zuivere speeltijd
Jaap de Groot
Zuivere speeltijd Een leven met voetbal, muziek en historie
Nijgh & Van Ditmar Amsterdam 2013
www.nijghenvanditmar.nl Copyright © Jaap de Groot 2013 Omslag Studio Pollmann Omslagbeeld Hans Peters Typografie Zeno Foto auteur Vincent Basler nur 320 / isbn 978 90 388 9648 9
Inhoud
Voorwoord 7 Ontmaagding van een baseballfreak 9 De klompen van Johan Cruijff 13 Cadeautje voor Eddy Treijtel 17 Gearresteerd en vrij op de wielerbaan 21 Vipbehandeling op de tweede ring 25 Toen Ultra Sur nog heel gewoon was 29 Op audiëntie bij Pelé 33 Debuut achter het IJzeren Gordijn 37 psv ontsnapt aan vuurpeloton 41 Op hoge hakken door Buenos Aires 46 Cruijff krijgt stank voor dank 52 Met een buik vol pizza’s tegen Barcelona 57 Aan de bar met George Best 62 Ricardo Villa’s Magical Mystery Tour 67 Terug naar Stade de Colombes 71 De vier dagen van Marco van Basten 75 De magie van Zico’s shirt 79 Brazilië sterft in schoonheid 83 Champagne-Ronnie kiest voor Shakespeare 87 Het kleine hart van een grote bek 91
Zingen op de middenstip in Tiflis 96 Michel Platini overtreft zichzelf 100 Nagenieten met Robbie de Wit 104 Wedstrijdverslag van één regel 108 Tony Curtis en de piñata 112 Donna Summer in Uli’s disco 116 Guerrilla’s bederven vakantie 120 Rinus Michels blaast Oranje op 125 Cruijff herstelt met paling en lolly’s 130 Laatste gesprek met een legende 133 Bobby Robson met Neil en Louis Armstrong 138 De utopieën van Silvio Berlusconi 142 Gulp moet dicht op Wembley 147 Droom komt uit tijdens nachtmerrie 151 Rijkaards mooiste kunstje 155 De droom van Nelson Mandela 159 Amerikaanse neef van Alex Ferguson 163 De mooist denkbare mens 167 Problemen om een zak chips 173 Vrienden uit Liverpool 177 Joint venture in Jamaica 181 Sinterklaas in Marseille 185 Terugkeer van Marco van Basten 189 Via barretje Hilton naar de Bijlmer 194 Bezoek aan 10 Downing Street 198 Snert, patat en troost 202 Het meesterbrein van Uli Hoeness 206 Succes van bluesdrummer Hiddink 210 Voetbal brengt vrede ietsje dichterbij 214 In smoking voetballen in het Concertgebouw 218
Voorwoord
Zuivere speeltijd gaat over hoe de liefde voor het voetbal ontstaat en hoe het daarna richting aan het leven geeft. Daarin staan mensen centraal. Mensen die succes hebben, mensen die aan zichzelf ontstijgen, mensen die teleurstellingen verwerken. Mensen die vooral authentiek zijn. Allen brengen een boodschap over, waarin gesproken wordt van moed, veerkracht, creativiteit, intelligentie, kwetsbaarheid en zeker ook relativeren. Het inspireerde mij om nieuwe uitdagingen aan te gaan en grenzen te verleggen. Mijn vrije rol als sportjournalist was daarbij een groot voordeel. Het bood me de mogelijkheid om mijn blikveld tot ver buiten Nederland te verruimen. Groter te denken, omdat iedere cultuur zijn eigen wijsheden aanreikt. In Zuivere speeltijd wordt ieder hoofdstuk ingeleid met een wedstrijd, terwijl de verhalen zich vooral buiten het stadion afspelen. Alleen hadden ze nooit verteld kunnen worden als er geen wedstrijd was gespeeld. Dit bewijst eens te meer dat voetbal niet alleen een mooi en fascinerend spel is, maar veel meer dan dat. Het stimuleert de verbeelding, het creëert loyaliteit, en reikt prachtige mensen aan. Jaap de Groot 7
Ontmaagding van een baseballfreak Amsterdam, 24 februari 1965 dws-Vasas Györ
Laat ik maar met de deur in huis vallen: ik kom uit een Ajaxnest. Met een vader die aan het begin van de jaren vijftig als veelscorende middenvoor tussen binnen- en buitenspelers als Rinus Michels en Arend van der Wel bivakkeerde is dat makkelijk te verklaren. Alleen is de club me niet met de paplepel ingegoten. Belangrijkste oorzaak is de Amerikaanse afkomst van mijn moeder, waardoor ik een groot deel van mijn jeugd in het zuiden van Texas doorbracht. In plaats van opgroeien met Ger van Mourik, Sjaak Swart en Peet Petersen, trokken vooral de honkballers van Los Angeles Dodgers en New York Yankees de aandacht. Sandy Koufax en Mickey Mantle in het bijzonder. Terug in Nederland moest het voetbal dus nog worden ontdekt. Onbevangen begon ik te snuffelen aan een sport die me jarenlang was onthouden. Waarbij niet Ajax, Feyenoord of psv de aandacht trok, maar een club die eind 1964 toevallig het meest op televisie was. Zoals op 4 november 1964, toen ik mijn allereerste livewedstrijd op tv zag. Een avond waarop de Nederlandse kampioen dws korte met9
ten maakte met de Noorse titelverdediger Ski og Lyn. Onder leiding van aanvoerder Daan Schrijvers walsten de Amsterdammers met 5-0 over de Scandinaviërs heen. Met als gedenkwaardigste moment het doelpunt van Huub Lenz, die met een fraaie omhaal voor de 2-0 zou zorgen. Totaal niet op de hoogte van de internationale verhoudingen in die tijd, maakte de monsterscore enorm veel indruk op deze baseballfreak. Frits Flinkevleugel en Rinus Israël achterin en Mosje Temming en Frans Geurtsen voorin, er waren momenten dat ik ook na de wedstrijd weleens aan ze dacht. Vader had de ontmaagding snel door en liet me twee weken later opnieuw extra lang opblijven om naar de return in Oslo te kijken. Het werd 3-1 voor dws en binnen 24 uur kende ik het clublied ‘En van je hoempa, hoempa, hoempa, dws! dws! dws!’ uit mijn hoofd. Een club waar je van af moest blijven. dws was mijn club en mijn vader besloot zoonlief definitief uit zijn honkbalreservaat te halen en de voetbalhemel binnen te loodsen. Als lokaas haalde hij begin 1965 twee kaartjes voor dws-Vasas Györ tevoorschijn. Kwartfinale Europa Cup voor landskampioenen, pa had geen halve maatregelen genomen. Na weken van opwinding en mijmeringen hoe Geurtsen en Temming de Hongaarse doelman alle hoeken van zijn goal zouden laten zien, brak eindelijk de avond van 24 februari aan. Het eerste bezoek aan het Olympisch Stadion. Samen met nog ruim 60 000 toeschouwers. Met een zitplaats op de tribune achter het doel, waaronder nu het restaurant Vak Zuid aan trendy Nederland dimsums en Red Bulls verkoopt. Een nevelige avond vol Zilvervloten en Hoempa, hoempa’s. De eerste teleurstelling was dat dws de witte shirts met een horizontale blauwe en een zwarte streep, de witte 10
broek en blauwe kousen in de kleedkamer had gelaten. In plaats daarvan stapte de ploeg in een nietszeggend groen tenue het veld op, terwijl Vasas Györ in maagdelijk wit tegen je op blonk. Maar goed, toen mijn idolen kordaat ten aanval togen en de Hongaren onder druk zetten, was ook dit leed weer geleden. Tot er in de 21ste minuut iets onwerkelijks gebeurde. Het voor mij onverslaanbaar geachte dws kwam met 0-1 achter. Een ongevaarlijk ogende counter, een ongevaarlijk lijkend schot van ene Korsós en de magie was doorbroken. Wat vooral bijbleef was de spagaat die doelman Jan Jongbloed maakte. Hij dook niet naar de bal, hij maakte zich niet breed, maar liet zijn benen in de lengterichting uitschieten. De turnwereld keek zijn ogen uit, maar dws stond wel met 0-1 achter. Het leven was daarna niet meer wat het geweest was. Wat Jan Jongbloed, Frits Flinkevleugel, Daan Schrijvers, Rinus Israël, André Pijlman, Jopie Burgers, Josje Vonhof, Huub Lenz, Bennie Roode, Frans Geurtsen en Mosje Temming ook deden, er was een breuk in de relatie tussen dws en mij ontstaan. Hoe hard vader Theo ze met 60 000 anderen ook naar de gelijkmaker hoempapade. Die kwam uiteindelijk twaalf minuten voor tijd, nadat een Hongaarse verdediger met een snoekduik de bal uit het doel had geslagen. Vergeefse moeite, omdat Schrijvers de bal vanaf de penaltystip als een scudraket in de touwen zou jagen. Het Olympisch Stadion ontplofte, maar zo klein en jong als ik was, ik hield toch mijn twijfels. En terecht, bleek twee weken later. In de Hongaarse provinciestad Györ trachtte dws met man en macht te voorkomen, dat ergens in Nederland een negenjarige knul als supporter zou afhaken. 11
De missie mislukte. Vier minuten voor tijd mikte ene Povaszai de bal in het verkeerde doel en was het over en uit. Van het doelpunt is me vooral één ding bijgebleven. Na die onvergetelijke spagaat in het Olympisch Stadion, ging ditmaal een onnavolgbare koprol van weer Jongbloed vooraf aan het nekschot. Tijdens een poging de bal weg te stompen klapte Jan tegen de nietsvermoedende Israël aan, die geschrokken bukte, waarna zijn doelman met een cirkel van 360 graden tegen het gras sloeg. Intussen hobbelde de bal pardoes voor de voeten van Povaszai, die met een armoedig rollertje dws uit de Europa Cup werkte. Het is tussen dws en mij daarna niet meer goed gekomen.
12
De klompen van Johan Cruijff Zaandam, 7 november 1965 zfc-Ajax
Nadat Vasas Györ duidelijk had gemaakt dat dws niet de beste club van de wereld was, was er zelfs voor de beste relatietherapeut geen beginnen meer aan. De magie was doorbroken en de chemie tussen club en piepjonge supporter uitgewerkt. Omdat ik als negenjarige niet eens wist hoe ik het woord loyaal moest schrijven, bestond er ook geen enkele verplichting om dit in de praktijk te brengen. Je volgde je neus en vooral je gevoel. Een gevoel dat door de uitschakeling van dws was gecrasht. Maar goed, een alternatief was snel voorhanden. Het zal ergens in september zijn geweest. Opnieuw werd de magie vanuit het Olympisch Stadion aangereikt. Ditmaal niet omdat dws een tegenstander vernederde, maar omdat dit dws zelf overkwam. Niet door een ploeg, maar door een knul. Twee keer een voorzet, twee keer een kopbal, twee keer een doelpunt en twee keer die molenwiek met zijn rechterarm en contrabeweging met de benen bij het juichen. Kortom, mijn eerste kennismaking met Johan Cruijff. 13
Samen met de rest van Nederland volgde ik daarna wekelijks op zondag bij Sport in Beeld de dartele deining van een pas achttienjarige jongen. Maakten de dws’ers Mosje Temming en Frans Geurtsen vooral indruk, Cruijff maakte me nieuwsgierig. De nieuwsgierigheid van een kind dat met platgedrukte neus en lippen tegen een raam naar binnen kijkt. Dat is dus iets anders dan het adoreren van een idool. Eigenlijk heb ik zoiets nooit gehad. Door het Ajax-verleden van mijn vader en mijn contacten later als sportjournalist heb ik vele groten der aarde ontmoet, maar nooit is er de drang geweest om bijvoorbeeld een handtekening te vragen. Nou goed, een enkele keer voor een ander, maar nooit voor mezelf. Het heeft er van jongs af aan nooit ingezeten. Een instelling die me later in de journalistiek nog goed van pas zou komen, maar dit terzijde. Ik was dus vooral nieuwsgierig naar Cruijff. Helemaal na die 0-2 tegen dws. En laat dit zondagskind enkele weken later reeds op zijn wenken worden bediend, toen het lot de bescheiden tweededivisieclub zfc tot de bekerwedstrijd tegen Ajax zou veroordelen. Voor de goede orde, inmiddels was familie De Groot van Amsterdam naar Zaandam verhuisd, waar ook de Zaanlandsche Football Club resideerde. Daardoor was ik niet afhankelijk van de auto van mijn vader, maar kon ik zelf naar de Westzanerdijk fietsen. Sommige cadeaus werden ook toen met strik geleverd. Van die zondagmiddag, 11 november 1965, herinner ik me veel, zo niet alles. Het chique Ajax tegen de boeren van zfc. Een contrast dat door de Amsterdamse trainer Rinus Michels werd versterkt door niet in de nietige Zaanse kleedkamers te gaan douchen, omdat de club geen warm water kon garanderen. Het maakte duidelijk dat de spelers van Ajax het was14
sen in de sloot waren ontgroeid. Het was omkleden in De Meer, in trainingspak de bus in, wedstrijdje tegen zfc spelen, trainingspak weer aan, terug in de bus en pas in Amsterdam-Oost in bad. Intussen werd er ook nog met 0-3 gewonnen. Even had er bij 0-1 nog een verrassing ingezeten, toen Ajax-doelman Gert Bals bij een strafschop de verkeerde kant opdook, maar de Zaanse aanvoerder Jan Brouwer schoot tegen de paal. Later kreeg de gedrongen zfc’er nog iets anders voor zijn kiezen. Toen hij tussen de bal en Cruijff in ging staan, had de Ajax-spits op dat moment zo veel vaart, dat hij zijn tegenstander niet meer kon ontwijken. Een schreeuw en een sprong later had Brouwer een 60 kilo zware ruwe diamant op zijn rug hangen. Bijna 6000 toeschouwers aan de Westzanerdijk lagen dubbel. Iedereen leek vrolijk te worden van de onbevangen brutaliteit waarmee Ajax’ benjamin speelde. En dat ook nog op een vreemd stel schoenen, dat van alle aerodynamica was ontdaan. Cruijff bleek een vervorming aan zijn voet te hebben en Ajax had daarvoor speciaal schoeisel laten maken. Iets hoger dan normaal en verzwaard met lood. Michels had het later over ‘Johan en z’n klompen’ en zo was het precies. Ondanks zijn klompen en ondanks de Zaanse modder, werd het publiek niet alleen door het talent van Cruijff geraakt, maar vooral door het plezier dat hij uitstraalde. Wat me van zfc-Ajax vooral is bijgebleven is dan ook het gelach van duizenden Zaankanters als Cruijff een opmerking richting de scheidsrechter maakte, op de rug van Jan Brouwer sprong of gewoon iets geks met de bal deed. Het maakte zelfs meer indruk dan de nylon broekjes van de Ajacieden. Die waren me opgevallen, toen rechtsback 15
Wim Suurbier een bal uit een met prut gevulde greppel haalde. Dat kwam door het geluid dat klonk als hij de modderige bal langs de zijkant van zijn broek afveegde. Dat was geen katoen of zo, dat was het gesnerp van kunststof. Nylon in dit geval. Verwerkt in flinterdunne en halfdoorzichtige broekjes, die slechts een paar gram wogen. Al met al een unieke dag. Voor het eerst Cruijffie gezien en de eerste wens voor Sinterklaas: een witte voetbalbroek. Van nylon.
16
Cadeautje voor Eddy Treijtel Amsterdam, 26 april 1970 Ajax-Feyenoord
Van een baseballfreak was ik snel verworden tot een voetbalfanaat. Onbeperkt in de plantsoenen spelen en alles in de kranten en op tv volgen. Een nieuwe mijlpaal werd bereikt toen ik lid van een club mocht worden. Eerst bij rcz (Racing Club Zaandam) en later over de brug over de Zaan bij kfc (Kooger Football Club). kfc was een heel actieve vereniging. Naast het voetballen, werden de jeugdleden bijvoorbeeld ook ingeschreven voor de jaarlijkse spelregelwedstrijd van de Scheidsrechtersvereniging Zaanstreek (svz). Dagenlang studeren bij jeugdleider Cor Sijbrands en vervolgens het Colosseum in. Zonder hongerige leeuwen, maar met de strenge blikken van de scheidsrechtersjury. We wonnen en het kfc-bestuur was zo trots, dat de vijf jeugdleden die het Zaanse kampioenschap binnen hadden gesleept, getrakteerd werden op Ajax-Feyenoord. Ik was natuurlijk al eerder in De Meer geweest, alleen werd ik altijd voor een paar piek op de latere F-Side gestald. Maar kfc deed het keurig en reserveerde kaartjes voor de lange zijde van de Reynolds Tribune. 17
We schrijven zondag 26 april van het jaar 1970. De eerste keer dat ik bij Ajax niet stond, maar zat. Kijkend naar een van de beste en zeker ook een van de gedenkwaardigste klassiekers ooit. Feyenoord moest tien dagen later de Europa Cup-finale tegen Celtic spelen en niemand gaf de Rotterdammers een kans. Dat gold eigenlijk ook voor de wedstrijd tegen Ajax, dat het landskampioenschap niet meer kon ontgaan. Nog even Feyenoord afdrogen en de vlag kon weer in top. Maar op die 26ste april was ik getuige van de warmingup voor het mirakel dat op 6 mei in Milaan plaats zou vinden. Ajax puilde weliswaar uit van het talent, maar Feyenoord speelde het o zo slim. Stug en sluw werden Cruijff & co bespeeld en rond de 70ste minuut stond het 1-3. Voor Feyenoord. Op dat moment besloot Johan Cruijff aan de hele goegemeente te laten zien, dat hij een dag eerder niet voor niets 23 jaar was geworden. Als een heel grote jongen scoorde hij in de 71ste minuut de 2-3 en daarna was hij de grote aanjager van het Amsterdamse slotoffensief. Het gebeurde pal voor mijn neus. Het zal rond de 82ste minuut zijn geweest dat Wim Suurbier op drie meter van mijn plek de voorzet gaf. Ik zie Cruijff nog met z’n elleboog vooruit door de lucht zweven en de arm-met-punt vol op de mond van Eddy Treijtel planten. De Feyenoord-doelman viel gestrekt achterover, de voorzet van Suurbier zeilde ongehinderd in het doel en de scheidsrechter keurde de 3-3 goed. Daarna barstte de bom. Treijtel raakte na zoveel onrecht niet alleen vijf minuten lang de kluts kwijt, maar uiteindelijk ook zijn basisplaats voor de Europa Cup-finale. Want Feyenoord-trainer Ernst Happel was onverbiddelijk. Wie 18
zich in zo’n grote wedstrijd zo een oor liet aannaaien was niet klaar voor het echte, grote werk. De dagen na de wedstrijd volgde ik de eliminatie van de arme Treijtel op de voet. In het archief van De Kuip werd de levende legende Eddy Pieters Graafland weer afgestoft en klaargestoomd voor Feyenoord-Celtic. Zo hard was topvoetbal dus. Ik dacht er veel over na en had het echt met Treijtel te doen. En hoe moest dat nou met een doelman die zo lang geen wedstrijd had gekeept? Na de woensdagavondtraining fietste ik op 6 mei snel naar huis om het allemaal met eigen ogen te zien. Vader en moeder waren er niet, dus ik had het rijk alleen. Met popcorn en cola voor de buis en klaar om te zien hoe Feyenoord zou worden geslacht. Tenslotte had Ajax een jaar eerder tegen AC Milan al ondervonden dat Nederland niets in Europa Cup-finales te zoeken had. Dat was het podium voor Real Madrid, Inter, Benfica en Manchester United. Waagde je het toch om je voor zo’n finale te plaatsen, dan werd je door ploegen als AC Milan met 4-1 afgedroogd. Daar was tegen Celtic ook het wachten op. Maar in tegenstelling tot Ajax een jaar eerder, hield Feyenoord de Schotse furie wel in bedwang. Tot Tommy Gemmell in de 28ste minuut de bal met 243 km per uur achter Eddy PG joeg. Einde verhaal! Dus niet. Een kopbal van Rinus Israël zorgde een paar minuten later al voor de 1-1 en net als tien dagen eerder in De Meer zou Feyenoord de wedstrijd controleren, zonder dat de tegenstander het in de gaten had. In het San Siro-stadion ontspon zich de voetbalversie van de Rumble in the Jungle. De oersterke George Foreman die zich kapot beukte op de slimme en wendbare superbokser Muhammad Ali, die met 19
geweldig voetenwerk de kolos voor hem beetje voor beetje aan het uitputten was. Na 117 minuten voetballen en verlengen kwam net als in Zaïre de beslissende stoot. Eén snelle tik en knock-out. Mahammud Ali heette dit keer Ove Kindvall en de vallende en verdwaasd kijkende George Foreman werd uitgebeeld door de complete ploeg van Celtic. Feyenoord had de Europa Cup gewonnen. De prijs die eigenlijk alleen voor Real, Inter, Benfica, Manchester en AC Milan bereikbaar was. Het was onwerkelijk. Het was zo’n moment als de moord op John F. Kennedy; vijftig jaar later weet je nog waar je op dat moment was en wat je op dat moment deed. Op 6 mei 1970 zat ik in de woonkamer aan de Dovenetelweg, met naast me een lege schaal popcorn en een glas zonder cola. Stil voor me uit te kijken. Stil te genieten. Van de Feyenoorders die het ook niet konden geloven. De Europa Cup naar Nederland, Theo ‘de Tank’ Laseroms bleef maar vol ongeloof zijn hoofd schudden, toen Rinus Israël het zilverwerk stoer omhoog tilde. Daarna volgden minutenlang de beelden van feestende Feyenoorders. Ineens stond hij erbij. Eddy Treijtel. Even in beeld. Eén keer raakte hij de Cup aan en weg was hij weer.
20
Gearresteerd en vrij op de wielerbaan Amsterdam, 27 mei 1971 Ajax-Feyenoord
Het begon ergens in 1966 met Ajax-Sparta. De eerste keer naar De Meer. Voor een paar piek had je een kaartje en stond je achter het hek in Vak F, de latere F-Side. Toen nog een plek voor jong en oud, met veel kabaal en gejuich. Sparta-doelman Jan van Beveren treiteren, dat deed je daar met z’n allen. Wij hadden dan ook een wezenlijk aandeel in de drie goals die het jonge supertalent die middag om de oren kreeg. Ze leken weliswaar onhoudbaar, maar als ik niet nét voor de 1-0 had geschreeuwd, dan had ik het nog moeten zien. Daarna volgde een bekerwedstrijd op een gure woensdagavond. Samen met mijn broer naar Ajax-nec en weer in Vak F. Ajax won, maar pas een halfuur na afloop werd er geschiedenis geschreven. Om precies te zijn in lijn 9, de tram van De Meer naar het Centraal Station. Volgestouwd met jonge, uitgelaten supporters. Die, toen de tram even stilstond, gezellig met z’n allen gingen hossen. Lachen, gieren, brullen en de tram maar schudden. Er zat geen kwaad in. 21
Plotseling gingen de deuren vast in het slot en werd het voertuig omsingeld door met zwaailichten uitgedoste politiebusjes. ‘Uitstappen en mee!’ De hele tram werd ingerekend. Alleen bleek ik toen al over een uitzonderlijk talent te beschikken, dat me later ook als sportjournalist van pas zou komen. Ik heb namelijk een zesde zintuig voor de maas in het net. Zo ook bij de tram. In een flits zag ik een kruipgat tussen de uniformen en glipte zo de vrije wereld in. Omdat vluchten vaak opvalt, ging ik meteen weer terug om samen met alle omstanders luidkeels te roepen dat het een schande was en dat al die hufters volkomen terecht werden ingerekend. De felheid waarmee ik dat deed oogstte alom waardering. Plotseling zag ik mijn broer zitten. In een politiebusje. Gearresteerd! Die slome had dus zitten slapen toen ik de ‘Great Escape’ in gang had gezet. Het probleem zat ’m vooral in het feit, dat mijn vader me in mijn oor had gesist dat broerlief alleen mee naar Ajax mocht als ik van de eerste tot de laatste seconde op hem zou letten. Ik was kansloos. Er restte niets anders dan mijn vrijheid op te offeren en me aan te geven bij het busje waarin mijn broer nog steeds zat te slomen met al die andere losers. Later die avond kwamen we vrij, overigens zonder dat er een officiële aanklacht was ingediend. De dekselse kwajongens van Vak F, die schelmen, rakkers, schavuiten en bengels, moesten alleen even afkoelen na dat geintje in de tram. In de wachtkamer van het politiebureau. Foei! In het Olympisch Stadion was geen Vak F. Elke keer als ik 22
er kwam bleek ik een kaartje voor driehoog-achter te hebben. Jaar in, jaar uit. Tot ik er genoeg van had. Om precies te zijn op woensdag 27 mei 1971. Het was een week voor de Europa Cup-finale Ajax-Panathinaikos en de regen kwam met bakken uit de lucht. De tegenstander was Feyenoord, dat net als Ajax op 53 punten stond. Met nog twee wedstrijden te gaan was er sprake van een klassieke kampioenswedstrijd. Alleen trok ik die regen niet. Dus sloop ik vanaf mijn plek in de wolken weer omlaag en tippelde op mijn gympen langs de wanden van de betonnen kolos. Ter hoogte van de eretribune stuitte ik op een ruzie tussen suppoosten en wat luidruchtige Amsterdammers. Het werd met de seconde heftiger en plotseling was daar mijn kans. Even letten de petten niet op en weg was ik. Snelwandelend met het gezicht op héél gewoon liep ik een soort van tunnel door en knalde tegen de Feyenoorders Ove Kindvall en Wim van Hanegem aan. Ik bleek op de looplijnen richting de kleedkamers te staan. En de spelers, die net de warming-up erop hadden zitten, wilden er langs. Ineens was er het besef dat ik me in het paradijs bevond: de wielerbaan van het Olympisch Stadion. Ook nog eens aan de lange zijde achter de spelersbanken. In plaats van bewegende poppetjes zag ik ineens alles op ware grootte. Ik rook het gras! Dus hoorde ik ook de doodschop die Theo Laseroms aan Piet Keizer gaf, toen de linksbuiten de score opende. Daardoor werd Piet een week later gedwongen de spuit in zijn enkel te zetten om na twee minuten tegen Panathinaikos toch nog die legendarische voorzet op Dick van Dijk te kunnen geven. Alleen kwam dat er tegen Feyenoord niet meer van. Een paar minuten nadat Theo de Tank de Keizer van de Schaar 23
had gebombardeerd, plantte Wim van Hanegem een elleboogstoot van veertig pk op de neus van Johan Neeskens. Een week voordat op Wembley de eerste Europa Cup uit de clubhistorie gewonnen kon worden, besloot Ajax verder de benen terug te trekken. Cruijff & co hadden geen trek in een bloedbad en met 1-3 werden de groene baretten uit Rotterdam de titel gegund. Intussen voelde ik me helemaal thuis op de wielerbaan. Met uitgestoken hand stapte ik na afloop zelfs op Ove Kindvall af en feliciteerde hem met de overwinning. Hij lachte en zei: ‘Dank je wel.’
24