strategische- en financiële zaken. Daarnaast vervult de Raad de werkgeversfunctie naar het College van Bestuur. Leidraad voor het handelen van de Raad van Toezicht is de Branchecode Goed bestuur in het MBO. De RvT was in 2014 als volgt samengesteld: • dhr. drs. J.B.V.N. Pleumeekers, voorzitter (herbenoemd per 1-1-2012) • mw. mr. C. Bode (herbenoemd per 1-1-2013). • dhr. J.F. van Engelen (benoemd per 18-10-2011) • dhr. T.A. Goedmakers, vicevoorzitter/secretaris (herbenoemd 1-4-2012) • dhr. M.J.A.L. van Haasteren (herbenoemd per 1-1-2013). • mw. drs. A.M.B. Janssen-Noordman (herbenoemd per 1-1-2014). • dhr. ir. J.L.J.M. Schneiders (herbenoemd per 1-1-2013). Maandelijks voerde de voorzitter van de RvT voortgangs- en agendaoverleg met het College van Bestuur. De Raad kende in 2014 vier commissies (tussen haakjes het aantal vergaderingen in het verslagjaar): • de Onderwijscommissie: adviseert over het verbeteren van de onderwijskwaliteit (4); • de Auditcommissie: adviseert over financiën en risicomanagement (2); • de Bouwcommissie (Building Committee): adviseerde over nieuwbouw Valkenburgerweg (2). • Selectie- en Benoemingscommissie: adviseert inzake selectie en benoeming van 2 nieuwe leden van de RvT in 2016 (1) De Onderwijscommissie heeft in het verslagjaar een tweetal werkbezoeken afgelegd bij de units Educatie en Techniek. De RvT vergaderde in het verslag jaar 5 keer en belegde één keer een themabijeenkomst. In de juni-vergadering werd het Geïntegreerd Jaardocument (inclusief de Jaarstukken) 2013 goedgekeurd. De begroting en het Jaarplan 2015 werden besproken en goedgekeurd in de decembervergadering. Speciale aandachtspunten in 2014 waren op het gebied van onderwijs het achterblijven van de rendementen ten opzichte van het landelijke gemiddelde en de (resultaten van de) externe audits; op het gebied van financiën de waardering en verkoop van de oude gebouwen, de bedrijfsvoering en de financiële personeelsplanning voor de komende jaren en op het gebied van nieuwbouw de realisatie van en de inhuizing in de nieuwbouw. Op het gebied van macrodoelmatigheid was de herinrichting van het Techniek Onderwijs Zuid-Limburg (TOZL) een belangrijk bespreekpunt. Een delegatie uit de Raad voerde in 2014 twee keer afstemmingsoverleg met een delegatie van de RvT van Leeuwenborgh inzake TOZL en Samenwerking Techniek. Daarnaast heeft de RvT zich nadrukkelijk beziggehouden met en goedkeuring verleend aan de afbouw van de activiteiten van het Centrum voor Baan en Beroep (CBB) en de overdracht van de contractactiviteiten van ROC-OZL Contracting naar Stichting Arcus College en de herpositionering van deze activiteiten. De Raad van Toezicht heeft in het verslagjaar met zowel de Ondernemingsraad als met de Centrale Studentenraad de algemene gang van zaken binnen Arcus besproken.
15
16
1.8 Medezeggenschap: de Ondernemingsraad (OR) en de Centrale Studentenraad (CSR) De Ondernemingsraad (OR) De Ondernemingsraad van Arcus is het orgaan waarin de medezeggenschap van het personeel formeel gestalte krijgt. De Ondernemeningsraad bestaat uit elf leden. Het personeel van de onderwijsunits en de ondersteunende diensten zijn erin vertegenwoordigd. De medezeggenschap is gebaseerd op de Wet op de Ondernemingsraden en geregeld in het reglement van de Ondernemingsraad. De leden hebben een zittingstermijn van vier jaar. Elke twee jaar treedt de helft van het aantal leden af. Het College van Bestuur is de gesprekspartner van de Ondernemingsraad. In 2014 waren de belangrijkse thema’s: • Kapstok 3 (onderwijsvisie en onderwijsmodel Arcus College); • gewijzigd (intern) allocatiemodel begroting; • inrichting Studenteninformatiepunt (STIP) en Facilitair bedrijf (FAB); • techniek Onderwijs Zuid-Limburg: samensmelting Techniek Arcus en Leeuwenborgh; • kwaliteitsbeleid; • nieuwe aanpak leermiddelen in het MBO (LIMBO); • nieuw roosterprogramma ‘Xedule’; • implementatietraject functie LB/LC; • invoering Passend onderwijs; • de vacaturecommissie in relatie tot het afstoten BV’s en beëindiging contracten via B.V. ‘Contracting’; • herziening gesprekscyclus; • inhuizing in de nieuwbouw op de Valkenburgerweg; • compensatie teams voor BAPO; • vertrouwenspersonen; • advies overname personeel Contracting BV door units in relatie tot opheffing Contacting BV. De Centrale Studentenraad (CSR) De studentenraad bestaat uit door studenten gekozen studenten die de verschillende units binnen Arcus vertegenwoordigen. Ze vormen dé stem van de student. De CSR houdt zich bezig met alles wat voor studenten bij Arcus van belang is. De CSR wordt begeleid door een Arcus medewerker, die tevens de rol van ambtelijk secretaris vervult. De gekozen studentenvertegenwoordiging heeft medezeggenschap in uiteenlopende zaken, die bij Arcus spelen. Het gaat vaak over onderwerpen die de opleiding en het verblijf bij Arcus beter en plezieriger kunnen maken. Uit de resultaten van de JOB monitor (2014) komen hiervoor de volgende aangrijpingspunten naar voren. Arcus studenten oordelen dat op het onderdeel ‘lessen’ verbetering nodig is. Hieronder vallen: afwisseling zelfstandig werken en in groepen werken, uitval onderwijsactiviteiten, roosterwijzigingen op tijd doorgegeven, tevredenheid over docenten, tevredenheid over lesmateriaal, gebruik gekocht lesmateriaal en goed contact met docenten. Daarnaast oordelen de studenten negatief over klachtenbehandeling. Dit is overigens in het hele land het geval. Wat verder opvalt is dat de studenten niet positief antwoordden op de vraag “Als je weer een school moet kiezen, zou je dan weer deze school kiezen?”. In 2014 heeft de CSR zich wederom gericht op het vergroten van betrokkenheid van de achterban, de Arcus-studenten. Dat is ook nodig want op de vraag uit de JOB monitor: “Zou je zelf actief willen meedenken over het beleid op school?” wordt zowel bij Arcus, als overigens in het hele land, zeer negatief geantwoord. De CSR zal zichzelf in 2015 profileren tijdens een College Tour om ook op die manier het belang van inspraak van studenten extra onder de aandacht te brengen. De CSR heeft in de regelmatige overleggen met het CvB over een aantal belangrijke thema’s gesproken. Hoog op de agenda stond in 2014 de nieuwbouw en de verhuizing naar de Valkenburgerweg. Daarbij was de problematiek van ruimtegebrek en mismatch tussen soorten ruimtes in combinatie met de invoering van een nieuw roostersysteem het belangrijkste bespreekpunt. Ook is gesproken over aanloopproblemen als pasjes, printers, en cateringprijzen. Verder was de invoering van de nieuwe aanpak voor bestellen van onderwijsmateriaal (LIMBO)/ nieuwe aanpak van leermiddelen een gespreksonderwerp en is gesproken over de inhoud van de OER’s. Het CvB heeft de Raad in 2013 gevraagd na te denken over de lengte van de zomervakantie en de wens om elk schooljaar 40 onderwijsweken te hebben. Dit vooral in relatie tot de invoering van 1000 uur onderwijs ten gevolge van Focus op Vakmanschap. De CSR heeft daarover positief geadviseerd en in 2014 is besloten tot fixatie van een zomervakantie van 7 weken.
17
Eind 2013 heeft de CSR positief geadviseerd over het techniekplan Zuid-Limburg. Dit thema en de gevolgen daarvan voor zittende en toekomstige studenten, was ook in 2014 onderwerp van gesprek tussen het CvB en de CSR. 1.9 Toezicht door de onderwijsinspectie Arcus heeft in 2014 geen bezoek gehad van de Onderwijsinspectie. In 2012 beoordeelde de inspectie bij haar bezoek de kwaliteitsborging van Arcus als ‘goed’. Alle opleidingen vallen onder het basistoezicht. Dat betekent dat de Onderwijsinspectie in de jaren daarna op afstand mogelijke risico’s op de indicatoren volgde. In januari 2015 heeft Arcus wederom bezoek gehad van de Onderwijsinspectie. De kwaliteitsborging op instellingsniveau werd nu als ‘voldoende’ beoordeeld, waarbij gesteld werd dat ‘aan alle aspecten voldaan was’. Naast het benoemen van enkele risico’s voor de onderwijskwaliteit en de melding dat geen tot geringe risico’s vastgesteld zijn voor de kwaliteit van het onderwijsproces en de financiële continuïteit gaf de Inspectie aan dat op basis van het onderzoek naar de Staat van de instelling in 2012, waarbij de kwaliteitsborging op instellingsniveau als goed werd beoordeeld, te verwachten zou zijn dat er nu duidelijke effecten zichtbaar zijn qua realisatie van doelstellingen en verbetering van de opbrengsten op instellingsniveau en de VSV-cijfers. Arcus onderschrijft de achterblijvende rendementen en het vsv-risico. Arcus heeft de inspectie gevraagd om aanknopingspunten om via verbetering van het onderwijs tot betere resultaten te komen. Door de inspectie genoemde aandachtspunten: • doelen specifiek en meetbaar formuleren; • meer diepgang en opbrengstgerichtheid bij analyseren van de oorzaken; • consequentere en preciezere vastlegging van afspraken en tussenresultaten; • verbetermaatregelen nauwkeuriger monitoren; • didactisch handelen en studieloopbaanbegeleiding kunnen nog winnen aan kwaliteit; • sterkere focus op resultaten in (dialoog met) de teams. Door de inspectie genoemde positieve punten: • op instellingsniveau zijn meerjarenplannen en jaarplannen beschikbaar; • op afdelingsniveau zijn zelfevaluaties, jaarplannen, verbeterplannen beschikbaar; • er is voldoende managementinformatie beschikbaar; •d e externe audits die sinds de vorige Staat van de instelling in 2012 aan het kwaliteitszorg-systeem zijn toegevoegd leveren relevante informatie op; • de onderwijsvisie is helder verwoord in het document ‘Kapstok 3’; •d e doelen die worden nagestreefd zijn bekend in de teams en deze zijn afgestemd op zowel de gekozen onderwijsvisie als op nieuwe ontwikkelingen zoals Focus op vakmanschap en passend onderwijs; • er is overwegend voldoende zorg voor borging van de examenkwaliteit. 1.10 De besturingsfilosofie en planning en control cyclus In 2013 is de besturingsfilosofie van Arcus vastgesteld. Belangrijke uitgangspunten daarin zijn: Wij zijn een professionele organisatie We passen het professioneel statuut toe, zoals overeengekomen tussen de werkgevers en de vakbonden. Het onderwijs en de onderwijskwaliteit worden vooral door onze onderwijsprofessionals individueel en in teams gerealiseerd. Onderwijsteams hebben binnen de wettelijke kaders en het vastgestelde instellingsbeleid de professionele ruimte om hun eigen keuzes te maken. Iedere medewerker dient verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen ontwikkeling, welzijn en loopbaan, is ervoor verantwoordelijk dat hij bijdraagt aan het realiseren van de doelen van onze organisatie en legt daarover verantwoording af.
18
Wij organiseren countervailing power in onze organisatie om ‘ons scherp te houden’ Recente gebeurtenissen bij ROC’s maar ook eigen ervaringen leren, dat het nodig is om voldoende tegenspraak in de organisatie te organiseren. Wij doen dat door: • open communicatie in de gehele organisatie bottom-up en top-down te stimuleren; •d e ontwikkeling van het Arcus-Managementteam tot het team dat zich gezamenlijk verantwoordelijk voelt voor het realiseren van onze Arcus-doelstellingen; •d e verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken van stafdiensten t.o.v. van onderwijsunits en CvB duidelijk te formuleren; • scheiding aan te brengen van verantwoordelijkheden bij aanbesteding, inkoop en in dienst nemen van personeel; • een krachtige positionering van medezeggenschap: ondernemingsraad en studentenraad; • signalen/oordelen van onze klanten intern en extern te vragen en serieus te nemen; • externe audits te laten uitvoeren en werk te maken van risicomanagement. Resultaatverantwoordelijk management Onze leidinggevenden (UD’s, Opleidingsmanagers en Diensthoofden) zijn binnen de vastgestelde budgetten, de beschikbaar gestelde menskracht en het vastgestelde beleid, verantwoordelijk en aanspreekbaar op het op een doelmatige wijze realiseren van de voor hen vastgestelde doelen en resultaten. Deze doelen en resultaten worden verankerd in de jaarlijkse managementcontracten en zijn onderwerp van gesprek in de gesprekscyclus. Leidinggevenden handelen vanuit de Arcusdoelstellingen en dragen dat uit in woord en daad. Ruimte bij onderwijs en strak in de bedrijfsvoering Integriteitseisen, eisen (en wensen) in het kader van transparante externe verantwoording en een efficiënte omgang met overheidsgeld, vragen om een strakke bedrijfsvoering, met standaardisatie van ondersteunende (onderwijs-) processen. Dit wordt gecombineerd met voldoende professionele ruimte voor de onderwijsteams. Dit vraagt bij de vormgeving van onze Arcus onderwijskaders een vorm van interactieve beleidsontwikkeling met onze docenten. De planning en controlcyclus Arcus kent een planning- en controlcyclus op Arcus-niveau die gerelateerd is aan het begrotingsjaar en bestaat uit: • een jaarlijkse beleids- en begrotingsplanning op basis van een strategisch plan en de financiële meerjarenraming; • een adequate verantwoording over realisatie van de jaarplannen en daarmee samenhangende begrotingsuitputting, uiteindelijk resulterend in een externe verantwoording d.m.v. het Geïntegreerd Jaardocument. Arcus kent een planning- en controlcyclus op afdelingsniveau, die gerelateerd is aan het schooljaar en die zorgdraagt voor jaarlijkse onderwijsevaluaties (zelfevaluaties en in- en externe audits) en verbeterplannen, met als doel de onderwijskwaliteit op het niveau van de in ons strategisch beleid geformuleerde doelstellingen te brengen. Risicomanagement Als onderdeel van de besturingsfilosofie is binnen Arcus ook risicomanagement op een meer gestructureerde wijze ingevoerd (zie ook 7.8 Risicomanagement). De uitvoering van de besturingsfilosofie en de planning en control cyclus De planning en control cyclus zoals opgenomen in het in december 2013 vastgestelde kwaliteitsbeleid Arcus wordt sinds dat moment dienovereenkomstig uitgevoerd. De jaarlijkse (verticale) cyclus van planning en verantwoording vormt de ‘basis’ PDCA cyclus van de organisatie. Deze borgt de samenhang in beleid en zorgt voor de verbinding van de niveaus in de organisatie.
19
Onderstaand is deze planning en control cyclus weergegeven.
Planning Verantwoording RvT: Afspraken met CvB Verantwoording over kalenderjaar in geïntegreerd jaarverslag Strategisch beleid (5 jaar) Jaarplan (kalenderjaar)
Periodieke verantwoording over voorgang strategisch beleidsplan en jaarplan
CvB: Managementcontracten met UD’s
Periodieke verantwoording doelen uit managementcontract (kwartaalgesprekken adhv rapportagae UD) Einde schooljaar verantwoording over voortgang unitjaarplan en zelfevaluaties van de unit
Unit jaaragenda UD: Managementafspraken met OM’s
Einde schooljaar (april) verantwoording adhv zelfevaluatie per afdeling
Afdelingsjaarplan Individuele afspraken met docenten (afspraken gesprek uit gesprekscyclus)
Periodieke verantwoording over doelen uit managementafspraken Verantwoording over individuele afspraken in jaarlijks functioneringsgesprek
Individueel niveau / docent
In het vervolg van dit jaarverslag wordt duidelijk dat er om de hierboven beschreven besturingsfilosofie ook daadwerkelijk in zijn totaliteit in de praktijk te brengen, er nog een weg te gaan is. Dat geldt evenzeer voor de uitvoering van de PDCA cyclus en met name als het gaat om het geheel doorlopen van deze cyclus tot en met de uitvoering van de verbeterplannen en de monitoring daarvan. Ook een goede werking van het instrument risicomanagement vraagt voortdurend aandacht, risicoalertheid en discipline om ermee aan de slag te blijven. 1.11 Klachtenafhandeling Arcus streeft naar een laagdrempelige Arcus-klachtenlijn: het ‘Meldpunt Arcus-klachten’. Daar kan op een eenvoudige wijze door middel van een digitale melding onvrede kenbaar gemaakt worden. In 2014 kwamen via deze weg 62 meldingen binnen. Dat is als totaal een aanzienlijke stijging ten opzichte van de 17 meldingen in 2013. Dit werd enerzijds veroorzaakt doordat ook klachten over nota’s en facturen sinds 2014 bij het ‘Meldpunt Arcus-klachten’ binnen komen, anderzijds vanwege meldingen over zaken die te maken hebben met de verhuizing naar de nieuwbouw: lesroosters, het gebruik van Arcus-pasjes, temperatuur in het gebouw, parkeergelegenheid, kosten in het restaurant, enz. In eerste instantie worden klachten in de lijn opgepakt en afgehandeld. Dat geldt ook voor klachten over studieadviezen, die door de Onderwijsmanager in behandeling worden genomen. Als de klacht daar niet naar bevrediging wordt afgehandeld, kan de klager zijn klacht indienen bij een externe klachtencommissie. Deze commissie staat onder voorzitterschap van mr. M. Goessen, vicepresident van de Rechtbank Limburg. De externe klachtencommissie is in 2014 in totaal 5 keer benaderd, drie keer over een cao-toepassing, een keer in een algemene kwestie en één keer in een dossier over ongewenst gedrag. Van de 62 meldingen zijn in 2014 5 klachten bij deze commissie terecht gekomen, waarvan 3 met betrekking tot CAO kwesties. De 3 cao-kwesties werden alle ingetrokken omdat voortijdig een oplossing gevonden werd tussen partijen. In de zaak rondom ongewenst gedrag werd tussen partijen ter zitting een schikking getroffen. De kwestie van algemene aard is aangehouden. Via de MBO-Ombudslijn kwamen in 2014 drie klachten binnen, waarvan twee uit dezelfde klas en over dezelfde (rooster) kwestie. De derde situatie betrof onvrede over het uitblijven van een handtekening op een Praktijkovereenkomst. Al deze klachten konden binnen drie dagen tot tevredenheid van de indieners worden opgelost.
20
Onderstaand overzicht geeft het aantal en het soort klachten weer dat in de afgelopen jaren bij de externe klachtencommissie is ingediend. 2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Algemene klachten
-
-
-
-
1
-
1
CAO-zaken
3
4
-
-
-
2
3
Examens
-
1
-
2
-
-
-
Ongewenst gedrag
1
-
2
-
1
-
1
Klokkenluiderregeling (meldpunt)
-
-
-
1
-
-
-
Totaal
4
5
2
3
2
2
5
In de JOB monitor 2014 blijken de studenten minder positief over de klachtenafhandeling bij Arcus. Dit heeft minder te maken met bovengenoemde ‘officiële’ klachten, maar met het gevoel niet voldoende ‘gehoor’ te vinden bij onvrede over de dagelijkse praktijk van het onderwijs. 1.12 Toekomstige ontwikkelingen: doorkijk naar 2015 en 2016 In 2015 definieert Arcus haar strategisch beleid voor de jaren 2016-2020. Belangrijke kaders hiervoor zijn natuurlijk het actieplan Focus op Vakmanschap en de kwaliteitsafspraken met het ministerie van OCW. Daarnaast is het de vraag welke rol en toegevoegde waarde de regio van Arcus vraagt en wat voor school Arcus in de komende jaren wil zijn. Die discussie voert Arcus in 2015 met de regionale overheden, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en natuurlijk met de studenten en medewerkers. Het jaar 2016 zal het eerste jaar van de uitvoering van het nieuw strategisch beleid zijn. Voor Arcus staan de jaren 2015 en 2016 in het teken van het verder verbeteren van het studiesucces en het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten, zodanig dat de resultaten van Arcus in lijn komen met het landelijke gemiddelde. Om de rendementen te verbeteren, zal de focus in de komende jaren moet liggen op de kwaliteit van het onderwijs ‘in de klas’ en het ‘in de lead’ zijn van de docententeams.
21
2. De regio en de Arcus populatie 2.1 De regio Parkstad getypeerd De regio Parkstad geldt momenteel als een van de meest vergrijzende gebieden van Nederland. In 2006 is ongeveer 1 op de 4 inwoners ouder dan 65 jaar (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op grond van een CBS-prognose (CBS 2006) zal in 2025 ongeveer 1 op de 3 inwoners ouder zijn dan 65 jaar. (zie de grafiek Ontwikkeling bevolkingssamenstelling Pl 2006 2025). Voor Nederland ligt het gemiddelde in 2025 op circa 1 op de 4 mensen als 65-plusser (de situatie die in Parkstad Limburg reeds in 2006 ingetreden is). Naast de ontgroening (minder jongeren) en de vergrijzing (meer ouderen) is ook de sterke daling van de groep in de arbeidsproductieve leeftijd 20 tot 60 jaar opmerkelijk. Ook wat betreft de daling van de bevolking loopt de regio voor op de rest van Nederland. De CBS-prognose (CBS 2006) gaat uit van een bevolkingsdaling van meer dan 30.000 inwoners in de periode 2006-2025. De daling van het inwonertal is in 1997 ingezet en heeft verstrekkende sociale en economische gevolgen voor de regio. Zie ook de grafiek ‘Bevolkingsontwikkeling 2006 - 2025 per grootstedelijke agglomeratie’. Deze grafiek geeft de verwachte ontwikkeling per grootstedelijke agglomeratie weer. Deze bestaat wat Heerlen betreft op grond van de CBS-definitie uit de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Brunssum en omvat niet de gemeenten Simpelveld, Voerendaal en Onderbanken.
Parkstad Limburg heeft het hoogste percentage lager opgeleiden van alle stadsgewest¬en in Nederland (meer dan 40% is lager opgeleid). Daarnaast heeft Parkstad Limburg van alle regio’s het grootste aandeel 55- tot 64-jarigen in de potentiële beroepsbevolk¬ing, en een hoog aandeel arbeidsongeschikten (CBS Statline). Daardoor is de gemid¬delde arbeidsparticipatie in Parkstad Limburg erg laag.
22
Uit de arbeidsmarktprognoses van het ROA (2013) voor periode 2013- 2018 blijkt dat de instroom van jongeren op de arbeidsmarkt in veel beroepen in Zuid-Limburg onvoldoende groot is om de vervangingsvraag aan ouderen die uittreden op te vangen. Dat betekent dat het arbeidspotentieel zo goed mogelijk gebruikt moeten worden en er zuinig omgegaan moet worden met het toekomstige arbeidspotentieel. In het rapport van de OECD (2013) worden in dat verband specifiek genoemd: • stimuleren van de arbeidsparticipatie onder vrouwen en ouderen van voor en na 65 jaar oud; • ontwikkelen van bedrijvigheid die aansluit bij de kwaliteiten van de beroepsbevolking; • a anpassen van het onderwijsaanbod aan de vraag van werkgevers op de arbeidsmarkt en aan het clusterbeleid van sectoren en bedrijven; • stimuleren van allianties tussen onderwijsinstellingen en werkgevers, vooral wat betreft het praktijkgericht onderwijs. De activering aan de onderkant van de arbeidsmarkt is met name in de regio Parkstad van groot belang omdat de (netto) arbeidsparticipatie daar onder lager opgeleiden het laagst is van alle regio’s (CBS, Statline), terwijl de lager opgeleiden hier oververtegenwoordigd zijn. Investering in menselijk kapitaal door opleiding en training tijdens de (veelal flexibele) contracten, is belangrijk om lager opgeleiden duurzaam aan het werk te houden. Lager opgeleiden die werk hebben, kunnen bovendien door informeel leren de noodzakelijke competenties voor een verdere loopbaan opdoen mits er voldoende aandacht is voor het creëren van ‘leerrijke werkplekken’. De geringe geografische mobiliteit van lager en middelbaar opgeleiden betekent dat met name zij in sterke mate regionaal gebonden zijn. Vooral op krimpende arbeidsmarkten als in de regio Parkstad, is het derhalve van groot belang dat jongeren een middelbare beroepsopleiding kiezen die aansluit bij de regionale arbeidsvraag, zodat zo weinig mogelijk menselijk kapitaal verspild wordt. (Frank Cörvers, ROA, oktober 2014; Krimpen zonder kramp) 2.2 De studentenpopulatie van Arcus College in beeld De studentenpopulatie van Arcus bevestigt het beeld dat uit de analyse van de regio naar voren komt. Onderstaand is de ontwikkeling in studentenaantallen (dt-)BOL/BBL van 2006 tot en met 2014 weergegeven. 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
(dt-)BOL
5425
5408
5279
5515
5711
5681
5574
5874
6058
BBL
2177
2547
3409
2854
2665
2665
2373
1739
1217
Totaal
7602
7955
8688
8369
8376
8337
7947
7613
7275
Ontwikkeling studentenaantallen 2006-2014 •H et aantal inschrijvingen is ten opzichte van 2011 met ongeveer 13 % teruggelopen van 8376 naar 7275 op 1 oktober 2014. Landelijk (MBO gemiddelde) is de terugloop in dezelfde periode ongeveer 5%. •H et aandeel BBL studenten is bij Arcus fors teruggelopen, van 32% in 2011 naar 16,7% op 1 oktober 2014 (46% terugloop). Landelijk is er ook sprake van een terugloop: van 29,6% naar 21,5%, maar deze is met 27% veel kleiner dan de BBL terugloop bij Arcus. Onderstaande tabel laat de ontwikkeling in studentenaantallen zien, op de verschillende niveaus, van 2006 tot en met 2014. 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Niveau 1
557
694
676
592
649
656
530
388
239
Niveau 2
2208
2278
2727
2566
2431
2370
2112
1880
1667
Niveau 3
1425
1521
1777
1708
1796
1780
1895
1870
1967
Niveau 4
3412
3462
3508
3503
3500
3531
3412
3475
3402
Ontwikkeling studentenaantallen naar niveau 2006-2014
23
Arcus heeft relatief veel niveau 1 en niveau 2 studenten en relatief weinig niveau 3 en 4 studenten. Hierin heeft de laatste jaren wel een verschuiving plaatsgevonden ten faveure van niveau 3 en 4, maar het percentage niveau 1 en 2 ligt nog steeds hoger dan gemiddeld in het MBO. Zowel het aandeel als het absolute aantal niveau 1 en 2 studenten is bij Arcus ook (veel) groter dan bij het andere ROC in de regio Zuid-Limburg: 26,3% aandeel niveau 1 en 2 versus 15,5% aandeel niveau 1 en 2. Onderstaande tabel laat dat zien.
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3, 4
2011/12
2012/13
2013/14
2014/15
Arcus
7,6%
6,6%
5,2%
3,3%
Gem. ROC’s
3,6%
3,5%
3,3%
2,6%
Andere ROC Z-L
3,0%
2,0%
1,9%
1,8%
Arcus
27,6%
26,3%
24,6%
23,0%
Gem. ROC’s
23,3%
22,6%
21,4%
20,3%
Andere ROC Z-L
14,3%
13,7%
14,9%
13,7%
Arcus
64,9%
67,1%
70,2%
73,7%
Gem. ROC’s
73,2%
73,9%
75,3%
77,1%
Andere ROC Z-L
82,7%
84,3%
83,3%
84,5%
Percentage studenten per niveau; MBO instellingsrapportage, 2015 •D e scores uit de ‘keuzegids VO’ van de scholen uit de regio Parkstad, die net als de Arcus scores in de keuzegids, eveneens fors lager liggen dan gemiddeld in Nederland, vormen een aanwijzing dat de populatie in de regio Parkstad daadwerkelijk verschilt van de gemiddelde populatie in Nederland. •H et aandeel studenten met een hogere vooropleiding (havo/vwo al dan niet met diploma; VMBO gl, tl en kader met diploma) is bij Arcus in de afgelopen jaren meer gestegen dan het landelijk gemiddelde, maar is nog steeds lager dan gemiddeld. Op dit moment bedraagt dit aandeel bij Arcus 60,1% tegen landelijk 64,2%. •H et aandeel doorstromers naar een hoger niveau (na behalen van diploma) is bij Arcus vooral het laatste jaar sterker toegenomen dan landelijk, maar is nog steeds lager dan gemiddeld. Bij Arcus bedraagt dit aandeel nu 37,5%, tegen landelijk 41,7%. Uit onderstaande ontwikkeling van studentenaantallen per unit (branche) blijkt dat van de beroepsunits de grootste teruggang in studentenaantallen vanaf 2011 bij techniek heeft plaatsgevonden. Hier is sprake van een afname van 24 %. De teruggang in studentenaantallen bij Transwork (vooral niveau 1), is met maar liefst 48% ten opzichte van 2011 gigantisch. Wel is hier van 2013 naar 2014 weer sprake van een toename. Deze toename wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat ongediplomeerden vanaf 2014 niet meer op niveau 2 en hoger mogen worden toegelaten. unit
BOL
BBL
dt.BOL
Totaal 2014
Totaal 2013
Totaal 2012
Totaal 2011
Totaal 2010
Totaal 2009
Totaal 2008
Totaal 2007
A&H
1348
130
87
1565
1576
1687
1739
1797
1658
1737
1851
GDW
1767
517
2284
2218
2255
2309
2323
2538
3452
2538
H&T
1286
137
1423
1396
1412
1530
1680
1790
1256
1314
Techniek
1155
424
3
1582
1813
1881
2076
1963
1916
1831
1834
Transwork
356
9
56
421
310
712
683
613
467
412
418
Totalen
5912
1217
146
7275
7613
7947
8337
8376
8369
8688
7955
Ontwikkeling studententaantallen per unit 2006-2014
24
3. Het onderwijs 3.1 Strategisch beleid onderwijs In het strategisch beleid (2011-2015) is aangegeven, dat de kwaliteit van het onderwijs bij Arcus moet staan als een huis. De bij het landelijk gemiddelde achterblijvende onderwijsresultaten (zie hieronder), impliceren echter dat deze doelstelling nog niet voldoende is gerealiseerd. Gegeven de regionale problematiek in combinatie met de maatschappelijke functie die Arcus voor zichzelf ziet, betekent dit dat er hoge eisen worden gesteld aan de deskundigheid van de onderwijsteams. De specifieke deskundigheden van de docenten zullen toereikend moeten zijn om studenten op alle niveaus zo efficiënt mogelijk aan een diploma te helpen. Om de rendementen verder te verbeteren, zal de focus in de komende jaren moet liggen op de kwaliteit van het onderwijs. Dus moeten wij echt werk maken van het ‘in the lead’ zetten van de docententeams en een verdere verbetering van het onderwijs ‘in de klas’. 3.2 Visie op onderwijs en onderwijsmodel: BGO Kapstok 3 Al sinds 2010 verwoordt Arcus haar onderwijsvisie, het onderwijsmodel en de manier waarop deze vertaald wordt in effectief onderwijs, in de zogenaamde ‘kapstokken’. Deze zijn steeds conform het professioneel statuut met betrokkenheid van de onderwijsgevenden tot stand gekomen. In 2014 is de ‘BGO Kapstok 3’ verschenen, waarin de onderwijsontwikkelingen van de afgelopen jaren (consequenties Focus op Vakmanschap, Bestuursakkoord ‘Professionalisering’) zijn geïntegreerd. Geconstateerd is dat, hoewel er draagvlak is voor de Kapstok, in de organisatie de kaders zoals gesteld in de Kapstok 3, nog niet overal (volledig) worden toegepast, terwijl deze kapstok wel het kader is voor de gewenste verbeteringen. In 2015 zal derhalve hernieuwde aandacht gegeven worden aan het realiseren van de kaders, zoals gesteld in Kapstok 3. Met de uitvoering van de Kapstok 3 wordt, is onze stellige overtuiging, een belangrijke bijdrage geleverd aan het realiseren van ons doel: “de kwaliteit van ons onderwijs staat als een huis”. 3.3 Internationalisering Arcus is bestuurlijk vertegenwoordigd in de kerngroep internationalisering van de mbo-raad. Deze kerngroep heeft onder meer als doel stages van nederlandse studenten in het buitenland te bevorderen en eventuele belemmeringen voor studenten op te heffen. Ook de erkenning van leer-werkbedrijven in het buitenland en de onderlinge vergelijkbaarheid van diploma’s zijn belangrijke thema’s in de kerngroep. De kerngroep coördineert ook het netwerk van organisaties waar mbo- scholen uit meerdere landen van de EU bij zijn aangesloten. Eén zo’n organisatie is Efvet( European forum for vocational and educational training). Arcus is de Nederlandse vertegenwoordiger in de zogeheten Steering group van Efvet. Efvet is sterk gericht op het bevorderen van contacten tussen scholen en studenten over de grenzen. Arcus neemt deel aan het landelijke ‘Skills Heroes’ programma. In dat verband is één van de Arcus studenten in 2014 doorgedrongen tot de Europese kampioenschappen voor vakmanschap Euroskills 2014 in Lille. De kampioenschappen vonden plaats van 2 tot en met 5 oktober 2014. Jonge vakmensen uit heel Europa streden in Lille, in hun categorie, tegen elkaar. 3.4 Focus op vakmanschap De minister van Onderwijs heeft in 2011 voor het MBO het actieplan ‘Focus op vakmanschap 2011-2015’ opgesteld. Het actieplan omvat de onderstaande maatregelen: • intensivering van het onderwijs en waar mogelijk verkorte opleidingen; • invoering Entree opleidingen en veranderde toelatingseisen op niveau 1 en 2; • meer aandacht geven aan loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB); • invoering van ‘passend onderwijs’;
25
26
• reductie van het aantal voortijdig schoolverlaters; • verhoging van de kwaliteit van het onderwijs en de docenten; • een goede en adequate besturing en bedrijfsvoering; • landelijke examens voor Nederlands,Engels en rekenen; • het afnemen van tevredenheidsonderzoeken onder studenten, medewerkers en leerbedrijven wordt verplicht; • een nieuw toezichtkader waarbij scholen die goed presteren minder controle krijgen; • een vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur en verminderen van het aantal kwalificaties en opleidingen; • aandacht voor macrodoelmatigheid (een doelmatig, arbeidsmarktrelevant en toegankelijk opleidingsaanbod). Vanaf 2012 is hieraan door Arcus hard gewerkt. Ook in 2014 heeft de uitvoering van het actieplan veel van de organisatie gevergd. In het vervolg van dit jaarverslag komen de afzonderlijke thema’s waaraan in 2014 is gewerkt, aan de orde. Aanpassing bekostiging Met ingang van 1 januari 2015 is er een nieuwe bekostigingssystematiek voor het mbo ingevoerd. Hiervoor is de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) aangepast. De wetsvoorstellen beogen een modernisering van de bekostiging van het mbo en VAVO/educatie en zijn het resultaat van de uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord en het Actieplan mbo ‘Focus op Vakmanschap 2011-2015’. Door de wetgever wordt hiermee beoogd de allocatie van de rijksmiddelen voor het mbo over de betrokken instellingen te verbeteren. Met het verkorten van mbo-leerroutes wordt tevens bevorderd dat studenten zoveel mogelijk aan het begin direct op het juiste niveau en in de juiste leerweg worden ingeschreven. Het doel is de studenten een zo efficiënt mogelijke leerroute (ook richting het hbo) te bieden. Beoogd wordt verder dat studenten op het hoogst haalbare niveau uitstromen. Arcus heeft naar aanleiding van de modernisering van de bekostiging en naar aanleiding van andere maatregelen in het kader van Focus op Vakmanschap, de interne allocatie en de bedrijfsvoering in 2014 aangepast aan de nieuwe bekostigingsvoorwaarden en verdeelmaatstaven. Arcus hanteert allocatieregels waarbij (op basis van het aantal bekostigbare studenten) de teams naar de aard van hun studentenpopulatie en problematiek, gefaciliteerd worden via de (interne) allocatie van middelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar niveau van de opleiding, eerste leerjaar versus volgende leerjaren, benodigde inzet voor onderwijstijd, voor BPV-begeleiding en mentoraat. Sommige opleidingen krijgen intern een hogere factor omdat er een grote praktijkcomponent is, dan wel sprake is van extra begeleiding. Zo wordt bijvoorbeeld In de (interne) bekostigingsfactor voor teams (afdelingen) uitgegaan van een gemiddelde groepsgrootte van 15 studenten op niveau 1, 18 studenten op niveau 2 en 24 studenten op niveau 3 en 4. Voor taken als Taal & Rekenen, Passend Onderwijs en Professionalisering, worden daarnaast in de lopende begroting extra gelden ingezet. 3.5 Studiesucces: jaarresultaat, voortijdig schoolverlaten en studenttevredenheid Rendementen worden gemeten door middel van het zogenaamde jaarresultaat. De definitie van het jaarresultaat is: het aantal gediplomeerden in het jaar als percentage van hetzelfde aantal gediplomeerden plus studenten die de onderwijsinstelling zonder diploma in hetzelfde jaar verlaten. Onderstaand zijn de de jaarresultaten van Arcus weergegeven ten opzichte van de (inspectie)norm en ten opzichte van het landelijk ROC gemiddelde.
27
Norm Inspectie
Arcus Gem. 2012 ROC score 2012
Arcus Gem. 2013 ROC score 2013
Arcus 2014
Arcus Arcus Arcus 2014 t.o.v. 2014 t.o.v. 2013 t.o.v. gem. ROC 2013 norm
niv 1
60,7%
72,7%
57,9%
75,5%
59,7%
60,7%
+
+
-
niv 2
56,5%
70,8%
60,5%
72,2%
67,5%
67,5%
+
0
-
niv 3
65,3%
66,4%
66,0%
70,0%
68,5%
66,0%
+
-
-
niv 4
64,2%
69,7%
58,3%
72,6%
64,4%
65,7%
+
+
-
Totaal
69,4%
60,7%
72,0%
65,8%
65,8%
0
-
BBL
67,5%
55,0%
70,4%
65,3%
-
BOL
66,1%
64,3%
69,2%
65,7%
-
Jaarresultaat per leerweg en per niveau (meetperiode 1-10 tot 1-10) Voortijdig schoolverlaters zijn jongeren tot 23 jaar die het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie (een diploma op havo, vwo of mbo niveau 2). Onderstaand zijn percentages voortijdig schoolverlaten weergegeven ten opzichte van de norm en ten opzichte van het landelijk MBO gemiddelde. 2005-2006
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2013-2014 t.o.v. 2005-2006
% vsv
% vsv
% vsv
% vsv
% vsv
% vermindering
9,3 %
7,4 %
6,9 %
5,7 %
5,25 %
-43,55 %
Arcus 11,8 % 9,5 % 9,4 % Voortijdig schoolverlaten Arcus versus landelijk MBO
7,2 %
6,08 %
-48,48 %
Landelijk MBO
Arcus 2013-2014 voorlopige cijfers
Arcus 2012-2013 definitieve cijfers
landelijk gem
vsv norm Arcus Arcus tov 2013-2014 tov norm MBO
studenten
aantal vsv
% vsv
studenten
aantal vsv
% vsv
% vsv
% vsv
BBL niv 1
9
7
77,80%
3
1
33,33%
36,62%
27,50%
-
+
BBL niv 2
201
24
11,90%
150
21
14,00%
9,47%
11,50%
-
-
BBL niv 3
252
11
4,40%
186
12
6,45%
2,92%
3,50%
-
-
BBL niv 4
93
0
0,00%
82
2
2,44%
2,76%
3,50%
+
+
BOL niv 1
236
66
28,00%
212
71
33,49%
31,29%
27,50%
-
-
BOL niv 2
1120
119
10,60%
1107
106
9,58%
9,28%
11,50%
+
-
BOL niv 3
894
46
5,10%
1021
32
3,13%
3,48%
3,50%
+
+
BOL niv 4
2412
105
4,40%
2453
72
2,94%
2,79%
3,50%
+
-
Totaal
5217
378
7,2 %
5214
317
6,08%
5,25%
-
Voortijdig schoolverlaten per leerweg en per niveau
Hoewel de jaarresultaten in de afgelopen jaren zijn gestegen en het percentage vsv-ers ten opzichte van 2005-2006 bij Arcus sterk is gedaald, blijven de jaarresultaten (10%) en percentages voortijdig schoolverlaten (15%) achter bij het landelijk gemiddelde. Vooral de resultaten op niveau 1 zijn zorgelijk. Bij Arcus is sprake van een terugloop in jaarresultaat niveau 1 ten opzichte van 2010, terwijl landelijk een stijging op nvieau 1 zichtbaar is ten opzichte van 2010. Verder blijkt uit de cijfers dat langer dan 1 jaar doen over de niveau 1 opleiding, in veel gevallen toch niet leidt tot een succesvolle afsluiting van de opleiding. De BBL resultaten fluctueren over de jaren heen sterk en beïnvloeden de totaalresultaten in die zin behoorlijk. De BOL resultaten zijn door de jaren heen over het algemeen meer stabiel en licht stijgend. Verder behaalt Arcus minder goede resultaten bij hoger opgeleiden (havo, vwo) dan gemiddeld landelijk, heeft minder doorstroom van niveau 4 naar HBO en realiseert minder kwalificatiewinst dan het MBO gemiddelde.
28
Het ten opzichte van het MBO gemiddelde achterblijvende rendement is in 2014 expliciet geagendeerd binnen Arcus: bij het management, de onderwijsteams, de ondersteunende diensten en de ondernemingsraad. De sense of urgency is er inmiddels, de wil om het probleem op te pakken is er ook. Geconstateerd is dat de analyse van de resultaten nog niet scherp genoeg was en dat scherpere analyses op teamniveau nodig zijn om de oorzaken van de achterblijvende rendementen te achterhalen. De doelstelling voor de komende jaren is dan ook het realiseren van een verbetering van het studiesucces en het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten, zodanig dat de resultaten van Arcus in lijn komen met het landelijke gemiddelde. Dat betekent een verhoging van het jaarresultaat van 65,8% naar 72% en een verlaging van het VSV-cijfer van 6,08% naar 5,2%. De doelstelling voor 2015 is dat alle opleidingen voldoen aan de normen mbt jaarresultaten en vsv. Dat betekent dat de vsv cijfers op niveau 1 lager zijn dan 22,5%, op niveau 2 lager dan 10% en op niveau 3 en 4 lager dan 2,75%. Met betrekking tot het rendement betekent dat op niveau 1 een jaarresultaat van tenminste 60,7%, op niveau 2 56,5%, op niveau 3 65,3% en op niveau 4 64,2%. De analyse van Arcus is dat voldoende onderwijskwaliteit, zoals de inspectie die bij Arcus constateert, niet vanzelf leidt tot voldoende rendement. Er is nadere analyse nodig om de oorzaken daarvan te achterhalen. Gegeven de regionale problematiek in combinatie met de maatschappelijke functie die Arcus voor zichzelf ziet, betekent dit in ieder geval dat er hoge eisen worden gesteld aan de kwaliteit van het onderwijs en in het verlengde daarvan aan de deskundigheid van de onderwijsteams en de ondersteuning. De specifieke deskundigheden van de docenten zullen toereikend moeten zijn om studenten op alle niveaus zo efficiënt mogelijk aan een diploma te helpen. Naar onze mening is het nodig om de door ons geformuleerde doelstellingen m.b.t. rendement en VSV te realiseren, dat de gehele organisatie meer in stelling wordt gebracht om de kwaliteit van ons onderwijs te verbeteren. De sleutel daartoe ligt bij de onderwijsteams en de kwaliteit van de Arcusmedewerkers. Om de rendementen te verbeteren, zal de focus in de komende jaren moet liggen op de kwaliteit van het onderwijs. Dus moeten wij echt werk maken van het “in the lead” brengen van de docententeams. Studenttevredenheid: jobmonitor 2014 De uitslagen van de JOB monitor 2014 laten ten opzichte van de JOB monitor 2012, een iets stijgende student-tevredenheid zien. • Rapportcijfer opleidingen: 6,8 → 6,9 (landelijk 7,0) • Rapportcijfer Arcus: 5,7 → 5,9 Aandachtspunten voor Arcus op basis van de job monitor 2014 zijn: •O ntevredenheid van studenten (26 %) over het onderdeel ‘lessen’. Hieronder vallen: afwisseling zelfstandig werken en in groepen werken, uitval onderwijsactiviteiten, roosterwijzigingen op tijd doorgegeven, tevredenheid over docenten, tevredenheid over lesmateriaal, gebruik gekocht lesmateriaal en goed contact met docenten. En daar waar op de meeste andere onderdelen verbetering te zien is ten opzichte van de resultaten van de job monitor 2012, is dat op dit item niet het geval. •G een positieve beoordeling van het onderdeel ‘studieloopbaanbegeleiding’(18 %), hoewel hier van enige verbetering sprake is ten opzichte van 2012. • Negatief oordeel (35 %) over klachtenbehandeling. • Minder positief antwoord (34 %) op de vraag: “Als je weer een school moet kiezen, zou je dan weer deze school kiezen?” • BPV: verbetering nodig; vooral negatief oordeel (27 %) over contact school met BPV. • Info over opleiding (OER): verbetering nodig (vindt 28 %). De studenten zijn over het algemeen tevreden over de toetsing bij Arcus. Combinatie jaarresultaat, voortijdig schoolverlaten en studenttevredenheid In de volgende tabel zijn de jaarresultaten per afdeling en per niveau aangegeven ten opzichte van de (landelijke) inspectienorm; de vsv resultaten ten opzichte van de (landelijke) vsv norm en het rapportcijfer uit de JOB-monitor. Het doel van deze analyse is om door de combinatie van verschillende invalshoeken, een beter en scherper zicht te krijgen op de risicosectoren en –factoren, om vervolgens door middel van gerichte actie verbetering te kunnen realiseren.
29
Naast een (totaal)score onder de norm (de rood gemarkeerde velden) vindt Arcus het hierbij met name zorgwekkend als er door de populatie onder de 23 jaar beneden de norm gescoord wordt. Dit is namelijk de categorie die behoort tot de voortijdig schoolverlaters. De resultaten in deze tabel zijn gerelateerd aan de (inspectie)normen. Met ingang van 2015 zullen de resultaten worden gerelateerd aan de ROC gemiddelden, omdat geconstateerd is dat Arcus ten opzichte van die cijfers achterblijft.
Cijfer JOB 2010
Cijfer JOB 2012
Cijfer JOB 2014
6,8
6,9
6,9
6,2
6,2
6,6
6,7
6,0
6,6
+
7,5
7,1
7,5
+
+
6,8
6,3
6,7
+
+ 6,8
6,8
6,8
7,2
7,1
7,0
7,2
6,6
7,1
7,0
6,9
6,2
6,2
6,8
6,9
7,2
7,3
7,5
7,5
8,0
7,9
Afdeling
Niveau
JR 2014 > 23 jr tov JR norm
JR 2014 < 23 jr tov JR norm
VSV 2014 tov vsv norm
A&H
2
--
+
+
Economie
3
--
+
--
Administratie
4
--
+
--
A&H
2
+
+
+
Handel
3
--
--
--
4
--
A&H
2
+
+
+
ICT
3
+
+
+
4
--
--
+
4
+
+
GDW
2
+
Welzijn 1
3
+
GDW
JR 2012 tov norm
JR 2013 tov norm
JR 2014 tov norm
--
Assisterende ber.
4
+
GDW
3
+
+
+
Welzijn 2
4
+
+
+
GDW
3
+
--
+
Zorg
4
+
--
+
H&T
1
+
--
Brood & Banket
2
+
+
3
+
H&T
2
+
+
Facilitaire
3
--
+
dienstverlening
4
+
+
H&T
2
--
+
--
Horeca
3
--
--
--
4
--
--
--
2
+
+
Leisure & Toerisme 3
+
--
4
+
--
H&T
H&T Kunst
3
Theater Media
4
+
--
--
30
Techniek
2
+
+
--
Werktuigbouw
3
--
--
--
Elektro,Installatie
4
--
+
--
Techniek
2
--
+
+
Bouw
3
+
+
6,6
6,1
6,4
6,9
5,8
7,3
6,6
6,8
6,9
6,6
6,9
6,7
4
--
--
--
Techniek
2
--
--
--
Motorvoertuigen
3
--
+
+
4
--
--
+
Techniek
2
--
--
--
Procestechniek
3
--
+
+
4
+
--
+
1
--
+
--
7,2
6,3
6,9
+
+
--
7,2
7,4
6,9
Transwork 1 Entree Transwork 2
1
Niveau 2 extra
2
onder de norm onder de norm, maar verbeterd tov vorige jaar 23- boven de norm; 23+ onder de norm boven de norm
De bovenstaande tabel heeft een signaalfunctie voor een verdergaande analyse op opleidingsniveau. 3.6 Kwaliteitszorg In het eind 2013 verschenen document ‘Kwaliteitsbeleid Arcus’ zijn met betrekking tot kwaliteitsorg de volgende doelen gesteld: • kwaliteitszorg van ‘staf naar lijn’ • kwaliteitszorg van ‘incrementele benadering naar systematische aanpak’ • kwaliteitszorg: verankering van en ‘het afmaken’ van de PDCA cyclus • kwaliteitszorg: verbetering van processturing • professionalisering in het kader van kwaliteitszorg In 2014 is in dat kader een vernieuwd (uniform) format voor de zelfevaluatie tot stand gekomen. Er is uitvoering gegeven aan het in het kwaliteitsbeleid beschreven systematische programma van externe audits en de rol van de kwaliteitszorgmedewerkers bij de units is verschoven van een kwaliteitszorg ‘uitvoerende rol’ naar een meer ‘begeleidende rol’. Verder is de verbetering van processturing opgepakt bij de herinrichting van de onderwijs ondersteunende processen. In 2013 en 2014 zijn externe audits uitgevoerd bij de afdelingen Assisterende beroepen, Zorg, Kappen, Welzijn, Procestechniek, WEI/Installatietechniek, Kunst, Theater en Media, Toerisme en Recreatie, EAO, ICT, Handel en Transwork 2. Een belangrijk aandachtspunt is en blijft het brengen van kwaliteitszorg van ‘staf naar lijn’: hoe worden de onderwijsteams ‘eigenaar’ van de kwaliteitszorg van het door hen verzorgde onderwijs. Met betrekking tot de PDCA cyclus zijn er voor 2015 in dat verband de volgende aandachtspunten: • doelen specifiek en meetbaar formuleren; • meer diepgang en opbrengstgerichtheid bij analyseren van de oorzaken; • consequentere en preciezere vastlegging van afspraken en tussenresultaten; • verbetermaatregelen nauwkeuriger monitoren.
31
3.7 Onderwijsontwikkeling: intensivering, verkorting, invoering nieuwe kwalificatiedossiers In 2013 is het actieplan mbo Focus op Vakmanschap vertaald in de Wet Doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging. Dit betekent concreet dat vanaf augustus 2014 de intensivering en verkorting van de mbo-opleidingen zijn beslag moest krijgen, de niveau 1-opleidingen vervangen dienden te worden door Entree-opleidingen en dat met ingang van 1 januari 2015 de bekostiging voor het mbo is aangepast. De invoering van de herziene kwalificatiedossiers vindt definitief plaats op 1 augustus 2016. In 2014 is voor de start van het nieuwe schooljaar (augustus 2014) conform de eisen uit Focus op Vakmanschap, de onderwijstijd voor alle 1e leerjaren van de niveau 1 t/m 4 opleidingen verhoogd van 850 tot minimaal 1000 uur in het BOL onderwijs, waarbij het aandeel BPV verminderd is ten gunste van het ‘in school’ te verzorgen onderwijs (de zogenaamde ‘begeleide onderwijstijd’). Voor de Entree opleidingen zijn de nieuwe kwalificatiedossiers, die net vóór de start van het schooljaar waren vastgesteld door de minister, hierbij al gebruikt om inhoud te geven aan de opleiding. Voor de Entree opleidingen gold verder dat ook het bindend studieadvies binnen 4 maanden, in 2014 is ingevoerd. Er heeft afstemming met de gemeente(s) en de toeleverende scholen plaatsgevonden over ongediplomeerde instroom in het mbo (deze komt nl met ingang van 2014-2015 in de entree opleiding terecht). Verdere afstemming en inrichting van een z.g. VOORdeel-traject, dat gaat over een gezamenlijke invulling van de Entree opleiding en gezamenlijke toeleiding naar werk, zal in 2015 verder invulling krijgen. De meeste niveau 4 opleidingen die met ingang van augustus 2014 zijn gestart, zijn teruggebracht tot een opleidingsduur van drie jaar. Dat betekende dat elk curriculum op dit punt soms minder en soms meer ingrijpend is aangepast. De intensivering van het onderwijs had gevolgen voor de inzet van docenten, omdat de extra voor Focus op Vakmanschap ter beschikking gestelde gelden bij lange na niet toereikend waren voor de bekostiging van de extra te verzorgen onderwijstijd. In de tweede helft van 2014 is gewerkt aan de invoering van de 1000 uur norm in het 2e leerjaar van alle opleidingen, die met ingang van augustus 2015 zijn beslag krijgt. In de tweede helft van 2014 is verder een start gemaakt met de voorbereiding van de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers per 1 augustus 2016. Hieraan zal in 2015 verder worden gewerkt. Uitgangspunt bij de voorbereiding is, dat zoveel mogelijk ontwikkeld materiaal hergebruikt wordt.
32
3.8 Overstap VO – MBO, inschrijven en toelaten Arcus hanteert als uitgangspunt voor toelating dat iedereen als student welkom is bij Arcus. Onderstaand zijn de doelen die Arcus zich (mede in het kader van het Regionale Programma Voortijdig Schoolverlaten) voor 2014 had gesteld met betrekking tot de overstap van VO naar MBO en het intakeproces, weergegeven. Bij elke doelstelling is aangegeven in hoeverre dat doel in 2014 is gerealiseerd. Onder de tabel wordt een nadere toelichting gegeven op de realisatie van de doelen. Doelstelling 2014
Nog niet gerealiseerd
Deels gerealiseerd
Verbeteren van de samenwerking in de regio
Gerealiseerd x
Naar een samenhangend LOB traject VMBO-MBO (doorlopende LOB lijn rond de 5 loopbaancompetenties)
x
Aanschaf en opstart van Intergrip (een systeem dat ondersteunt bij het in beeld hebben en houden van alle studenten in de overgang van VO naar MBO)
x
Veranderingen in toelating(straject) in relatie tot passend onderwijs en Focus op vakmanschap
x
Onderzoek naar inschrijving op MBO opleiding gerelateerd aan VMBO profiel
x
Centraliseren en verbeteren intakeproces
x
Terugdringen van en verbeteren van opvang bij late aanmeldingen (BOL)
x
Dekkende informatievoorziening door VO over studenten en adequaat gebruik van die informatie door MBO in het onderwijsproces
x
Stand van zaken overstap VO-MBO en intake op basis van evaluatie en diverse bronnen De realisatie van een dekkende informatievoorziening door VO over leerlingen en een adequaat gebruik van die informatie door mentoren en docenten in het MBO onderwijsproces behoeft nog aandacht. De beoogde implementatie van een Digitaal Doorstroom Dossier (Intergrip) kan hierbij proces-ondersteunend werken. Wel is in het kader van de verbetering van het intakeproces in 2014 het formuleren en op uniforme wijze digitaal vastleggen van de plaatsingsadviezen als startinformatie voor de toekomstige mentor, door ‘Arcus intakers’ ter hand genomen. In ongeveer 80% van de gevallen blijkt dit op een adequate wijze gerealiseerd. In het samenhangend loopbaanoriëntatie en -begeleidings (LOB) traject van VMBO naar MBO zijn in samenwerking met alle vmbo scholen in de regio, belangrijke stappen gezet. Het gegeven dat in de per augustus 2016 in te voeren nieuwe examenprogramma’s voor het VMBO evenals in de kwalificatiedossiers van het MBO dezelfde vijf loopbaancompetenties (‘capaciteitenreflectie’, ‘motivenreflectie’, ‘werkexploratie’, ‘loopbaansturing’ en ‘netwerken’) als uitgangspunt dienen, zal in het komende jaar helpen bij de verdere realisatie van deze doelstelling. Instroom na de start van het schooljaar blijkt problematisch, zowel voor de studenten zelf als voor de continuïteit en de rust van de onderwijsprocessen. Met betrekking tot deze ‘late aanmelders’ is in 2014 besloten hiervoor geen aparte groepen te vormen, omdat het een zeer heterogene groep blijkt te zijn. Er wordt zoveel mogelijk flexibele instroom gerealiseerd gedurende het schooljaar, waarbij studenten in door Arcus aangegeven groepen geplaatst worden. De units zijn verantwoordelijk om aan te geven, waar de groepen echt vol zijn, voor welke opleidingen we geen stages meer kunnen aanbieden en voor welke opleidingen kans op studiesucces bij voorbaat uitgesloten lijkt bij late instroom. Plaatsing in die opleidingen is na de start van het schooljaar niet meer mogelijk. Tegelijktijd zal in 2015 in samenwerking met de toeleverende scholen, worden ingezet op het verder terugdringen van het aantal late (BOL) aanmeldingen. Elders in het land zijn op dit punt met behulp van het nu ook Zuid-Limburg ingevoerde systeem Intergrip zeer goede resultaten bereikt. In 2014 is beleid gemaakt en uitgevoerd met betrekking tot de toelating van ongediplomeerde jongeren. Deze waren in principe niet meer toelaatbaar op de niveau 2 opleidingen, tenzij er een toelatingstraject werd doorlopen. In 2014 is er door Arcus verder bij de instroom van studenten op gelet dat toelating tot een niveau 2,3,4 opleiding in principe past in de lijn van het gekozen VMBO opleidingsprofiel.
33
34
Op basis van de ervaringen bij de inschrijvingen (AMN test, intakegesprekken) is de conclusie getrokken dat het in de meeste gevallen niet noodzakelijk is aan deze ‘match’ vast te houden. In het kader van de herinrichting van de onderwijsondersteunende processen bij de inrichting van STIP, was het doel om ook het intakeproces verder te centraliseren en te verbeteren. In 2014 is iets meer dan de helft van de intaketrajecten centraal georgaiseerd uitgevoerd in samenwerking met de onderwijsunits. Het is de bedoeling dat in 2015 alle intaketrajecten op deze wijze uitgevoerd worden. Een aandachtspunt hierbij is dat er op wordt toegezien dat ook de intake van BBL contracting studenten aan de wettelijke eisen voldoet. 3.9 Het onderwijsproces: didactiek en begeleiding In het afgelopen jaar heeft Arcus vooral gefocust op onderwijsbedrijfsvoering en inhuizing/verhuizing. Ofschoon deze processen nog niet zijn afgerond, zal vanaf 2015 vol ingezet moeten worden op de kwaliteit van onderwijs (‘in de klas’). Daar is, zoals uit onderstaande analyse blijkt, voor Arcus nog veel ruimte voor verbetering. Doelstelling 2014
Nog niet gerealiseerd
Deels gerealiseerd
Nieuw verzuimbeleid en verzuimprotocol
Gerealiseerd x
Implementatie verzuimbeleid, presentie-absentie, duo meldingen
x
Implementatie passend onderwijs in het onderwijsproces
x
Verbeteren voorzieningen voor switchers
x
Didactisch concept en begeleidingsconcept
x
Heringerichte 2e lijns ondersteuning
x
Implementatie roostercriteria Stand van zaken ‘onderwijsproces’ op basis van evaluatie en diverse bronnen
x
Met betrekking tot de verbetering van voorzieningen voor switchers is geconstateerd dat de vigerende ‘switchersvoorziening’ niet goed werkte en zijn in 2014 voorstellen gedaan voor de omgang met ‘swichters’. Deze aanpak is ingevoerd, maar het is zeer de vraag of deze aanpak wel succesvol is. Dit zal in 2015 verder worden geëvalueerd. In 2014 is de ‘eerste fase’ van de invoering passend onderwijs gerealiseerd. In het kader van de toekenning van de ondersteuning zijn flinke stappen gezet. Er is bij STIP een ‘Steunpunt Passend Onderwijs’ ingericht. Er is maatwerkinschrijving voor studenten voor wie passend onderwijs aan de orde is. Er zijn een vijftal arrangementen in het kader van passend onderwijs binnen het huidig budget ontwikkeld en aangeboden aan studenten, die hiervoor in aanmerking komen. Het gaat training faalangst, studievaardigheden, sociale vaardigheden / assertiviteit, agressieregulatie; om deelname aan een extra taal en/of rekenenles (voor studenten <1F); dyslexie; extra ondersteuning bij BPV; individueel maatwerk (voorheen LGF- en SSHstudenten) en niveau 2 opleidingen met extra zorg. Met betrekking tot het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte is met name de informatievoorziening vanuit het VO nog een aandachtspunt.De ‘echte’ invoering van passend onderwijs in de ‘klas’, zal ook de komende jaren nog de nodige aandacht verdienen. Dat zal ondersteund worden door een toename van het budget passend onderwijs.
35
Doelstelling 2014
Nog niet gerealiseerd
Vaststellen ondersteuningsbehoefte aankomend studenten
Deels gerealiseerd
Gerealiseerd
x
Categoriseren van ondersteuningsbehoeften in ‘arrangementen’
x
Toevoegen van addendum aan de onderwijsovereekomst
x
Toekennen van extra ondersteuning tijdens de intake
x
Bepalen van een haalbare plaatsing voor studenten met een beperking
x
Uitvoering extra ondersteuning volgens toegekende arrangementen
x
Implementatie dyslexie beleid
x
Implementatie dyscalculiebeleid
x
Stand van zaken ‘invoering passend onderwijs’ op basis van evaluatie en diverse bronnen Als onderdeel van het aanbod passend onderwijs zijn bij de unit Educatie een aantal specifieke niveau 2 opleidingen (met extra begeleiding) aangeboden. Gezien de doelstelling van passend onderwijs (integratie) en de onmogelijkheid om naast het reguliere aanbod, een breed pallet van niveau 2 opleidingen in dit kader aan te bieden, hebben wij besloten deze opleidingen met ingang van het schooljaar 2015-2016 onder te brengen bij de beroepsunits en dus niet langer bij de Unit Educatie aan te bieden. Uit de resultaten van de JOB-monitor van 2011-2012 en van 2013-2014 blijkt dat veel studenten niet tevreden zijn over de aandacht van docenten voor hun beperking en over de hulpmiddelen en aanpassingen die er zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit een probleem is dat zich in gelijke mate bij de andere ROC’s voordoet. Arcus zal hier bij de verdere invoering van passend onderwijs aandacht aan geven. 3.10 Intensivering van het taal en rekenonderwijs Aan Arcus is vanaf 2010 jaarlijks een bedrag van ongeveer € 800.000 per jaar beschikbaar gesteld om een inhaalslag in het taalen rekenonderwijs te bewerkstellingen. Er is een implementatieplan gemaakt om deze inhaalslag te realiseren. Onderstaand is per activiteit de huidige stand van zaken weergegeven. Doelstelling 2014
Nog niet gerealiseerd
Deels gerealiseerd
x
Drieslag taal en rekenen slag 1: 2 uur Nederlandse taal en 2 uur rekenen per week voor de BOL-opleidingen en 1 uur per week voor de BBL-opleidingen opgenomen in het rooster Drieslag taal en rekenen slag 2: taal en rekenen in vaklessen (in integrale beroepsopdrachten) en stage Drieslag taal en rekenen slag 3: persoonlijke oefening en remediëring bij taal of rekenachterstand
Gerealiseerd
x x
Drieslag taal en rekenen slag 3: ondersteunende leerlijn voor studenten onder 1-F
x
0- en vervolgmetingen om gedifferentieerd onderwijs te kunnen bieden
x
Eén Arcusbrede methode voor taal en rekenen
x
Inrichting en uitvoering pilot-examens taal en rekenen
x
Voorbereiding en implementatie centrale examinering taal en rekenen: inrichting centraal examenbureau voor taal en rekenexamens
x
Scholing taal en rekenen docenten
x
Volgens plan functionerende taal en rekencoaches
x
Informeren van de organisatie door middel van ‘pitstop bijeenkomsten’ taal en rekenen
36
x
Opsplitsing taal en rekenen in examenregeling in beroepsgericht en generiek volgens voorschrift
x
Inzet van bevoegde taal en rekendocenten
x
Implementatie dyslexiebeleid
x
Implementatie dyscalculiebeleid (beleid is verwoord)
x
Stand van zaken taal- en rekenonderwijs op basis van evaluatie en diverse bronnen
Generieke eisen rekenen en Nederlandse taal (lezen/luisteren)
Totaal aantal studenten die deelnamen
Aantal studenten score < 6
Nederlandse taal 2F
441
73 (16,6%)
Nederlandse taal 3F
1037
486 (46,9%)
Rekenen 2F
363
180 (49,6%)
Rekenen 3F
780
562 (72,1%)
Resultaten pilotexamens taal en rekenen 2013-2014 Uit bovenstaande tabel blijkt dat de resultaten op de pilotexamens Nederlandse taal en rekenen voor Arcus reden zijn tot grote zorg. De resultaten van Arcus wijken overigens nauwelijks af van de landelijke resultaten. In het voorjaar 2015 zullen voor de eerste keer op niveau 4 landelijke examens Nederlandse taal plaatsvinden. Vanaf 2016 en/of 2017 zal dit voor rekenen niveau 4 en voor de niveaus 1, 2, 3 Nederlandse taal en rekenen het geval zijn. Gegeven de pilot resultaten lijkt vanaf 2015 een toename van voortijdig schoolverlaten in het laatste jaar van niveau 4 en een sterke daling van de jaarresultaten (bij ongewijzigd beleid) onvermijdelijk. Op de niveaus 1 en 2 zullen de tegenvallende resultaten vanaf 2016 een negatief effect op de doorstroom naar resp. niveau 2 en 3 hebben. Veel studenten zullen genoegen (moeten) nemen met het zogenaamde ‘vakdiploma’. Op niveau 3 is het risico dat vanaf 2016 voortijdig schoolverlaten zal toenemen en de jaarresultaten dalen. Taalonderwijs voor achterstandsgroepen Nederlandse taal wordt in toenemende mate, door zowel publieke als private partijen als noodzakelijke basis gezien voor de ontwikkeling van mensen (jongeren, volwassenen, werklozen, allochtonen, autochtonen). De regio Parkstad kent een grote populatie volwassenen zonder startkwalificatie. De laaggeletterdheid in deze regio is het hoogst van Nederland. Beheersing van taal is noodzakelijk voor verdere ontwikkeling (scholing en werk). Arcus is een MBO-instituut waar taalbeheersing een voorwaarde is om een MBO-diploma te verkrijgen. In 2014 is binnen Arcus een nieuwe impuls gegeven aan taalonderwijs, vanwege de meerwaarde in een regio waar het opleidingsniveau en het taalbeheersingsniveau nog een achterstand vertonen met de gemiddelden in Nederland. Er wordt ingezet op de bestendiging van de langdurige relatie met de Parkstadgemeenten. De discussie met gemeenten hierover is nog niet afgerond. De gemeenten, die overigens in de komende jaren nog volwaardig gesprekspartner van het ROC zijn bij de productovereenkomsten, hebben hun inkoopbeleid nog niet vastgesteld. Bijzonderheid is dat de gemeente Heerlen ingaande 2015 centrumgemeente voor geheel Zuid-Limburg is op dit thema. Er is en wordt op het terrein van taalonderwijs geinvesteerd door methodieken en instrumenten te ontwikkelen die aansluiten bij de eisen van de tijd. Er is inmiddels een digitaal taalaanbod ontwikkeld en beschikbaar voor de niveaus 2F en 3F, waarbij taal (ook) in context van het beroep wordt aangeleerd. Dit digitaal aanbod in 2014 is in diverse kinderopvangorganisaties in de regio Parkstad uitgevoerd. Het digitaal aanbod 3F-4F zal nog ontwikkeld worden. Het aantal opdrachten voor taaltrajecten is sterk gestegen (met 30% ten opzichte van het in de begroting gestelde). De ontwikkelde digitale programma´s worden ook ingezet als aanvulling op de reguliere MBO opleidingen.
37
3.11 Onderwijsbedrijfsvoering en -ondersteunende processen In het strategisch beleid 2011-2015 is reeds aangegeven dat de verhoging van de huisvestingslasten, de daling van de rente-inkomsten en de verwachte overheidsbezuinigingen zouden vragen om een wijziging van het financieel beleid. Daarbij is uitgangspunt dat het financieel beleid - ook bij de marktactiviteiten - gericht is op een gezonde bedrijfsvoering: de inkomsten moeten de uitgaven dekken en er moet ruimte blijven om innovatie-inspanningen te doen en tegenvallers op te vangen. Om de veranderdende financiële situatie het hoofd te bieden is in 2014 onder meer ingezet op een verhoging van de effectiviteit en efficiency van de bedrijfsvoering en dus het verbeteren van werkwijzen. Daarbij moest tevens rekening gehouden worden met de organisatieaanpassingen die plaatsvinden binnen de nieuwe organisatieonderdelen STIP en FAB als gevolg van de verhuizing naar de nieuwbouw. De doelstellingen voor de direct aan het primaire proces gelieerde ondersteuning waren: • inrichting centrale proces ondersteunende unit STIP en Facilitair bedrijf; • centralisatie en standaardisatie van onderwijsondersteunende processen; • procesherinrichting samen met de mensen die in de processen werkzaam zijn; • procesbeschrijving van concrete processen; • keuze van systemen passend bij processen en implementatie van die systemen; • kwaliteitszorg ‘ingebouwd’ in de processen; • goede interactie tussen klant en ondersteunend organisatieonderdeel. In 2014 zijn hiertoe de volgende stappen gezet: De processen die in 2014 opnieuw zijn ingericht en (deels) geïmplementeerd zijn: • intakeproces inclusief toekenning ondersteuning in het kader van passend onderwijs (zie daar); •p roces van planning en roostering met behulp van een nieuw roostersysteem Xedule en nieuwe roostercriteria met betrekking tot de nieuwbouw; •p roces aanschaf van leermiddelen via de Arcus elektronische leeromgaving N@tschool (project Leermiddelen in het MBO ‘LIMBO’); • verzuimproces (in samenwerking met bureau VSV van de gemeente) • examineringsproces (inclusief de inrichting van een centraal examenbureau ten behoeve van de taal- en rekenexamens); • processen educatie en contractactiviteiten (BBL opleidingen voor medewerkers van bedrijven en instellingen) Verder is in 2014 gestart met het concept ‘bring your own device’, waarbij niveau 4 studenten binnen het onderwijs gebruik maken van hun eigen laptop. Bij de herinrichting van de processen was met name het vraagstuk van processturing belangrijk. Dit omdat het bij processen gaat om series van activiteiten die horizontaal (afdeling overstijgend) door de organisatie lopen.
Procesverantwoordelijkheid processturing
38
Er is dan ook gewerkt volgens de systematiek van ‘business proces management’, waarbij deze horizontaal door de organisatie lopende processen samen met de mensen die in de processen werkzaam zijn, volgens een bepaalde systematiek worden ingericht. Voor de begeleiding hiervan is een externe partij, ingehuurd. In 2014 is een groot deel van de processen gestroomlijnd, er zijn nieuwe systemen ingevoerd. De praktijk is op een aantal plaatsen echter nog weerbarstiger dan de bedoelingen en het beoogde effect van deze processen en systemen. Een duidelijke en open evaluatie van de invoering, het (objectieve) gebruik van systemen door de lijnorganisatie, professionalisering in het gebruik van de nieuwe werkwijzen en systemen, maar ook de subjectieve beleving, is nodig om een vervolgstap te kunnen zetten en de gebruikersorganisatie echt de overtuiging te geven dat ze ‘ontzorgd’ worden door de centralisatie van de ondersteunende processen. De ingezette verbetering van de ondersteuning via procesherontwerp, zal in 2015 en 2016 dan ook verder zijn beslag moeten krijgen. In 2015 zullen een aantal processen grondig worden geëvalueerd en zullen verbetertrajecten worden uitgevoerd. Verder zal het herontwerp van het BPV proces (inrichting BPV bureau binnen STIP) en het (delen van het) Begeleidingsproces worden opgestart. Voor de overige ondersteunende diensten, ingericht als ‘stafafdelingen’, geldt dat Arcus nog zoekende is naar de juiste vorm van centralisatie versus decentralisatie: wat zijn de verantwoordelijkheden van de stafdiensten in relatie tot het Arcus uitgangspunt “teams in de lead” en op welke wijze ondersteunen deze diensten de teams optimaal. Het jaar 2015 is het jaar waarin de diensten FAB en STIP een volledig jaar ingericht zijn en met ingang van 2015 moet Arcus daar de voordelen van incasseren, zowel in kwalitatieve zin, maar ook ten aanzien van de efficiency.
39
4. Macrodoelmatigheid / herinrichting techniekonderwijs 4.1 Techniekonderwijs Zuid-Limburg (TOZL) Het jaar 2014 stond wat betreft het thema macrodoelmatigheid in het teken van de verdere besluitvorming en start van de implementatie van de gemaakte keuzes met betrekking tot het techniekonderwijs in Zuid-Limburg (TOZL). Het doel is de realisatie van kwalitatief hoogwaardige, innovatieve (toekomstbestendige) techniekopleidingen, optimaal afgestemd op het regionale bedrijfsleven, die in een situatie van krimp en afnemende belangstelling voor techniek meer jongeren voor het techniekonderwijs trekken en een hoog diplomarendement opleveren. De Ondernemingsraad en de Studentenraad van Arcus hebben in 2014 positief geadviseerd met betrekking tot de gemaakte keuzes zowel m.b.t. de herverdeling van de opleidingen tussen de steden als m.b.t. de governance-aspecten. In de tweede helft van 2014 is een kwartiermaker benoemd voor de ‘samensmelting’ van de techniekopleidingen van Arcus en Leeuwenborgh en hebben Arcus en Leeuwenborgh gezamenlijk gewerkt aan een plan van aanpak. Met betrekking tot de governance is 2014 een voorstel uitgewerkt dat uitgaat van een governance voor de gezamenlijke techniek-unit , die en een oplossing biedt voor de governance problematiek en goed uitvoervaar is. De samenwerking met delen van het bedrijfsleven is nog voor verbetering vatbaar. Begin 2015 nemen de Colleges van Bestuur voorgenomen besluiten m.b.t. inrichting, governance, financiering en personeel van de nieuwe unit techniek Zuid-Limburg en leggen die ter instemming/goedkeuring /advies voor aan de Raad van Toezicht/ Ondernemingsraad/ studentenraad. Vanaf schooljaar 2015-2016 is er sprake van een start van de nieuwe unit techniek. Deze start in 2015 zal “beperkt” zijn: er zullen nog geen studenten ingeschreven kunnen worden in deze nieuwe school omdat de inschrijving van studenten voor het schooljaar 2015-2016 al start aan het begin van 2015, terwijl de voorlichting van MBO en VMBO er nog niet op gericht is en het inschrijvingssysteem er niet voor ingericht is. Samen met de vorming van een gezamenlijke techniek-unit van de beide MBO-instellingen is in 2014 ook gewerkt aan de inrichting van de vakmanschaps- en technologieroute samen met het VMBO en het bedrijfsleven. Uitgangspunt voor de inrichting van de vakmanschaps- en technologieroute zijn de nieuwe MBO kwalificatiedossiers die de minister in 2014 heeft vastgesteld. De voorbereiding van de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers per 1 augustus 2016 voor de unit techniek zijn een onderdeel van TOZL curriculumontwikkeling en zijn dus geen onderdeel meer van het Arcus plan van aanpak. Met betrekking tot de onderwijsontwikkeling van de vakmanschaps- en technologieroute is eind 2014 een ‘Startdocument’ door de Stuurgroep TOZL vastgesteld, waarin de onderwijsvisie en het onderwijsmodel voor de gezamenlijke trajecten zijn opgenomen. De daadwerkelijke onderwijsontwikkeling van de Vakmanschapsroute en Technologieroute zal vóór de zomer 2015 van start gaan. De MBO curricula worden in 2015 voldoende voorbereid om per 1 augustus 2016 te starten met denieuwe kwalificatiestructuur, binnen het TOZL concept. In 2014 is gebleken dat de aansturing van het TOZL programma extra aandacht behoeft. In de eerste helft van 2015 zal het TOZL traject volgens een strakkere programmatische en projectmatige aanpak worden ingericht en voortgezet. Het programma Techniek Onderwijs Zuid-Limburg (TOZL) is voor het totale VO en het MBO in Zuid- Limburg leidend bij de herinrichting van het technisch beroepsonderwijs in Zuid-Limburg. Overige projecten en programma’s (zoals de verdere ontwikkeling van CHILL en Tech2Create, de Publiek Private samenwerking rond VDL Nedcar en zijn ecosysteem) die raken aan de scope hiervan, zullen (voor de relevante delen) aangehaakt worden bij c.q. afgestemd worden met de binnen TOZL relevante programma onderdelen. In het kader van de verbetering van de afstemming van het techniekonderwijs op het regionale bedrijfsleven is in 2012 CHILL, een Centrum voor Innovatief vakmanschap, gestart en is in 2014 een aanvraag voorbereid in het kader van het Regionaal Investeringsfonds MBO rond samenwerking met VDL Nedcar en zijn ecostysteem. Binnen deze trajecten worden in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven onderwijs(modulen) ontwikkeld en wordt gewerkt met en aan authentieke opdrachten vanuit het bedrijfsleven.
40
4.2 Chemelot Innovation and Learning Labs (CHILL) CHILL is een samenwerking tussen SABIC, DSM, Leeuwenborgh Opleidingen, Arcus College, Zuyd Hogeschool en Universiteit Maastricht en is gevestigd op de Brightland (was Chemelot) Campus in Geleen. Chemie is een van de topsectoren van de overheid. Deze sector levert een grote bijdrage aan de economische ontwikkeling en kracht van Nederland. Zuid-Limburg loopt voorop in innovatieve procestechnologie en life & material sciences. En CHILL, exponent van het topsectorenbeleid van de Nederlandse overheid, heeft daarbinnen een duidelijke opdracht: innovatieve leer-, werk- en onderzoeksomgeving beschikbaar maken, waar onderwijs (van MBO tot en met WO) en bedrijfsleven (van MKB’er tot en met Multinational) samenwerken aan de ontwikkeling van kennis en nieuwe producten. Deze opdrachten en projecten maken, voor wat het mbo onderwijs betreft, deel uit van de opleiding Procestechniek niveau 4 en de opleiding Analist niveau 4. De evaluatie van de eerste periode CHILL heeft geleid tot de conclusie, dat de inbreng van het MBO achterblijft, maar dat deze inbreng essentieel is voor het succes van CHILL. Op basis van die evaluatie zijn er nieuwe concretere doelstellingen voor Chill MBO gemaakt. Zowel het betrokken bedrijfsleven, als Arcus en Leeuwenborgh hebben zich hieraan verbonden. Het betreft: •h et vergroten van het aantal praktijkopdrachten voor procestechniek door het bedrijfsleven en de invulling daarvan door Arcus; •h et beschikbaar maken van praktijkopleidingsfaciliteiten voor maintenance door het bedrijfsleven en het gebruik daarvan door Arcus en Leeuwenborgh; • integratie van BBL studenten in de Chill omgeving; • opzetten van een excellentie programma. 4.3 Tech2Create In 2014 is samenwerking tussen VDL Nedcar en Arcus College tot stand gekomen. Vanuit VDL Nedcar is de vraag gesteld om gezamenlijk met het MBO, in het kader van TOZL, een ‘vakschool’ op te richten voor BOL en BLL opleidingen. Deze samenwerking heeft eind 2014 geleid tot het voorbereiden van een (subsidie) aanvraag in het kader van het Regionaal Investeringsfonds MBO ten behoeve van de opstart van een publiek-private samenwerking (Tech2Create) tussen het MBO Zuid-Limburg, enkele bedrijven in de ‘maakindustrie’ en ‘engineering en maintenance’ van Zuid-Limburg en de gemeentes. VDL Nedcar is een van de grote partners in dit samenwerkingsverband. De publiek-private samenwerking zal gericht zijn op het herontwerp van die delen van het techniekonderwijs waarbij de samenwerking met het bedrijfsleven een essentiële factor is. De samenwerking met VDL Nedcar en zijn ‘ecosysteem’ zal als voorloper worden gebruikt voor de vormgeving van het techniekonderwijs Zuid-Limburg. Het is de bedoeling dat de aanpak uit deze publiek-private samenwerking als een proof of concept dient, waarvan de succesvolle onderdelen worden verbreed naar andere bedrijfstakken c.q. de totale regio. De aanvraag in het kader van het Regionaal Investeringsfonds MBO is op 30 januari 2015 ingediend en eind mei 2015 zal hierover uitsluitsel gegeven worden. 4.4 Centrum voor innovatief vakmanschap ´Zorgtechniek Limburg´ De inzet van technologie in de zorg kan de toekomstige uitdagingen van een vergrijzende én ontgroenende bevolking en een krappere arbeidsmarkt mede het hoofd bieden. Tegelijkertijd is technologie een middel om cliënten langer in staat te stellen om hun eigen regie en zelfstandigheid te behouden. In Limburg hebben de 3 ROC’s, te weten Gilde Opleidingen, Leeuwenborgh Opleidingen en Arcus College samen met Zuyd Hogeschool het initiatief genomen om gezamenlijk één Centrum voor innovatief vakmanschap “Zorgtechniek Limburg” op te richten. Hierin worden vakmensen opgeleid die ervoor gaan zorgen dat de nieuwe, innovatieve technologische oplossingen vertaald worden in daadwerkelijke producten én toepassingen in de brede zorgpraktijk. Daarnaast worden in het Centrum medewerkers van zorgorganisaties (bij)geschoold in het goed kunnen omgaan met alle nieuwe innovatieve technologieën.
41
42
Primaire doelstelling van het CIV is het beter opleiden van kwalitatief goede vakmensen (in de zorg en de techniek), aansluitend op de behoefte die voortvloeit uit de steeds toenemende inzet van technologische oplossingen in de zorgsector. Hiertoe is in 2014 de MBO niveau 4 opleiding tot Zorgtechnicus gestart, die wordt verzorgd door Zorgtechniek Limburg in samenwerking met de 3 Limburgse ROC’’s (Arcus College, Leeuwenborgh Opleidingen en Gilde Opleidingen). Als onderdeel van dit CIV worden MBO studenten in het kader van hun opleiding, ingezet in toegepast onderzoek van het HBO en ontwikkel en implementatieprojecten van bedrijfsleven. 4.5 Macrodoelmatigheid overige opleidingen •D e Smart Services Hub (SSH) is een triple helix samenwerkingsverband van 18 dienstverlenende bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties in de regio Heerlen. Binnen dit samenwerkingsverband worden slimme oplossingen ontwikkeld op het gebied van HRM en Innovatie voor financiële- en zakelijke dienstverlening. Arcus onderzoekt in hoeverre uitstroomprofielen van niveau 4 opleidingen Administratie kunnen aansluiten bij de ideeën en vragen geïnitieerd vanuit SSH. Tevens wordt hierbij bekeken in hoeverre het mogelijk is keuzedelen, die onderdeel zijn van de nieuwe kwalificatiestructuur te ontwikkelen die op de Smart Services Hub inspelen. •V oor de opleiding ICT en voor de opleiding Zorg vindt een onderzoek plaats naar de haalbaarheid van een Associate Degree traject in samenwerking met Leeuwenborgh opleidingen en Zuyd Hogeschool. In overleg met het regionale werkveld worden op vraag van de markt de uitstroommogelijkheden voor een AD traject bepaald. •B innen de unit Administratie en Handel is de opleiding bank – en verzekeringswezen beëindigd. Bij dat besluit is meegewogen, dat deze opleiding bij Leeuwenborgh blijft worden aangeboden. •M et ingang van de toelating voor het schooljaar 2015/2016 zullen studenten worden geïnformeerd over het arbeidsmarktperspectief na afronding van de opleiding op basis van de SBB (Stichting Bedrijfsleven beroepsonderwijs) cijfers. •H et ministerie van Defensie heeft besloten haar opleidingen aan een beperkter aantal ROC’s op te dragen. Binnen Limburg zal alleen Leeuwenborgh deze opleiding nog in opdracht van defensie uitvoeren. Uitgangspunt is dat in 2015 de resterende studenten van Arcus overgedragen worden aan Leeuwenborgh.
43
5. De nieuwbouw en de overige huisvesting In mei 2014 is de Arcus nieuwbouw aan de Valkenburgerweg in Heerlen binnen budget opgeleverd en in de zomer van 2014 in gebruik genomen door de unit Administratie en Handel (A&H), de unit Horeca en Toerisme (H&T), de afdeling Kappen van de unit Gezondheidszorg Dienstverlening en Welzijn (GDW), het Studenten Informatie Punt (STIP), het College van Bestuur en de ondersteunende diensten, met uitzondering van de dienst Financiën, die (vooralsnog) bij de unit Techniek is gepositioneerd. Vanwege langer dan verwachte achterwege blijvende krimp in studentenaantallen, een mismatch tussen de aanwezige soort lokalen en de benodigde lokalen in de nieuwbouw waar te weinig op geanticipeerd was en het nog niet halen van de gewenste bezettingsgraad van 80% (roosterproblematiek), konden nog niet alle geplande verhuizingen naar de nieuwbouw in 2014 plaatsvinden. Daarnaast waren meer ICT voorzieningen nodig dan gepland en zorgde de omgang met en de onbekendheid van het nieuwe gebouw ook voor aanloopproblemen. Het feit dat er dientengevolgde gebouwen in gebruik moeten gehouden worden voor studenten, die eigenlijk op de Campus gepland waren (Klompstraat en Diepenbrockstraat) levert extra kosten op. Het is ook daarom van belang, dat zo snel mogelijk wordt toewerkt naar een optimaal gebruik van de Campus. Het is de bedoeling dat ‘de Arcus Campus’ zoals het gebouw aan de Valkenburgerweg wordt genoemd, uiteindelijk naast bovengenoemde onderdelen, ook onderdak gaat bieden aan de beide afdelingen Welzijn van de unit GDW, aan (onderdelen van) de unit Educatie. Deze zijn nu nog in de ‘oude’ gebouwen op de Klompstraat en de Diepenbrockstraat gehuisvest. De overgang naar het nieuwe gebouw is derhalve in zijn algemeenheid minder soepel verlopen dan gewenst was. De beleving van de medewerkers op dit punt was verschillend en afhankelijk van de mate van acceptatie dat een nieuw gebouw ‘inwerkproblemen’ geeft. Het door sommigen verwachte ‘verkeersinfarct’ op de Valkenburgerweg als gevolg van het in gebruik nemen van de nieuwbouw is gelukkig niet bewaarheid geworden. De afdelingen Zorg en Assisterende beroepen van de unit GDW zijn en blijven gehuisvest in de in 2013 opgeleverde Zorgacademie Parkstad in Heerlen. De unit Techniek blijft vooralsnog de komende 5 jaar gehuisvest in het in 2014 ‘ge-upgrade’ pand aan de Schandelermolenweg in Heerlen. Daarnaast worden de opleidingen schilderen, mediavormgeving en (een gedeelte van de opleidingen tot) kok, verzorgd in Sittard.
44
6. Personeel 6.1 Personeelsopbouw en strategisch personeelsbeleid De onderstaande tabel geeft de gemiddelde formatie omvang weer over 2014. De gemiddelde bezetting bedroeg in 2014 620,1 fte. In 2013 bedroeg deze 618,1 fte.
Organisatieonderdeel
Totaal aantal fte
Totaal aantal medewerkers
Beroepsonderwijs
346,3
657
Administratie en Handel (A&H)
78,2
134
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW)
109,9
213
Horeca en Toerisme (H&T)
76,5
148
Techniek
81,7
162
Educatie
82,3
140
Educatie
82,3
140
STIP, FAB en ondersteunende diensten
191,5
303
Ondersteunende diensten
48,8
74
Studenten Informatie Punt (STIP)
78,4
129
Facilitair bedrijf (FAB)
64,4
100
Totaal
620,1
1100
formatie in fte en aantal medewerkers gemiddeld over 2014 Een belangrijk aandachtspunt in 2014 was de noodzakelijke mobiliteit in de organisatie. In 2013 moest een behoorlijke reductie van de tijdelijke formatieplaatsen worden gerealiseerd en daarnaast was er vanwege afslanking en afstoting van organisatieonderdelen op plekken sprake van een dreigende boventalligheid. Door middel van het instellen van een vacaturecommissie en de formulering van het herplaatsingsbeleid zijn hier behoorlijke stappen gezet en is in 2014 formele boventalligheid door formatie-reductie en ontslagen voorkomen. In 2014 is een start gemaakt met het maken van een strategische personeelsplanning voor de komende strategische periode. Op het gebied van strategisch personeelsbeleid en formatieplanning is in 2014 onderzoek gedaan naar de bij Arcus in de komende jaren te verwachten problementatiek. De te verwachten uitstroom op docentenniveau (veroorzaakt doordat een groot aantal personeelsleden binnen afzienbare tijd met pensioen gaat), in relatie tot het benodigde aantal docenten, levert een grote vervangingsvraag op in de komende jaren. De drie Limburgse ROC’s en het AOC werken met elkaar samen om een antwoord te vinden op deze vervangingsvraag, geven het feit dat deze slechts in zeer beperkte mate zal worden opgelost vanuit de lerarenopleidingen. Uit onderstaande tabel is de bij Arcus te verwachten uitstroom van personeel af te lezen. Bijna 40% van de bezetting van Arcus op 31 december 2014, is 55 jaar of ouder. De uitstroom in de komende 10 jaar in verband met het bereiken van de AOW leeftijd bedraagt dus zo’n 40% van de totale personele bezetting. Met name bij de mannen is er sprake van een enorme vergrijzing. De oorzaken hiervan zijn: • de lage vrijwillige mobiliteit en daarmee doorstroom naar andere werkgevers; • het wegvallen van de mogelijkheden tot vervroegd uittreden; • de verhoging van de AOW leeftijd.
45
leeftijdsklassen
man
vrouw
Totaal
medewerkers
%
medewerkers
%
medewerkers
%
20-25
3
0,7%
14
3,2%
17
2,0%
25-30
14
3,3%
48
11,0%
62
7,3%
30-35
22
5,3%
71
16,3%
93
10,9%
35-40
24
5,7%
39
8,9%
63
7,4%
40-45
44
10,5%
38
8,7%
82
9,6%
45-50
45
10,8%
44
10,1%
89
10,4%
50-55
62
14,8%
48
11,0%
110
12,9%
55-60
104
24,9%
87
20,0%
191
22,4%
60-65
98
23,4%
47
10,8%
145
17,0%
65-70
2
0,5%
2
0,2%
personeel naar leeftijdscatergorie per ultimo 2014 Discussie over de personeelsplanning leidt tot de conclusie dat een visie op de personeelsvoorziening op de langere termijn en een daarbij horend aanstellingsbeleid mogelijk is. Een lange termijn formatieplanning die op afdelingsniveau inzicht geeft op de concrete benodigde competenties op de langere termijn, is niet haalbaar, want deze zijn te zeer afhankelijk van de daadwerkelijke situatie op dat moment. In 2015 zal, gebruikmakend van de komende benchmark MBO en een analyse van de eigen cijfers, de bij Arcus gewenste verhouding flex- vast worden vastgesteld. In 2014 is in dat verband reeds een succesvolle ontwikkeling ingezet om in de flexibele schil, en daarmee ook de kosten van Payroll, terug te brengen. De huidige situatie is onderstaand in kaart gebracht. Organisatieonderdeel
Bepaalde tijd:
flex
Vast
aantal
%
aantal
Beroepsonderwijs
71,1
20,5 %
% 275,2
79,5%
Administratie en Handel (A&H)
16,2
20,8%
62,0
79,2%
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW)
12,3
11,2%
97,6
88,8%
Horeca en Toerisme (H&T)
14,7
19,2%
61,8
80,8%
Techniek
27,9
34,1%
53,9
65,9%
Educatie Educatie
15,0 15,0
STIP, FAB en ondersteunende diensten
18,3% 18,3%
52,5
67,2 67,2
27,4%
81,7% 81,7%
139,0
72,6%
Ondersteunende diensten
6,1
12,6%
42,6
87,4%
Studenten Informatie Punt (STIP)
18,3
23,3%
60,1
76,7%
Facilitair bedrijf (FAB)
28,1
43,6%
36,3
56,4%
Totaal formatie in fte vast versus flex gemiddeld in 2014
138,6
22,3%
481,5
77,7%
In 2014 bestond 22,3% van de formatie van het Arcus College uit flexibel personeel (externen en Arcus bepaalde tijd). Op 1-1-2013 was dat 30,8%, op 31-12-2013 was dat 24,7%. Het percentage flexibel personeel is dalend vanaf medio 2013. Dit wordt mede veroorzaakt door de herinrichting van de organisatie en de implementatie van nieuw herplaatsingsbeleid. De flexibele schil biedt, samen met de verwachte natuurlijke uitstroom in de komende jaren, de benodigde bewegingsruimte in verband met de benodigde teruggang in de omvang van de formatie.
46
Organisatieonderdeel
Arcus dienstverband
Extern
aantal Beroepsonderwijs
% 308,4
aantal 89,1%
% 37,9
10,9%
Administratie en Handel (A&H)
72,1
92,2%
6,1
7,8%
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW)
101,6
92,5%
8,3
7,5%
Horeca en Toerisme (H&T)
66,3
86,7%
10,2
13,3%
Techniek
68,4
83,7%
13,3
16,3%
Educatie Educatie
73,4 73,4
89,3% 89,3%
STIP, FAB en ondersteunende diensten
8,8 8,8
82,0%
157,1
10,7% 10,7%
34,5
18,0%
Ondersteunende diensten
44,7
91,7%
4,0
8,3%
Studenten Informatie Punt (STIP)
67,6
86,2%
19,7
13,8%
Facilitair bedrijf (FAB)
44,7
69,5%
10,8
30,5%
Totaal 538,9 formatie Arcus dienstverband versus externen gemiddeld in 2014
86,9%
81,2
13,1%
Van de totale formatie bestaat 13,1 % uit extern personeel; 86,9% is in loondienst bij het Arcus College. Ook de omvang van het percentage extern personeel daalt, eveneens veroorzaakt door de herinrichting van de organisatie en de implementatie van nieuw herplaatsingsbeleid. In 2014 is een behoorlijke hoeveelheid extern personeel in loondienst overgenomen. Het betrof in dit geval met name personeel dat op de payroll stond bij Randstad Payroll Solutions (RPS personeel). De verdeling van het aantal medewerkers naar geslacht is nagenoeg in evenwicht en valt net in het voordeel van de vrouwen uit. In fte slaat de balans juist iets door naar de mannen. Dit wordt veroorzaakt doordat vrouwen gemiddeld genomen vaker in deeltijd werken dan mannen.
Organisatieonderdeel
man
vrouw
aantal mws Beroepsonderwijs
% 279
aantal mws
% 244
53,3%
46,7%
Administratie en Handel (A&H)
62
60,2%
41
39,8%
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW)
55
30,1%
128
69,9%
Horeca en Toerisme (H&T)
69
58,0%
50
42,0%
Techniek
93
78,8%
25
21,2%
Educatie Educatie
44 44
40,7% 40,7%
STIP, FAB en ondersteunende diensten
95
64 64
42,6%
59,3% 59,3%
128
57,4%
Ondersteunende diensten
26
52,0%
24
48,0%
Studenten Informatie Punt (STIP)
43
61,4%
27
38,6%
Facilitair bedrijf (FAB)
26
Totaal
25,2% 418
77 48,9%
74,8% 436
51,1%
formatie naar geslacht per ultimo 2014 De verdeling naar geslacht bij het management ziet er minder rooskleurig uit. Slechts 6 van de in totaal 39 leidinggevende posities worden bekleed door vrouwen. Het AMT bestaat zelfs in zijn geheel uit mannen. Kortom: reden om bij vacatures in de top specifiek de aandacht op vrouwelijke kandidaten te richten.
47
Organisatieonderdeel
man
vrouw
aantal fte
%
Arcus Management Team (AMT)
12
100,0%
Overige Leidinggevende functies (LG)
21
77,8%
Totaal formatie leidinggevenden naar geslacht 2014
33
aantal fte
% 0,0%
6 84,6%
22,2% 6
15,4%
Van de Arcus bezetting heeft 42% op 31 december 2014 een deeltijdcontract (<0,8 fte). Een arbeidsovereenkomst bij het Arcus College kent daarmee op 31 december 2014 gemiddeld genomen een werktijdfactor van 0,76 fte.
Organisatieonderdeel
fulltime
parttime
medew Beroepsonderwijs
% 274
medew 52,4%
% 249
47,6%
Administratie en Handel (A&H)
66
64,1%
37
35,9%
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW)
71
38,8%
112
61,2%
Horeca en Toerisme (H&T)
60
50,4%
59
49,6%
Techniek
77
65,3%
Educatie Educatie
68 68
41 63,0%
63,0%
STIP, FAB en ondersteunende diensten
153
34,7% 40
40 68,6%
37,0% 37,0%
70
31,4%
Ondersteunende diensten
37
74,0%
13
26,0%
Studenten Informatie Punt (STIP)
49
70,0%
21
30,0%
Facilitair bedrijf (FAB)
67
65,0%
36
35,0%
Totaal
495
58,0%
359
42,0%
formatie naar deeltijdfactor 2014 Vrouwen werken meer in deeltijd dan mannen. Uit de tabel hieronder blijkt dat 54,6% van de vrouwen in deeltijd werkt terwijl slechts 28,9% van de mannen in deeltijd werkt.
Organisatieonderdeel
fulltime
parttime
man
vrouw
Beroepsonderwijs
181
man 93
vrouw 98
151
Administratie en Handel (A&H)
45
21
17
20
Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW)
33
38
22
90
Horeca en Toerisme (H&T)
43
17
26
33
Techniek
60
17
Educatie Educatie
30 30
33
38
STIP, FAB en ondersteunende diensten
86
8 14
38 14 67
26 26
9
61
Ondersteunende diensten
21
16
5
8
Studenten Informatie Punt (STIP)
40
9
3
18
Facilitair bedrijf (FAB)
25
42
1
35
Totaal
297
formatie naar deeltijdfactor 2014
48
198
121
238
6.2 Personeelsbeleid Functiegebouw Arcus heeft in 2014 een nieuw functiehuis ontwikkeld, de functies beschreven, gewaardeerd en vastgesteld en tenslotte het grootste deel van het personeel in de nieuwe functie benoemd. Met betrekking tot de docentenfuncties wordt het project “LB – LC functies” in 2015 geëvalueerd. Arbo Passende arbeidsomstandigheden zijn belangrijke voorwaarden voor gezond en veilig werken. Medewerkers moeten hun werk kunnen doen zonder lichamelijke of geestelijke problemen op te lopen. Werkgever en werknemer zijn beiden verantwoordelijk voor die gezonde en veilige werkplek. De ingebruikname van de nieuwbouw wordt als aangrijpingspunt genomen om alle arbo aspecten nog eens goed onder de loep te nemen. Daarbij gaat het natuurlijk niet alleen om de arbo-aspecten in en rond de gebouwen, maar ook om het welbevinden, welzijnsaspecten en sociale veiligheid. In het tweede kwartaal van 2015 is een raamplan met hoofdpunten en activiteiten beschikbaar. Re- integratieverplichtingen als ex- werkgever Arcus College is Eigen Risico Drager voor de WW en de WGA van ex-werknemers en heeft daarmee als voormalig werkgever de wettelijke taak in het kader van re-integratie. In 2014 is gestart met de analyse van de gegevens. De acties die aangezet zijn eind 2014 zijn gericht op de invulling van re-integratietaken en beheersing van de kosten. Ziekteverzuim Vanaf medio 2014 stijgt het ziekteverzuim binnen Arcus. Het verzuim van het personeel in loondienst bedroeg in 2014 5,3%. De Arcus norm voor verzuim tot 2 jaar is 5,25%. Het hieronder getoonde verzuim is exclusief het verzuim langer dan 2 jaar. Dit ultra lange verzuim bedroeg in 2014 0,23%. Het totale verzuim komt daarmee voor 2014 op 5,53% en is daarmee relatief hoog.
Het twaalf maandelijks voortschrijdende gemiddelde verzuim laat de trend in het verzuim zien. Deze is voor geheel 2014 stijgende. De grote veranderingen in de organisatie en de daaruit voortvloeiende functieonzekerheid kunnen debet zijn aan deze stijging. Het grootste verzuim doet zich voor in de units / diensten waar de grootste veranderingen plaats vinden. Daarnaast levert de in het kader van Focus op vakmanschap extra te realiseren onderwijstijd extra druk op.
49
Ook de bedrijfsarts constateert een verhoogd psychisch arbeidsgerelateerd verzuim. Er zijn duidelijk aanwijsbare onderdelen van Arcus waar het ziekteverzuim bovengemiddeld is. In 2015 zal in samenwerking met de bedrijfsarts, op basis van verdere analyse, tot passende interventies worden besloten. In ieder geval wordt de ‘sociaal medische teams’ per unit weer nieuw leven in geblazen, mede om daar kennis op te halen van de gevoelde problematiek.
In- en uitstroom van personeel Bij de onderstaande berekening van de bruto in- en uitstroom wordt alle daadwerkelijk in- en uitstroom in de verslagperiode bij elkaar opgeteld. Omdat er sprake is van een relatief grote groep medewerkers die in één jaar meerdere malen in en/of uit stromen, de mutaties tussen externe en formatie in loondienst en verhoging en verlaging van de werktijd ook als ‘in en uitstroom’ worden meegerekend geven de in- en uitstroomcijfers niet het verschil tussen de formatie omvang aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar weer. De in- en uitstroomcijfers geven vooral inzicht in de hoeveelheid contractmutaties in 2014. Personeelsverloop in 2014
Aantal fte 114,1
Uitstroom in 2014
166
loondienst
36,7
48
extern
77,4
118 187,0
Instroom in 2014
Aantal medewerkers
275
loondienst
125,4
163
extern
61,6
112
Beleid ‘bevoegd en bekwaam’ Arcus heeft richtlijnen geformuleerd inzake bevoegd en bekwaam en is daar in 2014 strak op gaan sturen. Deze eisen, die hoger liggen dan de minimale eisen vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, maken onderdeel uit van het wervingsen selectieproces. Begin 2015 wordt dit beleid verder geïmplementeerd. Inwerkprogramma startende werknemers Conform de CAO MBO is het Arcus verplicht een regeling voor startende werknemers aan te bieden. De regeling krijgt binnen Arcus vorm via een ‘inwerkprogramma’. De inhoud van dit programma is eind 2014 vorm gegeven met een afvaardiging uit het management van alle units en diensten. De verdere implementatie zal plaatsvinden in de tweede helft van 2015.
50
6.3 Professionalisering Professionaliseringdoelen gegeven door ministerie OCW • vergroten professionalisering bestuur en vergroten professionele cultuur; • vergroten kwaliteitsontwikkeling onderwijsteams • versterking onderwijskundig leiderschap • de (professionaliserings)basis op orde brengen • versterken van de professionaliteit van de (individuele) medewerker In onderstaand schema zijn de activiteiten weergegeven die in het kader van professionalisering door Arcus in 2014 ter hand zijn genomen en de stand van zaken op deze thema’s aan het einde van het kalenderjaar.
Plan
Nog niet gerealiseerd
Professionaliseringsbeleid
x
Deels gerealiseerd
MD-traject, managementontwikkeling
x
Professionalisering diensten (o.m. training adviesvaardigheden)
x
Strategische personeelsplanning, meerjaren formatieplanning en hierop gebaseerd aanstellingsbeleid
Gerealiseerd
x
Verbeteren gesprekscyclus
x
Scholing (cursussen) examenfunctionarissen
x
Scholing financiën voor managers
x
Scholing (cursussen) mentoraat
x
Scholing Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)
x
Scholing Bevoegd en Bekwaam voor het MBO
x
Vastgesteld beleid (regeling) LB /LC docent
x
Implementatie LB / LC docent
x
Begeleiding beginnende leraren
x
Inrichting bekwaamheidsdossiers docenten
x
Scholingsplannen per unit
x
Stand van zaken professionalisering op basis van evaluatie en diverse bronnen In het laatste kwartaal van 2014 was het professionaliseringsbeleid (later dan beoogd) klaar voor discussie. Het is nog niet vastgesteld. Hoewel er in 2014 stappen zijn gezet op het gebied van professionalisering, zoals de inrichting van een Management Development traject, het verbeteren van de gesprekscyclus, instellingsbrede bepaling van onderwerpen waarop moet worden geschoold en een gedeeltelijke uitvoering van deze scholingstrajecten, is de constatering dat professionalisering nog niet de prioriteit krijgt die zij verdient en die nodig is. Dit wordt ook duidelijk uit de analyse die in 2014 bij Arcus heeft plaats-gevonden en waarbij door middel van semi-gestructureerde interviews en desk-research gekeken is naar de inhoud en de kwaliteit van de huidige situatie betreffende professionalisering.
51
In het kort zijn de resultaten van deze analyse: •e en gedragen visie en formeel professionaliseringsbeleid, in lijn met de landelijke professionaliseringsagenda, is nog onvoldoende tot stand gekomen en derhalve onvoldoende bekend bij de units en de medewerkers; • informeel bestaan er uiteenlopende opvattingen over de professionalisering bij Arcus; kenmerk hiervan is wel dat vrijwel iedereen het belang hiervan onderschrijft; •n aast een centraal aanbod van ‘cursussen’, in lijn met de strategische doelstellingen van de organisatie, is de invulling van professionalisering per unit verschillend en krijgt naar eigen inzicht vorm en inhoud; • er wordt weinig gebruik gemaakt van de nieuwste inzichten en tools over leren binnen organisaties; •d e in de afgelopen jaren aan de untis toegekende budgetten voor professionaliering worden onderschreden; het afgelopen jaar zelfs met zo’n 50%; • de aangeboden professionaliseringsactiviteiten bereiken maximaal zo’n 40% van de docentenpopulatie; •e r vindt bij Arcus geen systematische registratie en evaluatie van professionaliserings-activiteiten plaats, waardoor een echte gedegen analyse van de stand van zaken lastig is. Op korte termijn zal er een ‘scan’ worden gemaakt van de huidige situatie van het HR- en professionaliseringsbeleid aan de hand van het analysemodel ‘Weet, denk, doe’ een co-productie van een viertal ROC’s, De Argumentenfabriek en MBO15.
52
7. Financiën 7.1 Inleiding De Stichting Arcus College is 100% aandeelhouder van Arcus Holding BV en deze holding is weer 100% aandeelhouder van ROC-OZL Contracting BV en Centrum voor Baan en Beroep BV. De enkelvoudige balans en staat van baten en lasten van stichting en BV’s worden geconsolideerd. De jaarrekening 2014 is opgesteld conform de Regeling jaarverslaggeving OCW, RJ660 en BW2. Het financiële beleid van Arcus College is een afgeleide van het strategisch beleid. Dit betekent dat in het verslagjaar er binnen de Holding voor wat betreft de deelnemingen-portefeuille wijzigingen zijn geïnitieerd en enkele reeds geëffectueerd. Van Transfer Werkt BV is per 1 januari 2014 de management buy out geëffectueerd. Van Centrum voor Baan en Beroep BV is het traject van beëindiging van de bedrijfsactiviteiten vervolgd en per 1 maart 2015 is de status “in liquidatie” gepubliceerd. Het minderheidsbelang in deelneming Ar@ing BV is in 2014 vervreemd. In 2014 is met betrekking tot de contractactiviteiten van OZL Contracting BV tot overdracht van onderneming (OVO) aan de stichting Arcus College voorbereid. Deze OVO is per 1 januari 2015 geëffectueerd. Deze ontwikkelingen binnen de BV’s hebben een weerslag op de balansposities en de exploitatie van de BV’s. In het kader van het verstrekken van een transparante toelichting worden de enkelvoudige cijfers van stichting Arcus College en de geconsolideerde cijfers beide gepresenteerd en toegelicht. 7.2 Enkelvoudige staat van baten en lasten van stichting Arcus College Onderstaand treft u aan de enkelvoudige staat van baten en lasten 2014 van de stichting Arcus College, inclusief de vergelijkende cijfers 2013 en de begroting 2014. De begroting 2015 is schuingedrukt in de laatste kolom opgenomen. De meerjarencijfers treft u aan in paragraaf 7.8.5. Omdat er in het verslagjaar sprake was van een aantal bijzondere posten, worden deze afzonderlijk in onderstaande tabel gepresenteerd in de kolom “2014 realisatie bijzonder”. Enkelvoudige staat van baten en lasten Bedragen in €
2014 realisatie
2014 realisatie
2014 realisatie
regulier
bijzonder
totaal
2014 begroting
2013 realisatie
2015 begroting
Baten Rijksbijdragen OCW Overige overheidsbijdragen Baten werk i.o.v. derden Overige baten
51.290.096
0
51.290.096
50.948.957
52.635.294
55.480.000
736.670
0
736.670
1.019.339
910.372
750.000
2.711.641
0
2.711.641
2.067.710
2.492.517
1.790.000
2.206.317
1.696.866
3.903.183
2.686.500
1.694.404
710.000
56.944.724
1.696.866
58.641.590
56.722.506
57.732.587
58.730.000
Lasten 42.486.009
0
42.486.009
41.611.418
42.651.036
42.400.000
Afschrijvingen
Personele lasten
2.199.141
100.675
2.299.816
2.789.666
3.968.668
3.800.000
Huisvestingslasten
5.738.521
4.544.825
645.540
4.420.000
Overige instellingslasten
6.961.310
1.626.137
8.587.447
7.442.577
7.862.392
8.060.000
57.384.981
1.726.812
59.111.793
56.388.486
55.127.636
58.680.000
-440.257
-29.946
-470.203
334.020
2.604.951
50.000
131.790
0
131.790
-106.000
569.318
30.000
Saldo baten en lasten Saldo financiële baten en lasten
0 5.738.521
53
Exploitatieresultaat Resultaat deelnemingen na Vpb Vpb Resultaat
-308.467
-29.946
-338.413
228.020
3.174.269
80.000
227.739
0
227.739
-202.558
-1.931.766
-50.000
0
0
0
0
0
0
-80.728
-29.946
-110.674
25.462
1.242.503
30.000
Toelichting: Het resultaat enkelvoudig van stichting Arcus College is in 2014 minus € 110.000 en € 640.000 lager dan het geconsolideerde resultaat. Het resultaat geconsolideerd 2014 bedraagt € 530.000. De afwijking tussen enkelvoudig en geconsolideerd wordt verderop in deze paragraaf toegelicht. De baten In totaliteit zijn de baten € 1,9 miljoen hoger dan begroot. Onderstaand wordt dit verklaard. De rijksbijdrage is € 0,34 miljoen hoger dan begroot als gevolg van nakomende rijksbijdrage school-ex en passend onderwijs. De Overige overheidsbijdragen bestaan met name uit de bijdragen vanuit de gemeenten, de zogenaamde productovereenkomsten en inkomsten uit ESF-subsidies. De ESF-baten zijn over 2014 negatief als gevolg van voorzichtigheidshalve doorgevoerde afwaarderingen van enkele ESF-projecten. Deze afwaardering en vloeien voort uit rapportages van het Agentschap. De baten in opdracht van derden realiseren € 0,64 miljoen hoger dan begroot. De belangrijkste reden is de toename van de taaltrajecten. Overigens is hier inbegrepen een positieve correctie op de baten van 2013 ten bedrage van € 0,37 miljoen (in 2013 ten onrechte afgeboekt). De Overige baten overschrijden de begroting met € 1,2 miljoen. Deze overschrijding is een gevolg van: •€ 1,1 miljoen meer realisatie aan diverse projecten die niet of lager begroot waren (zoals CIV/Zorg Techniek Limburg/programmagelden VSV via de VO-scholen). Overigens staan tegenover deze meeropbrengsten ook meerkosten van het project CIV/Zorg Techniek Limburg. • Meer detacheringen dan begroot (€ 0,22 meer realisatie). • Een bijdrage van de gemeente Heerlen in het project Mijnwater ten bedrage van € 0,15 miljoen. •E en btw-bate op investeringen in btw belaste activiteiten inzake de bouw van de nieuwbouw Valkenburgerweg ten bedrage van € 80.000. •O nder de Overige baten is ook verantwoord de boekwinst ad € 1,7 miljoen uit verkoop van het pand. Meezenbroekerweg. Dit bedrag is overigens in overeenstemming met de begroting. De lasten De totale lasten zijn € 2,7 miljoen hoger dan begroot. Onderstaand volgt een analyse op hoofdlijnen per rubriek. De personele lasten zijn € 0,9 miljoen hoger dan begroot: •S alariskosten Arcus-personeel zijn € 1,25 miljoen hoger dan begroot, terwijl de kosten tijdelijk personeel € 1,1 miljoen lager zijn dan begroot. Er heeft een substitutie plaatsgevonden van tijdelijk naar vast personeel, en de personeelskosten zijn hoger omdat er ook meer baten zijn, met name uit de taaltrajecten. • Niet begroot was de mutatie in diverse personele voorzieningen en reserveringen: - Een dotatie voorziening WAO ad € 0,68 miljoen - Een dotatie voorziening jubileumuitkeringen van € 30.000 - Een dotatie aan de verlofvoorziening van € 0,2 miljoen - Een correctie voorgaande jaren (vrijval) van de reservering vakantiegeld ten bedrage van € 0,16 miljoen De personele lasten 2014 zijn € 0,2 miljoen lager dan in 2013. De afschrijvingen waren begroot op € 2,8 miljoen en zijn gerealiseerd op € 2,3 miljoen. Bijzonderheden zijn: •A rcus heeft de boekwaarde van het pand Diepenbrockstraat afgeboekt naar nihil, hetgeen een extra afschrijving van € 0,1 miljoen betekent. • Verder zijn de investeringen in 2014 lager en later dan begroot en derhalve ook de afschrijvingen.
54
De huisvestingslasten overschrijden de begroting met € 1,2 miljoen. De belangrijkste redenen hiervan zijn: • Hogere huurlasten (€ 0,26 miljoen hoger). •H ogere onderhoudskosten dan begroot (€ 0,4 miljoen hoger), vooral als gevolg van de werkzaamheden Schandelermolenweg die uitstijgen boven de onderhoudsvoorziening. •M eer schoonmaakkosten dan begroot (€ 0,13 miljoen meer), met name door asbestsanering Meezenbroekerweg en langer in gebruik houden oude panden. • Meer heffingen dan begroot (€ 90.000 meer). Locatie Valkenburgerweg en ZAP waren niet begroot. • Hogere bewakingskosten (€ 75.000 meer dan begroot) door intensivering bewaking in de Valkenburgerweg. •M eer advieskosten m.b.t. nieuwbouw (inclusief verhuizing) en verkoop oude panden ten opzichte van de begroting (€ 0,25 miljoen hoger). Ten opzichte van 2013 zijn alle categorieën huisvestingskosten gestegen, met uitzondering van energie, tuinonderhoud en verzekeringen. De overige instellingslasten overschrijden de begroting met € 1,1 miljoen. De belangrijkste redenen zijn: •D e vorderingen van de Stichting Arcus College op OZL Contracting BV zijn voor een totaalbedrag van € 1,62 miljoen afgeboekt, dit conform bestuursbesluit en in het kader van de Overdracht van Onderneming van de contractactiviteiten van OZL Contracting BV naar de Stichting. •V erder is er sprake van diverse positieve en negatieve afwijkingen ten opzichte van de begroting die elkaar in totaliteit opheffen. Financiële baten en lasten In 2014 bedraagt het saldo financiële baten en lasten € 0,13 miljoen terwijl een saldo van negatief € 0,1 miljoen begroot is. Er is minder geïnvesteerd en het aantrekken van vreemd vermogen bleek derhalve niet nodig. Resultaat deelneming Het resultaat deelneming bedraagt € 0,23 miljoen positief en is € 0,43 miljoen beter dan begroot. Specificatie per deelneming leidt tot het volgende beeld: •R OC-OZL Contracting BV heeft een positief resultaat in 2014 van € 0,94 miljoen. Dit positieve resultaat is een saldo van een negatieve reguliere exploitatie van € 0,68 miljoen en een kwijtschelding door de stichting Arcus College op OZL-Contracting BV van € 1,62 miljoen. Met dit positieve resultaat is het eigen vermogen van OZL-Contracting BV gestegen van minus € 1 miljoen per 31-12-2013 naar minus € 50.000 per 31-12-2014. Per ultimo 2013 had de Holding BV voor slechts een deel van dit negatieve eigen vermogen van Contracting BV een Voorziening negatieve deelneming gevormd, namelijk voor een bedrag van € 0,34 miljoen. Dit bedrag betrof belasting- en pensioenverplichtingen van Contracting BV. Deze voorziening is nu per 31-12-2014 afgebouwd tot minus € 50.000, derhalve een positief resultaat deelneming van € 0,29 miljoen. • CBB BV heeft in 2014 een negatief resultaat van € 20.000. Er was geen begroting voor CBB BV. • Holding BV heeft in 2014 een negatief resultaat van € 36.000. 7.3 Geconsolideerde staat van baten en lasten van Arcus In paragraaf 7.2 is de enkelvoudige staat van baten en lasten gepresenteerd en zijn de belangrijkste verschuivingen en afwijkingen ten opzichte van de begroting toegelicht. Onderstaande tabel geeft de geconsolideerde staat van baten en lasten en een toelichting daarop, voor zover niet reeds in paragraaf 7.2 aan de orde geweest.
55
Geconsolideerde staat van baten en lasten Bedragen in €
2014 realisatie
2014 realisatie
2014 realisatie
regulier
bijzonder
totaal
2014 begroting
2013 realisatie
Baten Rijksbijdragen OCW Overige overheidsbijdragen
51.290.096
0
51.290.096
50.948.957
52.635.294
736.670
0
736.670
1.019.339
910.372
Baten werk i.o.v. derden
4.594.292
0
4.594.292
3.004.960
7.758.751
Overige baten
1.849.367
1.696.866
3.546.233
2.686.500
1.634.894
58.470.425
1.696.866
60.167.291
57.659.756
62.939.311
43.806.207
0
43.806.207
42.601.826
47.762.547
2.213.413
100.675
2.314.088
2.794.666
4.027.982
5.826.795
0
5.826.795
4.549.825
825.081
Lasten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige instellingslasten
7.842.334
0
7.842.334
7.587.077
10.236.443
59.688.749
100.675
59.789.424
57.533.394
62.852.053
-1.218.324
1.596.191
377.867
126.362
87.258
149.049
0
149.049
-100.900
588.296
-1.069.275
1.596.191
526.916
25.462
675.554
Resultaat deelnemingen na Vpb
0
0
0
0
0
Vpb
0
0
0
0
0
-1.069.275
1.596.191
526.916
25.462
675.554
Saldo baten en lasten Saldo financiële baten en lasten Exploitatieresultaat
Resultaat
Toelichting, aanvullend op de toelichting in paragraaf 7.2: Veel posten zijn al toegelicht bij de enkelvoudige staat van baten en lasten. Aanvullend onderstaand een toelichting op de afwijkingen bij de baten in opdracht van derden, de overige baten, de personele lasten en de overige instellingslasten. Aan baten in opdracht van derden is geconsolideerd een bedrag van € 1,6 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Behalve de afwijkingen zoals toegelicht in paragraaf 7.2 onderstaand nog specifieke afwijkingen bij de BV’s: •H iervan komt € 0,54 miljoen voor rekening van CBB BV. Voor deze BV was voor 2014 geen begroting opgesteld (wegens voorgenomen beëindiging van werkzaamheden). Deze baten hebben betrekking op met name een WAJONG-project. •€ 0,4 miljoen komt voor rekening van Contracting BV. Hiervan is € 0,27 miljoen toe te rekenen aan opdrachten waarvan de uitvoering in onder-aanneming heeft plaatsgevonden door ROC Leeuwenborgh, waar overigens ook € 0,27 miljoen aan extra inkoopkosten tegenover staan. De overige baten zijn geconsolideerd € 0,35 miljoen lager dan enkelvoudig. Het betreft baten bij de Stichting uit activiteiten (o.a. detacheringen naar OZL-Contracting BV en CBB BV) die in de consolidatie geëlimineerd zijn. De personele lasten op geconsolideerd niveau overschrijden de begroting. Voor een groot deel is deze overschrijding verklaard bij de toelichting bij de enkelvoudige staat van baten en lasten. Daarboven is er ook een overschrijding bij de BV’s. Enerzijds bij OZL Contracting BV (meer inzet personeel dan begroot) en anderzijds CBB BV (wel inzet personeel, op inleenbasis (ZZP) , niet begroot). De overige instellingslasten geconsolideerd zijn lager dan enkelvoudig van de Stichting. Dit komt door eliminatie-effecten (onder andere het kwijtschelden van de vordering van de Stichting op OZL Contracting BV). Los daarvan zijn bij de BV’s meer overige instellingslasten geweest dan begroot. Dit betreft met name nagekomen lasten in het kader van beëindiging van activiteiten en contracten.
56
7.4 De enkelvoudige balans van de stichting Arcus College Onderstaand treft u de enkelvoudige balans van stichting Arcus College aan. (na winstbestemming)
31-12-2014
31-12-2013
31-12-2014
Activa
Passiva
Vaste activa
Eigen vermogen
Materiële vaste activa
70.273.915
51.651.704
Financiële vaste activa
851.749
624.010
Algemene reserve
31-12-2013
70.951.070
62.754.570
Bestemmingsreserve publiek
0
8.307.174
Bestemmingsreserve privaat
0
0
70.951.070
71.061.744
2.425.321
3.402.661
10.529.278
12.199.666
83.905.669
86.664.071
71.125.664
52.275.714
Vorderingen
3.920.164
5.419.305
Liquide middelen
8.859.841
28.969.052
12.780.005
34.388.357
Kortlopende schulden
83.905.669
86.664.071
Totaal passiva
Vlottende activa
Totaal activa
Voorzieningen
Toelichting: In de mutatie op de materiële vaste activa is duidelijk merkbaar dat de nieuwbouw is afgerond in 2014. De volgende bijzonderheden ten aanzien van deze post kunnen genoemd worden: • Het terrein Diepenbrockstraat is afgewaardeerd naar nihil (afwaardering met 0,1 miljoen). • Het gebouw Meezenbroekerweg is verkocht. De resterende boekwaarde is afgeboekt (afboeking met € 0,42 miljoen). De financiële vaste activa zijn per balansdatum weer iets toegenomen ten opzichte van vorig jaar. De stijging komt uiteraard overeen met het resultaat deelneming van positief € 0,23 miljoen. In paragraaf 7.2 is een toelichting verstrekt op deze post. De vorderingen zijn ten opzichte van 2013 per saldo gedaald met € 1,5 miljoen. De vorderingen op reguliere debiteuren, overige overheden en intercompany zijn afgenomen . Samen een daling van plusminus € 2 miljoen. Gedaald zijn met name de intercompany-vorderingen (namelijk met een bedrag van € 1,6 miljoen; het betreft een kwijtschelding door Arcus College op OZL Contracting BV) en de vorderingen op overige overheden (waaronder een afboeking van een ESF-vordering van € 0,4 miljoen). De overige vorderingen zijn toegenomen met € 1,1 miljoen (met name de BTW-teruggaaf op investeringen nieuwbouw). De liquide middelen zijn gedaald met € 20 miljoen, uiteraard als gevolg van de voortschrijdende investeringen in de nieuwbouw. De mutatie van het eigen vermogen is uiteraard conform het gerealiseerde exploitatieresultaat. De bestemmingsreserves zijn toegevoegd aan de algemene reserve. De voorzieningen dalen in totaliteit met € 1 miljoen maar in de diverse categorieën zijn er verschillen: • De voorziening groot onderhoud is in 2014 geheel besteed en daalt met € 1,5 miljoen tot nihil. • De voorziening WAO stijgt met € 0,5 miljoen (als saldo van noodzakelijke dotaties, onttrekkingen en vrijval). De kortlopende schulden dalen met € 1,7 miljoen. Binnen deze rubriek dalen de crediteuren met € 1,8 miljoen. De ratio’s op basis van de enkelvoudige balans zijn: 31-12-2014
31-12-2013
Solvabiliteit (EV/TV)
0,85
0,82
Liquiditeit (VA/KS)
1,22
2,82
57
De liquiditeitsratio is afgenomen als gevolg van de voortschrijdende investeringen in de nieuwbouw. De solvabiliteit is iets verbeterd, echter het vermogen “zit” nu vooral in de nieuwbouw in plaats van “geld op de bank”. 7.5 De geconsolideerde balans van Arcus (na winstbestemming)
31-12-2014
31-12-2013
Activa
Passiva
Vaste activa
Eigen vermogen
31-12-2014
31-12-2013
Materiële vaste activa
70.279.475
51.717.579
Algemene reserve
70.101.579
62.132.818
Financiële vaste activa
2.250
11.250
Bestemmingsreserve publiek
849.501
8.379.742
Bestemmingsreserve privaat
1.101.503
1.123.111
2.465.125
3.927.316
70.281.725
51.728.829
Vlottende activa
72.052.583
71.635.671
Vorderingen
4.414.926
5.841.387
Voorzieningen
Liquide middelen
11.193.130
32.124.136
Kortlopende schulden 11.372.073
14.131.365
15.608.056
37.965.523
85.889.781
89.694.352
Totaal passiva
89.694.352
Totaal activa
85.889.781
Toelichting: Als aanvulling op paragraaf 7.4 worden de volgende posten toegelicht: • De financiële vaste activa dalen omdat de aandelen in de minderheidsdeelneming Ar@ing gedurende 2014 zijn verkocht. •D e vorderingen zijn aanzienlijk gedaald met € 1,4 miljoen. De BV’s hebben hun vorderingenposities ook goed kunnen afbouwen. In de enkelvoudige balans van de Stichting is de kwijtschelding van de vordering op OZL Contracting ad € 1,6 miljoen verwerkt. In de consolidatie is deze uiteraard geëlimineerd. Desondanks nog een daling van de vorderingen, deze komt zowel voor rekening van de BV’s als voor de Stichting (lagere vorderingen op gemeenten en andere overheidsinstellingen). •D e liquide middelen van de BV’s zijn gedaald van plusminus € 2 miljoen per ultimo 2013 tot € 1,2 miljoen ultimo 2014. Hiervan is € 0,7 miljoen van de Holding BV. Voor OZL Contracting BV en CBB BV geldt dat de liquiditeitspositie in overeenstemming is met de resterende verplichtingen. •D e algemene reserve stijgt met € 8 miljoen als saldo van: - de bestemmingsreserves van Stichting Arcus College ad € 8,3 miljoen zijn aan de algemene reserve toegevoegd en - het enkelvoudige resultaat van de stichting exclusief het resultaat deelnemingen. •D e bestemmingsreserve publiek daalt met € 7,5 miljoen als saldo van: - De bestemmingsreserves van de Stichting Arcus College ad €8,3 miljoen zijn aan de algemene reserve toegevoegd, - Het positieve resultaat van de BV’s van € 0,9 miljoen en - De definitieve vermogensmutatie als gevolg van de verkoop per 1-1-2014 van de aandelen in Transfer Werkt BV (per saldo minus € 0,1 miljoen). •D e bestemmingsreserve privaat heeft betrekking op de stichting Schoolfonds. Het vermogen van deze stichting is als privaat vermogen aangemerkt. De daling vloeit voort uit een bijdrage (hoger dan de ontvangen rente) aan de stichting Leergeld. De ratio’s op basis van de geconsolideerde balans zijn: 31-12-2014
31-12-2013
Solvabiliteit (EV/TV)
0,84
0,80
Liquiditeit (VA/KS)
1,37
2,69
7.6 Onderlinge leveringen en vorderingen/kortlopende schulden tussen groepsmaatschappijen De stichting Arcus College en de BV’s leveren diensten aan elkaar die in de consolidatie geëlimineerd worden. Dat geldt ook voor de onderlinge vorderingen en schulden die uit deze onderlinge diensten ontstaan. De voornaamste activiteiten vloeien voort uit de contractactiviteiten via Contracting BV. De detacheringen vanuit beide BV’s naar de stichting Arcus College zijn in de eerste helft van 2014 geheel afgebouwd.
58
De volgende baten en lasten zijn in 2014 in de consolidatie tussen stichting Arcus College en de BV’s geëlimineerd: • Baten in opdracht van derden: € 3,1 miljoen (2013: € 3,7 miljoen; 2012: € 6,6 miljoen) • Inkoopwaarde van de omzet: € 0,9 miljoen (2013: € 1,2 miljoen; 2012: € 2,2 miljoen) • Personele lasten: € 0,3 miljoen (2013: € 2,5 miljoen; 2012: € 4,4 miljoen) De intercompany vorderingen en schulden hebben nagenoeg geheel betrekking op schulden die Contracting BV heeft bij de stichting Arcus College (€ 0,25 miljoen, dit bedroeg per ultimo 2013 nog ruim € 1,5 miljoen). 7.7 Treasury en financiële positie Arcus College heeft in de afgelopen jaren een beleid gevoerd om de niet direct benodigde liquide middelen via spaarrekeningen rentedragend te laten zijn. Er zijn geen risicodragende effecten aangeschaft. In 2014 zijn nagenoeg alle resterende spaartegoeden aangewend voor de realisatie van de nieuwbouw die dan overigens geheel met eigen middelen is gefinancierd. Arcus heeft geen beroep hoeven te doen op financiering met langlopende leningen, hetgeen ook de hoge solvabiliteitsratio verklaart. Voor wat betreft liquiditeit is beleid dat er steeds een buffer gewenst is van € 6 miljoen. Er worden 12 maandelijks voortschrijdende liquiditeitsprognoses opgesteld en per kwartaal meerjaren-liquiditeitsprognoses. Door de Raad van Toezicht is goedgekeurd dat een eventuele aanvulling tot de gewenste buffer van € 6 miljoen via een rekening courant bij de huisbankier zal geschieden. Liquiditeitsprognoses wijzen uit dat feitelijke benutting van een dergelijke voorziening naar verwachting niet nodig zal zijn. 7.8 Continuïteitsparagraaf In deze continuïteitsparagraaf worden de volgende onderdelen gepresenteerd: • Interne beheersing • Prognose aantal studenten tot en met 2020 • Personeelsbezetting • Huisvestingssituatie • Meerjarenraming baten en lasten 2016 tot en met 2018 • Meerjaren balans 2016 tot en met 2018 Alle gegevens hebben alleen betrekking op de stichting Arcus College enkelvoudig. 7.8.1 Interne beheersing Arcus College heeft de afgelopen jaren grote verbeteringen doorgevoerd in de interne beheersing. Er worden jaarlijks meerjarenramingen opgesteld en de planning- en control-cyclus voorziet in een deugdelijk stramien van kadernota, begrotingen jaarplan, strikte maand- en kwartaalafsluitingen van de boekhouding, kwartaalrapportages inclusief prognoses en analyses, een opzet voor risicoanalyse en sinds 2013 wordt managementinformatie ontsloten via Qlikview. Meerjarenraming, begroting en rapportages worden ter beschikking gesteld aan de externe accountant waardoor deze zich een beeld kan vormen van de opzet en werking van de planning- en control cyclus binnen Arcus. Met de oprichting van STIP worden de onderwijs logistieke processen voor wat betreft effectiviteit en betrouwbaarheid verder verbeterd. Bedoeld worden onder meer de onderwijsplanning, de roostering, de procedures en systemen van presentie-en absentieregistratie, verzuimmeldingen en de tijdige aanwezigheid van de noodzakelijke formele documenten. Specifieke aandacht is er, ook in de rapportages van en voortgangsgesprekken met het verantwoordelijke management, voor het voldoen aan de uren-norm IIVO. Er zijn geen aanwijzingen dat er opleidingen zijn die te weinig IIVO-uren hebben aangeboden. Het College van Bestuur is van mening dat de interne beheersing van voldoende niveau is, doch zal verdere verbeteringen blijven nastreven. 7.8.2 Prognose aantal studenten tot en met 2020 De regio Parkstad Limburg is een zogenaamde krimpregio. Deze krimp is al nadrukkelijk in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs opgetreden. Bij het MBO is deze in het voltijdsonderwijs (de BOL) nog niet zichtbaar, echter in het
59
deeltijdonderwijs (BBL) nadrukkelijk aanwezig. Er is een verschuiving van BBL naar BOL opgetreden als gevolg van conjuncturele invloeden. Het lukte jongeren niet om een BBL-plek te vinden waardoor zij zich hebben ingeschreven voor een BOL-opleiding. Dit is overigens een landelijk verschijnsel. Voor de komende jaren wordt voor wat betreft de BOL uitgegaan van krimp van 1% per jaar. Dit percentage volgt de resultaten van eerdere onderzoeken. Voor wat betreft de BBL wordt uitgegaan van een gelijkblijvend volume ten opzichte van 2014, er van uitgaande dat de aantrekkende economie ondersteunt bij het vinden van BBL-plaatsen en derhalve inschrijving in deze leerweg. Verschuivingen tussen sectoren zijn zeer moeilijk voorspelbaar. Arcus gaat in het kader van de meerjarenramingen er van uit dat de daling over alle sectoren gelijkmatig verdeeld is. Teneinde te kunnen anticiperen op feitelijke verschuivingen worden de meerjarenramingen jaarlijks bijgesteld. Arcus gaat in zijn financiële meerjaren prognoses uit van de volgende studentaantallen:
60
Trend: m.i.v. 2015 BOL jaarlijks -1%. BBL gelijkblijvend. M.i.v. 2014 exclusief DtBOL (=niet bekostigd). Steeds op 1 oktober BOL
2008
A&H
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1.269
1.202
1.221
1.324
1.311
1.298
1.285
1.272
1.259
1.247
GDW
1.522
1.616
1.641
1.743
1.726
1.708
1.691
1.674
1.658
1.641
H&T
1.120
860
988
973
928
889
880
871
863
854
H&T-KTM
139
311
301
300
300
300
300
300
300
300
Techniek
710
944
1.048
1.135
1.124
1.112
1.101
1.090
1.079
1.069
Educatie
203
353
431
353
349
346
343
339
336
332
Totaal
4.963
5.301
5.267
5.640
5.829
5.738
5.653
5.600
5.547
5.494
5.442
BBL
2008
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
A&H
462
435
168
129
129
129
129
129
129
129
GDW
692
632
567
495
495
495
495
495
495
495
H&T
559
234
160
134
134
134
134
134
134
134
H&T-KTM
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Techniek
1.122
896
751
424
424
424
424
424
424
424
Educatie
238
339
93
8
8
8
8
8
8
8
Totaal
3.073
2.723
2.536
1.739
1.190
1.190
1.190
1.190
1.190
1.190
1.190
Totaal
2008
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
A&H
1.731
1.637
1.389
1.453
1.440
1.427
1.414
1.401
1.388
1.376
GDW
2.214
2.248
2.208
2.238
2.221
2.203
2.186
2.169
2.153
2.136
H&T
1.679
1.094
1.148
1.107
1.062
1.023
1.014
1.005
997
988
H&T-KTM
139
292
311
301
300
300
300
300
300
300
Techniek
1.832
1.840
1.799
1.559
1.548
1.536
1.525
1.514
1.503
1.493
Educatie
441
692
524
361
357
354
351
347
344
340
Totaal
8.036
7.803
7.379
7.019
6.928
6.843
6.790
6.737
6.684
6.632
292
8.024
Deze aantallen zijn exclusief de nog aanwezige studenten Deeltijd-BOL (niet meer bekostigd) en voor wat betreft de jaren 2015 en 2016 is al rekening gehouden met het feit dat de veva-studenten worden overgedragen aan Leeuwenborgh (concentratiestrategie van Ministerie van Defensie). Met mogelijke effecten als gevolg van herschikking techniekonderwijs in Zuid-Limburg is in bovenstaande raming nog geen rekening gehouden. Voor wat betreft deze herschikking techniekonderwijs wordt verwezen naar de nadere toelichting elders in het jaarverslag. De daling leidt, er van uitgaande dat de daling landelijk in mindere mate zal optreden, tot een situatie van dalend marktaandeel met uiteraard effect op bekostiging en bedrijfsvoering. 7.8.3 Personele bezetting de komende jaren De benodigde personele bezetting is een afgeleide van het aantal studenten en de totale baten van Arcus College. Het beleid is gericht op het bereiken en behouden van een personele bezetting, vertaald naar personele lasten, die plusminus 72% bedraagt van de totale baten. De aanwezigheid van een flexibele schil (per 31-12-2014 een percentage van ruim 20%) en het natuurlijk verloop (in de periode tot 2020 in totaal ruim 100 fte, redelijk gespreid over de jaren) bieden voldoende flexibiliteit om de personele bezetting af te stemmen op de behoefte. Het natuurlijk verloop van medewerkers is in absolute zin hoger dan de daling van het aantal benodigde medewerkers als gevolg van afname van het aantal studenten. Zeker zal dit het geval zijn als de arbeidsmarkt aantrekt. Uiteraard kunnen ten aanzien van specifieke bevoegdheden en deskundigheden fricties ontstaan (bijvoorbeeld die opleidingen waar de krimp hoger is en juist daar te weinig sprake is van natuurlijk verloop).
61
Om dit voor de komende vijf jaar inzichtelijk te krijgen is Arcus College gestart met een traject van lange termijn personeelsplanning. In het jaarplan 2015 is dit geconcretiseerd voor de eerste jaren. Dit traject, dat jaarlijks wordt herhaald, geeft inzicht in de toekomstig te verwachten spanning tussen benodigde en beschikbare bezetting en geeft handvaten voor beleid. Uitgaande van de meerjarenraming (zie hierna), de gehanteerde normering voor inzet van onderwijspersoneel (van de baten gaat 72% naar personele lasten en hiervan na aftrek van 5% overige personele lasten weer 68,5% naar onderwijspersoneel) en de gemiddelde GPL’s kan onderstaande personeelstabel voor de komende jaren worden gepresenteerd. Deze kan in verband met alle onzekerheden niet meer dan indicatief zijn. Tabel aantal fte 2014-2020 (gemiddeld in jaar)
2014
Directie/management Onderwijspersoneel Overige personeel Totaal
2015
2016
2017
2018
12
12
10
10
10
397
420
410
405
400
211
208
200
190
185
620
640
620
605
595
Tot de categorie Directie/management zijn in bovenstaande tabel gerekend het CvB, de unitdirecteuren en de Hoofden van Dienst. Het onderwijspersoneel bestaat in deze tabel uit de docenten, instructeurs en onderwijsassistenten, van zowel de units als van STIP/IB. Personele verhoudingsgetallen Aanvullend op de diverse tabellen in hoofdstuk 5 worden onderstaande personele verhoudingsgetallen voor 2014 gepresenteerd. Gewogen aantal studenten per fte categorie Onderwijspersoneel in 2013: 17,1 (dit is exclusief Educatie) (Benchmark MBO 2013: 16,2) Verdeling personeelsbestand in fte: Aantal fte’s gemiddeld in 2014 aanwezig
Aantal fte
% 2014
Benchmark MBO 2013
Onderwijspersoneel *)
397
64,0%
65,8%
Direct onderwijs ondersteunend personeel
79
12,8%
14,6%
Indirect onderwijs ondersteunend personeel
134
21,6%
16,7%
Directe & management, incl. secretariële ondersteuning
10
1,5%
2,9%
Totaal
620
100%
100%
Ad *) cfm definitie MBO-benchmark, dus inclusief 18 fte trajectbegeleiders van STIP Conclusie is dat Arcus College in de verhouding Onderwijspersoneel ten opzichte van overige categorieën personeel niet ten opzichte van de landelijke trend uit de pas loopt. Opmerking is wel dat de benchmark-cijfers sec betrekking hebben op het MBO-deel van de ROC’s, terwijl de gepresenteerde Arcus-cijfers betrekking hebben op de gehele organisatie, dus inclusief Educatie. De BV’s zijn niet meegenomen. Reden om hiervoor te kiezen is omdat toewijzing van indirect personeel aan MBO respectievelijk Educatie arbitrair is. 7.8.4 Huisvesting Arcus College heeft in 2014 de nieuwbouw, de Arcus Campus, in gebruik genomen. Deze Campus dient ter vervanging van zeven oude panden. Hiervan zijn vier panden medio 2014 geheel ontruimd (waarvan er een ook al verkocht en geleverd is en een ander voor enkele jaren verhuurd) en de andere drie panden gedeeltelijk. De laatste opleidingen in deze drie panden worden medio 2015 respectievelijk medio 2016 verplaatst naar de Campus.
62
De toekomstige huisvestingssituatie kan weergegeven worden met onderstaande tabel:
m2 bvo
31-12-2013
31-12-2014
31-12-2015
31-12-2016
31-12-2017
31-12-2018
Gefinancierd met
Eigendom
52.557
75.780
75.780
75.780
43.081
43.081
eigen vermogen
Waarvan in verkoop
0
24.220
32.699
0
0
Huur
8.306
7.351
7.351
7.504
7.904
7.904
sectorgemiddelde
Percentage huur
13,6%
8,8%
8,8%
9,0%
15,5%
15,5%
2013 = 16%
Bvo is bruto vloeroppervlak Arcus heeft na de oplevering in 2014 geen verdere nieuwbouwprojecten gepland. In 2014 is het Techniekgebouw opgeknapt en in 2016/2017 zal dit gebouw verder worden aangepast als gevolg van de herschikking (tussen Arcus College en Leeuwenborgh Opleidingen en samen met het VMBO) van het techniekonderwijs. De planvorming hieromtrent is gestart. De consequenties voor wat betreft ruimteverdeling, investeringen en kosten zijn nog niet bekend en hiermede is dan ook nog geen rekening gehouden. Financiering hiervan zal door ROC’s, VMBO-besturen en gemeenten gezamenlijk geschieden. Voor wat betreft de te verkopen panden: de boekwaarden zijn in 2013 en 2014 voor een groot deel voorzichtigheidshalve afgewaardeerd en in de meerjarenramingen is geen rekening gehouden met eventuele boekwinsten of positieve cashflow uit hoofde van verkoop van deze panden. Arcus hanteert derhalve het voorzichtigheidsbeginsel. Overigens is in de meerjarenramingen tot en met 2017 wel rekening gehouden met beperkte huisvestingslasten voor de leegstaande panden. Voor de nieuwbouw Arcus Campus en de overige panden is er geen aanleiding voor impairment. Concluderend kan gesteld worden dat de huisvestingssituatie niet tot materiële risico’s zal leiden. Aantal m2 per gewogen student Het aantal m2 per gewogen student (BOL =1 en BBL = 0,35) is in 2014 gestegen door de oplevering van de nieuwbouw en daalt daarna weer zodra de oude panden worden afgestoten. Onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal m2 per gewogen student in twee varianten. In de eerste variant wordt de leegstand niet meegeteld. In de tweede variant wel waarbij er van uitgegaan wordt dat de verkoop van de oude gebouwen in 2017 een feit zal zijn. Beide varianten houden rekening met het feit dat enkele gebouwdelen worden verhuurd en met het ruimtebeslag door Educatie. Het aantal verhuurde vierkante meters zal de komende jaren toenemen door de samenwerking bij de techniekopleidingen met het VMBO. Met deze toename aan verhuur aan het VMBO is echter nog geen rekening gehouden. m2 per gewogen student
31-12-2013
31-12-2014
31-12-2015
31-12-2016
31-12-2017
31-12-2018
Zonder leegstand
8,7
9,6
8,6
7,8
8,0
8,0
Met leegstand
8,7
11,9
12,1
12,8
8,0
8,0
De benchmark MBO 2013 geeft een gemiddelde van 9,2. Huisvestingskosten per m2 De huisvestingskosten (incl. afschrijvingskosten gebouwen) per m2 ontwikkelen zich conform onderstaand beeld. Huisvestingskosten per m2 (in €)
31-12-2013
31-12-2014
31-12-2015
31-12-2016
31-12-2017
31-12-2018
Eigendom
43
53
58
60
107
103
Huur
187
222
235
272
266
273
De oplevering van de nieuwbouw en de activering vanaf september 2014 betekent uiteraard een toename van de huisvestingskosten, met name de afschrijvingskosten. Aan de oude gebouwen zijn relatief weinig kosten verbonden. Dit betekent dat zodra de oude gebouwen worden afgestoten en derhalve het aantal vierkante meters afneemt, het bedrag per m2 toeneemt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kosten per m2 eigendom en kosten per m2 huur. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de huurkosten per m2 aanzienlijk zijn. Dit komt doordat in de huurprijzen meer zit dan alleen de huisvestingskosten, doch ook personele en overige instellingskosten.
63
De benchmark 2013 laat een gemiddeld bedrag per m2 zien van € 108 (voor eigendom/huur tezamen. Geen aparte cijfers bekend). Huisvesting voor het techniekonderwijs Zoals eerder genoemd is Arcus samen met Leeuwenborgh en de drie VMBO-besturen bezig met de voorbereiding van het gezamenlijke techniekonderwijs Zuid-Limburg (TOZL). Dit zal leiden tot fysieke herschikking van de uitvoeringslocaties en de 5 techniekeenheden zullen de huisvesting op diverse locaties gaan delen. Dit leidt tot investeringen, desinvesteringen en verdeling van kosten, waarbij voor wat betreft het voortgezet onderwijs voor de financiering naast de VMBO-besturen ook de gemeenten een verantwoordelijkheid gaan nemen. Deze consequenties zijn nog te weinig uitgewerkt om in dit jaarverslag op te kunnen nemen. Strategisch huisvestingsplan De demografische ontwikkeling, gekoppeld aan het feit dat de herschikking techniekonderwijs impact heeft op de huisvestingsbehoefte, en de oude (lege) panden en de beschikbaarheid van huurpanden, leiden tot de noodzaak tot het opstellen van een strategisch huisvestingsplan. Dit strategisch huisvestingsplan zal per ultimo 2015 beschikbaar zijn. 7.8.5 Meerjaren staat van baten en lasten Arcus College enkelvoudig Jaarlijks actualiseert Arcus de meerjarenraming waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de ontwikkeling ten aanzien van bekostiging, aantal studenten en daarop afgestemd beleid en plannen ten aanzien van personeel, huisvesting en projecten. Onderstaande tabel is ontleend aan de meerjarenraming 2016-2020 van Arcus College enkelvoudig, goedgekeurd door de Raad van Toezicht in juni 2015. Bedragen in €
2013
2014
2015
2016
2017
2018
realisatie
realisatie
begroting
raming
raming
raming
Baten Rijksbijdragen OCW
52,64
51,29
55,48
54,61
53,35
52,25
Overige overheidsbijdragen
0,91
0,74
0,75
0,38
0,38
0,38
Baten werk i.o.v. derden
2,49
2,71
1,79
1,99
2,24
2,26
Overige baten *)
1,69
3,90
0,71
0,20
0,20
0,20
57,73
58,64
58,73
57,17
56,16
55,09
42,65
42,49
42,40
41,17
40,44
39,66
Afschrijvingen
3,97
2,30
3,80
3,53
3,69
3,93
Huisvestingslasten
0,65
5,74
4,42
4,85
4,96
4,86
Overige instellingslasten
7,86
8,59
8,06
7,29
6,74
6,19
55,13
59,53
58,68
56,84
55,83
54,64
Saldo baten en lasten
2,60
-0,47
0,05
0,34
0,33
0,45
Saldo financiële baten en lasten
0,57
0,13
0,03
0,07
0,08
0,10
Exploitatieresultaat
3,17
-0,34
0,08
0,41
0,42
0,55
Lasten Personele lasten
Resultaat deelnemingen
-1,93
0,23
-0,05
-0,05
0,00
0,00
Resultaat
1,24
-0,11
0,03
0,36
0,42
0,55
Ad *) inclusief college, cursus en examengelden
64
Toelichting: De Rijksbijdragen zijn afgeleid van de beschikbare landelijke en macro-bekostigingsgegevens en de verwachting van ons marktaandeel. Hierbij is uitgegaan van de nieuwe bekostigingssystematiek en de te ontvangen overgangsbekostiging. Voor wat betreft de Overige overheidsbijdragen (lees productovereenkomst Educatie) is het beleid van Arcus College gericht op bestendiging van de samenwerking met de gemeenten, doch voorzichtigheidshalve is er rekening mee gehouden dat de gemeenten ingaande 2016 de helft van de productovereenkomst-middelen elders gunnen. Het kostenpatroon van Arcus College wijzigt de komende jaren ten opzichte van de afgelopen 10 jaar. In het vooruitzicht van nieuwbouw zijn investeringen achtergebleven en hiermede ook de huisvestings- en afschrijvingskosten. Met de oplevering van de nieuwbouw in 2014 is de kostenverdeling gewijzigd. In dit kader blijft Arcus College in meerjarenperspectief koersen op een aandeel personele lasten, als percentage van de totale baten (met uitzondering van bijzondere baten zoals verkoopopbrengst van de panden), van 72%. De afschrijvingen en huisvestingslasten zijn afgeleid van de toekomstige huisvestingssituatie en de noodzakelijke investeringen. Nieuwe (vervanging en uitbreiding) investeringen in inventaris en automatisering zijn overigens eveneens gebudgetteerd. Voor wat betreft de deelnemingen is in meerjarenperspectief uitgegaan van een nihil-resultaat aangezien het beleid van de Stichting is om het belang in de BV’s geheel af te stoten.
Rentabiliteit (resultaat/TB)
2013 realisatie
2014 realisatie
2015 begroting
2016 raming
2017 raming
2018 raming
2,15%
-0,19%
0,05%
0,63%
0,74%
0,99%
Conclusie uit de meerjarenraming is een jaarlijks sluitende exploitatie, waaraan een noodzakelijk strak gebudgetteerde bedrijfsvoering en realisatie van efficiency ten grondslag liggen. Omzet private activiteiten Arcus College heeft enkele jaren geleden de keuze gemaakt om de activiteiten van de Holding BV aan te merken als publieke activiteiten, immers deze activiteiten liggen alle in het verlengde van de publieke taak. Alleen de Stichting Schoolfonds is een private activiteit. De omvang vanuit exploitatie-perspectief is zeer gering (in 2014 een dotatie aan de Stichting Leergeld Parkstad van € 30.000 en een rentebate van € 8.396). 7.8.6 Meerjaren balans Arcus College enkelvoudig Uit de meerjarenraming wordt ook de meerjaren balans enkelvoudig afgeleid zoals hieronder gepresenteerd. Balans 31-12 (bedragen in € M)
2013 Jaarrekening
2014 2015 Jaarrekening Begroting
2016 Raming
2017 Raming
2018 Raming
Materiële vaste activa
51,65
70,27
69,31
67,73
65,99
64,01
Financiële vaste activa
0,62
0,85
0,85
0,80
0,80
0,80
52,28
71,13
70,16
68,53
66,79
64,81
Vorderingen
5,42
3,92
4,00
4,00
4,00
4,00
Liquide middelen
28,97
8,86
9,58
11,39
13,39
15,75
34,39
12,78
13,58
15,39
17,39
19,75
86,66
83,91
83,74
83,92
84,18
84,55
Activa Vaste activa
Vlottende activa
Totaal activa
65
Passiva Eigen vermogen Algemene reserve
62,75
70,95
70,98
71,34
71,76
72,31
Bestemmingsreserve publiek
8,31
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Bestemmingsreserve privaat
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
71,06
70,95
70,98
71,34
71,76
72,31
Voorzieningen
3,40
2,43
2,43
2,43
2,43
2,43
Kortlopende schulden
12,20
10,53
10,33
10,16
9,99
9,82
Totaal passiva 86,66 83,91 83,74 83,92 84,18 84,55 Toelichting: In meerjarenperspectief zijn de vorderingen, bestemmingsreserves en voorzieningen constant gehouden. De materiële vaste activa muteren met het saldo van investeringen en afschrijvingen. De financiële vaste activa muteren met het resultaat deelneming en is na 2015 derhalve constant. Uit deze meerjarenbalans blijkt dat liquiditeit boven de gewenste buffer van € 6 miljoen blijft en dat voor de financiering van de activa geen langlopend vreemd vermogen nodig is. De solvabiliteit blijft onverminderd hoog.
31-12-2013
31-12-2014
31-12-2015
31-12-2016
31-12-2017
31-12-2018
Solvabiliteit
0,82
0,85
0,85
0,85
0,85
0,86
Liquiditeit
2,82
1,21
1,31
1,52
1,74
2,01
Arcus heeft geen langlopende leningen en derhalve ook geen herfinancieringsbehoefte. De reguliere investeringsbehoefte ligt de komende jaren rond de € 2 miljoen per jaar. 7.9 Risicomanagement Binnen Arcus College is twee jaar geleden de methodiek van risicomanagement gestructureerd. Het onderstaande model is hiervan de uitkomst. In 2015 wordt de verdere professionalisering en toepassing van de methodiek ter hand genomen, waarbij nog sterker vanuit de nagestreefde doelstellingen van Arcus wordt geredeneerd en de onzekerheden en risico’s die de realisatie van deze doelstellingen mogelijk in de weg staan. Inmiddels is de ervaring dat niet de methodiek zelf bepalend is voor een goede werking van het instrument risicomanagement, doch de rolduidelijkheid ten aanzien hiervan bij de betrokken medewerkers en de mate van risicoalertheid en de discipline om hiermee aan de slagen te (blijven) gaan. Het vraagt constante aandacht.
De leidinggevenden hebben een introductieworkshop bijgewoond over risicomanagement.
66
De leidinggevenden hebben als ordening de risicogebieden benoemd en per risicogebied zijn potentiële risico’s geïnventariseerd. Dit heeft geleid tot ruim 100 risico’s die vervolgens zijn geclassificeerd met enerzijds de kans van optreden en anderzijds het gevolg indien het risico zich voordoet.
Onderstaande gebieden kunnen we hierbij onderscheiden: a. onderwijs b. onderwijslogistiek c. omgeving/demografie d. politiek e. personeel f. huisvesting g. nieuwbouw/inhuizing h. facilitair/inkoop i. automatisering en informatiesystemen j. financiën en control k. organisatie l. juridisch
De geclassificeerde risico’s zijn in deze matrix weergegeven. Vervolgens is per risicogebied een top drie bepaald en zijn aan de risico’s actiehouders toegewezen en zijn per risico beheersingsmaatregelen gekozen. De actiehouders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen en de voortgangsrapportage daarover. Medio 2014 is een eerder gekozen top drie per risicogebied verder geprioriteerd naar de hoofdrisico’s. In iedere vergadering van de Raad van Toezicht wordt de (geactualiseerde) risicorapportage besproken Onderstaand een overzicht van de risico’s die in 2014 de meeste aandacht hebben gekregen. Onderwijs Belangrijkste opgave van Arcus College is het verzorgen van duurzaam kwalitatief goed onderwijs en het voldoen aan alle inspectienormen. Arcus heeft vastgesteld dat op de gebieden onderwijsrendement, VSV en MBO-keuzegids, slechter gescoord wordt dan het gemiddelde ROC. Dit heeft uiteraard geleid tot een grondige analyse en formulering van verbeterdoelstellingen. Deze verbeterdoelstellingen zijn geformuleerd in het jaarplan 2015 en in het inmiddels opgestelde Kwaliteitsplan voor OCW. Onderwijslogistiek Diverse onderwijs-logistieke processen (onderwijsadministratie, roostering, examenbureau, intake en begeleiding) zijn inmiddels gecentraliseerd. Dit leidt tot meer grip op deze processen en een betere informatievoorziening hieromtrent en onderwijsteams worden ontlast. Processen zijn beschreven, systemen aangepast en de communicatie tussen de centrale dienst en de onderwijsteams is ingericht. In 2014 heeft de verhuizing naar de nieuwbouw plaatsgevonden en is een nieuw roostersysteem in gebruik genomen. Deze combinatie heeft in de eerste twee periodes van het schooljaar 2014/2015 geleid tot ontevredenheid over de roosters en op onderdelen de onderwijs-huisvesting. Ingaande periode 3 is dit weer sterk verbeterd. Verder zijn de processen van de unit Educatie opnieuw beschreven en afgestemd op de Arcus-brede standaarden. Medio 2015 zal de unit Educatie ook voor de niet MBO-processen aansluiten op Eduarte. Demografie en omgeving Parkstad Limburg, het natuurlijke voedingsgebied van Arcus College, is een krimpregio en krijgt derhalve te maken met dalende studentaantallen. Daarnaast is het van belang dat Arcus opleidingen aanbiedt waaraan het bedrijfsleven en de overheden behoefte hebben. Voor wat betreft het techniek-onderwijs is en wordt gewerkt aan het programma Techniek Onderwijs Zuid Limburg (TOZL) waarin samen met Leeuwenborgh en de VMBO-besturen in de regio wordt gewerkt aan doorlopende leerroutes en gedeelde uitvoering en huisvesting. Medio 2015 is een geactualiseerde studentprognose-onderzoek door een extern bureau opgeleverd. Politiek Arcus College hecht grote waarde aan de goede relatie met de Parkstadgemeenten teneinde de ambitie om haar maatschappelijke bijdrage aan de regio, met een groot aantal achterstandsleerlingen, te kunnen invullen. Maar nu de gemeenten de educatiegelden moeten gaan aanbesteden, moet Arcus er rekening mee houden dat een deel van de educatie-budgetten elders wordt gegund. Arcus houdt hier in de meerjarenraming rekening mee. Om kostentechnische redenen heeft Arcus in 2014 enkele trajecten moeten beëindigen. Ook heeft Arcus de strategische ambitie ten aanzien van de reïintegratie-activiteiten verlaten. Dat is ook de reden dat de activiteiten van twee dochterondernemingen zijn c.q. worden afgebouwd.
67
Personeel Aan de ene kant daalt de benodigde personele capaciteit als gevolg van een dalend studentenaantal door demografische krimp. Aan de andere kant is er sprake van natuurlijk verloop en een flexibele schil. Maar de arbeidsmarkt zal ongetwijfeld aantrekken, waardoor er meer mobiliteit gaat ontstaan. De gemiddelde leeftijd is hoog en de noodzaak van competentieontwikkeling en behoud van en bevordering van professionaliteit pure noodzaak. Dit alles leidt ertoe dat het niet vanzelfsprekend is dat de personele behoefte en personele capaciteit (zowel kwantitatief als kwalitatief) met elkaar in overeenstemming zijn. Vandaar dat een traject van personeelsplanning is gestart. Dit zal in 2015 leiden tot geaccepteerde uitgangspunten t.a.v. bijvoorbeeld vast/flexibel. Voor de verdere professionalisering van het management is een traject van management-development gestart. Huisvesting Arcus heeft in 2014 de nieuwbouw in gebruik genomen en heeft de technieklocatie opgeknapt. In schooljaar 2015/2016 kan, in tegenstelling tot de oorspronkelijke planning, het onderwijs in een oud onderwijsgebouw nog niet verplaatst worden naar de nieuwbouw. Daarvoor moeten eerst nog wat lokaaluitbreidingen worden gerealiseerd. Dit betekent dat de bezettingsgraad het komend schooljaar nog niet optimaal is. Van de zeven oude panden is er een inmiddels verkocht. Er is nog uitzicht op succesvolle verkoop van de overige panden. In 2015 worden de verkoopinspanningen geïntensiveerd. Omdat de panden niet gefinancierd zijn met vreemd vermogen, nog sterker, de boekwaarde inmiddels zeer gering is, loopt Arcus geen financieel risico. In het kader van de jaarrekening 2014 is vastgesteld dat er geen impairment-risico ten aanzien van het Arcus-vastgoed bestaat. Maar Arcus wil er wel van af in verband met doorlopende kosten en het risico op verval van de oude panden. Ter wering van het laatste overweegt Arcus professioneel leegstandsbeheer in te schakelen. Tenslotte wordt melding gemaakt van het feit dat tijdens een reguliere controle in zomer 2014 in het techniekgebouw een plaatselijke legionella-besmetting is geconstateerd. Alle instanties zijn terstond geïnformeerd en de noodzakelijke bouw- en installatietechnische aanpassingen zijn doorgevoerd. Het probleem is inmiddels verholpen. Nieuwbouw en inhuizing Oplevering nieuwbouw en feitelijke ingebruikname is nagenoeg conform planning verlopen. Problemen en dientengevolge ontevredenheid waren er, zoals hierboven gemeld, met de roostering in combinatie met de beschikbaarheid van voldoende grote lokalen. Aanvankelijk moesten enkele noodvoorzieningen worden aangebracht die gaandeweg zijn c.q. voor start schooljaar 2015/2016 worden vervangen door definitieve oplossingen. Klachten van medewerkers zijn er nog ten aanzien van de klimaatregeling in het gebouw. Dit worden naar verwachting in 2015 verholpen. Facilitair en inkoop Arcus heeft, vooral ook ten behoeve van het in gebruik nemen van het nieuwe gebouw, vele aanbestedingen uitgevoerd. Interne en externe audits hebben tot het inzicht geleid dat deze aanbestedingen rechtmatig zijn verlopen. Verbeterpunt was de documentatie van de aanbestedingstrajecten. Op dit punt is er een inhaalslag verricht. Automatisering en informatiesystemen De afhankelijkheid van geautomatiseerde informatiesystemen is zeer groot. Risico’s van niet-beschikbaarheid zijn verlaagd door het ontwerp en de realisatie van een robuust netwerk voor de nieuwbouw, door redundante internettoegang (van ster naar ring), door gespreide opstelling van servers over meerdere locaties, door het draaien van applicaties in de cloud en de implementatie van site recovery management. Inmiddels is ook het wachtwoordbeleid aangescherpt. Aandachtspunten zijn nog de dienstverleningsafspraken met de leveranciers van de kernsystemen AFAS en Exact, en de implementatie van de nieuwe Europese privacy-regels in de informatiesystemen en procedures. Financiën en control Arcus is sinds 2013 voldoende in control, planning en control-cyclus worden door de extern accountant als voldoende beoordeeld. Een interne controlegroep is inmiddels ingesteld die conform een door het College van Bestuur vastgesteld auditplan bedrijfsvoeringaudits uitvoert. De belangrijkste bevindingen van deze audits worden ook in de vergaderingen van de Raad van Toezicht besproken.
68
Bijlage 1: Jaarverslag en accountantsverklaring Indien wenselijk kunnen we u de jaarrekening toesturen. Hiervoor kunt u contact opnemen met Arcus via telefoonnummer: 088 - 027 28 70 (t.a.v. Irma Huis in ’t Veld)
69
Bijlage 2: Notitie Helderheid MBO Thema 1. Uitbesteding Arcus College heeft in 2014 geen (delen van) opleidingen uitbesteed. Thema 2. Besteding van publieke middelen voor private activiteiten Alle activiteiten van Stichting Arcus College, ook van de BV’s van de Holding, zijn als publiek aangemerkt. Alleen de activiteiten van de stichting Schoolfonds zijn privaat. Desalniettemin is van de BV’s (Holding BV, OZL Contracting BV en CBB BV) ook in 2014 een aparte administratie gevoerd en zijn onderlinge leveringen geadministreerd. Stichting Schoolfonds Daarnaast is er de Stichting Schoolfonds Arcus College, waarvan het kapitaal is samengebracht uit private middelen. Het CvB ondersteunt uit deze middelen, via de Stichting Leergeld Parkstad, studenten zodat zij onderwijs kunnen (blijven) volgen. In 2014 ontving de Stichting Leergeld Parkstad, net als in 2013, een donatie van € 30.000 voor dit doel. Met de Stichting Leergeld is afgesproken dat de donatie uitsluitend wordt ingezet voor (ouders van) Arcus-studenten. Daarbij hanteert de Stichting Leergeld haar eigen strenge criteria. Deze hulp kan bestaan uit bijdragen voor les-en cursusgeld, boeken, bijzondere leermiddelen die nodig zijn om de opleiding te kunnen volgen, maar soms ook voor vervoer. In het schooljaar 2014-2015 werden in totaal 166 aanvragen gedaan tegenover 107 in het schooljaar 2013-2014 en 91 in schooljaar 2012-2013. Van de 166 aanvragen in schooljaar 2014-2015 zijn er al 73 toegekend, zijn er 16 nog in behandeling en staan er 26 op een wachtlijst. In 2013-2014 zijn er 55 toegekend. Er is derhalve sprake van een stijgende tendens. Thema 3. Het verlenen van vrijstellingen In de diverse afdelingen van Arcus College zijn geen vrijstellingen verleend aan studenten waardoor zij niet zouden voldoen aan de uren-norm. Daar waar als gevolg van EVC vrijstellingen verleend zijn wordt de totale duur van de opleiding ingekort. Er is dan sprake van “verkorte” opleidingen. Thema 4. Les-en cursusgeld niet door de student zelf betaald Met name voor BBL-studenten geldt dat hun cursusgeldverplichtingen vaak worden overgenomen door de werkgever. Waar dit het geval is, hebben we in onze administratie een ondertekende akkoordverklaring andere betalingsplichtige. In enkele gevallen wordt door studenten een beroep gedaan op de Stichting Leergeld, ook is dan een akkoordverklaring opgesteld. Arcus College heeft geen fonds voor les-en cursusgelden. Thema 5. In-en uitschrijving van studenten in meer dan een opleiding tegelijk Dit soort inschrijvingen komen voor bij de unit Horeca en de unit Techniek, waarbij de student uiteindelijk voor meerdere uitstroomdifferentiaties gediplomeerd wordt. Interne procedures zijn er op gericht dat in die gevallen de student slechts één keer voor bekostiging in aanmerking komt. Horizontale diplomastapeling Er doen zich binnen Arcus College geen situaties van diplomastapeling voor. Thema 6. De student volgt een andere opleiding dan waarvoor hij is ingeschreven Overzicht studenten die tijdens het schooljaar van opleiding/leerweg veranderen Verandering van leerweg betekent een overstap tussen BOL en BBL of omgekeerd. Een verandering van opleiding betekent dat de betreffende student een geheel andere richting kiest. Het kan dus voorkomen dat een student niet alleen van leerweg, maar ook van opleiding verandert.
70
Switchers gedurende de eerste maanden van het schooljaar schooljaar 2014-2015
schooljaar 2013-2014
Leerweg
Opleiding
Leerweg
Opleiding
okt-13
9
68
6
114
nov-13
8
85
9
91
dec-13
2
12
3
28
Totaal
19
165
18
233
Dit betekent een daling van het aantal switchers ten opzichte van schooljaar 2013-2014 in de eerste maanden van de opleiding, met een zwaartepunt in de maand oktober. Overzicht studenten die relatief kort na 1 oktober Arcus College verlaten hebben of instroomden Onderstaande tabel toont het aantal studenten dat binnen een reeks van enkele maanden na 1 oktober de opleiding verlaten heeft, met aanduiding van reden. Tevens is een overzicht opgesteld van de instroom van deelnemers in dezelfde periode. Uitstroom kort na 1 oktober okt-14
nov-14
dec-14
Totaal
2013-Q4
2012-Q4
Andere school
43
7
1
51
3
14
Diploma
23
47
18
88
141
199
Afgemeld door bedrijf
5
7
2
14
48
45
Zonder diploma
6
83
70
159
179
163
Totaal
77
144
91
312
371
421
Er is sprake van een daling van de uitstroom kort na 1 oktober ten opzichte van het voorgaande jaar. Instroom na 1 oktober 2013
2014 BOL
BBL
Totaal
BOL
BBL
Totaal
Oktober
127
111
238
149
113
262
November
27
19
46
35
21
56
December
21
100
121
32
42
74
Totaal
175
230
405
216
176
392
Het aantal instromers in de maanden na 1 oktober is in totaliteit nagenoeg gelijk aan voorgaand jaar. Thema 7. Bekostiging van maatwerktrajecten voor bedrijven Arcus College biedt maatwerktrajecten aan die via OZL Contracting BV gecontracteerd worden bij bedrijven en instellingen. Onderstaand een overzicht van de belangrijkste. Het betreffen overigens altijd crebo-opleidingen of opleidingen die in het verlengde liggen van een crebo-opleiding en het maatwerk kan betrekking hebben op omvang van de groep, de tijdstippen waarop de opleiding of delen daarvan gegeven wordt, de aard en omvang van de begeleiding, specifieke leermiddelen, de locatie van uitvoering of specifieke praktijksituaties die in het onderwijs aan de orde moeten komen. Via de zogenaamde TIF-formulieren worden de extra activiteiten en leermiddelen geregistreerd en de hieraan verbonden kosten door OZL Contracting BV aan Stichting Arcus College vergoed. Op deze wijze is geborgd dat de kosten verbonden aan het maatwerk niet worden gefinancierd uit de reguliere OCW-bekostiging.
71
De belangrijkste trajecten: Unit
Opleidingen
Aantal 1-10-2014
Jaar 2014 in €
A&H
Logistieke opleidingen (o.a. zij-instroom via UWV, Heuts, Mitsubishi Motors Europe, Defensie, Sappi, Kobelco Welding, Berner Producten), ICT-opleidingen (o.a. Orbis, Heerlen, Cicero).
40 deelnemers
€ 65.000
Daarnaast open aanbod basiskennis boek-houden/ basiskennis calculatie/PDB/MBA/PDL/vakopleiding payroll-services.
35 deelnemers
Techniek
Diverse opleidingen onderhoudstechniek, meet- en regeltechniek, procestechniek, middenkaderfunctionaris, werkvoorbereiding (met name voor Stork, Cofely, Imtech, Profcore, DSM, Smurfit, WML).
245 deelnemers
€ 577.000
H&T
Korte trainingen “sociale hygiëne” (voor Fair Play centers).
58 deelnemers
€ 13.000
GDW
Diverse opleidingen Helpende zorg en welzijn, Verzorgende IG, verpleegkunde. Daarnaast training verpleeghuisvaardigheden. (o.a. Sevagram, Meander, Mondriaan, Cicero).
264 deelnemers
€ 153.000
Educatie
Opleiding VVE (t.b.v. de Tovertuin, Duimelotje, Peu- 65 deelnemers terspeelzaalwerk Heerlen, Kinderopvang Kerkrade), medewerker gebouwenservice (t.b.v. MTB), kok (Paresto en Comedie) en Beter Buren (gemeente Brunssum).
€ 61.000
Met ingang van 1-1-2015 zijn de contractactiviteiten van OZL Contracting BV via de rechtsvorm Overdracht van Onderneming overgedragen aan de stichting Arcus College. Thema 8. Buitenlandse deelnemers Arcus biedt alleen onderwijs aan binnen Nederland. Wel is er sprake van buitenlandse stages. Arcus biedt onderwijs aan buitenlandse studenten voor zover die: • Burger zijn van een van de lidstaten van de Europese Unie; • Burger zijn van een andere staat, maar over een geldige verblijfsvergunning beschikken.
72
Bijlage 3: Nevenfuncties leden College van Bestuur en Raad van Toezicht Afkortingen: VZ = Voorzitter VVZ= Vicevoorzitter RvC= Raad van Commissarissen RvT= Raad van Toezicht DGA= directeur groot aandeelhouder Leden CvB Naam
Nevenfuncties Instelling/organisatie
dhr. drs. A.E.M. Theunissen (voor zitter)
dhr. drs. J.P.H. Jongen (lid)
MBO-Raad - Algemene Ledenvergadering - Financiële Commissie - Kerngroep Internationalisering Kerngroep btg ZWS Sectorkamer Zorg, Welzijn en Sport
Functie
Bezoldigd ja/neen Nee
Lid Lid Lid
AB en DB Technocentrum (ontbinding 01-04-2015)
Lid bestuur
Nee
Steering Committee Efvet
Lid
Nee
Stichting Detailhandel Parkstad (besluit tot ontbinden 13-02-2015)
Lid bestuur
Nee
VKBBO
Lid
Nee
Algemene ledenvergadering LWV
Lid
Nee
MKB
Lid
Nee
Stuurgroep Retour (opgeheven)
Lid
Nee
Bureau Jeugdzorg Limburg
Lid RvT
Ja
Cito
Lid adviesraad bedrijven, mbo en hbo
Nee
Mental Health Foundation Limburg/universiteit Maastricht
Lid klankbordgroep Psychose onderzoek/ beeldvorming
nee
MBO-Raad - Algemene ledenvergadering - Werkgeverszaken - Onderwijs-arbeidsmarkt - SBB sectorkamer mobiliteit, transport, logistiek en maritiem -Kwaliteitsnetwerk MBO Stuurgroep CHILL
nee Lid Lid Lid Lid
Lid Lid
73
nee
LWV LWV studieclub Parkstad
Lid Lid
nee
Regiegroep Jeugd Parkstad
Lid
nee
MKB
Lid
nee
Innovam Bestuurder
Lid
nee
Instelling/organisatie
Functie
Bezoldigd ja/neen
Capricorn Maastricht Management bv
DGA
Ja
Bode & Partners
directeur
Ja
LVO
Lid RvT
Ja
Pensioenfonds DSM Nederland
Bestuurslid
Ja
Stichting streekmuseum Stevensweert / Ohe en Laak
VZ bestuur
Nee
St. 750 jaar St. Stephanus parochie Stevensweert
Voorzitter
Nee
Stichting Robur
VZ Bestuur
Nee
IBN
Commissaris
Nee
RCE Rhine-Meuse
VZ Bestuur
Nee
Stichting Mecenas
VZ Bestuur
Nee
Cohold (Oostwegel)
Lid RvC
Ja
Savelbergklooster
Bestuur
Nee
PLT
VZ. RvC
Nee
Vebego International
Lid RvC
Nee
AZM
Lid RvT
Ja
dhr. M.J.A.L. van Haasteren (lid)
Q-Park Beheer BV PH BV
Alg. Directeur Directeur
Ja Nee
mw. drs. A.M.B. Janssen-Noordman
Stichting Leseur Nederland
Lid landelijk bestuur
Nee
Universiteit Maastricht
Co-auteur van het boek ‘Innovatief Onderwijs Ontwerpen’
Nee
Denktank Sociale Innovatie Universiteit Maastricht
Lid
Nee
Jef Pleumeekers BCA
directeur
Ja
Wonen Zuid
VZ RvC
Ja
Zorggroep Vivantes
Lid RvT
Ja
Martin Buber University
Lid senaat
Nee
dhr. J.H. Meijer RC (lid)
geen
Leden RvT Naam mevr. mr. C. Bode
dhr. J.F. van Engelen
dhr. T.A. Goedmakers (vice-voorzitter/secretaris)
dhr. J.B.V.N. Pleumeekers
Nevenfuncties
74
dhr. ir. J.L.J.M. Schneiders (lid)
Limburg Ventures VZ
RvC
Nee
Chemelot Ventures
lid RvC
Ja
LED (Limburg Economic Development)
VZ Bestuur
Nee
REA Bisschoppelijk Centrum Rolduc
Lid RvT
Nee
DB Stichting Robur
Lid dagelijks bestuur
Nee
Stuurgroep OP-Zuid
Lid
Nee
Denktank sociale innovatie
Lid
Nee
Boerenanseld Management bv
DGA
Ja
75
Bijlage 4: Checklist governance Checklist voor mbo-instellingen voor de verantwoording over governance in het Geïntegreerd Jaardocument 2014
Deel 1: Taken, verantwoordelijkheden, inrichting en werkwijze colleges van bestuur Afspraak uit de code ‘Goed bestuur in de bve-sector’
Check instelling
1. Het CvB zorgt bij verschillende inkomstenbronnen voor een heldere scheiding in de verantwoording
x
2. Het CvB regelt (indien van toepassing) vertegenwoordigingsbevoegdheid in een bestuursreglement of procuratieregeling.
x
3. Het CvB zorgt voor actuele informatie over de behoeften en wensen van belanghebbenden en neemt die aantoonbaar mee in zijn besluitvorming.
x
4. Het CvB vraagt de RvT goedkeuring voor:
x
a. de visie op basis waarvan het CvB wenst te opereren b. het strategisch meerjarenplan, de begroting, het jaarplan, de jaarrekening en het jaarverslag c. ( wijzigingen in) het bestuursreglement d. b esluiten tot statutenwijziging of ontbinding van de rechtspersoon, of het aanvragen van faillissement of surseance van betaling e. overige majeure beslissingen, vast te leggen in de statuten en/of het bestuursreglement 5. Het CvB legt verantwoording aan de RvT af over de gang van zaken in de instelling en zijn eigen functioneren en verschaft de RvT daartoe actief de nodige informatie.
x
6. Het CvB verschaft de RvT alle informatie die deze nodig heeft voor zijn toezichttaak.
x
7. Het CvB legt belangrijke beslissingen en complexe zaken voor advies voor aan de RvT.
x
8. Het CvB legt zijn taken en werkwijze vast in de statuten en/of het bestuursreglement.
x
9. De RvT stelt de omvang van het CvB vast.
x
10. Het CvB omschrijft bij een meerhoofdig CvB in het bestuursreglement de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leden.
x
11. De RvT werkt bij de werving en selectie van CvB-leden met vooraf door het CvB opgestelde en openbare profielen. De profielen worden voor advies voorgelegd aan de ondernemingsraad en de studentenraad.
x
12. De RvT evalueert jaarlijks (de leden van) het CvB en bespreekt met hen de verwachtingen en wensen voor de toekomst.
x
13. Leden van de RvT mogen niet worden benoemd in het CvB van dezelfde instelling.
x
14. Bij belet of ontstentenis van alle CvB-leden voorziet de RvT tijdelijk in het bestuur.
x
15. Leden van het CvB vragen voor het aanvaarden van betaalde of onbetaalde nevenfuncties goedkeuring aan de RvT.
x
16. De RvT stelt criteria vast, op grond waarvan goedkeuring wordt verleend of onthouden aan nevenfuncties van CvB-leden.
x
17. Relevante nevenfuncties van CvB-leden worden in het jaarverslag openbaar gemaakt.
x
18. Een lid van het CvB meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de RvT en zijn collega CvB-leden. De RvT beslist of er sprake is van een tegenstrijdig belang.
x
19. Een CvB-lid neemt niet deel aan discussie en besluitvorming over een onderwerp waarbij dat lid een tegenstrijdig belang heeft.
x
20. Belangenverstrengeling bij een CvB-lid is niet toegestaan bij familiaire of zakelijke relaties met RvT-leden, CvB-leden en managementleden die rechtstreeks onder het CvB vallen.
x
x 21. Belangenverstrengeling bij een CvB-lid is niet toegestaan bij substantiële zakelijke relaties tussen de eigen organisatie en een andere rechtspersoon waar een CvB-lid financiële belangen heeft of bestuurder of toezichthouder is. 22. Het CvB zorgt voor een integriteitscode, na overleg met de ondernemingsraad.
76
x
Deel 2: Taken, verantwoordelijkheden, inrichting en werkwijze raden van toezicht Afspraak uit de code ‘Goed bestuur in de bve-sector’
Check instelling
23. De RvT legt zijn taken en werkwijze vast in de statuten en/of het bestuursreglement.
x
24. De RvT stelt de omvang van de RvT vast, de competenties die nodig zijn, de zittingsduur en de honorering. Alle zaken rond de samenstelling van de RvT worden geregeld in de statuten en/of het bestuursreglement.
x
25. De RvT benoemt, schorst en ontslaat de leden van de RvT.
x
26. Bij vacatures in de RvT stelt de RvT een profielschets op. Alle profielen worden voor advies voorgelegd aan het CvB, de ondernemingsraad en de studentenraad.
x
27. Bij vacatures in de RvT worden afspraken gemaakt over de wervings- en selectieprocedure.
x
28. De zittingsperiode voor leden van de RvT is vier jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming voor één x termijn. Daarbij wordt het lid beoordeeld op basis van zijn competenties in relatie tot de profielschets. 29. De RvT stelt een rooster van aftreden vast, waarin enerzijds fris bloed en anderzijds continuïteit wordt gewaarborgd.
x
30. De leden van de RvT ontvangen een honorering. De RvT stelt de hoogte van deze honorering vast.
x
31. Een lid van de RvT wordt genoemd op bindende voordracht van de ondernemingsraad, indien de OR van dit wettelijke recht gebruik wil maken.
x
32. Voormalige leden van het CvB, voormalige werknemers of iemand die belangrijke zakelijke relaties heeft gehad met de instelling, kunnen geen lid van de RvT van deze instelling worden.
Alleen bepaald
33. De leden van de RvT functioneren zonder last en ruggespraak.
x
34. De instelling maakt het financieel mogelijk dat de RvT over een secretariaat beschikt.
x
35. Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en samenstelling van door de RvT in te stellen commissies worden vastgelegd in een commissiereglement.
x
36. De RvT benoemt de externe accountant. De opdrachtverlening tot niet-controlewerkzaamheden wordt goedgekeurd door de RvT. De externe accountant woont de vergaderingen van de RvT bij, waarin wordt gesproken over de jaarrekening en de managementletter. De externe accountant rapport zijn bevindingen over de jaarrekening tegelijkertijd aan de RvT en het CvB. De keuze voor de accountant wordt om de zes jaar gemotiveerd heroverwogen.
x
37. De RvT evalueert jaarlijks de leden van het CvB en het College als team. Conclusies en afspraken worden vastgelegd in een dossier dat wordt beheerd door of namens de RvT.
x
38. De RvT evalueert jaarlijks zijn eigen inrichting en functioneren en de bijdragen van de afzonderlijke leden, in afwezigheid van het CvB. Conclusies en afspraken worden vastgelegd in een dossier dat wordt beheerd door of namens de RvT.
x
39. De RvT legt de werkwijze bij de evaluatie van het CvB en de RvT vast in het bestuursreglement.
x
40. De RvT draagt zorgt voor een transparante en toegankelijke klokkenluidersregeling en voor een correcte afwikkeling.
x
41. Een lid van de RvT meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de RvT en zijn collega RvT-leden. De RvT beslist of er sprake is van een tegenstrijdig belang.
x
42. Een lid van de RvT neemt niet deel aan discussie en besluitvorming over een onderwerp waarbij dat lid een tegenstrijdig belang heeft.
x
43. Belangenverstrengeling bij een RvT-lid is niet toegestaan bij familiaire of zakelijke relaties met RvT-leden, CvB-leden en managementleden die rechtstreeks onder het CvB vallen.
x
44. Belangenverstrengeling bij een RvT-lid is niet toegestaan bij substantiële zakelijke relaties tussen de eigen organisatie en een andere rechtspersoon waar een RvT-lid financiële belangen heeft of bestuurder of toezichthouder is.
x
45. Relevante nevenfuncties van RvT-leden worden in het jaarverslag openbaar gemaakt.
x
voor voormalige CvB-leden
77
Deel 3: Inrichting en verantwoording over de horizontale dialoog Klachtenregelingen voor externe en interne belanghebbenden Afspraak uit de code ‘Goed bestuur in de bve-sector’
Check instelling
46. Het CvB formuleert wie externe belanghebbenden zijn, welke belanghebbenden waarbij worden betrokken, hoe de belanghebbenden bij de beleidsontwikkeling worden betrokken en waarover, hoe en aan wie welke informatie wordt gegeven.
x
47. De instellingen geven vorm aan de afspraken in het professioneel statuut voor werknemers.
x
48. Het CvB zorgt voor transparante, eenvoudige en gemakkelijk toepasbare klachtenregelingen voor externe belanghebbenden en interne belanghebbenden en zorgt ervoor dat deze klachtenregelingen bij de belanghebbenden bekend is.
x
49. De instellingen leggen verantwoording over de horizontale dialoog met externe belanghebbenden af in het jaarverslag.
x
Deel 4: Overige governance-elementen in de regelgeving over verslaggeving van de rijksoverheid Eis overheid
Bron regelCheck instelling geving overheid
50. Het geheel van verslaggevingsdocumenten bestaande uit jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens
Burgerlijk Wetboek (BW) boek 2, titel 9
x
51. Aansluiting BW en verslaggeving onderwijs met - Aansluiting BW en richtlijnen jaarverslaggeving onderwijs - Afwijkingen en in aanvulling op BW - Aanvullende richtlijnen m.b.t. personeelsbeloningen, profileringsfonds(HO) en vergoedingen en declaraties (HO) - Aanlevering gegevens
Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RJO)
x
52. WEB met verplichtingen t.a.v. - Kwaliteitszorg en verslag examens - Jaarrekening - Jaarverslag, nadere regels en verplichting om te vermelden hoe wordt omgegaan met de code Goed Bestuur - Verslag deelnemersraad - Bestuur en inrichting van de instellingen
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), - artikel 1.3.6. - artikel 2.5. - artikel 8a.2.1 - hoofdstuk 9, titel 2
x
53. UWEB met nadere uitwerking verplichtingen WEB t.a.v. informatie en controleprotocol
Uitvoeringsbesluit WEB, hoofdstuk 5
x
54. Controleprotocol met nadere uitwerking accountantscontrole en verantwoording Onderwijscontroleprotocol met o.a. overzicht wet en regelgevingen en overzicht verantwoording van OCW / EZ subsidiemiddelen conform Wet overige OCW-subsidies (WOOS) of de Regeling onderwijs subsidies (ROS)
x
(WOR),Professioneel Statuut en CAO
x
55. Medezeggenschap over strategische keuzes voor de instellingen conform Wet op de ondernemingsraden (WOR) en zeggenschap over onderwijs (Professioneel Statuut) en werkverdeling (CAO)
78
Bijlage 5: Jaarverslag Taal en rekenen Onderdeel 1: Ondernomen activiteiten, bestede middelen en bereikte deelnemers en personeelsleden Activiteit
Betreft Nederlandse taal (T) en/ Hieraan bestede middelen in euro’s of rekenen (R)
Aantal bereikte deelnemers
Aantal bereikte personeelsleden
A Aanpassingen in de didactiek en pedagogiek van de beroepsopleidingen met het oog op de intensivering van het taal- en rekenonderwijs 1
Onderzoek uitvoering vastgesteld beleid Drieslag en kaders implementatieplan.
Maakt deel uit van taak n.v.t. van de projectleider
2
Taal-en rekencoachwerkzaamheden
€ 224.801,50
n.v.t.
26
3
Uitvoering methodiek Drieslag taal en rekenen
n.v.t.
±8000
±450
4
Voorbereidende fase: Invoeren aanpak deelnemers met taal- en rekenachterstand (3de slag)
€ 33.891,59
±30
±50
5
Maatwerkoplossingen problema- € 446.321,66 tiek tekort docenten TR voor het verzorgen van de lintlessen. (1ste slag)
±8000
±130
6
Aanschaf boeken/materialen t.b.v. taal- en rekenonderwijs
€ 151,24
n.v.t.
n.v.t.
€ 1.385,41
±500
±30
B Toetsing van deelnemers 1 Nulmeting/ vervolgmetingen Nederlandse taal (TNT) en rekenen (RNT)
C Professionalisering van docenten en overige functionarissen op het gebied van taal- en rekenonderwijs 1
Oriëntatie/scholing/bijwonen externe ontwikkelingen/ landelijke bijeenkomsten taal en rekenen
€ 6.006,20
n.v.t.
4
D Andere activiteiten die gericht zijn op intensivering van taal- en rekenonderwijs 1
Centrale aansturing TR-beleid door projectleider.
€ 40.963,20
79
n.v.t.
±800
Onderdeel 2: Reflectie op behaalde resultaten 2.1 Behaalde resultaten in relatie tot het implementatieplan Implementatie taal- en rekenonderwijs 2010-2014 Gerealiseerd: •D rieslag taal en rekenen slag 1: 2 uur Nederlandse taal en 2 uur rekenen per week voor de BOL-opleidingen en 1 uur per week voor de BBL-opleidingen opgenomen in het rooster; • Eén Arcusbrede methode voor taal en rekenen; • I nrichting en uitvoering pilot-examens taal en rekenen en er heeft een flinke opschaling plaatsgevonden in de deelname aan de pilotexamens; •V oorbereiding en implementatie centrale examinering taal en rekenen: inrichting centraal examenbureau voor taal en rekenexamens; • Informeren van de organisatie door middel van ‘pitstop bijeenkomsten’ taal en rekenen; Deels gerealiseerd: • Drieslag taal en rekenen slag 2: taal en rekenen in vaklessen (in integrale beroepsopdrachten) en stage; • Drieslag taal en rekenen slag 3: ondersteunende leerlijn (groepsactiviteit) voor deelnemers onder 1F-niveau; • 0- en vervolgmetingen om gedifferentieerd onderwijs te kunnen bieden • Implementatie dyslexiebeleid; • Stappen gezet in scholing van rekendocenten. Er zijn rekenspecialisten opgeleid; Nog niet gerealiseerd: • Drieslag taal en rekenen slag 3:persoonlijke oefening en remediëring bij taal of rekenachterstand; • Volgens plan functionerende taal en rekencoaches. • Implementatie dyscalculiebeleid (beleid is verwoord) 2.2 Reflectie op de behaalde resultaten in relatie tot de beoogde effecten op taal- en rekenprestaties van studenten In het schooljaar 2013-2014 heeft het Arcus College op grote schaal de pilotexamens Nederlandse taal en rekenen afgenomen met de computerexamenprogramma’s Facet en Examen Tester. In totaal hebben 2621 afnames plaatsgevonden, 2296 BOL-deelnemers (2F: 677, 3F: 1619) en 325 BBL-deelnemers (2F: 127, 3F: 198) Resultaten pilotexamens taal en rekenen 2013-2014 Generieke eisen Rekenen en Nederlandse taal (lezen/luisteren)
Totaal aantal deelgenomen deelnemers
Aantal deelnemers score <6
Nederlandse taal 2F
441
73 (16,6%)
Nederlandse taal 3F
1037
486 (46,9%)
Rekenen 2F
363
180 (49,6%)
Rekenen 3F
780
562 (72,1%)
80
Vergelijking gemiddelde schaalscore 2013-2014 Periode 2 okt-dec
Landelijk gemiddelde
Schoolgemiddelde
Nederlandse taal 2F
78,1
83,3
Nederlandse taal 3F
86,4
83,7
Rekenen 2F
112,9
118,2
Rekenen 3F
119,6
119,1
Periode 3 jan-feb
Landelijk gemiddelde
Schoolgemiddelde
Nederlandse taal 2F
79,1
74,9
Nederlandse taal 3F
88,8
87,5
Rekenen 2F
114,0
109,5
Rekenen 3F
119,6
119,1
Periode 4 mrt-april
Landelijk gemiddelde
Schoolgemiddelde
Nederlandse taal 2F
74,7
79,1
Nederlandse taal 3F
88,6
84,9
Rekenen 2F
110,0
121,2
Rekenen 3F
118,3
119,2
•U it bovenstaande tabellen blijkt dat de resultaten van onze deelnemers voor de pilotexamens in het schooljaar 2013-2014 rond het landelijke gemiddelde liggen. Dit beeld komt overeen met de resultaten van onze deelnemers in het schooljaar 2012-2013. •D e rekenprestaties van de deelnemers op 2F- en 3F niveau zijn nog onder de maat, ook dat is een weerspiegeling van het landelijke beeld. •G egeven de pilotresultaten lijkt vanaf 2015 een toename van voortijdig schoolverlaten in het laatste jaar van niveau 4 onvermijdelijk. Op de niveaus 1 en 2 zullen de tegenvallende resultaten vanaf 2016 een negatief effect op de doorstroom naar resp. niveau 2 en 3 hebben. Veel deelnemers zullen genoegen (moeten) nemen met het zogenaamde ‘vakdiploma’. Op niveau 3 zal vanaf 2016 voortijdig schoolverlaten toenemen en zullen de jaarresultaten dalen. 2.3 Conclusie op basis van de reflectie Het Arcus College heeft de afgelopen jaren volop gewerkt aan het goed neerzetten van ons taal- en rekenonderwijs, maar toch verdient het rekenonderwijs, gezien de pilotresultaten van onze deelnemers, de komende jaren nog extra aandacht. In 2014 zijn er door het Arcus college al verschillende verbetermaatregelen genomen: • Er is een nieuw taal/rekenbeleidsplan 2014 geschreven. • Er zijn stappen gezet in de scholing van rekendocenten. • Voor alle opleidingen zijn rekenlessen ingeroosterd. Twee uur bij de BOL, één uur bij de BBL. •E r is conceptbeleid voor deelnemers met dyscalculie. De bedoeling is dat dit volgend jaar in een van de arrangementen wordt belegd, die in het kader van ‘passend onderwijs’ instellingsbreed zijn uitgewerkt. Dit wordt bij de intake van de deelnemers al vastgelegd. • Er zijn stappen gezet om deelnemers die op de nulmeting slecht scoren in speciale groepen te zetten. •D e resultaten van de pilotexamens gaan naar de managers en de projectgroep. Indien nodig wordt er intern actie ondernomen. We verwachten dat de resultaten daarvan in de komende jaren zichtbaar worden. Een belemmerende factor hierbij is dat het startniveau van de instromende deelnemers nog steeds te laag is. Het MBO en haar toekomstige deelnemers zullen pas over enkele jaren profijt hebben van de invoering van de rekentoets in het voortgezet onderwijs. De komende jaren zal de focus op het rekenonderwijs gericht blijven en daarnaast op de nog niet gerealiseerde resultaten uit het implementatieplan.
81
82
Arcus College Bezoekadres Valkenburgerweg 148 6419 AW Heerlen T 088 - 027 28 70 F 045 - 560 67 09 E
[email protected] Centraal Postadres Postbus 207 6400 AE Heerlen www.arcuscollege.nl
83