de staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk
15.03.04
Nota aan de Ministerraad
Beleidsnota betreffende de veiligheidscoördinatie in de bouw
I.
INLEIDING................................................................................................................................................... 1
II.
ENKELE CIJFERGEGEVENS UIT DE BOUW .................................................................................. 2
III. HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 25 JANUARI 2001 BETREFFENDE DE VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSCOÖRDINATIE OP TIJDELIJKE OF MOBIELE BOUWPLAATSEN.......................... 2
................................................................................................................... HET NIEUWE BELEID ................................................................................................................................................................................ 2 IV. ........................................................................................................................................................................... 2 IV.1. HET VASTLEGGEN VAN DE GRENSWAARDE BENEDEN DEWELKE DE VEREENVOUDIGDE REGELGEVING TMB MAG TOEGEPAST WORDEN .......................................................................................................................... 3 IV.2. DE NIEUWE, VEREENVOUDIGDE REGELGEVING VOOR KLEINE BOUWWERKEN BENEDEN DE GRENSWAARDE .................................................................................................................................................. 43 IV.2.1. Kleine bouwwerken waarbij een architect vereist is ....................................................................... 4 IV.2.2. Kleine bouwwerken waarbij geen architect vereist is, maar die wel werkzaamheden met verhoogd gevaar inhouden............................................................................................................................................ 65 IV.2.3. Kleine bouwwerken waarbij geen architect vereist is en die geen werkzaamheden met verhoogd gevaar inhouden.............................................................................................................................. 6 IV.3. DE NALEVING VAN DE REGLEMENTERING IN DE PRAKTIJK VERBETEREN .............................................. 7 IV.3.1. De malafide VC uit de markt halen, de bonafide VC valoriseren ............................................... 7 IV.3.2. De taken van de VC verduidelijken ................................................................................................. 7 IV.3.3. De aanwezigheid van de VC op de werf vergroten ......................................................................... 7 IV.3.4. Een redelijke, aanvaardbare en transparante prijs voor veiligheidscoördinatie.......................... 87 IV.3.5. Het sensibiliseren van de werkgevers en de werknemers op de bouwwerven ................................. 8 IV.3.6. .Besluit............................................................................................................................................. 8 IV.4. DE REGELGEVING TMB VOOR DE GROTE BOUWWERKEN ..................................................................... 8 IV.4.1. Geen onderscheid meer tussen al of niet professioneel/commercieel gebruik ................................ 8 IV.4.2. Administratieve vereenvoudiging doorvoeren voor het coördinatiedagboek voor de grote bouwwerken .................................................................................................................................................. 98 IV.4.3. Het verplichten van de certificatie van de VC................................................................................. 9 IV.4.4. Het indexeren van de bedragen die in het kb TMB zijn opgenomen ............................................... 9 IV.4.5. Het opheffen van bepaalde overgangsbepalingen uit de bestaande regelgeving ............................ 9 V.
ALGEMEEN BESLUIT ........................................................................................................................... 9
I. Inleiding De reglementering tijdelijke of mobiele bouwplaatsen inzake veiligheids- en gezondheidscoördinatie (TMB) werd geschreven met als doelstelling het aantal arbeidsongevallen op de bouwwerven te verminderen en de preventie te verbeteren. De verplichting tot coördinatie heeft een positieve invloed gehad, maar in de praktijk stellen zich toch een aantal problemen. Vooral bij de eengezinswoningbouw en renovatie van woningen is het systeem een
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
1
administratieve rompslomp geworden zonder veel effect op de werkvloer. Het terugdringen van de ernstige arbeidsongevallen heeft de hoogste prioriteit (zie het actieplan FARAO voor de vermindering van het aantal arbeidsongevallen). Ook op de bouwwerven moet dit aantal verder naar omlaag. Sinds 1 mei 2001 is in België de regelgeving betreffende veiligheidscoördinatie verplicht. Deze verplichting vloeit voort uit de Europese Richtlijn 92/57/EEG van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen. De richtlijn voorziet niet dat bepaalde kleinere bouwwerken vrijgesteld kunnen worden van de verplichting tot veiligheidscoördinatie. De Europese richtlijn maakt geen onderscheid tussen grote en kleine werven. De bestaande Belgische regelgeving maakt dan ook geen fundamenteel onderscheid hierin. Het nieuwe beleid bestaat erin voor de kleine bouwwerken (o.a. voor eengezinswoningbouw en renovatie) een aparte regelgeving te voorzien die eenvoudiger, duidelijk en begrijpbaar voor de bouwer/verbouwer is en die minder papierwerk met zich mee brengt. En dit zonder afbreuk te doen aan de principes van FARAO om het aantal arbeidsongevallen op een efficiënte wijze te doen dalen en om een goed preventiebeleid in de ondernemingen te ondersteunen. Daarom zal in de nieuwe regelgeving meer de nadruk gelegd worden op de veiligheidscoördinatie i.p.v. op de persoon van de veiligheidscoördinator. Verder zullen er nog een aantal bestaande knelpunten uit de huidige regelgeving opgelost worden.
II.
Enkele cijfergegevens uit de bouw
De bouwsector heeft niet altijd een goede reputatie inzake arbeidsongevallen, en dit ondanks de maatregelen die genomen werden op het wettelijke vlak, de initiatieven van de toezichthoudende overheid, de vele positieve inspanningen van de sector zelf en het organiseren van bewustmakingscampagnes. In bijlage 1 wordt de evolutie aangegeven van het aantal arbeidsongevallen in de bouwsector tijdens de afgelopen jaren. Een aantal cijfers uit het jaar 2002 worden verder geanalyseerd om aan te geven welke vormen van ongevallen problematisch zijn in de bouw. Uit de gegevens op basis van de opgestelde pro-justitia’s van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg blijkt dat er in de periode van mei tot november 2001 (slechts 7 maanden) in België 11 dodelijke arbeidsongevallen gebeurden op bouwplaatsen. Zes van deze dodelijke slachtoffers vielen op bouwplaatsen die geen eengezinswoningen zijn, de vijf andere op bouwplaatsen van eengezinswoningen. Wie durft er nog beweren dat de risico’s “klein” zijn bij het optrekken van een doordeweekse eengezinswoning ?
III. Het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de veiligheids- en gezondheidscoördinatie op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen De Belgische wetgeving TMB vindt haar oorsprong in de Europese richtlijn 92/57/EEG betreffende de minimumvoorschriften voor veiligheid en gezondheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, die gebaseerd is op de problematische cijfers qua arbeidsongevallen in de bouw op Europees vlak. De bepalingen en de voornaamste begrippen van de Belgische regelgeving betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (kb van 25.01.2001) worden toegelicht in bijlage 2.
IV.
Het nieuwe beleid
Voorafgaand aan het uitwerken van dit nieuwe beleid vond er een breed overleg plaats tussen de beleidscel en de betrokken actoren: de bouwsector, de bevoegde administratie, de consumentenvereniging, de architectenverenigingen, de beroepsverenigingen van veiligheidscoördinatoren en de werkgevers- en werknemersorganisaties. In het nieuwe beleid wordt rekening gehouden met de resultaten van het breed overleg Uit dit overleg blijkt dat in het algemeen de betrokken actoren weinig problemen hebben met de bestaande regelgeving op zich, met uitzondering van het feit dat deze té ingewikkeld is voor o.a. de eengezinswoningbouw en renovatie. Het grote probleem is dat de regelgeving in de praktijk niet steeds gerespecteerd wordt en dat er mistoestanden gegroeid zijn. Iedereen is vragende partij om de regelgeving te vereenvoudigen en om de implementatie van de regelgeving te verbeteren.
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
2
Het nieuwe beleid bestaat daarom uit twee krachtlijnen. Een eerste krachtlijn is het vereenvoudigen van de regelgeving en dit ondermeer voor de eengezinswoningbouw en renovatie. De tweede krachtlijn is het verbeteren van de toepassing van de regelgeving in de praktijk. Daar er voor bepaalde toepassingen - vooral voor de hele kleine werkjes zoals binnenhuisdecoratie,...- verwarring bestaat over het al dan niet verplicht karakter van veiligheidscoördinatie, zal de administratie duidelijkheid over het toepassingsgebied van de regelgeving verschaffen met interpretaties en praktische voorbeelden. 1
In het nieuwe beleid wordt de bestaande regelgeving TMB opgesplitst in 2 delen: o
Vereenvoudigde, specifieke regelgeving TMB voor kleine bouwwerken;
o
Regelgeving TMB voor grote bouwwerken.
IV.1. Het vastleggen van de grenswaarde beneden vereenvoudigde regelgeving TMB mag toegepast worden
dewelke
de
Om de grens aan te geven tussen kleine en grote bouwwerken of, met andere woorden, bouwwerken die onder de nieuwe, vereenvoudigde regelgeving vallen en bouwwerken die er niet onder vallen, zou een waarde kunnen gebruikt worden uitgedrukt in een volume-eenheid (kubieke m), in een oppervlakte-eenheid (vierkante m) of in een prijseenheid (€). Elke grens heeft bepaalde voor- en nadelen qua toepasbaarheid en relevantie. Een grens vastleggen in m³ zal dikwijls aanleiding geven tot discussie en veel reken- en meetwerk (b.v. het volume onder ingewikkelde dakconstructies, discussies over het aantal m³ dat wordt aangerekend voor de tuinaanleg die deel uitmaakt van eenzelfde woningbouwproject, ...). Een grenswaarde invoeren via een kostprijs (geïndexeerd) lijkt eenvoudiger qua toepasbaarheid: het voorleggen en samentellen van prijsoffertes is gemakkelijk, duidelijk en minder vatbaar voor discussie. Kostprijs is echter een subjectieve parameter die sterk bepaald wordt door de materiaalkeuze. Bovendien is een grenswaarde uitgedrukt in geld slechts relevant voor zover er geen zwartwerk bij komt kijken. Het is niet de bedoeling zwartwerk te stimuleren om bovendien van de vereenvoudigde regelgeving TMB te kunnen profiteren. Er wordt voorgesteld om de grens vast te leggen via een oppervlakte-eenheid. Voor kleine bouwwerken, inclusief eengezinswoningbouw (en renovatie aan dergelijke woningen) waarvan de totale oppervlakte onder de grenswaarde van maximum 500 vierkante meter valt, mag de nieuwe, vereenvoudigde regelgeving TMB toegepast worden. De totale oppervlakte is de som van de totale bebouwde oppervlakte(n) van het (de) bouwwerk(en) op het terrein van de eengezinswoning. Volgende oppervlakten worden in de totale som meegeteld: de bebouwde oppervlakte van de woning (som van de oppervlakten van de verschillende niveaus zoals kelder, gelijkvloers, zolder, ...) en dit berekend tussen de buitenmuren, de oppervlakte ingenomen door de (binnen)muren zelf inbegrepen, de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen of losstaande gebouwen aan de woning zoals bv. een garage (de som van de oppervlakten van alle niveaus), een tuinhuis (de som van de oppervlakten van alle niveaus), een carport, een veranda,...Deze berekeningsmethode is eenvoudig toepasbaar en coherent met de berekeningsmethode die in België wordt opgelegd bij bouwaanvragen voor het “statistisch formulier”. Verder wordt de oppervlakte van een aangelegde vijver en een zwembad ook meegerekend. Renovatiewerken aan een eengezinswoning waarbij er niet bijgebouwd wordt (bv. een nieuw dak, nieuwe gevel, nieuwe ramen) vallen ook onder het toepassingsgebied van de nieuwe, vereenvoudigde regelgeving (voor zover het oorspronkelijke bouwwerk op zich de grenswaarde niet overschrijdt). Kleine bouwwerken voor professioneel of commercieel gebruik vallen ook onder het toepassingsgebied van de nieuwe, vereenvoudigde regelgeving. De grootte van het bouwwerk moet wel onder de grenswaarde vallen. Voor specifieke bouwplaatsen zoals bijvoorbeeld de werven van nutsbedrijven, zal later een aparte evaluatie volgen. Voor het al dan niet aanpassen van de regelgeving. De grens tussen kleine en grote bouwwerken wordt dus uitgedrukt in een oppervlakte-eenheid. De oppervlakte is echter niet noodzakelijk een maat voor de risicograad van de werkzaamheden. De eisen gesteld aan
1
Het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (B.S. 7.2.2001)
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
3
veiligheidscoördinatie moeten strenger zijn naargelang het risico groter is. Dit zal ook in de nieuwe, vereenvoudigde regelgeving ingebouwd worden (zie verder).
IV.2. De nieuwe, vereenvoudigde regelgeving voor kleine bouwwerken beneden de grenswaarde Het hoofddoel is de vermindering van het aantal (ernstige) arbeidsongevallen en het verbeteren van de preventie in de bouw. Daarom zullen de bestaande basisbeginselen en de voornaamste principes qua veiligheidscoördinatie die hun doeltreffendheid bewezen hebben, behouden blijven. Voor de kleine bouwwerken zal echter een nieuwe, aparte regelgeving uitgeschreven worden die transparant is, veel minder complex is en meerdere vereenvoudigingen of versoepelingen ten opzichte van de regelgeving voor de grote bouwwerken inhoudt. Het is duidelijk dat deze nieuwe regelgeving de Europese richtlijn respecteert. De nieuwe regelgeving en de nieuwe eisen qua veiligheidscoördinatie worden voorgesteld en beschreven in het stromingsdiagramma in bijlage 3. De voornaamste nieuwigheden hierbij zijn: o Eenvoud en transparantie van de regelgeving (stromingsdiagramma); o Versoepeling van de té strenge eisen waaraan een aannemer moet voldoen om de veiligheidscoördinatie te mogen uitoefenen; o Vereenvoudigde eisen gesteld aan de persoon die voor de veiligheidscoördinatie instaat; o Vereenvoudiging en afschaffing van bepaalde coördinatie-instrumenten (minder papierwerk en lagere kostprijs). In hetgeen volgt wordt dit verder in detail besproken.
IV.2.1. Kleine bouwwerken waarbij een architect vereist is Voor de kleine bouwwerken waarbij een architect vereist is, geldt het pad uit het stromingsdiagramma zoals weergegeven in bijlage 4. De voornaamste nieuwigheden zijn:
i.
Geïntegreerde veiligheidscoördinatie van het ontwerp van het bouwwerk
Het uitgangspunt is dat voor de kleine bouwwerken de architect de veiligheidscoördinatie bij het ontwerp verzekert. De architect mag hiervoor beroep doen op een externe veiligheidscoördinator (VC). Een belangrijke peiler in FARAO is het leggen van de basis van veiligheid tijdens de opleiding. De doelstelling is dat binnen een termijn van 5 jaar de specifieke vorming nodig om VC-ontwerp te kunnen uitoefenen, geïntegreerd zit in de basisopleiding van een architect. In samenwerking met de ministers die hiervoor bevoegd zijn en de professionele verenigingen, zal de integratie van deze materie in de basisopleiding van alle architecten overlegd worden. Op middellange termijn is het doel dat de afstuderende architecten voldoen aan de specifieke vorming vereist voor het uitoefenen van de functie van VC-ontwerp. Tijdens een overgangsperiode blijven er echter architecten op de markt die deze specifieke vorming niet gehad hebben. In samenwerking met de professionele verenigingen zullen initiatieven genomen worden (studiedagen, brochures, …) voor het vormen en het verder sensibiliseren van deze architecten voor hun uitgebreide en dwingende verplichtingen in de materie van veiligheid en preventie. Naast de aandacht voor de esthetische, technische en innoverende kwaliteiten van zijn architecturale creatie, moet de architect actief meewerken aan de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Op deze manier is de functie van VC-ontwerp volledig geïntegreerd tijdens alle fasen van het ontwerp van het bouwwerk, wordt de functie VC-ontwerp steeds verzekerd en stellen zich geen problemen meer over het preciese tijdstip van aanstellen van de VC-ontwerp.
ii.
Efficiëntere veiligheidscoördinatie van de verwezenlijking van het bouwwerk
Voor de kleine bouwwerken is het de architect die de VC-verwezenlijking aanstelt. Ofwel oefent de architect de functie van VC-verwezenlijking zelf uit (indien hij beantwoordt aan de criteria van VCverwezenlijking), ofwel besteedt hij deze taak uit aan een externe VC-verwezenlijking. Het is weerom de bedoeling om de architect te sensibiliseren voor zijn uitgebreide en dwingende verplichtingen in de materie van veiligheid en preventie.
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
4
Nieuw is dat voor de kleine bouwwerken de architect één van de betrokken aannemers in de functie van VCverwezenlijking mag aanstellen, in zoverre dat deze aannemer voldoet aan de specifieke, voor aannemers geldende criteria van VC-verwezenlijking. Volgens de huidige regelgeving is er voor aannemers die de veiligheidscoördinatie willen verzekeren, een apart regime ingebouwd. Volgens dit apart regime moet de aannemer voldoen aan een aantal criteria die qua diploma en aanvullende vorming minder streng zijn dan de criteria die gelden voor een externe veiligheidscoördinator. Maar dit apart regime is beperkt tot bouwwerken met een waarde lager dan 25.000 €. In de nieuwe regelgeving zal dit apart regime voor aannemers opgetrokken worden tot alle kleine bouwwerken (beneden een totale oppervlakte van 500 m2). De grens van 25.000 € vervalt in de nieuwe regelgeving. Voor de aannemers is vooral de ervaring doorslaggevend voor een efficiënte en doeltreffende risicopreventie. De in de huidige regelgeving gestelde eisen qua o.a. diploma zijn té hoog voor de aannemer. Dit komt neer op een gevoelige uitbreiding van de mogelijkheid voor een aannemer om de veiligheidscoördinatie te kunnen waarnemen in een veel ruimer pakket van werken. De doelstelling van FARAO vereist dan wel dat tegenover deze uitbreiding een garantie moet geplaatst worden: alleen aannemers die veilig en gezond werken mogen de coördinatie van de werken uitvoeren. Aannemers die hiervoor in aanmerking wensen te komen, zullen daartoe hun aanvraag moeten indienen bij de administratie, die hen op een lijst zal plaatsen die op de webstek van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg gepubliceerd wordt. Aannemers die gedurende de laatste vijf jaar een veroordeling hebben opgelopen om reden van overtreding van de welzijnsvoorschriften, die om deze reden een administratieve geldboete hebben moeten betalen, of die het voorwerp zijn geweest van een bevel tot stopzetting van de werken, komen niet op de lijst of zullen ervan verwijderd worden. In samenwerking met de professionele verenigingen zullen initiatieven genomen worden (studiedagen, brochures, …) om aannemers te “responsabiliseren” en te sensibiliseren voor deze veiligheidsmaterie.
iii. iii.1.
Vereenvoudigde coördinatie-instrumenten
Een vereenvoudigd veiligheids- en gezondheidsplan (VGP) i.p.v. een volledig VGP.
In de nieuwe regelgeving zal een vereenvoudigde versie van het VGP vereist worden. Het doel van het VGP is de relevante risico’s eigen aan de bouwplaats aan te geven en de daarvoor nodige preventiemaatregelen vast te leggen. De rol van de coördinator is niet om alle mogelijke risico-analyses met knip- en plakwerk samen te brengen tot een volumineus pseudo-VGP. De meerwaarde van de coördinator is dat hij op basis van de verschillende risico-analyses nagaat waar er zich problemen kunnen stellen doordat ondernemingen en/of bepaalde activiteiten gelijktijdig of opeenvolgend uitgevoerd worden. Bovendien moet hij aandacht besteden aan de risico’s eigen aan het bouwwerk, aan de risico’s eigen aan de activiteiten in de omgeving en aan de risico’s bij latere werkzaamheden aan of onderhoud van het bouwwerk. Op basis van deze vaststellingen moet hij maatregelen/afspraken vastleggen die opgenomen worden in het VGP. De klemtoon ligt op die elementen die nuttig zijn voor de coördinatie. Een volledig VGP moet 7 elementen bevatten. In het vereenvoudigde VGP wordt dit beperkt tot 4. Via een publicatieblad zal een minimale inhoud en structuur van een dergelijk VGP verspreid worden.
iii.2.
Een beperking van het postinterventiedossier (PID)
Het PID is volgens de Europese richtlijn steeds verplicht wanneer er coördinatie moet zijn. Het samenstellen van dit PID is volledig de taak van de VC. Uit evaluatie blijkt dat de privé- bouwheer in het algemeen positief is over het PID (dat o.a. alle plannen – afvoerleidingen, verwarming, elektriciteit, … - as-built bevat) en ook de andere belangen van het PID inziet (b.v. bij latere verkoop van het bouwwerk of bij eventuele ongevallen tijdens latere onderhoudswerkzaamheden). Het PID moet een “handleiding van het bouwwerk” zijn. Het PID wordt in de nieuwe regelgeving beperkt tot een beschrijving van de risicohoudende elementen (b.v. de dragende elementen, ...) van het bouwwerk en de juiste locatie van alle nutsleidingen (water, telefoon, gas, riolering, elektriciteit, ...).
iii.3.
De afschaffing van het coördinatiedagboek
De verplichting tot het aanleggen en bijhouden van een coördinatiedagboek zal geschrapt worden. Dit is een duidelijke, administratieve vereenvoudiging voor de kleine bouwwerken. In de nieuwe regelgeving zal wel een bepaling ingevoerd worden die het volgende bevat: indien de VCverwezenlijking geconfronteerd wordt met moeilijkheden of weigeringen van tussenkomende partijen om zich te regulariseren met bepaalde preventiebeginselen, rapporteert de VC-verwezenlijking dit schriftelijk aan de partij
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
5
die hem aanstelde (de architect) en aan de in gebreke zijnde partij(en)..Tevens moeten alle actoren (inclusief de werknemers) de mogelijkheid hebben om contact op te nemen met de VC. Dit moet ook geregistreerd worden. In de regelgeving zal de verplichting ingebouwd worden dat de VC de inspectie moet verwittigen wanneer één van de actoren op de bouwplaats zich niet houdt aan de afspraken vastgelegd in het VGP en zich na schriftelijke verwittiging weigert te regulariseren. In overleg met de betrokken actoren zullen de nadere regels hiervoor uitgewerkt worden.
IV.2.2. Kleine bouwwerken waarbij geen architect vereist is, maar die wel werkzaamheden met verhoogd gevaar inhouden Voor de kleine bouwwerken waarbij geen architect vereist is, maar die wel werkzaamheden met verhoogd gevaar inhouden, geldt het pad uit het stromingsdiagramma zoals weergegeven in bijlage 5. De voornaamste nieuwigheden hier zijn:
i.
Efficiëntere veiligheidscoördinatie
Voor deze bouwwerken is het de algemene aannemer, of bij ontstentenis, de eerste aannemer die de VC aanstelt en de kosten voor de veiligheidscoördinatie in zijn offerte verrekent. Nieuw is dat voor deze bouwwerken één van de betrokken aannemers de veiligheidscoördinatie kan uitoefenen, in zoverre dat deze aannemer voldoet aan de nieuwe criteria van VC (die in de huidige regelgeving slechts gelden voor bouwwerken met een waarde lager dan 25.000 €). Zie ook hogervermeld punt.
ii.
Vereenvoudigde coördinatie-instrumenten
De vereenvoudigingen qua coördinatie-instrumenten worden ook voor deze werken doorgevoerd, analoog aan hogervermeld punt.
IV.2.3. Kleine bouwwerken waarbij geen architect vereist is en die geen werkzaamheden met verhoogd gevaar inhouden Voor de kleine bouwwerken waarbij geen architect vereist is en die geen werkzaamheden met verhoogd gevaar inhouden, geldt het pad uit het stromingsdiagramma zoals weergegeven in bijlage 6. De voornaamste nieuwigheden hier zijn:
i.
Efficiëntere veiligheidscoördinatie
Voor deze bouwwerken is het de algemene aannemer, of bij ontstentenis, de eerste aannemer die de VC aanstelt en de kosten voor de veiligheidscoördinatie in zijn offerte verrekent. Nieuw is dat voor deze bouwwerken één van de betrokken aannemers de veiligheidscoördinatie kan uitoefenen op voorwaarde dat deze beschikt over een attest dat algemeen door de sector aanvaard wordt als een bewijs dat de (natuurlijke) persoon geslaagd is in een opleiding betreffende de maatregelen, de technieken en de regelgeving inzake veiligheid en gezondheid op de TMB. Een vorming die hieraan voldoet is bijvoorbeeld VCA. De filosofie van FARAO is om (ook jonge) mensen in het beroepsleven de zeer algemene preventie-aspecten bij te brengen en dit reeds tijdens hun basisopleiding. Met de voor het onderwijs bevoegde politieke overheden zal overlegd worden hoe de praktisch georiënteerde veiligheidsvorming nog beter kan geïntegreerd worden in de opleiding.
ii.
Vereenvoudigde coördinatie-instrumenten
ii.1.
Een afschaffing van het veiligheids- en gezondheidsplan (VGP)
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
6
In de nieuwe regelgeving wordt het VGP voor deze bouwwerken afgeschaft. Dit is niet in strijd met de Europese richtlijn. Het is een duidelijke, administratieve vereenvoudiging. Wel moet er een verslag opgemaakt worden met een realistische planning van de werkzaamheden en met de afspraken tussen alle betrokken partijen omtrent veiligheid en gezondheid.
ii.2.
Een beperking van het postinterventiedossier (PID)
Het PID wordt in de nieuwe regelgeving beperkt tot een beschrijving van de risicohoudende elementen (b.v. dragende elementen, ...) van het bouwwerk en de juiste locatie van alle nutsleidingen (indien relevant voor deze werken).
ii.3.
De afschaffing van het coördinatiedagboek
Idem hogervermeld punt.
IV.3. De naleving van de reglementering in de praktijk verbeteren
IV.3.1.
De malafide VC uit de markt halen, de bonafide VC valoriseren
Ingevolge de bestaande regelgeving hebben honderden personen het nieuwe beroep van VC gekozen en hebben deze daarvoor de nodige inspanningen geleverd. Spijtig genoeg bevinden er zich ook malafide personen op de markt, die de functie van VC en de regelgeving in diskrediet brengen. Ofwel voldoen zij niet aan de voorwaarden en - indien dit wel het geval zou zijn - leveren zij kwalitatief slecht werk af. Grieven vanwege het publiek zijn dan ook normaal en gerechtvaardigd. Om hierin kentering te brengen zal er in de nieuwe regelgeving een verplichting tot certificatie voor de VC ingevoegd worden. In samenwerking met de beroepsverenigingen zal een systeem van certificatie opgezet worden. Op termijn zal ook een systeem van continue bijscholing en kwaliteitsaudit opgebouwd worden.
IV.3.2. De taken van de VC verduidelijken Er zal aan de rechtstreeks betrokken actoren gevraagd worden om een typecontract en een deonthologische code uit te werken. Dit zal ruim verspreid en ter beschikking gesteld worden.
IV.3.3. De aanwezigheid van de VC op de werf vergroten De afwezigheid van de VC-verwezenlijking op de bouwwerven voor eengezinswoningen is een belangrijke oorzaak van ergernis bij het publiek. Een permanente aanwezigheid van de VC op de bouwplaats is uiteraard niet vereist, maar hij moet wel op de werf aanwezig zijn op de voor de veiligheid en gezondheid kritische momenten van het bouwproject. De nieuwe, vereenvoudigde regelgeving zal dit probleem verhelpen. Volgens de nieuwe regelgeving oefent ofwel de architect de functie van VC-verwezenlijking zelf uit, ofwel besteedt hij deze taak uit aan een externe VCverwezenlijking (functie die eventueel door een aannemer of een persoon uit het aannemersbedrijf uitgeoefend kan worden). Dit impliceert vanzelf een hogere aanwezigheidsgraad van de VC-verwezenlijking op de werf. Verder zal de regelgeving aangepast worden in de volgende zin: in het contract met de VC moet een beding ingevoegd worden dat de voor de veiligheid en gezondheid kritieke momenten van het bouwproject vaststelt. Deze kritieke momenten moeten duidelijk opgelijst worden. Tijdens en voorafgaand aan deze kritieke momenten verbindt de VC zich ertoe tenminste op de bouwwerf aanwezig te zullen zijn. De aanwezigheid van de VC dient ook gegarandeerd te worden op vraag van een van de actoren op de bouwplaats.
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
7
IV.3.4. Een redelijke, aanvaardbare en transparante prijs voor veiligheidscoördinatie De huidige honoraria van de VC lopen sterk uiteen. Voor een doeltreffende veiligheidscoördinatie zou er niet te veel concurrentie mogen bestaan op het vlak van de prijs, maar veeleer op het vlak van kwaliteit, imago en aanpak. Door het doorvoeren van de bovenvermelde beleidspunten, werken we aan deze verhoogde kwaliteit. De doelstelling, nl. het effectief doen dalen van het aantal en van de ernst van de arbeidsongevallen, blijft primeren. Om het probleem van de honoraria bij te sturen, zal aan de administratie en de consumentenverenigingen gevraagd worden statistische gegevens over de door de VC toegepaste honoraria te publiceren. De consument betaalt op de prijs van veiligheidscoördinatie een BTW-tarief van 21% en dit zowel voor nieuwbouw als voor renovatie. Hierbij kan de bedenking gemaakt worden waarom het huidige BTW-tarief van 6% op de aannemingsprijs bij renovatie ook niet mag toegepast worden op de veiligheidscoördinatie?
IV.3.5. Het sensibiliseren van de werkgevers en de werknemers op de bouwwerven Jammer genoeg krijgt de VC niet steeds de sympathie en de medewerking van de werkgevers en de werknemers op de bouwplaats (hoewel de regelgeving TMB vooral bedoeld is om hen te beschermen). Zij ervaren de aanwezigheid van de VC niet steeds als een steun, maar eerder als een vingerwijzende, politionele figuur. Een parallel probleem is dat er nog steeds werknemers zijn die de collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen niet gebruiken die zij ter beschikking krijgen van hun werkgever, in de eerste plaats omdat de werkgever hen niet de nodige omkadering geeft om het gebruik van deze middelen te stimuleren. Veilig werken wordt voor een belangrijk deel bepaald door het gedrag van zowel de werkgevers als werknemers. Via de gepaste communicatietechnieken moet veiligheid en gezondheid voor deze partijen een “bespreekbaar” onderwerp worden. Dit gaan we in samenwerking met de actoren aanpakken via de beroepsvorming (scholing) in FARAO en via een gerichte sensibiliseringscampagne.
IV.3.6. .Besluit De kleine bouwwerken waaronder de nieuwbouw en renovatie van eengezinswoningen, vallen onder de nieuwe, vereenvoudigde regelgeving TMB. De opdrachtgever is in dit geval meestal geen deskundige in bouwregelgeving, noch in veiligheids- en gezondheidsmaterie. Zonder in te boeten op het hoofddoel - het verminderen van het aantal (ernstige) arbeidsongevallen en het verbeteren van de preventie in de bouw – zal de nieuwe, vereenvoudigde regelgeving hiermee rekening houden. Er wordt dus speciale aandacht besteed aan eenvoud, leesbaarheid en transparantie. Door bij de kleine bouwwerken de architect en de aannemer te stimuleren om de veiligheidscoördinatie op zich te nemen, blijven de klassieke bouwpartners waken over de veiligheid, zonder dat er een externe persoon aan te pas moet komen. Indien goed ingevuld is deze toestand efficiënt naar werking en kosten toe. Verder brengt de nieuwe regelgeving geen administratieve overlast met zich mee. Het nieuwe beleid pakt buiten de regelgeving ook een aantal bestaande knelpunten en wantoestanden op het terrein aan.
IV.4.
De regelgeving TMB voor de grote bouwwerken
Hierboven werd de vereenvoudigde, specifieke regelgeving TMB voor kleine bouwwerken (met o.a. nieuwbouw en renovatie van eengezinswoningen) uiteengezet. Deze mag toegepast worden voor zover dat de totale oppervlakte van het (de) bouwwerk(en) onder de grenswaarde van maximum 500 vierkante meter valt. Vooral op de grote werven en bij de uitvoering van grote en complexe projecten, is het principe van de veiligheidscoördinatie inmiddels goed ingeburgerd en heeft dit principe haar nut bewezen. Daarom blijft de bestaande regelgeving behouden voor de grote bouwwerken, op volgende wijzigingen (in de zin van verbeteringen of vereenvoudigingen) na:
IV.4.1. Geen onderscheid meer tussen al of niet professioneel/commercieel gebruik Het in de huidige regelgeving bestaande onderscheid tussen bouwwerken al of niet bestemd voor (gedeeltelijk) professioneel of (gedeeltelijk) commercieel gebruik, zal wegvallen.
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
8
Een vereenvoudiging zal zijn dat het voor de grote bouwwerken steeds de opdrachtgever is die de veiligheidscoördinator(en) moet aanwijzen.
IV.4.2. Administratieve vereenvoudiging doorvoeren voor het coördinatiedagboek voor de grote bouwwerken De bestaande regelgeving TMB bepaalt dat de VC het coördinatiedagboek moet bijhouden en dat, op genummerde bladzijden, de gegevens en aantekeningen vermeld moeten worden betreffende de coördinatie en gebeurtenissen op de bouwplaats. Volgens de betrokken actoren strookt dit systeem (de verplichting van de genummerde bladzijden) niet met de werfrealiteit en -praktijk. In het nieuwe beleid blijft de verplichting tot het aanleggen en het bijhouden van het coördinatiedagboek enkel behouden voor de grote bouwwerken. Om het knelpunt op te lossen zal in overleg met de actoren gezocht worden naar een alternatief, equivalent systeem dat toelaat de gegevens te reproduceren en te verhinderen dat gegevens ongemerkt verwijderd kunnen worden.
IV.4.3. Het verplichten van de certificatie van de VC Cfr supra.
IV.4.4. Het indexeren van de bedragen die in het kb TMB zijn opgenomen Om de prijsevoluties te volgen, zullen de bedragen uit het koninklijk besluit TMB aan de index aangepast worden.
IV.4.5. Het opheffen van bepaalde overgangsbepalingen uit de bestaande regelgeving Het kb van 25.01.2001 bevat overgangsmaatregelen voor o.a. het uitsluiten uit de regelgeving van tijdelijke en mobiele bouwplaatsen waarvan de verwezenlijking een aanvang genomen heeft vóór 1 mei 2001. Dergelijke bepalingen kunnen nu opgeheven worden.
V.
Algemeen besluit
Het nieuwe beleid voorziet voor de kleine bouwwerken (waaronder de nieuwbouw en de renovatie van eengezinswoningen) een aparte regelgeving die eenvoudiger, duidelijk en begrijpbaar voor de bouwer/verbouwer is en die minder papierwerk met zich mee brengt. En dit zonder afbreuk te doen aan de principes van FARAO om het aantal arbeidsongevallen op een efficiënte wijze te doen dalen. Bovendien pakt het nieuwe beleid bestaande knelpunten uit de huidige regelgeving aan. De huidige regelgeving wordt in de nieuwbouw en renovatie van eengezinswoningen niet steeds nageleefd, o.a. doordat er onvoldoende gecontroleerd en gesanctioneerd wordt. Het nieuwe beleid voorziet in een regelgeving die fel vereenvoudigd wordt, maar waarbij er wel kordater opgetreden zal worden bij niet naleving van deze reglementering. In de toekomst zal een specifieke inspectiecampagne, gekoppeld aan een mediacampagne, georganiseerd worden om de toestand op de bouwwerven qua veiligheid en gezondheid gericht te inspecteren. De acties van de inspectiediensten zullen op voorhand publiekelijk aangekondigd worden. De bouwwerven weten dan wanneer ze een inspectiebezoek mogen verwachten. Indien nodig zal er gesanctioneerd worden. De resultaten van deze inspectiecampagne zullen gebruikt worden om de doeltreffendheid van het nieuwe beleid en de nieuwe regelgeving TMB te evalueren. De echte veiligheid wordt echter waargemaakt op de bouwwerven zelf. Veiligheid en preventie is immers een taak op allen die op een bouwwerf taken uitvoeren. In het kader van FARAO gaat de bouwsector geresponsabiliseerd worden om het aantal (ernstige) arbeidsongevallen te doen dalen en de preventie te verbeteren. Er zal aan de paritaire comités gevraagd worden om zelf preventiecharters uit te werken waarin ze prioriteiten, doelstellingen, een strategie en evaluatiecriteria vastleggen.
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
9
Kathleen Van Brempt Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk
Wetstraat 62 – 1040 Brussel – tel.: 02 238 28 11 – fax : 02 230 38 95
10