Aanleiding In 2012 hesen de kerkrentmeesters de stormbal: de uitgaven stijgen, de inkomsten dalen. Op afzienbare termijn lopen we financieel vast. Ook de terugloop van het ledental is reden tot zorg. Wat is immers een kerk zonder leden? Al gauw werd het gesprek breder en rees de vraag op: wat willen we nu eigenlijk met onze kerk? Wat voor kerk willen we op termijn zijn? Over deze en andere vragen is in het verleden nooit goed nagedacht. Daar was tot nu toe ook geen aanleiding toe. “Kerk-zijn” was iets vanzelfsprekends. Het hoorde net als ademhalen bij het leven. Je gaat het pas missen als de zuurstof op raakt. Anno 2013 is het geen automatisme meer om bij een kerk te horen. De jeugd, en in toenemende mate de ouderen, stellen kritische vragen. Vragen die de fundamenten van de kerk raken. Dit waren voor de kerkenraad voldoende redenen om een commissie aan het werk te zetten. Een commissie die tracht op deze vragen een antwoord te geven.
De commissie Toekomst Kerk, december 2013. Inleiding Begin 2013 is de Commissie aan het werk gegaan. Zoekend en tastend heeft zij haar weg gezocht. En, de eerlijkheid gebied het te melden, die weg is nog niet helder. Dat was dus erg lastig. Want waar begin je en waar eindig je. Er is geïnventariseerd, er is gekeken naar andere kerkelijke gemeenschappen, er is demografisch onderzoek gedaan, de financiën zijn tegen het licht gehouden en de predikanten zijn geïnterviewd. En nu ligt er een eerste rapport voor u. Een rapport dat verre van compleet is. Een rapport ook dat mogelijk niet bij iedereen in de smaak zal vallen. Onze ideeën keuzes hoeven niet perse de uwe te zijn. Dat betekent dat er nog wat muren geslecht dienen te worden voordat onze Protestantse Kerk te Steenwijk de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien. De vraag “Quo vadis”, de vraag die Jezus volgens de legende aan Petrus stelde op de Via Appia in Rome staat nog recht overeind. Wij reiken slechts aan wat wij aantroffen, u maakt de uiteindelijke keuze. Veldwerk Onze eerste vraag was: laten we eens proberen een foto van onze kerk te maken. Het financiële deel was goed te doen. Maar het in beeld brengen van het pastorale deel, de processen en de activiteiten bleek lastiger. De predikanten in vaste dienst zijn geïnterviewd. Wat doet u, wat ziet u als uw hoofdtaak, wat is uw taakopvatting, hebt u nagedacht over de toekomst, werkt u met elkaar samen? ed. Ja, met de predikanten is gesproken, maar nog niet met andere functionarissen en met de leden van de kerk. We ontdekten gaandeweg dat we haast verdrinken in de hoeveelheid materiaal die
voorhanden is. We hebben veel naslagmateriaal opgeslagen. Naslagmateriaal waarvan wij vinden dat het relevant is voor ons werk. Eerste inventarisatie. We stuitten op heel verschillende zaken (in willekeurige volgorde van belangrijkheid): Financieel. 1. Financieel heeft de kerk de afgelopen decennia grosso modo een goed beleid gevoerd. De kerk was niet onbemiddeld. Echter de laatste jaren is er wellicht wat te veel en te gemakkelijk gedacht dat de kerk wel genoeg geld heeft voor extra’s, zoals 3 tijdelijke pastores, dure verbouwingsplannen van De Klincke en een nieuw liturgisch centrum. Dit gekoppeld aan te hoge verwachtingen van verkoopopbrengst en afnemende kerkbijdragen. Het is nu dus zaak om snel modellen te ontwikkelen die gericht zijn op krimp en op kostenbeheersing. Activiteiten 2. Er is onderzocht wat voor activiteiten er in onze gemeente zijn. Welnu, we zijn wat dat betreft een zeer actieve gemeente. Er is veel. Maar, is dat ook het gewenste? 3. Er is gekeken wat de werkgroepen zoal doen, of er samenhang en onderlinge communicatie is. We hebben geconstateerd dat nog niet alle dwarsverbanden zijn aangebracht. Verschillende werkgroepen lijken solistisch te acteren, omdat afstemming lastig blijkt te zijn. Cultuur 4. Onze kerk kent diverse modaliteiten, maar de acceptatiegraad en de invulling daarvan wordt maar moeilijk geaccepteerd. Het accepteren van verschillen was juist bij het vroege christendom de grootste kracht. Organisatie. 5. Het organisatiemodel. Er is gekozen voor het werkgroepenmodel. Dat is anders dan het vroegere model. Dit geeft bij een aantal mensen verwarring. Hoelang duurt het voordat het ingeburgerd is? Wij denken dat het niet aan het gekozen model ligt maar aan de cutuurverandering die daar nu eenmaal bij hoort. 6. Zoals de predikanten en ouderlingen nu werken is het niet te behappen. Dat is nu al duidelijk zichtbaar. 7. Er zijn wijken waar geen ouderling voor is. Waar dus geen of weinig bezoekwerk wordt gedaan. Vooralsnog doen we daar weinig of niets aan. Terwijl bezoekwerk een essentieel onderdeel van het kerkenwerk is. 8. Wat doen we als er een predikant vertrekt of met emeritaat gaat? Daar is geen meerjarenplan voor gemaakt. Hetzelfde geldt voor de inzet van de drie tijdelijke pastores. De overdracht van het werk van de tijdelijke pastores is niet goed geregeld als zij vertrekken. 9. Er wordt wellicht te veel vergaderd (navelstaren). Dit levert te weinig positieve energie op. 10. Stevig spiritueel leiderschap en een krachtig materieel leiderschap hebben wij niet aangetroffen in onze kerkelijke gemeenschap. En beide zijn hard nodig. Communicatie. 11. Er zijn zeer veel vrijwilligers in onze kerk actief; meer dan ooit! Weten die vrijwilligers wel van elkaars bestaan en wat ze doen?
12. De communicatie in onze gemeente verloopt via verschillende gremia: de beamer en de kerkbrief voor de bezoekers van de kerk, de website voor ieder die het zien wil, De Brug als platform voor alle gemeenteleden. En natuurlijk het mondelinge, mail en telefonische circuit. Veel afstemming tussen deze gremia hebben wij niet kunnen ontdekken. De communicatiestructuur is dus onvoldoende duidelijk 13. De indruk bestaat dat nogal wat werk dubbel wordt gedaan omdat de één niet op de hoogte is wat de ander doet. De commissie Fase I en II hebben denkrichtingen uitgezet en nu is er een commissie aan het werk met het liturgisch centrum. Missie / beleid. 14. Er is beleid gemaakt in 2010. Ondanks een verbeterslag richting SMART formuleren is het niet het sterkste deel van onze organisatie. 15. We hebben de missie tegen het licht gehouden: die is te breed en te weinig concreet. Algemeen. 16. Ontwikkeling ledental: het ledental zal ongetwijfeld blijven dalen. Niemand weet hoever dat gaat en hoelang dat duurt. Ervaringen van elders (oa Scandinavië) laten zien dat het eind van de ontkerkelijking nog lang niet in zicht is. 17. Jongeren krijgen thuis de kerk niet meer met de paplepel ingegoten. De protestantchristelijke scholen zijn ook geen bakermat meer voor de kerk. Zo wordt op scholen nauwelijks nog onderricht gegeven in kennis van de bijbel en van kerkelijke liederen. Deze beide factoren leiden tot minder aanwas van jongeren in de kerk. 18. We zien te veel gedoe, te veel discussie over randverschijnselen en te weinig een open en respectvol gesprek met elkaar over ieders eigen invulling van het geloof. Dit gaat ten koste van de noodzakelijke positieve elan en inspiratie. We zijn op pad gegaan. We hebben ook buiten Steenwijk gekeken. Er is gezocht naar succesvolle kerken. Zijn die er dan? Jazeker, die zijn er. We hadden het genoegen een avond te gast te zijn in Elst (Gld). Daar, in het recentelijk verbouwde kerkelijk centrum, hebben we een drietal lezingen aangehoord. De eerste was van Nijkleaster in Jorwert, de tweede van het stadspastoraat in Arnhem, de derde van de open gemeente in Vught. Opvallend was dat in alle drie gevallen hele heldere keuzes gemaakt zijn. Daardoor is er een nieuw elan ontstaan. Quo Vadis? Waar ga je naar toe? Welke kerk willen wij zijn, wat voor kerk willen wij zijn? Wat voor gemeente willen wij zijn of zijn wij? Met het vraag en antwoordspel van de Heidelberger catechismus komen we er niet meer. In 1563 had het een functie, nu is het een relict uit het verleden. Met andere woorden: er wordt nu een eigentijds en op de toekomst gericht antwoord verwacht. Natuurlijk, we leren uit het verleden, maar onze blik is toekomstgericht. Eerst maar eens een jaar of vijf. Maar ook de langere termijn mag niet uit het oog worden verloren. Een recept voor een succesvolle kerk kan zijn: Een zeer heldere, aansprekende boodschap en die onafgebroken uitzenden, charismatisch leiderschap, een geschikte accommodatie en geld(schieters). Als één van deze factoren wegvalt stort de hele organisatie in. Hier zijn verschillende voorbeelden van in den lande.
Hoe willen we ons kerkgebouw inrichten? Hoe willen we omgaan met ons kerkelijk centrum? Blijft het zoals het is? Wordt het echt het kloppend hart van onze gemeente waar de predikanten en de andere ambtsdragers aanspreekbaar zijn voor iedereen? In verschillende gremia wordt nagedacht over aspecten hiervan. Wij denken dat er een model is waarlangs het gemeenschappelijk denken zich kan ontwikkelen. Het biedt houvast voor het uitzetten van een koers. Dat model kan er in zijn eenvoudigste vorm als onderstaand uitzien. Natuurlijk is het niet alles in de ene hoek of alles in de andere. Veel mengvormen zijn mogelijk en zijn ook gewenst. Maar wel heeft iedere keus gevolgen voor het te voeren beleid, voor het kerkgebouw, voor het kerkelijk centrum, de inrichting van het liturgisch centrum, de inrichting van de kerkzaal, etc. Alle elementen werken op elkaar in.
god, kerkgebouw
wij, kerkelijk centrum
ik, reflectieruimte
Maar eerst moeten wij het eens zijn over de urgentie. Herkent u het geschetste beeld? Uit de inventarisaties: financieel, ontkerkelijking, vergrijzing, beleving volgt dat er een helder beleid noodzakelijk is. Als dat helder, als we weten welke koers we willen inzetten, dan willen wij graag verder werken. Slot. Wij constateren dat er eigenstandige trajecten naast het onze lopen. Zulke trajecten zijn: bezuinigen door de kerkrentmeesters, de visitatie en de activiteiten van de commissie inrichting liturgisch centrum. Deze activiteiten kunnen elkaar versterken. Wij willen onze verdere werkzaamheden laten afhangen van de respons die wij krijgen op het bovenstaande. Wij hebben het plan opgevat om op één of meer gemeenteavonden met de gemeente over deze zaken in gesprek te gaan. Maar eerst willen wij met u, de leden van de kerkenraad, onze opdrachtgevers in gesprek.
Herkent u zich in de volgende beelden die in het bovenstaande vermeld zijn? • de inventarisatie, • de urgentie van het geschetste beeld? En om vervolgens daar wat aan te doen op het terrein van financiën, organisatie, vergrijzing, etc? Omwille van de leesbaarheid hebben wij achtergrondinformatie en bronnen weggelaten in dit stuk.
Quo vadis? December 2013 Alice Brus Dieke Frantzen Jan Willem van Dalen Harry Renting Arie van Andel. Kees van Baaren (is tot september 2013 ook actief geweest in de commissie)