Pi
:f
ONDERWIJSRAAD. : J
'S-GRAVENHAGE, p /J
N°. ai.Q7.*...i
Q^fcebe*
19%
Frankenstraat 39.
Bericht op schrijven van
1$ Ifeart 1938*#r,lll«?Afd»H.O. Betreffende : leereto«! in de homoeopathies
M««jGsgelieve bij het antwoord dagteekening en nummer van dit schrijven te vermelden.
3ij brief van 15 Haart 1928»ïïo.lllö.Afd.H.O#stelde Uwe Excellentie in handen van de Eerste Afdeeling van den Onderwijsraad een schrijven van de Vereeniging tot bevordering der Homoeopathic in Hederland d.d. Mei 1919f houdende verzoek*1 zoodanige maatregelen te willen nemen* dat er aan een der Rijksuniversiteiten een leerstoel in de Homoeopathie wordt opgericht en dat aan d%te benoemen functionaris de hulpmiddelen \ worden verschaftf die voor het onderwijs in een Élinisch-therapeutisch vak noodig zij»% zoomede de adviezen dienaangaande van Curatoren der Rijksuniversiteit te Utrecht d«d.2 Mei 19&1, en van de Faculteiten der Geneeskunde aan de Kijksuniversiteiten te Utrecht d.d*30 Maart 1921*te loeiden d.d. 10 October 1926 en te kroningen d.d. 11 Hovember 1926, Onder verwijzing naar de nota van den Heer Duymaer van Twist, gevoegd geweest bij het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over Hoofdstuk Ya der Staatsbegrooting voor 1928,ver-
zocht Uwe Excellentie het oordeel der Af deel ing over deze aangelegenheid te mogen vernemen. De Afdeeling heeft de eer Uwe Bxoellentie hierbij haar advies aan te bieden, waarbij zij moge mededeelen,-zulks in antwoord op de door 3 Uwe Excellentie bij brief van 5 April 1928 H0.1427 >Afd.H.Q*gestelde vraag- dat er bij haar geen bezwaar bestaat dit advies aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over te leggen«
AAN Z i j ne --Exe el 1-ent i e den-Hin i-s t e r van QnderwijsjKuBsten en Wetenschappen te
jK.; | s - G r a y e n î » g e . L 3-8243-'28
2.
Een aanvrage om een leer te zien opgenomen in het kader van het universitair onderwijs moet allereerst gegrond zijn op het bewijs, althans o^ de aanwijzing, dat zij deel uitmaakt van de wetenschap, d.w.z.dat zij het resultaat is van wetenschappelijk onderzoek, niet een uitvloeisel van leerstellingen of raeeningen, welke uiteraard onbewezen moeten blijven* Zonder dat kan zig wel worden onderwezen, doch niet of moeilijk in universitair verband.Zij leent zich dan beter voor een afzon* derlijke kweek-of opleidingsschool, waar het" men schell j k weten1** aan de universiteit onderwezen-kan worden uitgebreid met of beperkt tot hetgeen door bepaalde richtingen wenschelijk of noodig wordt geacht* Aanvragen als de hier bedoelde moeten dus allereerst in dit licht worden bezien. Hoewel de Hederlandsche Homoeopathen deze praealabele vraag niet behandelen, meent de Afdeeling dat juist zij overwogen moet worden, en dat niet zonder meer mag worden aangenomen, wat de aanvragers in hunne argumentatie sub 5 doen, n*l.rtdat de Regeering* door alleen de gelegenheid open te stellen voor de studie der niet homoeo£athische geneesmethode, zich h.i.in een wetenschappelijke kwestie partij stelt'4« 3>e kernvraag is juist, of de kwestie wel van^wetenschappelijken" aard is en of de Regeering zich dus partij stelt« De Afdeeling meent dan ook hare beschouwingen te moeten; vastknoopeis. aan hetgeen sub 5 in het adres van 1919 wordt gesteld, waaruit dSe^raealabe'ie vraag zich vanzelf ontwikkelt. Hetgeen sub 1,2„3,4 en
6 wordt aangevoerd en de wenschen verderop ten aanzien van uitvoering, 2ouden pas aan de orde komen*; als het sub 5 gestelde moest worden aanvaard. !
3« Bij hare overwegingen heeft zij mede gebruik gemaakt van den inhoud der nota van het lid der Tweede earner, den heer Duymaer van Twist, welke het voorloepig verslag op de Onderwijsbegrooting 1928 vergezelt, en van de aéviezen der drie medische facul* teiten. &e aanvrage bepaalt zich terecht tot een deel der geneeskunde, n*l*de /geneeswijze», de geneeskunst. Voor het overige kan de tegenwoordig geldende opleiding ook ter vorming van homoeopath^ dienen. De vraag wordt daardoor dus beperkt tot het al of niet bestaan van eene wetenschappelijke homeeopathisehe geneesmethode* naast de gewone« of met uitsluiting van deze« Voor die geneeswijze heeft 3$3.hnemannnsinds meer dan een eeuw* een stelsel aangegeven, dat zich "onveranderd heeft gehandhaafd*• Het berust op een uitspraak van hem.^simllia si.mil ibu s curantur*, terwijl er een straffe beperking van de hoeveelheden der genees*
f
mtddelen naar boven, dus het gebruiken van uiterst kleine dosfs, aan is gebonden» ^at zij vele aanhangers vond en zich handhaafde bewijst niet hare wetenschappelijke waarde. Dat zij zich " onverand erft*handhaafde» pleit eerder daartegen» Wetenschap bezit niet de waarheid, maar tracht haar te benaderen. Zij moet dus uit haar aard wel vloeiend wezen* Kaar inhoud is aan verandering onderhevig, omdat men voortdurend tracht iets nader aan de grens van #etiahs-mogelijkheid te komen. Dat Hahnemann voor altijd geldende wetenschap kon vaststellen en een geneeswijze kon aangeven, die geen verbetering of aanvulling meer zou behoeven, is niet aan te nemen. De verklaring der Hederlandsche Homoeopathen omtrent het onveranderd- zich handhaven der leer van Hahnemann leidt er dus toe om t« veronderstellen, dat leerstelligheid hier is verward met wetenschap. Zelfs voor hen» bij wie de eerste boven de laatste mocht uitgaan,be-hoort-
4» hoort zij niet thuis aan een Universiteit, doch aan een afzonderlijk« opleid ingsscho ol* De Heer Duymaer van Twist zag, blijkens zij1fc£nota, deze zwakke zijde van het verlangen der homoeopathen* Hij haalt uit het advies der faculteit van Utrecht aan» dat h.i.de hpaoeopathie geen vorde-/ ringen jbeft gemaakt, zoeals de aanvragers trouwens zelf ook betoog' gen« Waapeer hij zelf dan verder betoogt» dat zij wel degelijk vorderingen maakte, schijnt hij dus in te gaan tegen de verklaring van hen, die hij wenscht te steunen»
if
Intusschen blijkt» dat hljf geheel andere vorderingen op het oog had dan de ütrechtsche faculteit» die over wetenschappelijke vorderingen handelde» Hij tracht dien vooruitgang dan nader te staven met cijfers over aanhangers en toevloed naar ziekenhuizen» welke getallen in dit verband geen argument voor een leerstoel kunnen opleveren» -^at in Pruiâen twee leerstoelen voor de homoeopathle zijn 0
gesticht en de ^egeering daar voor den aandrang is gezwicht» bewijst o«i«slechts dat die Regeering het karakter van universiteit heeft miskend« De mededeelingen ever uitbreiding van het getal dergenen» die de leerstelling van Hahnemann onderschrijven» pleiten eveneens ten hoogste vosfll een opleidingsinstituut e»d», doch niet voor een plicht der ^egeering »m er een leerstoel voor in te stellen» In dergelijke instituten kunnen de studenten,-nadat zij wetenschappelijk zijn onderlegd-hetzij tijdens de studie, hetzij daarna» doordrongen worden van de wenschelijkheid van een beperking van het vrije onderzoek der universiteit tot binnen de grenzen»die leerstellig gezag aan het streven naar menschelijk weten stelt« De doelstelling» de vragen zelf en de methode der behandeling zijn daar geheel anders en gaan van een geheel andere mentaliteit uit» dan bij het rrije onderzoek aan een universiteit» Voor de -homoeopa t hie-
5. hom^eiipathie zijn de grenzen der resultaten» tot welke men mag gaan en is ook de weg» langs wolken men er mag komen~de methodiek-^oeperkt of a priori vastgesteld. Saar vertegenwoordiging aan de universiteit zou zijn het zetten van een eersten step op den weg» die ook voor andere leerstellige bewegingen naar de universiteit zou moeten voeren.Xn beginsel onderscheidt de Homoeopathle zich niet van het Abramisme, ïAagnetisme, de Irisdiagnostiek e.t.q«alle ontsproten aan het brein van lemand*die geloof op zijn gezag eisehte en dit ook vond. Dat de homoeopathic op grooteren ouderdom en aanhang kan wijzen» verleent haar in dezen geen uitzonderingspositie, noch bijzondere rechten« Schonk de Regeering haar een leerstoel en weigerde zij dien aan b.v.het Magnetisme» dan zou zij eerst partij kiezen. Heeft een dergelijke beweging iets goeds in zich, dan nemen de hoogleeraren dit wel in hun onderwijs op. Wat zij niet overnemen, dat verwerpen zij niet uit enghar^igheid of hooghartigheid3 maar omdat zij het wetenschappelijk niet houdbaar achten of wellicht zelfs schadelijk. Zij zijn en blijven wel indachtig aan het *Je prends mon bien,où je le trouve", wat» ten bate van de zieken, zeker voor de opleiders van de^a^ts en voor den aarts geldt« Kon dus voor de homoeopathie worden aangetoond, dat zij op wetenschappenjken bodem staat» dan zou zij zeker reeds lang in het onderwijs zijn opgenomen« De geschiedenis der geneeskunde levert daarvan talrijke voorbeelden,(vaccine, serotheeapie» leer en gebruik van de hormonen, enz.)
#e argumenten der faculteiten tegen de wetenschappelijkheid der homoeopathie zijn naar het inzicht der Af dealing a# logisch en afdoende, zoodat zij die niet behoeft te herhalen en er naar meent te mogen verwijzen. Ook de «onclusie» dat er voor de homoeopathie geen leerstoel beschikbaar moet worden gesteld» onderschrijft de -Afdeeling-
Afdeeling dus« Zelfs van het standpunt der homoeopathen schijnt haar dit niet noodig. Wil iemand later de praktijk naar homoeopathisch inzicht uitoefenen» dan kan hij toch de gehsele tegenwoordige vorming tot arts volgen, de geneeswijze inbegrepen» Er is maar óé» geneeskunde en die integrale geneeskunde omvat ook de beperkte homoeopathie. Neigt de afcts er later toe om zijn behandeling te richten naar de homoeopathische eisenen» dan verhindert niets of niemand hem om deze methode te volgen« Hij heeft slechts te rade te gaan met zijn geweten en te vragen»! wat dit hem in het belang zijner patiënten gebiedt te doen of na te laten* "freest hij schade van groote dodes» dan is hij geheel vrij om homoeopathische middelen en doses te kiezen« Hij kan daartoe voor altijd-of van keer tot keer-besluiten; zich homoeopaath noemen of niet» naar believen. Hu zoude dk vrijheid wellicht slechts van theoretische waarde voor »•ni
hem zijn» als het later veel moeite met zich meebracht om op de hoogte te kompi van hetgeen de hoemoeopathische geneeswijze aan bijzonderheden vereiseht« Ook dit bezwaar zou trouwens ten hoogste kunnen leiden tot het stichten van een instituut naast de universiteit, waarin men de studenten reeds tijdens hunne vorming van de homoeopathische leersteilingf derfidringt« ^at zou echter Y/egens tweeerlei onderwijs eenigermate verwarrend kunnen werken« In geen geval ligt hier een taak voor de Regeer ing. Beter zou het zijn om op den grondslag van de universitaire vorming de beperking tot de heaifceopathische pharmacologie te laten volgen»als de arts de keuze kan doen «aar eigen ervaring« Dit gaat vrij gemakkelijk» omdat hij de aanvulling of correctie van de geneeswijze, die hem aan de universiteit werd onderwezen, met geringe moeite kan aanbrengen« De inhoud van de homoeopathie is niet zéó groot» dat daartegen groote bedenkingen van praktischen aard gemaakt kunnen worden» Met of zonder instituut zou ieder arts zich licht eigen kunnen maken wat hij dan aan speciale kennis zou behoeven» -Als-
Als de Heer Duymaer van ^wist aan het eind zijner nota zegt*ÄDe homoeopathische geneeswijze moet gemeengoed worden van alle artsen enz.% dan mag daarop geantwoord worden* Zij kan dit reeds met de tegenwoordige opleiding zijn voor de artsen, die zlpk een neiging tot beperking hunner bewegingsvrijheid in zich voelen« Het kost hun dan geringe moeite om zich de speciale homoeopathische pharmacologie eigen te maken« In ieder geval kan de Regeering naar de meening der Afdeeling in dezen
lijdelijk blijven? het stichten van een leerstoel ligt niet
op haar weg en voor een instituut of iets dergelijks heeft zij evenmin te zorgen* Dat laat zij in analoge gevallen-en volkomen terechtaan diegenen over, die een leerstellige correctie of aanvulling van het universitaire onderwijs begeeren»
Resumeerende komt de Afdeeling tot de volgende conclusie» De bewering der "ïïederlasdsche Homoeopathen*, dat de leer van Hahnemann zich onveranderd hoeft gehandhaafd» wijst op een leerstelligheid, die met het karakter eener universiteit niet strookt» **et is dan ook onjuist om te zeggen, dat de Regeering partij kiest «BW*
v
in een wetenschappelijke kwestie* Het adres gaat niet tfergezeld van een poging om aan te toonen, dat die leer een deel der wetenschap uitmaakt« Dit is slech s als een feit gesteld; bewijzen of duidelijke aanwijzingen heeft de Afdeeling, zoomin als de Faculteiten, in de memorie der Hedorlandsohe HomoeopathenSook elders niet gevonden* Iers t dan ware er sprake van twee wetenschappelijke partijen» van welke de homoeopathie er een zou zijn, en van partij kiezen der Regeering« De Afdeeling erkent met de faculteiten, slechts ééne inte* ^ grale geneeskunde en,geneeskunst, die niet vaststaand of onfeilbaar is» maar die» zonder starheid, naar vermeerdering en verbetering van het weten streeft en die daarom een deel van het menschelijk weten uitmaakt« Behoudens het dogma van Hahnemann» het similia similibus, -is-
8. is de inhoud der homooopa tal sehe leer in deze integrale geneeskunde inbegrepen? het vereisoht voor den gewoon geschoolden arts slechts geringe moeite om zich in dit begrenade deel der pharmacologie te oriënteeren* De Regeering dient, naar het oordeel der Afdeeling, dus voor de
homoeopathische pharmacologie geen afzonderlijke^ leerstoel te stichten; een wetenschappelijk recht kunnen de Homoeopathen daarop niet doen gelden. Zij zou veeleer aan het wetenschappelijk karakter der uni* \rersiteit» dat zij moet handhaven» geweld aandoen, als zij voor den aandrang der homoeopathie en van haar aanhangers zou zwichten» Hamens de Afdeeling voornoemd, ^ty- / ß - *£gt*~cr**r ..Voorzitter»